5 minute read

De gruwelen van de slavernij als waarschuwing

Hoe ziet de hel er uit? De Surinaamse zendeling Johannes King (1830-1898) had er een duidelijk beeld bij. In zijn Skrekiboekoe (‘boek der verschrikkingen’) beschrijft hij de hel onder meer als een rij metalen ketels waarin mensen levend worden gekookt. Dit beeld, dat rechtstreeks was ontleend aan de suikermolens waar tot slaaf gemaakten te werk werden gesteld, moet op Kings toehoorders diepe indruk hebben gemaakt. Ieder kende deze beruchte plekken, was het niet uit eigen ervaring, dan wel uit de verhalen van anderen. ‘Hij sprak een taal die mensen begrepen’, legt PThU-onderzoeker Martijn Stoutjesdijk, postdoc binnen het kerk en slavernij-project, uit: ‘Hij wist de vertaalslag te maken van de Bijbel naar de context van zijn publiek. Dat is een punt waarop het vaak mis ging met witte evangelisten in een land als Suriname.’

Johannes King in 1870

Foto: collectie Buku

Advertisement

De aanzet die hij gaf tot een in de Surinaamse context gewortelde theologie maakt King tot een fasci- nerende figuur, die best wat meer aandacht mag krijgen, vindt Stoutjesdijk: ‘Hij heeft een naam in kleine kring. Als hij al bestudeerd wordt, dan is het door surinamisten, die in hem een goede bron zien voor de beschrijving van negentiende-eeuws Suriname, en met name de marrongemeenschap waarin hij opgroeide. Voor mij is vooral spannend wat hij theologisch te melden heeft. In de assimilatie van Bijbelverhalen en zijn eigen belevingswereld, ontstaat bij hem echt iets nieuws. Hij geeft een logische duiding aan de wereld waarin hij leeft. En dat is een heel andere dan die van de hervormde predikant die in Paramaribo staat.’

Dromen

King was een Matawai, nazaat van de tot slaaf gemaakten die al in de zeventiende eeuw naar de Surinaamse binnenlanden waren ontkomen. Hij zocht al op jonge leeftijd contact met de Evangelische Broedergemeente (EBG) in Paramaribo. Hij werd gedoopt en ging aan de slag als evangelist. Hij maakte diverse zendingsreizen onder de marrongemeenschappen en wist veel mensen te bekeren. Vanuit de EBG werd hij met enig wantrouwen gevolgd, vooral omdat hij bij zijn prediking teveel uit zijn eigen dromen zou putten. Stoutjesdijk: ‘Ze vonden dat de persoon van King te nadrukkelijk op de voorgrond trad. En ze hadden aarzelingen bij diens spiritualiteit. Dromen zijn ongrijpbaar: hoe controleer je ze? Hoe Bijbels zijn ze?’

King zag zichzelf in de profetische traditie staan, aldus Stoutjesdijk: ‘Hij vertelde bijvoorbeeld een gelijkenis over een timmerman die elke avond alles opeet wat hij in huis heeft. Zijn vrouw waarschuwt hem dat hij wat eten moeten overlaten, want het zou kunnen dat er gasten komen. Op een goede dag heeft hij weer al zijn eten opgegeten en klopt er iemand aan. Er was dus niets meer te eten voor de gast. Dat verhaal staat natuurlijk in lijn met allerlei nieuwtestamentische gelijkenissen. De waarschuwing die hij geeft is dat je geestelijk helemaal klaar moet zijn voor de komst van Christus. En als je dat niét bent, dan kom je in de hel.’ Geen subtiele boodschap… ‘Nee. Hij gebruikte stevige taal: óf je kiest voor God óf je ondergaat de gruwelijkste martelingen.’ Hij waarschuwde dus mensen die de hel van de slavernij – uit ervaring of uit verhalen – kenden, dat ze opnieuw in deze hel terecht zouden komen als ze zich niet bekeerden? ‘Ja. Dat is een manier van denken die voor ons lastig te accepteren is’, zegt Stoutjesdijk: ‘Het ging King uiteindelijk niet om het onrecht van de slavernij, maar om het bekeren van mensen. Hij was vooreerst evangelist.’

Zonde

Zijn werk als zendeling viel deels in de periode vóór de afschaffing van de slavernij en deels erna. Pleitte hij in zijn preken ook voor het vrijlaten van de tot slaaf gemaakten?

‘Dat weet ik niet. Ik denk het niet’, zegt Stoutjesdijk: ‘Je moet daarbij niet vergeten dat hij preekte onder de marrons, die wél vrij waren. In zijn publicaties zijn er passages waarin hij benadrukt dat de onwil om slaven vrij te laten een zonde is, waarvoor de witten gestraft gaan worden. Maar elders waarschuwt hij weer dat de tot slaaf gemaakten na hun vrijlating toch vooral geen misbruik moeten maken van hun nieuw verworven vrijheid. Dat is het ingewikkelde van veel personen uit het verleden.’ Dat betekent niet dat Johannes King ons in deze tijd niets meer te zeggen heeft, benadrukt Stoutjesdijk: ‘Ten eerste is er het belang van context. Als je niet in staat bent de Bijbel te vertalen naar je doelgroep, dan zul je deze ook niet bereiken. Dat is voor iedere theoloog een belangrijke les. En ten tweede is duidelijk dat King wel degelijk aan de kant van de onderdrukten staat. Maar daarbij vervalt hij niet in een soort dualisme van wit is slecht en zwart is goed. Hij is reflexief. En misschien opent hij daarmee voor ons een weg naar de toekomst. Ook binnen ons slavernij-onderzoek.’

Het onderzoek ‘Kerk en slavernij’ is een samenwerkingsverband van de PThU, de Vrije Universiteit (VU) en de University of Curacao (UoC), met de PThU als penvoerder. Voor dit driejarige onderzoek stelde de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) een bedrag van € 750.000 beschikbaar. ‘Hotspots’ voor het onderzoek zijn de kerken in de koloniale hoofdsteden Willemstad, Paramaribo, Batavia en Amsterdam. In samenwerking met het NiNSee (Nationaal instituut Nederlands Slavernijverleden en erfenis) en verschillende kerkelijke partners vindt op 1 juni een publieksevenement plaats, waar onder andere een gids over kerk en slavernij gepresenteerd wordt. Voor meer informatie zie pthu.nl/kerk-en-slavernij. Hier is ook het complete onderzoeksvoorstel te downloaden.

This article is from: