nieuwsbrief aan(ge)dacht 10

Page 1

aan

dacht ge Nieuwsbrief 10 september 2005

uitschrijven of inlichtingen :mail naar aangedacht@skynet.be

Agenda 20 september 2005 om 19u30 “opvoedkundige aanpak bij ADHD” cc De Valkaart Rodenbachstraat Oostkamp inr. www.zitstil.be 27 sept’05: om 20 u ”Diagnostiek : is het ADHD en/of een andere stoornis ?” Dr. An Oostra Guislainstraat 43 Gent 13 oktober ’05: “Je kind laten testen voor leerproblemen: waar,hoe …” door Ines Calliauw om 20 u in de Hogeschool West-Vlaanderen St. Jorisstraat 8000 Brugge . inr. Sprankel 19 oktober ’ 05 lezing over ADHD door Rita Bollaert

inr.ZitStil CC Het Spoor Eilandstraat 6 Harelbeke 26 oktober ’05 om 19u30 2de vormingsavond rond “opvoedkundige aanpak bij ADHD” om 20 u” inr. ZitStil CC Het Spoor Eilandstraat 6 Harelbeke

Ross Green :over het opvoeden en begrijpen van snel gefrustreerde en chronisch inflexibele kinderen Dit praktische boek is onmisbaar voor ouders die verstandig willen reageren op problematisch gedrag - of dat gedrag nu veroorzaakt wordt door ADHD of een andere leer- of gedragsstoornis of niet - en de rust in huis willen herstellen. Het is bovendien een aanrader voor hulpverleners en docenten die te kampen hebben met lastige kinderen. Uitgangspunt is gezamenlijk zoeken naar oplossingen voor situaties die explosies kunnen veroorzaken. Dr. Ross Greene is als psychiater verbonden aan Harvard Medical School en het Massachusetts General Hospital. Het explosieve kind is de vertaling van de derde editie van het internationaal geroemde boek The Explosive Child, waarvan de Engelstalige editie deze zomer verschijnt. Kostprijs € 19,95 230 pagina’s uitg. Nieuwezijds Amsterdam

Beste ouders, Het schooljaar is al enkele weken oud. Misschien is het goed van de leerkracht in te lichten ook al gebeurde dit in de vorige jaren. In een word bijlage tref je een type brief aan. Je moet hem natuurlijk aanpassen, ook qua type ADHD. Vragen of opmerkingen interessante sites, artikels of ergernissen zijn via mail altijd mogelijk . Groeten, Jan

LINKS • www.vad.be Dit is de site van de Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen. Deze site is in de eerste plaats bedoeld voor professionelen. Je kan er artikels over onderzoeken downloaden of bestellen. • www.druglijn.be Hier krijg je als leek info over drugs en antwoorden op de meeste vragen. Bovendien kan je er nog niet gestelde vragen kwijt. (zie artikel hieronder) • www.acoolworld.be De site is gemaakt voor de jongere zelf . Je krijgt er correcte info over misvattingen als “Door koffie of cola wordt je sneller nuchter!” Te doen!

Inhoud

• Medicatie en ADHD een verslag van een studie dag met Prof. Danckaert.. • Is Rilatine een medicijn of drug? • ADHD een term, maar niet nieuw! • ADHD ook voor school (aparte bijlage in word)


Is Rilatine® een medicijn of een drug?1 Rilatine® (methylfenidaat) is een nuttig middel als je het maar op de juiste manier gebruikt. De (kinder)psychiater schrijft meestal Rilatine® voor na een grondig onderzoek naar ADHD (Attention Deficit/Hyperactivity Disorder oftewel aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit). Na gebruik ben je minder verstrooid, je concentreren op activiteiten lukt beter en impulsieve reacties heb je dan beter onder controle. Je wordt er rustiger van en je aandacht voor leerervaringen verhoogt. Rilatine® is echter geen 'leerpil', want het verandert niets aan je capaciteiten: je wordt er niet slimmer door en ook niet socialer! Je kunt je alleen wat beter concentreren en beheersen. Als er iets moet veranderen aan je schoolresultaten, dan zal je zelf ook een inspanning moeten doen om iets te leren, wat door de ADHD erg bemoeilijkt werd. Opgelet: de hierboven beschreven effecten gelden enkel wanneer er een diagnose ADHD werd gesteld en mits gebruik in de voorgeschreven dosis. Bovendien wordt de medicatie best gecombineerd met psycho-educatie, gedragstherapie, ... omdat het geen 'blijvende' gedragsverandering teweegbrengt, maar de symptomen van ADHD slechts 'tijdelijk' onderdrukt. Rilatine® is dan een hulpmiddel om de andere onderdelen van de behandeling vlotter te laten verlopen. Omgekeerd is ook aangetoond dat, wanneer medicatie wordt gegeven in combinatie met gedragstherapie, de dosis van de medicatie lager gehouden kan worden. Bij een normale dosis, die bij de behandeling van ADHD zo laag mogelijk wordt gehouden en bepaald moet worden door een ervaren arts die voldoende vertrouwd is met ADHD, zal je na enige tijd niet méér van het middel moeten gebruiken om eenzelfde effect te hebben. Er ontstaat dus geen gewenning en lichamelijk word je evenmin afhankelijk van Rilatine®. Psychisch kan je er wel afhankelijk van worden. Dat merk je bijvoorbeeld als je je onrustig of agressief begint te voelen wanneer je jouw pilletje niet genomen hebt. Sommigen gebruiken (en misbruiken) Rilatine® echter als een drug door het pilletje te pletten en vervolgens op te snuiven of in te spuiten. Rilatine® krijgt hierdoor een met speed vergelijkbaar effect. Door de snelle verwerking van de stof in de hersenen heb je er op die manier na enige tijd wel meer van nodig om eenzelfde effect te krijgen en word je er ook afhankelijk van. Wie het inspuit loopt bovendien risico op bloedklontering, infecties en permanente beschadiging van het longweefsel. Snuiven kan tot neusbloedingen en verzweringen leiden. In het slechtste geval tast het het weefsel in de neusholte aan. Wie overmatig Rilatine® gebruikt, weet vaak niet waaraan zich te verwachten. Sommigen worden onrustig, hebben paranoïde gedachten en komen in een echte psychose terecht. En als het werkelijk tegenvalt, krijg je stuiptrekkingen en raak je ten slotte in coma. Als je merkt dat iemand in je omgeving zich onwel voelt tengevolge van overmatig gebruik van Rilatine®, aarzel dan niet om zo vlug mogelijk een arts te verwittigen of nog beter: ga naar de spoedafdeling van een ziekenhuis. Hoewel Rilatine® zijn nut al bewezen heeft als geneesmiddel tegen gedragssymptomen die samenhangen met ADHD, zijn er ook minder goede kantjes aan het gebruik. Rilatine® werkt gemiddeld vier uur (drie tot vijf uur) en is dan uitgewerkt, waardoor je opnieuw geconfronteerd wordt met onrust, vergeetachtigheid en impulsief gedrag. Een antwoord op deze problemen biedt het relatief nieuwe medicijn Concerta®. Concerta® is net als Rilatine® een methylfenidaat, maar met een langere werking. Concerta® wordt helaas nog niet terugbetaald door het ziekenfonds en de kosten betekenen vaak een flinke hap uit het gezinsbudget. Het medicijn is bovendien moeilijker te doseren, want het is enkel verkrijgbaar in twee dosissen. Toch wordt Concerta® hoe langer hoe meer voorgeschreven door artsen. 1

Artikel geplukt van de site www.druglijn.be


ADHD en de medicatie therapie In het voorjaar volgden we een studiedag over medicatie bij ADHD. Prof. M. Danckaerts was de centrale spreker. We brengen een verslag aangevuld met informatie uit het tijdschrift Semper. Dat ADHD niet zomaar het resultaat is van een slechte (op) voeding is toch stilaan door iedereen genoegzaam bekend – enkele uitzonderingen niet nagesproken. Het probleem is echter dat dit op individueel niveau niet bewezen kan worden. Je kan met andere woorden nog steeds niet terecht bij een arts om via een scan uit te maken of je kind ADHD heeft of eerder een temperament heeft in die aard. ADHD is een neuro-biologische stoornis. Daarvoor zijn voldoende bewijzen. Oorzaak 1. Neuro-anatomie. Als we kijken naar de grootte van de hersenen. Het meest opzienbare onderzoek van de laatste jaren is het onderzoek van Castellanos e.a. uit 2002. Castellanos volgde 100 kinderen met ADHD en 100 kinderen zonder ADHD van hun 6 jaar tot en met 19-20 jaar. Er werden regelmatig hersenfoto’s genomen. Men vergeleek het hersenvolume en de hersenafmetingen. Kinderen met ADHD hebben 4 % minder hersenvolume (van bij aanvang , dus aan 6 jaar). Dit verschil op zich zegt niks over de kwaliteit. Wat is het verschil? Is dit verschil te wijten aan een verschil in vloeistof of in hersenverbindingen of in hersencellen ? Als men de diepere zenuwkernen vergelijkt, ziet men 8 % verschil ADHD/niet ADHD. Als men de kleine hersenen vergelijkt liefst 12 % ADHD/niet ADHD. Als men de voorste delen vergelijkt ziet men 10 % verschil. Verdere vaststellingen: a) De verschillen stelt men vast zowel bij kinderen die medicatie nemen als bij hen die geen medicatie nemen! b) De gradatie was rechtstreeks verbonden met de ernst van de ADHD. Dit betekent hoe groter de verschillen (hoe kleiner de hersendelen) hoe ernstiger de ADHD! c) Het zijn stabiele verschillen, maar niet voor de diepere zenuwkernen die aan 1819 jaar zich normaliseren. De verschillen die er zijn aan 6 jaar zijn met andere woorden ook nog aan 19 jaar aanwezig tenzij voor de diepere hersenkernen. Dit zou kunnen kloppen met de klinische ervaring dat aan 18-19 jaar de ADHD-er minder impulsief is, meer inhibitie (remming) heeft. 2. Neurofysiologie: het meten van de hersenenactiviteit. Verschillen in hersenactiviteit kan je meten ondermeer door de bloedcirculatie of het suikerverbruik na te gaan. a) Bij ADHD-ers versus niet-ADHD is er significant minder activiteit in de volgende hersengebieden : o Voorste hersenkwab o Wandbeenkwab (pariëtale cortex) o diepere hersenkern o kleine hersenen Drie van deze vier structuren zijn structuren waar je ook anatomische verschillen ziet. Deze onderzoeken geven aan dat ADHD niet is van “niet willen”, maar van “niet kunnen”, want je kan er niet voor zorgen dat je hersenen kleiner zijn ! Er is een verhoogde bloedcirculatie / elektrische activiteit op die plaatsen waar de zintuiglijke prikkels worden verwerkt, m.a.w. er is wel activiteit, maar niet op de juiste plaats en minder gericht.


b) Biochemisch Hersenen bestaan uit grijze en witte stof. De grijze stof bevindt zich vooral aan de buitenzijde (cortex) en bevat veel hersencellen. In de binnenkant is het hoofdbestanddeel hersenbanen (witte stof). Hersencellen zijn elektriciteitsgeneratoren. Hersenbanen zijn geleidingsdraden. Hersencellen staan in verbinding met elkaar via die hersenbanen. Waar de hersenbanen verbinding maken gaat de elektrische lading over naar een scheikundige reactie. Je kunt de verbinding vergelijking met een batterij. De chemische stoffen die daarvoor verantwoordelijk zijn, noemen we “neuro- transmitters”. Bij de functie aandacht spelen vooral : dopamine en noradrenaline (norepinephrine) een rol. Noradrenaline gaat vooral naar voren in de hersenen, maar ook naar de zijkant van de hersenschors en de kleine hersenen. Staat vooral in voor: - aandacht - concentratie - andere cognitieve functies.

Dopamine kent 3 systemen : • Eén verbindingsweg vertrekt vanuit de hersenstam naar de kernen van de beweging (bewegingscontrole). Bij te weinig dopamine zien we de Ziekte van Parkinson ; bij teveel zien we tics of dyskinesieën. • De tweede verbindingsweg bedient een heel belangrijk deel in het midden van de hersenen nl. de kern accumbens die in verband staat met verslaving. Dit systeem is belangrijk voor het gedrag : o plezier/goed gevoel o beloning o bekrachtiging o middelen misbruik. • Het derde systeem ( verbindingsweg) is van belang voor het denken. Belangrijk voor : o aandacht o waakzaamheid o concentratie o andere cognitieve functies.

Als we “de batterij” nader bekijken, zien we dat er tussen de 2 hersenbanen (axon en dendriet) een spleet zit : de synaps. In die synaps spelen de neurotransmitters hun hoofdrol. Neem nu dopamine. Voor de spleet zit een controlesysteem : transporter, die de dopamine heropneemt. Als er iets fout gaat, kan dit op 2 manieren. Er kan te weinig dopamine zijn of er zijn teveel transporters die de dopamine weer opnemen zodat ze geen tijd hebben om in de spleet te komen zo is de verbinding is niet goed. (dit zou meer het geval zijn bij ADHD). Opmerking : Rilatine (methylphenidaat) zet zich vast op de transporter en blokkeert hem, met als gevolg minder dopamine heropnemen meer in de synaps. Hersenendelen communiceren, geven informatie door via deze verbindingen. Zo wordt gedrag in al zijn facetten geregeld.


3. Genetische evidentie Uit onderzoek blijkt steeds duidelijker dat ADHD genetisch bepaald is . Ook de cijfers uit erfelijkheidsonderzoek bevestigen dit. Let wel genetisch betekent niet zomaar = erfelijk!! De erfelijkheid voor ADHD ligt tussen de 65 % - 90 %. Dit betekent dat de erfelijke belasting groter is dan bij schizofrenie, groter dan intelligentie, maar lager dan autisme! Mensen met ADHD hebben een grotere kans voor een andere vorm van stoornis! 2 belangrijke genen die geassocieerd worden met ADHD zijn : DRD4 en DAT1. 1. DRD4 Dopamine Receptor 4 :Dit verstoorde gen komt vooral voor in de combinatie van ADHD en gedragsstoornissen. Een afwijking leidt tot verhoogde sensatielust, onrust en ook negatieve aandacht zoeken (muisonderzoek). 2. DAT 1 Dopamine Transporter Gen 1 : Het verband met ADHD en een afwijking op dit gen is minder groot. Men vermoedt dat ADHD een mengvorm is van allerlei stoornissen, maar die dan grofweg hetzelfde gedrag veroorzaken. Indien de DAT meer betrokken is, zou dit een subgroep kunnen vormen waarbij meer transporters aanwezig zijn, wat resulteert in minder dopamine in de synaps. Een verstoord DAT gen zou vooral het gemengde type van ADHD doen ontstaan: * overactief in nieuwe situaties * meer aandachtzoekend gedrag * bij muizen meer bekrachtiging zoekend gedrag. Opm. Andere genen worden ook nog verder onderzocht. Behandeling Wat wil men bekomen ? • symptomen van ADHD verminderen • symptomen van co-morbiditeit (samen voorkomen van andere stoornissen) verminderen • verminderen van verdere (mogelijke) complicaties • de ADHD-er en omgeving informeren (opvoeden) rond deze stoornis • de omgeving aanpassen aan de noden van de ADHD-er. • verandering stimuleren bij patiënt, ouder, leerkracht(en) • omgaan met slechte inzichten / gezichtspunten. Overzicht van de interventies - psycho-educatie patiënt-gericht - psycho-farmacotherapie (mediactie) - cognitieve gedragstherapie (zelfinstructietraining) ouder-gericht

- psycho-educatie - oudertraining

school-gericht

- psycho-educatie - gedraginterventies


Rangschikking van therapieën volgens effectiviteitgraad 1) Psycho-farmacotherapie (mediactie) 2) Parental Management Training (oudertraining)* 3) Gedraginterventies op school* 4) Psychotherapie met het kind • Sociale vaardigheidstraining (meer effect dan zelfinstructie !) • zelfinstructietraining 5) Hypo-allergic dieet** 6) EEG-biofeedback** 7) Voedseladditieven : nog geen wetenschappelijke evidentie. * 2 & 3 staan eigenlijk op gelijke hoogte. ** nog te weinig bestudeerd. MTA-studie : (multimodal treatment ADHD) Een onderzoek uit 1999 naar de effecten van de verschillende therapievormen bij ADHD Deze studie werd opgestart op initiatief van het NIMH2. Het ging om een 14 maand durend onderzoek waaraan verschillende onderzoekscentra meewerkten met een willekeurig samengestelde groep en een controle groep. 579 kinderen tussen de 7 en 9 jaar met ADHD van het gecombineerde type (zowel aandachtsgestoord als impulsief en hyperkinetisch) werkten daaraan mee. Er werd een medicatiebeleid opgestart, waarbij dagelijks 3 innamen plaatsvonden. Opzet van de studie : 4 soorten van begeleiding werden nagegaan: • Medicatie alleen : ( Rilatine ® methylphenidaat 3 x/dag) wel aangepast, eventueel met andere stimulerende middelen, ouders kregen algemeen advies en informatie. • Intensieve gedragstherapie : oudertraining, overlegmomenten met de leerkracht, 8 weken in vakantie met het kind, met o.m. zelfinstructie, sociale vaardigheidstraining, 13 halve dagen op school observeren en aanpassingen invoeren, 26 consultaties met de ouders. • Medicatie + gedragstherapie : combinatietherapie. • Gewone behandeling, waarbij toch ook 2/3 van de kinderen medicatie namen, maar op de algemene wijze bijv. via de huisarts. MTA : resultaten : Men had oog voor : • de symptomen zelf • agressie • het leren omgaan met het ADHD – gedrag (coping gedrag) bij kinderen en ouders • depressie-zelfwaardegevoel. Alle behandelingswijzen leiden tot een vermindering van de kernsymptomen van ADHD. = aandacht –impulsiviteit en hyperkinesie. Medicatie alleen en medicatie en gedragstherapie samen , hebben ongeveer hetzelfde effect, maar zijn effectiever dan gedragstherapie of gewone behandeling. Opm.: Abikoff 2004 vond gelijkaardige resultaten in een 2 jaar durend onderzoek in Montreal. 2

National Institue of Mental Health


Voorlopige conclusies : Als de eerste lijnsbehandeling een voorzichtig gecontroleerde medicatietherapie is die heel de dag bestrijkt (niet alleen de schooldag) zullen veel kinderen geen intense gedragstherapie nodig hebben. Als de eerste behandelingskeuze gedragstherapie is, vormt medicatie een groot voordeel daarbij, m.a.w. als je met gedragsinterventie werkt, moet je weten dat de winst groter wordt als je er medicatie bijneemt.

ADHD : stimulantia Binnen de ADHD geneesmiddelen zijn de stimulerende middelen de : meest bestudeerde meest gebruikte meest effectieve de eerste keus als behandelingsmiddel. In BelgiÍ zijn volgende middelen beschikbaar : methylphenidaat : Rilatine (R), Concerta (R), Rilatine MR (R) Dexaphetamine. Argumenten voor lang-werkende middelen : vermijdt pieken binnen de fluctuaties van werking wordt makkelijker ingenomen (slechts 1 inname) wordt niet zo snel vergeten is veiliger beschermt de privacy. 2 systemen : (zie vroegere nieuwsbrieven) Concerta (R) / Oros (R) systeem Rilatine MR (R) / Sodas (R) technologie. Positieve reacties op stimulerende middelen (Biederman 2004) : 28 % Amphetamine !Je hebt meer kinderen die positief reageren op amphetamines dan op methylphenidaat. 16 % Methylphenidaat 41 % reageren op beide soorten positief. Nevenwerkingen bij stimulerende middelen : eetlustremming inslaapproblemen hoofdpijn buikpijn prikkelbaarheid / emotionele reacties / rebound effect. Hoe omgaan met de nevenwerkingen ? Wanneer treden ze op ? • kort na de inname : misschien moet de dosering naar omlaag • tussen 2 innames : kan rebound effect zijn. Pas de dosering aan. Probeer lang-werkende medicatie. Pas het tijdstip van dosering aan. Onderzoek andere oorzaken / ziektes.


Opm.: groei-remming ! Effect van methylphenidaat op de groei is afhankelijk van de dosis en de duur. Effect op de groei is vooral de eerste 6 maand tot 1 jaar aanwezig. Op langere termijn wordt de achterstand wellicht ingehaald. Behandeling met stimulantia leidt tot een klein, maar statistisch significant, tekort in de te verwachten groei. Onderbreken van de medicatie : drug-vrije dagen leidt tot een groeinormalisatie. 1 studie geeft aan dat de uiteindelijke lengte bij volwassenen niet aangetast is. Hoe moet men groeiremming benaderen ? • Vooreerst blijft het belangrijk van de lengte regelmatig te bepalen. In het medisch schooltoezicht gebeurt dit hoe dan ook. • Indien er zich stoornissen voordoen kunnen volgende maatregelen genomen worden : a. drug-vrije vakantieperiodes b. lagere dosering c. tijdstip van doseren d. caloriegehalte verhogen door bepaalde snacks e. invoeren van een snack voor het slapengaan.

Opm.: Tic-gedrag : Heel zeldzaam ontwikkelen patiënten een chronische tic-stoornis. Wanneer tics voorkomen of verergeren : • verminder de dosering • schakel over op een ander stimulerend middel • voeg een middel bij tegen ticgedrag • probeer niet-stimulerende medicatie. Opm.: Farmacotherapie en verslaving. Vrees dat therapie met stimulerende middelen zou leiden tot misbruik. Feit is dat niet-behandelde ADHD een significant groter risico inhoudt voor middelenmisbruik in de adolescentie. Farmacotherapie voor ADHD zou een beschermend effect hebben ! Biederman 2004 : J.et al. Pediatrics 1999 ; 104 (2) : 20. Middelenmisbruik en ADHD : Niet-medicamenteus behandelde ADHD : 33 % kans op middelenmisbruik. Medicamenteus behandeld : 13 %. Controlegroep (geen ADHD) : 10 %.

! Het aantal leden van de niet-behandelde groep bedroeg slechts 19 !

Let wel Rilatine heeft verslavingspotentieel, maar dit komt vooral tot uiting wanneer het intraveneus toegediend wordt, omdat de opname dan heel snel gebeurt. Dit is wat vergelijkbaar met cocaïne.


Lessen uit de MTA-studie m.b.t. medicatie en ADHD Gedurende 28 dagen werd dagelijks een andere dosis gegeven (3 innamen per dag) Placebo-lage dosis-middelmatig en hoog. 77 % beantwoorden : 29 % lage dosis : 15 mg/dag of minder 33 % middelmatig : 16-34 mg/dag 38 % hoge dosis : 35 mg/dag of meer Gewicht, comorbiditeit met oppositioneel opstandig gedrag / angst hadden geen effect op de dosis. Met andere woorden gewicht zegt niet alles. En of je nu ook nog een gedragsstoornis hebt of niet, zal niet bepalen hoeveel Rilatine je moet nemen. Maar er is wel degelijk effect afhankelijk van de dosis die men inneemt. Welke nevenwerkingen lijken afhankelijk van de dosis die ment neemt? eetlustremming suf / lusteloos buikpijn huilerig (in)slaapproblemen. De dosis is onder de 25 kg vrij gelijkaardig. Boven de 25 kg is de dosis individueel verschillend en is er vaak meer nodig dan volgens het gewicht. . De dosis was lager wanneer naast medicamenteuze therapie ook gedragstherapie werd gegeven (31 mg/dag tegenover 38 mg/dag). Europese richtlijnen voor kortwerkende methylphenidaat : start met 0,2 mg/kg/dosis (50 kg = 10 mg/dosis) gradueel verhogen tot • gewenst effect is bereikt • neveneffecten verschijnen • bovengrens 0,7 mg/kg/dosis (50 kg = 35 mg/dosis) Bij dexamphetamine is de dosis ½ van methylphenidaat. Vergelijking twee innamen versus drie innamen per dag : Zowel uit de oudervragenlijsten als bij de leerkrachten blijkt dat het positieve effect groter is wanneer iemand drie innamen heeft dan maar 2 maal per dag zijn medicatie neemt. Bovendien had dit geen invloed op de neveneffecten.. Atomoxetine (Strattera (R)) • sterke selectieve norepinephrine (noradrenaline) receptale remmer • halflage plasma ongeveer 19 uur t.o.v. 4 uur • weinig nevenwerkingen (cfr. infra) • werkt ticremmend. Nevenwerkingen : eetlustremming : duizeligheid : huiduitslag : spijsverteringsstoornissen : constipatie : stemmingswisselingen : grieperig :

controlegroep 5,8 % 2,4 % 1,7 % 1,4 % 1% 0,7 % 1%

atomoxetine 14,1 % 6,1 % 4,5 % 4,5 % 2,4 % 2,4 % 2,1 %


Besluit bij behandeling ADHD Bij het opstellen van een behandelingsplan gaat men na of belangrijke gebieden verstoord zijn. In de behandeling kan men een evenwicht maken tussen gedragstherapie en medicatie. Stimulerende middelen zijn de gouden standaard bij een medische begeleiding. De recente lang werkende middelen kunnen de behandeling vereenvoudigen en verbeteren de privacy en de bereidheid tot inname.

Opmerking Medicamenteuze behandeling in België Het gebruik van methylphenidaat kent een stijgende curve. In 1997 werd de 20.000 dosissen overschreden. In 2002 bedroeg dit net geen 100.000.

Uit een bevraging van Zit Stil bleek dat 91 % van de kinderen met ADHD, die reageerden medicatie namen. Daarvan namen er 94 % Rilatine : 60 % 2 x/dag 32 % 3 x/dag 8 % 1 x/dag. De gemiddelde dosis bedroeg 21 mg/dag (2 comprimés). 60 % van de kinderen namen ook in de weekends medicatie. 49 % ook in de vakantie. 46 % van de kinderen volgden nog andere behandelingen : 15 % kiné, psychomotoriek 20 % logopedie of bijlessen 12 % een andere vorm.

Aantal behandelingen (medicamenteus) : verhouding Vlaanderen / Wallonië : 80/20. afgeleide prevalentie : Vlaanderen : 6-12 j. : 1,8 % 12-15 j. : 0,6 % (Men gaat uit van de gemiddelde dosis / hoeveel nemen er Rilatine).


ADHD: moderne term, oude ziekte3 ADHD is een aandoening die erg recent haar naam kreeg. Pas in de jaren '80 van de vorige eeuw dook de term Attention Deficit Hyperactivity Disorder op. In 1987 verving ADHD de tot dan vaak gebruikte afkorting ADD (Attention Deficit Disorder). Tekst Filip Ceulemans • Dat de term ADHD pas in de laatste decennia van de vorige eeuw opdook, betekent uiteraard niet dat de aandoening daarvoor niet bestond. Er zijn sterke aanwijzingen dat Hippocrates (460-377 voor Christus) één van de eerste artsen was die een beschrijving neerschreef van wat wij vandaag ADHD noemen. Hij beschreef in zijn aforismen deze patiënten als mensen die "een versnelde reactie ver toonden op een zintuiglijke ervaring, maar die tegelijk ook minder lang bij deze emotie stil blijven staan omdat hun geest al snel een andere impressie opdoet". Volgens Hippocrates werd de ziekte veroorzaakt door een overwicht van vuur ten overstaan van water. Om dat onevenwicht weg te werken, stelde de Griekse arts voor brood gemaakt van gerst eerder dan van tarwe te eten, vis te verkiezen boven vlees en veel water te drinken. Hippocrates raadde de patiënten ten slotte aan voldoende fysieke activiteit te hebben. In de Middeleeuwen werden mensen die symptomen vertonen die erg gelijken op die van ADHD tot de 'gekken' gerekend. Dat was overigens het geval met zowat iedereen die een 'afwijkend'-gedrag vertoonde. In het beste geval werden ze opgesloten, in het slechtste geval geëxecuteerd omdat 'de duivel in hen gevaren was'. Pas vanaf de zeventiende eeuw beginnen artsen aandacht te besteden aan mogelijke behandelingen voor deze aandoening. Een echte doorbraak komt er pas aan de vooravond van de twintigste eeuw. Een belangrijke rol is daarbij weggelegd voor de Franse filosoof en psycholoog Théodule Armand Ribot (1839-1916). In werken als La Maladie de la mémoire (1881), Les Maladies de la volonté (1883) en Psychologie de l'attention (1889) beschrijft hij dit soort aandoeningen. Maart 1902 is een echt sleutelmoment voor ADHD. In de loop van die maand houdt de Engelse arts G.F. Still, waarover voor het overige weinig of niets terug te vinden is, een reeks lezingen voor het Royal College of Physicians of London. De drie lezingen kregen als titel mee: Some abnormal Psychical Conditions in Children en werden in even veel edities van The Lancet (12, 19en 26 april 1902) hernomen. Door de band wordt deze artikelenreeks gezien als het begin van de moderne interesse van de medische wereld voor wat later ADHD zal gaan heten. Still beschreef het fenomeen als "een stoornis waarbij een kind problemen heeft om wel overwogen zijn gedrag te remmen en zich te houden aan de regels van het sociaal gedrag". Omwille van de motorische onrust bij deze kin deren kreeg de aandoening de benaming rusteloosheidssyndroom. Zowel in Duitsland (Gerling) als de Verenigde Staten (Pellman) verschenen er in de periode tussen de wereldoorlogen verschillende boeken waarin gezocht werd naar oplossingen voor ADHD-achtige aandoeningen. Vooral Pellman toonde zich erg actief en richtte zelfs een aantal instellingen op waar probleemkinderen opgevangen werden. In Frankrijk speelde de zogenaamde school van Nancy, met als voortrekker de psychotherapeut Emile Coué (1857-1926) een belangrijke rol. Hij staat bekend voor zijn geneesmethode gebaseerd op optimistische autosuggestie. "Dag na dag word ik in elk opzicht beter en beter", luidde zijn motto. In de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog kregen vooral hyperactieve kinderen aandacht van de wetenschappelijke wereld. Verschillende termen werden gelanceerd om de aandoening te benoemen. Eerst was er MDB, wat eerst stond voor Minimal Brain Damage en daarna voor Minimal Brain Dysfunction. Deze term dook op omdat men een hersenletsel als gevolg van een trauma of een ziekte als mogelijke oorzaak naar voor schoof. Ook een tekort aan zuurstof bij de geboorte werd toen als mogelijke oorzaak voor de aandoening gezien. De populaire benaming voor MBD was dan ook hersenletselsyndroom. Midden de jaren zestig maakte de afkorting HRC (Hyperkinetic Reaction o fChildhood) opgeld. Toen artsen bij het begin van de jaren zeventig vaststelden dat de kinderen niet alleen problemen hadden met het beheersen van de lichamelijke impulsen, maar ook met het vasthouden van aandacht, ontstond alweer een nieuwe benaming: ADD (Attention Deficit Disorder). In 1987 ten slotte werd de term ADHD gelanceerd omdat de hyperactiviteit en het gebrek aan impulsbeheersing zeer nauw aan elkaar verbonden bleken te zijn en beiden te maken hebben met een slecht beheersingsvermogen. • 4

3

Aan de Directeur Overgenomen uit Semper (september 2005) medisch tijdschrift voor arts en apotheker.


Roeselare 25 september ’05 Geachte heer/mevrouw de Directeur Betreft:………………………………………………………. Vooreerst willen wij u en het lerarenkorps danken voor het geduld en de zorgen waarmee u ……………….omringt. Het is nuttig om weten dat …………….lijdt aan een zogenaamde rijpingsstoornis. Tot deze groep van aandoeningen behoren onder meer dyslexie-dyscalculie, syndroom van Gilles de la Tourette, dyspraxie enz. …. De aandoening waaraan ………………………lijdt heet Attention Deficit en Hyperactivity Disorder (ADHD). Vroeger werd deze stoornis aangeduid als MBD of hyperkinetisch syndroom. Bij ADHD bestaan er drie vormen. Een vorm waarbij enkel de aandachtstoornis op de voorgrond staat. Een tweede vorm kenmerkt zich door een impulsief en hyperactief gedragspatroon. En de derde vorm is de mengvorm waarbij zowel aandacht als impulscontrole en beweeglijkheid anders ontwikkelen. De hoofdoorzaak is van biologische aard en heeft te maken met bepaalde hersenstoffen die niet in de juiste hoeveelheid voorkomen. De symptomen variëren van kind tot kind en bovendien zien we met de jaren dat bepaalde symptomen minder op de voorgrond staan. Een normaal leven is dus mogelijk. Maar een van de grote opdrachten voor ouders en leerkrachten is de schooltijd zonder (teveel) kleerscheuren doorkomen. Want naast de problemen met aandacht impulsiviteit en hyperactiviteit zijn er vaak problemen met prikkelbaarheid, faalangst gebrek aan planning zwak tijdsbesef, leerproblemen en moeilijke sociale contacten. De diagnose stoelt op de bevindingen van een gespecialiseerd team dat de diagnose wetenschappelijk motiveert. Door een neurotransmitter probleem kan …………….zijn/haar zintuiglijke prikkels en soms zijn gevoelens (inwendige prikkels) niet goed onderdrukken of beheersen. Bovendien heeft ………….problemen met het leren uit herhaling en het leren uit ervaring. Hij/zij komt moeilijk tot gewoontevorming. Het syndroom maakt het moeilijk voor zowel het kind, de ouders als zijn brede omgeving. Een aangepaste begeleiding en ondersteuning vanuit school maken dat ADHD kinderen in de normale onderwijstypes thuishoren als aan de andere leervoorwaarden zoals IQ e.d. wordt voldaan. Ons kind volgt/volgde aangepaste training. Hij leert er via zelfinstructie zijn gedrag zelf sturen. Hij krijgt leerondersteuning . En dokter ………………. staat in voor de medicinale therapie. Een positieve aanpak vanwege school levert een belangrijke bijdrage tot de ontplooiing en heeft ontegensprekelijk een gunstig effect op zijn slaagkansen . Wij verlangen als ouders , geen uitzonderingsmaatregelen, maar hopen dat alle leerkrachten hun bijdrage willen leveren zodat ………………alle kansen krijgt om zijn persoonlijkheid, zijn sociale leven en zijn kennis te ontwikkelen. Zo kan hij uitgroeien tot een gelukkige volwassene met verantwoordelijkheidszin en met een duidelijke taak in de samenleving. Bij ernstige problemen , hetzij in relatie met de leerkrachten of klasgenoten, hetzij in verband met zijn leren (studie) zijn we steeds bereid mee te helpen zoeken naar gepaste oplossingen en maatregelen. Wij prijzen ons gelukkig te kunnen samenwerken met een school die naast het aanreiken van leerstof ook oog heeft voor de verschillen tussen de kinderen en deze met respect benaderen. Inde hoop hiermede naar genoegen te informeren verblijf ik inmiddels, Met de meeste Hoogachting, De ouders van …………………….

4

Met toestemming van de auteur gedeeltelijk overgenomen uit “Gevraagd Superouders “ van Peter Glorieux uitg. Lannoo


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.