
11 minute read
BELANGENBEHARTIGING
De schaduw van stikstof
Kwetsbare natuurgebieden zo veel mogelijk behoeden voor de neerslag van stikstof: dat is het doel van een definitieve Programmatorische Aanpak van Stikstof (PAS) waaraan de Vlaamse overheid momenteel schrijft. Een oefening die voor zenuwachtigheid zorgt in politieke middens maar ook bij sectoren als chemie, haven en landbouw. Een overschrijding van de stikstofdrempel kan nieuwe investeringsprojecten op losse schroeven zetten. Een rationeel beoordelingskader zoals de PAS moet voor iedere betrokken sector duidelijkheid scheppen naar de toekomst.
door Jan Van de Poel fotografie Koen Fasseur, Stefaan Van Hul
De problematiek beknopt
• De Vlaamse regering is begin 2021 teruggefloten voor haar stikstofbeleid • De depositie (het neerslaan op de bodem, red.) van stikstof is een belangrijke parameter voor vergunningsaanvragen in industrie en landbouw en voor grote infrastructuurprojecten. • De stikstofneerslag in Vlaanderen is voor 34,5% afkomstig van landbouwactiviteit, voor 3,4% van industrie en voor 6,9% van transport. 51,4% is afkomstig van buitenlandse emissiebronnen. • De verschillende bronnen van stikstof vragen verschillende maatregelen. • In afwachting van een nieuw stikstofkader dreigt een vergunningsstop voor tal van investeringen in haven en industrie.
De aanleiding
Arrest stuurt beleid terug naar af
In heel wat Vlaamse natuurgebieden zijn de stikstofdrempels overschreden. De Raad voor Vergunningsbetwistingen beveelde de Vlaamse overheid daarom begin 2021 om werk te maken van een aangepast stikstofbeleid. Deze definitieve Programmatorische Aanpak van Stikstof moet tegelijk rechtszekerheid creëren voor nieuwe investeringen in onder andere industrie en landbouw.
NIET ELKE STIKSTOF IS HETZELFDE
Welgeteld 78% van de lucht om ons heen bestaat uit het kleur- en reukloze stikstof. Op zichzelf is dit geen schadelijk gas voor mens noch milieu, tenzij het zich verbindt met waterstof of zuurstof. Dan krijg je respectievelijk ammoniak en stikstofoxiden, die wel ongewenste effecten hebben. In natuurgebieden zorgen ze voor een vorm van overbemesting, waardoor invasieve planten die beter gedijen bij hoge stikstofconcentraties zeldzame plantensoorten zoals heidebegroeiing verdringen. Naast vermesting zorgt stikstofdepositie ook voor verzuring, met een armere biodiversiteit tot gevolg.
Ammoniak komt vooral via veehouderij en andere landbouwactiviteiten in ons milieu terecht. Stikstofoxiden (NOx) ontstaan dan weer bij verbranding van stikstof op hoge temperatuur, als bijproduct van industrie, transport of energieopwekking.
Al deze stikstofverbindingen slaan uiteindelijk neer op de bodem, de zogenaamde depositie. Het grote verschil is dat ammoniak, dat voornamelijk door landbouwactiviteiten wordt gevormd, voor het belangrijkste deel binnen een straal van enkele kilometers neerslaat. Stikstofoxiden afkomstig van productieprocessen in de industrie kunnen honderden kilometers met de wind meegevoerd en breder verspreid worden, vooraleer ze neerslaan.
TERUG NAAR AF
Daarom stelde de Vlaamse regering in 2014 significantiekaders vast voor stikstofoxiden en ammoniak waaraan vergunningsaanvragen werden getoetst. Deze kaders moesten stikstofreducties realiseren bij landbouw, industrie en verkeer. Maar op 25 februari 2021 velde de Raad voor Vergunningsbetwistingen haar stikstofarrest. Dat bestempelt de stikstofregelgeving voor landbouwbedrijven die willen uitbreiden als te laks en niet wetenschappelijk onderbouwd. Terug naar af dus met het Vlaamse stikstofbeleid. Voor huidig Vlaams minister van Omgeving Zuhal Demir was dat het sein om versneld werk te maken van een definitieve PAS (D-PAS). Al in 2018 was met het oog hierop een milieueffectenonderzoek opgestart. Nog voor het stikstofarrest stelde de Vlaamse regering ook al een expertenpanel van academici aan om de minister te adviseren over hoe de bevindingen van het onderzoek kunnen worden omgezet in maatregelen.

INSTRUCTIE ALS TUSSENOPLOSSING
In afwachting van een beslissing over het D-PAS, gaf minister Demir begin mei de verschillende adviesinstanties richtlijnen mee over hoe ze aanvragen voor omgevingsvergunningen kunnen beoordelen. Die ministeriële instructie moet een vergunningsstop voor Vlaanderen helpen voorkomen. De ministeriële instructie is gebouwd op de vaststelling dat de emissies van NOx uit onder meer industrie en transport de voorbije jaren aanhoudend zijn gedaald. Dat is te danken aan allerhande evoluties, zoals de vele inspanningen die de industrie leverde op vlak van proces- en productinnovatie, strengere energieprestatienormen, strengere euronormen voor transport en de vergroening van havenwerktuigen.
WANNEER MOGEN WE D-PAS VERWACHTEN?
Het traject om tot een definitieve PAS te komen, verloopt over verschillende fasen. Het plan-MER dat verschillende reductiescenario’s onderzocht, zal binnenkort in openbaar onderzoek gaan. De kans is reëel dat bij dat plan-MER voorstellen van de Vlaamse regering worden gevoegd over welke brongerichte maatregelen het meest aangewezen aan. Die maatregelen zullen impact hebben op de verlening van vergunningen en ofwel voor heel Vlaanderen gelden, dan wel enkel in en rond een natuurgebied waar bijkomende inspanningen nodig zijn. Naast deze acties zal de D-PAS maatregelen bevatten om de natuur zelf te herstellen en robuuster te maken. Het voornoemde openbaar onderzoek duurt normaal 60 dagen. Deze inspraakronde moet worden verwerkt en nadien moeten onder meer lokale overheden advies verlenen. Zelfs als er hard wordt doorgewerkt, zullen we pas tegen de zomer 2022 een definitieve stikstofregeling hebben die voldoende juridisch robuust is en wetenschappelijk onderbouwd.
Het expertenpanel

De definitieve Programmatorische Aanpak van Stikstof (PAS) moet de stikstofproblematiek zo snel mogelijk onder controle krijgen en alle betrokkenen duidelijkheid en rechtszekerheid bieden. Om die oefening correct te kunnen maken, riep de Vlaamse overheid begin 2021 een expertenpanel van juristen en academici te hulp. Met vicerector en professor in duurzame energie, lucht- en watertechnologie Silvia Lenaerts van de Universiteit Antwerpen als voorzitter, heeft dat panel afgelopen zomer zijn adviesrapport ingediend. ‘Ook wij wachten nu op de finale regeling’, zegt professor Lenaerts.
Begin februari 2021 is het expertenpanel gestart met een dubbele opdracht. ‘Er werd ons gevraagd om enerzijds algemene inzichten en conclusies te formuleren bij de lopende beleidsscenario’s en verkenningen. Anderzijds wou de Vlaamse overheid ook van ons weten welke juridische instrumenten er bestaan om de huidige stikstofuitdagingen het hoofd te bieden. In dit panel zetelden specialisten, economen en juristen met expertise in de verschillende sectoren’, klinkt het.
Hoe hebben jullie die opdracht aangepakt?
Silvia Lenaerts: ‘We zijn nagegaan wat er vanuit technologisch oogpunt beter zou kunnen om de instandhoudingsdoelstellingen te bereiken. Daarvoor hebben we dus gefocust op de te bereiken instandhoudingsdoelstellingen van de Europees beschermde speciale beschermingszones (gebieden in Vlaanderen aangeduid om bijkomende kansen te geven aan habitats en soorten die van belang zijn voor de Europese biodiversiteit, red.). We zijn nagegaan welke acties al zijn gebeurd en welke initiatieven nog kunnen volgen. Van meet af aan hebben we besloten om niet te vertrekken vanuit de beschikbare modellen, want die stellen de werkelijkheid vereenvoudigd voor. ’
Wat is de rode draad in het advies?
Silvia Lenaerts: ‘Volgens het expertenpanel moet een gemeten afname van stikstofdepositie voor een geheel van bedrijven en sectoren de basis van de aanpak vormen. Zo leg je bij hen de verantwoordelijkheid om al dan niet te kunnen voortwerken. We stellen ook de invoering van een minimumdrempel voor, waarbij er bij een lagere uitstoot dan sowieso geen aantoonbaar effect is van de activiteiten waarover het gaat. We pleiten ook voor mogelijkheden om te salderen. Algemeen stellen we dat er nood is aan een missiegedreven beleid met bindende doelen voor zowel de reductie van de stikstofemissies, het juridische instrument als het al bestaande flexibliteitsinstrument voor de landbouwsector. Aan de hand hiervan kunnen landbouwers stikstofemissierechten (NER) verkrijgen bovenop hun vergunning, naargelang hun locatie en de technologie waarmee ze werken. Dit NER-systeem zou dan gebruikt kunnen worden om duidelijk te maken welke stikstofemissie er mag zijn en welke marge ze binnen die rechten nog hebben voor eventuele andere activiteiten.’
Bij de beoordeling van stikstofemissie zijn tal van factoren belangrijk, onder andere de aanwezige vegetatie rondom. Hoe schat het expertenpanel dit in?
Silvia Lenaerts: ‘Via het Vlaams Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek en het Vlaams Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek beschikken we al over impactkaarten. Die geven heel specifiek aan wat waar nog kan. We vinden dat die kennis, net als de ecologische kennis over welke vegetatie wat verdraagt, beter moet worden gebruikt. Die werkwijze sluit trouwens aan op een benadering die ook al in Nederland is voorgesteld, om eerder heel gericht gebieds- en sectorspecifiek te kijken dan overal maar alles te verbieden.
Want het is heel duidelijk dat het vooral gaat om de depositie van ammoniak (NH3) (uit voornamelijk de landbouw, red.), wat heel verschillend is aan stikstofoxiden (NOx) (uit industrie en transport, red.). Niet alleen dat verschil in de relatie tussen emissie en depositie, maar ook naar chemische impact die NH3 of NOx heeft op het type vegetatie waarop het neervalt, moet je meenemen in dit verhaal. En op sommige locaties heeft het geen zin om zelf initiatieven te nemen, omdat het grootste deel van de depositie komt overwaaien uit het buitenland.’
In het advies kijkt het panel, ook dankzij data die al ter beschikking was, onder meer naar de transportsector?
Silvia Lenaerts: ‘Als panel zijn we zelf vertrokken vanuit het al bestaande Luchtbeleidsplan 2030. Alleen bevat dat doelen naar mobiliteit en transport, waarvan niet duidelijk is hoe die te behalen zijn. Dat gaat bijvoorbeeld over het afbouwen van het aantal afgelegde kilometers over de weg en het uitbouwen van de modal shift naar andere modi zoals spoor of binnenvaart. Wat de industrie betreft, stellen we vast dat daar al zeer veel is gebeurd. Alle mogelijke maatregelen om de stikstofemissie aan minder dan vijf euro per kilo uitstoot te reduceren, zijn al genomen. Dan is het logischer om te focussen op transport. Daar hebben we ook concrete aanbevelingen gedaan. In de scheepvaart beweegt intussen al veel en daar is ook nog veel winst te boeken. Ik denk aan het gebruik van andere brandstoffen zoals CNG, LNG of waterstof. Vergroening van de binnenvaart is ook heel interessant, al is het nog onduidelijk hoe dat kan gebeuren. Over de mogelijkheden van walstroom zijn we dan weer vrij kritisch. Niet alleen is dat heel duur, maar het ontbreekt ook aan een gestandaardiseerde aansluiting. Zo riskeer je een competitief nadeel op te lopen tegenover andere Europese havens.’
Is de landbouw, met haar hoge ammoniakproductie, niet een beetje de olifant in de kamer?
Silvia Lenaerts: ‘Daar is alleszins nog zeer veel marge voor verbetering. Maar ik zie ook veel laaghangend fruit in technologie die al in de industrie is ingebed maar ook voor een aantal landbouwprocessen mogelijkheden biedt. Naar de landbouw gaan al veel middelen, al komen die wel versnipperd terecht. Er zou bijvoorbeeld nog innovatie gestimuleerd kunnen worden. Gekoppeld aan een stikstoffonds zou de overheid landbouwers kunnen stimuleren om samen met industriële partners stikstof circulair te maken. Dat kan bijvoorbeeld door het te hergebruiken in meststoffen of via de productie van elektriciteit in biomassacentrales.’
De jongste weken is er veel te doen rond de SCR-techniek, die in uitstoot zorgt voor een reductie van stikstofoxiden maar wel tot een hogere ammoniakdepositie zou leiden. Hoe schat u dit in?
Silvia Lenaerts: ‘SCR (selectieve katalytische reductie, red.) is een techniek waarbij je ammoniak gebruikt om NOx te reduceren. Als je dat goed doseert, houd je enkel stikstof over en treedt er nauwelijks ammoniakemissie op. Het is een best beschikbare technologie, die veel bedrijven al toepassen. Het is dus niet correct dat bedrijven voor het gebruik ervan worden afgestraft. Je kan dat goed doseren zodat de emissie van NOx en ammoniak minimaal zijn. Dat gaat heel beperkt zijn in verhouding tot andere bronnen.’
Uitzicht op drie procent groei in 2022
Na het eerste jaar van de coronapandemie heeft de economische activiteit zich in 2021 gestaag hersteld. Al bracht de vierde coronagolf die groei wel weer tot stilstand in het laatste kwartaal. Voor 2022 blijven de vooruitzichten volgens de conjunctuurbarometer van de Kamer evenwel positief, met een toename van het bruto binnenlands product van zo’n 3%.
Op basis van een bevraging bij 3.000 ondernemers gaat de Nationale Bank van België maandelijks na wat de huidige situatie en de verwachtingen voor de komende drie maanden zijn. Die inschattingen hebben een aanzienlijke invloed op het werkelijke economische gedrag. Uit die bevraging blijkt dat de economische inhaalbeweging sinds het midden van afgelopen zomer in kracht afneemt. Het merendeel van de ondernemers blijft wel positief over het huidige orderboek en de toekomstige vraag. Ook het vooruitzicht voor de aanwerving van personeel blijft hoog, al wordt dat grotendeels verklaard door de zeer krappe arbeidsmarkt.
Uit een soortgelijke bevraging bij consumenten blijkt een verschuiving van de vrees voor werkloosheid naar een vrees voor oplopende inflatie. De onzekerheid over de energieprijzen en aanvoerketens weegt op de uitgaven. Niettegenstaande dat 2022 zich aanbiedt met een reeks uitdagingen, blijven ondernemers en consumenten positief. De jaargroei van het bruto binnenlands product wordt geraamd op zo’n 3%.
120 CONJUNCTUURBAROMETER ANTWERPEN-WAASLAND
100
80
60
40
20
0
2008 2010 2012 2014 2016 2018 2020 2021
NBB-indicator (verwerkende nijverheid Antwerpen-Waasland) Voorlopige NBB-indicator (verwerkende nijverheid Antwerpen-Waasland)
Dialoogsessie zet grote werven op een rijtje
Op 9 december organiseerden Alfaport Voka in samenwerking met Port of Antwerp en onze Kamer de Dialoogsessie Haven Bereikbaar. De bijeenkomst stond in het teken van de mobiliteits- en veiligheidsinvesteringen die de verschillende infrastructuurbeheerders uitvoeren in 2022.
Aan ruim 70 deelnemende ondernemingen gaf Lantis een inzicht in de impact die de Oosterweelwerken op linker- en rechteroever hebben. Vooral de werken aan de Oosterweelknoop en de Royerssluis zullen ingrijpend zijn voor ondernemingen in het zuiden van de Antwerpse haven. Het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV) kondigde diverse werken aan op de R2. Het Havenbedrijf Antwerpen rolt volgend jaar haar Masterplan Fietsinfrastructuur uit. De intense samenwerking met de ondernemingen in dit project werd toegelicht. Ook de samenwerking tussen AWV, de Scheepvaartpolitie, het Havenbedrijf Antwerpen en Voka AntwerpenWaasland in een project tegen roodlichtnegatie op de gewestwegen in havenomgeving kwam aan bod. Tenslotte bracht de stand van zaken van het Haventracé duidelijkheid in de vooruitzichten voor komende jaren in de ontwikkeling van tunnel- en weginfrastructuur.