
12 minute read
Monitoring
Hoe krijgen we meer vlinders in de tuin?
Het Arboretum is een tuin met allerlei planten van over de hele wereld en dat is fascinerend. Hier kan je exemplaren van bomen en struiken bewonderen die je in onze natuur niet aantreft. Het kort gemaaide gras is als een groen grastapijt dat overal tussendoor slingert en dat het wandelen zeer aangenaam maakt. Maar … dit kort gemaaide gras en de aanwezigheid van talloze vreemde struik- en boomsoorten zijn ook een belemmering voor de aanwezigheid van een grote verscheidenheid en een groot aantal vlindersoorten (en ook andere insecten). We merken dat het aantal soorten dagvlinders bescheiden is en dat er maar een paar soorten in grotere getale voorkomen. Vooral de vlindertuin is in trek voor de grotere dagvlinders die hier een rijkgevulde tafel vinden aan nectarplanten met de diverse soorten buddleja’s ver op kop. Toch merken we dat de aantallen dagvlinders die deze vlindertuin bezoeken eerder aan de lage kant liggen. Om het aantal vlinders en vlindersoorten te doen toenemen in het Arboretum en niet te raken aan de eigenheid van dit, o zo mooie park zouden er waardplanten mee in de vlindertuin aangeplant kunnen worden. De waardplant is de plant waarop de eitjes worden gelegd en waar rupsen zich te goed aan doen vooraleer ze verpoppen. Dit geldt trouwens voor alle tuinen in Vlaanderen: niet alleen nectarplanten zijn nodig maar ook waardplanten! Inheemse vlinders hebben inheemse planten nodig, vooral inheemse waardplanten.
Advertisement
De grote brandnetel is de waardplant van 6 grote dagvlinders (atalanta, dagpauwoog, landkaartje, distelvlinder, kleine vos en gehakkelde aurelia). Het zijn ook deze vlinders die vele mensen kennen en die allemaal graag nectar drinken van de buddleja’s. Grote brandnetel zou niet mogen ontbreken in vergeten, zonnige hoekjes. Het is echt een waardevolle plant.
Venkel als waardplant voor de koninginnenpage
De koninginnenpage is de mooiste dagvlinder die we in Vlaanderen kennen. Hij is ook een paar keer gezien in de vlindertuin. Arbeiders in de tuin vertelden ons dat er ook rupsen gesignaleerd werden
op aangeplante venkel. Deze rupsen zijn op zich al prachtig om te bekijken. Deze plant mag niet ontbreken in een vlindertuin.
Koninginnenpage © Romina Van den Heuvel
Gedeelte van een grasveld ongemaaid laten in de zomer
Er werd maar 1 soort dikkopje gemeld, namelijk het groot dikkopje. Nochtans komen in onze contreien nog meerdere soorten voor: het zwartsprietdikkopje en het iets zeldzamere bont dikkopje. Het zijn ietwat kleinere dagvlinders met een kleinere tong die niet direct buddleja’s zullen uitkiezen als nectarplant. Deze drie soorten hebben grassen als waardplant en zoeken eerder kleinere nectarbloemen op die tussen het hogere gras staan. Gedeeltes van ongemaaide grasvelden die zuid gericht gelegen zijn, zijn ideale plekjes voor deze vlinders. Een gedeelte zou in de winter onaangeroerd moeten blijven liggen (gefaseerd maaibeheer) zodat rupsen en poppen hier kunnen ontwikkelen. Het hooibeestje en het bruin blauwtje, die nu niet aanwezig zijn, zouden hiervan ook kunnen profiteren. Dit is ook het leefgebied van de bruine en oranje zandoogjes die momenteel maar sporadisch worden opgemerkt. Wanneer de maaihoogte ietwat hoger wordt ingesteld (bv. 10 à 15 cm) kunnen sommige lage kruiden ten volle tot bloei komen. Hopelijk kan rolklaver dan bloeien, de waardplant van het icarusblauwtje. Ook schapenzuring, de waardplant van de kleine vuurvlinder, zou hierbij kunnen worden ontzien. Diverse grove en fijne inheemse, ongemaaide grassen zijn waardplanten voor zandoogjes en dikkopjes. Zij leggen eitjes op de halmen en de rupsen leven hier ook op. Maaien van alle hoge grashalmen kan een volledige populatie doen verdwijnen. Zo werd op de Vlinderroute een gedeelte van het grasveld tijdelijk niet gemaaid. Bij het tellen werden hier onmiddellijk gamma-uilen en een dertigtal grasmotten aangetroffen – hoe vlug de natuur zich kan herstellen!
Hulst en klimop mogen niet ontbreken
Klimop en grote hagen hulst zijn waardplanten van het boomblauwtje en we zien dan ook dat die aanwezig is op het hele domein. Klimop bloeit in de herfst en is echt een nectarplant voor de soorten die nog in het najaar voorkomen zoals de atalanta. Het best is om de bloeiende klimop niet in te korten in de herfst. Ook allerlei nachtvlinders en andere insecten bezoeken deze bloemen!
Look-zonder-look en judaspenning zijn waardplanten van het oranjetipje
Het viel op dat tijdens de eerste wandelingen verschillende
oranjetipjes werden opgemerkt, verspreid over het ganse domein. De talrijke aanwezigheid van look-zonder-look en judaspenning hebben duidelijk een positieve invloed op de aanwezigheid van dit zeer mooie witje in het voorjaar. Het oranjetipje overwintert als pop. De bruine gordelpop heeft 2 uiteinden die tegen een stengel in de kruidlaag hangen. Dit zijn gewoonlijk kruiden die in de nabijheid staan van de waardplanten, niet maaien of uittrekken is de boodschap!
Toekomstplannen
Wanneer we routetellingen verrichten met onze vlinderwerkgroep kunnen we maar pas na enkele jaren een trend zien qua aantallen en soorten. Ook nachtvlindertellingen moeten verschillende jaren volgehouden worden om een zicht te krijgen op het aantal soorten dat er voorkomt.
Vlinder in gazon © Hugo Wouters Daarom is het aangewezen om de tellingen een aantal jaren vol te houden. We hopen dan ook dat we ze mogen voortzetten in de toekomst. We willen ook moeite doen om te zoeken naar de eikenpage die zeker aanwezig zou moeten zijn in de toppen van de verschillende eiken die het Arboretum rijk is. Tot nu toe werden alleen nachtvlinders gelokt via Uvlicht. Nachtvlinders die niet zo gemakkelijk afkomen op licht komen in het voorjaar en het najaar wel af op smeer. Smeer is bijvoorbeeld een mengsel van ½ rode wijn en ½ suiker. Dit kan worden aangebracht op een klein gedeelte van de schors van boomstammen of hierin gedrenkte dikke touwen. Smeer wordt in de vooravond aangebracht. Wanneer het donker is komen de eerste nachtvlinders af. Wespvlinders behoren tot een aparte familie van de nachtvlinders. Het zijn dagactieve nachtvlinders waarvan de mannetjes gelokt kunnen worden door feromonen, lokstoffen die de vrouwtjes produceren. Deze feromonen worden artificieel nagemaakt. Wanneer zo’n feromoon in een wespenvalletje wordt aangebracht worden mannetjes aangetrokken en gevangen in de valletjes. Na identificatie worden ze weer vrijgelaten.
Het Arboretum is ideaal om verschillende valletjes met telkens een ander feromoon op te hangen.
Indien we de tellingen mogen voortzetten kunnen we ook een libellenroute aanleggen rond de vijver, zodat we ook een zicht krijgen op welke libellen we hier allemaal aantreffen.
Een toemaatje … gefaseerd maaibeheer op zijn best!
Na het bewandelen van de vlinderroutes wandelden we nog wat door het Arboretum. Opeens zagen we in het grasveld een prachtige vlinder die verscheen tussen de grassprietjes. We waren zeer aangenaam verrast! Op die manier wordt aan gefaseerd maaibeheer gedaan zonder dat iemand daar iets negatiefs zal over zeggen. Een pluim voor diegene die dit kunststukje gemaaid heeft!

Veertig jaar vogelonderzoek
in de Oude Landen

De Oude Landen maakte tot begin van de twintigste eeuw deel uit van de uitgestrekte Scheldepolders ten noorden van Antwerpen. Wellicht werd het gebied al bij de eerste indijkingen in de elfde eeuw op de Schelde veroverd. Een feit waaraan het zijn naam ‘oudland’ ontleent.
Ludo Benoy & Fons Vervoort
Ceti’s zanger © Mark Tielemans
Het gebied kon uit de greep blijven van de voortschrijdende uitbreiding van de Antwerpse haven en van verdere stadsontwikkeling. Dat gebeurde mee door de aanwezigheid van de militaire overheid die net voor de Tweede Wereldoorlog het gebied inpalmde als militair oefenterrein voor de 6de Linie, in de volksmond de kazerne van de Luchtbal. Nadat de militaire activiteiten hier werden gestaakt, volgde een hele strijd om dit 100 hectare spontaan ontwikkelde natuurgebied te kunnen behouden. Er waren immers plannen om hier een postsorteercentrum te bouwen.

Maar dankzij de inzet van enkele ‘diehard’-vrijwilligers werd het gebied finaal gered.
Een fraai stuk natuur gelegen in de Vallei van de Oudelandse Beek bestaande uit een lappendeken van bloemenrijke graslanden, zeggevegetaties, rietvelden, wilgenstruweel en zompig elzenbos. Het is dus niet te verwonderen dat die grote variatie aan biotopen van groot belang is voor vele vogelsoorten.
Een belangrijke stimulans voor de lokale vrijwilligers om onder impuls van Fons Vervoort en Armand Leys, intussen bijna 40 jaar geleden (1982), te starten met het onderzoek naar broedvogels, trekvogels en overwinteraars. In deze bijdrage geven we een overzicht van de meest recente resultaten van de broedvogelmonitoring en aanvullende informatie over doortrekkers en overwinteraars. De broedvogelmonitoring in 2020 werd uitgevoerd door Jarno Michielssens, Stefaan Thiers en Evert Vandeberg. In totaal werden tot nu toe 189 soorten waargenomen. Een niet te miskennen aantal in een zeer waardevol natuurgebied aan de rand van de stad.



Broedvogelmonitoring
De grote diversiteit aan biotopen deed al gauw vermoeden dat de Oude Landen het leefgebied was van vele plant- en diersoorten, in het bijzonder van vogels. De eerste inventarisaties in de Oude Landen bevestigden dit vermoeden. Het gebied evolueerde uiteraard heel sterk in de loop der tijden. Verbossing en uitdroging door dalende waterstanden als gevolg van een snel veranderend leefmilieu, zorgden voor een grote variatie aan (broedvogel)soorten en aanzienlijke schommelingen in aantallen.
De tabel hiernaast geeft een overzicht van de resultaten van het broedvogelonderzoek in 2020.
Deze resultaten werden bekomen via de Avimapclustering. Dit is een systeem, ontwikkeld in Nederland, dat momenteel gebruikt wordt voor alle belangrijke monitoringsprojecten in Vlaanderen en Nederland, en accurate resultaten genereert. Het bepaalt het aantal broedvogelterritoria, gebaseerd op zeven inventarisatierondes tussen midden maart en juli.
De tabel is in 3 deelzones of fases verdeeld. Het westelijke en het oostelijke deel vormen samen het oorspronkelijke onderzoeksgebied (het loofbosgebied) van de Oude Landen. Daarnaast vind je een overzicht van de broedvogels van de in het oosten aangrenzende fase 4. Deze fase zal later in samenwerking tussen Natuurpunt en Tuc Rail, zeg maar het ingenieursbureau van de Belgische spoorwegen dat instaat voor grote infrastructuurprojecten, ingericht worden deels als spooremplacement deels
als uitbreiding van de Oude Landen. Deze laatste fase bestaat grotendeels uit graslanden, akkers, alleenstaande bomen, verspreide bosjes en struweel en braamstruiken langsheen de aanwezige spoordijken. Deze zone wordt van oost naar west doorsneden door de Oudelandse Beek en wordt begrensd door twee spoordijken, een spooremplacement, een woonwijk en volkstuintjes. De broedresultaten van fase 4 (zgn. T-0 of nulmeting) zijn belangrijk om een latere vergelijking na inrichting mogelijk te maken. Fase 3 van de Oude Landen werd dit jaar niet gemonitord. Dit is de fase ten westen van de Ekerse steenweg, gekneld tussen de snelweg A12 en de woonwijk Rozemaai.
Bij de schaarse broedvogelsoorten (1 tot 5 broedgevallen) werden in 2020 in de Oude Landen volgende soorten vastgesteld: wilde eend (4), sperwer (1), buizerd (1), waterhoen (3), holenduif (3), Turkse tortel (1), koekoek (5), kievit (5), ijsvogel (1), kleine bonte specht (2), groene specht (4), ekster (4), kauw (1), staartmees (5), spotvogel (2), sprinkhaanzanger (2), braamsluiper (2), boomklever (3), zwarte roodstaart (3), boompieper (1), witte kwikstaart (3), gele kwikstaart (1), groenling (1).

De grote bonte specht (14), nachtegaal (19), roodborsttapuit (9) en de blauwborst (7) handhaven zich of breiden licht uit.
Top-3 vogelsoorten die profi teerden van de verdere verbossing van het gebied zijn tjiftjaf (124), winterkoning (127) en zwartkop (136).
Ondanks het verdwijnen van natte rietvelden en rietkragen houden de bedreigde rietzanger (16), kleine karekiet (27) en sprinkhaanzanger (2) redelijk stand op de Oude Landen. De rietgors (1) staat, zonder ingrijpende beheerwerken, op het punt als broedvogel uit de Oude Landen te verdwijnen.
Recente nieuwkomers zijn de grauwe gans (1), cetti’s zanger (6) en boompieper (1). Deze soorten breidden zich de voorbije 10 jaar overigens sterk uit als broedvogel in onze regio.
Zowel zomertaling als slobeend werden sinds het begin van deze eeuw tijdens de broedtijd regelmatig opgemerkt zonder dat ze tot broeden kwamen.
In vergelijking met vroegere broedvogelinventarisaties werden in 2020 geen territoria meer vastgesteld van torenvalk, ransuil, matkop en spreeuw. Ook een aantal aan water gebonden soorten zoals de dodaars, ijsvogel, waterral, meerkoet, meerdere koppels rietzangers, snor, verdwenen nadat plassen en rietkragen overwoekerd geraakten met struiken en wilgenopslag. Zij voegen zich bij de voormalige broedvogels van de Oude Landen zoals bruine kiekendief, wintertaling, kleine plevier, tortel, graspieper, ringmus en kneu. Niets sluit echter uit dat sommige van deze soorten zoals de torenvalk, ransuil, meerkoet en spreeuw in de toekomst opnieuw als broedvogel zullen terugkeren.
Trekvogels en overwinteraars
Gedurende zowel de voor- als najaarstrek pleisteren tijdens korte of lange perioden vele soorten, sommige jaarlijks, andere sporadisch of toevallig.
Putt er © Mark Tielemans




De belangrijkste soorten vastgesteld in het verleden waren roerdomp, wespendief, blauwe kiekendief, havik, boomvalk, watersnip, witgatje, bosuil, draaihals, zwarte specht, kleine bonte specht, boompieper, waterpieper, gele kwikstaart, grote gele kwikstaart, gekraagde roodstaart, paapje, tapuit, bonte vliegenvanger, baardmannetje en appelvink.
De vele bessenstruiken trekken in het najaar grote groepen vogels aan. Voornamelijk merel, koperwiek, zanglijster en kramsvogel vinden hier een rijk gedekte tafel.
Vink, keep, groenling, putter en sijs zijn wintergasten in vrij klein tot groot aantal. Goudhaantje en vuurgoudhaantje pleisteren in vrij klein aantal gedurende de winter. De hele winter tot in de lente zijn er meerdere buizerds aanwezig alvorens terug noordwaarts te keren. Nu en dan wordt een houtsnip opgestoten in het winterhalfjaar. Omwille van hun verborgen levenswijze, gaan we ervan uit dat er ieder jaar meerdere exemplaren verblijven.
In de nazomer komen tientallen, tot soms honderden, zwaluwen foerageren boven de Oude Landen. Het zijn voornamelijk gemengde groepen bestaande uit boerenzwaluwen, huiszwaluwen en oeverzwaluwen. Deze laatste soort broedt overigens met honderden koppels in het nabije vormingsstation. Tijdens perioden van slecht weer wordt het gebied bezocht door gierzwaluwen, die vrij talrijk in de omgeving broeden.
En nu en dan verschijnt er een zeldzame(re) soort. In het verleden werden waarnemingen verzameld van zwarte ooievaar, ralreiger, purperreiger, rode wouw, zwarte wouw, ruigpootbuizerd, roodpootvalk, pestvogel, buidelmees, grote karekiet, waterrietzanger, sperwergrasmus, Noordse goudvink, ortolaan, … een lijstje dat in de toekomst zeker nog zal uitbreiden.
Koperwiek © Mark Tielemans
