4 minute read

Interview Thijs Tromp

interview met prof. dr. Thijs Tromp

‘Aandacht is een kerntaak’

Advertisement

De coronacrisis van dit voorjaar leidde tot een breed aanbod van diaconale noodhulp. Maar een mens leeft niet bij brood alleen, zo merkten de betrokken diakenen en andere kerkelijke vrijwilligers steeds opnieuw. Bij de voedselbank, bij het koffiepunt, bij de maaltijdbezorging aan de voordeur: overal merkten ze een minstens zo dringende behoefte aan contact, aan een praatje. ‘Soms was dat het enige gesprekje dat mensen op een dag hadden’, vertelt prof. dr. Thijs Tromp, sinds voorjaar 2019 bijzonder hoogleraar diaconaat (namens de Stichting Rotterdam) aan de PThU. Samen met zijn college dr. Erica Meijers deed hij onderzoek naar de effecten van de coronacrisis op het diaconale werk. ‘Aandacht en contact zijn essentieel’, stelt hij.

Het is een conclusie die ook in zijn (door de coronacrisis uitgestelde) inaugurele rede een nadrukkelijke plek heeft gekregen. De twee grondwoorden van het diaconaat, aldus Tromp, zijn sinds jaar en dag barmhartigheid en gerechtigheid. ‘Barmhartigheid is een vorm van noodhulp, waarbij je mensen die acuut in de problemen zitten zo goed mogelijk probeert te helpen. Gerechtigheid is aankaarten dat er waartegen barmhartigheid en gerechtigheid zich afspelen.’ De hoogleraar diaconaat is zich ervan bewust dat inclusie geen ideale term is: ‘Het is een modewoord, dat net zoals participatie een neoliberaal geurtje heeft. Daarmee is het voor mij een verlegenheidsbegrip. Allen mogen meedoen, natuurlijk, maar politiek betekent dat vooral dat mensen mee móeten doen in het Geen spek-en-bonen-ruimtes waar mensen met allerlei beperking het gevoel kunnen krijgen van waarde te zijn, maar ruimtes waar de deelnemers echt kunnen geloven dat er iets zichtbaar wordt van het goede leven.’

Herberg

En daar komt voor Tromp de kerk om de hoek kijken. ‘De kerk zou zo’n plek kunnen zijn, een plek

‘Inclusie is de horizon waartegen barmhartigheid en gerechtigheid zich afspelen’

structuren zijn die mensen in de knel brengen. En daar dan iets aan doen. Het eerste kan niet – of niet te lang – zonder het laatste.’ Tromp wil aan deze twee begrippen een derde grondwoord toevoegen: inclusie. ‘Nood heeft niet alleen te maken met geld en eten, maar ook met gemeenschap. Veel mensen beschouwen zichzelf als tweederangsburger, hebben het gevoel niet mee te tellen. Inclusie is wat mij betreft de horizon arbeidsproces. Maar als je andere termen gaat gebruiken, snappen mensen in de publieke opinie niet goed in welk debat je eigenlijk meedoet. Dus we doen het ermee, De belangrijkste bijdrage van het diaconaat is om ruimtes te bieden waar inclusie plaats kan vinden. Ruimtes met een lager tempo en een ander ritme dan de samenleving om ons heen. Ruimtes waar andere normen gelden om mee te doen of om erbij te horen. waar je gemist wordt als je er niet bent. Voor leden is dat vaak al zo, maar waarom zou het alleen voor hen gelden?’ De kerk zou zich meer kunnen richten op bredere gemeenschapsvorming, vindt hij: ‘Daar liggen lastige vragen, ik weet het. Veel gastvrije initiatieven hebben een evangelisatiedoelstelling. Op zich niks mis mee, maar wees wel duidelijk over je doelstelling. Gastvrij zijn met een verbergen agenda om

mensen in te lijven – dat voelt niet lekker.’ Dat dit wat Tromp betreft nog spaarzaam gebeurt, heeft volgens hem te maken met een vanzelfsprekend geworden onderscheid tussen kerk en wereld als twee domeinen. In de praktijk betekent dat een scheiding tussen een interne diaconale roeping van de kerk (de zorg voor mensen binnen de eigen gemeenschap) en haar externe roeping (iets betekenen voor de mensen in nood in de buurt, het dorp, de stad of internationaal): ‘Het lijken soms zelfs onderscheiden werksoorten te zijn geworden: diaconieën die primair een interne blik hebben en diaconale organisaties – STEK in Den Haag is een bekend voorbeeld – die goeddeels extern werken. Ze zijn uitvoeringsorganisaties geworden voor het kerkelijke werk in de wereld. Zij doen de inloophuizen, de maaltijdprojecten, de hulp aan vluchtelingen en sekswerkers.’ Maar waarom is dat een probleem? ‘Omdat de kerk zelf een stukje wereld is, waarin de tekenen van Gods koninkrijk zichtbaar worden, net zoals dat gebeurt buiten het kerkelijke instituut. De verbondenheid tussen beide is essentieel voor de identiteit van de kerk. Anders loopt de kerk het gevaar een zielige aangelegenheid te worden, met het diaconaat voor de materiële hulpverlening aan behoeftige mensen. Door die tweedeling versterk je een onwenselijke scheiding tussen binnen en buiten.’

Marge

De titel van Tromps inaugurele rede, die op 16 oktober plaatsvond, is ‘De kerk in de marge’. Is dat een constatering of een wens? ‘Dat laatste. Kerken worden nog steeds geïdentificeerd met het burgerlijk centrum van onze samenleving, of claimen die positie. Het wemelt er, zacht gezegd, niet van de mensen in de marge. De groep die met Jezus meeliep was, stel ik mij zo voor, minder homogeen dan menige protestantse gemeente in Nederland. Als de kerk een meer marginale plek heeft, biedt dat kansen voor de diaconie. Hulp bieden vanuit het veilige midden is anders dan wanneer je het vanuit de marge doet.’ Wat Tromp betreft kan de kerk veel leren van de diaconale organisaties. Maar wat kan de kerk deze organisaties bieden? ‘De gebruikelijke trits: gebed, morele steun – lees: mensen met tijd en aandacht – en geld. Het werk in de marge, dat diaconale organisaties doen, is niet voor iedereen weggelegd. Daar moet je serieus naïef voor zijn. Maar diaconale organisaties kunnen de verbeeldingskracht van de kerken voor wat er diaconaal mogelijk is, wel vergroten.’ Een belangrijke rol daarbij is weggelegd voor de diakenen zelf. Zij zijn de ogen van de kerk en de verbindingsofficieren, zegt Tromp: ‘Zij zien veel en leggen verbindingen.’ Tijdens de eerste coronacrisis is weer eens duidelijk geworden hoeveel zij doen en willen doen, aldus Tromp: ‘Diaconieën staan misschien niet bekend om hun innovatieve kracht, maar ze zijn stabiel en stevig. De trouw van deze mensen is enorm. Ze hebben een lange adem. Ze hebben slagkracht. Als de nood aan de man komt, dan staan ze er.’

This article is from: