HG2020_6

Page 22

Gooische lustoorden beroemde klavecinist opgegroeid. Zijn vader was een rijke fabrikant en liet op dit landgoed in 1930 een grote villa in Engelse cottage-stijl bouwen. GOOILUST

Dan komen we bij de lange oprijlaan van Gooilust. Lang was dit alleen agrarisch gebied, maar in 1779 liet Gerrit Corver Hooft het landhuis bouwen waar later het echtpaar Blaauw-Six in trok, over wie we het al eerder hadden. TROMPENBURGH

Schaap en Burgh.

Stenen brug over ’s-Gravelandse Vaart uit 1699.

Buitenplaats op Cannenburgerweg.

HOLLANDS Glorie

De laatste parel aan de snoer buitenplaatsen. Toen het enige jaren in bezit was van het Rijksmuseum kon het af en toe bezichtigd worden, nu kun je alleen nog maar naar de buitenkant kijken. Maar die is dan ook wonderschoon. Begin 17de eeuw stond hier het huis Hoge Dreuvik, dat op 2 februari 1673 door het Franse leger in brand werd gestoken. In 1675 kreeg admiraal Cornelis Tromp het stuk land in bezit en liet er een ‘door water omringd nieuw gebouw met koepelzaal optrekken’. Het kreeg de naam Syllisburg, genoemd naar de adellijke titel ‘Graaf van Syllisburg’ die Tromp in 1676 van de Deense koning Christiaan V kreeg voor zijn hulp aan de Denen in de strijd tegen Zweden. De latere eigenaar, de Amsterdamse doopsgezinde koopman Jacob Roeters, gaf het landhuis de naam Trompenburgh. Als het in 1904 op een veiling komt koopt buurman Frans Blaauw het landgoed en verhuurt het vooral aan kunstenaars, zoals de schilder Johann Wilhelm Kaiser en de schrijver Jacob van Lennep.

OPENBAAR BEZIT Dan zijn we terug bij de man die door het kwistig gebruik van de portemonnee van zijn vrouw Louise Digna Catharina Six er uiteindelijk voor heeft gezorgd dat bijna al die kapitale landgoederen van de happy few uit de 17de eeuw nu allemaal openbaar bezit zijn. Door de eeuwen heen hebben de buitenplaatsen het aanzien van het dorp bepaald. De herenhuizen werden gebouwd aan de oostkant van het dorp, de arbeiderswoningen aan de vaart. De bewoners van de buitenplaatsen woonden ’s zomers in ’s-Graveland en ’s winters in de stad. Voor de hulpen in de huishouding was er dan nauwelijks werk. Omdat het water in ’s-Graveland erg zacht is, zetten de vrouwen in de zomermaanden een wasserij-industrie op. Zo konden zij wat extra’s verdienen voor de winter. Later stuurden schippers zelfs vanuit Amsterdam hun was. In 1658 vestigden zich enkele lakenwevers in het dorp. De laatste lakenweverij was gevestigd in het Het Wapen van Amsterdam. Onder die naam werd het later een restaurant. Nu heet het Vlaar, naar de eigenaar die er in betere tijden achter de kachel staat. Het is jammer voor de oma en haar kleinkinderen, maar ook zij mag dit schoons niet alleen voor zichzelf houden. Aan ons allen, eenvoudige burgers, is deze rijkdom toegekomen. �


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.