
4 minute read
Onderzoek: Moral injury
onderzoek
Onderzoek PThU naar moral injury bij krijgsmacht
Advertisement
Logo van de Protestantse Geestelijke Verzorging (PGV). De tekst is uit Zacharia 4:6: ‘Niet door kracht of geweld, maar door Mijn Geest.’
Gesprekken tussen militairen en geestelijk verzorgers gaan vaak over de essentie van alledag: werkstress, problemen thuis, toekomstplannen, de geboorte van een zoon of dochter. Maar soms komen ook de grote morele thema’s aan bod. ‘Net als in de kerk gaat het bij Defensie om vragen rond zonde en vergeving, al noemen we dat niet altijd zo’, legt hoofdkrijgsmachtpredikant Gert van der Ende uit: ‘Je moet als militair soms dingen doen die botsen met waarvoor je in het leven wilt staan: als ik schiet gaat hij dood, als ik niet schiet ga ik dood. Hoe ga je daarmee verder?’
tekst: Caspar Dullemond
Predikant-secretaris Ids Smedema geeft een voorbeeld: ‘In Afghanistan heb ik wel eens een bezinning gehouden, waarvan ik achteraf een beetje spijt had. Ik zei: we doen hier dingen die intrinsiek niet goed zijn. Met onze F-16’s gooien we bommen die dood en verderf aanrichten. Dat doen we met een politiek mandaat. Het is allemaal gerechtvaardigd, maar daarmee is het nog niet goed. Toen kreeg ik wel van een paar militairen terug dat ik bezig was ze een schuldgevoel aan te praten. En inderdaad: dit is iets om in de opleiding en de nazorg te bespreken, maar misschien niet op het moment zelf.’ Van der Ende: ‘Dat is het dilemma. Je hebt als militair goed gehandeld: alle lof van de legerleiding. Maar tegelijkertijd weet je dat op jouw commando bommen zijn gegooid, waardoor mensen om het leven zijn gekomen. Soms wil een militair horen dat er genade is, dat er erkenning is voor het feit dat hij zich schuldig voelt, ondanks dat hij militair gesproken correct heeft gehandeld.’ Smedema: ‘En uiteindelijk geldt dat net zo goed voor je eigen positie als geestelijk verzorger. Ook ik ben een schakeltje in die keten. Ik houd die soldaten op mijn manier ook fit for fighting. Op welke bodem sta je als mens als je dingen doet, moet doen, gedaan hebt… die zo ruig zijn?’
Verantwoordelijkheid
Dat is het terrein van de moral injury, waar prof. dr. Pieter Vos vanuit de PThU onderzoek naar doet. ‘Het is oorspronkelijk een begrip uit de psychologie, gemunt door psychiaters die met Vietnamveteranen werkten’, legt hij uit: ‘Maar behalve een psychologische zit er ook een morele kant aan, waarmee je op het terrein van de geestelijke verzorging komt. Moral injury wordt vaak gezien als een probleem van de individuele militair: hij of zij heeft iets gedaan of iets problematisch meegemaakt, en daar ga je hem of haar dan in begeleiden en bij helpen. Maar een militair staat niet op zichzelf. De keuze om naar Afghanistan te gaan was niet individueel, maar had een maatschappelijke en een politieke dimensie. Militairen worden blootgesteld aan iets dat
Prof. dr. Pieter Vos.
ze zelf ook niet hadden kunnen vermoeden. De maatschappelijke verantwoordelijkheid reikt verder dan die van de individuele militair. Dat hoor je ook terug uit de individuele verhalen van militairen die met die vragen worstelen. Ze voelen boosheid over wat ze hebben moeten doen, over wat ze hebben meegemaakt. Ze hebben sterk het gevoel dat ze er alleen voor staan. De politiek heeft ons in de steek gelaten, zeggen ze dan.’ Ook geestelijk verzorgers zetten sterk in op die persoonlijke begeleiding, is zijn ervaring: ‘Daar doe ik niets aan af. Ze doen veel goeds. Maar als gv’er sta je voor meer dan alleen het individuele verhaal. Je vertegenwoordigt de kerk, een bredere stem. En dan mag je ook stem geven aan die verhalen van militairen – waarbij je het persoonlijke overstijgt.’ Vos stelt een ritueel voor waarin het militaire handelen in een breder maatschappelijk kader wordt geplaatst: ‘Als militairen terugkomen van een uitzending zou je – bijvoorbeeld op het Binnenhof – publiek kunnen markeren dat een missie is afgerond. Iets als: we zijn terug in Nederland, we hebben ons ver weg met alles wat we hebben ingezet, we hebben sommige dingen kunnen realiseren, andere zaken zijn fout gegaan. Dat besef is niet alleen van de militairen, maar van ons allemaal. De politiek ontvangt namens de samenleving de uitgezonden groep militairen terug in de samenleving. Bij zo’n ritueel, zo’n symbolische handeling, kan de geestelijke verzorging een rol spelen.’