2 minute read

6.2.1 Begrijp de perceptie van degenen die je beoordelen

uiteenloopt, dan wordt het voor jou steeds moeilijker te bepalen wat je moet doen om succesvol te zijn.

Zorg er dus zélf voor dat je goede outputafspraken maakt met degene die je beoordeelt. Dat voor jullie allebei zo duidelijk mogelijk is hoe bepaald wordt of je je output hebt gehaald. Kortom, hoe meet je je output?

Dat ‘meten’ is natuurlijk niet alleen instrumenteel. Als je iets SMART kan maken is dat heerlijk: Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden. Maar ook met SMART-doelen heb je niet de hele werkelijkheid te pakken. Allereerst ben je ook afhankelijk van de prestaties van anderen waar je mee samenwerkt. Daarnaast ben je afhankelijk van de aspecten die niet altijd instrumenteel benoembaar zijn: vernieuwend, draagvlak, helderheid, ga zo maar door. Ten slotte is er natuurlijk nog de perceptie van degenen die iets beoordelen. Als we iemand bijvoorbeeld niet mogen, vinden we wat hij doet doorgaans ook minder goed. Zo zitten we nu eenmaal in elkaar.

De centrale vraag bij output is: ‘Waar blijkt dat uit?’ Als je output levert, waaruit blijkt dan dat je dat gedaan hebt? Tekst op papier, bijvoorbeeld, is geen output. Als mensen de tekst niet begrijpen, niet navolgen of zelfs helemaal niet lezen, heb je dan output geleverd? Uiteindelijk zul je zien dat in je beoordeling het effect van de tekst op de eventuele lezers meestal meeweegt.

Je output helder krijgen is een dialoog. Het is gedeeltelijk rationeel en gedeeltelijk een gevoel. Ook is het een dialoog die je moet blijven voeren, want percepties veranderen in de loop van de tijd. Om helderheid te krijgen zul je voortdurend in gesprek met je beoordelaars moeten blijven over wat zij waardevol vinden.

6.2.3 Houd de baas uit de buurt

Essentieel bij professionaliteit is dat het hoe aan de professional zelf is. De professional heeft drie zaken van de organisatie nodig om haar werk goed te kunnen doen: 1) ondersteuning, 2) heldere criteria (hoeveel tijd, geld en middelen zijn er, welke procedures, regels en wetten moet ik volgen en wat zijn de morele kaders?) en 3) duidelijke doelen.

Hoe die doelen binnen de gegeven criteria worden bereikt, is aan de professional zelf. Die weet immers het beste hoe het werk aangepakt moet worden. Daarvoor ben je professional.

Ouderwetse bazen bemoeien zich graag met het ‘hoe’. Die zien zichzelf als het beste jongetje of meisje van de klas. Ook professionals hebben nogal eens de (professioneel gezien onvolwassen) neiging om de baas voortdurend te vragen of ze hun werk goed doen of, zelfs nog erger: hoe ze hun werk moeten aanpakken. Dat doen ze natuurlijk omdat ze zich onzeker voelen. Als

This article is from: