London Philharmonic Orchestra

za 20 september 2025
20.00 Concertzaal
19.15 Inleiding door Mark Delaere
London Philharmonic Orchestra: orkest
Natalia Ponomarchuk: dirigent
Dmytro Udovychenko: viool
Boris Lyatoshinsky (1895-1968) Grazhyna, opus 58 (1955)
Alban Berg (1885-1935)
Vioolconcerto ‘dem Andenken eines Engels’ (1935)
–Andante – Allegretto
–Allegro – Adagio
pauze
Frederik Neyrinck (1985)
Vijf Patronen (2025) (creatieopdracht Concertgebouw Brugge)
Jean Sibelius (1865-1957)
Symfonie nr. 5 in Es, opus 82 (1915)
– Tempo moderato assai
– Allegro commodo
– Andante mosso
– Allegro commodo – Largamente molto
MUZIEK
Wist je dat je vanaf seizoen 2025/26 vóór elk concert in de Concertzaal al van een glaasje kan geniet op de Foyer parterre? Zo kan je rustig even acclimatiseren of bijpraten met je gezelschap nog voor de voorstelling start.
Traditie en vernieuwing zijn allebei belangrijk in het maken en beleven van kunst. Traditie zorgt voor vaste grond onder de voeten: wat in het verleden al tot uitstekende resultaten leidde, houdt de belofte in dat het dit opnieuw zal doen. Herkenbaarheid is comfortabel, zowel voor componist als luisteraar. Daar schuilt tegelijkertijd een risico in. Als de voorspelbaarheid te groot wordt, ligt verveling op de loer. Daarnaast kunnen makers nog andere beweegredenen hebben om nieuwe paden te verkennen. Kunstenaars evolueren, al dan niet ten gevolge van maatschappelijke en culturele veranderingen die ze in hun werk willen reflecteren. Ze scheppen werken die relevant zijn voor onze tijd. Zo zijn de mogelijkheden van Artificial Intelligence tegenwoordig quasi onbeperkt, en de uitdagingen en risico’s zijn navenant. Hoe gaan we daarmee om, ook in de kunst? Je kan deze vraag stellen of ze negeren.
Tussen twee werelden
Dit concert bevat werk van twee componisten die expliciet een keuze hebben gemaakt tussen traditie en vernieuwing, en die daar allebei, elk op hun manier, mee geworsteld hebben. Nadat Jean Sibelius twee symfonieën had geschreven die dicht aanleunen bij Pyotr Il’yich Tchaikovsky, werd hij rond 1909 niet ongevoelig voor de vernieuwingen die Richard Strauss, Arnold Schönberg of Igor Stravinsky op dat moment doorvoerden in de muziek. Dit resulteerde in de Vierde symfonie, opus 63 (1909-1911), Sibelius’ meest dissonante werk tot dan toe. Daar zijn nog enkele sporen van te vinden in zijn Vijfde symfonie, opus 82 (1914-1915). Tegelijkertijd besefte Sibelius dat hij niet zover kon of wilde gaan als Schönberg of Stravinsky in hun vernieuwing van de harmonische en ritmische taal. Zijn herwerkingen van de Vijfde symfonie uit 1916 en 1919 waren er dan ook op gericht dit werk opnieuw dichter te laten aansluiten op de 19e-eeuwse symfonische muziek.
– Sibelius en Lyatoshinsky vertrekken vanuit muzikale traditie en laten vernieuwing toe, Berg en Neyrinck belichamen het tegenovergestelde standpunt.
– Alban Bergs Vioolconcerto mag dan al atypisch zijn, het is dankzij de prachtige melodieën ook een van de mooiste en ontroerendste in het genre.
– Sibelius integreerde in zijn Vijfde symfonie het traditionele scherzo in het openingsdeel, en experimenteerde zo met de vorm, hoewel de symfonie wel past in de 19e- eeuwse klanktraditie.
Boris Lyatoshinsky ondervond aan den lijve hoe ook externe politieke factoren een rol spelen in de keuze tussen traditie en vernieuwing. Zoals elke componist in de Sovjet-Unie moest hij zich voegen naar het socialistisch realisme, zowat de meest conservatieve en beknottende esthetische doctrine. Hij deed dat met succes, anders valt je niet tot tweemaal toe de Stalin-Prijs te beurt of word je geen leraar aan het Conservatorium van Moskou. Net als Dmitry Shostakovich probeerde hij toch wat vernieuwende elementen in zijn werk te smokkelen, al was voorzichtigheid steeds geboden. Eens te meer blijkt hieruit hoe totalitaire regimes geen enkele vorm van innovatie tolereren in de kunst.
In de nieuwe wereld
Voor Alban Berg en Frederik Neyrinck is vernieuwing vanzelfsprekend. Toch zijn ze beiden ook sterk in de traditie geworteld. Berg omarmt bijvoorbeeld de dodecafonie, de compositietechniek die vanaf 1923 een alternatief biedt voor de tonaliteit. Tegelijkertijd onderzoekt hij de rekbaarheid van deze techniek door er allusies op, of herinneringen aan de tonaliteit in op te nemen. Neyrinck maakt volop gebruik van het klankenpalet dat in het muzikale modernisme tot stand kwam. Hij transponeert die nieuwe kleuren van het gebruikelijke ‘ensemble voor nieuwe muziek’ naar de eerder behoudende context van het symfonieorkest. Anderzijds houdt hij wel vast aan andere conventies van de symfonische muziek zoals vormgeving en melodievoering.
Ten strijde
Het symfonisch gedicht Grazhyna, opus 58 (1955) van de Oekraïense componist Boris Lyatoshinsky is gebaseerd op het gelijknamige gedicht uit 1822 van de Poolse dichter Adam Mickiewicz. Door zijn familiale achtergrond en woonplaats in een deel van Oekraïne waar veel Poolstaligen wonen, had Lyatoshinsky een grote affiniteit met de Poolse cultuur. Het verhalend gedicht evoceert de heldhaftige strijd van de Litouwse legeraanvoerster Grazyna tegen de middeleeuwse Duitse ridderorden. De muziek klinkt navenant heroïsch, een eigenschap die door de Sovjet-autoriteiten doorgaans toegejuicht werd, tenminste als het om de ‘juiste’ strijd ging. Tien jaar na de overwinning op nazi-Duitsland mocht dit geen probleem zijn. De heroïek krijgt muzikale gestalte in luide
klankvolumes, overwicht van koperblazers en slagwerk en marsritmes, inclusief een passage ‘alla marcia funebre’. Deze muzikale strijd wordt voorafgegaan en gevolgd door een lage, trage en ingetogen passage met een opvallende rol voor de Engelse hoorn.
Ter nagedachtenis van een engel
Alban Berg was zo getroffen door het overlijden van de 18-jarige dochter van Alma Mahler en Walter Gropius dat hij de compositie van zijn opera Lulu onderbrak voor het schrijven van dit gedachteniswerk. Die aanleiding verklaart de integratie van een Karinthisch volksliedje in het scherzo, en het Bach-koraal Es ist genug in het afsluitende adagio. In die context zou overdreven virtuoos vertoon misplaatst zijn. Bergs Vioolconcerto mag dus wel atypisch zijn, maar dankzij de prachtige melodieën is het ook een van de mooiste en ontroerendste in het genre.
Hoor hoe in het eerste van Neyrincks Vijf Patronen een melodie ontstaat door verlenging en beklemtoning van enkele noten uit een begeleidingspatroon. #deeplistening
Vijf Patronen
Frederik Neyrinck kreeg van het Concertgebouw Brugge de spannende en eervolle opdracht om een werk te componeren voor het London Philharmonic Orchestra. De titel Vijf Patronen (2025) heeft betrekking op de vijf secties met verschillend karakter en tempo die in het werk te horen zijn. Het werk bestaat uit een doorlopende beweging, maar er zijn inderdaad vijf secties in te onderscheiden, die grosso modo corresponderen met een expositie, een scherzo met de typische maatwisselingen en ritmische accenten, een fascinerende klankkleurstudie als langzame beweging, een reprise en een coda. Elke sectie wordt gedomineerd door een of twee melodieën die zich langzaam vormen uit de orkestklank. De openingssectie begint bijvoorbeeld met een lichtvoetig ‘perpetuum mobile’, een doorlopende snelle beweging. Enkele tonen hieruit krijgen langzamerhand een groter belang door een accent, langere ritmische waarde of dynamische beklemtoning: zo klinkt de geboorte van een melodie.
Vandaag horen we de eerste versie (1915) van Sibelius’ Vijfde symfonie. Die bevat dus nog enkele restanten van een meer geavanceerde harmonie. Sibelius zou die scherpere kantjes in latere herwerkingen afvijlen, om zo dichter bij het idioom van de romantische symfonie te blijven. Opvallender is dat hij het scherzo bovendien zou integreren in het openingsdeel, en de vierdelige symfonie die we vandaag beluisteren zo zou reduceren tot een driedelig werkstuk. Dat experiment zou uiteindelijk culmineren in zijn Zevende en laatste symfonie, waarin alle delen samengevoegd zijn tot één doorlopend geheel. Ook wanneer je aansluit bij een traditioneel, 19e-eeuws klankidioom, kan je dus experimenteel te werk gaan, in dit geval dus op vlak van de symfonische vorm.
Mark Delaere
wo 10 sep 2025 - zo 04 jan 2026
Speciaal voor seizoen 25/26 van het Concertgebouw, dat in het teken staat van liefde en relaties, creëerde de Brusselse fotograaf en beeldend kunstenaar Julie Calbert een fotoreeks die liefde zichtbaar maakt in gebaren, beweging en lichaamstaal. Ze fotografeerde hiervoor zes dansers uit Brugge en omstreken op de Brugse Vesten. Liefde verschijnt in al haar meervoudigheid: van zichtbare verbinding en aantrekking tot conflict en onevenwicht. In haar foto’s, installaties en sculpturen focust Calbert op de relatie tussen geheugen, lichaam, beweging en omgeving en experimenteert ze met veranderingen, herhalingen en afdrukken in haar beelden.
Bekijk de expo voor of na een voorstelling of op het Concertgebouw Circuit.
zo 21 september 2025
15.00 Concertzaal
14.15 Inleiding door Annelies Andries
London Philharmonic Orchestra: orkest
Natalia Ponomarchuk: dirigent
Alexander Melnikov: piano (Chris Maene straight strung)
—
Fanny Hensel-Mendelssohn (1805-1847)
Ouverture in C (1832)
Clara Wieck-Schumann (1819-1896)
Pianoconcerto in a, opus 7 (1833-1835)
I. Allegro maestoso
II. Romanze
III. Finale MUZIEK
Robert Schumann (1810-1856)
Pianoconcerto in a, opus 54 (1841-1845)
I. Allegro affettuoso
II. Intermezzo
III. Allegro vivace pauze
Felix Mendelssohn (1809-1847)
Symfonie nr. 3 in a, ‘die Schottische’, opus 56 (1841-1842)
I. Introduction. Andante con motoAllegro un poco agitato
II. Scherzo. Vivace non troppo
III. Adagio
IV. Finale guerriero. Allegro vivacissimoAllegro maestoso assai
Een concert uit de met steun van
Een kleine wereld
Met broer en zus Mendelssohn en man en vrouw Schumann brengt dit concert vier grote namen samen uit het Duitse muziekleven van de jaren 1830 en 1840. Zij waren geen vreemden voor elkaar. Clara Wieck (1819-1896) groeide op in Leipzig, waar Felix Mendelssohn (18091847) in 1835 muziekdirecteur werd van het beroemde Gewandhaus Orchester. Datzelfde jaar dirigeerde hij haar Pianoconcerto in a, opus 7, met de 16-jarige componist aan het klavier. In 1828 leerde zij Robert Schumann (1810-1856) kennen die les nam bij haar vader en waarmee ze in 1840 trouwde. Felix’ zus, Fanny Hensel (geboren Mendelssohn, 1805-1847), leerde de Schumanns pas persoonlijk kennen in 1843 bij een bezoek aan Leipzig. Datzelfde jaar, pende Robert een lovende recensie van Felix’ Symfonie in a, opus 56 – de naam ‘de Schotse’ is apocrief. Enkele jaren later, in 1846, ging onder de baton van Felix ook Roberts Pianoconcerto in a, opus 54, in première, opnieuw met Clara aan het klavier. In 1847 deelden de families hun laatste gezamenlijke muzikale momenten tijdens een bezoek van de Schumanns aan Berlijn. De dood van Fanny en Felix later dat jaar trof hen hard.
Tussen privé en publiek
Van deze vier componisten stond Fanny het minst in de belangstelling. Voor een vrouw uit de hogere klasse kon muziek immers niet meer dan een bijzaak zijn. Ze trad vooral op in huisconcerten en werd ontraden haar muziek te publiceren. Bijgevolg schreef ze veel voor kleinere bezettingen. De Ouverture in C is haar enige orkestwerk. In tegenstelling tot de vele publieke concerten met haar broers symfonische werk, werd dit stuk maar eenmalig in 1834 in familiale kring uitgevoerd. Als dochter uit de burgerlijke middenklasse had Clara meer
–
In de symfonische muziek van zus en broer Mendelssohn worden poëtische beelden verklankt op ingetogen, sombere, en uitbundige manier.
– Het virtuoze spel van de pianist, soms in dialoog met solo’s uit het orkest staat centraal in de concerto’s van het echtpaar Schumann.
– Zowel de Mendelssohns als de Schumanns zoeken naar samenhang in meerdelige werken door pauzes achterwege te laten en thema’s terug te laten komen.
opties. Van jongs af aan had ze als wonderkind een deel van het familiale inkomen verdiend. Naast het bestieren van het huishouden (de voornaamste taak van een vrouw volgens Robert) werd ze als professioneel pianist de belangrijkste kostwinner in het gezin omwille van de gezondheidsproblemen van haar man. Toch trok ook zij haar compositorisch talent vaak in twijfel en ging zich uiteindelijk alsmaar meer op het promoten van Roberts muziek richten. In 1849 schreef ze: ‘vrouwen verraden zichzelf altijd in hun composities, dit geldt zowel voor mezelf als voor anderen’.
‘Vrouwen verraden zichzelf altijd in hun composities, dit geldt zowel voor mezelf als voor anderen.’
Muzikale dialogen
Zulke patriarchale ideologieën beperkten de mogelijkheden voor componerende vrouwen. Dit neemt niet weg dat de briefwisselingen en dagboeken van deze vier componisten getuigen van hechte vriendschappen en wederzijdse steun. Ze inspireerden elkaar al zoekende naar een balans tussen afwisseling en eenheid, vernieuwing en traditie, compositorische en instrumentale virtuositeit, muzikale of buitenmuzikale logica. Fanny’s Ouverture in C (1832) refereert aan haar broers ouverture Meeresstille und glückliche Fahrt, opus 27 (1828). Met vrolijke, staccato melodieën en hoornfanfares wordt in beide werken een feestelijke atmosfeer opgeroepen, terwijl een dwarsfluitsolo de overgang tussen de trage inleiding en het allegro markeert. Daarnaast doen de luide accenten en gefragmenteerde muziek in het midden van beide composities aan een storm denken. In hun Pianoconcerti in a experimenteren Clara (1832-1835) en Robert (1841-1845) met het creëren van een gevoel van eenheid. De composities ontstonden beide vanuit eendelige werken die uitgebreid werden tot de gebruikelijke drie delen. Clara laat de delen zonder duidelijke cesuur in elkaar doorlopen, maar geeft ze wel een eigen karakter. Net zoals in de laatste pianoconcerti van Ludwig van Beethoven treedt de piano vanaf het begin in dialoog met het orkest. Opvallend is dat ook orkestinstrumenten solorollen krijgen: in het tweede deel, getiteld Romanze, gaat de cello een lyrisch duet aan met de piano. In Roberts concerto is deze dialoog tussen instrumenten eveneens cruciaal, bovendien krijgt deze een buitenmuzikale associatie. Het eerste deel verklankt een conflict tussen zijn twee alter ego’s: de onstuimige, extraverte Florestan krijgt een stormachtige, dalende frase voor de piano, terwijl hij de melancholische, introverte
Eusebius een lyrisch thema voor de hobo geeft. Het lyrische tweede deel is niet zo experimenteel als dat van Clara: het hele orkest speelt een kort cellothema en converseert met de piano in een eerder begeleidende rol. Aan het einde van dit deel leidt een transitie gebaseerd op het Eusebius-thema zonder pauze naar het virtuoze laatste deel.
Zulke thematische verwijzingen zijn nog meer uitgewerkt in Felix’ Symfonie in a, opus 56 (1842). Een bezoek in 1829 aan de ruïne van Holyrood Chapel, waar hij dacht dat Mary tot Schotse koningin gekroond was, inspireerde het ballade-achtige openingsthema. Veel motivisch materiaal is hiervan afgeleid, toch krijgt elk deel een eigen karakter: een somber eerste deel gaat over in een levendig volksachtig deuntje. In het derde deel wisselt melancholie af met hoop en mondt uit in een uitbundige, volksdansachtige finale. Het slot keert terug naar het openingsthema, maar getransformeerd in majesteuze, hymne-achtige stijl zodat het origineel overstegen wordt en een sublieme ervaring opgeroepen wordt.
Annelies Andries
Naast de piano hebben ook orkestinstrumenten solo-ambities in dit concert. Hoor hoe de cello passievol zingt in de Romanze uit Clara’s concerto. In het andante espressivo uit Roberts concerto treden de klarinet, dwarsfluit en cello op voorgrond terwijl de piano begeleidt. #deeplistening
concertmeester
Pieter Schoeman
eerste viool
Lasma Taimina
Minn Majoe
Katalin Varnagy
Martin Höhmann
Yang Zhang
Beatriz Carbonell
Rebecca Dinning
Amanda Smith
Rasa Zukauskaite
Alice Apreda Howell
Jamie Hutchinson
Alice Hall*
Tayfun Bomboz*
tweede viool
Tania Mazzetti
Emma Oldfield
Claudia Tarrant-Matthews
Ashley Stevens
Fiona Higham
Sophie Phillips
Kate Birchall
Marie-Anne Mairesse
Nancy Elan
Nynke Hijlkema
Sioni Williams*
Kate Cole*
altviool
Benjamin Roskams
James Heron*
Lourenço Macedo Sampaio*
Laura Vallejo
Martin Wray
Lucia Ortiz Sauco
Benedetto Pollani
Michelle Bruil
Richard Cookson*
Kate De Campos*
cello
Kristina Blaumane
Henry Shapard
Waynne Kwon
David Lale
Francis Bucknall
Leo Melvin
Iain Ward*
Hee Yeon Cho*
contrabas
Kevin Rundell
Sebastian Pennar
George Peniston
Tom Walley
Laura Murphy
Charlotte Kerbegian*
fluit
Juliette Bausor
Daniel Shao
piccolo
Stewart McIlwham*
hobo
Ian Hardwick
Alice Munday
Engelse hoorn
Sue Böhling*
klarinet
Benjamin Mellefont
Thomas Watmough
Martin Robertson*
basklarinet
Paul Richards*
altsaxofoon
Martin Robertson*
fagot
Jonathan Davies
Helen Storey
contrafagot
Simon Estell*
hoorn
John Ryan
Martin Hobbs
Mark Vines
Gareth Mollison
William Scotland
trompet
Tom Nielsen
Anne McAneney
Tom Watts*
trombone
Mark Templeton*
David Whitehouse*
bastrombone
Lyndon Meredith
tuba
Lee Tsarmaklis*
pauken
Marney O’Sullivan
percussie
Karen Hutt*
Oliver Yates*
Feargus Brennan*
harp
Sue Blair*
* enkel op 20 september
Het London Philharmonic Orchestra (UK) is een van de meest vooraanstaande orkesten in het Verenigd Koninkrijk en daarbuiten. Het orkest zit nooit stil: met concerten, opnames van filmsoundtracks, cd-releases op zijn eigen platenlabel en activiteiten voor families, scholen en doelgroepen bereikt het elk jaar weer een enorm publiek. Met meer dan 15 miljoen maandelijkse luisteraars is LPO het meest gestreamde orkest wereldwijd. London Philharmonic Orchestra heeft zijn thuisbasis in de Royal Festival Hall in Londen. De Britse dirigent Thomas Beecham richtte het orkest op in 1932, en zeven jaar later kreeg het orkest zelfbestuur, zodat organisatorische beslissingen in eigen handen lagen. Belangrijke dirigenten die al op de bok stonden zijn Adrian Boult, Bernard Haitink, Georg Solti en Kurt Masur. Edward Gardner is sinds 2021 chefdirigent, met Karina Canellakis als huidige eerste gastdirigent en Sir George Benjamin als composer-in-residence.
Natalia Ponomarchuk (UA), een van de meest vooraanstaande orkestdirigenten van Oekraïne, werd in 2018 chef-dirigent van het Kiev Kamerorkest. Ze staat bekend om haar emotioneel geladen interpretaties en dynamische podiumpresentatie. Natalia woont in Londen, maar reist regelmatig terug naar Kiev, bovenop haar optredens met orkesten zoals het BBC Symphony Orchestra, het Berlin Radio Symphony Orchestra, het Calgary Philharmonic Orchestra, het Orchestre National des Pays de la Loire, het Enescu Philharmonic Orchestra in Boekarest, het Danish Philharmonic Orchestra en I Pomeriggi Milano. Ze studeerde orkestdirectie aan de Nationale Muziekacademie van Oekraïne en werd in 2001 benoemd tot ‘Geëerd Kunstenaar van Oekraïne’.
De Oekraïense violist Dmytro Udovychenko (UA) speelt al muziek sinds zijn vijfde. Hij volgde zijn opleiding aan de Kharkiv Specialized Music Boarding School onder Ludmila Varenina en aan de Folkwang University of the Arts in Essen onder Boris Garlitsky. Hij perfectioneerde zijn vaardigheden in masterclasses bij verschillende docenten. In 2022 werd hij toegelaten tot de klas van Christian Tetzlaff aan de Kronberg Academie. Dmytro Udovychenko won het Heifetz Concours in Vilnius, het Odessa Concours en het Andrea Postacchini Concours in Fermo. In 2018 won hij de tweede juryprijs, de publieksprijs en de ‘Internet Community’-prijs op het Josef Joachim Concours in Hannover. In 2024 behaalde hij de eerste prijs op de Koningin Elisabethwedstrijd, de derde prijs op de Sibeliuswedstrijd en de eerste prijs op de Concours van Singapore en Montréal.
Alexander Melnikov (RU) werd opgeleid aan het Conservatorium van Moskou en staat bekend om zijn originele muzikale keuzes en expertise in historisch geïnformeerde uitvoeringen. Hij werkte samen met toporkesten zoals het Concertgebouworkest en het Gewandhausorchester Leipzig en maakte meerdere gelauwerde opnames, waaronder de complete Beethoven-sonates met Isabelle Faust. Zijn discografie omvat werken van onder anderen Shostakovich, Brahms en Prokofiev.
Close Connections
Het concert van vanavond maakt deel uit van Close Connections. Dat is het samenwerkingsverband van Concertgebouw Brugge met drie internationale toporkesten: London Philharmonic Orchestra, Rotterdams Philharmonisch Orkest en GürzenichOrchester Köln. Het is een duidelijke keuze voor duurzaamheid – verplaatsingen gebeuren met de bus of de trein – en artistieke ontwikkeling, van gezamenlijke creatieopdrachten tot meerdaagse residenties in Brugge.
Lees er meer over op concertgebouw.be/closeconnections
zo 28 sep 2025
15.00 Concertzaal
Droom weg bij vergeten Tsjechische muzikale parels in deze bijzondere visuele voorstelling. Pianist Severin von Eckardstein zit in een landschap van bewegende stof, omringd door de sfeervolle videobeelden van Lise Bruyneel. Leoš Janáčeks meeslepende muziek doet denken aan de dood, aan vergeten graven, voorgevoelens en tranen. Josef Suks zachte zomerimpressies roepen herinneringen op aan zwoele avonden met zwaluwgekwetter.
za 11 okt 2025
20.00 Concertzaal
Schumann & Weber
Net als Beethoven, held van alle romantici, schreef Robert Schumann een reeks symfonieën en concerti voor piano, viool en cello. Zowel zijn Tweede symfonie als het Celloconcerto zette hij in enkele weken tijd op papier. Marie-Elisabeth Hecker liet zich recent opmerken met haar temperamentvolle opnames van Elgar, Schubert en Brahms. En ook in dit late meesterwerk van Schumann laat ze haar liefde voor het romantische concerto de vrije loop.
Laat weten wat je van de voorstelling vond met #concertgebouwbrugge
Info & tickets +32 (0)78 15 20 20 — In&Uit: ‘t Zand 34, Brugge concertgebouw.be