12 minute read

Samen verder komen, dat is vrijheid

Hoe wordt de mens vrij?

Voor PThUnie gingen een humanistische psycholoog en een lutherse theoloog rond dit vraagstuk in gesprek. Dr. Hans Alma, hoogleraar geestelijke zorg en religieus-humanistische zingeving aan de Vrije Universiteit, en dr. Markus Matthias, scheidend hoogleraar lutherana aan de PThU, delen een lutherse achtergrond en het duidelijke besef: ‘We kunnen het niet zelf.’

Advertisement

Markus Matthias: ‘Wat vrijheid voor mij betekent? Individuele vrijheid is een hersenschim. In ieder geval kun je die niet waarmaken. En wat zou die vrijheid nu precies behelzen? Het idee dat je kunt doen wat je wilt is geen vrijheid. Luther zegt dat vrijheid alleen maar geschonken kan worden door vergeving. Als mens werk je altijd vanuit een bepaald verleden – en dat is wat jou in je vrijheid belemmert, wat jouw keuze bepaalt. Het is de bagage die je meeneemt en die je tegenhoudt. Bevrijding betekent dan bevrijd worden van je verleden. En dat is wat God je in het evangelie aanbiedt, ofwel belooft.’

Hans Alma: ‘Het verschil tussen ons is dat ik bij het definiëren van vrijheid niet uitga van een instantie als God. Maar wat we delen is een besef van relationaliteit. Als mens ben ik verstrengeld in relaties met andere mensen en met andere bestaansvormen. En in die relaties kan iets gebeuren dat mijn persoonlijke behoeften, angsten, noden en preoccupaties overstijgt, dat mij verbindt met iets groters. Mensen kunnen samen tot iets nieuws komen. Dat gebeurt bijvoorbeeld in een gesprek met een vriend: een nieuw inzicht ontstaat. Wie heeft het bedacht? Je weet het niet, maar het ligt opeens op tafel. In die creativiteit zit voor mij vrijheid.’

MM: ‘Jij omschrijft begrippen die het natuurlijke overstijgen als “iets groters” en als “creativiteit”. Ik zou dan zeggen: de natuur is wel creatief, maar tegelijk gevangen in een netwerk van oorzaak en uitwerking. Alleen in menselijke relaties en in de menselijke geest gebeuren dingen die niet teruggeleid kunnen worden naar natuurlijke oorzaken. Van Gogh schildert een werkelijkheid die niet natuurlijk is, maar uit zijn creativiteit voortkomt. Die creativiteit is de mens eigen.’

HA: ‘Als mensen hebben we inderdaad een enorme verbeeldingskracht. We kunnen reflecteren op ons bestaan. Daarmee hebben we een culturele vorm van het leven op aarde ontwikkeld. Maar die staat niet los van het natuurlijke leven. Van Gogh schilderde bijna nooit in zijn atelier. Hij trok het landschap in. Hij ging kijken. En uit zijn briefwisseling met Theo weten we dat dit bij hem allerlei associaties opriep: met andere kunstwerken, met Bijbelteksten… En van daaruit ontstond een nieuwe expressie, die geen fotografische weergave van het landschap was, maar door en door beïnvloed door zijn kijken naar die natuurlijke werkelijkheid. Jij zegt: de natuur zit gevangen in oorzaak en gevolg-patronen. Maar die manier van kijken hebben wij ontwikkeld met onze wetenschap. We weten niet half wat er daardoor allemaal buiten ons blikveld valt. Ik denk dat we tot een totaal ander verstaan van ons menszijn in relatie tot de planeet moeten komen.’

MM: ‘Het een sluit het ander niet uit. Ik ben het met je eens dat we tot een ander verstaan in relatie tot de aarde moeten komen. Maar ons denken komt niet uit die aarde, het komt uit onze ziel. Dat is mijn uitgangspunt en zeker dat van Luther. Je bent als mens altijd bezig met het natuurlijke leven: in je lichaam, in je overleven. Maar in je ziel zijn er gedachten, zijn er idealen, zijn er verhalen die dat overstijgen. Je hoeft het niet te beamen, maar stel je voor dat er een God is, wat betekent het dan dat je in staat bent om je natuurlijke leven te overstijgen? Dat je niet alleen voor jezelf zorgt, maar naastenliefde geeft? En dan niet uit wederkerigheid, maar puur uit liefde voor de ander? Dat kan alleen door God. Dat is wat Luther vergeving door geloof noemt. Als we denken dat we alles uit onszelf kunnen halen, dat wij “in vrijheid” ons menszijn kunnen verwezenlijken, dan zullen we heel snel merken dat we falen, dat we anderen onrecht doen. Er wordt méér van ons gevraagd. Of we merken dat we het ideaal dat we onszelf gesteld hebben niet kunnen halen. Dan raken we alleen maar teleurgesteld. Aan de ene kant hebben we die hoge idealen, en aan de andere kant kunnen we die nooit bereiken. Dan hebben we twee mogelijkheden: of we verlagen onze idealen, en dat doet geen recht aan ons menszijn, of we accepteren dat we het nooit gaan redden. Dat is een dilemma. De enige mogelijkheid, zegt Luther dan, is vergeving. En daarbij kom je een andere instantie tegen en dat is God.’

HA: ‘Ik ben helemaal met je eens dat niet alles uit onszelf komt. Waar het voor mij ingewikkeld wordt, is dat jij het individu tegenover een instantie plaatst die kan vergeven en je van je geweten kan losmaken. Het zit voor mij veel meer in een begrip als verbondenheid, en dat zou je wat mij betreft ook vergeving kunnen noemen. Dat we inderdaad het besef hebben dat we het niet zelf kunnen. Maar we worden wél uitgenodigd om te leven. En wie of wat ons dan uitnodigt, dat wil ik heel immanent opvatten: noem het een mysterie dat ons aardse bestaan doortrekt. Ik zie leven als antwoord op een uitnodiging. “Ik ben leven dat leven wil, te midden van leven dat leven wil”, zegt Albert Schweitzer.

Je bent klein ten opzichte van een wereld waarin volop leven is. Hoe kun je je voor dat leven inzetten? Als individu zul je daarin altijd falen, maar je kunt je wel samen met anderen inzetten voor dat ideaal. Ik ben sterk geinspireerd door het denken van de humanistische filosoof John Dewey. Volgens hem zullen we het goede in absolute zin nooit bereiken. Maar het kan wel als ideaal kracht geven aan ons handelen. Een ideaal is geen vlucht uit de werkelijkheid, maar een kracht die in ons handelen werkzaam is. En die kracht is bevrijdend.’

MM: ‘Ik wil twee dingen constateren. Jij wilt het individualisme overstijgen door op te gaan in een geheel. Daar is op zich niets mis mee, maar ik heb het probleem dat ik dat als westerse mens niet kan. Ik kan het wel proberen, maar ik denk dat het individualisme mij ingeprent is. Ik kan dat niet kwijtraken en ik wil het ook niet kwijtraken. En het tweede is dat ik niet geloof dat een ideaal ons kan oproepen tot actie, wanneer we weten dat we dat ideaal niet zullen bereiken. Dat levert bij mij een schuldgevoel op: ik heb een ideaal, maar als ik dat niet verwezenlijk, dan kom ik tekort. Dan ben ik schuldig.’

HA: ‘De verbeelding kan je daarbij helpen. Dewey zegt dat de verbeelding er voor zorgt dat we ons een voorstelling kunnen maken van wat we wél kunnen realiseren in het licht van de waarden die uit zo’n ideaal voortvloeien. Dat komt neer op een inzet van jou en van anderen op een meer concreet doel, dat ons in de goede richting brengt. Daar maken we fouten in, maar we kunnen die fouten vervolgens ook overstijgen, zegt de filosoof Charles Taylor. Dat gebeurt in een democratisch proces waarin we steeds met elkaar in gesprek blijven over het goede en wat dat goede in deze context is, en waarin we ook steeds correcties aanbrengen op waar we ontsporen. Dat doorgaande gesprek waarin we ons het goede kunnen voorstellen, is een democratische basishouding. Taylor spreekt in dit verband van social imaginaries, gedeelde verbeeldingen van het goede, zoals die bijvoorbeeld te vinden zijn in religieuze verhalen. De reden dat ik die laatste stap naar God niet zet, is niet alleen dat ik heel veel voorstellingen van God uitermate problematisch vindt, maar ook omdat ik – met Dewey – vind dat dit energie wegtrekt van mijn inzet voor wat wél haalbaar is. Ik heb naast veel verrijkends een schuldgevoel overgehouden aan mijn lutherse opvoeding. Het is bevrijdend om nu vanuit een heel ander perspectief te kunnen leven.’

MM: ‘De kerk heeft op dat punt veel fouten gemaakt. De kerk moet geen instantie zijn die voorschrijft wat mensen denken en voelen, die mensen een schuldgevoel opdringt. Dat is ook niet hoe Luther zelf er in staat. Luther zegt dat de kerk alleen het evangelie kan doorgeven. De kerk is er om te vertellen over Jezus en over bevrijding. Daar kan iedereen dan over nadenken en over meepraten. Bij Luther is het uitgangspunt dat we steeds met elkaar in gesprek moeten blijven, dat we tot een gezamenlijk beeld moeten komen van wat waarheid is. Het algemene priesterdom van de gelovigen lijkt wel wat op het democratisch proces van Dewey, maar dan binnen de kerk.’

HA: ‘Ja!’

MM: ‘Geloof is uiteindelijk iets waarmee je zelf innerlijk in kunt stemmen. Je moet het aanvaarden, anders is het waardeloos. In die zin is het geen keuze, zoals wanneer je voor een etalage staat. Je kiest niet uit vele dingen. Je kiest omdat het overtuigt. De waarheid zal je bevrijden, zegt Jezus. De vraag is echter hoe je op het spoor van de waarheid komt. Voordat je de eerste stap kunt doen, moet je van Gods vergeving weten. Anders zou je van alles en nog wat doen om jezelf te rechtvaardigen. Zodra je echter een interpretatie van het leven hebt die overeenstemt met je eigen, diepe ervaring, dan ben je vrij.’

HA: ‘De gedachte van instemming, aanvaarding en overeenstemming met de eigen, diepe ervaring vind ik prachtig, Markus. Daarbij aansluitend: Dewey heeft er geen moeite mee om het goede “God” te noemen, zolang we die God maar niet ergens in een bovennatuur plaatsen. Die etalage waaruit je een keuze kunt maken uit allerlei gelijkwaardige zaken – dat is vaak het westerse beeld van vrijheid. Maar vanuit het relationele denken betekent vrijheid dat je je verbindt aan iets dat belangrijk voor je is, en daarmee dus niet gelijkwaardig is aan al die andere zaken. Taylor noemt dat een hypergood, iets dat overduidelijk meer zeggingskracht voor jou heeft dan andere dingen. En dat democratische proces heb je nodig om daar zo goed mogelijk met elkaar een weg in te vinden. En als jij, Markus, zegt dat de kerk een plek zou moeten zijn waar dat gebeurt, dan denk ik: dat sluit heel erg aan bij het relationele denken dat mij inspireert. Het gebeurt vanuit een houding van het goede willen voor de wereld. En wat dat goede precies is, dat moeten we met elkaar ontdekken. En daar zit misschien ook wel onze vrijheid in.’

MM: ‘Ik denk dat we elkaar steeds nader komen. Wat jij ontdekken noemt, dat noemt Luther spontaniteit. Vrijheid is spontaan zijn. En dat betekent dat je zonder beïnvloeding door iemand anders iets doet. Als je dat kunt, dan sta je open voor bijvoorbeeld je naaste. Je hebt geen andere belangen, je ziet alleen maar de nood van de ander. Je hebt geen behoefte aan wederkerigheid, want ook dat is een belang. Het betekent dat je bijna goddelijk bent. Je kijkt naar voren, zonder belemmering van het verleden.’

HA: 'Als psycholoog zie ik niet goed hoe mensen dat ooit kunnen realiseren. Dat wij als individu helemaal los zouden komen van ons verleden, is voor mij een vreemde gedachte. Dat wat wij “ik” en “mijzelf” noemen, is een dialogisch samenspel van de stemmen die in ons klinken en die we voor een belangrijk deel uit vroegere relaties meenemen. Dankzij onze verbeeldingskracht kunnen we daar wel mee werken en zitten we er niet in gevangen. Ook kunnen we iets voor anderen betekenen en daarin belangeloos zijn. En de wederkerigheid zit daarin, dat de ander onze hulp ook moet aanvaarden. Die ander heeft ook een vrijheid. Ik kan wel een ander willen helpen vanuit de noden die ik zie, maar als de ander mijn hulp niet aanvaardt, ontstaat er geen wederkerig proces.’

MM: ‘Daar heb je gelijk in. En zo is het ook met het geloof: God kan mij wel iets aanbieden, maar ik moet het ook aanvaarden. Vergeving vraagt ook een aanvaarden van de vergeving. Ik ervaar de bevrijding van vergeving alleen maar als ik geloof dat God me vergeeft. “Alleen door het geloof” betekent dat God alles wat ik gedaan heb, terzijde kan schuiven, en dat ik steeds weer opnieuw kan beginnen. Daar is dat geloof voor nodig, en dat kan ik jou niet opdringen. Dat kan alleen gewekt worden. Jij zegt: ik kan mijn verleden niet vergeten, en daar heb je gelijk in. En juist omdat het niet kan, kun je het alleen geloven als God het zegt. En God zegt: jij mag opnieuw beginnen.’

HA: ‘Als je dat zo kunt ervaren, als je die “ervaringsbodem” hebt, dan kun je dat zo zeggen. Maar ja, als je die mist… Voor mij is dat relationele denken over ons bestaan hier op aarde een heel bevrijdend gedachtegoed. En ik wil God nog niet helemaal loslaten daarin. Ik ben daarmee bezig, maar ik heb ook veel reserves bij het spreken over God. En daarom ben ik blij, Markus, met wat ik vandaag van jou gehoord heb. Ik kan die laatste stap niet meemaken, maar wat jij vertelde over het met elkaar aangaan van het gesprek en het steeds bij jezelf toetsen of je iets kunt aanvaarden of beamen… Dat vind ik prachtig. Dus dankjewel!’

This article is from: