7 minute read

Interview Anouk van Kampen en Dirk Vandenberghe

Er wordt in ons taalgebied enorm veel en goed geschreven

In de podcast De Eerste Keer van het Vlaams-Nederlands cultureel tijdschrift de lage landen zijn telkens twee schrijvers te gast die onlangs hun literair debuut uitbrachten. De podcast is een vervolg op een gelijknamige recensierubriek voor debuten op de website van de lage landen, die Dirk Vandenberghe in november 2018 aftrapte met de bespreking van ‘Kleihuid’, het debuut van Herien Wensink.

Hij heeft sindsdien 69 debuten gerecenseerd, afkomstig van 26 Vlamingen en 43 Nederlanders, waaronder 26 mannen en 43 vrouwen, gepubliceerd bij 31 verschillende uitgeverijen. Sinds vorig jaar is daar de podcast bij gekomen. Voormalig NRC-correspondente in Brussel Anouk van Kampen is zijn vaste co-host. Samen waren ze bijvoorbeeld live voor het eerst te bewonderen op De Bronzen Uil vorig jaar.

Wat inspireerde jullie om de podcast te maken?

Anouk: Ik denk dat ik Dirk het meeste krediet moet geven.

Dirk: ‘De Eerste Keer’ begon als een maandelijkse rubriek op de website van de lage landen en loopt al sinds 2018. We hebben inmiddels ruim zestig debuten besproken, en ik heb er ongeveer 150 gelezen. Sommige lees ik niet helemaal, maar de boeken die ik bespreek uiteraard wel. Het idee was dat er veel wordt gedebuteerd, maar veel van die debuten krijgen weinig aandacht. Als er al aandacht is, blijft die meestal beperkt tot het eigen land. Nederlandse debuten worden besproken in De Groene Amsterdammer, Trouw, NRC of de Volkskrant, terwijl Vlaamse debuten in De Standaard, De Morgen of Knack Focus worden besproken. Het grensoverschrijdende ontbreekt vaak, wat jammer is, want we zijn één taalgebied. Zo kwam de rubriek tot leven.

Een concreet voorbeeld is Lenny Peeters, die in 2018 De Bronzen Uil won en goed werd ontvangen in België. In Nederland kreeg ‘Dochter’ weinig aandacht, op een interview in Trouw na. Na een jaar of vier ontstond het idee om ook een podcast te maken over debutanten. We gingen op zoek naar een Nederlandse vrouwelijke co-host en belden Anouk op.

Kenden jullie elkaar al voor de start van de podcast?

Dirk: Anouk en ik hadden elkaar al eens ontmoet op het podcastfestival van De Standaard in Oostende. We kenden elkaar niet goed en hadden nog nooit samengewerkt. Ik dacht aan Anouk omdat we heel graag een vrouwelijke stem wilden. Ik had net geluisterd naar ‘De Schaduw van Dutroux’, die Anouk samen met Gabriella Adèr had gemaakt. Dat was heel goed gedaan en daarom dacht ik spontaan aan Anouk toen ik met de redactie nadacht over een co-host.

Wat was jouw eerste reactie toen Dirk belde?

Anouk: Ik kende de rubriek niet, maar vond het een leuk voorstel en stemde meteen in. De opzet om telkens met twee schrijvers te praten, leek me interessant. Het levert andere gesprekken op dan wanneer twee interviewers één persoon vragen stellen.

Kregen jullie van de lage landen carte blanche om het format zelf in te vullen?

Dirk: ‘Carte blanche’ is niet helemaal juist. Voordat we Anouk contacteerden, had ik al met Pieter Coupé en Tom Christiaens van de redactie gebrainstormd over de aanpak. Het concept van de podcast, zoals het nu is, ontstond toen. Anouk en ik overleggen steeds over de boeken en de gasten. Pieter en Tom vertrouwen erop dat het goed komt en we houden elkaar op de hoogte van de inhoud van de volgende aflevering.

Hoe kiezen jullie de twee gasten per aflevering?

Anouk: Ons enthousiasme over een debuut is leidend. Als we een boek hebben geselecteerd, zoeken we een tweede debuut dat ons ook aanspreekt en thematisch aansluit. Dat helpt bij het gesprek.

Dirk: Ja, precies. Meestal gaat het om een boek dat ik eerder heb besproken op de website of om een auteur wiens werk we al recenseerden in het blad. Maar de kwaliteit van het boek is het belangrijkste criterium. Veel schrijvers zijn tegenwoordig ook vlotte sprekers. Ik zoek vaak op of ze eerder op de radio of een andere podcast zijn geweest om te horen of ze vlot kunnen praten en een goed verhaal hebben.

Soms is het lastig als een extravert persoon tegenover een introverter iemand staat, maar dat kunnen we enigszins compenseren tijdens de montage. Problemen om mensen te vinden hebben we niet. Ik ben nog steeds verbaasd over hoeveel goede boeken er jaarlijks verschijnen. Ze zijn niet altijd prijswinnaars, maar er wordt in ons taalgebied enorm veel en goed geschreven. Het is jammer dat er soms denigrerend over wordt gedaan of wordt op neergekeken.

Debuutromans blijven een nichemarkt. Maar elk jaar zit er wel minstens één debuut tussen waarbij ik denk: ‘Dit is een schrijver voor de toekomst’. Gijs Wilbrink, die vorig jaar met ‘De Beesten’ de lezersprijs van De Bronzen Uil won, is zo’n voorbeeld. Of Anneleen Van Offel, die nu net haar tweede boek heeft geschreven.

Copyright Evy Ottermans

Vorig jaar deden jullie op De Bronzen Uil voor het eerst een live-uitzending. Hoe verliep dat voor jullie?

Anouk: Dat was spannend en leuk. Het was anders dan normaal, omdat we met zes debutanten in twee blokken van drie spraken. We konden minder diepgaand gaan, maar de gesprekken waren spontaan en er kwam veel aan bod. De formule bleef werken.

Dirk: Ja, ik vond het live-interview ook erg leuk. Ik hoefde me niet bezig te houden met de techniek en kon me beter focussen op wat de auteurs vertelden. De korte gesprekken werkten goed, en we hadden goed afgesproken welke vragen en thema’s we per auteur zouden behandelen. Omdat de auteurs ook zelf nog niet wisten wie zou winnen, voelden ze een gezonde spanning die ze meenamen naar het podium. Dat zorgde voor een mooie energie.

Onderschepten jullie gedurende jullie periode van De Eerste Keer bepaalde trends?

Dirk: Twee dingen vallen op: 1) De looptijd van een boek wordt steeds korter, ook voor een debuut. Ik zie nu al boeken in De Slegte liggen die pas vorig jaar verschenen zijn. De periode waarin een debutant zich moet bewijzen, is steeds korter. Als je eerste boek geen succes is, krijg je misschien een tweede kans, maar als dat ook niet goed verkoopt, is de kans op een derde boek klein. Vroeger konden auteurs, zoals Rob van Essen of Ilja Leonard Pfeijffer, zich langzaam ontwikkelen. Dat is nu veel moeilijker. 2) Er zijn meer vrouwelijke schrijvers, die vaak beter en origineler schrijven dan mannen.

Welk inzicht willen jullie je luisteraars geven via De Eerste Keer?

Anouk: We willen luisteraars in contact brengen met boeken die ze anders misschien niet zouden oppakken. Daarnaast willen we hen meenemen in het schrijfproces van de auteur, wat vaak jarenlang kan duren. Het is interessant om te horen hoe schrijvers te werk gaan en wat hun inspiratie is. Ook de interactie tussen schrijvers onderling is bijzonder. Ze kunnen op elkaar reageren en vragen stellen, wat ook interessant kan zijn voor luisteraars met schrijfambities.

Dirk: Ja, precies. We hebben vaak geluk gehad met zulke interacties. Bijvoorbeeld tussen Gijs Wilbrink en Caroline van Keeken, die meteen een klik hadden. Of het gesprek tussen Nele Van den Broeck en Tiemen Hiemstra, waarbij de connectie ter plekke groeide. Als schrijvers elkaar vragen beginnen te stellen, hoef je zelf niet veel meer te doen. Dat is mooi om te zien gebeuren.

Hebben jullie tot slot zelf nog anekdotes over het schrijfproces van een debutant die jullie het meest zijn bijgebleven?

Anouk: Tiemen Hiemstra vertelde hoe hij vanuit zijn woede schreef, wat een soort energiegevende kracht voor hem was en Nele Van den Broeck herkende dat wel. Het was leuk om me boze mensen achter hun computer voor te stellen terwijl ze een boek schrijven. Rik Van Puymbroeck vertelde hoe hij in de loop der jaren muziek, stukken tekst en beelden verzamelde, nog voordat hij aan een boek begon. Dingen die hij een heel leven had verzameld werden zo in zijn werk een soort collage.

Cédric Ista, coach communicatie

Wil je op de hoogte blijven van welke Nederlandstalige debuutromans meer aandacht verdienen? Surf dan naar de-lage-landen.com/series/ de-eerste-keer.

This article is from: