8 minute read

Interview Mohamed Ouaamari

Taal kan als instrument gebruikt worden om iets af te dwingen

De Week van het Nederlands is een samenwerking van Vlaams-Nederlands huis deBuren en de Taalunie. Samen met verschillende partners brengen ze de veelzijdigheid van het Nederlands onder de aandacht. Voor het tienjarig jubileum zijn Mohamed Ouaamari en Cesar Majorana geselecteerd als ambassadeurs om het thema ‘Nieuw in het Nederlands’ onder de aandacht te brengen. Ouaamari is een Antwerpenaar met Marokkaanse grootouders. Hij werkt als online redacteur en schrijft regelmatig columns voor De Morgen.

Wat betekent het voor jou om ambassadeur te zijn voor de Week van het Nederlands?

In de eerste plaats vind ik het best verrassend. Ik denk niet dat mijn tienjarige ik ooit had gedacht dat ik nu ambassadeur zou zijn voor de Week van het Nederlands. Dat project klinkt namelijk heel officieel en is iets wat ik niet bij mijn eigen persoonlijkheid zou associëren. Nu, ik heb goede contacten met deBuren. Ik was een paar jaar geleden meegegaan op hun schrijfresidentie.

Daardoor weet ik dat hun begrip van ambassadeurschap vertrekt vanuit een passie voor taal in plaats van het bekleden van een soort ambt. Ik vond het op die manier wel een eer dat ze aan mij dachten. Ook omdat ze specifiek vragen om naar scholen te gaan en met jongeren in dialoog te gaan. Dat is een doelgroep waar ik van nature veel mee samenwerk en voeling mee heb.

Je collega-ambassadeur is Cesar Majorana. Zijn jullie als duo gecontacteerd?

Er werd onmiddellijk aan ons allebei gedacht. Wij hebben een goede connectie omdat we samen op schrijversresidentie zaten in Parijs vier-vijf jaar geleden. Onze stijl komt ook goed overeen. We zijn allebei nogal rechtuit in onze mening. Dat matcht goed. Ik heb een Marokkaanse achtergrond, hij Italiaans-Cubaans. Dat is wel een tof ankerpunt om zeker rond het thema ‘Nieuw in het Nederlands’ te werken.

Wat wordt er van jullie concreet verwacht?

We moeten samen een tekst van twintig minuten lang maken en performen. Die gaan we dan spelen voor scholen in Vlaanderen en Nederland en bij plenaire gelegenheden. Op 5 oktober staan we bijvoorbeeld geprogrammeerd op het Taalfeest in deSingel. Er werd wel expliciet gevraagd om iets te bedenken voor middelbare scholieren vanaf vijftien jaar. We moeten hen zien te enthousiasmeren, want we weten allemaal wat de toestand is van de Nederlandse taal. Het blijft belangrijk dat we de Week van het Nederlands gebruiken om de moeilijkst bereikbare doelgroep zo goed mogelijk te bereiken met een positief verhaal rond taal.

Was het thema ‘Nieuw in het Nederlands’ juist door die doelgroep bepaald?

Goede vraag... Ik weet niet in welke mate de doelgroep daar dit jaar een effect op heeft. De doelgroep is standaard middelbare scholieren. Vorig jaar ging het thema over de zoektocht naar emotie en gevoel in de Nederlandse taal. Dit jaar is het alleszins ook een beetje een feesteditie, want deBuren bestaat twintig jaar. Ik denk dat er daardoor ook wordt stilgestaan bij waar onze taal vandaan komt en welke vernieuwingen ze ondertussen doormaakte.

Wat was jouw eerste ervaring met de Nederlandse taal?

Ik denk dat dat niet veel anders is dan bij andere Vlaamse kinderen. Ik ben door mijn moeder Nederlandstalig opgevoed. Voor mij was dat geen probleem. Cesar zijn situatie was anders, want hij was Spaanstalig opgevoed. Als we praten, merken we wel verschillen. Taal kan namelijk als instrument gebruikt worden om iets af te dwingen. Zijn moeder kreeg bijvoorbeeld brieven die volstonden met archaïsch woordgebruik of woorden die haar angst inboezemden zoals ‘rechtbank’. Hij moest haar dan als kind helpen vertalen en mee zoeken naar wat alles betekende.

Ik kan me inbeelden dat als je niet in het Nederlands opgevoed bent, dat een grote uitdaging kan zijn. Het blijft dus een uitdaging om ervoor te zorgen dat mensen die nu nieuw zijn met het Nederlands, de taal niet zien als die van een onderdrukker. Tegenwoordig klinkt het soms negatief om mensen Nederlands te doen leren praten, maar ik vind dat juist positief. Het is belangrijk om met elkaar te communiceren, elkaar te begrijpen en zo voor elkaars rechten op te komen. Het is zo dat je kan participeren in de samenleving of gewoon plezier hebben in een taal.

Het is een Vlaams-Nederlands project. Gaan jullie ook naar de Nederlandse scholen?

Ja, we gaan daar exact hetzelfde doen. Het is zo’n grensoverschrijdend project waarbij we een week lang samen de baan op gaan. Cesar en ik doen overal samen onze performance van twintig minuten.

Het Engels wordt steeds dominanter. Waarom blijft het voor jou belangrijk om de Nederlandse taal zo intensief te promoten?

De toenemende verengelsing is een van mijn grootste ergernissen. Ik maak me er echt ook gigantisch schuldig aan. Ik gebruik zelf steeds Engelse woorden waar er Nederlandse alternatieven voor bestaan. We zeggen bijvoorbeeld allemaal ‘babysit’, maar een oppas heeft dezelfde betekenis. Voor bepaalde woorden snap ik het door toenemende globalisering in de bedrijfswereld wel. Je kan moeilijk een computer een rekenmachine noemen. Een computer is geen rekenmachine. En dan heb je natuurlijk nog de volgende stap: het managementjargon. Ik heb daar stukken over geschreven.

Onze toekomstige benchmark is een challenge. We zien een underperformance ten opzichte van de KPI. Die staat onder significant pressure. We moeten agile blijven, quick wins scoren en synergie creëren om de stakeholders hun expectations te managen. Ik stel een rally around the flag voor om dit in een next level strategy session te bespreken.

Het grappige is dat ik zelf in een commerciële omgeving werk. Als ik dit nu zelf lees, merk ik wel dat het overdreven is. Maar toch kan ik bij wijze van spreken elke week zulke zinnen horen. Er komen zoveel van die dure woorden terug. Ze maken de taal absoluut niet mooier, maar er wordt een bepaalde status aan gehecht. Wat ik dan interessant vind, is dat als het gaat over straattaal, wat een mengeling is van andere invloeden, er vaak op neergekeken wordt of dat de jongeren een raar taaltje spreken. Dat is dan heel negatief, terwijl als je het doet in een bedrijfscontext, het plots sjiek is. Ik vond het interessant om zulke hiërarchieën te onderscheppen in leenwoorden of nieuwe woorden.

Hoe denk je dat het Nederlands verder zal evolueren?

Dat is volgens mij sterk afhankelijk van algemene veranderingen in de samenleving. Als je wilt weten hoe het Nederlands er over honderd jaar zal uitzien, moet je kijken hoe het er honderd jaar geleden uitzag en wat voor veranderingen er toen gebeurden. Als je nu een roman leest van Willem Elsschot is dat niet onleesbaar. Sommige woorden die we vandaag kennen, zijn misschien op een iets andere manier geschreven. Tachtig of negentig procent blijft hetzelfde. Enig verschil met toen is dat onze samenleving veel sneller evolueert. Er komen steeds nieuwe woorden bij die komen uit andere culturen.

Van de jaren 60 tot de jaren 90 had je een sterke Turks-Marokkaanse migratiestroom, rond 2005 tot 2010 kwam dat vooral uit Afghanistan, Irak, Syrië... Die verdere generaties gaan hun invloed ook laten gelden op het Nederlands. Je kan nooit honderd procent weten hoe een taal dus zal evolueren. Wat je wel weet, is dat zolang de massamedia Engelstalig blijven, die dominantie niet snel zal verdwijnen. Wat je vandaag dan weer wel ziet, is dat door Netflix wij echt heel gevarieerd kijken. We slagen er nu in om Zuid-Koreaanse series te kijken als ‘Squid Game’ of Spaanse als ‘La Casa de Papel’. Dat vind ik wel interessant om te zien in vergelijking met de evolutie van taal in het algemeen.

Waar werken jullie nu aan in jullie performance?

We zijn nu bezig met de invloed van artificiële intelligentie op onze taal. Cesar heeft daar naar aanleiding van onze brainstorm ook een heel interessant stuk over geschreven. Hij schreef over ‘language collapse’. Wat er op een bepaald moment zou kunnen gebeuren, is dat taalmodellen getraind worden door andere taalmodellen en dat je dan een soort van hallucinatie zou krijgen. De input is dan afkomstig van iets dat niet door een mens is geschreven. Er zouden dan nieuwe dingen verzonnen worden die nergens op slaan. Het risico bestaat dan dat de taal gaat instorten, daar vrezen computerwetenschappers nu voor. Ik vind dat wel interessant en ook om de vraag te stellen wie die machines ook voedt.

Boezemt je dat, los van de fascinatie, geen angst in?

Dat is moeilijk. We worden een beetje door snelheid gepakt, maar ik geloof niet dat angst de juiste reactie moet zijn. Want als je angst hebt, ga je te lang focussen op het negatieve. AI is zoals klimaatopwarming of migratie een realiteit. Je mag daar bang voor zijn of proberen het te stoppen, maar het gaat gewoon gebeuren. We zitten er nu middenin en we moeten daarmee leren omgaan. Op zich ben ik er oké mee. Ik vind ChatGPT een fantastische sparringpartner en je kan er efficiënt mee werken. Cesar heeft bijvoorbeeld voor zijn eigen columns prompts ontworpen op basis van de feedback van zijn eindredacteur bij de krant. Zo heeft zijn eindredacteur minder werk aan Cesar. Voor zo’n repetitief werk is dat fantastisch, want dat geeft nog meer de kans om liefde te krijgen voor taal en daar leuke dingen mee te doen.

Cédric Ista, coach communicatie

De Week van het Nederlands gaat door van zaterdag 28 september tot zaterdag 5 oktober. Alle informatie en activiteiten vind je op https://www.weekvanhetnederlands.org/.

This article is from: