7 minute read

De plantage-eigenaar leefde als God – hoe kon hij dan sterven?

Ook een archief zegt niet alles. Wie zich wil verdiepen in de geschiedenis van de tot slaaf gemaakten in de voormalige Nederlandse koloniën, kan niet volstaan met de schriftelijke bronnen in het archief van – bijvoorbeeld – Willemstad. Curaçao kent namelijk vanouds een bloeiende orale cultuur, waarin eilandverhalen en levensgeschiedenissen van generatie op generatie mondeling worden doorgegeven. Dr. Rose Mary Allen, hoogleraar cultuur, gemeenschap en geschiedenis aan de University of Curacao, is specialist op het terrein van oral history. Al sinds de jaren tachtig tekent ze verhalen op van inwoners van de Antillen, die anders in de vergetelheid dreigden te raken. Ze is als senior onderzoeker verbonden aan het kerk en slavernij-onderzoek, juist om het perspectief van de tot slaaf gemaakten zelf – en hun nazaten – een plek te geven.

U interviewt al sinds de jaren tachtig bewoners van de Antillen over hun eigen geschiedenis. Vroeg u toen al bewust naar zaken als kerk en geloof?

Advertisement

‘Nee. Dat kwam vaak spontaan naar boven. Ook dat hoort bij oral history: je werkt niet alleen een vragenlijstje af. Je wilt mensen zo uitgebreid mogelijk aan het woord laten, ze volgen in hun verhaal. De katholieke kerk speelde een belangrijke rol in het leven van de eilandbewoners. Ik heb verhalen gehoord van vrouwen die door de pastoor werden beledigd omdat zij ongehuwd kinderen kregen. Maar ook dat de pastoor eten kwam brengen bij een gezin dat honger had. Mensen vertelden zulke dingen als onderdeel van het grotere familieverhaal.’

Heeft de protestantse kerk ook een plek in deze verhalen?

‘Veel minder. Het was wel zo dat men de twee kerken tegen elkaar uitspeelde. Er is het verhaal van een moeder, een vrouw met een belangrijke status in de gemeenschap, die niet in gewijde grond begraven mocht worden, omdat ze had samengewoond. Haar zoon stapte toen over naar de protestantse kerk, zodat ze alsnog een mooie begrafenis kon krijgen. Ik ben ook liederen tegengekomen waarin een protestants kerkgebouw werd genoemd, of een zinspeling gemaakt op een bepaalde predikant. In die protestantse kant gaan we ons nu verder verdiepen, om de onderlinge verhoudingen binnen het bestaande machtssysteem beter te leren kennen.’

Zijn er verbanden tussen verhalen over slavernij en over het geloof?

‘Vaak wel. Bepaalde ideeën die men heeft over het leven, hangen samen met ideeën over God en spiritualiteit. Een heel oude meneer heeft mij lang geleden zijn reactie verteld op de dood van een voormalige plantage-eigenaar. Hij had toen bij zichzelf gedacht: dit kan niet. Deze man leefde als een God, hoe kon hij dan sterven? Hij zag plantage-eigenaren als onsterfelijk. Dat ze ook gewoon dood gingen, was voor hem een vreemde gewaarwording.’

Met uw interviews onder de zwarte bevolking van het eiland, bouwt u voort op het werk van de onderzoekers Elis Juliana en pater Paul Brenneker uit de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw. Wat was hun doel?

‘Zij wilden verhalen vastleggen die dreigden te verdwijnen. Ze hebben verhalen, liederen en stemklanken bewaard uit een periode die wij niet hebben meegemaakt. Het is heel bijzonder om dat materiaal terug te luisteren: je hoort een timbre dat de jongere generatie niet meer heeft. Oral history werd in die tijd niet als serieus onderzoek gezien. Pas nu is duidelijk hoe waardevol hun werk is geweest. Niet voor niets hebben Juliana en Brenneker een plek gekregen in de vijftig vensters van de Canon van Curaçao. Het was echt baanbrekend onderzoek. Je moet beseffen: ze gingen bij mensen op bezoek om ze te bevragen op een verleden waar ze vaak niet over wilden praten. De geïnterviewden schaamden zich voor dat verleden – of ze konden zich in ieder geval niet voorstellen dat er iemand in geinteresseerd zou zijn. Vertellen dat je voorouders slaven waren geweest: dat wilde niet iedereen. Die onderzoekers hebben dat heel omzichtig en zorgvuldig aangepakt. Tegenwoordig zijn mensen meer gewend aan audiovisuele media, maar toen was het heel lastig om mensen zo ver te krijgen dat ze gingen zingen voor een microfoon. Of dat ze zich lieten fotograferen.’

Was die schaamte nog een probleem toen u in de jaren tachtig begon?

‘Over veel onderwerpen werd toen al wat gemakkelijker gepraat. Maar slavernij was nog steeds een lastig punt. Daar vertelde men liever niet over. Het was een familiegeheim. Ze zeiden: waarom wil je dit weten? Het is al zo lang voorbij!’

Was slavernij voor u toentertijd het belangrijkste thema?

‘Het was één van de thema’s. Ik was geïnteresseerd in hun familieverhalen, en daar hoorde dit bij. Ik vroeg naar hun ouders, naar hun grootouders. Soms ontkenden ze dat ze uit een familie van tot slaaf gemaakten kwamen. Dan zeiden ze: onze voorouders waren vrije mensen, wij weten niks af van slavernij. Als je doorvroeg, bleek dat vaak niet zo te zijn.'

Hebt u de verhalen die u noteerde vergeleken met die van Juliana en Brenneker? ‘Zeker. Verhalen ontwikkelen zich door de generaties heen.

Sommige aspecten worden belangrijker, andere verdwijnen naar de achtergrond. Er is een beroemd lied over de slavenopstand op het eiland in 1795, waarin onder meer wordt bezongen hoe Tula en andere leiders van de opstand publiekelijk ter dood werden gebracht. In de tekstversies die Juliana en Brenneker hebben genoteerd komen hun namen nog voor. In de versies die ik tegenkwam is de tekst veralgemeniseerd: Tula wordt niet meer genoemd. Het gaat vooral over de bevolking als geheel.’

Uw aandeel in het huidige kerk en slavernijonderzoek is ook gebaseerd op oral history?

‘Ja. En het interessante is dat we niet alleen Curaçao bestuderen, maar ook Suriname en Batavia. We kijken wat mensen in deze verschillende regio’s belangrijk vonden om vast te houden, specifiek als het gaat om kerk en geloof.’

Is er voor wat betreft Willemstad genoeg te vinden over de protestantse kerk?

‘Voor gegevens over de protestantse kerk moet nog wel wat dieper gegraven worden. We kunnen gelukkig ook terecht bij de lokale kranten. Er waren toentertijd twee katholieke kranten die gericht waren op de volksklasse, en waar soms ook mensen van de volksklasse in schreven. Daar kun je interessante data uithalen, ook als het over de protestantse kerk gaat.’

De katholieke kerk had in de eerste helft van de negentiende eeuw toch nog een ondergeschikte positie?

‘Dat klopt. Maar daar zat wel beweging in. Pastoor Niewindt, die in 1824 naar Curaçao kwam, kreeg eind jaren veertig meer bewegingsruimte om kerken en scholen te bouwen. Er hing verandering in de lucht: onder Franse invloed was de slavernij op Sint Maarten in 1848 afgeschaft. De Nederlandse overheid besefte dat de katholieke kerk op de andere eilanden een belangrijke rol kon spelen in het pacificeren van mensen.’

Pacificeren betekent dan je lot accepteren?

‘Ja. Je moest geduld hebben. Je beloning komt later in de hemel, was de boodschap.’

Dus als je tot slaaf was gemaakt, dan had je dat te accepteren?

‘Het ligt iets genuanceerder.

De katholieke kerk ageerde soms ook tegen de slavernij. Maar tegelijkertijd was er de behoefte de plaatselijke bevolking in het gareel te houden, juist ook met het oog op de tijd dat de slavernij voorbij zou zijn. Mensen werden voorbereid op de periode na de vrijlating. Ze leerden op school een klein beetje lezen en schrijven, maar daarnaast vooral hun lot accepteren. Als ze les hadden, mochten ze de zuster voor de klas niet aankijken. Ze moesten nederig en bescheiden zijn. Met het vooruitzicht van de hemel.’

Hoe stond de protestantse kerk daarin?

‘Ook daar zie je ambivalentie. Aan de ene kant was er ongerustheid dat de katholieken de overhand hadden onder de volksklasse. Maar aan de andere kant stond de protestantse kerk niet echt open voor de eilandbevolking. De taal die gebezigd werd in de kerk was het Nederlands, wat voor de meeste bewoners niet te volgen was, terwijl de katholieke kerk juist de catechismus liet vertalen in de volkstaal, het Papiaments. Er zijn overigens bronnen die laten zien dat soms ook zwarte mensen werden gedoopt en opgenomen in de protestantse kerk. Daar moet we nader naar kijken: hoe kon dat, waarom gebeurde dat? Was dat iets dat door een individuele predikant was geregeld? Dat willen we heel graag weten.’

Je beloning komt later in de hemel, was de boodschap van de kerk.

This article is from: