nieuwsbrief aan(ge)dacht 7

Page 1

aan

dacht ge Nieuwsbrief 7 december 2004

Beste ouders,

reacties uit- of inschrijven jan.vanthomme@skynet.be

Agenda: 27 januari 2005 20u Dyslexie… en nu nog vreemde talen Spreker: Conny Milliau (logo) CC De Spil Roeselare Vzw Sprankel 15 februari 2005 20u30 Druk, die,kinderen! Druk!? Spreker: Zit Stil St. Janscollege Burg. Bertenplein 32 Poperinge Inr. Gezinsbond Info scw@gezinsbond.be

23 februari 2005 20u30 Omgaan met agressie Spreker: Ria Van Noyen CC De Valkaart Rodenbachstraat 42, Oostkamp Vzw ZitStil

Je hebt als ADHD-jongere het niet alleen moeilijk met jezelf of je directe omgeving, vaak moet je opbotsen tegen vooroordelen. Wat hier volgt komt van een mama die mij dit mailde. Haar 15 jarige zoon had de laatste weken af en toe een appelflauwte. Het gebeurde zelfs dat hij zomaar neerviel. Moeder die zich ongerust maakte belde na weer zo’n val de huisarts. Na een vluchtig consult beweerde hij dat er niets aan de hand was en dat het waarschijnlijk haar zoon was en zijn puberteit. Toch bleef dit vallen nog voorkomen. Mama besloot een specialist te raadplegen. De arts die haar zoon volgde voor ADHD. Prompt werd de jongen doorgestuurd voor een uitgebreid neurologisch onderzoek met o.m. CT-scan. Maar niets bleek te wijzen op een probleem - dus toch de puberteit en de ADHD. Uiteindelijk werd eens de bloeddruk gemeten! 8 en 9 waren de cijfers. Te lage bloeddruk!!! En plots was het probleem een probleem en was het probleem dat hij misschien wel een probleem maakte opgelost. Gelukkig voor zijn geloofwaardigheid is er dus een probleem! Jan

Inhoud

• In deze nieuwsbrief brengen wij verslag uit over een info avond rond ADHD bij pubers tot jong-volwassenen door Prof. Thiery.

• Moeten we nu visolie geven of niet. Kan je zonder Rilatine en met omega 3 de ADHD onder controle krijgen ? We staan hier even bij stil in het tweede artikel. Maar we vragen jullie medewerking. Mail jullie ervaringen door, welke producten ken je en hoeveel kost het ? We verzamelen de gegevens en berichten later hierover meer. Uiteraard is anonimiteit verzekerd. • Starten doen we met jullie te informeren over een project waarmee Peter Glorieux en ikzelf al een tijd bezig zijn. De werktitel is Benedictus. Het gaat over het informeren van een klas van een ADHD kind! Vragen suggesties … zijn welkom, ….verwachten we !


Links links links links! • Luk is heel druk! Luk heeft ADHD, hij is niet zomaar een lastig kind. Je kan Luk bezoeken op www.mijnbijzonderbrein.be de website van de Koning Boudewijnstichting. Je kan er ook opmerkingen, vragen, kritieken kwijt. Maar er is meer: hersenscan, Parkinson,stress, coma …het heeft te maken met ons brein…wat een bijzonder lichaamsdeel is. • Het PMS is niet meer. Nu heb je CLB. Is dit alleen maar een nieuwe verpakking voor een oud product? Oude wijn in nieuwe vaten? NEE! Het CLB is wat het is: Centrum voor Leerling Begeleiding. Die begeleiding is geen synoniem voor bijles maar staat wel garant voor permanente opvolging bij o.m. ontwikkelingsproblemen. Dus ook bij ADHD of dyslexie. Heb je steun en zorg nodig langer dan de 2 jaar van de logopedie of het reva en langer dan de zes jaar van de lagere school? Wie kan dat bieden? Het CLB ! Maar soms moet je wat aandringen want er wordt vraaggericht gewerkt, dus niet meer automatisch zoals vroeger bij het P.M.S. www.clb-net.be Je vindt er interessante informatie: klikken op caleidoscoop. • OPMERKING: Rilatine MR werkt geen 12 uur zoals op de tabel in de vorige brief bleek maar 8 uur !!! • Ouders die hun kinderen willen beschermen tegen ADHD moeten misschien de TV wat meer afzetten. Dat is één van de besluiten uit een onderzoek dat verscheen in Pediatrics van april van dit jaar. Onderzoekers zagen meer aandachtsproblemen, op zeven jaar, bij kinderen die als baby of peuter veel TV keken. De studie bekeek het aantal uren dat kinderen aan één jaar en aan drie TV keken. Gemiddeld keek een 1-jarige 2 uur televisie per dag. . Drie jarigen keken gemiddeld 3 en een half uur TV per week. Op hun zevende werden bij 10 % van de kinderen aandachtsproblemen vastgesteld. De resultaten gaven aan dat diegene die meer dan gemiddeld TV keken aan één jaar en drie jaar, duidelijk meer aandachtsproblemen vertoonden dan diegenen die een normale hoeveelheid TV keken. De onderzoekers merken op dat op jonge leeftijd het brein nog volop ontwikkelt. Veel TV kijken op jonge leeftijd zou de hersenen kunnen overstimuleren waardoor zij op latere leeftijd een aandachttekort vertonen. Het beperken van TV op de leeftijd waarbij de hersenen nog heel sterk ontwikkelen zou de kans om later ADHD te ontwikkelen verminderen. Wij merken hier nog op: Het blijft gevaarlijk om dergelijke resultaten onmiddellijk als een vast gegeven te gaan zien. Het herhalen van dergelijk onderzoek moet die gegevens kunnen bevestigen. Bovendien weten wij niet over welk soort programma’s het ging waarnaar de kinderen keken. Wellicht speelt dit toch ook wel een rol. Tenslotte moeten wij voor ogen blijven houden dat ADHD in de eerste plaats een genetische aandoening is waarbij de invloed van de omgeving (zoals TV kijken) toch wel beperkt is. Maar niet onbelangrijk is!


Benedictus model 1. Inleiding Kinderen met ADHD zijn vaak temperamentvolle kinderen. Als peuter vallen ze op. Soms zijn ze heel alert, hebben alles gehoord, zijn overal bij en reageren constant. Bij volwassenen wekken ze sympathie op. Een dergelijk pittig mensje wekt geregeld een lach op. Tenminste wanneer het niet te erg wordt. Afhankelijk van de leeftijd van de andere kinderen verstoren ze de rust in de groep bij familie bijeenkomsten. Bij oudere kinderen zijn ze vaak in de buurt. Ze krijgen aandacht en zijn tenslotte makkelijk be誰nvloedbaar.Bij jongere kinderen lukt het contact meestal, zo lang zij de bovenhand krijgen. Moeilijker wordt het bij leeftijdsgenoten en zeker wanner het toezicht van een ouder kind of volwassene ontbreekt. Als peuter stelt dit nog niet zoveel problemen omdat die kinderen op die leeftijd nog sterk op zichzelf gericht zijn. In de kleuterleeftijd verandert dit. Oudere kleuters spelen meer met elkaar hoewel de relaties sterk wisselen. Deze trend zet zich verder in de lagere school. Kinderen vergelijken zichzelf met de anderen. Er wordt meer gereageerd op verschillen; zowel qua uiterlijk als op schoolse prestaties. Maar net als bij de volwassene krijgen de leeftijdsgenoten het moeilijker met het drukke overweldigend gedrag van het ADHD-kind. Wat vroeger sympathiek of leuk was wordt nu als vervelend beschouwd. ADHD-kinderen vanaf de leeftijd van 9 jaar lopen meer kans op isolement of pesterijen. Hun impulsiviteit zorgt voor negatieve reacties en op den duur gaat bij ieder conflict de eerste gedachte rond de schuld, naar het ADHD-kind. Met de toename van de negatieve reacties is er een omgekeerd evenredige evolutie merkbaar qua zelfbeeld. Zeker indien vanuit de omgeving van het ADHD-kind weinig inzicht of aanvaarding bestaat betreffende deze gedragsstoornis, daalt de zelfwaarde sterk. Het lijkt ons daarom belangrijk om in de begeleiding rekening te houden met de reacties van de omgeving. 2. Verantwoording We waren dan eigenlijk niet totaal verrast toen wij gevraagd werden om in een zesde leerjaar een, gesprek te hebben over ADHD. De directe aanleiding was Katrien, een meisje met ADHD dat absoluut niet goed in de klasgroep zat. Kinderen met ADHD kunnen immers op een groep wegen. We aarzelden om op de vraag van school in te gaan. Zou dergelijk gesprek zich niet tegen Katrien keren? Zal dit geen pestgedrag uitlokken? Krijgt Katrien zo geen carte-blanche om druk-impulsief gedrag te vertonen? De informatie die we vooraf inwonnen overtuigde ons. Voorzichtig, maar met stijgend enthousiasme, bereidden we een les voor en vormde zich stilaan een modelletje waarover we hier een verkort verslag uitbrengen. 3. Theoretische uitwerking Wat ADHD staat voor Attention Deficit Hyperactivity Disorder. Het is een term die eigenlijk verschillende ladingen dekt. Het meest opvallend zijn de kinderen die impulsief en hyperactief gedrag vertonen. Het is die groep kinderen die in de jaren 70 als hyperkinetisch werden bestempeld. Maar er bestaat ook een groep kinderen die vooral aandacht zwak zijn . In tegenstelling tot de eerste subgroep van ADHD zijn deze kinderen niet opvallend. Ze dagdromen, zijn traag en heel vaak verstrooid. In een aantal gevallen zijn die kinderen bovendien onhandig en stuntelig. Uiteindelijk bestaat er een mengvorm. Het zijn kinderen met


niet alleen een aandachtstoornis maar die bovendien ook nog impulsief en hyperkinetisch zijn. In de omgeving van zo’n kind zijn de reacties soms verdeeld. Ouders komen onder druk te staan. Grootouders of andere familieleden stellen de opvoeding van de ouders in vraag. Soms vinden ze de ouders te tolerant. In andere gevallen minimaliseert men het moeilijke gedrag van het kind.Maar ADHD ontstaat niet als gevolg van een minder goede opvoeding. Kenmerkend voor ADHD is dat het om een neurobiologische stoornis gaat. De wetenschap levert (vooral de laatste jaren) voldoende bewijs dat ADHD een probleem van de hersenen is. Dit bewijs vindt men terug in de afwijkende bouw van de hersenen en anderzijds in een verstoorde werking van de neurotransmitters 1. ADHD is een aandoening die voor 70 % genetisch bepaald is. Samen met andere factoren zoals zwangerschapscomplicaties, rook- en alcoholgebruik door de moeder tijdens de zwangerschap, milieuvervuiling, opvoedingstekorten … vormt de voorbeschiktheid de basis van een biologisch probleem dat zich uit in een abnormaal gedrag. Voor sommigen zou ADHD een extreme variant kunnen zijn binnen een spectrum van verschillende temperamentkenmerken. Andere onderzoekers (o.m. Prof Danckaerts) delen die mening niet. Hoe dan ook iedereen is het er over eens dat het ontwikkelingsstoornis is. ADHD komt voor bij alle lagen van de bevolking, bij alle culturen maar niet altijd op de zelfde wijze. Bovendien krijgen jongens tot vier keer meer ADHD dan meisjes . ADHD is vaak vergezeld van een ander probleem: leerstoornissen, sociale problemen, opstandige gedragstoornis…Dit maakt het plaatje alleen maar complexer. Het probleem ADHD ADHD is op zijn zachtst uitgesproken een twijfelachtig begrip. Niet alleen krijgen ouders vaak kritiek of staat de onmiddellijke omgeving sceptisch tegenover het probleemgedrag. Maatschappelijk gezien vormen er zich twee groepen: believers en non-believers. Die laatste groep spreekt meestal vanuit een aantal vooroordelen en of een gebrek aan kennis. Maar zelfs bij de believers heerst er onzekerheid. Hoe komt die onzekerheid er toch ? De gedragskenmerken die samengaan met ADHD maken nochtans sinds lang het voorwerp uit van observatie. Hippocrates,(450 – 375 j. voor Christus noteerde2 reeds: “Er zijn mensen die te vlug én niet krachtig genoeg reageren op zintuiglijke ervaringen. Het lijkt of hun ziel te vlug naar een volgende waarneming wil kijken.” ADHD is een subjectieve diagnose. Men komt tot het bepalen van ADHD door het beschrijven van het gedrag. Wereldwijd wordt daarbij de DSM IV gehanteerd3 . Hiebij richt men zich naar drie aspecten : aandacht, impulsiviteit en hyperactiviteit. Het aankruisen van voldoende beschrijvende items leidt tot een grote waarschijnlijkheid voor ADHD. Maar met items als “beweegt vaak onrustig met handen en voeten” of “ kan moeilijk rustig spelen” zit je toch wel met een aantal “rekbare” begrippen. Nu is het wel zo dat verschillende bevragers uit verscheidene situaties de betrouwbaarheid verhogen. De 18 items binnen de DSM IV worden zowel afgenomen bij een 7-jarige als bij een 14-jarige of volwassene. Het spreekt voor zich dat dit niet zonder risico’s is temeer daar er geen rekening wordt gehouden met de ontwikkeling van het gedrag van ADHD waarbij gekend is dat de hyperactiviteit aan 10 jaar en de impulsiviteit vanaf 12 jaar afnemen. 4 1

Dit zijn stoffen die in de hersenen ervoor zorgen dat er informatie kan uitgewisseld worden tussen de hersencellen. Het zijn dus een soort boodschappers. Wanneer we het over aandacht en zelfcontrole hebben zijn dopamine en noradrenaline de belangrijkste neurotransmitters. 2 Aphorismes, Hippocrates. 3 Dit is de bijbel van de psychiatrie waarbij alle erkende afwijkingen in vermeld staan met een beschrijving van de kenmerken. Diagnostic en Statistical Manual of Mental Disorders van de Amerikaanse Psychiatrische Associatie APA. 4 Medisch Contact (weekblad van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst) september 2003 interview met Dr. J. Biederman.


ADHD valt nog niet te meten met een testbatterij. En wanneer op aandachtstests een ADHDer geregeld goed scoort is dit koren, op de molen van de non-believer. ADHD kende reeds vele namen. In 1902 gaf George Still (een arts) drie lezingen over kinderen die niet verstandelijk gehandicapt waren en ook geen hersenbeschadiging vertoonden maar die wel een verstoorde wil en aandacht vertoonden. Hij stelde bovendien vast dat dergelijke gedragsproblemen 3 keer zo vaak bij jongens werden aangetroffen dan bij meisjes. Later volgden in de begin jaren 20 verschillende studies over de catastrofale veranderingen in de persoonlijkheid na een hersenvliesontsteking met ondermeer hyperactiviteit, afleidbaarheid, prikkelbaarheid en anti-sociaal en disruptief gedrag.5 Deze studies vormden de basis waarop later Strauss en Lehtinen (1947) de term Minimal Brain Damage zouden lanceren. Zij schrijven de oorzaak van de stoornis toe aan een kleine (minimale) hersenbeschadiging. Bijna 20 jaar later wordt in Oxford de afkorting MBD = Minimal Brain Dysfunction gebruikt waarbij men de oorzaak van de gedragsstoornis toeschrijft aan een kleine stoornis van de hersenen. Immers men zag geen schade maar men veronderstelde wel een functiestoornis. (Samuel Kirk). In de jaren 70 focust men zich op het gedrag zelf en daar valt vooral het overbeweeglijke aspect op: vandaar de term hyperkinetisch kind. Een term die heel sterk doordrong bij de mensen en nu nog vaak gebruikt wordt i.p.v. ADHD.Die laatste term kennen we nu ruim 20 jaar. Het is de Amerikaanse Psychiatrische Vereniging die deze term in 1980 introduceerde. Men stelde toen 15 items voor die peilen naar aandacht, impulsiviteit en hyperactiviteit. In totaal moesten 8 items voorkomen (DSM III). In 1987 stelt men een lijst samen van 14 items zonder onderscheid waarbij 8 items moeten voorkomen om te kunnen spreken van ADHD (DSM III-R). In 1994 bestaat de DSM IV. Hier blijven 18 items overeind en maakt men het onderscheid tussen het overwegend onaandachtig type, een impulsief-hyperactief type of een gemengde vorm. Men laat ook nog de kans om te spreken van gedeeltelijk in remissie6 . De drie kernbegrippen zijn : aandachtimpulsiviteit-hyperactiviteit. De onduidelijkheid rond het afgrenzen van ADHD zaait twijfel bij ouders, leerkrachten en sommige clinici. Bij de helft van de ADHD-ers komt er naast de aandachtstoornis nog een ander probleem voor. Veel ADHD-kinderen zijn dyslectisch of kenmerken zich door oppositioneel-opstandig gedrag. In dit geval spreekt men van co-morbiditeit. Het betekent het samen voorkomen van 2 stoornissen zonder dat de ene het gevolg van de ander is. Maar de grootste bron van onduidelijkheid zijn de andere gedragsstoornissen of ziekte beelden waarbij eveneens aandachtstekort en/of impulsief-hyperkinetisch gedrag voorkomt. Het fout schatten van een depressie of autisme kan onder de mom van ADHD slecht “behandeld” worden. Een goede differentiaaldiagnose binnen een multidisciplinair onderzoek vergroot de zekerheid om een dergelijk probleem juist in te schatten. Toch stellen we nog te vaak vast dat een diagnose gesteld wordt van achter het bureau van een huis(arts) op basis van een babbel met één van de ouders en een korte evaluatie van de gezondheidstoestand van het kind. Alle onduidelijkheid en twijfel bij de omgeving van het kind werken uiteindelijk door naar het kind zelf en zijn vaak terug te vinden in de aanpak! ADHD-impact Om een diagnose te stellen richt men zich op het gedrag. De kernsymptomen worden bekeken en vanuit een multidisciplinair onderzoek differentieert men ADHD tegenover andere stoornissen en kijkt men naar eventuele co-morbiditeit. De kenmerken van ADHD moeten 5

Hohman 1922, Ebaugh 1923, Strecher & Ebaugh 1924, Paul Eling 2004 Met “gedeeltelijk in remissie” bedoelt men dat de kenmerken in mildere vorm of niet allemaal meer aanwezig zijn maar dat vroeger wel het geval was. 6


niet alleen zichtbaar zijn, ze moeten bovendien voor de leeftijd van 7 jaar voorkomen. Daarenboven stelt men dat die kenmerken in meerdere situaties aanwezig moeten zijn, ze moeten bovendien voor de leeftijd van 7 jaar voorkomen. Daarenboven stelt men dat die kenmerken in meerde situaties aanwezig moeten zijn (volgens de DSM IV tenminste 2 situaties volgens de ICD 10 7 in alle situaties). Een gedragstoornis, zoals ADHD, beïnvloedt de persoon in erge mate. Zijn leren verloopt anders, bepaalde ontwikkelingsaspecten kunnen moeilijkheden ondervinden (bijv. de motoriek) en het sociaal is niet zoals het hoort. Wil men nu zo’n ingrijpende stoornis begeleiden, kan het niet volstaan met een pilletje te geven. De omgeving van het kind moet ondersteund worden. Ontwikkelingsstoornissen en hun evolutie worden altijd bepaald door de onderlinge beïnvloeding van de drie pijlers: het kind – het gezin – en de ruimere opvoedende omgeving. We noemen dit de “gouden driehoek”. Het KIND

Het GEZIN

Ruimere OMGEVING

a. Het kind. Het syndroom uit zich verschillend naargelang de leeftijd van het kind. Jonge kinderen: Problemen ter hoogte van de bewegingsdrang; onhandigheid, spraakwatervallen, druk, wanordelijk, problemen met het aanleren van allerhande ‘regeltjes’ (stilzitten aan tafel, opruimen); problemen in omgang met kameraadjes… Vaak zijn er ook inslaapproblemen en soms zijn deze kinderen daarbij veel te vroeg wakker. De hyperactieve kinderen zullen in deze leeftijdsfase vlugger als ‘probleemkinderen’ ervaren worden dan de hypo-actieve (= de trage) kinderen. Speciale aandacht voor ‘huilbaby’s! Vaak een verwaarloosde probleemgroep. Lagereschoolkinderen: De meeste kenmerken van het jonge ADHD-kind blijven van kracht tijdens de lagere school. In surplus zal de leerkracht de grillige aandachtsregulatie opmerken (makkelijke dingen fout/moeilijke dingen juist); veelal zijn er problemen in omgang met leeftijdsgenoten en volwassenen... Gevaar: Tal van bijkomende problemen kunnen ontstaan, zoals: faalangst, negatief zelfbeeld, leerachterstand, roekeloosheid, ziekelijke problemen in verband met omgang met gezag, enz. Speciale aandacht voor de kinderen met ADD Deze groep wordt zeer onterecht als luiwammesen afgeschilderd. Niks is minder waar. Ze lijden aan net hetzelfde syndroom als hun ‘hyperactieve collega’s’ en moeten op dezelfde wijze aangepakt worden. De adolescenten kunnen in verschillende groepen onderverdeeld worden. Sommigen worden reeds vanaf de kleutertijd/ lager schooltijd begeleid en vertonen in meer of mindere mate restanten van de kernsymptomen van ADHD. Helaas, nog teveel worden ontwikkelingsstoornissen pas opgemerkt in het secundair onderwijs. De primaire kenmerken (aandachtsstoornis, hyperactiviteit, impulsiviteit/prikkelbaarheid) worden soms iets minder scherp. Bovendien is het 7

De ICD-10 International Classification of Diseases 1992 (classificatie van psychische stoornissen en gedragsstoornissen) van de World Health Organisation (Swets en Zeitlinger)


overbeweeglijke minder opvallend en uit de impulsiviteit zich meer in gedachten. Ze hebben moeite om een gesprek te volgen want ze vormen associaties waardoor de aandacht afdwaalt van de boodschap van de spreker. Verder komt het hyperfocussen voor. Alle aandacht, energie gaat naar een bepaald onderwerp waarbij de rest in het niets verdwijnt. Afspraken, schoolwerk en zelfs vrienden moeten wijken voor bijv. het leren van gitaar! Verder kunnen de secundaire gevolgen: faalangst, negatief zelfbeeld, leerachterstand, roekeloosheid, problemen met gezag, alcohol en drugmisbruik, enz… zeer sterk in het gedrag en de persoonlijkheid beginnen doorwegen. Aandachtsproblemen in samenhang met faalangst bijvoorbeeld kan de oorzaak zijn van falen in de opleiding waardoor deze jongere in een voor hem te laag opleidingsniveau kan terecht komen. ADHD groeit er niet uit ongeveer 60 % blijven in de adolescentie duidelijk last hebben8. b. Het gezin. Zowel de ouders als de andere kinderen uit het gezin lijden indien één van de kinderen een ontwikkelingsstoornis, zoals ADHD/ADD heeft. Onzekerheid, het gevoel krijgen slechte opvoeders te zijn, hulpeloosheid, het gevoel er alleen voor te staan, onmacht… sluipen vaak binnen in gezinnen waar ADHD/ADD opduikt. Bovendien belagen kinderen met ADHD/ADD de nachtrust van de andere gezinsleden. Door hun roekeloosheid zijn ze een bron van voortdurende bezorgdheid. Ouders moeten vaak onderhandelen met leerkrachten en professionelen. Daar boven op loopt het kostenplaatje vaak op. Recent worden ook de brussen (broers en zussen) van ADHD-kinderen in de onderzoeken betrokken. Daaruit blijkt dat het voorkomen van emotionele problemen bij brussen van ADHD-ers hoger is dan in gewone gezinnen. 9 c. Ook voor de omgeving is het wennen: Veel leerkrachten bekwamen zich in hun omgang met allerhande problemen. Het is zeer belangrijk dat ouders en leerkrachten elkaar vinden. Enerzijds wil elke ouder het beste voor zijn kind. Anderzijds staat de leerkracht voor de opdracht om aan een verscheidene groep eenzelfde leerstof aan te bieden tegen een bepaalde tijd (volgens het leerplan) Wanneer een leerkracht voelt dat een kind tot meer in staat is maar door zijn werkhouding faalt, komt de onderwijs opdracht onder druk. Een goede , eerlijke en respectvolle communicatie tussen ouder en leerkracht is onontbeerlijk. Enkel zo kan een ontwikkelingsbedreigde kind een toekomst krijgen. Daarnaast worden leerkrachten geconfronteerd met een veelheid aan problemen (ADHD/ADD, dyslectie/dyscalculie, Tourette, autistisch spectrum; gehoor- & spraakstoornissen, leerstoornissen, kinderen uit nieuwsamengestelde gezinnen…). Ook is hun takenpakket enorm toegenomen. Toch is het belangrijk dat de leerkracht zich samen met ouders en professionelen betrokken voelt in het opvoedingstraject: hij/zij heeft een belangrijke signaalfunctie, een niet te miskennen meetfunctie (zijn er vorderingen?), een remediëringsfunctie en kan als geen ander het gedrag van het kind (naar zichzelf en de buitenwereld) mee helpen sturen. Ook familieleden, gezinsvrienden, vrienden van het kind, oppas… spelen in het ADHD –opvoedingstraject een rol.

8 9

deze cijfers zijn gebaseerd op : Scahill et al. 2000 en Biederman et al. 2002 Zie thesis Gent Verraes 2002


ADHD- begeleiding: “Het Globaal Opvoedingsproject” Begeleiden van een kind met ADHD betekent werken met en aan de “gouden driehoek”. Degelijke begeleiding is er nodig voor een langere periode, daarom niet altijd even intens en op dezelfde wijze. We zijn daarom voorstander van een “Globaal Opvoedingstraject.” a. Het globaal opvoedingstraject voor ADHD/ADD stoelt op een samengaan van een gespecialiseerde opvoedingsaanpak, een dynamische multidisciplinaire diagnose (gericht op de ‘gouden driehoek’10), gespecialiseerde adviezen en therapieën (opnieuw gericht op de ‘gouden driehoek’). Belangrijk: het is geen verhaal van of, of… maar wel van èn, èn… b. Gespecialiseerde opvoedingsaanpak. De aanpak van probleemkinderen start steeds met een beroep te doen op een dosis gezond verstand (zowel van de ouder als van de leerkracht). Een kind zonder structuur moet veel structuur aangeboden krijgen. Een roekeloos kind moet vaker op gevaren gewezen worden. Met deze stelling wordt bedoeld dat niet elk ‘behandelingsonderdeel’ enkel door gespecialiseerde mensen kan aangeleerd worden, laat staan uitgevoerd worden. Bovendien: heel wat huis-, tuin- & keukenmiddelen kunnen wonderen doen: checklist aan de deur, boeken per vak een verschillend kaftpapier geven, duidelijke huis- en klasregeltjes… Zeer veel instanties organiseren de dag van vandaag lotgenotencontacten, ouder- en leerkrachtencursussen, enz. c. Een gespecialiseerde aanpak kan pas na een ‘dynamische diagnose’, en liefst door een multidisciplinair team (logopedist, kinesist, ergotherapeut, psycholoog/pedagoog, maatschappelijk werker, psychiater/neuroloog/pediater…). Onder dynamische diagnose wordt verstaan dat de diagnose van een ontwikkelingsstoornis nooit een ‘vastgeroest gegeven’ kan zijn. Telkens moet ze bijgestuurd worden, rekening houden met de leeftijd, het ontstaan van secundaire problemen11. Vanuit die dynamische diagnose wordt de behandeling opgebouwd, opnieuw steeds gericht naar de ‘gouden driehoek’. d. Gespecialiseerde adviezen en therapieën zijn steeds maatwerk, en kunnen gericht zijn op één of tezelfdertijd op meerdere pijlers van de gouden driehoek. Het aanbod is zeer ruim en gaat van luisteren en begrip opbrengen, over diverse therapieën tot medicatie. Een onvolledige greep uit het therapieaanbod: werken aan faalangst, leerbegeleiding, gezinstherapie, psychotherapie, relaxatie, stimuleren van motoriek en psychomotoriek. Zeer belangrijk: inoefenen van innerlijke spraak, zelfsturing en het aanleren van technieken om de innerlijke structuur te bewaken. e. Belangrijk: Het globaal opvoedingstraject voor kinderen en jongeren met ADHD/ADD en de begeleiding van volwassen met dit syndroom kan opgehangen worden aan enkele handvaten: Geïntegreerde aanpak, of een permanent afstellen van alle acties die ondernomen worden. Dit vergt zorgcoördinatoren, zowel voor ’t gezin (samenwerking met en tussen ouders, kinderen, partners (met of zonder ADHD.ADD) als op school (coördinatie tussen verschillende leerkrachten, overdracht naar een volgend schooljaar…). Vanuit de geïntegreerde aanpak moeten de ‘probleemmerkers’12 voor alle betrokken partijen duidelijk zijn.

10

Zie blz. 4 De gouden driehoek Zie blz. 4 Het kind, en volgende 12 Ook wel ‘markers’ genoemd 11


Permanente monitoring en coaching.Tijdens de opgroei naar volwassenheid, en eens de ‘volwassen status’ is bereikt, moeten de ‘opvoedingsmarkers’ voortdurend aangepast worden. Naast alle tips, theorieën, therapieën hebben ouders, partners en leerkrachten nood aan coaches die hun deze attitude kunnen aanleren & onderhouden. Consequent opvoedingshandelen, dat langdurig in de tijd wordt volgehouden. Tijdig opsporen, en zo vlug mogelijk het globaal opvoedingstraject opstarten. Tijd kost in deze geen geld, maar slachtoffers! Trouwens, hoe vroeger in het traject dat probleemkinderen opgespoord worden, en deze visie strekt zicht niet enkel over ADHD/ADD uit, hoe minder vaak gespecialiseerde (en dus dure) interventies moeten gepleegd worden. Vandaar, dat de lange wachtlijsten in diagnose- en behandelingscentra wraakroepend zijn! Medicatie is steeds een hot item als er over ADHD/ADD gesproken wordt. Bij matige en ernstige vormen van ADHD/ADD kan medicatie een essentieel hulpmiddel zijn in het globaal opvoedingstraject. Zeker in de gevallen waar de ontwikkeling van ’t kind bedreigd wordt èn waar een ernstig storend effect is op de omgeving zal het toedienen ervan nuttig zijn. In elk geval kan medicatie slechts na een grondige diagnose en moet de medicatie strikt opgevolgd worden. Meestal worden methylphenidaten (Rilatine, Concerta, Rilatine MR -met verlengde werking…) voorgeschreven. Medicatie is nooit een diagnose-instrument. In 25 % van de gevallen hebben ze trouwens slechts een verwaarloosbaar effect. Door de jaren heen werden er verscheidene therapieën en bijzondere methodieken ontwikkeld. Niet alle initiatieven zijn steeds zeer efficiënt. Uit de tot nu toe grootste studie naar de gevolgen van begeleiding bij ADHD blijkt dat vooral medicatie een gunstig effect heeft en dat enkel gedragstherapie positief werkt in combinatie met medicatie.13 In de rand stelde men vast dat de ouders zelf psycho-educatie als zeer positief ervoeren alhoewel dit geen rechtstreeks meetbaar resultaat had naar een vermindering van de symptomen. Hoe jonger het kind hoe meer opvoeding opgelegd wordt. Met het ouder worden legt men meer verantwoordelijkheid bij het kind. Men verwacht bij het kind een groeiende motivatie om de aangebrachte technieken toe te passen. Anderzijds neemt de afstand kind – ouder toe en speelt de sociale beïnvloeding een grotere rol. De klasgenoten beïnvloeden de individuen steeds meer. 4. Het klassengesprek: algemene bedenkingen. 1.Doelstellingen: 1.1 Ten aanzien van het kind: Het kind informeren over zijn aandoening zonder dat dit een excuus wordt voor zijn gedrag. Ook informatie over de aandoening, de gevolgen en de therapieën gaan we niet uit de weg. Het kind zijn sociale positie in de klas verbeteren, zodat de ‘pest –vicieuze cirkels’, hetzij als pester, hetzij als gepeste doorbroken wordt. Ook streven

13

MTA: multi modal tratement study


wij naar een positieve beïnvloeding van de relatie met volwassenen (leerkracht, directie…) die hem sturen. Als het kind zich beter in zijn vel voelt zou dit gevolgen moeten hebben voor zijn medisch-, psychisch en sociaal functioneren. Wij hopen processen die leiden tot faalangst, negatief zelfbeeld… te kunnen afzwakken. Opm.De methode streeft geen strikt therapeutisch effect na in de zin van: de leerattitudes verbeteren, gedragstherapeutische inpakt, ernstig disfunctioneren op het psychosociale vlak. 1.2. Ten aanzien van de ouders: Daar de ouders slechts bij de voorbereiding inspraak hebben worden zij niet rechtstreeks betrokken bij dit klassengesprek. Toch hopen wij dat ook zij de resultaten mogen ervaren van een kind dat zich beter in zijn vel voelt. Uitleg over medicatie, therapieën en over de aandoening in het algemeen zal hopelijk resulteren in een betere motivatie en kan ook in de thuissituatie een positieve spiraal op gang brengen. 1.3. Ten aanzien van de schoolomgeving: De klasgenoten worden geïnformeerd over de aandoening van één van hun klasgenoten. Vanuit een beter inzicht kan enerzijds begrip opgebracht worden en anderzijds kan er een sociaal ondersteunend netwerk gecreëerd worden zowel in de klas als erbuiten. De leerkracht en de directie worden uitgenodigd om actief na te denken over ADHD, in nauw contact met de zorgcoördinatoren en de CLB – medewerkers. Het is de bedoeling om de ‘zorgkraag’ rond het kind beter te organiseren, zonder het kind in een uitzonderingspositie te brengen. 2. Algemene voorwaarden: 2.1. Ten aanzien van het kind: Het kind moet op voorhand op de hoogte gebracht worden van het feit dat zo’n klassengesprek overwogen wordt.Het moet expliciet hiermee akkoord gaan, en eventueel de te geven informatie begrenzen. Het kind moet precies weten wanneer dit klassengesprek doorgaat. Het kind moet op voorhand van de diagnose op de hoogte gebracht zijn en therapeutisch opgevolgd worden. 14 Er moet na het klassengesprek, via het therapeutisch centrum dat het kind reeds in begeleiding heeft (CLB, kinder/jongeren-psychiater, Geestelijke Gezondheidszorg…), via de zorgcoördinator van de school of via het CLB, een evaluatie en een opvangnet voorzien. Onder geen beding mag deze methode als straf voorgesteld of aangevoeld worden! 2.2. De ouders: De ouders moeten op voorhand over het initiatief geïnformeerd worden. Ze moeten op voorhand, liefst schriftelijk, hun akkoord verklaren. 14

Hier situeert zich de psycho-educatie op niveau van het kind. Steeds vaker worden kinderen en jongeren op systematische wijze geïnformeerd over ADHD. Zo stijgt het inzicht in de problematiek wat positieve gevolgen heeft naar de eigen verantwoordelijkheid van zijn/haar gedrag en de betrokkenheid in de begeleiding. Een project op dit niveau is in voorbereiding.


Ze moeten in de gelegenheid gebracht worden op de te geven informatie te begrenzen. Ze moeten bereid zijn om mee te werken aan de voorbereiding. De ouders moeten in de mogelijkheid zijn om na het klassengesprek zich te wenden tot een therapeutisch centrum (bijvoorbeeld datgene wat het kind/het gezin reeds in begeleiding heeft: CLB, kinder/jongeren-psychiater, Geestelijke Gezondheidszorg…, tot de zorgcoördinator van de school of tot een instantie naar hun keuze 2.3. De schoolomgeving: 2.3.1. De medeleerlingen: Moeten op voorhand over het initiatief geïnformeerd worden. Andere klasgenoten kunnen zichzelf, of anderen uit hun omgeving, in de aandoening herkennen. Het spreekt voor zich dat dit model meer kans van slagen heeft in een klas die sociaal goed functioneert. Indien er sprake is van pesterijen kan zo’n klassengesprek niet doorgaan. Eerst moet het pesten aangepakt worden waarvoor we nogal te vinden zijn voor de “No Blame” 15 aanpak. 2.3.2. De leerkrachten en de schoolomgeving: Wij menen dat deze methode het meeste succes heeft, indien ze toegepast wordt in een school die actief projecten rond dit soort van problemen uitwerkt; met andere woorden: een beleid heeft ten aanzien van ontwikkelingsstoornissen, ‘No-Blame’groepen, inrichten van infoavonden met ouders, aandacht tijdens studiedagen, vormingsaanbod ten aanzien van leerkrachten en zorgcoördinatoren, zorgcoördinatoren actief betrekt in het beleid ten aanzien van het welzijn op school, goede samenwerking met CLB en eventuele externe instanties (CLB, revalidatiecentra…) Een goed functionerende klas zal het meest open staan voor dit soort van initiatieven. Het is beter niet te wachten tot het disfunctioneren van het kind met ADHD extreme proporties aanneemt; voorkomen is beter dan genezen. Korte beschrijving van het klassengesprek. Aan de hand van enkele technieken die gericht zijn op ervaringsgericht leren komen tot theoretische inzichten. De concrete technieken, de powerpointquiz de powerpoint-theorieopbouw en de verhalen kunnen hierbij helpen… Het klassengesprek leiden naar zeer concrete klassituaties die te maken hebben met ADHD en hoe de kinderen uit de klas hierop kunnen reageren. Hoe kunnen ze mee helpen coachen? Wat kunnen ze zeer concreet doen? Wat betekent voor hen ‘geduld’ hebben, aanvaarden dat er ‘begrip’ is voor het kind met ADHD in plaats van dit als een ‘uitzondering’ te zien. Voor deze concrete situaties kunnen de begeleiders putten uit het sociogram, de vragenlijsten, de observaties tijdens de ervaringsoefeningen en het klassengesprek, enz.

15

Zie bijlage 3 aan het eind van het artikel.


Terugkoppelingsmoment met de klas, bv. door een chatsessie met de begeleiders, een nagesprek met de klassenleerkracht, enzovoorts. De les beginnen wij met een voorstelling van onszelf. We schrijven onze naam op het bord waarbij Jan zijn naam in spiegelgeschrift noteert. We vragen dan wie onze naam kan lezen en bij het spiegelgeschrift nodigen we iemand uit om de naam met behulp van een spiegel te lezen. Dan vragen we de kinderen (jongeren) hun naam op een blaadje te schrijven en dit daarna nog eens te doen terwijl het papiertje tegen hun voorhoofd wordt gehouden. Daarop volgt een bespreking die ons leidt naar de werking van de hersenen. We tonen dan een model van een hoofd (helm met bril) en vragen wat we allemaal zien: ogen, neus, mond oren… en onder de schedel de hersenen. We nemen van onder de helm een rijstzakje van anderhalve kilo en geven dit door in de klas. (het gewicht van de hersenen van Peter). Via een power point voorstelling en met een infobundeltje voor de kinderen wordt dieper ingegaan op de werking van de hersenen. Zo stellen we vast dat hersenen ons soms bedriegen. Om onze hersenen te laten werken doen we een aandachtsoefening. We laten de kinderen figuren doorstrepen terwijl er verschillende achtergrondgeluiden te horen zijn. We bespreken daarbij hoe het ging. En duiden al op de verschillen tussen de leerlingen. Het ene kind werkt sneller of beter met rockmuziek, het andere kind vindt instrumentale muziek beter. …Sommigen kunnen zelfs vertellen welke instrumenten ze hoorden. We wijzen hierbij op volgehouden aandacht, op verdeelde aandacht, op gerichte aandacht en sturende aandacht. Hierin verschillen we soms van elkaar en niet alleen daarin. ! Vòòr het klassengesprek had ieder kind een vragenlijst ingevuld over zichzelf.(bijlage 1) Die gegevens worden verwerkt in een excellbestand. Zo kregen we een beeld van het gewicht en de lengte van de gemiddelde leerling uit hun klas. We bespreken die gegevens waarbij we benadrukken dat je normaal bent ook als je niet gemiddeld bent. Natuurlijk als je heel sterk afwijkt van het gemiddelde kan het moeilijk worden… voor jezelf of voor je omgeving. Als je heel klein bent bijvoorbeeld of als je heel traag leest of als je weinig aandacht hebt en niet kan stilzitten .Waarom verschillen mensen zo ! Mensen verschillen langs de buitenkant, maar ook langs de binnenkant… Dit noemen wij: karakter, temperament… Veel heeft te maken met ons temperament. Dit is de manier waarop we ons bewegen, reageren, contact zoeken, aandacht geven enz. … Volgens Tom Hartman zouden we nog allemaal kenmerken hebben van uit een ver, heel ver verleden. De tijd dat de mensen nog nomaden waren. En dan vertellen we het verhaal van de jager en de landbouwer waarvan we elk nog wel iets in ons dragen. De ene is meer jager de andere meer landbouwer. Wanneer je te veel jager bent en altijd als een jager reageert ook wanneer dit niet past ; dan zou je wel eens ADHD kunnen hebben. Hierbij verwijzen we uitdrukkelijk naar Katrien het meisje uit de klas. We maken de link naar de lichtschakelaar (maquette?).Verwijzing naar “hersenschakelaar” - een rijstkorrel groot - werkt niet goed en daardoor ontstaan al belangrijke problemen. Hiermee ronden we het eerste deel af. Er volgt nu een onderbreking waarna we op de speelplaats de les hernemen. Na de pauze vroegen we een leerling om haar/zijn fiets te halen. Toen werd er een vergelijking (metafoor) gemaakt met het niet kunnen afremmen van gedrag en afremmen met de fiets. De opdracht was om zo dicht mogelijk bij de muur te stoppen. De link met aandacht was snel duidelijk: rekening houden met de helling van het wegdek (verdeelde aandacht ) en het voldoende duwen (volgehouden aandacht),

1.

2.

3.

4.

5.

6.


remmen (sturen van de aandacht) aandacht blijven (aandacht richten). De problemen die zich voordeden werden dan verduidelijkt en gekoppeld met de termen ADD en ADHD : niet kunnen remmen: door te vlug rijden; door ‘technische storing’ = ADHD= Start – stopprobleem. 7. Terug in de klas gingen we daar nog even op door via een auto met afstandsbediening. Aan de hand van behendigheidsoefening moest een vrijwilliger een parcours volgen. Daarna moest een ander persoon dit proberen met een blinddoek, maar hij kreeg instructies van een klasgenoot. Zo werd de overgang naar coachen gemaakt.. We lichten de behandeling van een kind met ADHD toe waarbij over zelfinstructie, eventueel leerhulp en eventjes over medicatie gesproken wordt. We willen aantonen dat ADHD geen voordelen heeft dat de kinderen vaak veel meer inspanningen moeten doen. Dit wordt heel concreet gesteld naar de situatie van Katrien toe. Hier maken we dan de overgang naar wat de klas kan doen voor Katrien. Uiteraard wijzen wij erop dat Katrien geen misbruik mag maken van deze stoornis om zogenaamd stout te zijn. Om te eindigen werd een vragenlijst ingevuld waarbij wij het jager-gehalte en het landbouwers-gehalte meten. Dit werd later naar de school opgestuurd en ieder kind kreeg een verslag in de vorm van een thermometer die aangaf over hoeveel jager /landbouwer het kind beschikt.(bijlage 2) Nazorg, misschien de belangrijkste stap! Bundeltje met algemene info op kindermaat voor de deelnemende klassengroep Gesprek met de school (=directie, leerkracht, zorgcoördinator, CLBmedewerkers, externe therapeuten…) door de begeleiders over de resultaten van het klassengesprek Doel: meten van het resultaat. Cfr. sociogram Sociogram als evaluatiemiddel na 2 maand na de les. 16 Enkele ‘syndroomvrije’ kinderen ‘leren omgaan’ met medeklasgenoten met ‘afwijkend gedrag’, als aanzet tot probleemoplossing voor concrete crisissituatie maar ook als vormingsmoment zodat ze in de toekomst spontaan met probleemgedrag van anderen leren omgaan; op een niet agressieve manier; geweldloze weerbaarheid; enz. Vluchtheuvel aanbieden voor het kind met ADHD. Bufferfunctie bij bepaalde crisismomenten in de groep: indien mogelijk oplossing zonder toekomst van volwassenen; indien nodig met tussenkomst van die volwassenen (leerkracht, toezicht, opvoeders…) Enkele klasgenoten als ‘coachers op het veld’ maken, zodat van kortbij gedragssturend kan gewerkt worden, zonder dat dit voor het betrokken kind bedreigend mag zijn. Oplossingsmindend op kinderniveau; olievlekprincipe in de klassengroep: als enkelen goed kunnen omgaan met probleemgedrag zal die positieve ervaring, naar wij verhopen, zich uitbreiden naar een breder draagvlak in de groep.

16

Wij houden zo niet van de term ‘normale kinderen…’


5. Besluit: Het ontbreekt ons momenteel aan ervaring om te kunnen spreken van een effectief instrument binnen het globale opvoedingstraject van een ADHD-kind. Toch zijn we ervan overtuigd dat zo’n interventie zeer zinvol is? De beperkte ervaring toont ons dit. Maar ook vanuit de ontwikkeling van het ADHD-syndroom zijn er elementen die het nut - de klas te informeren over ADHD- aantonen. We denken daarbij aan de invloed van de leeftijdsgenoten op het zelfbeeld van het ADHD-kind, in zowel positieve als negatieve zin. De mogelijkheid van coachen dat na zo’n klassengesprek op gang kan komen. Zowel qua methodiek, didactiek en op materieel vlak zijn er wellicht aanpassingen wenselijk. Zo moeten wij ons behoeden voor de reacties van syndroomvrije kinderen die plots denken ook ADHD te hebben! Een aanpassing qua leeftijd en onderwijsniveau is misschien nodig. Maar niet alleen het klassengesprek zelf kan nog beter afgesteld worden. Rond het klassengesprek dienen er nog andere aspecten uitgewerkt te worden. We denken hierbij aan een informatie brochure voor de leerkracht (voorafgaand aan het gesprek) en een exemplaar voor de leerling (volgend op het gesprek). Het coachen door medeleerlingen van het ADHDkind is zinvol. Psycho-educatie op individueel niveau van het kind is momenteel in voorbereiding. Dit kadert allemaal in het globale opvoedingstraject meer bepaald de psychoeducatie van klas en individu. Suggesties , opmerkingen , ervaringen zijn zeer welkom. En … werd Katrien er beter van ? Ja En … werden de problemen van Katrien opgelost? Nee

6. Bibliografie

• Biederman et al. Journal of Attention Disorders 2002 vol 6 supplement 1, 101-107. • Diagnostische Criteria van de DSM-IV-TR American Psychiatric Association: Swets & Zeitlinger (2001). • De ICD-10 International Classification of Diseases 1992 (classificatie van psychische stoornissen en gedragsstoornissen) van de World Health Organisation (Swets en Zeitlinger). • Glorieux Peter. Gevraagd: “Superouders” als opvoeden net niet loopt zoals je wenst. uitg. Lannoo.1998 • Hartmann Thom; ADHD een complete gids voor kinderen en volwassenen. Uitg. Epo 2002

• Scahill et al. Child and Adolescent Psychiatric clinics of North America 2000 vol 9 n° 3 541-555. • Verraes A. “Aanwezigheid van ontwikkelingsproblemen bij broers en zussen van kinderen met ADHD: gedragsstoornissen,tics en obsessief-compulsieve stoornis.” Scriptie Pedagogische wetenschappen Universiteit Gent juni 2002


BIJLAGE 1: Minstens 14 dagen vòòr het klassengesprek aan de leerkracht te bezorgen; één week voor het klassengesprek wordt deze lijst verwacht bij de begeleiders van het klassengesprek.

Mijn voornaam: …………… Mijn naam: …………………………… 1. Vraagjes over mijn buitenkant: Vul in of schrap wat niet juist is: • Ik ben ongeveer zo groot: 1m ….. cm. • Ik weeg ongeveer: …………kg. • De kleur van haar is: …………………………………… • De kleur van mijn ogen is: ……………………………… • Ik kom naar school: te voet/met de fiets/ik word gebracht met de brommer/moto/ik word gebracht met de auto 2. Vraagjes over mijn binnenkant: Vul in of schrap wat niet juist is: • Ik ben lid van een sportclub: JA ─ NEEN • Ik ben lid van een jeugdbeweging: JA ─ NEEN • Ik bespeel een muziekinstrument: JA ─ NEEN • Ik speel graag computerspelletjes: JA ─ NEEN • Ik kijk bijna elke dag televisie: JA ─ NEEN • Ik luister graag naar muziek van: JA ─ NEEN Indien je JA invult: Lievelingszanger/groep invullen)…………..………………..………………………………

• • • • • • •

Ik ben over het algemeen zelf tevreden met mijn schoolresultaten: JA ─ NEEN Mijn ouders zijn tevreden met mijn schoolresultaten: JA ─ NEEN Ik vind van mezelf dat ik goed oplet in de klas: JA ─ NEEN Ik voel mij gelukkig in deze klas: JA ─ NEEN Ik denk dat de andere kinderen van de klas mij tof vinden: JA ─ NEEN Ik vind dat ik over ‘t algemeen een gelukkige jongen/meisje ben: JA ─ NEEN Als ik huiswerk heb, wil ik mij altijd eerst ontspannen; huistaak komt bij mij op de laatste plaats: JA ─ NEEN

3. Ik heb een mening over: Schrap wat niet juist is: • Ik vind dat de volwassenen vaker eens naar kinderen moeten luisteren: JA ─ NEEN • Ik vind sommige kinderen van de klas de klas vaak storen en veel te druk zijn: JA ─ NEEN • Ik kijk graag naar het jeugdjournaal op televisie: JA ─ NEEN • Kinderen moeten andere kinderen van de klas, die het moeilijk hebben, helpen, bv. door uitleg te geven, door ze een kans te geven bij sport, enzovoorts : JA ─ NEEN • Ik ben tegen oorlog in de wereld: JA ─ NEEN 4. Ken ik mijn klas: Samen te berekenen in de les rekenen • Aantal leerlingen van mijn klas, mezelf inbegrepen: o Aantal jongens: ……… o Aantal meisjes: ………. o

TOTAAL:

……….

Gemiddelde lengte van de leerlingen van mijn klas: …………

Gemiddeld gewicht van mijn klas: ………


Bijlage 2.

Ben je meer jager of landbouwer ? Naam ……………………………………………….datum

max

…./…/200…

max

Jager

landbouwer %

%

. Bijlage 3 “No Blame” is een opzet waarmee men pesten in de klas wil wegwerken. Deze methode is ontstaan in Engeland in de begin jaren ’90. Ze werd bedacht door George Robinson en Barabra Maines. “No Blame” is in het Nederlands “geen schuld”. En inderdaad gaat men in deze benadering niet uit dat de pester moet gestraft worden. Men vertrekt van het aanmoedigen van het inlevingsvermogen, gedeelde verantwoordelijkheid en probleemoplossend vermogen van de kinderen zelf. De doelgroep zijn kinderen uit het 5de en 6de leerjaar en de eerste 2 jaren uit het secundair onderwijs. Het sterke punt van deze aanpak is het vormen van een groep kinderen die het gepeste kind gaan helpen, steunen. Die groep van 6 tot 8 kinderen wordt gevormd door de leerkracht en bestaat uit kinderen die pesten; kinderen uit de middengroep – de toeschouwers en vrienden van het slachtoffer. In een eerste bijeenkomst wordt toegelicht hoe het slachtoffer zich voelt. Men probeert bij dit groepje begrip op te brengen voor die gevoelens. Men gaat dus niet gaan zoeken naar schuldigen of straffend optreden. Je brengt verantwoordelijkheid over aan de groep dat zij de situatie kunnen rechttrekken. Inlichtingen en trainingen worden verzorgd door vzw Leefsleutels


ADHD een levensloop problematiek door Prof. E. Thiery Info avond Oostkamp ingericht door Zit Stil

Inhoud

Erkenning levenslang probleem Bewijsvoering: evolutie van het beeld ADHD (kind , puber , adolescent en jong volwassene) Aanpak: voorstel van 8 aandachtspunten.

1. Erkenning :levenslang probleem Bij kinderen komt het ongeveer 5 % voor; bij volwassenen 2 à 3 % en dat is transcultureel dit betekent dat dit in China even vaak voorkomt als bij ons of in de Verenigde Staten. Bij de adolescenten is de prevalentie 4 %. Die 5% is niet te veronachtzamen. Dit is dezelfde frequentie als het voorkomen van dementie en daarvan is iedereen het er over eens dat dit een ernstige ziekte is. 5 % betekent ook dat er in iedere gewone klas wel één ADHD-kind zit. De tendens van 5% naar 2 à 3% is een tendens van een minder frequentie ADHD is een ernstig, biologisch, transcultureel probleem.

Symptomen bij het kind: drie kernsymptomen: Aandacht co-morbiditeit kan erbij Impulsiviteit . opstandig gedrag Hyperactiviteit . coördinatiestoornissen Daarenboven moeten die symptomen voor de leeftijd van 7 jaar voorkomen . Sommigen beweren voor de leeftijd van 3 jaar.

Deze symptomen vormen samen een syndroom. Die ADHD is iets “verstorend “zoals een rolstoelpatiënt in een klas verstorend werkt. Maar we moeten zorgen dat het niet storend is of blijft!!! Symptomen bij de jong volwassene:ook die drie symptomen maar het beeld verandert. Er treedt dus een verschuiving op van 5 % naar 3 % . Niet meer dan 1 % lijkt te verdwijnen. Dit is dus 20 %van de ADHD bij het kind verdwijnt. Ongeveer ¾ blijft maar onder een wat gewijzigde vorm. Het beeld wijzigt. We zien het fenomeen van een transformatie. Het beeld van het kind blijft niet voort bestaan. In 20 % verdwijnt het helemaal in 75 % wijzigt het alleen maar 2. Wat gebeurt er dan ? Wat is de evolutie van het beeld? Laten we eerst enkele afspraken maken (internationaal erkende afspraken) rond pubers, adolescenten, en jong volwassenen. 12-15 jaar: pubers 15-18 jaar: adolescenten 18-21 jaar: jong-volwassenen De transformatie die zich voordoet is reeds bij de lagere school begonnen. Vooral bij jonge kinderen valt de “onrust” op. Het zijn “wippertjes”. Naar gelang ze ouder worden zijn ze “rusteloos” ( er is een innerlijke onrust). En ook de impulsiviteit verandert (maar daar ging Prof. Thiery niet verder op in).


Pubers 12-15 jaar

In die ontwikkelingsfase gaat de mens zoeken naar de andere. Hij is niet meer dat egocentrische wezentje. Niet alles komt van het gezin. Ze worden allocentrisch: belangstelling voor de wereld neemt toe. Men verlaat zijn zekerheden. Dit gebeurt onder hormonale impuls. Uiteraard wordt de ADHD daardoor gekleurd. Deze periode kenmerkt zich door VERZET

Adolescenten 15-18 jaar Hier zien we bijna het omgekeerde met de puberale periode. Men begint zichzelf opnieuw te bevragen. Wie ben ik ? De jongeren gaan op zoek naar zichzelf. Men gaat gemakkelijker experimenteren. Vaak is dit een vlucht voor de ander. Het is ook de periode dat men gedichtjes gaat schrijven. Of men begint met gitaar te spelen op zijn eigen in zijn/haar kamer ! Deze periode kenmerkt zich door ZOEKEN Jong volwassene 18-21 jaar In de tijd tussen de 18jaar en de volwassenheid zien we een synthese van de twee periodes. Men komt tot het besluit: Weten wie ik ben voor de ander ! Deze periode kenmerkt zich door VINDEN Als we dus kijken naar ADHD moeten we beseffen dat het beeld ook deze veranderingen ondergaat. Hoe gedragen zich de kernsymptomen na 12 jaar ? De aandacht: Aandacht is een kwaliteitsverbeterende functie. Door aandacht ga je jou op iets extra instellen om het beter te verwerken. Er zijn 4 soorten aandacht o Volgehouden aandacht o Gerichte aandacht o Verdeelde aandacht o Sturende aandacht Bij de puber is de volgehouden aandacht moeilijker omdat hij van alles zou doen. Er staat zoveel te gebeuren. Er zijn zoveel prikkels van buiten uit maar ook van binnenuit. Vandaar dat de aandacht snel afgeleid wordt. Impulsiviteit: Het is dit kernsymptoom dat een delinquent risico inhoudt. Enerzijds heb je : de verhoogde behoefte naar snelle bevrediging en anderzijds zijn de pubers heel makkelijk beïnvloedbaar. Beide aspecten leiden tot een verhoogde kans tot delinquentie en conflicten. Hyperactiviteit. Dit symptoom wordt meer een geestelijk en lichamelijk angst. Angst kent in het Frans twee woorden: angoise en anxiété. Het eerste betekent angst maar ook benauwdheid, terwijl het tweede meer geestelijk van aard is en ongerustheid betekent. De puber ervaart dus een geestelijke angst en een angst die je pakt op je lijf. Angst om het lichaam dat zo verandert maar ook angst om wat men doet, waarmee men experimenteert (bijv. als je speelt met drugs). Dit alles zorgt voor een doorvoelde gedrevenheid ipv van een motorische gedrevenheid. Bijna nog belangrijker dan de drie kernsymptomen zijn de twee bijkomende kenmerken die in sterke mate de ontwikkeling van de jongere bepalen. Ze worden bijna de eerste symptomen:


o Verlies van eigenwaarde: dit heeft te maken met het feit dat ze niet goed weten waar ze staan. Ze zijn opzoek naar zichzelf en dat brengt onzekerheid met zich mee. o Leerproblemen: ze worden lui, ze willen niet studeren. Waar het voor iedere puber een moeilijke periode betreft, is het dat voor een ADHD-puber nog meer.Het is een reusachtig gedrocht. Het is een cumulatief probleem dwz bij de ADHD komt er nog de puberteit erbij. Let wel !!! Het grootste deel van de jongeren (ADHD of niet) komen er goed door. Bij een moeilijke adolescent moet je onderliggend duidelijk zien dat er ADHD bij zit. Dit onderliggend probleem is uiteindelijk biologisch bepaald vanuit een klein mankementje in de nucleus caudatus. Deze nucleus caudatus betekent eigenlijk de gebogen kern. Deze kern bevindt zich wat naar rechts in de voorhoofdskern. Het vormt een deel van de aandachtstructuren in de hersenen. Dit gebiedje wordt bij ADHD moeilijker aangezet tot werken. Normaal werkt dit gebied wanneer je extra aandacht geeft, wanneer je oplet. Rilatine zorgt ervoor dat dit gebied beter werkt en dat de aandacht dus verbetert. Maar het biologisch aspect bepaalt niet alles. Prof. Thiery volgt reeds jaren 13 000 tweelingen. Ondanks het feit dat ADHD een biologisch bepaald probleem is , speelt de opvoeding wel degelijk een rol. Gedragstherapie zo blijkt uit onderzoek – kan evengoed die kern activeren als Rilatine tenminste wanneer de gedragstherapie goed werkt. Dit effect is niet bij alle types van ADHD zo duidelijk. Vooral bij verbale impulsiviteit zou de slaagkansen van een gedragstherapie groter zijn. 3. Acht punten waarmee je de ADHD aanpakt boven de 12 jaar Barkley beschreef deze punten voor kinderen met ADHD. We behouden die punten maar we passen ze aan bij de adolescent. Pas je die punten niet aan dan werken ze omgekeerd !!!! 1) Geef het kind aandacht ! Ja maar blijf er outsider bij. Toon belangstelling maar ga zelf geen adolescent spelen. Ga je niet identificeren. Want als hij/zij merkt dat je dezelfde interesse of mening hebt moet hij er tegen in gaan. 2) Geef het kind eens een complimentje ! Het is soms moeilijk bij een adolescent om complimentjes te geven. Blijf in ieder geval eerlijk. 3) Beloning Bij kinderen werken we met tokens.Dit is uiteraard niet mogelijk bij een oudere jongen. Je kan wel met een contract afkomen. “We zijn niet akkoord met die motor die je wil kopen maar als je dit ………..bereikt, krijg je hem maar wanneer je dit ..of dat … doet neem ik hem weer af. 4) Boetes. Is niet onmiddellijk bij kinderen vaak van toepassing maar het kan . Je kan boetes wel inschakelen wanneer het gaat over afspraken maken. Het gaat om duidelijke grenzen . Dit kan niet …of … 5) Apart zetten. Bij kinderen wordt time-out soms ingevoerd. Bij puber, adolescent of jong volwassene is dit te gebruiken bij het onderhandelen:” Kijk zoals jij het stelt kan niet maar we kunnen er allebei over nadenken. Ik zit in mijn bureau en zal opschrijven waarom ik dit vind en jij gaat op je kamer jouw argumenten noteren.” Belangrijk is van gezag te houden, maar erkennen van een ontluikende volwassenheid. 6) Blijven plannen Vrijheid in gebondenheid. Je moet een aantal bakens zetten om binnen die grenzen te kunnen leven. Dit plannen is zeker bij volwassenen nodig want die leven in chaos. 7) Schakel de leerkracht blijvend in Indien er problemen zijn vraag dan een gesprek aan . Als het niet lukt met een leerkracht ga dan ouders/jongen of meisje / leerkracht , alle drie rond de tafel zitten. Bespreek de zaken vanuit respect voor elkaar.


8) De toekomst. Een ADHD persoon heeft al moeite met toekomst perspectief en als puber ben je ook daar niet mee bezig wat je zoekt. Spreek over de toekomst , laat ze in hun hobby’s doorwerken. Blijf die punten indachtig !! Prof. Thiery eindigde tenslotte met volgend zinsnede: ADHD is een zorg maar elke nood is een deugd. Na de spreekbeurt werd er door de Professor uitvoerig ingegaan op vragen. We pikken er hier enkele uit. 1) Vanaf welke leeftijd kan je medicatie eventueel afbouwen? altijd waar mogelijk medicatie afbouwen anderzijds blij zijn als medicatie helpt. nagaan of medicatie echt wel helpt. Uit gefundeerd onderzoek blijkt dat de populatie jongeren met ADHD die medicatie krijgen minder gedragsproblemen of verslaving kennen dan de syndroom vrije groep!! 2) Wat als medicatie niet werkt ? Onze hersenen bestaan uit 4 miljard zenuwcellen die cellen staan in verbindingen met elkaar via synapsen. Binnen de cellen en de vezels hebben we te maken met een elektriciteitsmechanisme. In de synapsen speelt een scheikundig proces. Rilatine werkt vooral op de dopamine transportstoornis. Zit het probleem echter op de receptor van de volgende cel dan helpt Dexedrine beter. 3) Is er in onze maatschappij meer ADHD omdat de structuren meer vervagen? Er is geen argument dat er meer ADHD is. Studies bij Chinese kinderen laten zien dat er ongeveer evenveel ADHD voorkomt als bij ons. Maar men beoordeelt anders. Onze maatschappij laat meer toe en remt af. Een Oosterse maatschappij laat niks toe en remt minder af. 4) Is er een grote co-morbiditeit tussen ADHD en dyslexie ? De co-morbiditeit tussen ADHD en ODD (oppositioneel - opstandig gedrag) is sterk gehecht. ODD is sterk erfelijk en komt frequent samen voor met ADHD. De associatie ADHD-dyslexie is zwakker (erfelijkheid is minder – meer toevalsfrequentie). 5) Is Omega 3 een hulp ? Je hebt geneeskrachtige middelen die een tekort aanvullen en je hebt ook atypische producten. Een product als Omega 3 zal de natuurlijke kracht verhogen. Ze zijn niet nutteloos maar atypisch. Werkt Omega 3 op ADHD ? Nee Is Omega 3 nutteloos? Nee Tot slot: “Je behandelt geen ADHD maar een ADHD-kind!!!”


Waarvoor kiezen: visolie of Rilatine ? In Bio-gezond nr. 2 april-mei 2004 lazen we het volgende ;”zo’n 2O% van onze schoolgaande jongeren zouden er aan (ADHD) lijden”. Maar iedereen die een beetje geïnformeerd is, weet dat het voorkomen rond de 3 % ligt bij jongeren. Je merkt dat zo’n “Natuur-lijk” tijdschrift vaak dwaalwegen bewandelt. Uiteindelijk is het geen parochieblaadje vol goede bedoelingen maar is het een reclametijdschrift, waar helaas de informatie niet altijd correct is. Verder in het artikel worden gedragsproblemen toegeschreven aan een ADHD-kind die eigenlijk bij een kind met een agressieve gedragsstoornis thuishoren. Volgens dit tijdschrift zijn er enkele factoren die ADHD-bevorderend zijn. Als eerste wordt een gebrek aan essentiële vetzuren genoemd. Ten tweede suiker, als mineralenrover …over de rol van neurotransmitters wordt met geen woord gerept terwijl de wetenschap voldoende aangetoond heeft dat bij ADHD daar de oorzaak ligt! Men raadt de ouders aan zo veel mogelijk Ritaline (Rilatine voor Vlaanderen) te vermijden. We kunnen het niet genoeg herhalen dat we kritisch moeten zijn tov dergelijke berichten. In Natuurlijk! (zo’n blaadje dat bij de bakker op de toonbank ligt) werd het nog gortiger “ADHD-kinderen: doping op voorschrift!” Peter Glorieux kon het niet langer verdragen en reageerde. In bijlage hebben we zijn (protest) brief gevoegd. Maar is er dan helemaal niks over voeding – visolie bijv. – en ADHD te zeggen ? Wat we doen, wat we zeggen zelfs wat we voelen wordt allemaal gedirigeerd vanuit onze hersenen. Ons brein bestaat voor een belangrijk deel uit vet. Wanneer we de hersenen bekijken zien we dat ze uit grijze en witte materie bestaat. De buitenkant dicht bij de hersenschors is vooral grijs omdat daar heel wat hersencellen zitten. Van daaruit vertrekken lange hersenbanen naar diepere kernen van de hersenen. Omdat de hersenbanen uit myeline bestaan zien ze er wit uit. Veel witte stof betekent vele verbindingen. Tot 25 % van de witte stof bestaat uit fosfolipiden afkomstig van vetzuren. Deze fosfolipiden spelen een belangrijke rol in de vorming van alle lichaamscellen ook van de hersenen. Vetzuren zijn ook essentiële voorlopers bij het ontstaan van de stoffen die hersencellen in staat stellen met elkaar te communiceren. Bepaalde clinici hebben een tekort aan vetzuren geassocieerd met verscheidene huidproblemen en een verhoging van allergische symptomen die vooral bij hyperactieve kinderen zouden voorkomen. De vetzuren spelen eveneens een rol bij de informatieoverdracht tussen de hersencellen. Algemeen is bewezen dat de neurotransmitters (dopamine en noradrenaline) een belangrijke rol toebedeeld krijgen in de werking van de aandacht en de gedragscontrole. De neurotransmitter brengt de info van de ene hersencel over naar de ander. De neurotransmitter van de ene cel brengt in de ruimte tussen de twee hersencellen (synaps) de info over naar een ontvanger (receptor) van de andere cel. De boodschap die zo de nieuwe cel bereikt, wordt door een 2de boodschapperstof (eicosanoies) vertaald, waardoor de cel met nieuwe chemische processen kan antwoorden. Een tekort aan vetzuren leidt tot onvoldoende eicosanoies waardoor het effect van de neurotransmitters faalt en dit leidt op zijn beurt tot een gewijzigde hersenscheikunde. Verder spelen vetzuren een rol in het normale slaap-waakritme, het stimuleren van de groei van myeline ( witte isolerende stof rond de zenuwbaan, die een betere elektronische communicatie mogelijk maakt). Er zijn twee soorten polyonverzadigde vetzuren: de omega-6en de omega-3-vetzuren. De eerste zijn rijkelijk aanwezig in plantaardige oliën, de tweede daarentegen zijn vaak niet terug te vinden in ons Europees voedingspatroon. Omega-3-vetzuren zijn vooral terug te vinden in vette vis (zalm, sardines, forel, tonijn, …), maar ook in schaaldieren, tofu, amandelen, noten en sommige plantaardige oliën zoals lijnzaadolie, notenolie en koolzaadolie.


Uit tal van wetenschappelijke studies is gebleken dat ze goed zijn voor hart en bloedvaten. Bovendien bevorderen ze de hersenfunctie en het gezichtsvermogen , versterken ze ongetwijfeld de weerstand en zijn ze goed tegen depressie, reumatoïde artritis, astma, lupus, nierziekten, kanker en de ziekte van Alzheimer. Vooral op jonge leeftijd is bij de ontwikkeling van de hersenbanen een evenwichtige voeding belangrijk omdat enkel via voeding omega 3 in ons lichaam terecht komt. Een evenwichtige voeding waarbij 2 maal per week vis genuttigd wordt bevat normaal gezien voldoende vetzuren. Omdat die vetzuren optimaal zouden kunnen werken moeten ze beschermd worden door antioxidanten. Twee belangrijke omega 3 vetzuren zijn EPA (eicosapentaeenzuur) en DHA (docosahexaeenzuur). Normaal zou een mens 500 tot 800 mg EPA en DHA per dag nodig hebben maar bij ADHD , dyslexie , dyspraxie, autisme en zelfs depressie zouden de hersenen meer van die vetzuren nodig hebben. Is het dan niet voldoende om levertraan te nemen. Neen, want in levertraan komt uit de lever van de vissen dat veel giftige stoffen en vitamine A bevat. Het duurt enkele weken vooraleer effect optreedt en na 2 maand moet het effect ook te zien zijn in het gedrag: concentratie, lezen, en schrijven . Levenslang is het belangrijk van over voldoende onverzadigde vetzuren te beschikken. Ze houden de hersencelwanden voldoende vloeibaar, terwijl de verzadigde vetten en cholesterol de vloeibaarheid vermindert. Die vloeibaarheid is belangrijk om een optimale werking van de neurotransmitters en de ionenwerking te verkrijgen. Mogelijke redenen die leiden tot een functioneel tekort van sterk onverzadigde vetzuren: Omgeving: o voeding : die bestaat uit veel verzadigde vetzuren Tekort aan vitaminen en mineralen (zink, magnesium, vitamine B 3, B 6 en C ) o Roken o Koffie en alcohol o Virale infecties o Een verhoogd niveau van bepaalde hormonen ten gevolge van stress Aanleg: o Diabetes en eczema worden in verband gebracht met een verstoorde omzetting van de essentiële vetzuren in sterk onverzadigde vetzuren. o Het mannelijke testosteron hormoon remt de aanmaak van sterk onverzadigde vetzuren. Functionele tekorten waardoor de sterk onverzadigde vetzuren onvoldoende worden vernieuwd of vervangen waardoor de signaalfunctie binnen de hersencel niet efficiënt verloopt. Het herkennen van een tekort aan sterk onverzadigde vetzuren. Bij dieren leidt het tekort in essentiële vetzuren tot volgende verschijnselen: erge dorst/frequent plassen/en een droge, geschilferde huid naast bepaalde gedragsafwijkingen. In 1981 verscheen een van de eerste artikelen die een verband zocht tussen een tekort aan essentiële vetzuren en hyperactieve kinderen. In een gevalsbespreking beschreef men volgende kenmerken als gevolg van een tekort aan vetzuren: Erg droge, ongelijkmatige, matte huid. Verfomfaait, stroachtig haar Roos Bobbeltjes op de bovenkant van de arm zoals kippenvel


Zachte, gerafelde nagels. Een tekort aan omega 6 vetzuren zorgt voor gezondheidsproblemen terwijl een tekort aan omega 3 vetzuren in verband gebracht wordt met gedragsproblemen en leerproblemen Besluit uit de studie van Alexandra Richardson in the nutrition practitioner november 2001 “Fatty Acids in Dyslexia, Dyspraxia, ADHD and the Autistic Spectrum” “Van Omega supplementen kan niet verwacht worden dat alle individuen met dyslexie, dyspraxie ADHD of autisme kunnen geholpen worden. Daarvoor is variëteit in oorzaken van deze stoornissen te groot. Bovendien zijn er heel wat individuen die vanuit hun voeding voldoende onverzadigde vetzuren hebben. Voedingsveranderingen moeten andere gedragsbenaderingen ondersteunen en waar mogelijk in overleg met andere professionelen vooral indien er een medicamenteuze behandeling loopt.” Aanbevolen verhoudingen omega 3/omega 6 -> 4 op 1. Oude producten bevatten nog (te) veel omega 6 en dat is nutteloos. Naar concentratie toe is vooral EPA (omega3) belangrijk. Daarom moet de verhouding EPA/DHA meer dan 4/1 zijn. Hoe dan ook een inname van extra omega vetzuren heeft vaak gezondheidswinst en er zijn maar weinig nadelen. Dit onderzoek wordt vaak aangehaald maar het besluit wordt in veel tijdschriften weggelaten. Uit de ervaring die ik heb met kinderen met ADHD of druk gedrag en de omega kuur onthou ik het volgende. Tot nu toe heeft geen enkel ouder mij verteld dat zij met succes de medicatie konden stoppen na het gebruik van omega vetzuren. Bovendien zijn er een aantal ouders die geen verschil merkten. Alleen stel ik vast dat in 1 geval een verandering optrad in werkhouding na inname van omega vetzuren na 1 maand. Maar er waren nog andere variabelen in het spel zoals het overzitten van het derde leerjaar waardoor de druk afgenomen was. Maar belangrijk om te onthouden is: dat dit kind bij ons omwille van leerstoornissen en ADHD werd aangemeld en dat wij vanuit onderzoek en observatie geen ADHD diagnose konden weerhouden. Misschien betekent dit; dat voor een aantal nerveuze of faalangstige kinderen dit wel een effect kan hebben waarbij wij nog in het midden laten of dit een nepeffect is (placebo) of werkelijk komt vanuit een biologisch verschil. Wij vroegen enkele deskundigen naar hun mening over omega 3 vetzuren en niemand kon voldoende wetenschappelijke studies aanhalen die een effect kunnen bewijzen. Het antwoord van Prof. Thiery lijkt mij erg aanvaarbaar en is terug te vinden aan het eind van het artikel ADHD een levensloop problematiek.


Geachte Heer BETREFT: Maar Natuurlijk!, Editie 5, herfst 2004 In België is er gelukkig recht van vrije meningsuiting. Helaas, voor sommigen betekent dit dat ze zich ook het recht toeeigenen foute informatie te verspreiden. Als je bovendien merkt dat wetenschappelijk getrainden deel uitmaken van de redactie, dan wordt dit nog pijnlijker. In Maar Natuurlijk!, editie 5, herfst 2004, publiceert u een artikel, ondertekend met W.J.D.: “ADHD –kinderen, doping op voorschrift. Het is duidelijk dat de auteur de problematiek van ADHD niet, of nauwelijks, beheerst. Daardoor vergist hij zich voortdurend. Of, denkt hij dat het spuien van valse informatie kan gerechtvaardigd worden met de democratische pijler ‘vrije meningsuiting’. Een greep uit de foute informatie in dat artikel:

De wetenschappelijk bijsluiter zou volgens de auteur vermelden dat “hyperactiviteit met aandachtsstoornissen een contra-indicatie is voor Rilatine”. Dat staat er niet! Er staat wel: “Rilatine is niet aangewezen bij ALLE vormen van hyperactiviteit met aandachtsstoornissen 17.” Want, overbeweeglijkheid en hyperactiviteit is geen synoniem van ADHD maar zijn slechts enkele van de symptomen. Trouwens, waarom vermeldt u niet dat er ook staat dat Rilatine zonder noemenswaardige gevaren ook bij volwassenen met ADHD kan gebruikt worden? Waarom vermeldt u niet dat vele neveneffecten voorkomen bij “misbruik van…?”

ADHD zou in 1987 uitgevonden zijn. De oudste beschrijving van het syndroom dat ik tot heden in mijn bezit heb is van de hand van Hippocrates (450 à 375 voor Christus). Zelf maakte ik professioneel kennis met het probleem, weliswaar onder een andere naam) in 1977. Artsen zijn trouwens in het interbellum gestart met Methylphenidaten18 met succes aan kinderen toe te dienen. Na de oorlog werden deze methylphenidaten ook gebruikt voor kinderen met een gewone intelligentie maar met neurologische ontwikkelingsproblemen tengevolge van een syndroom waarvan aandachtstekortproblemen, hyper/hypoactiviteit en impulsiviteit belangrijke symptomen zijn. In België wordt het middel relatief courant sinds de vijftiger jaren voorgeschreven. Zo erg zoeken naar een ‘verkooptruc’ was dus absoluut niet van doen. Dat er een momenteel sprake is van een zekere hausse heeft veel oorzaken. Daarom alle gevallen van ADHD over één kam scheren is echter een weinig respectvolle houding ten aanzien van kinderen, hun ouders, hun leerkrachten… Zelfs in volledig ‘onthaastte’ samenlevingsvormen komt ADHD voor, zoals ook psychoses, dyslexie, autisme… Ontwikkelingsstoornissen zijn geen gevolg van foute ouders, foute leerkrachten of foute televisie!

“Dat ouders vanuit school onder druk zouden zijn gezet om dit middel (lees methylphenidaten) toe te dienen” is een argument waarmee u mij een uurtje hartelijk lachen bezorgde, waarvoor beste dank. Want, uw redactie zal als geen ander weten dat lachen een zeer efficiënt en goedkoop medicijn is. In ons gezin hebben wij er een 15-tal jaren durende strijd opzitten om leerkrachten toegankelijk te maken voor het probleem, laat staan dat zij ons onder druk zouden gezet hebben!

Methylphenidaten is helemaal geen roesmiddel, tenzij het onder hoge dosissen in de venen ingespoten wordt. Mijn kinderen, die jarenlang de therapeutisch dosissen innamen, hebben nooit enige ontwenning vertoond. Heel wat dubbel -blinde studies in de USA en in Europa tonen trouwens aan dat er geen groter verslavingsrisico is bij personen die met methylphenidaten zijn behandeld. Integendeel, hun geestelijke gezondheid is beter dan diegenen met ADHD die niet behandeld werden.

Methylphenidaten worden nooit als diagnosemiddel gebruikt worden. o 1°: Het middel werkt slechts bij 75% van de ADHD -populatie. o 2° Het middel kan ook een effect hebben bij kinderen die geen ADHD hebben. Daarom wordt steeds meer aangeraden om het gebruik van methylphenidaten te koppelen aan een dubbelblinde test om het objectieve effect na te gaan.

Jullie stellen het voor als of methylphenidaten bij lastige kinderen zou worden gebruikt. Dit is onjuist. Kinderen met ADHD zijn niet per definitie onhandelbaar. Dit is een ongewenst neveneffect dat optreedt bij die ADHD populatie die vaak te laat of onvoldoende behandeld werd. ADHD is op de eerste plaats een aandachtstekortstoornis die zowel op school als thuis ernstige gevolgen kan hebben voor het kind en voor de omgeving. Kinderen moeten niet enkel de tafels van vermenigvuldiging leren, maar ook veilig leren

17 18

Algemenen Vereniging van de Geneesmiddelenindustrie, vzw, COMPENDIUM 2002, blz. 1565. De werkzame stof die u aantreft in Rilatine, Rilatine PL, Concerta.


fietsen, zich sociaal ontwikkelen, hun motoriek en psychomotoriek ontwikkelen. Enzovoorts. Eén derde van de ADHD -populatie is trouwens helemaal niet hyperactief. Integendeel, die kinderen hebben een te trage bewegingsdrang. •

Het syndroom ADHD is geen synoniem voor ‘teveel aan energie’. Deze kinderen vertonen vaak een contradictorische reactie op stimulerende en kalmerende stoffen, zelfs als die endogeen zijn! Dus uw ganse suikertheorie valt in het water. ADHD is een traagheidsprobleem in sommige hersendeeltjes. In feite is er een probleem met de aanmaak van natuurlijk amfetamines. Deze visie werpt alvast een minder ‘vies beeld’ op over amfetamines. De ganse theorie over uw voedingssupplementen, dure en vaak overbodige pseudo-medicaties die vaak verre van onschuldig zijn, is er enkel op gericht om de onwetende patiënt-consument tot kopen aan te zetten. Trouwens, weet u hoeveel kg. visolie per dag nodig is om een effect op het geheugen te krijgen?

Zowel zij die met kinderen werken als zij die met ouders werken (professioneel of vrijwillig in ouderverenigingen) stellen methylphenidaten nooit als ‘oplossing’ voor, maar als onderdeel van een totaal behandelingsplan. Trouwens, het is niet omdat ADHD als diagnose gesteld wordt dat dit automatisch leidt tot medicatie. Ook op het vlak van gedragstherapie, persoonlijkheidsvorming als opvoedingsondersteuning kan heel wat gebeuren. “In de ernstigere gevallen is het onmenselijk om methylphenidaten uit het behandelingsplan te schrappen”, stelt prof. Compernolle.

Van de apothekers in uw redactie verwacht ik toch dat zij beseffen dat er in elke officina heel wat middelen staan die —als ze verkeerd gebruikt worden— schadelijk, verslavend of dodelijk zijn. Zult u daarom chronisch pijnpatiënten morfine ontnemen? Zult u daarom diabetici hun insuline ontnemen? Zult u daarom hartpatiënten hun medicatie ontnemen? Methylphenidaten is een goed middel, als het gebruik wordt bij kinderen, jongeren en volwassenen waarbij: o Een goede diagnose is gesteld. o Wiens persoonlijkheidsontwikkeling ernstig bedreigd wordt. o Waardoor er een ernstige impact is op de persoon zelf en zijn omgeving. o Dankzij een fel doorgedreven behandeling, waarvan medicatie slechts één aspect was, hebben mijn kinderen zich kunnen ontwikkelen tot fantastische persoonlijkheden!

ADHD is een gedragsdiagnose die enkel door een multidisciplinair centrum kan (en sinds de terugbetaling van Methylphenidaten: mag) gesteld worden. Vanuit de wetenschappelijke literatuur weet ik dat ontwikkelingsstoornissen, waartoe ADHD behoort, een zeer breed spectrum omvatten. Vanuit mijn jarenlange ervaring weet ik dat er zelden over één nacht ijs gegaan kan worden. Hyperactiviteit, Hypoactiviteit, aandachtsstoornissen… zijn symptomen die niet exclusief voor ADHD/ADD zijn voorbehouden. U hebt gelijk als u poneert dat voorzichtigheid geboden wordt. Elke patiënt heeft bovendien het recht die therapievorm te kiezen die het best bij hem past. Maar, voor diegenen die door foute informatie de commercie willen doen draaien, daar kan ik helaas weinig respect voor opbrengen. In bijlage vindt u een samenvatting van de gangbare visies op ADHD. U vindt er ook een testje van een kind met ADHD die Methylphenidaten gebruikt. Dit testje, trouwens in ‘gebonden of koordschrift’ en niet in afzonderlijke letters zoals in uw voorbeeld, demonstreert dat methylphenidaten niet enkel een impact hebben op de motoriek en psychomotoriek (leesbaarder schrijven, betere bladspiegel) maar ook op het aandachtsvermogen. Tussen de twee schrijfbeurten zat trouwens geen 6 weken van oefenen, maar 24 uur! Ook elk voedingsadvies dat de gezondheid van kinderen ondermijnt is te laken! Volgens voedingsdeskundigen eet onze jeugd veel te eenzijdig. Kaas en melkproducten ontraden lijkt mij geen goed idee. Trouwens, tot op heden zag ik weinig gedegen wetenschappelijke studies die het verband tussen ADHD en voeding als voorname uitlokkings- en behandelingspijler hard maken… Zoals vaak zijn alle “te’s” te mijden, ook in het gebruik van natuurlijke producten! Ik hoop dat u in volgende edities wel eens de moeite doet uw artikels wetenschappelijk te ondersteunen!

Peter Glorieux,

Auteur van ‘Gevraagd: superouders’.


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.