9 minute read

Zoogdieren in de buurt

Next Article
Monitoring

Monitoring

De bever,

Advertisement

ons grootste knaagdier

In de voorgaande artikels in onze serie over zoogdieren in de buurt zijn twee dieren aan bod gekomen die, elk in hun biotoop, de rol van absolute toppredator mogen opeisen: de ott er in visrijke wateren en de boommarter hoog in de boomtoppen van onze bossen. Tijd om eens te kijken naar een dier uit het wat ‘knuff elbare’ segment van de planteneters. En we starten met een kanjer: de bever (Castor fi ber). Johan Neegers & Michiel Cornelis

De bever is met zijn kop–romplengte tot 100 cm het grootste knaagdier van Europa, en één van de grootste knaagdieren ter wereld. Aan zijn uiterlijk zie je duidelijk dat het dier goed is aangepast aan het leven in het water. Tussen zijn achtertenen zitten zwemvliezen, en zijn platte, geschubde staart gebruikt hij om te sturen en op het water te slaan, om bij gevaar zijn soortgenoten te waarschuwen. Vrouwtjes hebben vaak een langere en smallere staart dan de mannetjes. De gemiddelde lengte van de staart is 25 tot 40 cm en de breedte 12 – 16.5 cm. Een bever weegt ongeveer 15 – 35 kg.

Het is een echte vegetariër die voornamelijk leeft van wortelstokken van water- en moerasplanten, maar ook de bast van zachte houtsoorten zoals wilg, populier en els zit in zijn dieet.

Met de grotere takken bouwt hij één of meerdere burchten, die kunnen variëren van een hol uitgegraven in een steile oever tot een waar bouwsel van meerdere meters doorsnede. In kleinere, ondiepe beekjes beschermt hij de ingang van zijn burcht door stroomafwaarts met takken en modder een beverdam op te werpen.

Het territorium van een bever in Vlaanderen is gemiddeld 139 hectaren groot, maar varieert van 29 tot 324 ha afhankelijk van de kwaliteit van het habitat en de aanwezigheid van voedsel. Hij bezet gemiddeld 5.4 km rivier. Ter vergelijking, dat is slechts een kwart van de oeverlengte die de otter als leefgebied nodig heeft.

De bever in Vlaanderen, terug van weggeweest!

In tegenstelling tot de otter en de boommarter, is het lot van de bever in Vlaanderen vrij goed bekend. In 1848, ruim anderhalve eeuw geleden, werd de laatste Vlaamse bever gedood in de toenmalige provincie Brabant, na honderden jaren van bejaging omwille van zijn waardevolle pels, zijn lekkere vlees, of mogelijk om het ‘castoreum’ of bevergeil. Eeuwen daarvoor was hij een algemene verschijning langs de Vlaamse waterlopen, denk maar aan alle Vlaamse plaatsen die naar hem vernoemd zijn: Bever, Beverlo, Beveren, …

In de herfst van 2000 dook de bever plots terug op in de Dijlevallei. Het dier was oorspronkelijk uitgezet in Wallonië. Nadien vonden Nederlandse bevers de weg naar de Vlaamse kant van de Maasvallei. In 2003 vestigde zich een eerste dier in het Mechels Broek, en eind 2005 dook er plots een exemplaar op in de Schijnvallei – om stante pede te worden weggevangen door het Vlaamse Gewest en weer naar de Dijle te worden verhuisd. Ook in Willebroek, het Viersels Gebroekt en langs de benedenloop van de Kleine Nete worden sindsdien regelmatig bevers gespot.

Recenter en dichterbij zijn er meldingen of sporen van de bever in de Antitankgracht in Oelegem en Schilde, en in het kanaal Dessel-Schoten in Sint-Job en in het Marum in Wuustwezel. Een mooi fi lmpje van de bevers in Oelegem die aan hun burcht werken kan je bekijken door de QR-code hieronder in te scannen of te surfen naar https://tinyurl. com/uqb9bbcp. Ondertussen is de bever gevonden in alle provincies, en de schattingen spreken al over meer dan 500 dieren in onze contreien. Maar verschillende geschikte leefgebieden zijn momenteel nog niet bezet, en binnen de al bezette leefgebieden is het aantal bevers per locatie nog niet aan het maximum toe. Zo komen er ieder jaar nog bevers bij en zien we dit ook terug in het aantal waarnemingen (fi guur 1 op de volgende pagina). Net als bij de boommarter en de otter mogen we dus met grote stelligheid zeggen dat de bever zijn comeback heeft gemaakt in heel Vlaanderen!

Maar niet tot ieders tevredenheid …

In tegenstelling tot de otter, maakt de bever zijn aanwezigheid duidelijk bekend door zijn werkzaamheden. Het dier zelf laat zich zelden zien, maar afgekloven bomen, beverdammen, burchten, kanaaltjes, diepe plekken en moerassige oevers … zijn een duidelijk signaal van zijn aanwezigheid.

Door zijn gegraaf en gebouw beïnvloedt hij zowel de hydrologie van de waterloop als de vegetatieontwikkeling langs de oevers, en creëert daarmee als het ware zijn eigen leefomgeving met een variatie van droge, open plaatsen en ondiepe en diepere plassen. Hierdoor vinden grassen, kruiden en waterplanten opnieuw een habitat, en worden libellen, amfi bieën en vogelsoorten zoals de ijsvogel aangetrokken. Het zijn dus echte landschapsarchitecten, die voor een gezonde afwisseling in het ecosysteem en voor een toename van de biodiversiteit zorgen.

Niet altijd tot groot genoegen van de mens, dat spreekt. Een bever maakt nu eenmaal

Figuur 1: Overzicht van het aantal gemeentes met waarnemingen over de jaren heen © Bron: Waarnemingen.be

geen onderscheid tussen een spontaan opgeschoten wilg en een duur aangeplant exemplaar, en durft zich ook wel eens aan cultuurgewassen als maïs vergrijpen – alhoewel die schade eerder beperkt blijft. Waterloopbeheerders zien zijn activiteiten met lede ogen aan. Ook voor natuurliefhebbers komt zijn gegraaf en gebouw soms ongelegen, zoals wanneer schrale vochtige graslanden vol orchideeën onder water dreigen te lopen door een dammetje in de beek. Om confl icten te vermijden is er een arsenaal aan preventieve maatregelen voorradig. Kwetsbare natuur, privéterreinen en dijken kunnen beschermd worden met wildrasters, afschrikdraden en stevig gaas. Het risico op overstromingen bij beverdammen kan beperkt worden door het plaatsen van zogenaamde ‘beaver deceivers’ (een buis door zijn dam), zonder dat het dier daar veel last van heeft. In de meeste gevallen helpen die beperkte maatregelen. Enkel in echt problematische gevallen – denk aan structurele schade aan waterlopen of dijken – en mits een afwijking wordt verleend, kunnen zwaardere maatregelen genomen worden om bevers uit de buurt te houden. Dieren verplaatsen, zoals in het verleden wel eens gebeurde, is weinig effectief, aangezien geschikte territoria snel terug worden ingenomen door nieuwe individuen. Overwegend wordt de bever beschouwd als een verrijking voor de omgeving, zowel door zijn aanwezigheid als door zijn meestal positieve impact op de biotoop. Minder zichtbare gevolgen van zijn aanwezigheid zijn bijvoorbeeld een hogere grondwaterspiegel in tijden van droogte, of het gedeeltelijk opvangen van waterlast bij overstromingen.

Figuur 2: Potenti ële territoria, aanwezigheid (paarse sti p) en afwezigheid (blauwe driehoek) van bever in Vlaanderen in 2018.

Bevers in Antwerpen Noord?

Ondanks de losse waarnemingen in Sint-Job, Schilde en Wuustwezel lijkt het noorden van Antwerpen tot hiertoe

Figuur 3: Verspreiding van de bever in Vlaanderen van 2010 tot en met 2017 (A)en 2017 tot 2018 (B)

Bever © Evert Houniet

minder in de smaak te vallen bij de bever. We weten uit ervaring dat hij genoegen wil nemen met smalle, ondiepe beekjes en zelfs greppels als hij die kan aanpassen aan zijn behoeften, en waar onze zandbodem het moeilijk maakt om holen te graven kan hij zonder problemen burchten bouwen. Waar ligt dan wel het probleem? Wat kan deze landschapsarchitect afschrikken om zich hier te vestigen?

Onderzoek in 2018 door de Universiteit van Antwerpen, Natuurpunt en het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, laat uitschijnen dat de maximumcapaciteit van de bever in ons dichtbevolkte Vlaanderen zeker nog niet bereikt is, ook niet in het noorden van Antwerpen (zie figuur 2). Vooral niet, als we weten dat een soort als de bever genoegen wil nemen met suboptimale omstandigheden, als hij de mogelijkheid krijgt er zelf iets aan te wijzigen. Figuur 3 toont de uitbreiding van het leefgebied van de bever tussen 2010 en 2018. Daarbij valt op dat het Kanaal Turnhout – Schoten – Dessel een mogelijke barrière is in de verdere verspreiding van de bever naar het noorden. De steile, onbetreedbare oevers zijn daar waarschijnlijk debet aan. Door het aanbrengen van faunavoorzieningen langs het kanaal kan hij zijn tocht door Vlaanderen hopelijk verderzetten. Maar ongetwijfeld zijn er nog andere knelpunten op zijn route. De ontsnipperingsmaatregelen voor de otter langs de Antitankgracht zou daarvan een deel kunnen oplossen. We verwachten dat deze gracht, die als een blauwe ader in het noorden van Antwerpen doorheen onze natuurgebieden stroomt, ook voor de bever die verbindende rol kan spelen.

En de toekomst?

De bever is een habitatrichtlijnsoort en geniet een strenge Europese bescherming. Het is tevens een soort die in de Noorderkempen historisch thuishoort, en waarvan we verwachten dat hij het ook in de toekomst zeker goed zal doen. Wat moeten we doen om ons grootste knaagdier in de regio terug te krijgen? Energie steken in habitatherstel is voor de bever minder belangrijk dan voor andere soorten. Wel moeten we hem, waar dat mogelijk is, de mogelijkheid geven tot het graven van holen, het aanleggen van burchten en dammen en het vernatten van de omgeving. De ruimte bieden langs onze waterlopen, plassen en grote grachten zal dus zeker helpen. Gelijktijdig moet gewerkt worden aan het oplossen van de talrijke zware migratieknelpunten langs de Antitankgracht, bijvoorbeeld door het aanleggen van ecotunnels onder drukke wegen en het voorzien van faunatrappen langs kanalen. Maatregelen die ook de otter, de boommarter en vele andere zoogdieren ten goede zullen komen.

This article is from: