Brabants Magazine nr. 38

Page 1

Brabants

Kwartaalblad over Brabanders en hun taal

Martine van het

Mauritshuis Stichting Kleurke Dieneke Dinnusse Bèrgs in de klas!

Jaargang 10, nummer 2, september 2023

Brabants nummer 38

Inhoud

Van de redactie 3

Martine Gosselink, boegbeeld zonder sociale hoogtevrees | Cor Swanenberg 4

Ome Frederich | Junt 12

Familienamen in dialectspreeksituaties | Wim van Gompel 13

Jan van Eijck en het Museum De Dorpsdokter | Cor Swanenberg 14

Brabants lof. Ode aan ons eigen dialect (3) | Cor Swanenberg 22

Dialect | Josefien Dortmans 23

Alfebeties bekeke | Riny Boeijen 23

Mien dialect | Cindy van Vonderen 24

Ons Taoltje | Riet van Gorp 24

Blef nog efkes | Lya de Haas en Cor Swanenberg 25

Dialect | Josefien Dortmans 25

’t Roosendaolsch lieke wordt honderd! | Jan van Nassau 26

Jonge dialectsprekers: van verticaal naar horizontaal | Jos Swanenberg 8

Grafkapel van ’t hèllig bruurke | Henk Janssen 9

Dongens dialect | Van de redactie 16

Leert ze toch Heuzes praote | Simpel zat 16

Dieneke Dinnusse en de Duuzend Likeure | Ed Schilders 17

’t Roosendaolsch lieke | Kees Dekkers 26

Ossche Platte Praot | Henk Janssen 27

Ik praot plat | Adri Hoppenbrouwers 27

Stichting Kleurke brengt contact en plezier | Jan Luysterburg 28

Bèrgs in de klas! | Van de redactie10

Brabantse spreukenkalender 2024 | Van de redactie 11

Brabants nummer 38 - september 2023

De avonturen van Rommelkruid en Nagelgruis | Ton van den Bergh 21

Gruun ziele | Hás van de Zande 29

Vergeten notities over het Bossche

dialect | Jos Swanenberg 30

Woensdrechtse woordjes. Puuts | Johan Boenie 31

Verdwaole in de Drúúnese Dèùne | Anton van der Lee 32

Wè zin ie nou? | Riny Boeijen 33

Klimaat

Niemand kan nog ontkennen dat het met het klimaat op de wereld de verkeerde kant op gaat. We merken het bijna dagelijks aan den lijve. De zomers hier worden heter, de winters soms strenger, de droogteperiodes langer en de buien heviger, met alle gevolgen van dien. Met vereende krachten moeten we dan ook uit alle macht proberen de klimaatveranderingen zo veel mogelijk af te remmen.

De redactie van Brabants houdt zich bezig met Brabanders en hun taal en vraagt zich af hoe het is gesteld met het klimaat in onze provincie in zoverre het onze dialecten betreft. Daarover horen en lezen we voortdurend tegengestelde berichten.

Sommigen beweren dat de dialecten uit de tijd zijn en daarom terecht steeds minder worden gesproken. Ze zijn minderwaardig aan het Standaardnederlands (dat op zijn beurt weer minderwaardig is aan het Engels). Wie dialect spreekt is een domme plattelander en zal wel geen fatsoenlijke, goed betaalde baan kunnen krijgen. In het onderwijs horen de dialecten al helemaal niet thuis. Wie dialect spreekt is zelfs voor zijn of haar eigen kleinkinderen niet te verstaan.

Anderen wijzen er daarentegen op dat de dialecten veel ouder zijn dan het Standaardnederlands. Bovendien zijn ze op natuurlijke wijze ontstaan, terwijl het Nederlands deels een kwestie is van gemaakte afspraken. Voor veel mensen is hun dialect hun moedertaal, de taal die veel meer uitdrukkingen, woorden en klanken bevat dan het Nederlands. De taal ook waarmee ze hun gevoelens het best kunnen uitdrukken. De taal waarmee ze hun gevoel van verbondenheid met hun medemensen, hun groepsgevoel, vorm geven.

’k Zal oe zèège wie ik ben | Elly Schepers-Corstjens 33

Moord op A.M. de Jong | Henk Janssen 34

Men Brabants | Ans van Kessel 34

Luisterbox 35

Rommelkruid en Nagelgruis 35

Colofon 35

Prent van Robben 36

De redactie van Brabants behoort zonder twijfel tot de tweede groep. Wat niet wil zeggen dat zij het achteruitgaan van het dialectgebruik niet opmerkt. Ze is echter van opvatting dat de dialecten niet verloren mogen gaan en dat al het mogelijke moet worden gedaan om de dialecten niet alleen vast te leggen, maar ook te bestuderen, bevorderen en propageren. Dit streven moet komen vanuit de bevolking zelf, want van de overheid hebben we dat niet te verwachten. Wel moeten we ons streven kenbaar maken aan die overheid en ondersteuning en draagvlak vragen, misschien zelfs wel eisen.

Door te laten zien hoe mooi ons Brabants is, hopen we op meer gedreven medestanders.

Brabants nummer 38 - september 2023
VAN DE REDACTIE

Martine Gosselink, boegbeeld zonder sociale hoogtevrees

We hebben voor ons vraaggesprek afgesproken in het Mauritshuis in Den Haag.

Martine Gosselink is sinds 2020 directeur van het Koninklijk Kabinet van Schilderijen Mauritshuis, zoals dit museum officieel heet. Het profileert zich op internet als mooiste museum van Den Haag. Voor ons is het een van de fraaiste musea van Nederland.

Op een zonnige vrijdag worden we ondanks alle drukte hartelijk ontvangen en getrakteerd op een lunch in het restaurant. Dat hebben we niet eerder meegemaakt bij onze interviews voor Brabants.

Omdat onze uitgever Henk Janssen eerder weg moet, krijgt het maken van de foto’s voorrang.

Na een korte fotosessie en een smakelijke lunch nemen we plaats in de werkkamer van Martine met uitzicht op het Torentje van het Binnenhof, de buur van het Mauritshuis. De magistrale ligging komt pas goed tot zijn recht als je het hier van bovenaf kunt zien.

Het museum heeft in 2022 zijn 200-jarig bestaan gevierd.

Ik mag tutoyeren.

Jouw ouders kwamen met hun jonge gezinnetje begin jaren zeventig in Middelrode wonen. Wat deden zij voor de kost? ‘Mijn moeder, Noor, was kleuterleidster en mijn vader, Jan, was bouwkundig ingenieur in Den Bosch.’

Waar ben jij geboren?

‘In Utrecht in 1969.’

Strikt genomen ben jij dus geen Brabantse, maar omdat je vanaf je tweede jaar bent opgegroeid in Middelrode, ‘annexeren’ wij je graag als Brabantse.

Jij hebt op de kleuterschool en op de lagere school beslist veel kinderen plat horen praten. Wat herinner je je daar nog van?

‘Op de lagere school was ik zo’n beetje de enige die Algemeen Nederlands sprak. En de enige die niet katholiek was.’

Hoe kijk je terug op die tijd?

‘Ik had veel vriendinnetjes die van boerderijen kwamen en ik vond boerderijen heel interessant. Daar mocht ook veel. We mochten op koeien gaan zitten en deden Dik Trom na. Er hingen overal van die vliegenvangers. Het rook altijd heel specifiek en die geur kan ik me zo nog voor de geest halen. Die grote bijkeukens met die gemengde geur van schoonmaakmiddelen en boerderijlucht. Ik genoot van boerderijen. Ook die van Van Rooij, bij de Poort van Assendelft, waar mijn moeder altijd dahlia’s haalde.

Dat was niet ver van de ruïne van kasteel Selden Sate Ik fantaseerde daar van alles bij. Ik zag daar prinsen en prinsessen, hertogen en graven.

Die oudere panden in de omgeving met die blauw- en groengele ruitjes op de vensters waren pachtboerderijen van Selden Sate of Kasteel Heeswijk. Dat vond ik fascinerend. De kasteelheer kreeg dus pachtgeld van de boeren, want de boerderij en de grond waren zijn bezit. Ik herinner me de bebouwing van het openluchttheater De Kersou-

4 Brabants nummer 38 - september 2023 COR SWANENBERG

we in het Heeswijkse bos en later de Abdij van Berne van de Norbertijnen, waar ik op het gymnasium terechtkwam. Al die panden hebben veel indruk op mij gemaakt.’

Wat is jou bijgebleven van de Kennedystraat in Middelrode, waar jullie woonden?

‘De hele leuke, grote familie Bechtold met elf kinderen. Ik was bevriend met hun dochter José. Hannie Schalks woonde tegenover ons. Als ik daarop terugkijk was dat een harmonieus geheel en wij waren de vreemde eend in de bijt: de import...’

Je moet een pientere leerling zijn geweest, want je ging naar Gymnasium Bernrode in Heeswijk.

‘Nee hoor, ik was niet zo pienter. Ik was heel dromerig. Ik had wel vwo-advies. Mijn broer Coen was slimmer. Ik ging eigenlijk gewoon naar de school van Coen. Dat was makkelijk voor mijn ouders.’

Hoe kijk je terug op Bernrode?

‘Nu best positief, maar toen ik er zat, vond ik het erg lastig. De rector van die dagen stelde ons voor als de elitetroepen. Wij waren het neusje van de zalm. “Jullie wor-

Het Mauritshuis is een topmuseum in Nederland. Het huisvest een wereldberoemde collectie Nederlandse zeventiende-eeuwse schilderkunst. De collectie bestaat uit circa 850 objecten, die worden tentoongesteld in twee historische gebouwen: het Mauritshuis, een 17de-eeuws stadspaleis aan het Plein in Den Haag, gebouwd in opdracht van naamgever Johan Maurits van Nassau-Siegen, en Galerij Prins Willem V aan het Buitenhof, gesticht door stadhouder prins Willem V. Een kapitale collectie, een authentieke geschiedenis –en dat in het hart van het historische en politieke centrum van ons land.

den de beleidsmakers van het land.” Ik kreeg als leerling nogal wat seksueel getinte opmerkingen van docenten van wie je dat misschien niet direct verwachten zou. Ik heb er nooit iets mee gedaan, maar achteraf denk je wel: jeetje! Ik heb een leraar gehad die zijn sleutelbos in mijn blouse liet glijden, zodat hij die er weer uit kon vissen. Ik had toen een zware tijd omdat mijn ouders een heel slecht huwelijk hadden. Ik was totaal niet met school bezig. Ik had een leraar die mij stelselmatig oversloeg. Jaren achter elkaar. Joost mag weten waarom. De lessen die ik het leukst vond, waren gymles en tekenles, van Ad de Visser. Verder van mijn leraar Grieks en Latijn, Stef Bugter. Die deed meer met ons dan alleen maar leren. Hij gaf echt iets mee van de maatschappij en de politiek. Bugter vroeg: “Wie wil je zijn en wat wil je worden? Ga nou niet allemaal rechten en economie studeren, omdat dat goed wordt betaald. Volg je hart.” Bovendien organiseerde hij de Rome-reizen. Ik genoot van het gebouw en de paters, de kloostertuin, de kruidentuin. En Operatie Injectie, het jaarlijkse project waarbij we geld inzamelden voor een goed doel. De positieve kant zit hem voor mij echt in die gerichte hulpacties waarbij de vluchtelingen uit Oost-Europa werden geholpen. Ik heb op Bernrode vooral geleerd dat de wereld groter is dan Middelrode, Berlicum en Heeswijk-Dinther.’

Hoorde je daar nog dialect?

‘Nou, je had er de kakkers van Rosmalen en Berlicum en je had de leerlingen met Brabantse achtergrond uit de omliggende dorpen. Veel leerlingen waren zeer intelligent, maar van de vier klassen waarmee we begonnen, bleven er twee zesde klassen over. Van die hele slimme kinderen waren er zeker ook die plat spraken, maar dat werd er wel uit geramd.’

Brabants nummer 38 - september 2023 5

Jonge dialectsprekers: van verticaal naar horizontaal

Op 23 juni werd er op webforum Neerlandistiek een interessant artikel geplaatst van Demi van Rooij, studente journalistiek aan Fontys Hogeschool in Tilburg, over de afnemende populariteit van de regionale talen Fries, Limburgs en Nedersaksisch. Deze drie zijn erkend door de Raad van Europa als officiële regionale talen. Alleen het Fries kent een standaardtaal; het Limburgs en het Nedersaksisch zijn in feite groepen dialecten die onderling sterk verschillen.

Al sinds de jaren negentig zet de Raad van Europa in op het behoud van deze talen maar uit het artikel blijkt dat dat weinig zin heeft: het gebruik van de drie regionale talen neemt steeds verder af. Onderzoekers die actief zijn op het gebied van het Fries, Hans van de Velde en Cor van der Meer, stellen dat dat komt doordat ouders hun kinderen niet in de regionale taal willen opvoeden. Zij zijn bang dat hun kinderen in de war raken als ze zowel Nederlands als Fries, Limburgs of Nedersaksisch leren en dat hun woordenschat in het Nederlands kleiner zal blijven doordat ze ook al woordenschat van die andere talen leren.

Ondertussen werkt de overheid ook niet mee. Zij zou van de Raad van Europa de ondersteuning veel beter moeten faciliteren, bijvoorbeeld door onderwijs in of over de regionale talen goed te organiseren. Voor het Fries lukt dat enigszins met een paar uur in de week, voor de andere twee blijft het bij sporadische, goed bedoelde initiatieven. Structureel degelijk onderwijs in regionale talen is er nog steeds niet.

Zo blijven de drie regionale talen toch vooral in gebruik bij de ouders en hebben jongeren het gevoel dat deze talen niet voor hen zijn. Tot zover het artikel op Neerlandistiek.

Brabants

Ook voor het Brabants, dat net als het Limburgs in feite een groep dialecten is zonder algemene standaardtaal, geldt dat kinderen steeds minder in het dialect worden opgevoed. Het Nederlands heeft de voorkeur omdat die taal onmisbaar is voor een goede schoolcarrière en succes in de verdere loopbaan. Ondanks dat de voordelen van tweetaligheid steeds meer algemeen bekend worden, is de tandem Nederlands en een Brabants dialect niet populair bij ouders. Ondersteuning vanuit de Raad van Europa en de Nederlandse overheid is er voor het Brabants niet.

Verticaal en horizontaal

In de reacties op het artikel (op een webforum kun je meestal direct reageren op een artikel) schrijft Leonie Cornips, die onderzoek naar het Limburgs doet, dat niet alleen ouders maar vooral ook het onderwijs Nederlands boven dialect stelt. Al in de kinderopvang worden dialectsprekende kindjes enkel in het Nederlands aangesproken om ze zo snel mogelijk dat Nederlands te doen spreken. Niet vreemd, want Nederlands is nodig, maar er mag meer ruimte voor beide talen zijn: tweetaligheid is een verrijking.

Harrie Scholtmeijer, die zich bezighoudt met de ondersteuning van het Nedersaksisch in Overijssel, stelt: ‘Typerend voor minderheidstalen is dat ze niet verticaal, van generatie op generatie, worden overgedragen, maar horizontaal, van leeftijdgenoot op bijna-leeftijdgenoot. Dat geldt ook voor bijvoorbeeld straattaal, of het Nedersaksisch. Die laatste taal wordt door ouders niet zo veel meer gesproken, maar wel volop in de kroeg, de drankkeet, bij de paasbult of bij het carbidschieten, op de boerderij of de bouwplaats, en daar nemen jonge sprekers die taal van elkaar over.’ Dat is precies wat blijkt uit het onderzoek dat Kristel Doreleijers en ik aan de universiteit in Tilburg doen. Jongeren zijn niet opgevoed met het lokale dialect van hun ouders, maar spreken wel degelijk een taal die onmiskenbaar Brabants is. Ze gebruiken allerlei klanken, woorden en grammatica die Brabants maar niet Algemeen Nederlands zijn. En ze leren dat van andere jongeren, niet alleen van hun oudere familieleden. Naast verticaal wordt het Brabants nu ook, of vooral, horizontaal overgedragen. Solidariteit en dynamiek zijn daarbij belangrijke factoren – met andere woorden: het horen bij een (vrienden)groep en laten zien dat je weet hoe het hoort in zo’n groep door de juiste taalvariëteit te gebruiken. Conclusie: ja, lokale dialecten verliezen terrein doordat de jongste generaties ze niet meer als moedertaal leren; nee, dat betekent niet dat dialecten uitsterven. Jongeren spreken nog steeds Brabants maar doen het vaak heel anders dan ouderen.

Demi van Rooij (23 juni 2023) De afnemende populariteit van minderheidstalen. Jong Neerlandistiek. Online tijdschrift voor taal- en letterkunde.

8 Brabants nummer 38 - september 2023 JOS SWANENBERG

Grafkapel van ’t hèllig bruurke

Opeens valt het me op. Een straatnaambordje met een Brabants dialectwoord. Bruurke, het staat er echt. In een argeloos moment flitst door me heen dat dit maar weinig voorkomt. Natuurlijk, je hebt in ‘mijn’ Heesch De Misse (erf) als naam voor het centrale plein, maar veel verder kom ik niet. Vader en zoon Swanenberg zetten me desgevraagd met twee benen in de realiteit. De plaatsen met straatnamen in Brabants dialect blijken talrijk te zijn. Berlicum, Liempde, Gemert – ze hebben allemaal een Misse. Verder overstelpen de heren me met straatnamen vol Brabantse (landbouw)producten, werktuigen, oude beroepen en ga zo maar door. De Romme, D’n Bogerd en De Moeshof worden aangedragen naast Bakest, Gerf, Kwikzeel en Kelwis, en ook beroepen als De Zeelder, De Kremer en De Volder. In veel Brabantse plaatsen worden zo prachtige dialectwoorden bewaard. Een mooie opdracht voor heemkundekringen om dat te blijven stimuleren. Terug nu naar het straatnaambordje Br. Everardusplein, ’t heilig bruurke van Megen 1868-1950. Aan dit plein staat een bijzonder gebouwtje, de grafkapel van Broeder Everardus. Het bijzondere van deze kapel zit hem in het feit dat hij hier ook werkelijk in een tombe begraven ligt.

Broeder Everardus, ’t hèllig bruurke, wordt als Jan Witte in 1868 in Hoorn geboren, waar zijn vader brouwerij De Burg exploiteert. Vanaf 1881 tot 1883 bezoekt hij het seminarie Hageveld in Heemstede maar de opleiding tot priester is een maatje te zwaar. Zijn overstap naar het gymnasium van de franciscanen in Venray brengt geen verbetering in het studieresultaat. Hij wordt nu bakkersknecht in Hoorn en bekwaamt zich daarnaast in tekenen en schilderen. In die kwaliteit maakt hij voornamelijk werken met religieuze thema’s. Het kloosterleven blijft hem echter trekken. Op 8 november 1891 meldt hij zich als lid van de franciscaner kloostergemeenschap in Alverna. Hij verzorgt er als schilder het onderhoud, maar schildert naast deuren en kozijnen ook verdienstelijke taferelen met engelen en heiligen. Het kloosterleven, met waarden als armoede, gehoorzaamheid en zuiverheid, neemt hij extreem serieus. Leidend en centraal in alles wat hij doet is het gebed. Zijn hele leven is eigenlijk een gedurig gebed in stilte. In januari 1899 doet hij professie en een paar maanden

later wordt hij overgeplaatst naar het klooster in Megen, waar hij – op korte periodes in Woerden en Heerlen na – zijn hele verdere leven blijft wonen. In Megen is hij thuis. Aan een zus schrijft hij: ‘Het is hier zo’n lief stil kloosterke.’ Hij is er portier en hij verzorgt er ook het schilderwerk. Zwervers, bedelaars, iedereen krijgt wat te drinken of te eten en als vanzelfsprekend gaat hij aansluitend met hen in gebed. Wie broeder portier om een gunst of om voorspraak vraagt, krijgt steevast van hem te horen: ‘We zullen er samen voor bidden.’ Al snel maakt hij zo ongewild naam als ‘hèllig bruurke’ dat je om raad en hulp kunt vragen. Op 22 december 1950 overlijdt hij, 82 jaar oud. Hij wordt op Tweede Kerstdag op het kloosterkerkhof begraven.

Eigenlijk vanaf het moment van zijn begrafenis wordt de begraafplaats druk bezocht en er dienen zich gebedsverhoringen aan. Er wordt nu een plan gemaakt om een kapel te bouwen en Broeder Everardus daarheen te verplaatsen. Op 12 mei 1954 vindt die overbrenging naar de gereedgekomen kapel tijdens een indrukwekkende plechtigheid plaats. In een fraaie tombe van groene majolica rust daar nu ’t hèllig bruurke van Mee:ge. Nog dagelijks wordt zijn graf bezocht. En even zo vaak worden er briefjes met wensen en intenties aan zijn beeltenis toevertrouwd, in het geloof dat broeder Everardus in de hemel een handje kan toesteken.

Voor het hele levensverhaal van ’t hèllig bruurke verwijs ik naar het boek Everardus dichtbij van Kees van de Wiel, ISBN 978-90-802836-7-1, voor € 12,50 te koop aan de kloosterdeur.

Brabants nummer 38 - september 2023 9 HENK JANSSEN

Bèrgs in de klas!

Als meester Gielen zestig jaar geleden had gehoord van dit initiatief, dan had hij Dick en Riny Boeijen beiden een draai om de oren gegeven. Want waar de hoofdonderwijzer van de St. Aloysiusschool in Berghem toentertijd had besloten het dialect van de lagere school te verbannen, hebben beide mannen nu een lespakket ontwikkeld om dit cultuurgoed op de basisscholen in Berghem juist onder de aandacht te brengen: Bèrgs in de klas!

Dick Boeijen liep al langer rond met het plan ‘iets met dialect op de basisscholen te doen’. ‘Het dialect is aan het vervagen en dreigt langzaam te verdwijnen. Dat is jammer. Het is een belangrijk stuk cultuurgoed, waar de jongere generaties op zijn minst van moeten weten waar het vandaan komt en welke rol het heeft gespeeld in de ontwikkeling van het Nederlands.’ Zijn ouders spreken nog dialect, ook tegen de kleinkinderen. ‘En ik krijg van ons pap vaak op m’n donder,’ lacht Boeijen, ‘want hij vindt dat ik maar bar slecht Bèrgs spreek.’ Dick deelde zijn idee met Riny Boeijen (geen familie) om iemand aan boord te hebben die in ’t Bèrgs schrijft, praat en denkt. Riny zag meteen mogelijkheden, aangezien uit verschillende universitaire onderzoeken is gebleken dat meertaligheid – en daar horen ook de dialecten bij – een positieve invloed heeft op het algemene taalgevoel en de taalontwikkeling van kinderen. Bovendien lag er al een lespakket van old naor jong: Achterhooks, ontwikkeld door de Scholierenacademie van de Rijksuniversiteit Groningen en bestemd voor basisscholen. Dit lespakket heeft model gestaan, aangevuld met informatie uit het boek Op goei gevuul (vormleer van de Meijerijse dialecten) van dialectschrijver en -docent Cor Swanenberg en professor Jos Swanenberg, hoogleraar Diversiteit in Taal en Cultuur aan de Universiteit van Tilburg

Kampioen Bèrgs

‘Het lespakket Bèrgs in de klas! gaat over de dynamiek van taal,’ vertelt Riny. ‘Het schetst op eenvoudige wijze de geschiedenis en ontwikkeling van het Nederlands en de belangrijke rol van de dialecten daarin. Het Brabants dialect – en in dit geval ’t Bèrgs – is voor veel opa’s, oma’s, kennissen en buren van de leerlingen een moedertaal. Een taal die door hen nog dagelijks wordt gesproken, ook met hun kleinkinderen. Daarnaast gebruiken veel Brabantse jongeren moderne varianten van die moedertaal in hun straattaal.’

In het multimediale lespakket gaan de leerlingen onder meer bij familie en kennissen onderzoek doen naar ’t Bèrgs. Aan de hand van een videoclip, korte filmpjes en een leesplankje leren ze ’t Bèrgs te vertalen, eenvoudige Bèrgse woorden te spreken en te schrijven. Meer specifiek zal worden ingegaan op de herkomst

10 Brabants nummer 38 - september 2023 VAN DE REDACTIE
’t Bèrgs léésplènkske Opdrachtkaart week 1 - Bèrgs in de klas! -

van bepaalde dialectwoorden en het gebruik van lidwoorden, voornaamwoorden en telwoorden in ’t Bèrgs

Het pakket bestaat uit achtergrondinformatie en beeldmateriaal voor de leerkracht en acht opdrachtkaarten voor de leerlingen. Elke week gaan de leerlingen met een opdrachtkaart aan de slag. De cursus wordt afgesloten met een quiz, waaruit zal blijken welke groep 8 zich Kampioen Bèrgs mag noemen.

Verbinding

Voor de afgelopen zomervakantie legden Dick en Riny het lespakket voor aan de leerkrachten van de groepen 8 van basisschool De Fonkeling in Berghem. Het idee werd meteen enthousiast ontvangen. Al was er toch ook een licht spoor van twijfel: de leerkrachten moesten ‘bekennen’ zelf niet tot nauwelijks ’t Bèrgs machtig te zijn. Bij de ontwikkelde lesmethode vormt dat echter geen enkel probleem, gaven de Boeijens aan. Onmiddellijk begonnen de raderen bij de leerkrachten volop te draaien: ‘We kunnen dit prachtig combineren met het bezoek van onze school aan het Bèrgse bejaardentehuis,’ en ‘Hartstikke leuk dat onze leerlingen via dit lespakket in gesprek gaan met hun buren, ooms en tantes’. En zo zorgt ’t aawverwetste Bèrgs voor een nieuwe verbinding in het van oudsher hechte dorp, dat de afgelopen jaren in zeer rap tempo fors is uitgebreid met veel buitenbèrgse mense

Toaltegels

In september is de aftrap. Dan kunnen de leerlingen en leerkrachten van de drie groepen 8 kennismaken met het lespakket en met de makers. Daarna gaan ze aan de slag. In december wordt het project afgerond met de quiz. Als blijvende herinnering wordt de speelplaats van De Fonkeling verrijkt met een aantal toaltegels met opschriften in ’t Bèrgs, zoals nie nètse (niet plagen).

Dick en Riny Boeijen hopen met dit experiment het Bèrgse dialect in de schijnwerpers te zetten, en overwegen met dit lespakket ook de andere basisschool in Berghem over de streep te trekken. Dick: ‘Het zou prachtig zijn als vanaf nu ieder Bèrgs kind, voordat hij of zij naar de middelbare school gaat, via Bèrgs in de klas! kennismaakt met ons prachtige dialect.’

Illustraties: Mathilde Artwork

Brabantse Spreukenkalender 2024

De vijfendertigste editie van de Brabantse Spreukenkalender is van de persen gerold. De succesvolle tijdstabel biedt weer een scala aan fraai Brabants taalgebruik: ingezonden verhaaltjes, gedichtjes, liedjes, mopjes en vooral spreuken uit de hele provincie Noord-Brabant. De redactie heeft zoals gebruikelijk de humor in dialect laten prevaleren. De openingsspreuk is meteen een duidelijk voorbeeld: ‘Ik ben nie vur een gat te vange,’ zin Gradje èn ie traowde vur de vijfde keer! Dialect en humor gaan bij uitstek samen in de ingezonden zeispreuken.

De nieuwe uitgave ziet er feestelijk uit: het achterplat wordt gesierd door de aquarel van een zwanenduo. Op het blok prijkt het wapen van Noord-Brabant met de leeuwen in goud tegen een oranje achtergrond op een hemelsblauw achterplat.

De inzendingen komen niet alleen uit de provincie, maar soms ook van ver weg: Brabantse emigranten uit de Verenigde Staten en Nieuw Zeeland deden onder meer hun best. Er blijkt nog altijd animo genoeg voor het Brabants eigene in taal en teken te bestaan.

De kalender met zijn geestigheden zou de lezer elke dag een lach moeten bezorgen.

Het tonen van de rijkdom van de Brabantse taal is vanouds het oogmerk van de samenstellers Cor en Jos Swanenberg. Zij konden weer een beroep doen op tal van Brabantse schrijvers, vertellers en dialectzangers.

Daor is veul praot over, mar ’t wordt stilgehaauwe en Ze ware hier zó èrrem dèsse de kiendjes èiges makte zijn Oostbrabantse voorbeeldspreuken uit de jongste kalender. Uitgeverij Van de Berg, Almere. Verkrijgbaar in de boekhandel.

Illustratie: Nelleke de Laat

Brabants nummer 38 - september 2023 11
VAN DE REDACTIE

Aantekeningen

De plaats van handeling, het Huis der Duizend Likeuren, bestaat niet meer, evenmin als veel andere namen van personen, ondernemingen en horecagelegenheden uit de tijd waarin Tilburg een textielstad was. Enige toelichting lijkt daarom gewenst. De (cijfers) verwijzen naar het kwatrijn.

- fiel-de-kòs (1) – Een verfijnd soort weefsel van katoen. Verbasterde uitspraak van het Franse ‘fil d’Écosse’, Schotse draad. Het betreft katoen dat gemerceriseerd is, waardoor het zijde-achtig glanst.

- blaauw as’ne Tilburgse slôot (2) – Een ‘blauwsloot’ was een open riool of een wat grotere waterloop. De blauwe kleur van het water werd veroorzaakt doordat de ververijen van textielfabrieken er hun afvalwater op loosden.

- Sint-Job (3) – De heilige Job wordt nog steeds vereerd in de parochiekerk in Enschot. Op zijn feestdag, 10 mei, trokken veel Tilburgers te voet naar Enschot om hem te vereren en de snoep- en viskramen te bezoeken.

- Hèùs van de Duuzend Likeure (feitelijk: Huis der Duizend Likeuren) (4) – legendarisch etablissement (vroege jaren ’50-1972). Het bevond zich bij de draaibrug bij de kruising van Prinsenhoeven en de Havendijk. De enigszins excentrieke eigenaar Kees den Reijer was een beminnelijke man die niets gemeen heeft met Dienekes pappaa.

- Pius z’n haove (4) – De Piushaven in Tilburg.

- Eeras en Drêûge of Franke (6) – wollenstoffenfabrieken. H. Eras & Zonen, George Dröge, Gebr. Franken N.V. Schrobbelèèr (7) – Een kruidenlikeur. De ‘schrobbelaar’ maakte de ruwe wol gereed voor de spinnerij.

- ’n Tipke van Bootz meej unne klont (7) – Likeur van H. Bootz’ Distilleerderij; brandewijn met aroma van sinaasappel. Wegens het hoge percentage werd aan een Tip desgewenst een ijsklont toegevoegd.

- Loojers- en Koorebeurze (7) – Twee café-restaurants aan

het Heuvelplein. De Looiersbeurs sloot in 1972, De Korenbeurs in 2002.

- Riesj (8) –Hotel Riche aan het Heuvelplein. Het sjiekste hotel-restaurant met bar van Tilburg. Geopend in 1917, gesloten in 1978.

- De Echoo (9) – Harmonie Echo des Montagnes, opgericht in 1867. De naam Echoo werd in de volksmond gebruikt voor het café aan het Korvelplein waar de harmonie repeteerde en optrad. Afgebrand in 1995.

- foezel (9) – Jenever van slechte kwaliteit.

- Ool Duts (9) – Café-restaurant aan de Korte Heuvel dat baanwielrenner Jan Pijnenburg na zijn carrière overnam en de naam Old Dutch gaf.

- Prieze Doo (9) – Cees Stip gebruikt hier ‘water’. Ik heb dat veranderd in de naam waaronder de Tilburgsche Waterleiding Maatschappij vanaf 1995 bronwater op de markt brengt onder de merknaam Prise d’Eau.

- Catzkes (11) – Een ooit zeer populaire kruidenlikeur van de firma Catz & Zoon uit Pekela. De naam Catz kwam in gebruik voor jenever met kruidenelixer.

- Vuggent en Tulloos (15) – Het vervoersbedrijf Van Gend en Loos had in Tilburg een groot distributiecentrum.

- Jaonus Vurraok (15) – Janus van Raak, handelaar in oud ijzer, gevestigd aan de Piushaven. De firma bestaat nog steeds.

- duuvelèèr (20) – Een van de laagste functies in de textielfabrieken. De ‘duivelaar’ werkte in het ‘duivelhok’ aan de ‘duivelmolen’, waarmee ruwe wol gemengd werd en losser gemaakt.

- krèèp-de-sjien (25) – Crêpe de chine, een verfijnd gekroesd weefsel dat dun oogt en een korrelachtige structuur krijgt door het gebruik van verschillende garens bij het weven.

- Teminiau (28) – Huisarts Antoon Taminiau, een van de populairste huisartsen in Tilburg.

- Reemie Merèène (29) – Het cognacmerk Rémy Martin gemixt met café Marijnen (1983-2000 gevestigd op de Korte Heuvel).

De afbeeldingen op pagina 18-19 zijn van de hand van Nelleke de Laat. De afbeelding hierboven is een detail uit een ets van C. de Kort met rechts bij de brug het Huis der Duizend Likeuren.

20 Brabants nummer 38 - september 2023
Brabants nummer 38 - september 2023 21 TON VAN DEN BERGH

Stichting Kleurke brengt contact en plezier

’In verzorgingshuizen zie je vaak dat mensen zomaar zitten te zitten, vooral als het dementerenden betreft. Er is moeilijk contact met hen te krijgen, en lachen of andere tekenen van levensvreugde zijn bij deze mensen nog maar zelden te zien. De Stichting Kleurke probeert toch weer hun brein te activeren, hun motoriek te stimuleren en door herstel van sociaal contact plezier in het leven terug te brengen. Hoe? Door middel van muziek.’

Rensz Gorisse, gepensioneerd muziekleraar, is een gepassioneerd man. Toen ik voor de tweede keer bij hem op bezoek kwam, wist ik bij voorbaat dat ik voorlopig niet naar huis kon. Rensz neemt namelijk graag uitgebreid de tijd om bij een lekker bakske koffie te vertellen over wat hem drijft en bezighoudt. En dat heeft altijd weer te maken met taal en muziek, maar ook met sociale ingesteldheid.

Mensen met dementie

Toen zijn vader ruim twintig jaar geleden in een verzorgingshuis verbleef, zag Rensz daar al het hulpeloze en hopeloze van sommige bewoners. Maar van tijd tot tijd lukte het hem om toch weer contact te maken. Door middel van een simpel liedje: Wie ge bent*

Na zijn pensionering zette Rensz, die niet stil kan zitten, allerlei projectjes op. Zo wilde hij ook wel eens muziek gaan brengen bij een groepje bedlegerige mensen met dementie. Niet in de aula, maar heel intiem op de afdeling. Het resultaat viel hem tegen. Hij dacht niets te hebben bereikt. De verpleger was echter zeer enthousiast. De ene bewoner had

met zijn ogen geknipperd en de andere had bewogen met zijn wijsvinger. Er was dus wel degelijk resultaat geboekt! Muziek is de laatste taal die overblijft als communicatie via andere talen niet meer mogelijk is. Sinds die tijd is Rensz Gorisse, Oosterhouter in hart en nieren maar woonachtig in Teteringen, vele uren per week bezig geweest met het oprichten en verder uitbouwen van de Stichting Kleurke. Dit is een stichting die tot doel heeft het realiseren van praktische en materiële steun aan muzikale activiteiten voor zorgafhankelijke mensen die door lichamelijke en/of geestelijke beperkingen niet meer kunnen genieten van het reguliere aanbod Met andere woorden: kleur geven aan het leven van die mensen.

Groei

De stichting is opgericht in november 2019, nadat Rensz al drie jaar bezig was geweest met nadenken, organiseren en contacten leggen. Sindsdien verzorgen professionele muzikanten, die bovendien weten hoe ze met dementerenden moeten omgaan, bij instellingen in de regio Tilburg en Oosterhout op bestelling een uurtje muziek op de afdelingen. In 2020 waren er ondanks covid 50 optredens, plus een aantal voorstel-

lingen via streaming. In 2021 kwam de regio Breda erbij en groeide het aantal optredens naar 160. Vorig jaar werden dat er al 430 en voor dit jaar verwacht Rensz een groei naar 600 à 700 voorstellingen.

Het spreekt vanzelf dat de organisatie van dit alles onmogelijk te behappen is zonder professionele krachten. De stichting heeft dan ook inmiddels diverse betaalde functionarissen in dienst.

Ook de financiële kant van de organisatie heeft heel wat zorgen gebaard. De stichting heeft een substantiële subsidie ontvangen via een impulsregeling van de Provincie Noord-Brabant. Dat ging echter niet zonder slag of stoot, doordat de eisen van de subsidieverlener niet strookten met de doelstellingen van de aanvrager. Uiteindelijk werd de goedkeuring alsnog verkregen, zodat de stichting haar heilzame werk kan blijven verrichten. Toch blijven donaties nog steeds nodig en van harte welkom. Wie meer wil weten over de Stichting Kleurke en op de een of andere manier steun wil verlenen, verwijs ik naar de site van de stichting.

* Dit liedje is te beluisteren op de cd van Rensz Gorisse met de titel Hedd’effe.

28 Brabants nummer 38 - september 2023 JAN LUYSTERBURG

Gruun ziele

’t Nòjaor ston in onze jongen ted in ’t teeke van gruun plukke, ’n kaoi karwèij da dik duurde tot òn de winter. Daaglang stonne we mi krom rugge en kouw haand te werken in onze ‘knollentuin’, die waar ingezèijd nòda de rog van ’t laand waar. Òn de knollentilt waare spreuke verbonde. Gruun mót tusse Hóg en Lig Lievevrouw gezèijd zen. Da hiel in da’t stoppelknollezaod tusse Maria Himmelvaart (half augustus) en Maria Gebórt (8 septèmber) de grond in moes. Wie knolle wil eete, mót Laurènsius (10 augustus) nie vergeete waar ’n aander boerewijshèid ùit onzen hoek. Gruunighèid waar goewd vur ’t vee, vurral spurrie en knolgruun.

Ons moeder zùrgde da d’r alle daag gruunte op toffel kwaam, want da hurde bij gezond eete. Keeltjes, slaoi, flodderbónne, wortele, bóntjes en kòlle kwaamen ùit onzen èigen hof. Nie iedereen in ons huishouwe waar gesteld op de viteminedragers. ‘Gruunighèid is goewd vur de knijnd,’ klaagde m’n bruur nogal ’s. Dur ’t jaor heen kwaam dikstented gruune stamp op ons burd mi de naam petòzzie. Dieje stamppot van boerekòl wier mistal in de pan opgediend. In ’t midde ha ons moeder ’n kùlleke ùitgespaord vur ’t spèkvèt. Hádde oew burd vol, dan moes ’r nog ’n bietje azijn oover en de bekrooning van ons kunningsmaal waar ’n stukske ùitgebakke spèk. As ge da nò unnen dag gruun plukke kriegt vurgeskótteld, waar de pan leeg vur d’n damp òn de zulder waar. As wij as skooljong vruug onder de appel gongen in de pestoorshof, kriege we somteds bùikpijn van da onrijp fruit. Die uurste èppelkes zaage dik nog zó gruun as prèij as wij ze plukte. Wij luste ze gruun. Wij wiese nog nie da zón ‘verbòje vruchte’ de dieve strafte: wij waare nog gruun aachter ons orre.

Onze grutvòdder viet wel ’s ’n gruun èij mi ’n k’njèkske (cognacje) teege de verkoudhèid. ‘Gruunen herring hèlpt teege de griep,’ wies hij te mèlde. Hij vroeg òn ons as klèin jong oit worrum de zwartebizzeme rood zaage. As wij gin antwoord hán, zin ie triumfantelijk: ‘Da kùmt umda die bizzeme nog gruun zen.’

Klaor gruun wòtter drinke kan nie gezond zen is ’n leevesles die ik ok van hum onthaauwen heb. As ze vroegen of ie unnen borrel luste, antwoordde-n-ie dik mi: ‘Ja, gif men mar unne klaore, want wòtter is goewd vur de kikvorse.’

Nou zen we èiges grutvòdder en hoe grijzer we worre, hoe gruunder gezind we vort raake. Wij leerden op skool da ons ziel zwart kos worre, mar nou hen we ’t gevuul da de kleur gruun beeter paast. Wij woone gelukkig in ’n heel gruun geminte die d’r vanalles òn duu um de natuur te beskerme en hier en daor zèlfs trug te brenge. Ze hen hier b’ons unne strook trottoir veraanderd in unnen blommestrook. D’r stòn nou bekant ’t hil jaor rond plèntjes in bloei. Ge ziet ’r mèijzuuntjes (madeliefjes), platgaoter (paardenbloemen), gaanzeblomme, haoze-

Van linksaf:

gèrf (duizendblad), hónning- en wondkleever (wondklaver), slaopmutskes, goudsblomme, lievermènnekes (duizendschoon), weegentreej (varkensgras), slangekrùid en ribbeleblad (weegbree). Wij zen d’rmi in onze skik en gòn gèire kijke waffer vlinders, hommels en biejkes van d’n bloei in onze straot komme geniete. D’r komme d’r steeds meer!

En dan leesde smèires in de krant da de aarde vurgend jaor meer as 16 miljoen buunder bos hi verlorre. Unne lap grond zó groot as vier kirres ons laand! Nò 2000 is d’r in totaal bekant 340 miljoen buunder reegenwoud verdweene. Al die beum zen gekapt um d’r soja of palmóllie te kunne teulen of um d’r vee te kunne houwe. Diejen houtkap is dik illegaal en da gebeurt onder corrupte regeeringe. In Colombia is al hòst de helft van ’t reegenwoud gerùimd, in Brazilië een dèrde. Godgeklaagd! Dan zakt oew stemming nor ’n dieptepunt. Wa moet da toch worre vur ons kijnder en klèinkijnder?

‘Wij kunnen allennig mar ’t goei vurbild geeve en da doen we ok,’ kwaamp ons vrouw ùit d’n hoek. ‘Alle daag fietse en op de terrassen ùitruste!’ Daor kikkerde-n-ik wir wa van op.

Wij proffiteere van ’t wèrm weer zó lang ’t kan. Mi al die zommerse hèt zaate we vruug tusse de wiele en dinnen oover de Dungese dijkskes dur ’t Bosse Broek en langs de knaal trug, of we begosse bij de Heezikse maste um via de Ballekumroute dur d’n Èikenbùrgt en oover d’n Hoefse vonder huiswèrts te drùlle. Op ’t hitst van d’n dag laage we lèkker te bekommen in de skadoew van ’t hóg gruun aachter ons huis.

Gruun, kleur van hoop, van leeve, van vreede en hoopelijk ok van de toekomst!

Illustratie: Nelleke de Laat

Brabants nummer 38 - september 2023 29 HÁS VAN DE ZANDE
goudsblomme, slangekrùid, mèijzuuntjes, platgaoter, gaanzeblomme, slaopmutskes, hónningkleever en wondkleever

Moord op A.M. de Jong

Volgende maand, op woensdag 18 oktober, is het tachtig jaar geleden dat de in Nieuw-Vossemeer geboren

A.M. (Adriaan) de Jong, schrijver van onder meer de Merijntje Gijzen-cyclus, door twee leden van de Germaanse SS, Lambertus van Gog en Daniël Bernard, voor zijn huis in Blaricum wordt vermoord. Hij is dan 55 jaar. Het is een van de eerste zogeheten Silbertanne-moorden, sluipmoorden die op initiatief van de Sicherheitspolizei op meerdere plaatsen in Nederland door Nederlandse SS’ers en oostfrontveteranen tussen september 1943 en september 1944 worden uitgevoerd. De schuld wordt natuurlijk toegeschreven aan de communisten en het verzet. Aanstichter van de moord op A.M. de Jong is zijn achterbuurman

WA-Heerbanleider Albertus Nijland, jodenvervolger en verklikker, die de bezetter al eerder op de familie De Jong wees. Hij verdenkt de familie van illegaal werk en steun aan joden en in zekere zin is dat ook zo. Op de avond van 18 oktober 1943 melden de SS’ers zich in het uniform van

MEN BRABANTS

Umdè’k m’n ziel nog aalt vuujl trille bê de oer-Brabantse woorde blijve ze vur men veul wèrd.

Ès ik mènse dialect heur praote ben ik wir trug in onzen hèrd waor de èlper staon te dampe de sóndusse soep lang stî te trekke en wij de vloer mî zaand bedekke.

Ók ’t pèdje nao de méule, waor wij dik mî de hil buurt gonge speule gî noit nie weg ùt men geheuge.

politieagenten rond half negen bij de woning van A.M. de Jong aan de Professor van Reeslaan in Blaricum onder het voorwendsel dat ze de verplichte verduistering willen controleren. Gedurende de ontvangst krijgen ze door de familie nog thee en een sigaret aangeboden. De verduistering is natuurlijk in orde en De Jong laat ze weer uit. Zijn vrouw, Wies de Jong, hoort ze in de hal nog zeggen: ‘Nou, meneer De Jong, tot ziens.’ Dan het geluid van de voordeur die opengaat en vervolgens klinken twee schoten. A.M. de Jong is door zijn moordenaars door het hoofd geschoten en sterft op de drempel van zijn woning.

Na de oorlog krijgen beiden levenslang maar ze worden na dertien jaar vervroegd in vrijheid gesteld. Achterbuurman Nijland wordt voor jodenvervolging tot achttien jaar veroordeeld en krijgt van de rechter vijf jaar extra gevangenschap vanwege medeplichtigheid aan de moord.

In het huis aan de Blaricumse Professor van Reeslaan 20 (en niet op

nummer 12 zoals in zijn biografie en ook elders wordt vermeld) is in 1953 bij de tienjarige herdenking van zijn dood een gedenksteen in de muur gemetseld. Zie de foto. Helaas zijn de letters en de achtergrond van hetzelfde materiaal, waardoor de tekst moeilijk leesbaar is. Die tekst luidt: ‘Hier woonde, werkte en stierf A.M. de Jong 18 oct. 1943.’ Het is een terecht baken ter gedachtenis aan een populair auteur, van wie in ons taalgebied maar liefst circa 2,4 miljoen boeken werden verkocht.

Voor alle bijzonderheden over zijn leven verwijs ik naar de in 2001 uitgebrachte biografie van de hand van zijn neef en oomzegger Mels de Jong met als titel A.M. de Jong, schrijver, en ook naar het A.M. de Jong-museum, Voorstraat 29 in Nieuw-Vossemeer.

dèsse d’r niks van kunne verstaon ze zo’n eigelijk op ’ne cursus moete gaon.

Ge bent noit te áawd um wá te leere en mî mekaar te akkerdeere.

Vur men part zingde alle woorde die ge zeeker zó’t wille kenne dan zulde heure dé’t goewd zal klinke en dé ge d’r hèndig aon kunt wenne umdè de taal van ons schitterend Brabant mooi in akkoorde is te vange, veul heimwee meedraagt en ons nao mooi daag lut verlange.

Umdùrrum zój ik toch zó gèer hebbe dè’t dialect van Brabant in irre wùrdt gehaawe en dètter niemand mer gî lîgge maawe

34 Brabants nummer 37 - juni 2023
HENK JANSSEN
ANS VAN KESSEL < In het dialect van Vorstenbosch > 2023 Gedenksteen in Blaricum

Luisterbox Brabants 38

Colofon: Brabants, jaargang 10, nummer 2, september 2023 Brabants verschijnt vier keer per jaar: in juni, september, december en maart.

Redactie: Jan Luysterburg (hoofdredacteur), Ed Schilders, Yoïn van Spijk (eindredacteur), Cor Swanenberg, Jos Swanenberg. Redactiesecretariaat: Cor Swanenberg, Milrooijseweg 109, 5258 KG Berlicum, tel. 073-5031879.

De volgende door de auteurs ingesproken teksten zijn te beluisteren op de website:

Riny Boeijen: Alfebeties bekeke (Berghem) 1.44

Jan van Eijck: Uit de dokterspraktijk (Midden-Brabants) 1.12

Ans van Kessel: Men Brabants (Vorstenbosch) 1.19

Elly Schepers-Corstjens:’k Zal oe zèège wie ik ben (Oud Gastel) 1.50

De geluidsopnamen zijn gemaakt door Frans van den Bogaard en Cor Swanenberg. De luisterbox is te vinden op de audiopagina van www.stichtingbrabants.nl

Rommelkruid en Nagelgruis

Rommelkruid is de benaming voor een mengsel van specerijen en kruiden. Het is dé smaakmaker in balkenbrij. De exacte samenstelling ligt niet vast. Vroeger was het in de kruidenierswinkel te koop. Het verdween uit de schappen maar het is eenvoudig te maken.

De belangrijkste ingrediënten, die in theelepeldosis worden toegevoegd, zijn venkelzaad, anijszaad, kruidnagels, gemalen zoethout, gemalen peper, gemalen nootmuskaat, piment, gemberpoeder en kaneelpoeder. Soms worden nog foelie, sandelhout en suiker toegevoegd. Om rommelkruid te maken worden de ingredienten in een vijzel gedaan en fijngewreven.

Nagelgruis is het fijngewreven kruidnagelpoeder. Hoe meer kruidnagel, hoe grijzer het gerecht dat in Brabant vanouds aan winter en carnaval gekoppeld wordt.

Dat Ton van den Bergh deze kruidnamen gebruikt voor de hoofdfiguren van zijn strips, getuigt van een bijzonder gevoel voor humor.

Aan dit nummer werkten mee: Ton van den Bergh, Riny Boeijen, Josefien Dortmans, Jan van Eijck, Wim van Gompel, Riet van Gorp, Lya de Haas, Adri Hoppenbrouwers, Henk Janssen, Junt, Ans van Kessel, Marie-Christien, Jan van Nassau, Elly SchepersCorstjens, Simpel Zat, Ciny van Vonderen en Hás van de Zande.

Foto omslag: Henk Janssen. Tenzij anders vermeld zijn de foto’s in dit blad van Henk Janssen.

Vormgeving: Meyer Grafische Vormgeving, Asten (www.meyergrafischevormgeving.nl).

Druk: Grafisch Atelier Blaricum, Blaricum (www.drukkerijblaricum.nl).

Uitgever: Stichting Brabants, Missiezusterslaan 51, 5405 NL Uden, tel. 06-51158839. KvK-nummer 60585412. RSIN 8539.72.199. ISSN 1572 – 1612.

Bankrekening ABN-AMRO

IBAN: NL73 ABNA 0545 3581 75 (BIC-code: ABNANL2A)

Website: www.stichtingbrabants.nl

E-mailadressen:

Algemeen: info@stichtingbrabants.nl

Redactie: redactie@stichtingbrabants.nl

Abonnementen:

Bestellingen, opgave en mutatie van jaarabonnementen uitsluitend via de uitgever, Stichting Brabants. Een jaarabonnement kost € 24,50. Losse nummers € 8,95 inclusief portokosten in Nederland. Voor abonnementen in het buitenland wordt de prijs van het jaarabonnement verhoogd met de van toepassing zijnde verzendkosten. Voor het buitenland is Brabants evenwel ook in pdfbestand verkrijgbaar. De prent op de achterzijde is van Cees Robben. Dank aan de Cees Robben Stichting, Goirle.

Brabants nummer 38 - september 2023 35
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.