9 minute read

In gesprek: Theo Boer & Kevin Yuill

met Theo Boer & Kevin Yuil

‘Euthanasie heeft een oncomfortabele geschiedenis, daarom hebben voorstanders het daar niet over’

Advertisement

Tekst en foto’s: Caspar Dullemond

De een is historicus, de ander theoloog. De een is atheïst, de ander christen. Wat ze delen – naast collegiale vriendschap – is een uitgesproken reserve tegenover de steeds grotere ruimte die de zelfgekozen dood in de Nederlandse wetgeving (en ook elders) lijkt te krijgen. Kevin Yuill, universitair hoofddocent Amerikaanse geschiedenis aan de Universiteit van Sunderland (VK) en Theo Boer, hoogleraar ethiek van de gezondheidszorg en universitair docent ethiek aan de PThU, kennen elkaar uit het ‘circuit’ van lezingen en fora over euthanasie en van Boers gastdocentschap in Sunderland. Afgelopen najaar was Yuill op zijn beurt research fellow (gastonderzoeker) aan de PThU. PThUnie wilde weten hoe ze vanuit radicaal andere posities tot de conclusie kwamen dat het denken over euthanasie is doorgeschoten. Kevin Yuill is hier als onderdeel van het Moral Compass Project van de universiteit. Wat brengt hij mee, Theo?

Theo Boer: ‘Een belangrijk onderdeel van ons Moral Compass onderzoek is de ethiek van het levenseinde. Kevins bezoek biedt de kans om gebruik te maken van zijn historische en ethische expertise rond de vraag wat het betekent als iemand er om vraagt gedood te worden.’

Kevin, hoe kom jij als historicus bij het thema euthanasie terecht?

Kevin Yuill: ‘Dat is deels een persoonlijk verhaal. Als jongen in de Verenigde Staten had ik een vriend die zelfmoord pleegde. Hij was 18 jaar oud. Ik vond dat vreselijk – voor zijn familie, voor zijn vrienden. Dat heeft mijn denken op dit punt bepaald: zelfdoding is niet iets goeds. En als je mensen helpt om zelfmoord te plegen, zoals in de Verenigde Staten bijvoorbeeld dr. Jack Kevorkian deed, dan is dat kwalijk. Als historicus hield ik me bezig met ideeëngeschiedenis in de Nixon-periode. Een van de vragen die opkwam was waarom euthanasie in de jaren zestig nauwelijks een thema was, en in de jaren zeventig een enorme opmars beleefde. Een belangrijk argument was autonomie. Het ging om het recht om te sterven. Dat werd gezien als een mensenrecht. Toen ben ik me verder in dit thema gaan verdiepen.’ TB: ‘In Nederland had het euthanasiedebat, zoals dat vanaf de jaren zeventig speelde, een grotendeels kerkelijke basis. Niet autonomie, zoals in de Verenigde Staten, maar compassie stond centraal. Toen in de jaren negentig de nadruk kwam te liggen op autonomie, stonden de kerken er minder positief in.’ KY: ‘Autonomie is een betrekkelijk nieuw argument in de discussie. Als het om hulp bij sterven gaat, hebben overwegingen van compassie de oudste papieren. Een van de eerste gevallen was in 1870 in Birmingham. Toen werd euthanasie als mercy killing gezien.’ TB: ‘Nóg eerder stond euthanasie voor het streven naar een goede dood, zonder dat er actief een eind aan iemands leven werd gemaakt. Euthanasia als actieve levensbeëindiging speelt pas vanaf 1870 een rol. Compassie was daarbij belangrijk: als je wilt sterven en je lijdt vreselijk, dan willen wij

jou helpen met sterven. Maar daaronder ligt altijd een discours van minachting op de loer: het idee dat het bij sommige mensen beter is als ze niet meer bestaan – of niet geboren worden.’

Ook dat kun je zien als compassie.

TB: ‘Dat klopt. Maar het is een lastig onderscheid. Ook tegenwoordig is het hele idee van een voltooid leven gebaseerd op autonomie en compassie. Maar tegelijk is er de achterliggende gedachte dat we wel zonder de 75-plussers kunnen. De boodschap is: als je oud bent, willen we je helpen met sterven. Dan speelt behalve compassie ook minachting een rol.’ KY: ‘De boodschap is dat jouw leven, door de categorie mens die je bent, niet zo belangrijk en waardevol is als dat van andere categorieën mensen. Dat is mijn voornaamste bezwaar ertegen: het benadrukt ongelijkwaardigheid. Je zegt eigenlijk: we gaan minder hard ons best doen om jouw leven te verlengen dan we dat bij anderen doen, die jonger zijn. Iets daarvan zie je vanaf de eerste euthanasiegevallen rond 1870. Men vond het wreed om sommige lijdende mensen in leven te laten. We hebben chloroform, dus waarom zouden we ze niet uit hun lijden verlossen? Maar het ging intussen wel om bepaalde categorieën mensen, die geen nut meer zouden hebben voor de samenleving en geen zin in hun bestaan.’

TB: ‘Bij onze collegeserie in Groningen bekeken we deze week Ich Klage An, een Duitse film uit 1941, die maar weinig mensen kennen. Het is een speelfilm uit de Nazi-tijd over euthanasie. Dan zou je verwachten dat een discourse van minachting centraal zou staan, maar dat is niet zo. De boodschap draait om compassie en autonomie. Het is ongelofelijk mooi gedaan: je krijgt echt een brok in je keel. Kevin, ik denk dat jij zou zeggen dat die boodschap van compassie en autonomie volledig in dienst staat van een discours van minachting. Maar naar mijn idee zit er werkelijk compassie in die film.’ KY: ‘Het is een fascinerende film, heel knap gemaakt. En ik ben het met je eens dat er een boodschap van compassie uit spreekt. Maar vervolgens gebruikten de Nazi’s deze boodschap om T4, hun programma

voor onvrijwillige euthanasie bij mensen die geen maatschappelijk nut meer zouden hebben, te promoten.’ TB: ‘Je moet altijd voorzichtig zijn met historische parallellen. Het wordt, en ik denk terecht, als uiterst onfatsoenlijk gezien om in het huidige euthanasiedebat aan de Nazi-praktijken te refereren.’ KY: ‘Ik heb daar minder moeite mee. De geschiedenis van de euthanasiebeweging heeft ontegenzeglijk heel lelijke kanten.

‘De boodschap is: als je oud bent, willen we je helpen met sterven. Dan speelt behalve compassie ook minachting een rol’

Theo Boer & Kevin Yuil

Voorstanders van euthanasie vermijden de historische discussie dan ook liever.’

Waarom?

KY: ‘Het is geen comfortabel verhaal. En het is gebaseerd op een besmette term. Euthanasie is een term die in de Engelstalige wereld tegenwoordig vermeden wordt, juist vanwege de associaties met een dubieuze geschiedenis. Zelfs de term ‘assisted suicide’ lijkt volledig verdwenen. Voorstanders van euthanasie gebruiken verzachtende termen als ‘assisted dying’ en ‘medical aid in dying’. Ze framen het debat in moderne woorden. Ze hebben een postmoderne benadering van de geschiedenis, zien zichzelf als een onbeschreven blad, niet belast door wat er vroeger allemaal is gebeurd.’ TB: ‘Het is daarbij boeiend dat de term euthanasie internationaal enorm besmet is, maar in Nederland al sinds 1969 vrijuit wordt gebruikt.’ KY: ‘Nederland staat in dit debat buiten de hoofdstroom. Dignity & Dying, de belangrijkste organisatie in het Verenigd Koninkrijk op dit terrein, heeft het nooit over Nederland. Dat is niet goed voor hun betoog. De steun voor assisted dying neemt fors af als mensen het associëren met euthanasie. In Nederland is euthanasie deel van het meubilair.’

Theo, moet jij veel uitleggen over de Nederlandse situatie als je in het Verenigd Koninkrijk bent?

TB: ‘Ja. En niet alleen daar. In verschillende landen is wetgeving op het gebied van assisted dying in voorbereiding, maar vrijwel niemand wil dat het de Nederlandse kant op gaat. Euthanasie voor kinderen, euthanasie bij een voltooid leven… Daar willen ze in het buitenland niet mee geassocieerd worden. Oorspronkelijk ging ook in Nederland de discussie over het helpen van mensen die terminaal ziek waren, zodat ze niet die pijnlijke laatste dagen of weken hoefden mee te maken. Maar behalve over het voorkomen van een vreselijke dóód gaat het inmiddels in veel gevallen om het beëindigen van een vreselijk léven. Dat is een gevaarlijke ontwikkeling wat mij betreft.’ KY: ‘Daarmee valt ook het argument van autonomie weg. Als je kinderen euthanaseert, of mensen die niet langer voor zichzelf kunnen beslissen, dan is er geen sprake meer van autonomie. En daar zit een zekere logica in: als jij een middel hebt voor mensen die vreselijk lijden, dan moet ook een kind dat vreselijk lijdt dat middel kunnen krijgen. Ook als het kind er zelf niet om vraagt, want vanuit jouw compassie kun je denken: dit kind lijdt ondraaglijk.’

Je gebruikt compassie hier als een neutrale term.

KY: ‘Ik zie het ook niet als iets positiefs. Mensen met een zware handicap maken regelmatig mee dat mensen zeggen: als ik jou was, zou ik niet willen leven. Dat is compassie, maar wel in een uiterst gevaarlijke vorm.’

Jullie komen in dit debat beiden van een heel andere kant.

TB: ‘We moeten af van het idee dat gelovige mensen tegen assisted dying zijn en seculiere mensen voor. Bij het Moral Compass Project gaat het om een uitwisseling van standpunten rond dit thema. Maar vaak worden mensen zoals wij, die kritisch zijn op euthanasie in wat voor vorm dan ook, als

activisten gezien. Intussen worden voorstanders neergezet als rationeel of neutraal. Ja, ik ben kritisch op euthanasie, maar het is de functie van de ethicus om kritisch te zijn.’

Maar je bent niet kritisch omdat je kritisch wil zijn, maar omdat dit jouw standpunt is.

TB: ‘Dat klopt. Mijn normatieve uitgangspunt is: gij zult niet doden. Daar schaam ik me niet voor. Maar dat is niet louter een christelijk standpunt, het is de basis van iedere beschaving. Daarom is euthanasie, Godzijdank, nog altijd onderdeel van het Strafrecht. Als je iemand met opzet doodt, dan moet je je daarvoor verantwoorden. En als je het niet kunt verantwoorden, dan hoort er een straf op te staan.’ KY: ‘Op één punt ben ik wat dit betreft van gedachten veranderd. Mensen voelen zich beter als ze weten dat ze een pijnloze en snelle dood tegemoet gaan. Het kan ze helpen in moeilijke situaties. Daarom kan ik me wel iets voorstellen bij een zelfmoordpil. Of eigenlijk: ik kan er principieel niet op tegen zijn. Als mensen met een zelfmoordpil willen rondlopen, dan mag dat van mij. Voor het dragen van wapens, zoals dat in mijn geboorteland gebeurt, geldt eigenlijk hetzelfde. Ook als ik het zelf erg dom vindt dat mensen een wapen dragen omdat ze bang zijn dat iemand anders hen wil vermoorden, dan nog kan ik daar op libertaire gronden niet tegen zijn. Daarin verschillen wij van mening, Theo.’ TB: ‘Absoluut. Dat wapenstandpunt van je. Maar laten we wel wezen. Geen van beiden willen we die zelfmoordpil. We zijn voor het leven. Bovendien: denk aan het gevaar van misbruik. Maar àls je dan zo’n pil propageert, dan niet alleen voor ouderen. Iemand verliezen is erg, ongeacht leeftijd!’ KY: ‘Inderdaad. Zo’n zelfmoordpil is voor mij alleen aanvaardbaar als deze beschikbaar is voor iedereen, niet alleen voor mensen die door de maatschappij als lastig worden beschouwd.’ TB: ‘Ik heb moeite met de term “lastig”. Je moet je tegenstanders zoveel mogelijk beschrijven in termen die ze zelf ook gebruiken. Als ik tegen een opponent zeg: jij wilt van lastige mensen af, dan doe ik hem of haar geen recht.’ KY: ‘Dat is zo. En ik ben overtuigd van de goede bedoelingen van de meeste mensen die voorstander van euthanasie zijn. Met sommigen ben ik bevriend, we komen elkaar tegen op congressen en bij debatten. En ze komen nooit op me af met een injectiespuitje, waar ik erg dankbaar voor ben. (Lacht.) Die grap vinden ze niet leuk trouwens… Wat mij als atheïst wel stoort, is dat vrijwel ieder argument tegen euthanasie in de religieuze sfeer wordt getrokken. Dat is onterecht. Je moet luisteren naar wat iemand te zeggen heeft, niet kijken naar iemands achtergrond. Als het argument goed is, zou het niet moeten uitmaken wie het gebruikt. Teveel mensen zeggen dingen als: dat zijn christenen, dus daar hoef ik niet naar te luisteren.’ TB: ‘Word jij vaak voor religieus versleten?’ KY: ‘Ik krijg wel eens de vraag: weet je wel zeker dat jij atheïst bent? Dat vinden mijn opponenten ongemakkelijk. Ze kunnen mij niet wegzetten als een gelovig persoon, want dat ben ik niet. En ze kunnen mijn argumenten niet wegwuiven als christelijk. Ik pas niet in het plaatje. In die zin maak ik het erg ingewikkeld voor ze.’

This article is from: