Chemie Magazine maart 2018

Page 1

Het belang van natuurlijk kapitaal

Reacties stakeholders op Routekaart 2050

‘Wikipedia’ van de chemie gelanceerd

Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie

OLYMPISCH KAMPIOEN ANNA VAN DER BREGGEN

‘EEN GOED PAK SCHEELT ZO EEN AANTAL SECONDEN’

JAARGANG 60 • 03 • 29 MAART 2018


Helder inzicht in uw installaties Applus RTD levert innovatieve, betrouwbare en kwalitatief hoogwaardige technologieĂŤn en diensten voor Niet-destructief Onderzoek, inspecties en certificatie in de (petro-)chemische en energie industrie.

Asset Integrity

Door de ontwikkeling van onze marktleidende technieken en diensten, blijven wij niet-destructieve onderzoeksmethodes naar een hoger niveau te tillen.

Lek- en afsluitertesten

Onze mensen en betrouwbare innovatieve technieken zullen u helpen om uw belangrijkste doelstellingen op het gebied van operationele efficientie en risico reductie te behalen.

Ons helder inzicht zorgt voor veilig handelen, continue verbetering, minimale downtime en volledige traceerbaarheid van resultaten. T +31 10 716 60 00

www.ApplusRTD.nl

E info.netherlands@applusrtd.com

Inspectie Niet-destructief onderzoek Certificatie Training & ontwikkeling Stralingsbescherming


INHOUD 03 | 29 maart | 2018

14

SYNTHETISCHE VEZELS LEVEREN TOPPRESTATIES Sinds de introductie van de eerste synthetische vezel nylon in de jaren dertig, heeft de industrie bepaald niet stilgezeten. Tal van synthetische textielvezels zorgen inmiddels voor meer draagcomfort, betere looks, aantrekkelijkere prijs en topprestaties in de sport. En synthetische supervezels zijn zo sterk dat ze alom veiligheid en bescherming bieden. Derde deel in de serie over belangrijke chemische innovaties van de afgelopen 100 jaar.

STAKEHOLDERS OVER ‘CHEMISTRY FOR CLIMATE ACTING ON THE NEED FOR SPEED’ Het rapport ‘Chemistry for Climate - Acting on the need for speed’ (kortweg Routekaart 2050) laat zien hoe de Nederlandse chemische industrie in 2050 een broeikasgasreductie van 90 procent kan bereiken en wat de kosten daarvan zijn. Stakeholders reageren overwegend positief. “Samen met hen gaan we de transitie nu verder vormgeven”, aldus Reinier Gerrits, hoofd Energie en Klimaat bij de VNCI.

46

maart 2018 Chemie Magazine 3


Voorkom calamiteiten met gevaarlijke stoffen

Chemiekaarten® breidt haar service uit Naast ons online platform en nieuwste Chemiekaartenboek, bieden we nu ook de Chemiekaarten® 2018 Light Editie. Een praktisch handboek speciaal voor uw medewerkers in het veld! 500 enkelvoudige stoffen met de chemische eigenschappen en basisgegevens De Light Editie is speciaal ontwikkeld als praktisch handboek voor dagelijks gebruik op de werkvloer U ziet zo in één oogopslag welke risico’s het werken met een stof met zich mee brengt Gevalideerde informatie, door onafhankelijk team van chemische en medische experts Chemiekaarten® bewijst al ruim 30 jaar haar autoriteit Sluit risico’s uit en haal benodigde kennis in huis. Een veilige gedachte.

Kom in actie en ga naar sdu.nl/chemiekaarten

0371 Adv_Chemiekaarten_230x295mm.indd 1

06-12-17 08:38


INHOUD 03 | 29 maart | 2018

7

22

De VNCI werd in de jaren 1940-1945 op non-actief gesteld

7 9 11 13 14

26

Colette Alma vraagt aandacht voor de embedded emissions

22 24 26 30 34 38

54

Afhankelijkheid natuurlijke hulpbronnen raakt hele bedrijfsvoering

42 46 52 54 58 61 62 62 62

38

Voorwoord Colette Alma Positieve stemming Evenementen

NIEUWS

Minister Wiebes ontvangt Routekaart 2050 Rapport ‘Curriculum veiligheid in het mbo’ Finalisten Veiligheidscoalitie van het Jaar

ACHTERGROND

VNCI 100 Jaar Grote chemische innovatie: synthetische vezels VNCI 100 Jaar 1938-1948: de VNCI in de oorlogsjaren Wetenswaardig Industrieschilder vereeuwigt chemie Energie & klimaat Nadruk op de embedded emissions Veiligheid VGS-Alert ondergebracht bij Sitech Services Arbeidsmarkt Mariya Tarazanova over haar werk bij Avebe Economie ‘Wikipedia’ van de chemie in Nederland gelanceerd VNCI 100 Jaar Belangrijke procesinnovatie: katalyse Energie & klimaat Stakeholders over de Routekaart 2050 Uitgelicht AkzoNobel levert waterstof voor tankstation Delfzijl Milieu Het belang van natuurlijk kapitaal Energie & klimaat Chemieclusters over de Routekaart 2050 VNCI nieuws Mensen VNCI Online Colofon

Chemieinnederland.nl geeft inzicht in de productieketen maart 2018 Chemie Magazine 5


Gebruiksvriendelijke & flexibele maintenance management software

Met de Ultimo software brengt u meer structuur aan in uw onderhoudswerkzaamheden, werkt u efficiĂŤnter en creĂŤert u ruimte om te besparen. Bovendien toont u met de inzet van de software eenvoudiger aan dat u aan belangrijke wet- en regelgeving voldoet. Heldere dashboards en rapporten verschaffen u en uw stakeholders meer inzicht in de prestaties.

MET ULTIMO IS MEER MOGELIJK: + Een uitgebreide HSE-suite voor ondersteuning op het gebied van Health, Safety & Environment. + Mobiel werken met de app Ultimo Go. + Standaard software, die eenvoudig op maat kan worden gesneden. + Een vrij instelbare, persoonlijke startpagina met ruimte voor grafieken, dashboards en andere overzichten. + Diverse standaard interfaces, bijv. met ERP-systemen. + Starten met Ultimo Lite, een eenvoudig, maar toch compleet systeem voor de kleine TD of als instapmodel.


Voorwoord

POSITIEVE STEMMING De lancering op 7 maart van de Routekaart ‘Chemistry for Climate – Acting on the need for speed’, die laat zien hoe de chemische industrie in Nederland in 2050 een emissiereductie van broeikasgassen van 90 procent kan bereiken, heb ik ervaren als een zeer inspirerend evenement. De stemming onder aanwezige VNCI-leden en de vele stakeholders was er een van ‘laten we met elkaar de schouders eronder zetten’ en ‘het is een grote opgave, maar het kan’. Die stemming moeten we zien vast te houden. Tegelijkertijd moeten we oog blijven houden voor de uitdagingen waar we onderweg mee te maken zullen krijgen. Die zijn niet alleen technisch en financieel van aard. Zo is de ambitie en de sense of urgency in Nederland duidelijk groter dan in andere (Europese) landen. De politiek staat voor de moeilijke taak om aan de burger duidelijk te maken waarom Nederland voorop wil lopen in het creëren van een klimaatneutrale economie. Zodat de burger de posi-

tieve en negatieve consequenties daarvan kan overzien en bewust kan meebeslissen over de noodzakelijke investeringen. Draagvlak van de burger is nodig, ook voor de investeringen in infrastructuur en technologieontwikkeling voor een versnelde industrietransitie, zoals beschreven in de Routekaart. Een andere uitdaging ligt in de internationale politiek: de Routekaart maakt duidelijk dat het voor een geslaagde transitie noodzakelijk is dat broeikasgasemissies over de hele wereld op termijn een realistische prijs krijgen. Dit vraagt doelgerichte inzet van gelijkgestemde landen om die beprijzing snel genoeg en breed genoeg te ontwikkelen. Voorwaar geen gemakkelijke opgave. Mijn conclusie is daarom dat de chemische industrie ook zal moeten helpen om deze politieke uitdagingen het hoofd te bieden. Dan kunnen we met goede redenen onze positieve stemming vasthouden. Colette Alma, directeur VNCI

EVENEMENTEN 11/12.4 VeiligheidsCoalitie 2018 Tijdens de beurs Safety & Health @Work wordt voor het eerst de VeiligheidsCoalitie van het Jaar gekozen. Locatie: Rotterdam Ahoy Organisatie: Veiligheid Voorop en Industrielinqs 24.5 Energy Tech Day Hét netwerkevent over de technologische ontwikkelingen op energiegebied, met VNCI-directeur Colette Alma als dagvoorzitter van de parallelsessie voor ‘duurzame industrie’. Locatie: Igluu, Eindhoven Organisatie: Management Producties

30.5 Process Safety Congres Doel is het versterken van de regionale procesveiligheidscultuur door te netwerken en kennis te delen. Locatie: Van der Valk, Dordrecht Organisatie: PSCongres

VERGADERINGEN 6.4 Overleg Regionaal Netwerken Veiligheid 10.4 WG Arbeidshygiëne 23.4 Algemeen Bestuur

25.6 VNCI Jubileumevent De VNCI bestaat 100 jaar. Tijdens het jubileumevent trakteert de vereniging leden en relaties op een feestelijk programma. Locatie: Koninklijke Schouwburg, Den Haag Organisatie: VNCI

COMPLEET OVERZICHT EN AANMELDEN: WWW.VNCI.NL/NIEUWS/EVENEMENTEN maart 2018 Chemie Magazine 7


fact

Radar niveaumeting voor elke applicatie OPTIWAVE series – technology driven by KROHNE

t

• Nieuwe 24 en 80 GHz radar niveautransmitters voor vloeistoffen en vaste stoffen

l

• Meer dan 28 jaar FMCW-radar technologie ervaring m3

• Lens-, druppel- en hoorn antennes met procesaansluitingen vanaf ¾”

Meer feiten: www.krohne.com/optiwave

CHEMISCH BESTENDIGE KLEDING

OP MAAT GEMAAKT

VOOR U

VERTEL ONS WAT U NODIG HEEFT VAN UW CHEMISCH BESTENDIGE KLEDING EN WIJ MAKEN HET VOOR U. Onze duurzame PVC-kledingstukken kunnen worden aangepast om precies te passen bij de taken die worden uitgevoerd in uw werkomgeving - waardoor ze langer meegaan en beter presteren. We kunnen ze zelfs op een specifieke maat maken voor optimaal comfort. + TALLOZE OPTIES BESCHIKBAAR + KORTE DOORLOOPTIJDEN + SPECIAAL ADVIES + LAGE MINIMALE BESTELHOEVEELHEID

Laat ons de juiste chemische kleding voor u en uw bedrijf maken.

Ga naar try.alphasolway.com/chemcr8

PROFESSIONAL PROTECTION


Actueel Het eerste exemplaar van het rapport werd op 7 maart overhandigd aan minister Wiebes van Economische

TERUGDRINGEN CO2-UITSTOOT VRAAGT NU ACTIE VAN CHEMIE EN OVERHEID Om 80 tot 95 procent reductie van broeikasgassen in 2050 te halen zijn nu investeringen nodig. Zowel voor de korte termijn als voor de doorontwikkeling van technologie na 2030. Steun van de overheid is onontbeerlijk. Dit is de conclusie van het rapport ‘Chemistry for Climate Acting on the need for speed’, dat de VNCI op 7 maart overhandigde aan minister Wiebes van Economische Zaken & Klimaat.

O

m als chemische industrie succesvol bij te dragen aan de enorme uitdaging om de uitstoot van broeikasgassen in 2050 met 80 tot 95 procent terug te brengen, zijn nu investeringen nodig. De sector kan zich daarbij niet alleen richten op de korte termijn, maar moet ook nu al volop inzetten op de doorontwikkeling van de technologieën die nodig zijn voor 2050 maar nu nog niet rendabel zijn. Een internationaal competitief speelveld en samenwerking met de overheid zijn hierin cruciaal. Dit is de belangrijkste conclusie uit de Routekaart 2050 ‘Chemistry for Climate’, die de VNCI op 7 maart presenteerde. VNCI-voorzitter Mark Williams schetst dat de transitie naar een duurzame samenleving een enorme opgave is. “Hoe kan de chemische industrie het meest succesvol zijn in een wereld vol concurrenten? Om deze vraag te beantwoorden hebben wij

een analyse gemaakt van mogelijke routes en de bijbehorende voorwaarden.”

Samenwerking

De eindstreep kan alleen gehaald worden als de sector gedurende de hele transitie vitaal blijft en zijn concurrentiekracht op de wereldmarkt weet te behouden. Een zo spoedig mogelijke introductie van een wereldwijde CO2-prijs is een voorwaarde om straks investeringen te kunnen doen in nieuwe processen die momenteel nog niet rendabel zijn. Technologieën die een hoge CO2-emissiereductie mogelijk maken en nu nog niet rendabel en betrouwbaar zijn, vragen om doorontwikkeling, zodat ze op weg naar 2050 zo snel mogelijk commercieel exploitabel kunnen worden ingezet. Williams: “De opgave is gigantisch. Dit onderzoek laat zien dat de vereiste versnelling alleen mogelijk is bij een drastische transformatie van de industrie en door middel van interactie met andere maatschappelijke spelers. De samenwerking tussen alle relevante partijen, inclusief de overheid, zal bepalend zijn voor de mate waarin de chemische industrie in 2030 en uiteindelijk in 2050 de gemeenschappelijke ambities weet te realiseren.”

Investeringsagenda’s

Om rendabele mogelijkheden voor CO2emissiereductie nu te kunnen implementeren, zijn meerjarige investeringsagen-

da’s voor alle chemieclusters vereist. Hierbij is nauwe samenwerking nodig met andere sectoren, vooral de energiesector. En met de overheid. Williams: “Van de overheid verwachten we het realiseren van de (regionale) infrastructuur voor warmte en CO2 en toegang tot voldoende hernieuwbare energie.” In de veelal lange ontwikkelingsfase, wanneer technologie nog niet rendabel is, kan (tijdelijke) overheidssteun de ontwikkelingssnelheid aanzienlijk verhogen en risico’s en resulterende kosten verminderen. Een belangrijke rol van de overheid is het faciliteren van cross-sectorale programma’s op cruciale thema’s zoals waterstof, elektrificatie, CCS, recycling en bioraffinage, inclusief opschaling in demonstratiefabrieken. Op termijn en bij de juiste marktcondities kunnen deze technologieën een forse bijdrage aan emissiereductie leveren.

Productportfolio

Williams: “Daarnaast zullen individuele chemiebedrijven vanzelfsprekend hun productportfolio moeten blijven vernieuwen. Zo dragen ze blijvend bij aan de circulaire economie en aan de verduurzaming van andere sectoren. Denk daarbij bijvoorbeeld aan isolatie van huizen en lichtere auto’s. Deze innovaties zullen de totale maatschappelijke kosten voor CO2-emissiereductie verminderen. Zonder chemie geen energietransitie.” p maart 2018 Chemie Magazine 9

FOTO: HENRIET TE GUEST

Zaken & Klimaat.


Eigen modern onderzoek-, productie- en analyselaboratorium Professionele oplossingen van organische synthese en life sciences, van route scouting tot multi-kilogramschaal productie!

Wij zijn in staat in te spelen op alle facetten van onderzoek en productie in het eigen laboratorium of in wereldwijd geselecteerde specialistische faciliteiten. SYNEX SYNTHETICS BV Karveelweg 20

6222 NH Maastricht

+31(0)43-205 8102

synexsynthetics.com •

info@synexsynthetics.com


Actueel

START-UPS EN SCALE-UPS PITCHEN IDEEËN AAN INVESTEERDERS Business Angels Network ChemieLink is een programma dat ondernemers en business angels kansen wil bieden om samen business te creëren. Start-ups en scale-ups worden ondersteund met het verbeteren van hun investeringspropositie. Tijdens de eerste, goedbezochte bijeenkomst eind februari, pitchten ondernemers hun ideeën aan investeerders.

OVERHANDIGING RAPPORT ‘CURRICULUM VEILIGHEID IN HET MBO’ Colette Alma, directeur van de VNCI en bestuurslid van Veiligheid Voorop, heeft op 6 maart de ‘Sectorkamer Techniek en gebouwde omgeving’ het rapport ‘Curriculum Veiligheid in het mbo’ aangeboden. Dit rapport doet verslag van een onderzoek naar de behoefte aan een curriculum over veiligheid voor technische mbo-opleidingen in de procesindustrie en toeleveranciers.

V

eiligheid Voorop kreeg vanuit het werkveld signalen dat er behoefte zou zijn aan een apart curriculum veiligheid voor de technische mbo-domeinen die vakmensen leveren aan de procesindustrie. Hierbij valt te denken aan laboratoriummedewerkers, mechanische en elektrotechnische monteurs, operators en werkvoorbereiders. Om helderheid hierover te krijgen, voerde het Opleidingsfonds Procesindustrie (OVP) een vooronderzoek uit waarbij getoetst is of er draagvlak is om te komen tot een

FOTO: TECHNIEKBEELDBANK.NU

D

landelijk curriculum veiligheid binnen het technische mbo. Daarnaast is input verzameld vanuit onderwijs en bedrijfsleven voor succesfactoren wanneer overgegaan wordt tot de ontwikkeling van het curriculum. Het OVP concludeert dat er een duidelijke behoefte is aan een aanvullend curriculum veiligheid voor technische mbo-opleidingen, zowel vanuit onderwijs als bedrijfsleven. Het is daarbij niet de bedoeling een nieuw curriculum te ontwikkelen, maar een curriculum binnen een brede technische mbo-opleiding. Peter Postma, voorzitter van de ‘Sectorkamer Techniek en gebouwde omgeving’, nam het rapport in ontvangst met de toezegging dat de sectorkamer er, na bestudering, op terug zal komen. In een sectorkamer maken onderwijs en bedrijfsleven afspraken over de thema’s kwalificeren en examineren, beroepspraktijkvorming en doelmatigheid. Marktsegmenten vormen de onderstructuur van de sectorkamers. p

e middag werd georganiseerd door Business Angels Network ChemieLink in samenwerking met Business Angels Connect, een business angels-netwerk dat zich richt op chemie, life sciences, med-tech, IT en food. Business angels kunnen risicokapitaal verstrekken en hun kennis en netwerk ter beschikking stellen aan (startende) ondernemingen. Er is eerst een voorselectie gemaakt van bedrijven. “Het feit dat wij samen een bedrijf voordragen kan fungeren als extra aanbeveling voor investeerders”, legt Chris Bruijnes, directeur van ChemieLink, uit. “Natuurlijk leggen we bedrijven pas voor bij investeerders als we er zelf in geloven.” De pitches betroffen een oplossing waarbij medicijnen efficiënter worden, verbetering van de motor-, fietsen auto-industrie, een nieuwe methode om suikerbieten te verwerken tot nieuwe industriële suikers en ethanol (inclusief bijeffecten met nieuwe businessideeën) en een nieuwe methode om bruggen te bouwen. Er was ook ruimte voor toelichting en kritische noten na elke pitch. “Als ze de voordelen van hun innovatie niet simpel en bondig kunnen uitleggen aan een leek, kun je daar als investeerder ook je conclusies uit trekken”, aldus een investeerder. Volgens Bruijnes was de bijeenkomst een succes. “De meeste ondernemers hebben concrete vervolgafspraken kunnen maken met investeerders. Wij blijven dat verder begeleiden.” De volgende bijeenkomst vindt plaats in mei. p

maart 2018 Chemie Magazine 11


C

M

Y

raad niet naar

UW KOSTEN

CM

MY

CY

MY

K

Laten we ervoor zorgen dat u uw kosten voor inkoop, mengen, bewerken, afvullen, verpakken, transport en naleving van wetgeving tot in elk gewenst detail kunt beheren. Zo weet u waar u uw marges kunt verbeteren en uw onderneming competitiever maakt.

T. +32 9 336 39 42 info@harmonize-it.be www.harmonize-it.be

ERP-SOFTWARE VOOR DE CHEMIE

17, 18 & 19 | 04 | 2018 | EVENEMENTENHAL GORINCHEM

T ECHNOL OGIES F OR INDUS T RIAL MAINT ENANCE AND ASSE T MANAGEMENT

REGIST

RE

NU ME ER CODE 2 T 003

WWW.MAINTENANCE-GORINCHEM.COM

MAIN18_185x130_VNCI.indd 1

19/03/18 10:11


Actueel

Boer Bewust @boerbewust ‘Akkerbouwers strooien om te sturen op kwaliteit en opbrengst’ Leuk interview met boerin Bertie en boer Jos, bekend van #bzv, over het gebruik van kunstmest Rik Cents @rikcents #FD afgelopen wknd: Vliegen op #algen. #ExxonMobil gaat proeffabriek bouwen voor #biobrandstoffen uit algen. Ook toepasbaar als #grondstof voor #chemie @vnci

FINALISTEN VEILIGHEIDSCOALITIE VAN HET JAAR BEKEND

Giel Spekkoper @GielSpekkopers Als antwoord op @MJoemman @ casvankleef In Ned is veel chemische industrie. Ze doen ook veel goede dingen. Je wordt bijna nergens ouder dan in Ned.

D

David Pappie @DavidPappie David Pappie heeft geretweet VNCI Belangrijke stap van de chemische industrie opweg naar een duurzame CO2 neutrale toekomst. Voortbouwen op 100 jaar kennis en kunde. Uitstekende uitgangspositie voor volgende 100 jaar Corine Verkleij @CorineVerkleij Belangrijke mijlpaal richting duurzame en circulaire chemische industrie Nieuwe installatie haalt methanol uit afval in Rotterdam Robert Tieman @RobertTieman Realistisch - door @ExxonMobil_NL geschetst beeld - dat doelstelling #routekaart2050 @vnci alleen kan worden gerealiseerd onder juiste voorwaarden van samenwerking tussen sectoren en overheid VNCI @vnci Jos Sloot heeft geretweet Bertie Steur (van #boerzoektvrouw) in het nieuwe #chemiemagazine: “Kunstmest werkt sneller en preciezer”. Lees alles over deze grote innovatie in deel 2 van de serie artikelen ter ere van #100jaar

Veiligheid Voorop en Industrielinqs hebben de drie finalisten van de VeiligheidsCoalitie van het Jaar 2018 bekendgemaakt. Het zijn de RDM Training Plant, HSELife en een samenwerking van Vopak, Verwater en Sam Safety. it jaar wordt voor het eerst de ‘Veiligheidscoalitie van het Jaar’ uitgereikt. Veiligheid overstijgt alles en mag nooit onderwerp van onderlinge concurrentie zijn, stellen organisatoren Veiligheid Voorop en Industrielinqs. Integendeel zelfs: veiligheid vraagt om verbinding en nauwe samenwerking, tussen bijvoorbeeld opdrachtgevers en opdrachtnemers. Met de ‘VeiligheidsCoalitie’ willen Veiligheid Voorop en Industrielinqs de procesindustrie en haar toeleveranciers inspireren om nog meer samen te werken om de veiligheidscultuur te verbeteren. Uit de dertien inschrijvingen heeft een selectiecommissie drie inzendingen gekozen tot finalist.

Het gaat uit van het cruciale belang dat regels, regelgeving en veiligheidsopleidingen met elkaar moeten worden geharmoniseerd. Belangrijk onderdeel is dat bedrijven hun ervaringen internationaal met elkaar delen. De derde finalist is een samenwerking van Vopak, Verwater en SAM Safety. Vopak Europoort heeft met dienstverlener Verwater voor het groot onderhoud aan twee opslagtanks gekozen voor het digitaal trainen van werknemers, met name op het gebied van veiligheidsregels.

Tijdens een diner op 11 april in Rotterdam Ahoy, na afloop van de beurs Safety&Health@Work, presenteren de finalisten zich aan het publiek. De winnaar wordt bepaald door een jury, Een van de drie finalisten is de RDM internetstemmen en de bezoekers Training Plant in Rotterdam, gebouwd door een grote coalitie van van het diner. De jury bestaat uit Ira Helsloot (hoogleraar Besturen van productiebedrijven, aannemers, onderwijs en overheden. In een reële Veiligheid), Gerard van Harten (voormalig CEO Dow Benelux), Henk Leegfysieke omgeving worden mensen getraind, met name op het gebied van water (Columnist Petrochem, voorveiligheid. Op de trainingsplant wor- malig hoogleraar en plantmanager DSM) en Cor Kloet (voormalig CEO den ook diverse innovaties op het SPIE). p gebied van veiligheid uitgebreid getest. De tweede finalist is HSELife, een Inschrijven netwerkdiner: internationaal platform op het gebied www.petrochem.nl/inschrijfpagina/ van HSE in de olie- en gasindustrie. veiligheidscoalitie

Meer actueel nieuws op www.vnci.nl en in de wekelijkse gratis Chemie nieuwsbrief (meld je aan via de site). maart 2018 Chemie Magazine 13


DE VNCI BESTAAT DIT JAAR 100 JAAR. CHEMIE MAGAZINE VIERT DIT MET EEN SERIE ARTIKELEN OVER CHEMISCHE INNOVATIES DIE DE AFGELOPEN 100 JAAR GROTE MAATSCHAPPELIJKE IMPACT HADDEN.

ANTICONCEPTIEPIL

KUNSTMEST

1938

SYNTHETISCHE VEZELS

PLASTIC

GEEN KREUKELS EN RIMPELS, BESTAND TEGEN WEER EN WIND, VALLEN ÉN KOGELS

SYNTHETISCHE VEZELS LEVEREN TOPPRESTATIES Sinds de introductie van de eerste synthetische vezel nylon, heeft de industrie bepaald niet stilgezeten. Tal van synthetische textielvezels zorgen inmiddels voor meer draagcomfort, betere looks, aantrekkelijkere prijs en topprestaties in de sport. En synthetische supervezels zijn zo ijzersterk dat ze alom veiligheid en bescherming bieden. Tekst: Marloes Hooimeijer

GENEESMIDDELEN

PENICILLINE

DESINFECTIE

VOEDINGSADDITIEVEN

BESTRIJDINGSMIDDELEN

VERF EN COATINGS (volgorde is willekeurig)

14 Chemie Magazine maart 2018

Z

onder synthetische vezels had de kledingwereld er totaal anders uitgezien”, zegt Anne Marie Commandeur, directeur van het Stijlinstituut Amsterdam (trendanalist in design, fashion en materialen). “Je kreeg de nylonkous, waar later het rekbare elastaan aan werd toegevoegd, waardoor de panty voortaan niet meer afzakte of rimpelde en zat als een tweede huid. Ook aan bovenkleding werd op een gegeven moment steeds meer stretch toegevoegd, wat het hele silhouet van de vrouw veranderde. Voor mannen was vooral het kreukvrije, synthetische overhemd van polyester beeldbepalend, waardoor ze er allemaal opeens zo crisp en gladgestreken uitzagen. Non-iron werd het toverwoord.” Toevoeging van synthetische vezels aan stoffen zorgde er bovendien voor dat de kleding langer meeging: “Het dragen en wassen had minder impact op het kledingstuk.” Daar-

naast bleek het makkelijker om kleding met (deels) synthetisch materiaal te produceren, waardoor de kleding goedkoper werd. “Dat maakt dat synthetische stoffen voor veel modeontwerpers nog steeds de connotatie ‘goedkoop’ hebben en dat ze hun ontwerpen liever maken van verfijnde stoffen met 100 procent natuurlijke vezels. Al is er een kentering gaande en vinden sommige ontwerpers de look van synthetische stoffen als polyester juist moderner. Het is bij synthetisch materiaal makkelijker allerlei bewerkingen toe te passen, zoals coatings, finishings, plisseren en speciale breisels.”

Sportkleding

In sportkleding is er volgens Commandeur door de komst van de synthetische vezels misschien wel het meest veranderd. “Hoe functioneel de gebreide wollen trui voor outdoorsport ook was, uit synthetische vezels viel gewoon nog veel meer te


IN 1940, EEN JAAR NA DE INTRODUCTIE, WERDEN ER WERELDWIJD AL 64 MILJOEN PAAR NYLONKOUSEN VERKOCHT

ANNA VAN DER BREGGEN:

‘MATERIËLE DOPING’ OLYMPISCHE SPELEN

FOTO: HOLL ANDSE HOOGTE

halen qua performance.” Zo weet ook topwielrenster Anna van der Breggen, olympisch kampioen in Rio: “Ik kan me er niets bij voorstellen dat wielrenners vroeger nog in wol rondreden, zoals je op die oude foto’s ziet.” Het merendeel van de wielerkleding bestaat inmiddels uit nylon, polyester en elastaan, soms in een meshstructuur (met gaatjes, voor warme omstandigheden) of juist met goretex tegen wind en regen. “Wij zijn er nu zo aan gewend dat je bij elk weertype kunt aantrekken wat je nodig hebt. In de Giro kan het 45 graden zijn en wil je zo luchtig mogelijke kleding waar de zon niet door komt. Als het echt koud en nat is, wil je het liefst dat het tenue wind- en waterdicht is, maar wel ademt.” e

FOTO: ANP

‘Ik kan me er niets bij voorstellen dat wielrenners vroeger nog in wol rondreden’

Ook rond de Olympische Winterspelen is allerlei aerodynamisch vernuft in kleding toegepast, in de media soms ook ‘materiële doping’ genoemd. In de schaatspakken van de sprinters van Team USA werd speciaal materiaal met bolletjes en kuiltjes verwerkt. Daardoor zou er geen vacuüm achter de sprinters ontstaan, waardoor ze normaal gesproken ‘teruggezogen’ worden. En er was consternatie over het skeletonpak van het Britse team. Het gebruik van ruw materiaal op sommige plaatsen op het pak, rond naden bij schouders en armen, zou volgens The Guardian de snelle luchtstroom juist dichter naar de atleet toe trekken in plaats van afremmen door wrijving. Dit maakte de Britten sneller. maart 2018 Chemie Magazine 15


ELASTAAN KAN TOT 6 KEER DE OORSPRONKELIJKE LENGTE WORDEN OPGEREKT

1938

FOTO: HOLL ANDSE HOOGTE

SYNTHETISCHE VEZELS

Wilco Kelderman valt tijdens Vuelta 2017. De schade valt mee dankzij de speciale broek met de supersterke Dyneema-vezel van DSM . ‘Dat spul scheurt niet, dan heb je geen schaafwonden.’

Als ‘vrouw van de praktijk’ kent Van der Breggen niet de exacte samenstellingen van haar kleding, maar ze voelt gauw genoeg of de kleding doet wat ze moet doen. “Als de stof heel hard is of de pasvorm niet goed, dan zit het niet lekker. En in het ene materiaal zweet je veel meer dan in het andere, dat geldt ook voor je handschoenen.” Ze is ervan overtuigd dat die ‘gebruiksgemaksdingen’ bijdragen aan haar prestaties: “Wij krijgen van onze sponsor kleding voor het hele seizoen. Als je iedere training gefrustreerd bent omdat er iets niet lekker zit, je het koud hebt of juist je warmte niet kwijt kunt, dan word je daar gewoon gek van. Het belemmert je trainingen.” Begin maart behaalde ze goud tijdens haar eerste wegwedstrijd van het seizoen, de Italiaanse Strade Bianche, dit jaar gekenmerkt door erg koud en 16 Chemie Magazine maart 2018

slecht weer.

Aerodynamica

Alleen haar tijdritpak hoeft niet lekker te zitten, zegt Van der Breggen. “Zo’n pak zit zo strak dat iemand je moet helpen bij het dichtdoen. De tijdritten zijn meestal maximaal een uur, daarna doe je de rits snel weer open en het pak uit. Het enige wat telt is dat het pak zo snel mogelijk is. Ik heb daarvoor laatst nog een windtunneltest gedaan. Een goed pak scheelt zo een aantal seconden. Het moet niet te groot zijn of rimpelen, maar strak zitten, goed aansluitend en passend bij mijn lichaam. Tegelijk moet het me niet belemmeren in de goede houding te liggen, zoals door een te nauwsluitend boordje of te strakke pijpjes. Maar uiteindelijk blijft een snelle tijd rijden natuurlijk een combinatie van materialen,

positie en vooral hard trappen.” Van der Breggen won zilver op het WK tijdrijden afgelopen september. Volgens Tom Davids, verantwoordelijk voor R&D bij Team Sunweb (met onder meer Giro-winnaar Tom Dumoulin), valt er met meer aerodynamica in tijdritpakken nog winst te behalen. De gedachte daarachter is dat compositie en structuur van stoffen de luchtweerstand beïnvloeden. “Bij wielrennen – en met name in de tijdrit – draait het om seconden, zelfs wanneer een sneller pak maar een kleine tijdwinst kan opleveren kan het een groot verschil maken”, zei Tom Dumoulin in aanloop naar de Tour de France 2016. Dumoulin (destijds nog Team Alpecin-Giant) wist daar met zijn nieuwe tijdritpak de individuele tijdrit overtuigend te winnen. “Op een rit van 40 kilometer konden we al tussen de 5


DE DYNEEMA-VEZEL (DSM) IS 15 KEER STERKER DAN STAAL

Nadelen

Synthetische vezels vinden hun oorsprong in aardolie, een eindige fossiele grondstof. Voor de productie van (grondstoffen voor) vezels is veel energie nodig. Blended textielmateriaal, zoals gemengd katoen met elastaan of polyester, is lastig te recyclen door verschil in vezelstructuur.

CHEMIE VAN SYNTHETISCHE VEZELS en 10 seconden tijdwinst boeken”, aldus Davids. “Op het ene deel moet zo’n pak heel glad zijn en op het ander juist ruwer. Samen met de TU Delft en DSM kijken we naar coatings en structuren die we daarvoor verder nog toe kunnen passen in de stof. Niet óp de stof, want dat is verboden door de wielerunie UCI.”

Zon- en valbescherming

DSM is innovation partner van Team Sunweb. Ze zoeken bijvoorbeeld naar een koele stof mét zonbescherming. “De mesh-stof (met gaatjes) die nu gebruikt wordt, heeft als nadeel dat de renners heel snel verbranden.” Een innovatie die al door alle Sunweb-renners wordt gedragen, is de Dyneema-broek. Daarin is aan de zijkanten de supersterke Dyneema-vezel van DSM

verwerkt, om schaafwonden te voorkomen als renners vallen. Dumoulin won de Giro in die broek. Davids: “We gaan het ook in het shirt verwerken. De renners willen niet meer anders, het geeft extra veiligheid.” Of, zoals Sunweb-teamlid Wilco Kelderman het zei na zijn val in de Vuelta 2017: “De schade valt mee. Dat spul in Dyneema-kleding scheurt niet, dan heb je geen schaafwonden. Dat is eigenlijk wel perfect.” In hoeverre Dyneema echt winst oplevert, zoals de aerodynamica in het tijdritpak, is moeilijk te zeggen. Davids: “Maar in ieder geval doen we er alles aan dat het lichaam tijdens een tour geen energie hoeft te verspillen aan het herstellen van schaafwonden en aan een verstoorde nachtrust door de pijn.”

Het palet van (grondstoffen voor) synthetische vezels kent een grote variëteit (zie Wist u dat?). De vezels worden verkregen in de vorm van filamentgarens. Het spinnen hiervan kan op drie manieren, met of zonder chemicaliën:

• Natspinnen (bijv. aramiden en sommige

acrylvezels): het polymeer wordt voor het spinnen opgelost, in zwavelzuur bijvoorbeeld. Na het spinnen wordt het oplosmiddel in een spinbad door een chemische reactie gebonden en verwijderd.

• Droogspinnen (sommige acrylvezels):

vergelijkbaar met natspinnen, alleen wordt het oplosmiddel niet chemisch verwijderd maar verdampt.

• Smeltspinnen (bijv. nylon en polyester):

korrels grondstof worden gesmolten en door een spinplaat geperst. Zonder chemicaliën.

(BRON: WIKIPEDIA)

FOTO: HOLL ANDSE HOOGTE

EEN VOORBEELD: PRODUCTIEPROCES TWARON-FILAMENTGARENS

Team Sunweb, met Tom Dumoulin, kijkt samen met TU Delft en innovation partner DSM naar coatings en structuren in de stof van het pak om de tijdwinst verder te vergroten.

De productie van Twaron begint met vervaardiging van het polymeer polyparaphenyleen tereftaalamide (PPTA) uit de monomeren p-fenyleendiamine (PPD) en tereftaloyldichloride (TDC), met N-methylpyrrolidon (NMP) en calciumchloride (CaCl2) als oplosmiddelen. De Twaron-filamentgarens worden vervolgens gemaakt door ‘dry-jet wetspinning’ van de vloeibaar kristallijne oplossing van PPTA-polymeer in geconcentreerd zwavelzuur (H2SO4). Na extrusie door de spinopeningen, worden de vloeibare filamenten door een luchtspleet geleid en komen ze in een coagulatiebad terecht. Hier worden ze gewassen, geneutraliseerd, gedroogd en op spoelen gerold. e maart 2018 Chemie Magazine 17


MEER DAN DAN 10 MILJOEN MENSEN HEBBEN DYNEEMA IN HUN LIJF, IN DE VORM VAN ORTHOPEDISCH HECHTDRAAD

WIST U DAT?

1938

SYNTHETISCHE VEZELS

Synthetische vezels vinden hun oorsprong in de polymeerchemie. In de jaren dertig presenteerde DuPont de eerste synthetische vezel, de polyamide nylon, ontdekt door dr. Wallace Hume Carathors. Op de wereldtentoonstelling van 1939 in New York showde DuPont het eerste nylon product: dameskousen, als vervanging van zijde. In de Tweede Wereldoorlog kwam nylon goed van pas om parachutes en militaire veiligheidsvesten van te maken. Inmiddels zijn er meerdere polyamiden op de markt, nylon is daarvoor als het ware de groepsnaam geworden. Nylon is zeer sterk en slijtvast en wordt tegenwoordig onder meer toegepast in kleding, tapijt en ook airbags. De bekendste variant is nylon-6,6 (de variant van Carathors), gemaakt uit het diamine 1,6-hexaandiamine en het dicarbonzuur adipinezuur. Nylon 6 heeft caprolactam als grondstof, zoals geproduceerd door Fibrant in Geleen, voorheen DSM Caprolactam.

Voor mannen was vooral het kreukvrije, synthetische overhemd van polyester beeldbepalend, waardoor ze er allemaal opeens crisp en gladgestreken uitzagen.

Polyester kwam in 1941 voor het eerst op de markt, onder de merknaam Terylene. Het is de meest voorkomende synthetische vezel in kleding, veel gebruikt vanwege het mooie uiterlijk en de vormvastheid (nauwelijks strijken). Polystervezels kennen ook andere toepassingen, zoals veiligheidsgordels. Polyestervezels worden door middel van smeltspinnen gefabriceerd uit de kunststof polyethyleentereftalaat (PET), dat purified terephthalic acid (PTA) als grondstof heeft. Fabrikanten proberen de polyestereigenschappen steeds verder te verbeteren. Eastman bijvoorbeeld bracht in 2016 de Avra-lijn op de markt, dat extra goed droog en koel blijft.

De eerste synthetische vezel, de polyamide nylon, werd in de jaren dertig ontdekt door dr. Wallace Hume Carathors.

18 Chemie Magazine maart 2018

FOTO: ANP

FOTO: ANP

Op de wereldtentoonstelling van 1939 in New York showde DuPont het eerste nylon product: dameskousen, als vervanging van zijde.


FOTO: SHUT TERSTOCK

Polyurethaan (PU) is de basis voor elastaan, ook wel bekend onder de handelsnaam Lycra, in de jaren zestig door DuPont op de markt gebracht en nu een merk van Invista (Koch Industries). Elastaan staat bekend om zijn elastische rek en ondersteuning en wordt daarom, gemengd met polyamide of polyester, veel toegepast in badpakken en sportkleding.

FOTO: HOLL ANDSE HOOGTE

WERELDWIJD DRAGEN 3 MILJOEN BRANDWEERMANNEN BESCHERMENDE KLEDING MET NOMEX (DUPONT)

Supervezels maken kogel- en scherfwerende vesten mogelijk.

Aramiden zijn supersterke synthetische vezels en

worden daarom ook wel supervezels genoemd, zoals de para-aramiden Kevlar en Twaron. Twaron en Kevlar zijn opgebouwd uit een polymeer (polyparaphenyleen tereftaalamide, PPTA) uit de twee monomeren p-fenyleendiamine en tereftaloyldichloride. Vanwege hun sterkte zijn ze zeer geschikt voor veiligheids- en beschermingstoepassingen, zoals kogelvrije vesten. Hetzelfde geldt voor de supervezel Dyneema van DSM, gebaseerd op ultrahoogmoleculair polyetheen (UHMW-PE).

Acryl wordt verkregen uit polymerisatie van acrylonitril en is het synthetisch alternatief voor wol in kleding en goed bestand tegen slijtage. Op Chemelot produceert VNCI-lid AnQore acrylonitril, onder meer voor de productie van acrylvezels, die worden toegepast in bijvoorbeeld zonneschermen en soft tops van cabrio’s.

FOTO: SHUT TERSTOCK

Elastaan staat bekend om zijn elastische rek en ondersteuning en wordt daarom, gemengd met polyamide of polyester, veel toegepast in badpakken en sportkleding.

e maart 2018 Chemie Magazine 19


HET EERSTE KWARTAAL 2018 TELDE DE SYNTHETISCHE-VEZELINDUSTRIE IN NEDERLAND 35 BEDRIJVEN (CBS)

VNCI-LEDEN ZIJN IJZERSTERK IN SUPERVEZELS

en heeft een lange levensduur). “Twaron maakt autobanden vormvaster, veiliger, lichter en zorgt voor een lagere rolweerstand en daardoor minder CO2-uitstoot. Vliegtuigcontainers van Twaron zijn veel lichter en steviger dan van aluminium; dit scheelt brandstof en onderhoudskosten. Voor toepassing in kogel- en scherfwerende vesten kijken we niet alleen naar de antiballistische werking maar ook naar het draagcomfort, bijvoorbeeld ach-

ter het stuur. Je wilt niet dat het vest in de achterbak ligt als het gevaar zich aandient.” De para-aramide Technora (sinds 1987 in Japan geproduceerd) is ‘complementair’ aan Twaron en wordt veel gebruikt ter versterking van leidingen in de olie- en gasindustrie omdat die nóg beter bestand is tegen agressieve stoffen. De meta-aramide Teijinconex (productie in Japan en Thailand) is vlam- en brandwerend en wordt toegepast in beschermende kleren. Samen met zijn partners heeft Teijin Aramid onlangs nog een innovatief lichaamkoelingsvest met Tejinconex voor brandweermensen op de markt gebracht. Sulfron (productie in Nederland) is een gemodificeerde Twaron-aramide die kan worden toegevoegd aan rubber, bijvoorbeeld om de rolweerstand van banden te verlagen. Relatief nieuw in het assortiment is Endumax (sinds 2009 geproduceerd in Nederland). Het is geen aramide maar – net als Dyneema – gebaseerd op een ultrahoogmoleculair polyetheen (UHMW-PE). Alleen is het geen garen maar een film. Roos: “Je kunt het bijvoorbeeld als insert in een kogelwerend vest schuiven voor extra bescherming tegen zwaardere kalibers.”

In de twintigste eeuw bracht DuPont diverse textielvezels op de markt, zoals elastaan (Lycra), nylon en polyester. In 2004 verkocht het ‘de textielbusiness’ onder de naam Invista aan Koch Industries, aldus communicatiemanager Willem Buitelaar. Zelf legde DuPont zich vooral toe op ‘supervezels’ voor speciale toepassingen. Zo wordt het nylon 6.6-product Zytel als high performance material toegepast in bijvoorbeeld automotoren en consumen-

tenelektronica. Andere voorbeelden van DuPont’s bijzondere vezels zijn Kevlar, Nomex en Tyvek. DuPont-wetenschapper Stephanie Kwolek ontdekte in 1965 het eerste vloeibare kristalpolymeer dat de basis vormde voor de supersterke para-aramidevezel Kevlar. Kevlar vindt onder meer toepassing in kogel- en scherfwerende vesten, snijvaste handschoenen en in kabels om boorplatforms te verankeren aan de zeebodem. De meta-

1938

SYNTHETISCHE VEZELS

De gevel van het Stedelijk Museum in Amsterdam is opgebouwd uit 271 gevelplaten waarin Twaron- en Tenax-vezels van Teijin Aramid zijn verwerkt. Voor een naadloos effect moest de thermische uitzetting van het materiaal minimaal zijn.

Teijin Aramid vermarkt wereldwijd vier aramidemerken: Twaron, Technora, Teijinconex, en Sulfron. De para-aramide Twaron vertegenwoordigt de grootste productafzet en wordt sinds 1986 (toen nog onder de vlag van AkzoNobel) in Nederland geproduceerd. De kracht van de supersterke Twaronvezel zit volgens R&D-directeur Jan Roos vooral in de brede inzetbaarheid en bijdrage aan sustainability (Twaron is licht, daarmee energiebesparend,

Tyvek-vezels van DuPont zitten in beschermende kleding voor mensen die met gevaarlijke stoffen als asbest, lood, verf of biologische verontreinigingen werken.

20 Chemie Magazine maart 2018


TWARON (TEIJIN ARAMID) EN KEVLAR (DUPONT) ZIJN 5 KEER STERKER DAN STAAL

aramide Nomex is wat minder stevig dan Kevlar maar wel erg vlamvertragend en hittebestendig. Buitelaar: “Afgelopen jaar vierden we het 50-jarig bestaan van Nomex, eveneens (mede) door Kwolek ontdekt. Brandweermannen, gevechtspiloten en autocoureurs dragen het, en het wordt gebruikt in isolatie van elektrische installaties en in vliegtuiginterieurs.” Ook Tyvek kwam in de jaren zestig op de markt. Tyvek-vezels zitten in

TOEKOMST

FOTO: HOLL ANDSE HOOGTE

Sinds 1990 produceert DSM uit polyetheen de supersterke lichtgewichtvezel Dyneema, onder meer in Heerlen. DSM-woordvoerder André van der Elsen: “De vezel wordt wereldwijd gebruikt in een keur aan toepassingen, van kogelwerende vesten tot orthopedisch hechtdraad dat lange tijd in het lichaam moet blijven zitten, tot wielrenbroeken die beschermen tegen schaafwonden als renners vallen.” Ook in het project The Ocean Cleanup van entrepreneur Boyan Slat speelt Dyneema een rol. De onderdelen van het drijvende barrièresysteem dat plastic uit de oceaan moet vissen, worden bij elkaar gehouden met touwen gemaakt van Dyneema. “Er komen enorme krachten op te staan die dankzij de touwen kunnen worden opgevangen”, aldus Van der Elsen. Daarnaast maakt DSM met Dyneema versterkt, en daardoor extreem veilig composiet (Carbon met Dyneema). “We hebben er al een wielrenfiets van gemaakt die niet breekt. Het wordt gebruikt in de bumpers van Formule 1-auto’s, zodat die na een botsing niet in stukken uit elkaar vliegen. En in hockeysticks van Brabo, zoals gebruikt door tophockeyster Margot van Geffen, zorgt het voor minder trilling, grotere slagkracht en dat de stick niet breekt.”

Tophockeyster Margot van Geffen gebruikt een stick van een met Dyneema versterkt composiet. ‘Zorgt voor minder trilling, grotere slagkracht en dat de stick niet breekt.’

beschermende kleding voor mensen die met gevaarlijke stoffen als asbest, lood, verf of biologische verontreinigingen werken. Tyvek bestaat uit vezels van hogedichtheid-polyetheen (HDPE) en lijkt op papier, zoals te zien bij de wegwerpoveralls. “Een doorontwikkeling van Tyvek heeft een belangrijke rol gespeeld bij de bescherming van medisch personeel tijdens de ebolacrisis.”

In de toekomst wil DSM de ‘groene kracht’ van Dyneema verder ontwikkelen door ‘in partnerships met bedrijven’ nieuwe duurzame toepassingen te bedenken. Omdat Dyneema zo licht en sterk tegelijk is, kan toepassing ervan milieuwinst opleveren. Netten van Dyneema om vracht in vliegtuigen op hun plaats te houden, zijn bijvoorbeeld half zo zwaar als polyester netten. De winst per net per jaar: 2,5 ton minder CO2-uitstoot en 800 liter brandstofbesparing. DuPont blijft continu werken aan de doorontwikkeling van zijn vezels. Buitelaar: “Denk bijvoorbeeld aan de uitbreiding van de Tyvek beschermende kleding met hoge zichtbaarheid (Tyvek 500 HV), zoals onder meer toegepast voor baanwerkers bij de Franse Spoorwegen SNCF. Hun kleding biedt dubbele bescherming: tegen vuil en stof en het maakt ze goed zichtbaar tijdens hun gevaarlijke werk langs en aan het spoor.” Roos van Teijin Aramid. “Onze focus ligt op meer duurzame toepassingen van onze producten en het kwantificeren daarvan: wat levert het de klant op qua levensduur van het product, energiebesparing, CO2uitstootreductie en geld? Dat hebben we al uitgewerkt voor het vervangen van staal door Twaron in autobanden, in rubberen transportbanden en willen we binnenkort onder meer ook voor Twaron in vliegtuigcontainers gaan doen. Recycling is ook belangrijk. We vragen al gebruikt aramidemateriaal retour van onze klanten om te recyclen tot Twaron-pulp.” maart 2018 Chemie Magazine 21


1928 1938 1918 1928

1948 1958 1938 1948

1958 1968

DE GESCHIEDENIS VAN DE VNCI

OP NON-ACTIEF In tien afleveringen gaat Chemie Magazine door de historie van de VNCI, vanaf de oprichting in 1918 tot de viering van het 100-jarig bestaan dit jaar. Aflevering 3: de jaren 1938-1948. Tekst: Igor Znidarsic

Het pand Javastraat 2 is nu een rijksmonument.

1940-1945

Kort na het begin van de oorlog in 1940 riep de bezetter de Woltersom-organisatie in het leven, een verplichte instelling met bedrijfsgroepen en ondergroepen. De vrije brancheverenigingen, waaronder de VNCI, werden op non-actief gesteld. Bedrijfsgroep Chemische Industrie (BCI) werd in 1942 opgericht. Ook werden vakgroepen van overeenkomstige bedrijven opgericht: van superfosfaat en zwavelzuur; kaarsen, glycerine en vetzuren; zeep-, was- en reinigingsmiddelen; et etera. Het personeel van de VNCI trad in dienst van de BCI, ook werd de staf uitgebreid tot zo’n honderd personen. Belangrijkste taak was de verdeling, of beter: toewijzing, van grondstoffen. Vooral tijdens de twee laatste oorlogsjaren, toen de aanvoer van de noodzakelijke grondstoffen steeds verder stokte, had de chemische industrie het niet makkelijk. Omdat na een bombardement het kantoor aan de Laan Copes van Cattenburch moest worden ontruimd, verhuisde de BCI in de oorlog naar het pand aan de Javastraat 2. 22 Chemie Magazine maart 2018


1978 1988

1998 2008 1988 1998

2018 2030? 2008 2018

NA 1945

Na 1945 kon de draad niet gewoon weer worden opgepakt. Kort na de Duitse capitulatie was naast de distributie van grondstoffen en prijsbeheersing, het terughalen van geroofde installaties een belangrijke taak van de vereniging. De Duitsers hadden complete installaties, van onder andere Shell, Unilever en Algemene Kunstzijde Unie, weggesleept. Andere waren vernield of door de gedwongen stilstand onbruikbaar geworden. Dankzij de Marshallhulp uit de VS konden installaties en gebouwen vernieuwd en gemoderniseerd worden en nam de productiecapaciteit weer snel toe. Bovendien was een belangrijke concurrent, Duitsland, tijdelijk weggevallen. In 1948 lag de productie alweer boven het niveau van 1938. Pas in 1954 kon de VNCI, na de liquidatie van de BCI, weer als vrije ondernemersorganisatie gaan functioneren. Sinds het wegvallen van de Woltersom-organisatie kampte de vereniging wel met een teruglopend ledental. Dat kwam door de vele vakgroepen in onderverenigingen, waardoor de leden het belang van een overkoepeling niet inzagen.

Zending graan in het kader van de Marshallhulp wordt uitgeladen in Rotterdam. In 1947 exposeerden 765 chemiebedrijven hun producten op de Utrechtse jaarbeurs.

1947-1948

Na de sobere oorlogsjaren vol tweederangsproducten was er bij het publiek een niet te stuiten verlangen naar al het nieuwe dat op de markt verscheen. Waar op de Utrechtse jaarbeurzen in 1938 256 chemiebedrijven hun producten hadden geĂŤxposeerd, waren het er in 1947 al 765. Dat de chemische industrie er zo nadrukkelijk aanwezig was, kwam door een structurele verschuiving in de economie waarbij dierlijke en plantaardige grondstoffen werden vervangen door producten als kunstboter, kunstzijde en kunstmest. Ook brachten chemiebedrijven veel geheel nieuwe producten op de markt, zoals vitaminepreparaten, geneesmiddelen, plastics, kunstharsen en ontvettings- en reinigingsmiddelen. Waar de Nederlandse chemische industrie tussen 1890 en 1930 gekenmerkt werd door introductie van al eerder ontwikkelde producten (superfosfaat, ammoniak, zwavelzuur, organische kleurstoffen), nieuwe productieprocessen, overname van buitenlandse technologie en schaalvergroting, waren het deze nieuwe producten die de groei van de naoorlogse chemische industrie grotendeels zouden bepalen. maart 2018 Chemie Magazine 23


Wetenswaardig

24 Chemie Magazine maart 2018


INDUSTRIESCHILDER VEREEUWIGT CHEMIE

IN 1925 Chemische fabriek Vondelingenplaat, zo luidt de titel van deze pastel uit circa 1925 van Herman Heijenbrock (18711948). Hij legde in de eerste decennia van de vorige eeuw in mijnen, hoogovens en fabrieken de ontwikkeling van de Europese zware industrie vast. Veelal in pastels met een zwarte ondergrond, omdat water- en olieverf op die locaties moeilijk waren te hanteren. Zijn honderden olieverfschilderijen en pastels maakte de ‘schilder van licht en arbeid’ om zijn bewondering voor de werkkracht van de mens, geholpen door machines, te documenteren. Hij was ook oprichter van het Museum van de Arbeid in Amsterdam, de voorloper van het huidige wetenschapscentrum NEMO. Chemische fabriek Vondelingenplaat toont volgens www.collectienederland.nl, waar meer werk van Heijenbrock te zien is, een ‘fabrieksinterieur waarin de fabricage van bijtende soda plaatsvindt in tanks en reactorvaten’. Hoogstwaarschijnlijk gaat het om de Fabriek van Chemische Producten, die sinds 1911 op de Rotterdamse Vondelingenplaat was gevestigd en aanvankelijk onder meer amylalcohol, ether, amylacetaat en azijnzuur produceerde, en later ook mierenzuur, natriumhydroxide, oxaalzuur en anilinekleurstoffen. Vanaf 1963 werden er na de fusie met het Amerikaanse Pennsalt alkylmercaptanen geproduceerd, vanaf 1978 onder de naam Pennwalt Holland. In 1990 werd Pennwalt overgenomen door het Franse Elf Aquitaine, oftewel Total. Cerexagri en Arkema Rotterdam maakten vanuit dit concern tot 2007 deel uit van de Arkema-groep. Beide VNCI-leden zijn anno 2018 nog steeds gevestigd op de Vondelingenplaat. Een deel van het werk van Herman Heijenbrock is te zien in het Gemeentemuseum in Helmond.

maart 2018 Chemie Magazine 25


COLETTE ALMA OVER DE ROUTEKAART CHEMISTRY FOR CLIMATE

SPOTLIGHT OP DE EMBEDDED EMISSIES De Routekaart ‘Chemistry for Climate - Acting on the need for speed’ laat zien hoe de Nederlandse chemische industrie in 2050 een emissiereductie van broeikasgassen van 90 procent kan bereiken. Het rapport vraagt daarbij nadrukkelijk ook aandacht voor de zogeheten embedded emissies. VNCIdirecteur Colette Alma legt uit waarom. Tekst: Igor Znidarsic

Colette Alma tijdens de presentatie van de Routekaart.

26 Chemie Magazine maart 2018


Energie & Klimaat

D

e ‘Roadmap for the Dutch Chemical Industry towards 2050’, in opdracht van de VNCI opgesteld door Ecofys en Berenschot, laat zien hoe de Nederlandse chemische industrie in 2050 90 procent minder broeikasgassen kan uitstoten, in lijn met de afspraken in het Parijse Klimaatakkoord. In het rapport worden twee paden geschetst. Het eerste pad concentreert zich alleen op het huidige overheidsbeleid, dat zich richt op 49 procent minder ‘schoorsteenemissies’ (proces- en energie-emissies) in 2030, en beschrijft hoe dat tegen zo laag mogelijke kosten te realiseren is. Het tweede pad, waar de VNCI de voorkeur voor uitspreekt, houdt naast de energie- en proces-emissies ook rekening met in producten ‘embedded koolstof’, een aandachtspunt in het klimaatprobleem waarmee alleen de chemische industrie te maken heeft. “Je kunt twee bronnen voor de toename van broeikasgassen onderscheiden”, legt VNCI-directeur Colette Alma uit. “Ten eerste het op fossiele resources gebaseerde energiegebruik en ten tweede het gebruik van fossiele koolstof in de producten die de industrie maakt, de zogenaamde embedded koolstof. Wanneer producten aan het einde van hun levenscyclus zijn, wordt die embedded koolstof (als het product niet wordt gerecycled) verbrand of biologisch afgebroken. Daarbij komt die koolstof weer vrij in de vorm van CO2.” Waarom legt de ‘Roadmap for the Dutch Chemical Industry towards 2050’ hier zo de nadruk op? Alma: “In 1990 was de hoeveelheid energie- en proces-gerelateerde CO2-uitstoot ongeveer gelijk aan de

emissies gerelateerd aan de embedded koolstof. In 2012 was ‘embedded’ al meer dan twee keer zo groot als ‘schoorsteen’. Dat komt doordat de chemische industrie tussen 1990 en 2012 veel heeft geïnvesteerd in energie-efficiëntie en doordat de industrie is gegroeid: hoe meer producten, hoe meer embedded CO2. Aangezien de industrie nog verder wil groeien, wordt het aandeel ‘embedded’ in verhouding nog groter. Als je dus geen oplossing vindt voor de embedded emissies, blijf je als chemische industrie, hoe energie-efficiënt je ook produceert, een behoorlijke bron van CO2. En we blijven producten maken die op koolstof gebaseerd zijn, dat kan nu eenmaal niet anders. De opgave is om dat te doen zonder extra koolstof uit de bodem boven de grond te brengen, want dat brengt extra CO2 in het milieu en levert daarmee een belangrijke bijdrage aan de klimaat- opwarming.” Hoe bereik je de reductie van de embedded emissies? “Het rapport beschrijft uitgebreid de verschillende routes en kijkt naar de mogelijke combinaties. Je kunt biobased grondstof gebruiken, dan haal je de koolstof niet uit de grond uit de fossiele voorraden maar uit planten, die het uit de lucht hebben gehaald. Je kunt producten recyclen, waarmee je de koolstof in het systeem laat en geen nieuwe toevoegt. Bij CCS – carbon capture and storage – haal je wel koolstof uit de grond, maar je stopt die daarna ook weer terug. En met elektrificatie gebruik je CO2 als grondstof en maakt er met waterstof uit elektrolyse allerlei nuttige stoffen mee. Al deze oplossingen brengen geen extra koolstof in het systeem.”

‘Zonder ook de embedded emissies aan te pakken, gaan we de klimaatdoelen voor 2050 niet halen’

Veel producten die de Nederlandse chemische industrie maakt worden geëxporteerd. De embedded emissies vinden dan niet hier plaats. “Klimaatverandering is een wereldwijd probleem. We kunnen natuurlijk alleen op onze nationale doelen focussen, maar daarmee los je het klimaatprobleem niet op. Met deze Routekaart hebben we gekeken naar alle mogelijkheden die de Nederlandse chemische industrie heeft om zelf in te grijpen om CO2emissies te reduceren, ongeacht waar die emissie plaatsvindt. De conclusie is dat we zonder ook de embedded emissies aan te pakken de klimaatdoelen voor 2050 niet gaan halen.” Nu nog de overheid hiervan overtuigen. “Het politieke systeem, ook op Europees niveau, is helaas zo ingericht dat alleen gekeken wordt naar de schoorsteenemissies en niet naar de embedded emissies. Dat inzicht ontbreekt nog.” Toch is nauwe samenwerking met de overheid cruciaal voor het halen van de ambitie. “De Routekaart onderstreept het belang van interactie tussen de verschillende partijen, waaronder de overheid. Zonder gaat het niet lukmaart 2018 Chemie Magazine 27


level playing field zou zijn, zouden bedrijven overal zo’n zelfde eigenbelang hebben. Maar als Nederland de ambitie heeft om vooruit te lopen, hebben bedrijven een alternatief: ze kunnen elders – tegen lagere kosten – geproduceerde producten importeren.”

‘Deze Routekaart onderstreept het belang van interactie tussen de verschillende partijen’ ken. De overheid zou om te beginnen waardering moeten krijgen voor de in de Routekaart genoemde routes om CO2-emissies te reduceren. In de doelstellingen zou de CO2 die gerelateerd is aan grondstoffen en producten moeten meetellen, tenminste op nationaal niveau. Dat gaat ooit sowieso gebeuren. In Nederland is op dit moment 18 procent van de CO2-impact grondstof-gebaseerd. Stel dat je de overige 82 procent – de schoorsteenemissies – in 2050 hebt gereduceerd. In de huidige visie van de overheid zijn we dan klaar. Maar dan ziet de overheid opeens die 18 overgebleven procent, en zegt: jullie zijn nog niet klaar. Ik ben ervan overtuigd dat ergens in het traject tussen nu en 2050 de spotlight op de embedded emissies zal worden gericht. Daar ontkom je niet aan. Om die aan te pakken zijn innovatieve, cross-sectorale technologieën nodig, die een lang ontwikkelingstraject nodig hebben. We moeten daar nu al volop in investeren als we ze op weg naar 2050 op tijd rendabel willen inzetten. Anders gaat het niet lukken. En we moeten 28 Chemie Magazine maart 2018

de transitie in één keer goed doen, en niet in twee fases waarin we investeringen doen in processen die we in de tweede fase weer moeten afbreken.” Waarom doet de chemische industrie het niet gewoon zelf? “Zulke omvangrijke ontwikkelingstrajecten kunnen niet zonder samenwerking. Het is gebruikelijk dat je voor innovatie samenwerkingsverbanden aangaat, omdat zowel de maatschappij als bedrijven er een belang bij hebben. Niet alle benefits van zo’n innovatie-inspanning komen terecht bij de bedrijven die investeren, andere bedrijven en de samenleving als geheel krijgen er ook iets voor terug. Daarom is het gerechtvaardigd dat de overheid mee-investeert. Anders vraag je dingen van bedrijven waar zij maar deels belang bij hebben.” De transitie ingaan is ook eigenbelang. Het zorgt dat bedrijven hun license to operate behouden. “Dat klopt. Als er een wereldwijd

Bent u niet bang dat de hoge ambitie van deze Routekaart bedrijven afschrikt, met name de buitenlandse bedrijven? “Nederland heeft er belang bij dat dat niet gebeurt, want we willen de werkgelegenheid en de kennisontwikkeling en de innovatie hier houden. En zolang er geen wereldwijd level playing field is, hebben we hulp van de overheid nodig om de bedrijven hier concurrerend te houden. De overheid wil zelf ook de transitie bewerkstelligen, in het besef dat die niet alleen een klimaatdoel maar ook een economisch doel dient. En wat die buitenlandse bedrijven betreft: de meeste zitten hier al heel lang en hebben zich verbonden aan Nederland. Ik ga ervan uit dat ze hier blijven produceren en samen met Nederland deze transitie ingaan. We hopen in het Klimaatakkoord met de verschillende partijen tot een traject te komen waarbij het zowel voor de overheid als voor de bedrijven haalbaar en justificeerbaar is. Zodat bedrijven het belang in hun hoofdkantoor kunnen uitleggen en de overheid het belang aan de burgers kan uitleggen.” Tot slot: wat kunnen bedrijven met deze Routekaart? “De Routekaart zal bedrijven helpen bij het maken van keuzes. Elk chemiecluster zal een andere keuze maken uit de verschillende routes die erin staan beschreven. Zelfs bedrijven die ogenschijnlijk hetzelfde zijn, zullen verschillende keuzes maken, afhankelijk van de locatie en de samenwerkingsmogelijkheden. Iedereen zal moeten kijken wat voor de specifieke situatie de beste optie is.” p


Verhuur heet- en warmwaterketels

Eco Ketelservice Verhuur bv

www.eco-steamandheating.com +31 (0)13 583 94 40 | info@eco-steamandheating.com

Een stap in jouw carrière maken? Ga dan voor de opleiding Hogere Veiligheidskunde en/of Arbeidshygiëne Kies je voor PHOV, dan kies je voor kwaliteit! • docenten uit de praktijk en autoriteiten op hun vakgebied • praktijkgericht met opdrachten binnen het eigen bedrijf • PHOV al meer dan 25 jaar toonaangevend in veiligheidskunde

18 april 2018 (dagopleiding): Hogere Veiligheidskunde, Arbeidshygiëne, Combi HVK, AH en/of A&O

Met PHOV kom je echt verder in je loopbaan!

Al afgestudeerd HVK’er of AH’er? Volg dan: 10 september 2018 (avondopleiding): Specialisatie HVK voor Arbeidshygiënisten 17 september 2018 (avondopleiding): Specialisatie Arbeidshygiëne voor HVK’ ers

Meer informatie: www.phov.nl Voor persoonlijk studieadvies: 030 231 82 12, info@phov.nl

PHOV_180201_ChemieMag_HVK_AH_190x130_HR.indd 1

27-02-18 12:30


VNCI GEEFT IMPULS AAN PUBLIEK-PRIVATE SAMENWERKING ONGEVALLEN GEVAARLIJKE STOFFEN

MELDKAMER VGS-ALERT ONDERGEBRACHT BIJ SITECH SERVICES De chemische industrie heeft een samenwerkingsprogramma om publieke hulpverleners te ondersteunen bij ongevallen met het vervoer van gevaarlijke stoffen. Dit programma is sinds 1 maart 2018 beter herkenbaar als privaat systeem. Het ICEsysteem heet nu VGS-Alert en de meldkamer is ondergebracht bij VNCI-lid Sitech Services op Chemelot. Tekst: Adriaan van Hooijdonk

D

e chemische industrie vindt publiek-private samenwerking bij ongevallen met het vervoer van gevaarlijke stoffen erg belangrijk. Niet alleen om ongevallen snel en adequaat te bestrijden, maar ook om escalatie te voorkomen. Daarom heeft de Europese chemiekoepel Cefic begin jaren negentig een samenwerkingsprogramma

‘BOOR COLLECTIEVE DESKUNDIGHEID BEDRIJFSLEVEN AAN’ “De producten van de chemische industrie zijn niet meer uit de moderne samenleving weg te denken”, zegt Henk Bril, transportspecialist bij SABIC in Geleen en voorzitter van de werkgroep logistieke veiligheid van de VNCI. “Voor een aantal producten gebruikt de sector gevaarlijke basisgrondstoffen. De branche doet haar uiterste best om de risico’s van het transport zo goed mogelijk te beheersen, maar ongevallen kunnen (en zullen) nu eenmaal gebeuren.” Daarom moeten chemiebedrijven volgens hem goed geoutilleerd zijn om hun verantwoordelijkheid te nemen: “De maatschappij ver30 Chemie Magazine maart 2018

wacht dat de sector adequaat handelt als er transportongevallen plaatsvinden.” Bril ziet VGS-Alert als een goed voorbeeld van hoe de chemische industrie invulling geeft aan ketenverantwoordelijkheid. Hij roept publieke hulpverleners op om er vooral gebruik van te maken en beleidsmakers om het te promoten. “Door de collectieve deskundigheid van de branche aan te boren, krijgen ze ondersteuning van specialisten die veel ervaring met gevaarlijke stoffen hebben. De inzet is in principe mogelijk vanuit alle chemische clusters in Nederland.”

opgezet om publieke hulpverleners te ondersteunen bij ongevallen bij dit vervoer. “De VNCI heeft zich in 1996 aangesloten bij het samenwerkingsprogramma, het zogeheten ICE-systeem”, vertelt Macco Korteweg Maris, VNCI-beleidsmedewerker (Transport) Veiligheid en Gezondheid. “De afkorting staat voor Intervention in Chemical transport Emergencies. Het betekent dat specialisten van de chemische industrie bij ongevallen publieke hulpverleners kunnen ondersteunen. Bijvoorbeeld door informatie over de gevaarlijke stoffen te verstrekken, specialisten naar het ongeval te sturen of materieel, zoals schuimbluswagens, aan te bieden. Publieke hulpverleners bepalen zelf of ze hier gebruik van maken.”

Nieuwe naam

De afgelopen twintig jaar werkte de VNCI bij de uitvoering van het ICE-systeem samen met specialisten van het Landelijk Informatiepunt Ongevallen Gevaarlijke Stoffen (LIOGS). Publieke hulpverleners konden dit informatiepunt bellen voor ondersteuning. De meldkamer van het LIOGS was altijd ondergebracht bij de DCMR, de milieudienst van de regio Rijnmond. Vanaf 1 januari 2018 zijn de specialisten van het LIOGS overgeheveld naar de organisatie van Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond. De VNCI heeft daarom aan de leden gevraagd wie de meldkamer onder wil brengen. Sitech Services reageerde positief. Sinds 1 maart 2018 is de meldkamer hier ondergebracht. Bovendien heeft de chemische industrie het ICEsysteem een nieuwe naam gegeven: VGS-Alert. “Zo is het beter herkenbaar voor publieke hulpverleners als


Veiligheid Het Operationeel Center van Fire Brigade & Security.

privaat systeem. Op deze manier volgt de VNCI een vergelijkbare systematiek als Duitsland en België”, zegt Korteweg Maris. Hij hoopt dat publieke hulpverleners nu meer gebruik gaan maken van de kennis van de chemische industrie. “In het veld horen we soms, met name van beleidsmakers, dat de sector geen vergelijkbaar systeem had als in Duitsland en België. Nu bestaat hier hopelijk geen onduidelijkheid meer over.”

Logische stap

“De overgang van de meldkamer naar Sitech Services is voor ons een logische stap”, zegt Wil Geenen, manager Operationeel Center van Sitech Services. “Wij hebben veel kennis over gevaarlijke stoffen, evenals een goed uitgeruste bedrijfsbrandweer en een uitgebreid netwerk van deskundigen. Bovendien voelen wij ons als VNCI-lid verplicht om met raad en daad klaar te staan voor publieke hulpverleners als er een ongeval plaatsvindt.” Geenen benadrukt dat het publieke LIOGS het eerste aanspreekpunt blijft voor de hulpverleners. “Zij kunnen VGS-Alert inschakelen als ze ondersteuning van private partijen nodig hebben. Wanneer ze ons bellen, brengen wij ze in contact met de producent van de gevaarlijke stof of een productdeskundige, zowel nationaal als internationaal. Die kan vervolgens besluiten om naar het ongeval te gaan om advies te geven. Verder kunnen publieke hulpverleners gebruikmaken van materieel, zoals schuimbluswagens, pompen of de inzet van gaspakkenteams.”Geenen wijst erop dat de bedrijfsbrandweer van Chemelot en de brandweer Zuid-Limburg inmiddels bijna drie jaar naar volle tevredenheid

‘Niet alleen on site maar ook aan publieke hulpverleners optimale ondersteuning bieden’ samenwerken. Sinds de start van de samenwerking heeft de bedrijfsbrandweer meerdere keren bijstand verleend aan de brandweer Zuid-Limburg. Het Operationeel Center van Fire Brigade & Security (Sitech Services), waar VGS-Alert is ondergebracht, is 24 uur per dag bemenst door twee ervaren medewerkers. De specialisten moeten minimaal vijf jaar ervaring bij een chemiebedrijf op Chemelot en de bedrijfsbrandweer hebben, benadrukt centralist Sander Rutten. “Wij besteden veel aandacht aan interne en externe opleidingen om onze kennis op peil te houden. Jaarlijks moeten we een opleidingsprogramma doorlopen en deelnemen aan meerdere oefeningen, ook met de overheid. Zo kunnen wij niet alleen on site, maar ook aan publieke hulpverleners optimale ondersteuning bieden.” p

VGS-ALERT WEBSITE

De VNCI heeft het ICE-systeem een nieuwe naam gegeven om de herkenbaarheid voor hulpverleners te vergroten. Vanaf 1 maart 2018 is VGS-Alert de Nederlandse invulling van het ICE-systeem, zoals TUIS in Duitsland en Belintra in België. Meer informatie over het ICE-systeem en VGS-Alert is te vinden op www.vgs-alert.nl maart 2018 Chemie Magazine 31




34 Chemie Magazine maart 2017


Arbeidsmarkt

Wat is er zo boeiend aan chemie en wat maakt werken in de chemiesector zo leuk? Chemie Magazine vraagt het aan mensen die chemie hebben gestudeerd en nu in de chemie werken.

Mariya Tarazanova

1

Wie ben je, waar werk je en wat is je functienaam? Ik heet Mariya Tarazanova, kom uit Rusland, en werk als application specialist nutrition and texturizing bij Avebe. Ik werk vooral met zuivel, maar we hebben ook experts voor soepen, noedels, vlees, zoetwaren en bakproducten. Ook beantwoord ik soms de technische vragen van klanten. Zo’n 60 à 70 procent van de tijd zit ik op het lab. Daar kijk ik naar de mogelijkheden van zetmeel, vezels en eiwitten uit aardappelen. Wat doet het met de voedingswaarde, maar ook met de textuur? Om daarachter te komen, test ik de toepassingen in het lab. Dat is net zoiets als thuis koken, alleen weet ik nooit wat het resultaat wordt. Na de experimenten testen we de producten, door ze te laten proeven en de textuur te meten. Eventueel verander ik de ingrediënten en toepassingen, net zolang tot het goed is.

VOEDINGS- EN TEXTUURSPECIALIST BIJ AVEBE

‘MIJN PRODUCTEN STAAN IN DE SCHAPPEN’

Tekst: Inge Janse

3

FOTO’S: HENK VEENSTR A

Een onconventionele medewerker bij een onconventioneel chemiebedrijf. Dat vat de positie van de Russische Mariya Tarazanova bij aardappelcoöperatie Avebe aardig samen. “Mijn werk is net zoiets als thuis koken, alleen weet ik nooit wat het resultaat wordt.”

2

Wat vertel je je kleine nichtje als zij vraagt wat voor werk je doet? Ik vergelijk mijn werk graag met Lego. Daar heb je allemaal deeltjes met verschillende vormen en kleuren. Stel dat ik uit een set Lego-steentjes een kwart vervang door nieuwe blokjes met andere vormen en kleuren, wat kun je daar dan mee maken, hoe ziet dat eruit en hoe voelt het? Dat doe ik ook, alleen dan met ingrediënten uit aardappelen. Hierdoor krijgt bijvoorbeeld kaas een ander karakter, omdat de nieuwe steentjes zorgen voor een poreuze structuur. Hoe ben je in deze baan terechtgekomen? Ik ben opgegroeid in regio Moskou. Op mijn negende kreeg ik voor het eerst scheikunde op school. Mijn docent vroeg mij naar voren om midden in de klas experimenten te doen met chemicaliën en reageerbuizen. Dat vond ik gelijk leuk. Na de middelbare school twijfelde ik tussen voedingstechnologie en diergeneeskunde. Ik koos voor de eerste e maart 2018 Chemie Magazine 35


‘Vroeger wilde ik tapdanser worden’

NAAM Mariya Tarazanova. LEEFTIJD 30 jaar. WOONPLAATS Veendam. HUWELIJKSE STAAT Vrijgezel. KINDEREN Geen. OPLEIDINGEN Zuivelwetenschap en -technologie (Wageningen Universiteit en Researchcentrum, 2009-2011), Agrarische opslag- en procestechnologie (Russische Agrarische Staatsuniversiteit in Moskou, 2004-2009). NEVENACTIVITEITEN Mariya werkt namens Avebe als gastdocent op Van Hall Larenstein, een hbo-opleiding in Leeuwarden. Samen met haar collega’s geeft ze les over de toepassingen van zetmeel en eiwitten in zuivel. “Dat vind ik heel leuk om te doen, vooral als studenten veel vragen stellen. Hun vragen maken het niet alleen interactief, maar zorgen er ook voor dat ik anders nadenk over mijn werk. Ik leer zo samen met de studenten.” WERKGEVERS Voedings- en textuurspecialist bij Avebe Application Development Center (2017-heden), applicatiespecialist zuivel bij Avebe (2016-2017), promotie bij Rijksuniversiteit Groningen, TiFN en NIZO food research (2011-2015, verdediging in 2018), flow rider bij Dutch Water Dreams (20132015) en Down Under (2016), stagiaire proces & nieuwe technologieën bij Danone Research Center (2010-2011), assistent-wijnmaker bij Vinella (2007).

omdat de Franse acteur Gerard Dépardieu toentertijd heel populair was en in een artikel vertelde over zijn wijngaard. Ik wilde toen ook leren om mijn eigen wijn te maken. Bovendien was de faculteit voor voedingstechnologie helemaal nieuw, dus dat vond ik heel spannend. Bij voedingstechnologie is scheikunde heel belangrijk. Hoe voed je de grond, hoe laat je planten 36 Chemie Magazine maart 2018

groeien? Ook daarna moet je veel van chemie weten, zoals bij het maken van jam en fermenteren van druiven. Dan blijkt: alles is chemie. Via het Erasmus-uitwisselingsproject kwam ik op de Universiteit van Wageningen. In Rusland vertelden reclames dat de Nederlandse laboratoria en technologie voor agricultuur de beste ter wereld waren, dus daar was ik erg benieuwd naar. In Wageningen kwam ik in de melktechnologie terecht. Dat vond ik fascinerend, dus ik bleef in dat vakgebied. Na mijn studie kon ik promoveren in Groningen, op een onderzoek dat over melktechnologie ging. In 2015 koos ik voor Avebe vanwege het onderzoek naar zuivel, waar ik graag verder mee wilde. En mocht ik ooit iets anders willen doen, dan kan dat ook bij Avebe, gezien de vele producten waar we aan werken. Zo raak ik nooit verveeld.

4

Wat vind je zo leuk aan wat je doet? Ik hou gewoon van mijn werk! Ik vind het erg leuk om resultaat van mijn werk te zien, dat collega’s verder werken met mijn conclusies en dat mijn producten in de schappen van winkels staan. Maar het leukste vind ik nieuwe dingen leren, zowel over de fundamentele werking van moleculen als over het bredere perspectief. Inhoudelijk leer ik door experimenten op het lab te doen. Door in een product de moleculen op de juiste wijze te verbinden, wordt dat niet direct in de maag verteerd, maar pas in de darmen. Maar ik praat ook veel met mensen van marketing & sales. Als een product naar de markt gaat, dan moet het ook waardevol en uniek zijn. Met wie concurreer je, en wat kan Avebe toevoegen aan wat er al is? Dat vind ik heel waardevol om te weten.

5

Op welke eigen prestatie ben je het meest trots? (heel erg lange stilte) Later dit jaar verdedig ik mijn promotie. Als dat lukt, dan kan ik trots

zijn. Maar momenteel is er nog niets. Ik vind niet dat ik al echt iets belangrijks gedaan heb. Ja, mijn naam staat op een patent en op twee publicaties, maar dat onderzoek deed ik met anderen. Ik doe gewoon wat gedaan moet worden. Voor nu ben ik misschien wel het meest trots op iemand anders. De projectleider van mijn promotieproject, Herwig Bachmann, schreef zo’n goed projectvoorstel, dat we als groep konden werken aan een patent en de publicaties. Ook konden we door hem samenwerken met een bedrijf dat dit patent wilde overnemen.

6

Wat is hét verschil dat je de komende tijd wilt maken? Ik wil leren voorspellen welk onderzoek van belang is voor Avebe. Daarom wil ik leren over projectmanagement, financiën, marketing en sales. Want als ik beter begrijp op basis waarvan mensen keuzes maken, dan kan ik beter bepalen welke ingrediënten wel en niet het onderzoek waard zijn. Ik onderzoek nu vooral wat anderen voor mij bepalen, en ik wil zelf keuzes kunnen maken.

7

Wat levert je werk je op? Ik word niet rijk-rijk van wat ik doe, maar ik verdien voldoende om te leven zoals ik het wil. Tot een bepaald niveau is geld belangrijk voor me. Ten eerste natuurlijk voor een dak boven mijn hoofd, kleren en eten. Maar ik wil ook geld hebben om mee te investeren. Dat plan ligt er, hoewel ik de details ervan nog moet uitwerken. Dit werk levert me veel kennis en ervaring op, zowel inhoudelijk als sociaal. Vaak zijn we ons niet bewust van ons gedrag. In projecten veronderstellen we veel, dus we voegen informatie toe aan wat collega’s zeiden. Daar wil ik me bewuster van zijn, zodat ik het kan houden bij wat er gezegd is, en geen keuzes maak voor anderen. Die kennis wordt nooit onderwezen op school, dus dat kan ik alleen leren door te leven.


Arbeidsmarkt

8

Aan welke ‘normale’ producten lever jij een bijdrage? Avebe maakt heel veel producten die in de supermarkt staan, zoals gelatinevrije drop voor vegetariërs, mayonaise met weinig vet, veel zuivelproducten, de vulling in tompoezen en drankjes met haver. Mijn persoonlijke favoriet: de instant noodles. We kregen een keer producten mee naar huis om te proeven, en die vond ik het lekkerst.

9

Wat zou je nóg liever doen dan wat je nu doet? Surfen. Dat zou ik graag vaker doen. Op mijn 22e kwam ik in Nederland in contact met surfen, en ik hield er direct van. Tussen 2013 en 2015 was ik ook actief bij het wildwaterpark Dutch Water Dreams. Nu heb ik even pauze. Als mijn promotie is afgerond, wil ik het weer gaan doen. En misschien kan ik er geld mee verdienen door onderzoek te doen naar betere surfboards. Vroeger heb ik geprobeerd om professioneel tapdanser te worden, maar daar was geen geld mee te verdienen. Het is niet heel populair, je carrière duurt kort, en er zijn veel tapdansers tegelijkertijd nodig om het aantrekkelijk te maken voor kijkers. Als ik nu moet kiezen tussen tapdansen en surfen, dan kies ik voor surfen.

?

WIE IS MARIYA NAAST HAAR WERK?

Snowboarden, surfen, flowboarden: Mariya houdt vooral van actieve sporten. Maar ze volgde ook een cursus om zelf juwelen te maken, alleen zoekt ze nog naar een goede brander om hiermee verder te gaan. Verder staat tapdansen nog steeds op haar todolijst en zoekt ze nog een goede plek om dat te doen.

10

Hoe zie je jezelf over tien jaar? Geen idee waar ik op mijn 40e ben, ik kijk niet zo ver vooruit. Het hangt vooral af van mijn werk. Waar kan ik de projecten doen die ik wil doen? Wel denk ik dat ik over tien jaar meer ben dan onderzoeker alleen. Ik hoop dan te werken als projectleider, dus met meer een helicopterview over de hele scope van het onderzoek. Als het mogelijk is, werk ik nog gewoon hier. Ik ben gesteld op de professionaliteit en het talent van mijn collega’s. En ik hou ervan dat Avebe een boerencoöperatie is. Binnen de voedingsindustrie zijn hier voor mij heel veel mogelijkheden. p

Mariya Tarazanova:‘Op het lab kijk ik naar de mogelijkheden van zetmeel, vezels en eiwitten uit aardappelen. Ik verander de ingrediënten en toepassingen net zolang tot het goed is.’ maart 2018 Chemie Magazine 37


CHEMIEINNEDERLAND.NL UNIEK IN DE WERELD

’WIKIPEDIA’ VAN DE CHEMIE

38 Chemie Magazine maart 2018


Economie

Op 26 maart lanceerde de VNCI ‘Chemie in Nederland’. Op deze website is alle informatie te vinden over producenten, handelaren en dienstverleners in de Nederlandse chemische industrie. Bezoekers kunnen per product, merk of dienst achterhalen welke bedrijven die leveren. Tekst: Henk Engelenburg

C

hemie in Nederland (Chemieinnederland.nl) geeft inzicht in de productieketens in de chemische industrie in Nederland en informatie over de bedrijven die de producten produceren. Deze ‘Wikipedia’ van de chemie is uniek in de wereld en vervangt het vroegere papieren ‘Handboek Producten Nederlandse Chemie’. Gekoppeld aan het platform zijn ketenstudies, ook wel ‘bomen’ genoemd, waarin de weergave en beschrijving van de productie- of synthesestappen zichtbaar worden gemaakt. Een serie muisklikjes geeft in één oogopslag een productieketen weer. Bijvoorbeeld van benzeen. Deze ‘productieboom’ start bij het katalytisch kraken of bij het reformen van nafta en toont bijvoorbeeld dat ExxonMobil in Rotterdam uit benzeen cyclohexaan produceert. Verder klikken op ExxonMobil geeft meer informatie over het bedrijf, inclusief een geografische kaart. Klikken op cyclohexaan biedt onder meer informatie over de stof en het productieproces, alsmede over transporteurs K&H Chemicals en Brenntag, inclusief de geografische locaties. Op zich zijn bomen die inzicht geven in productieketens niet nieuw, ze zijn ook te vinden op de sites van enkele grote chemiebedrijven. In die gevallen hebben ze echter uitsluitend betrekking op de activiteiten van die onderneming. De productiebomen op Chemie in Nederland omvatten daarentegen zo’n 80 procent van alle

chemieactiviteiten in Nederland. Ze tonen bovendien niet uitsluitend de producten, maar ook de productieprocessen die toegepast worden vanuit de grondstoffen, net als welke bedrijven in welke vestigingen welke producten produceren met welke stoffen. De bomen visualiseren ook de intermediaire grondstoffenstromen tussen toeleveranciers en afnemers.

Interactieve bomen

Een andere verworvenheid is dat de bomen interactief zijn gemaakt. Klikken op een boom geeft meteen de informatie over de bedrijven in Nederland die het product produceren. Doorklikken op bijvoorbeeld ethyleen geeft de informatie dat de stof ontstaat door stoomkraken van nafta en vervolgens geeft het systeem aan welke stappen in welke vervolgprocessen worden doorlopen om verschillende producten op basis van ethyleen te maken en welke bedrijven in welke vestigingen daarbij zijn betrokken. Bij de samenstelling van Chemie in Nederland hebben de ontwikkelaars vanzelfsprekend dankbaar gebruikgemaakt van het aloude Handboek Producten Nederlandse Chemie. Dat kon in één keer worden ingescand, en voortaan maakt de digitale vorm het gemakkelijk om gegevens telkens te actualiseren. Het resultaat is dat chemiebedrijven, toeleveranciers en afnemers visueel gemakkelijk behapbare informatie krijgen voorgeschoteld over de grondstoffen- en productieketens. Dat maakt het eenvoudig om nieuwe product-marktcombinaties te verkennen. Tot op heden gaat het voornamelijk om grondstoffen en producten op fossiele basis. In de nabije toekomst zullen ook duurzame stoffen geproduceerd uit biomassa worden opgenomen, stelt Nelo Emerencia, director programming van het Biobased Industries Consortium (BIC) en een van de samenstellers van Chemie in Nederland. Emerencia ziet behalve voor de bedrijven ook voor het onderwijs voordelen, omdat leraren en leerlingen met het systeem eenvoudig overzicht kunnen verkrijgen van de chemie in Nederland en, veel gemakkelijker dan met een niete maart 2018 Chemie Magazine 39


Een serie muisklikjes geeft in één oogopslag een productieketen weer

Productieboom van benzeen.

PRODUCTIEBOMEN HEBBEN OP CHEMELOT VELE TAKKEN

interactief handboek, inzicht krijgen over de routes van grondstof naar markt.

Strategisch instrument

Wat voor het onderwijs geldt, geldt ook voor de NFIA, de Netherlands Foreign Investment Agency, een uitvoeringsorganisatie van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat, die met circa 27 buitenkantoren in Europa, de VS, Azië, het Midden-Oosten en Brazilië zich inzet om activiteiten van buitenlandse bedrijven naar Nederland te halen, te behouden en uit te laten breiden. Bij de keuze voor een productielocatie in Noordwest-Europa is steeds belangrijker dat goed gekeken wordt naar synergiemogelijkheden met reeds in Nederland aanwezige activiteiten, bijvoorbeeld een bedrijf dat de grondstoffen produceert of een bedrijf dat producten of reststromen kan afnemen. ‘Chemie in Nederland’ kan daarbij helpen. Rein Coster, hoofd Ondernemerschap bij de VNCI (en tot eind 2017 directeur Chemicals bij de NFIA), stelt dat de NFIA-buitenkantoren tot voor kort niet altijd voldoende in staat waren om meer gedetailleerde informatie te verschaffen aan buitenlandse partijen over de kansen en mogelijkheden van investeringen, vestigingslocaties, grondstoffen en toeleveranciers in de chemie in Nederland. Simpelweg vanwege gebrek aan voldoende kennis over 40 Chemie Magazine maart 2018

en inzicht in de sector, die als complex werd ervaren. Chemie in Nederland verschaft de NFIA een strategisch instrument om potentiele industriële bedrijfsactiviteiten naar Nederland te halen. Het is nu immers veel beter mogelijk om investeerders gericht te informeren, aangezien de potentiële voordelen van een positie in de sector in Nederland nu kunnen worden geduid, inclusief de aanwezigheid van grondstoffen, toeleveranciers en producenten. Als er sprake is van een win-winsituatie, illustreert het systeem dat feilloos. “Strategische acquisitie is een paar jaar geleden bij de NFIA geïntroduceerd, waarbij chemie een pilot was”, aldus Coster. “Zo was het Aziatische bedrijf Maschem op zoek naar een producent van de grondstof ethyleenoxide. Het kwartje viel eerst niet, totdat bleek dat Dow in Terneuzen en Shell in Moerdijk deze grondstof produceren. Er is toen met deze bedrijven contact gezocht om na te gaan of zij bereid zouden zijn om een bedrijf op hun terrein op te nemen. Dat balletje is gaan rollen en twee jaar later bouwde Maschem een productiefaciliteit bij Dow. Een ‘greenfield investering’ duurt altijd veel langer dan op deze manier. Via Chemie in Nederland was de zaak op tijd en binnen budget geregeld. Maschem kijkt inmiddels naar andere investeringsmogelijkheden in Nederland.” p

Chemie in Nederland werd officieel gelanceerd op 26 maart tijdens ‘Behind the scenes’ op Chemelot, het eerste van een serie evenementen op verschillende locaties in Nederland in het kader van het 100-jarig bestaan van de VNCI. Dat de lancering hier plaatsvond is niet toevallig. Chemelot is een van de grootste geïntegreerde chemische sites in Europa, met circa zestig fabrieken die bijna allemaal op enige wijze onderling zijn verbonden en waarbij het product van de ene fabriek de grondstof is voor de andere. De ‘productiebomen’ van Chemieinnederland.nl hebben daardoor op Chemelot vele takken, stelt Frank Schaap, directeur business development en marketing. Hij illustreert dit met een verwijzing naar de keten van acrylonitril dat door AnQore wordt geproduceerd uit de grondstoffen propeen en ammoniak, die beide ook op Chemelot worden geproduceerd. De propeen komt uit de naftakrakers van SABIC en de ammoniak wordt geproduceerd uit aardgas en stikstof door OCI Nitrogen. Chemelot wil via proactieve acquisitie de acrylonitrilketen verder verlengen door een koolstofvezelproducent aan te trekken. Koolstofvezels worden namelijk gemaakt uit polyacrylonitrilvezels, die zoals de naam aangeeft worden geproduceerd door polymerisatie van acrylonitril. Vervolgens ligt het voor de hand om producenten van koolstofvezel versterkte thermoplastische composieten aan te trekken.


CE-regelgeving Check: Machines Check gratis en eenvoudig de Europese richtlijnen waaraan uw product moet voldoen! NEN heeft deze online tool als hulpmiddel ontwikkeld om gericht te zoeken naar de toepasselijke Europese regelgeving voor een product.

Zo werkt de CE-regelgeving Check: Machines • Keuze uit 12 onderwerpen met betrekking tot producten uit de machine-industrie • 12 concrete ja/nee vragen • Alle relevante richtlijnen op een rijtje Voordelen van CE-regelgeving Check: Machines • Snel op de hoogte • De eerste stap naar CE-markering • Vergroot uw kennis • Altijd actuele richtlijnen • Sla uw uitgevoerde checks op • Altijd en overal bereikbaar

Ga naar www.ce-regelgevingcheck.nl voor meer informatie

Milieu en Omgevingsvergunning vergt kennis m-tech is gespecialiseerd in : – – – – – – – – – – – – Nederland Dordrecht Pieter Zeemanweg 155 3316 GZ Dordrecht

Omgevingsvergunningen Managementsystemen Veiligheidsrapportages en -studies Milieueffectrapportages en -studies Ruimtelijke ordening Waterwet IPPC ADR-regelgeving Afval- en bodemwetgeving Geluid, geur, luchtkwaliteit, stikstofdepositie Bestuursrechtelijke procedures Natuurbescherming

België Roermond Produktieweg 1g 6045 JC Roermond

Brussel Clovislaan 82 1000 Brussel

Gent Hasselt Namen Industrieweg 118 / 4 Maastrichtersteenweg 210 Route de Hannut 55 9032 Gent 3500 Hasselt 5004 Namur

T +31 475 420 191 T +31 475 420 191 T +32 2 734 02 65 T +32 9 216 80 00 info@m-tech-nederland.nl info@m-tech-nederland.nl info@m-tech.be info@m-tech.be

T +32 11 223 240 info@m-tech.be

T +32 81 226 082 info@m-tech.be

www.m-tech-nederland.nl m-tech_2014_scm_adv180x132_rev_adres.indd 1

9/09/14 21:37


DE VNCI BESTAAT 100 JAAR. CHEMIE MAGAZINE VIERT DIT MET EEN SERIE ARTIKELEN OVER INNOVATIES DIE DE AFGELOPEN 100 JAAR GROTE IMPACT HADDEN. DEZE KEER EEN PROCESINNOVATIE: KATALYSE.

KATALYSE: GEEN HOKUS POKUS, MAAR UITDAGINGEN GENOEG

‘DE OPLOSSINGEN ZIJN ER, ALS WE WILLEN’ De procesinnovatie katalyse maakte honderd jaar geleden de opkomst van de chemische industrie mogelijk. Anno 2018 is de juiste katalysator vinden steeds minder een kwestie van gokken en geluk. Katalyse kán de oplossingen bieden voor de problemen van deze tijd, benadrukt hoogleraar katalyse Bert Weckhuysen. Tekst: Marga van Zundert

H

okus pokus lijkt het. Je voegt een ‘poeder’ toe en hups, je reactie gáát. Maar het poeder – de katalysator – vind je na afloop onveranderd terug. Bijna alle producten uit de chemische industrie – kunststoffen, benzine, kunstmest, antibiotica – worden met een katalysator gemaakt. De ‘kat’ versnelt de reactie en verhoogt de opbrengst. Bert Weckhuysen, hoogleraar Anorganische chemie en katalyse in Utrecht, ontrafelt al 25 jaar de ‘magische’ katalysator. Een gesprek met een optimist: “Als we echt willen, zijn er oplossingen voor de grote problemen van deze tijd.” Wetenschappers spelen daarin een sleutelrol. “Dat zouden we echt meer moeten beseffen en uitdragen naar het grote publiek.” Hij is ook bekend met de geschiedenis van de katalyse, die teruggaat tot de oude Egyptenaren. “Het bekendst is wellicht het bierbrouwen in de middeleeuwse abdijen. Daar komen

42 Chemie Magazine maart 2018

katalysatoren van de natuur aan te pas: enzymen. De eerste die het woord ‘katalysator’ gebruikte, was de Duitse alchemist Andreas Libavius, schrijver van wat je misschien wel het allereerste chemieboek kunt noemen, uit 1597. En de eerste die het fenomeen katalyse systematisch onderzocht en juist omschreef, was vervolgens de Zweedse chemicus Jöns Jacob Berzelius, rond 1835. Maar ongeveer honderd jaar geleden ging de katalyse echt praktisch van start en maakte de opkomst van de chemische industrie mogelijk. Het jaartal 1918 heeft echter een diepzwarte rand. Dan denk ik als Vlaming aan de Eerste Wereldoorlog en het gebruik van mosterdgas. Oorlog is helaas ook vaak een drijver voor uitvindingen, dat geldt ook in de chemie en katalyse.” Wat zijn historisch gezien de belangrijkste katalysatoren? Weckhuysen: “Dat zijn er naar mijn

mening drie. Katalysatoren voor het Haber-Boschproces om stikstof uit de lucht vast te leggen in ammoniak. De kunstmeststof zorgde voor een veel productievere landbouw, de groene revolutie van de jaren vijftig. Katalysatoren die het kraken van aardolie mogelijk maakten, veranderden onze maatschappij ook ingrijpend. Ze zijn nog altijd verantwoordelijk voor de productie van benzine, kerosine en lichtere producten zoals ethyleen. Ze vormden zo de basis voor modern vervoer en allerlei basischemicaliën. En dat brengt me automatisch bij de derde belangrijke groep: de katalysatoren voor het maken van verschillende kunststoffen zoals polyethyleen en polypropyleen.” Een katalysator heeft iets magisch. Ook voor u? “Dat blijft, maar als wetenschapper ben je natuurlijk aan het demystificeren. Je gelooft niet in hokus pokus. Je wilt doorgronden hoe een e


‘Katalysator die CO2 efficiënt omzet in brandstof of basisgrondstof voor chemie is een heilige graal’ WAT DOET DE ‘KAT’?

Bert Weckhuysen: ‘Een katalysator is vaak een soort kameleon.’

FOTO: UNIVERSITEIT UTRECHT

Sommige reacties verlopen vanzelf: tweecomponentenlijm is in minder dan drie tellen uitgehard. Andere reacties hebben een ‘zetje’ nodig: een vonkje van de bougie laat de benzine in een automotor ontbranden. De meeste reacties vragen echter een flinke duw. In elke chemische reactie breken moleculen op en ontstaan er nieuwe combinaties. En dat breekwerk kost energie. Veel reacties komen pas spontaan op gang bij hoge temperatuur of druk. Een katalysator, vaak kortweg ‘kat’ genaamd, kan uitkomst bieden. Een katalysator verlaagt de benodigde energie om de reactie mogelijk te maken zonder zelf hierbij te veranderen. Ook kan een katalysator ervoor zorgen dat uit stof A en B vooral product C rolt en niet bijproduct D. Een veelgemaakte vergelijking is dat een katalysator ervoor zorgt dat reactanten niet een (energie)berg over moeten, maar door een tunneltje naar het juiste einddoel reizen. Maar hoe dan? De katalysator biedt uitgangsstoffen een geschikte plek om bij elkaar te komen en te reageren. Een stof hecht zich op de kat op zo’n manier dat het opbreken veel makkelijker wordt. Dat komt doordat de vorm na hechting vaak wat verandert en doordat moleculen elkaar op de juiste manier kunnen naderen. Meer dan 90 procent van alle industriële chemische processen gebruikt een katalysator. Een nog selectievere, effectievere, robuustere, duurzamere of goedkopere kat vinden, prijkt altijd hoog op het verlanglijstje. Dat scheelt grondstoffen, tijd en energie, en is dus goedkoop én milieuvriendelijk.

Dankzij een katalysator hoeven reactanten niet een (energie)berg over, maar bereiken ze door een tunneltje het juiste einddoel.

maart 2018 Chemie Magazine 43


Meer dan 90 procent van alle industriële chemische processen gebruikt een katalysator

katalysator precies werkt. Ik voel me dan ook een soort detective: waar gebeurt het, wanneer en hoe? Met spectroscopische technieken kunnen we nu live en tot op het niveau van moleculen en atomen daadwerkelijk zien wat er plaatsvindt op een katalysator-oppervlak. En theoretische berekeningen helpen met verklaren waarom. Het is elke keer weer fantastisch als je het mysterie hebt opgelost. Als je kunt verklaren waar een uitgangsstof precies hecht op de katalysator, hoe de reactie verloopt en wat de reactie-intermediairen zijn. Die puzzel compleet maken is een feestje. Maar daarna blijft er nog veel te ontdekken en verklaren. Een katalysator is vaak een soort kameleon. Het uiterlijk, het oppervlak, verandert afhankelijk van temperatuur, druk en slijtage. Iedere ontdekking levert altijd weer nieuwe vragen op, zo werkt wetenschap eenmaal. Bovendien moet de katalyse zichzelf steeds vernieuwen. Er duiken altijd nieuwe problemen op die om een oplossing vragen, maar ook nieuwe meetmethoden waarmee je de katalysator nog beter kunt begrijpen.” Kan de wetenschap voorspellen welke katalysator past bij welke reactie? “Nee, nog niet. Het blijft voorlopig trial-and-error. Maar de zoektocht is wel veel gerichter geworden. Guided design zou ik het nu noemen. Je ziet ook steeds vaker dat theorie en 44 Chemie Magazine maart 2018

experiment elkaar vinden. Zo kunnen we met betere voorstellen komen voor een nieuwe samenstelling van een katalysatormateriaal voor een specifiek reactie.” Wat gaat de katalyse ons nog brengen? “We wonen met steeds meer mensen op aarde, dicht op elkaar, in grote steden, in steeds meer luxe. Dat levert heel wat uitdagingen op: klimaatverandering, luchtvervuiling, watertekorten, ontbossing, et cetera. Een katalysator die CO2 efficiënt omzet in brandstof of basisgrondstof voor de chemische industrie is momenteel een heilige graal. Die moeten we zeker vinden. Maar we moeten ook verder kijken. Ook een efficiëntere katalysator voor ammoniaksynthese kan veel bijdragen. En de echte oplossing schuilt uiteindelijk in een circulaire economie, in recycling. Afval moet altijd weer een grondstof worden. We moeten dus goede oplossingen vinden voor plasticrecycling. Het klinkt als een enorme klus, een opgave die bovendien eigenlijk gisteren al klaar moest zijn. Maar zure regen en het ozongat waren dat ook. Als we willen, vinden we een oplossing. Daar ben ik echt van overtuigd. De mensheid kan veel voor elkaar krijgen, als we alles op alles zetten. De geschiedenis leert dat dat kan. We zouden ons dat meer moeten beseffen en ook uitdragen aan de maatschappij.” p

ENZYMEN, DE CHEMISCHE (R)EVOLUTIE

De mensheid maakt al millennia lang dankbaar gebruik van natuurlijke katalysatoren: enzymen. Ze zitten in het gist en de schimmels waarmee we brood, bier, kaas en wijn maken. En we draaien ook alweer wat jaren geen wasje meer zonder enzymen. In de chemische industrie zijn ze, in tegenstelling tot niet-biologische katalysatoren, nog niet echt populair. “Het imago is nog steeds: duur en kwetsbaar”, verklaart Frank Hollmann, hoofd van de onderzoeksgroep aan de TU Delft die zich richt op biokatalysatoren voor de chemische industrie. “Bij biokatalyse denkt iedereen aan de voedingsmiddelenindustrie, de farmaceutische industrie of hooguit de fijnchemie. Maar ook meer dan de helft van alle acrylamide – toch echt een bulkproduct – wordt inmiddels door een enzym gemaakt: nitriel hydratase. Dat is goedkoper dan het alternatief, een koperkatalysator, omdat het enzym selectiever is. De zuiveringstap om het bijproduct acrylzuur te verwijderen is in het enzymatische proces niet meer nodig.” Van nature zijn enzymen vrij kwetsbaar en werken vaak alleen in waterige milieus. Logisch, want ze zijn in water geëvolueerd. “Maar dankzij moderne biotechnologie kunnen we ze nu in het laboratorium evolueren en perfectioneren voor de chemische industrie”, stelt Hollman. “Mutaties maken enzymen robuuster en selectiever, en geschikt voor gebruik in organische oplosmiddelen. De eerste toepassingen zijn er. En duur hoeven ze echt niet te zijn. De 1 procent enzymen in wasmiddelen vormen ook 1 procent van de kosten. Voor enzymen geldt de economy of scale.” Zijn onderzoeksgroep bestudeert ‘onorthodoxe combinaties’. Fotobiokatalyse bijvoorbeeld of cascades van anorganische katalysatoren met enzymen. “Juist uit die nieuwe combinaties zullen verassende toepassingen rollen”, denkt Hollmann. Katalyse en biokatalyse lijken nu nog gescheiden werelden. Dat komt volgens hem vooral omdat de onderzoekers elkaars taal nauwelijks spreken. “Maar in de toekomst zal het niet meer dan logisch zijn allebei de opties serieus te onderzoeken. Dat raad ik trouwens nu al iedereen aan.”


Transportservice van huis uit

Internationaal Transportbedrijf L. van der Lee en Zonen B.V.

T (015) 213 59 11 E leebv@vanderlee.nl

I www.vanderlee.nl


VNCI PRESENTEERT ‘CHEMISTRY FOR CLIMATE - ACTING ON THE NEED FOR SPEED’

‘CHEMIESECTOR LAAT LEIDERSCHAP ZIEN’ Roadmap for the Dutch Chemical

Onlangs presenteerde de VNCI het rapport ‘Chemistry for Climate Industry towards 2050 Acting on the need for speed’. Het laat zien hoe de Nederlandse chemische industrie in 2050 een broeikasgasreductie van 90 procent kan bereiken en wat de kosten daarvan zijn. Stakeholders reageren overwegend positief. “Met hen gaan we de transitie nu verder gezamenlijk vormgeven”, aldus Reinier Gerrits, hoofd Energie en Klimaat bij de VNCI. Tekst: Igor Znidarsic

O

p 7 maart presenteerde de VNCI onder grote belangstelling het rapport ‘Chemistry for Climate - Acting on the need for speed’. “Het rapport laat zien dat het technisch mogelijk is om in 2050 een broeksgasreductie van 90 procent te bereiken en wat daar allemaal voor nodig is”, zegt Renier Gerrits, hoofd Energie en Klimaat bij de VNCI. Een cruciale voorwaarde voor het behalen van de ambitie is intensieve samenwerking tussen alle stakeholders. Die waren dan ook allemaal betrokken in het voortraject en aanwezig bij

46 Chemie Magazine maart 2018

de presentatie. “Met hen gaan we de transitie nu verder gezamenlijk vormgeven”, aldus Gerrits. De opdracht vanuit de VNCI was niet om te onderzoeken of de chemische industrie de broeikasgasemissies met 90 procent kan reduceren in 2050, maar hoe de sector dit kan bereiken, vertelt Michiel Stork van Ecofys, die samen met Berenschot het rapport opstelde. Het onderzoek is zo veel mogelijk gebaseerd op bestaande literatuur en op input van stakeholders. Er kunnen volgens het rapport, kortweg ‘Routekaart 2050’ genoemd, twee paden worden bewandeld. Het

eerste richt zich op het doel van de overheid om de proces- en energie-emissies met 49 procent te verlagen in 2030. Dit kan tegen beperkte kosten, onder meer door biomassa te gebruiken voor energieopwekking. Het tweede pad richt zich op zowel de energie- en proces-gerelateerde emissies als de end-of-life-emissies, wanneer de koolstof die embedded is in de producten weer vrijkomt. “Dit pad beoogt de beschikbare resources zo hoogwaardig mogelijk in te zetten en rekening te houden met het feit dat ze beperkt zijn”, zegt Stork. De Routekaart 2050 legt de nadruk


Energie & Klimaat

‘Op jacht naar CO2-tonnen moet Wiebes niet alleen naar schoorsteenemissies kijken’ DORETTE CORBEY

MEDE-INITIATIEFNEMER FEDERATIE BIO-ECONOMIE NEDERLAND (EN LID BESTUURS ADVIES COMMISSIE VAN DE VNCI) “Heel goed dat er ook wordt gekeken naar de end-of-life-emissies. Dit rapport laat duidelijk zien dat als minister Wiebes op jacht gaat naar CO2-tonnen, hij niet alleen naar de schoorsteenemissies moet kijken. Het is goed om de discussie daarover te voeren. Minder sterk vind ik dat er een groot beroep wordt gedaan op de overheid. De aandacht voor een wereldwijde CO2-prijs is terecht, maar tegelijkertijd weten we ook dat die er niet snel komt. En dan wordt er veel steun van de overheid gevraagd, terwijl niet duidelijk is wat de industrie zelf investeert. Het is een taak van de overheid om actief te zijn in duurzaamheid, maar het kan niet zo zijn dat de overheid uitdeelt zonder dat daar duidelijke garanties van de industrie tegenover staan. De vraag is ook hoe de Amerikaanse moederbedrijven met investeringen in low carbon-technologie omgaan. Doorgaans willen zij alleen investeren bij een heel korte terugverdientijd. En dat is voor de Nederlandse overheid geen stimulans om er veel in te investeren. Als er niet ook commitment komt vanuit de industrie, inclusief de buitenlandse moederbedrijven, wordt het een moeilijk verhaal. Een CO2-heffing in de industrie en een teruggave onder voorwaarde van investeringen in low carbon-productie kan het financieringsdilemma doorbreken. Verder wordt er weinig gedaan met de analyse van de bijdrage van de chemische industrie aan de transities in andere sectoren. Je zou een systeem moeten initiëren – een mooie taak voor de chemie – waarin op producten de koolstof-footprint wordt vermeld. Zo betrek je de fabrikanten in andere sectoren erbij, zodat ze een keuze kunnen maken. En ook consumenten natuurlijk. Van hen is 25 procent wel degelijk bereid om iets meer te betalen voor duurzaamheid.”

op het tweede pad. Het vergt eerdere en hogere investeringen, niet alleen in de chemische industrie maar ook bijvoorbeeld in de energiesector.

Vol op innovatie inzetten

“Door nu vol op innovatie in te zetten, kunnen deze kosten lager worden”, aldus Stork. Er moet nu geïnvesteerd worden in de doorontwikkeling van technologieën die een hoge CO2-emissiereductie mogelijk maken maar nu nog niet betrouwbaar en/of rendabel zijn, inclusief opschaling in demofabrieken, stelt het rapport. Natuur-

lijk zijn er ook technieken die op korte termijn geïmplementeerd kunnen worden. “In de transitieboom komt steeds nieuw laaghangend fruit te hangen”, zegt Bert den Ouden, sectorleider Energie bij Berenschot. “Onder meer door innovaties, doorbraken met ledverlichting, windenergie, steeds beter potentieel voor warmtepompen.” Maar alleen concentreren op het verminderen van emissies op de korte termijn brengt het risico met zich mee dat de technieken die nodig zijn voor de langere termijn te laat beschikbaar komen. “De tijd dringt”, schrijft VNCI-voorzitter

MARJOLEIN DEMMERS

DIRECTEUR NATUUR EN MILIEU ”De chemiesector laat hiermee leiderschap zien en stapt over de eigen belemmeringen heen. Ik ben er trots op dat dit in Nederland gebeurt. Er moet nog wel veel uitgewerkt worden, maar met dit verhaal als richtlijn is het mogelijk, in samenwerking met alle partners. Communicatie zal daarbij heel belangrijk zijn, om een breed draagvlak te creëren. Mooi dat het een holistisch verhaal is, met een doelstelling voor de lange termijn en de noodzaak om sneller te gaan. Het is echt noodzakelijk om niet te wachten en het snelste pad te zoeken naar de klimaatneutrale samenleving. Dat vergt leiderschap, en ook moed. Ik zie ook dilemma’s. Wat ik mis is dat je biomassa ook heel goed in een circulaire keten kunt inbrengen. Dan hou je de CO2 langer vast in de economie en reduceer je de vraag naar biomassa. Want naast de klimaatopgave is er ook een opgave voor de natuur. De uitdaging is om biomassastromen verantwoord in te zetten zonder schade aan de natuur en de biodiversiteit. Bij de financieringsbehoefte wordt ook een maatschappelijke vraag neergelegd. Om dat goed te kunnen verantwoorden zul je moeten uitleggen waarom de innovaties in het verleden wél door de sector werden gedragen. Wat is het verschil met nu? Want de samenleving denkt: de vervuiler betaalt. Hoe gaan we hiermee om en wat kan de industrie zelf dragen? Een belangrijk onderdeel van de Routekaart is CCS. Maar dat is een end of pipe solution en geen eindoplossing. De vraag zal blijven: hoe kunnen we CCS zo min mogelijk inzetten? Als je richting circulariteit gaat, heb je CCS uiteindelijk niet meer nodig.”

‘Ik ben er trots op dat dit in Nederland gebeurt’

Mark Williams dan ook in het voorwoord.

Slimme combinaties

Bij het onderzoek gingen Ecofys (onderdeel van Navigant) en Berenschot uit van drie hoofdstromen, die Stork ‘extremen’ noemt: “Eén: alle producten biobased maken, en zo veel mogelijk recyclen. Twee: alle producten uit (duurzame) CO2 en elektriciteit maken, in combinatie met energieefficiëntie. Drie: zo veel mogelijk CO2 afvangen en onder de grond opslaan.” Bij elke hoofdstoom hoort een ‘maar’. “Alle producten

e

maart 2018 Chemie Magazine 47


‘De vertaling naar een operationeel niveau moet nog gemaakt worden’ EMMO MEIJER,

BOEGBEELD TOPSECTOR CHEMIE “De chemische industrie is een van de industrieën met een grote CO2emissie. Dat schept een grote verantwoordelijkheid en creëert een hoge mate van urgentie. Die ‘need for speed’ zie ik duidelijk in deze Routekaart. Het is een goed opgebouwd verhaal, met plausibele combinaties van routes. Maar de verdiepingsslagen, in termen van investeringen en verbindingen tussen de verschillende stakeholders, ontbreken nog. Wat willen we voor elkaar krijgen op welk moment? Die vertaling naar een operationeel niveau moet nog gemaakt worden. Anders zijn we op een te hoog niveau in gesprek, waarbij we niet in de gaten hebben dat bepaalde stappen nu al gezet moeten worden. De VNCI heeft hiermee de regie genomen richting de achterban, maar deze Routekaart ademt nu nog te veel VNCI, terwijl deze gezien zou moeten worden als een leidraad voor de hele chemiesector, inclusief de kennis- en innovatie-infrastructuur die in de Topsector Chemie is vertegenwoordigd. Wij scharen ons als Topsector zonder meer achter dit initiatief, maar het zou zonde zijn om het niet als een nationale chemische routekaart te presenteren. Verder denk ik dat we de gesprekken over reductietargets voor CO2 op het trilaterale niveau van de ARRRA-cluster moeten voeren. We moeten deze Routekaart ermee verbinden, zodat we een overkoepelend initiatief creëren over dit hele enorme chemiecomplex, met een toonaangevend innovatief vermogen. Dat zou deze Routekaart nog sterker maken.”

biobased maken kost heel veel biomassa en niet alle processen lenen zich er even goed voor. Alle producten uit elektriciteit maken kost heel veel elektriciteit en sommige processen lenen zich er ook niet goed voor. En volledige CO2emissiereductie met CCS (carbon capture and storage) is niet mogelijk, omdat sommige emissies te diffuus plaatsvinden en omdat niet alle embedded emissies kunnen worden afgevangen.” Uiteindelijk is het zaak om van de drie hoofdstromen slimme combinaties te maken. Ze kunnen gezien worden als communicerende vaten. 48 Chemie Magazine maart 2018

DAVID PAPPIE

DIRECTEUR TOPSECTOREN EN INDUSTRIEBELEID BIJ HET MINISTERIE VAN EZK ”Het is goed dat de industrie zelf inzichtelijk heeft gemaakt welke opties er zijn voor het bereiken van 90 procent CO2-reductie in 2050. Bij de onderhandelingen voor het klimaatakkoord wordt ingezet op het realiseren van projecten met zo veel mogelijk CO2-reductie-impact. Deze studie is daarbij bruikbaar om te zien waar het potentieel is, maar ook waar de opgave ligt voor de industrie. De industrie staat aan de lat voor een flinke opgave, maar deze routekaart laat zien dat er voldoende mogelijkheden en nieuwe kansen zijn voor de chemie. Dat geeft vertrouwen voor de toekomst van de chemie in Nederland en is waardevolle input voor het klimaatakkoord. We willen allemaal de transitie maken waarbij we industrie verduurzamen op een manier dat het verdienvermogen in stand blijft en Nederland attractief blijft voor bedrijven om zich hier te vestigen. Maar hier ligt wel een spanningsveld. We hebben de ambitie, de kennis en de kunde, de assets en de aantrekkelijke geografische positie. Dat is een fantastisch uitgangspunt. Maar tegelijkertijd zijn we geen eiland. Meer dan 80 procent van wat de chemische industrie in Nederland produceert is voor de export. Veel hoofdkantoren van de bedrijven staan niet in Nederland. Je bent daarmee afhankelijk van wat er in het buitenland gebeurt. De noodzaak van een level playing field wordt daarom vaak genoemd. Met deze zaken in het achterhoofd zullen we de komende jaren samen moeten werken aan het realiseren van de transitie.”

‘Routekaart geeft vertrouwen voor de toekomst van de chemie in Nederland’

Alle drie de hoofdstromen focussen op de grondstoffen, en dus op de embedded koolstof. Stork: “Bij biobased feedstock spreekt dat voor zich, net als bij recycling. Maar ook met elektrificatie bouw je koolwaterstoffen: via elektrolyse maak je waterstof en je combineert dat met stikstof uit de lucht tot ammoniak. Je kunt ook duurzame CO of CO2 afvangen en combineren met waterstof uit elektrolyse.” Volgens Stork kunnen bedrijven die al een energie/klimaat-strategie hebben deze nu checken of verrijken met de inzichten uit deze routekaart. “Bedrijven die nog niet

zo ver zijn zouden er nu mee aan de slag moeten. Ze kunnen deze routekaart vertalen naar hun eigen bedrijf. Vervolgens is het een kwestie van vol inzetten op de maatregelen die nu al technisch en economisch haalbaar zijn, en technieken verder ontwikkelen die (nog) niet helemaal uitontwikkeld en/of economisch rendabel zijn.” Hij ziet hierbij een rol voor Ecofys.

Stakeholders meegenomen

Bij het opstellen van het rapport hebben Ecofys en Berenschot nauw samengewerkt en daarbij de wederzijdse expertises gecombi-


Energie & Klimaat

‘De overheid moet er mede voor zorgen dat we internationaal competitief blijven’ RAYMOND VAN DER HORST

DIRECTEUR EXXON MOBIL CHEMICAL HOLLAND ”Het is een redelijk complex geheel en er zijn hoge kosten aan verbonden, maar deze studie laat zien dat het, onder bepaalde voorwaarden, technisch mogelijk is om de gestelde ambitie te halen. Heel duidelijk komt naar voren dat de samenwerking tussen de industrie en de overheid een cruciale voorwaarde is. De overheid moet er mede voor zorgen dat we internationaal competitief blijven, zodat we kunnen blijven handelen met het buitenland. Daarnaast maakt de studie het belang van infrastructuur duidelijk. Wij kunnen als industrie bijvoorbeeld CO2 afvangen, maar dan moet er wel een netwerk zijn dat de CO2 naar een opslagruimte transporteert. De overheid moet zorgen voor die infrastructuur. Daarnaast hebben we de overheid nodig voor het stimuleren van innovatie, door crosssectorale programma’s te faciliteren. Deze studie is bedoeld voor de gehele chemische industrie in Nederland. We kunnen de emissiereductie voor elkaar krijgen, in samenwerking met de stakeholders. Individuele bedrijven zullen elk een eigen plan trekken, toegespitst op hun situatie. Wij als Exxon Mobil zullen blijven werken aan het verder verbeteren van de energie-efficiëntie, zoals we dat de afgelopen tijd hebben gedaan. Onze Rotterdamse fabrieken behoren nu al tot de meest efficiënte in Europa, en dat willen we zo houden. Voor de langere termijn kijken we naar baanbrekende innovaties, zoals nieuwe generatie CCS-technologie, biobrandstoffen uit algen, ook als grondstof voor chemie en nieuwe scheidingprocessen op lagere temperaturen met minder emissies tot gevolg. Daarnaast kijken we met onze klanten hoe we samen tot verdere emissiereductie kunnen komen.”

neerd. Zo heeft Berenschot expertise vanuit de vorige routekaart van de VNCI ingebracht; Ecofys bracht de Cefic-routekaart in, deed de analyse van feedstocks en productstromen en had de projectleiding. Berenschot heeft onder meer de literatuuranalyse gedaan en de energiescenario’s berekend, met de effecten op en investeringen in de energiesector. Gezamenlijk begeleidden zij het stakeholderproces. “Vanaf het begin al was duidelijk dat de ambitie alleen gehaald kan worden bij een gezamenlijke aanpak”, zegt Niki Lintmeijer, senior consultant

bij Berenschot. “Daarom hebben we de stakeholders in het voortraject meegenomen, via validatiesessies, workshops en een online tool.” Voor de transitie is interactie met maatschappelijke stakeholders essentieel, stelt het rapport. “De belangrijkste opgave van de komende jaren wordt samenwerking tussen alle betrokken partijen”, aldus Stork. “Onder meer de chemische industrie, de overheid, de biosector, de afvalbranche, de elektriciteitssector en leveranciers van infrastructuur.” Een van de belangrijkste stakeholders is

PETER TER HORST

MANAGING PARTNER HAGUE CORPORATE AFFAIRS (EN LID BESTUURS ADVIES COMMISSIE VAN DE VNCI) ”Goed dat de chemische industrie haar plannen voor de transitie uiteenzet en dat vrij grondig doet. Een probleem vind ik wel dat bij de enorme investeringen die nodig zijn meteen wordt gezegd dat steun van de overheid onontbeerlijk is. De onderhandelingen over het klimaatakkoord zullen uitwijzen dat er niet zo veel geld van de overheid te verwachten is. Er zijn veel partijen die voor grote kosten komen te staan bij het realiseren van de klimaatinspanningen, zoals de mobiliteitswereld, en niet het minst de burger zelf. Als je de burger dan ook nog vraagt om op te draaien voor de grote spelers in het bedrijfsleven, die elk hun eigen sores hebben in de energietransitie, wordt draagvlak krijgen heel moeilijk. Minister Wiebes schrijft in zijn ‘Kamerbrief over inzet kabinet voor Klimaatakkoord’ duidelijk dat de overheid, die uit vrijwel niets anders gefinancierd wordt dan het belastinggeld, de hele transitie niet gaan betalen. Het argument dat de investeringen in de chemische industrie ook weer terugkomen bij de burger, in lichtere auto’s, betere zonnepanelen et cetera, kan kloppen, maar dat zou je veel beter en positiever over het voetlicht moeten brengen. Er komt al zo veel op de burger af, dat je heel goed zult moeten uitleggen waarom die steun nodig is, wat het voordeel is, waarom hij een bijdrage moet leveren en waarom de industrie het niet zelf kan. Wat kan de Nederlandse chemische industrie teruggeven aan de Nederlandse samenleving? Het klimaatakkoord is een zaak van halen en brengen.”

‘Burger heel goed uitleggen waarom overheidssteun nodig is’

de overheid. De boodschap richting de overheid is echter niet alleen maar dat deze de portemonnee moet trekken, stelt Lintmeijer. “Met dit rapport hebben we de omvang van het probleem duidelijk gemaakt, ook financieel. We hebben de realiteit laten zien dat de transitie veel geld kost. Samenwerking met de overheid in het haalbaar maken van deze investeringen is essentieel.”

Financiële steun nodig

De totale kosten bedragen 27 miljard euro voor de chemiesector en 37 miljard voor de energiesector.

e

maart 2018 Chemie Magazine 49


‘Terechte nadruk op de samenwerking met de energiesector’ MEDY VAN DER LAAN

VOORZITTER ENERGIE-NEDERLAND “Goed dat de chemische industrie met concrete getallen komt. Uiteindelijk hebben we die nodig om de transitie voor de komende jaren meer planmatig vorm te kunnen geven. Deze Routekaart legt terecht ook de nadruk op de samenwerking met de energiesector. Voor de korte termijn red je het nog even zonder intensieve samenwerking. Maar over de langere termijn praat je over een forse verhoging van de elektriciteitsbehoefte. Dan moet je eerst in kaart brengen hoeveel stabiele elektriciteit er nodig is, wat je met opslag kunt doen en wanneer welke flexibiliteit nodig is. Dat zijn belangrijke thema’s waar we met elkaar over moeten praten en samen grootschalige programma’s moeten gaan verkennen. Op een gegeven moment zullen we met ketenoplossingen moeten gaan werken. De complexiteit is groot, net als de financiële onzekerheid in dit stadium. De vierhoek industrie, elektriciteitssector, overheid en infrastructuur (Tennet en Gasunie) zal eerst een gezamenlijk beeld moeten ontwikkelen over de opgave en welke keuzes er gemaakt moeten worden. Dit rapport is een startpunt van een proces dat al deels gaande is. Er vinden al gesprekken plaats. Het pad moet nu, in het licht van het klimaatakkoord en een langjarige planning, concreter worden gemaakt. Uiteindelijk zit er ook een grote internationale component in, waar nu nog relatief weinig aandacht voor is: elektriciteit is een EUmarkt en producten die de industrie maakt gaan voor een groot deel over de grens. Hoe ga je daarmee om op nationaal niveau, inclusief de toerekening van de inspanningen? Wij gaan nu samen met de VNCI dit rapport intensief bespreken. Daarna gaan we onderzoeken waar de verbindingen zitten, welke opgave bij ons ligt, of wij daaraan kunnen voldoen en wat we daarvoor nodig zouden hebben.”

“We zeggen niet dat deze volledig gesubsidieerd moeten worden”, zegt Den Ouden. “In het rapport en ook bij de presentatiebijeenkomst hebben we dat duidelijk genuanceerd: met veel innovatie kunnen die kosten omlaag, terwijl tegelijkertijd de CO2-prijs in een Europees en mondiaal level playing field omhoog zou moeten. Tot die tijd is financiële steun nodig, zodat de chemie kan investeren in de nu nog minder rendabele maatregelen en innovaties. De vraag aan de overheid is om met beide kanten te helpen. Het is vergelijkbaar met was er gebeurd is met een traject 50 Chemie Magazine maart 2018

Investeringen in pilots en demo’s terwijl de CO2-prijs toeneemt. ‘Als de CO2-prijs omhoog gaat en de kosten van de nieuwe technieken omlaag, komt er een moment dat het voor de sector zinvol is om te investeren. Zolang dat nog niet het geval is, is steun van de overheid nodig.’

Verwachte beschikbaarheid van de verschillende technologieën richting 2050. BRON: CHEMISTRY FOR CLIMATE - ACTING ON THE NEEDFOR SPEED.

als wind op zee: een integraal pakket en steuntraject gericht op innovatie, volumestappen en kostendaling.” Het rapport stelt dat de overheid een belangrijke rol heeft in het faciliteren van cross-sectorale programma’s op cruciale thema’s zoals waterstof, elektrificatie, CCS, recycling en bioraffinage en in investeringen die nodig zijn om de innovaties marktrijp te maken. Lintmeijer: “Als de CO2-prijs omhoog gaat en de kosten van die nieuwe technieken omlaag, komt er een moment dat het voor de sector zinvol is om te investeren. Zolang

dat nog niet het geval is, moet er geïnvesteerd worden in R&D en het gezamenlijk opzetten van demo’s en pilots. Daar is de steun van de overheid bij nodig.”Den Ouden benadrukt dat de chemiesector met dit rapport veel verder gaat dan de overheid. Die telt alleen de schoorsteenemissies, terwijl dit rapport ook de embedded emissies becijfert. “De chemiesector heeft leiderschap getoond”, aldus Den Ouden. “Het is nu zaak om ook de overheden in andere Europese landen dit verhaal uit te leggen, iets waar we ook vanuit Berenschot graag verder bij helpen.” p


PGS15 opslagsystemen voor gevaarlijke stoffen

RUIM 35 JAAR EXPERTISE

www.hiltra.com

Veilig werken met VAPRO

Verkoop en Verhuur info@hiltra.com - 0342-404160

VAPRO heeft een breed palet aan veiligheidstrainingen. Van ATEX trainingen tot aan de door Hobeon gecertificeerde OVK en MVK opleiding. Onze trainingen bieden een uitdagende mix van theorie en praktijk en zijn gericht op de werkvloer. Zo verbeter je met enkele stappen de veiligheidscultuur binnen je bedrijf en maak je de vertaalslag van beleid naar praktijk. Nieuw: onlangs is het aanbod van VAPRO uitgebreid met elektrotechnische veiligheidstrainingen. Deze trainingen worden onder andere gegeven in onze practicum locatie in Woerden. Momenteel bestaat ons aanbod uit de NEN3140 en NEN3840. Deze training is ook door ILT gecertificeerd voor zeevarenden.

Benieuwd naar de mogelijkheden? Kijk op www.vapro-trainingen.nl

VAPRO17_068 Adv 185x130.indd 1

EMPOWERING PEOPLE AND INDUSTRIES

11/01/17 09:36


AKZONOBEL LEVERT WATERSTOF VOOR TANKSTATION IN DELFZIJL Samen met de twee bussen die de komende jaren op waterstof rijden in Groningen en Drenthe, is de opening van een tankstation voor waterstof in Delfzijl de volgende stap naar de vergroening van de economie in NoordNederland. Gedeputeerde Fleur Gräper van de provincie Groningen verrichtte de opening samen met Qbuzz, AkzoNobel Specialty Chemicals, Groningen Seaports en PitPoint. Om de inzet van waterstofbussen in deze regio mogelijk te maken, bouwde PitPoint een tankstation naast het Chemie Park Delfzijl. Dankzij een speciale leiding, aange52 Chemie Magazine maart 2018

legd door Groningen Seaports, wordt waterstof uit de chloorfabriek van AkzoNobel Specialty Chemicals naar het tankstation getransporteerd. Deze duurzame waterstof kan


FOTO: RICHARD DEGENHART

Uitgelicht

een grote bijdrage leveren aan de reductie van fijnstof en CO2-uitstoot door het wegverkeer. De proef met de twee bussen duurt vijf jaar. Vanaf 2030 moeten alle bussen in het openbaar vervoer emissievrij rijden. Volgens de provincies Groningen en Drenthe is het noorden bij uitstek geschikt voor bussen op waterstof, gelet op de lange afstanden in de provincies. De verwachting is dat er geleidelijk meer waterstof-

bussen gaan rijden na 2020. De samenwerking tussen de overheden is onderdeel van het Europese Jive2-project en ontvangt vanuit de Fuel Cell Hydrogen Joint Undertaking (FCH-JU) een bijdrage van 7,5 miljoen euro. Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat draagt 3,75 miljoen euro bij en de regio’s zelf 3,75 miljoen euro. Naast brandstof voor bussen en mogelijk ook ander transport, biedt

waterstof mogelijkheden voor de vergroening van de chemie. De uitdaging in Noord-Nederland is om groene waterstof te produceren uit duurzame bronnen en te transporteren naar de bedrijven. Samen met andere bedrijven in de Eemsdelta onderzoeken AkzoNobel en Gasunie momenteel de mogelijkheden om de productie van groene waterstof uit te breiden. p maart 2018 Chemie Magazine 53


AFHANKELIJKHEID NATUURLIJKE HULPBRONNEN RAAKT HELE BEDRIJFSVOERING

NATUURLIJK KAPITAAL TELT Voor veel chemiebedrijven vormt hun afhankelijkheid van natuurlijke hulpbronnen nog een blinde vlek. Maar wat als er opeens geen koelwater of aardolie meer is? AkzoNobel en Dow vertellen hoe aandacht voor natuurlijk kapitaal zowel goed is voor het milieu als voor de portemonnee. Tekst: Inge Janse

V

eel aandacht van de chemische industrie gaat uit naar het beperken van de CO2-uitstoot. Doet zij dat niet, dan verliest zij haar license to operate. Maar er zijn meer relaties met de natuur die op de korte of lange termijn de bedrijfsvoering kunnen bedreigen. De verzamelterm voor alle natuurlijke hulpbronnen die bedrijven gebruiken, is ‘natuurlijk kapitaal’. Bedrijven maken hier op grote schaal gebruik van, zoals voor grondstoffen (olie, biomassa) en processen (koelwater, emissies naar lucht). Het is verleidelijk om natuurlijk kapitaal te beschouwen als een logische aanwezige. Maar sinds een jaar of tien realiseren bedrijven zich – mede vanwege hun accountants – steeds meer dat de beschikbaarheid van natuurlijke hulpbronnen niet vanzelfsprekend is, en dat de bedrijfsvoering hierdoor risico’s kan lopen. Want wat als er geen koelwater meer is, er geen CO2 meer uitgestoten mag worden, of olie niet

54 Chemie Magazine maart 2018

meer aan de basis mag staan van chemische producten? Voor veel (chemie)bedrijven is die afhankelijkheid nog een blinde vlek.

Duurzaam Unilever

Een goed voorbeeld van de verrassingen die aandacht voor natuurlijk kapitaal kan opleveren, is te vinden bij Unilever. Deze voorloper op duurzaamheidsvlak weet al veel over zijn afhankelijkheid van de natuur via de eigen Life Cycle Analysis (LCA). Maar een analyse in 2017 door Stanford University van natuurlijk kapitaal (via het zogeheten Natural Capital Protocol) zorgde voor nieuwe inzichten. Uit de traditionele LCA bleek dat gebruik van de grondstof mais meer water vereist dan suikerriet, terwijl een analyse van natuurlijk kapitaal duidelijk maakte dat suikerriet juist 900 procent meer water vraagt. Ook het risicorapport uit 2018 van het World Economic Forum heeft in zijn top-


Duurzaamheid De Rijn.

FOTO: SHUT TERSTOCK

AKZONOBEL: ‘Het is een strategische keuze’ “Wij beseffen dat we niet alleen op de korte termijn financieel goed moeten presteren voor onze aandeelhouders, maar ook op de lange termijn voor onze klanten, medewerkers, de maatschappij en het milieu.” En dus, zegt Mark Didden, manager sustainability reporting and continuous improvement, besteedt AkzoNobel sinds 2004 formeel aandacht aan natuurlijk kapitaal. Die aandacht gaat vooral uit naar de waardeketen, dus het traject van ruwe grondstoffen tot eindproducten. Want hoewel de eigen impact op het milieu groot is, zijn er vaak andere plekken in de keten waar deze impact nog veel groter is. Soms profiteert de natuur het meest van andere leveranciers, soms van lokaal produceren, en soms van milieuvriendelijke producten. Ook werkt AkzoNobel samen in grote consortiums, zoals bij de bouw van een groene-waterstoffabriek, een windmolenpark en een waste to chemistry-fabriek.

Geen paradox 10 zeven problemen staan die direct samenhangen met natuurlijk kapitaal.

Werksessie

Om die afhankelijkheidsrelatie beter inzichtelijk te maken, vond op 28 maart de werksessie ‘Natuurlijk Kapitaal en Chemie’ plaats (zie kader). Deze sessie werd georganiseerd door de VNCI (in samenwerking met werkgeversvereniging VNO-NCW), MVO Nederland, de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA), IUCN (de International Union for Conservation of Nature, met daarin onder meer WNF en Natuurmonumenten) en het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Deze organisaties zijn typerend voor de breedte van het onderwerp. Inzichtelijk maken hoe de afhankelijkheid van de natuur in elkaar zit raakt aan alle facetten van de bedrijfsvoering: wetgeving, duurzaamheid én financiële gezondheid.

“Wij willen een leider zijn in aandacht voor natuurlijk kapitaal”, legt Didden uit. “Dat is een strategische keuze. Zo kunnen we wetgeving voor bijvoorbeeld beprijzing van CO2-emissies voor zijn.” Ook denkt Didden dat het op de lange termijn concurrentievoordeel oplevert. “Steeds meer van onze klanten willen producten die CO2 besparen, zoals verf die het brandstofverbruik van schepen vermindert en CO2-credits oplevert.” Ook werkt het samen met Black Bear om, in plaats van fossiele grondstoffen, oude autobanden te hergebruiken als pigment.

Die producten met een positieve invloed op natuurlijk kapitaal schaart AkzoNobel onder de noemer ‘eco premium solutions’. En niet zonder succes, want dit segment blijkt tot 3 procent meer winstgevend dan zijn ‘normale’ producten, weet Didden. “En door het klimaatakkoord van Parijs en de Sustainable Development Goals verwachten we dat de vraag hiernaar nog verder zal toenemen.” Bovendien, merkt AkzoNobel, zorgt een lagere milieu-impact in veel gevallen ook voor lagere kosten. “Idealiter is er geen paradox tussen kosten en milieu. We zoeken naar oplossingen die voor allebei goed uitpakken.” Wel is het daarbij volgens Didden zaak om op korte termijn economische winst te maken, zodat het bedrijf gezond blijft en kan investeren in de toekomst.

Meer groei

AkzoNobels aandacht voor natuurlijk kapitaal krijgt ook gevolgen voor toeleveranciers, voorspelt Didden. “Zij moeten natuurlijk al aan meerdere eisen voldoen, zoals geen kinderarbeid. Maar we stellen ook scorekaarten op waarmee we hun impact op natuurlijk kapitaal meten. We sluiten nog geen partijen uit, maar gaan wel op die scores sturen.” Didden geeft tijdens de werksessie vooral de boodschap mee dat inzetten op natuurlijk kapitaal helemaal geen moeite of geld hoeft te kosten. “Het maakt je business juist beter. Je haalt kosten weg, realiseert meer groei en zet in op toekomstige vraag. Maar dan moet je wel iets anders naar je bedrijf kijken.” e

maart 2018 Chemie Magazine 55


‘We zoeken oplossingen die voor kosten én milieu goed uitpakken’ DOW ‘Valuing nature betaalt zich uit’ Hoewel je bij een operations regulatory services leader niet direct aan natuurlijk kapitaal denkt, houdt Cees van Houwelingen zich bij Dow daar wel degelijk mee bezig. “Beleidsontwikkelingen in Europa gaan voor een belangrijk deel over duurzaamheid. Bovendien was ik hiervoor milieuverantwoordelijke binnen Dow. Ik ben niet iemand die in een nieuwe functie oude waardes laat vallen. Dus als ik het wat minder druk heb met beleid, dan werk ik graag mee aan de implementatie van de duurzaamheidsdoelstellingen in Terneuzen.” ‘Valuing Nature’ is een van Dow’s wereldwijde duurzaamheidsdoelstellingen voor de periode 2015-2025. De doelstelling ontstond uit een jarenlange samenwerking met The Nature Conservancy en het groeiende besef dat economie en ecologie elkaar niet hoeven te bijten. Dow neemt bij beslissingen daarom natuurlijk kapitaal mee. Soms neemt hierdoor de winstgevendheid toe zonder dat de natuur daaronder lijdt, soms gaan beide erop vooruit. Een goed voorbeeld daarvan is te vinden in Texas, waar Dow via een wetland grote investeringen in het

uitbreiden van de afvalwaterzuiveringsplant voorkomt, evenals de operationele kosten daarvan. ”Dow maakt zo gebruik van een ecosysteemdienst, wat een goede economische oplossing is. Het geeft ons bovendien direct belang bij het beschermen en in stand houden van dit ecosysteem, waar de natuur op haar beurt van profiteert.”

Sanering met mini-bos

Bij Dow in Terneuzen past het bedrijf groene infrastructuur met succes toe voor de sanering van verontreinigd grondwater op de plaats waar vroeger een fabriek stond. “Traditioneel zou je grondwater reinigen door het op te pompen en te behandelen. Via zogeheten fytosanering nemen boomwortels de pompfunctie over en wordt de verontreiniging in de bladeren onder invloed van zonlicht afgebroken.” Die fytosanering vraagt wel meer tijd dan de traditionele methode. Dat mocht, mits Dow kan aantonen dat de verontreiniging niet buiten de terreingrenzen belandt. En slaagt dit project, dan is er sprake van ruwweg 2 miljoen euro aan vermeden kosten. “Maar als wij die locatie opeens nodig hebben voor een nieuw project, dan

kan het zomaar gebeuren dat we de resterende verontreiniging alsnog traditioneel laten zuiveren.” Ondertussen blijven Van Houwelingen en zijn collega’s klanten en studenten vol trots rondleidingen geven door dit zuiverende mini-bos. “Dat enthousiasme over zo’n vernieuwende aanpak slaat makkelijk over, en dat heeft toegevoegde waarde voor onze communicatie met de buitenwereld. Ook past het project intern perfect in onze Valuing Nature-doelstelling.” Dow gaat bovendien ook op andere locaties de mogelijkheden van fytosanering bekijken.

Visdiefeiland

Verder is in de waterberging van Dow Terneuzen een drijvend eiland voor visdiefjes geplaatst, als bijdrage aan de ruimte voor natuur. “Het is ongelofelijk hoeveel positieve geluiden dat opleverde. Bij de onthulling moesten we een bus huren om alle geïnteresseerden naar de locatie te krijgen. Ik hoop dat er in het broedseizoen nog meer visdiefjes de weg naar het eiland weten te vinden dan er mensen bij de onthulling waren.”p

WERKSESSIE NATUURLIJK KAPITAAL

De werksessie ‘Inzicht in meerwaarde van Natuurlijk kapitaal’ op 28 maart startte met een overzicht van de ontwikkelingen qua duurzaamheid in de chemiesector door Sjoerd Looijs (VNCI). Vervolgens lichtte Martin Lok (ministerie van LNV) het maatschappelijk programma Natuurlijk Kapitaal verder toe. Arcadis, een van de opstellers van het Natural Capital Protocol, vertelde wat natuurlijk kapitaal is, wat de financiële relevantie ervan is en hoe het Natural Capital Protocol bedrijven kan helpen zicht te krijgen op de added value ervan. Vervolgens vertelden Dow en AkzoNobel hoe zij de waarde van de natuur voor hun bedrijfsvoering inzichtelijk maken. Accountantskantoor KPMG gaf aan welke invloed natuurlijk kapitaal heeft op de financiële gezondheid van organisaties. De werksessie werd besloten met een rondetafelgesprek tussen alle deelnemers, waarin zij de kansen en risico’s op bedrijfsen sectorniveau van natuurlijk kapitaal en de elementen voor een actieagenda voor de sector bespraken. Meer weten of een bijdrage willen leveren? Neem dan contact op met Elsbeth Roelofs, e.roelofs@ mvonederland.nl of Martin Lok, m.c.lok@minez.nl. Uw reactie wordt zeer op prijs gesteld. 56 Chemie Magazine maart 2018


WWW.BCFCAREEREVENT.NL

VNCI LEDEN: € 500 KORTING*

Ontmoet Chemie Talent! BCF Career is dé manier om in direct contact te komen met talent in de chemie en life sciences, uw talentpool uit te breiden en uw imago als werkgever te versterken. Voor meer informatie en het aanmeldformulier, neem contact op via info@bcfcareerevent.nl of 035-3030013. VNCI Leden: € 500 korting* *Deze eenmalige korting geldt alleen bij een eerste deelname op pakketten.

MAIN SPONSORS

SPONSOR

MEDIA PARTNERS

BCFJOBS

POWERED BY BIOBUSINESS SUMMERSCHOOL

MOVING CAREERS FORWARD IN LIFE SCIENCES


VISIE CLUSTERCOÖRDINATOREN OP ROUTEKAART 2050

CHEMIECLUSTERS AAN DE SLAG MET DUURZAAMHEID In het behalen van de duurzaamheidsambities van de chemische industrie spelen de zes chemieclusters een belangrijke rol. Dat stelt ook het rapport ‘Chemistry for Climate – Acting on the need for speed’. Hoe kijken de zes clustercoördinatoren naar dit rapport? Helpt het hen bij het realiseren van hun ambities? Tekst: Henk Engelenburg

O

nderweg naar de duurzame ambities van de chemische industrie in Nederland spelen de zes chemieclusters een onmisbare rol. “Alle chemieclusters hebben al programma’s opgezet of hebben deze in ontwikkeling voor een economie met een lage broeikasgasemissie”, stelt het rapport ‘Chemistry for Climate – Acting on the need for speed’ (de Roadmap for 48 Chemie Magazine maart 2018

the Dutch Chemical Industry Towards 2050, kortweg Routekaart 2050). Om succesvol te zijn, moet wel aan een aantal voorwaarden worden voldaan. “Om rendabele mogelijkheden voor CO2-emissiereductie nu te kunnen implementeren, zijn meerjarige investeringsprogramma’s voor alle chemieclusters vereist op basis waarvan de industrie kan investeren, passend in een langere termijnvisie”, aldus VNCI-voorzitter Mark

Williams in het voorwoord. “Hierbij is nauwe samenwerking nodig met andere sectoren, vooral de energiesector. En met de overheid. Daarvan verwachten we het realiseren van de (regionale) infrastructuur voor warmte en CO2 en toegang tot voldoende hernieuwbare energie.” Wat vinden de clustercoördinatoren er zelf van? Voldoet het rapport aan hun verwachtingen, herkennen ze hun ambities erin?


Energie & Klimaat

ZEELAND

CHEMELOT

DELFZIJL

‘Een middel om de discussie te kanaliseren’

‘Het gaat echt om een nieuwe industriële revolutie’

‘Instrumentarium voor pilotfaciliteiten is onmisbaar’

De VNCI neemt hiermee de lead in ‘het probleem waar we met z’n allen voor staan’, aldus Daniel Goedhuis, programmamanager Smart Delta Resources en coördinator Chemiecluster Zeeland. “De Roadmap heeft ons in Zeeland mede geïnspireerd om er regionale invulling aan te geven.” Smart Delta Resources heeft de ‘routes verduurzaming’ samengebracht van onder meer de Routekaart van de VNCI, van EZ, van VEMW en van nationale en sectorale studies en heeft een vertaalslag gemaakt naar de regio Zuidwest-Nederland, Vlaanderen, West-Brabant. Het voorlopige resultaat is een ‘roadmap voor Zeeland’, die medio april wordt gepresenteerd. De kernbegrippen: klimaatneutrale energiedragers, infrastructuur voor elektra, waterstof, en CO2-opslag, waterstofproductie via elektrolyse, geothermie in West-Brabant, terugbrengen van plastic afval naar grondstof, steel to chemicals (rookgassen van staalsector combineren met waterstof tot grondstof voor chemie) en implementatie warmtepomptechnologie. Goedhuis ziet de Routekaart als een middel om de discussie te kanaliseren. De opgave voor de VNCI is bedrijven en overheden om de tafel krijgen en in gesprek gaan over het realiseren van de klimaatopgave. “Hoe gaat dat vorm krijgen? Komt er bijvoorbeeld een CO2-belasting of wordt het gratis CO2? We weten het niet en het is nu nog niet relevant. We weten wel dat we bijvoorbeeld een CO2-leiding nodig hebben. Waar komt die en wat kost die en wie gaat dat betalen? Het wordt een proces van jaren om die uitdagingen gaandeweg gezamenlijk op te lossen. De bedrijven willen graag aan de slag om resources vrij te maken, studies te starten, de eerste stappen te zetten. Op basis van economische omstandigheden waarin investeringsbeslissingen op gezonde bedrijfseconomische gronden kunnen worden genomen.”

Een belangrijke oproep aan diverse partijen, de overheid niet in de laatste plaats, om gezamenlijk de enorme uitdaging aan te gaan, zo ziet Robert Claasen deze Routekaart. “Het gaat echt om een nieuwe industriële revolutie.” Hij onderkent het spanningsveld tussen het verlagen van CO2-emissies bij behoud van concurrentiekracht. De Routekaart bepleit een mondiale CO2beprijzing om een gelijk speelveld te bewerkstelligen, maar voordat het zover is, is ondersteuning van concurrentiekracht volgens hem van groot belang. De Routekaart ademt dezelfde ambities als Chemelot: uitgroeien tot het duurzaamste en meest concurrerende chemiepark van West-Europa. Een van de parallellen is de noodzaak van samenwerking. De structuur van Chemelot is hier illustratief, de bedrijven zijn er al sterk geïntegreerd. Dit stelt ze in staat om elkaar te helpen met vergroening, opschaling van processen, ‘de-bottlenecken’ (efficiëntieverhoging opdat concurrentie met ‘fossiel’ mogelijk is) en samenwerken. Claasen stelt dat de sterke afhankelijkheid binnen het chemiepark ook moet gelden buiten de poort, aangezien samenwerking vereist is met overheden en energiebedrijven. Chemelot-bedrijven leveren groene restwarmte aan omliggende gemeenten, er wordt gekeken naar CO2 voor het tuinbouwgebied in Noord-Limburg en er wordt bezien of het chemiepark mest kan omzetten in biogas. “Maar voor al die zaken zijn de regels nog niet duidelijk.” Eén zaak zou volgens Claasen in de Routekaart meer aangezet moeten worden: de human capital-agenda. “We hebben heel veel kennis in Nederland, maar het wordt nog een uitdaging om te bereiken dat het aantal mensen met die kennis op peil blijft.”

De uitgangspunten en aanbevelingen sluiten ‘prima’ aan bij die van het cluster in Noord-Nederland, stelt Henri Kats, business manager chemicals bij Groningen Seaports en lid van het kernteam Chemport Europe. De nadruk ligt op duurzamer produceren door de inzet van alternatieve vormen van energieopwekking. “Hoe je dat verder invult, met wind op zee, wind op land, zonnepanelen, biomassa en dergelijke, is een afgeleide.” De belangrijkste thema’s worden in de Routekaart genoemd, ook CCS (Carbon Capture and Storage), al ziet Kats liever de nadruk op CCU (Carbon Capture and Utilisation), omdat het benutten van CO2 aansluit op het sluiten van de CO2-kringloop. De benodigde tientallen miljarden aan investeringen die de Routekaart voorziet, hebben voor een groot deel betrekking op energieopwekking. Het cluster in Delfzijl heeft hier al grote stappen in gemaakt. Zo ontvangen bedrijven er sinds 2009 stoom van de afvalverbrandingsinstallatie van EEW Energy from Waste en is vorig jaar de ‘biostoom’-leiding tussen de centrale van Eneco Bio Golden Raand en het chemiepark in gebruik genomen. Binnen het cluster wordt al lang methanol geproduceerd. Dit maakt het logisch om in lijn met de Routekaart verder te studeren op de route van methanol naar olefinen. Dit vraagt echter nog behoorlijke investeringen, aldus Kats. Een instrument van overheidswege dat dergelijke investeringen vanuit het bedrijfsleven stimuleert is noodzakelijk. Ook een instrumentarium voor pilotfaciliteiten is onmisbaar voor de transitie naar een duurzaam chemiecluster. Biomassa voor materialen speelt eveneens al een rol in Delfzijl, met de proeffabriek van Avantium. Daarnaast onderzoeken AkzoNobel en Gasunie de mogelijkheid om groene waterstof te produceren voor de chemie. e maart 2018 Chemie Magazine 49


ROTTERDAM

AMSTERDAM

EMMEN

‘Focus ook op minder grootschalige initiatieven’

‘De benodigde infrastructuur moet worden onderzocht’

‘Van belang dat elk cluster zijn eigen focus houdt’

De Routekaart sluit aan bij de activiteiten die in Rotterdam worden ontwikkeld, zegt Alice Krekt, programmadirecteur van Deltalinqs Energy Forum, dat haven- en industriële bedrijven samenbrengt in de energietransitie. Krekt werkt nauw samen met Havenbedrijf Rotterdam in de versterking van het Rotterdamse chemiecluster. Ze onderschrijft dat financiën, wetgeving en organisatorische vraagstukken net zo belangrijk zijn voor de implementatie van innovaties als de techniek. Het valt haar op dat de Routekaart zich in de opsomming van initiatieven in de Rotterdamse regio vooral richt op grootschalige sleutelprojecten, zoals offshore CCS, warmterotonde en biomassa. Ze breekt daarom een lans voor de minder grootschalige initiatieven. “We zoeken in onze regio bijvoorbeeld steeds naar nieuwe manieren om energie te besparen. We brengen bij bedrijven actief nieuwe technieken onder de aandacht en zoeken naar clustervoordelen door warmte- en stoom-uitkoppeling. Overheden als provincie ZuidHolland en Rotterdam helpen bij het terugdringen van de onrendabele top.” Verder ontwikkelt het cluster een fieldlab elektrificatie voor ‘power to X’opties en wordt waterstof verkend als brandstof voor verwarming bij industriële processen. Krekt ziet dat ook andere clusters veel technieken ontwikkelen en pleit voor het samenbrengen van al die initiatieven, opdat alle partijen van elkaar kunnen leren. Het ligt volgens haar voor de hand dat hierover landelijke afstemming komt, wellicht aansluitend aan het klimaaten energieakkoord. Voor de uitvoering van de Routekaart is een betrouwbare overheid nodig die een koers inzet die verder gaat dan deze kabinetsperiode. CCS is volgens Krekt voorlopig nodig om de emissies snel te verminderen en intussen fundamentele zaken voor CCU uit te zoeken.

Wat Micha Hes, business development manager Circular Industry van Port of Amsterdam, aanspreekt in de Routekaart is de verantwoordelijkheid om chemie in de hele keten te beschouwen, ‘want chemie is behalve productie ook gebruik’. Zijn algemene reactie: er wordt te veel van de overheid gevraagd om te investeren. En hij heeft bedenkingen bij CCS. De Routekaart geeft volgens Hes dezelfde richting aan waar het Amsterdamse havenbedrijf voor kiest. De kracht ligt in het ontwikkelen van een slimme, circulaire industrie. Er is namelijk de sterke aanwezigheid van chemie met het Shell-lab, Avantium, Albemarle, het Amsterdam Science Park en het Ilab, met een aantal starters. Het Havenbedrijf wil de link zijn tussen wetenschap en opschaling en probeert daarom zo veel mogelijk innovaties, pilots en de demo’s zijn kant op te krijgen. Daarvoor is een innovatiehub in de haven ontwikkeld. De kernzaken: infrastructuur, innovatie, ‘first movers’, circulaire economie en biomassa. De haven ziet voor zichzelf een rol weggelegd als hub op het gebied van waterstof en biomassa. De bouw van grote windmolenparken voor de kust wordt gezien als kans, zowel voor gebruik in de stad, de industrie als om de waterstof te distribueren. De benodigde infrastructuur moet worden onderzocht. Daarnaast wil de haven uitgroeien tot biomassahub in Europa vanwege de sterke positie in droge-bulkoverslag. Het Havenbedrijf heeft al een van de grootste bioraffinageclusters van Europa. De OCAP-leiding tussen Rotterdam en Amsterdam, die nu CO2 bevat voor de glastuinbouw, biedt kansen om CO2 als grondstof in te zetten. Waterbedrijf Waternet maakt biogas uit rioolslib. Het voordeel van de nabijheid van Tata Steel, de opkomst van elektrificatie, gebruik van waterstof en CCU: allemaal kansen, aldus Hes.

Bart Labrie, directeur-eigenaar van H&P Moulding en voorzitter van het chemiecluster Emmen (Suspacc), constateert en begrijpt dat de Routekaart sterk focust op het verduurzamen van grondstoffen en energie, maar hij mist de nodige aandacht voor het ontwikkelen van producten en toepassingen. “Dat is net zo belangrijk.” H&P Moulding maakt hoogwaardige precisie-spuitgietonderdelen van kunststof, en ook het cluster Emmen is sterk productgericht. Labrie ziet vanuit de praktijk dat wetgeving niet zelden in de weg zit. Zo zijn de wettelijke eisen ten aanzien van vooral toepassingen in weg- en waterbouw, in de bouw en in de medische sector op tamelijk traditionele richtlijnen gebaseerd. Wanneer materialen en toepassingen op basis van duurzame grondstoffen meer ingang vinden, ontstaat een grotere acceptatiegraad om materialen ook te circuleren. Labrie: “Mensen hebben nu nogal moeite met het in circulariteit brengen van materialen en toepassingen op fossiele basis. De houding is vooral ‘not in my backyard’. Bedrijven en overheden kunnen veel meer een voortrekkersrol spelen als launching customer. Als zij er veel meer aan zouden doen, zou dat de ontwikkeling van producten op basis van duurzame grondstoffen veel meer stimuleren en daarmee ook de productketen. Dus iets meer pull dan alleen maar push. Als je laat zien dat producten uit materialen op basis van biomassa niet slechter zijn dan op basis van de traditionele grondstoffen en soms zelfs beter, ontstaat vanzelf meer acceptatie voor duurzame grondstoffen.” De clusters moeten hun eigen focus houden. “Elk cluster heeft zijn eigen specifieke voordelen, laten we ervoor waken dat de clusters ook op die basis de Routekaart uitwerken. Maak gebruik van elkaars kennis, maar ga niet onderling concurreren, want dan ontstaat een sterke verwatering.” p

50 Chemie Magazine maart 2018


VNCI

VNCI NIEUWS IN DE MEDIA LIMBURGS DAGBLAD berichtte op 21 maart over de lancering van ‘Chemie in Nederland’, de ‘Wikipedia’ van de Nederlandse chemische industrie, die de oude papieren versie vervangt. “Niet alleen is de informatie nu altijd up-to-date, het is ook mogelijk om voor producten de hele keten in beeld te krijgen”, zegt Rein Coster, hoofd Ondernemerschap bij de VNCI. “Van producent tot verwerker, je ziet meteen wat er voor een bepaald product in een regio beschikbaar is. Bij het vinden van een vestigingsplaats is dat onmisbare informatie.”

HET FD publiceerde op 7 maart een groot artikel over het rapport ‘Chemistry for Climate – Acting on the need for speed’, dat laat zien hoe de Nederlandse chemische industrie in 2050 een emissiereductie van broeikasgassen van 90 procent kan bereiken. ‘De Nederlandse overheid moet zich inzetten voor een gelijk speelveld in Europa en de wereld’, schrijft HET AD. ‘Daarvoor is het noodzakelijk dat er een prijs op CO2-uitstoot geplakt wordt die wereldwijd wordt gehanteerd.’ “Dan wordt er geen industrie verplaatst naar oorden waar geen CO2-prijs geldt”, zegt Raymond van der Horst, algemeen directeur van ExxonMobil Chemical Holland en lid van het bestuur van de VNCI.

CHEMIE MAGAZINE NU OOK OP TABLET EN SMARTPHONE U kunt Chemie Magazine ook (gratis) ontvangen op uw tablet en smartphone. ZO SLUIT U EEN GRATIS ABONNEMENT AF: • Maak een account aan via www.magzine.nu • Ga naar www.magzine.nu/magazine/Chemiemagazine, klik op Abonnementen en vervolgens op Nu kopen • In de winkelwagen klikt u vervolgens op Afrekenen en Verder • Pak uw tablet en download via www.magzine.nu de gratis MagZine-app • In de MagZine-app logt u in met het zojuist aangemaakte account • Klik op Download Magazines en lees de laatste Chemie Magazine via de knop Mijn Magazines • U krijgt telkens een mail als er een nieuwe editie is verschenen VRAGEN OF OPMERKINGEN? Neem contact op met Igor Znidarsic, hoofdredacteur van Chemie Magazine, znidarsic@vnci.nl


COL OFON

MENSEN

Chemie Magazine is het maandblad van de Vereniging van de Nederlandse Chemi-

VAN ’T HOFF INSTITUUT

Chris Slootweg, associate professor aan het Van ’t Hoff Instituut voor Moleculaire Wetenschappen in Amsterdam, is beloond met een Humboldt Research Fellowship. De Duitse Alexander von Humboldt-stichting heeft een lange traditie in het bevorderen van academische samenwerking tussen excellente wetenschappers uit binnen- en buitenland en stelt promovendi in staat om postdoc-beurzen aan te vragen. Met de beurs gaat Slootweg als gast onderzoek doen aan de universiteit van Regensburg (Duitsland).

sche Industrie (VNCI) en verschijnt 11x per jaar

Redactie Igor Znidarsic (hoofdredacteur) Marloes Hooimeijer (eindredactie)

Contact redactie Loire 150, 2491 AK, Den Haag

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN

Het Koninklijk Instituut Van Ingenieurs (KIVI) heeft de Academic Society Award uitgereikt aan Kitty Nijmeijer, hoogleraar Membraantechnologie aan de TU/e. Zij krijgt de prijs vanwege het grote belang van haar onderzoek en de aansprekende wijze waarop zij de verbinding legt tussen wetenschap en maatschappij. Nijmeijer doet baanbrekend onderzoek naar membranen. In 2014 werd dit in de praktijk gebracht op de Afsluitdijk in de eerste blue energy-centrale ter wereld, waar met een speciaal membraan tussen rivier- en zeewater energie wordt opgewekt.

T 070 337 87 28 E redactie@vnci.nl

Medewerkers Pieter van den Brand, Henk Engelenburg, Leendert van der Ent, Adriaan van Hooijdonk, Harm Ikink, Inge Janse, Erik te Roller, Marga van Zundert

Vormgeving Curve Mags and More, Haarlem

Advertentie-exploitatie

ICMS

Jan van Hest is de nieuwe wetenschappelijk directeur van het Instituut voor Complexe Moleculaire Systemen (ICMS). Hij volgt oprichter hoogleraar Bert Meijer op. Van Hest promoveerde in 1996 aan de TU/e bij Meijer. Na een postdoc aan de University of Amherst (VS) en een onderzoekersaanstelling bij DSM Research, werd hij hoogleraar aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Op 31-jarige leeftijd werd hij daar hoogleraar bio-organische chemie. In 2017 zette hij bij de TU/e zijn onderzoekswerk op het gebied van bio-organische chemie voort bij de faculteiten Biomedische Technologie en Scheikundige Technologie. Meijer zal een grote rol blijven spelen bij het ICMS.

Mooijman Marketing & Sales, Julius Röntgenstraat 17, 2551 KS Den Haag, T 070 323 40 70, E dm@mooijmanmarketing.nl Advertenties vallen buiten de verantwoordelijkheid van de redactie

Druk MediaCenter Rotterdam

Abonnementen Wie werkzaam is in de chemische industrie of op een andere wijze direct of indirect bij de chemische industrie betrokken is komt in aanmerking voor een kosteloos abonnement op Chemie Magazine. Meld u aan via crs@vnci.nl of www. vnci.nl/actualiteit/maandblad.aspx en u krijgt zo spoedig mogelijk bericht. Meer informatie: znidarsic@vnci.nl of 070 337 87 28.

Overname Overname van artikelen uit Chemie Magazine is alleen toegestaan na voorafgaande schriftelijke

VNCI ONLINE WWW.VNCI.NL

Website met onder meer dagelijks nieuws, het archief van Chemie magazine en alles over de chemische industrie in Nederland WWW.VNCI.NL/NIEUWS/CHEMIE-NIEUWSBRIEF

Gratis nieuwsbrief met daarin wekelijks het laatste nieuws over de chemische industrie en de VNCI

62 Chemie Magazine maart 2018

toestemming van de redactie. In de meeste TWITTER.COM/VNCI

De VNCI met het laatste nieuws, vacatures en reactiemogelijkheden op alle berichten

Discussieer mee met meer dan 2000 betrokkenen uit de chemische industrie en bezoek de vacatures in de LinkedIn-groep van de VNCI

gevallen zal die graag worden gegeven

Beeld cover ANP ISSN 1572-2996


Custom Manufacturing, Blending and Toll services AD Productions is a service business that allows customers to benefit from AD International’s state of the art manufacturing expertise. Chemical companies, from global conglomerates through to regional and specialized suppliers, can

AD Productions (located in the heart of Western Europe) offer full R&D, formulation and pilot line

chemical industry.

documentation and certification.

benefit from AD Productions extensive capabilities and expertise, built over a period of 40 years in the

capabilities and can extend their toll services to encompass purchasing, quality control, traceability,

Overview of production capabilities

Production capabilities

Batch capacity varying from 300 liters up till 30000 liter Possibility to purge with and produce under nitrogen

is a part of AD International

adinternationalbv.com

Temperatures controlled production (up till 80 degrees) Blending of powders (packaging from 250 grams to Big Bags) Possibility to fill product from 0,5 liter up till road tankers or Iso Containers

Heijningen | The Netherlands | +3 1 (0)167-52 69 00 | contact@adinternationalbv.com

CLS Services CHEMISTRY OF CONNECTING PEOPLE

www.cls-services.nl

recruitment, selection and secondment in chemistry | pharma | biotech | food | feed

TECHNICAL INTEGRATOR DRUG SUBSTANCE DEVELOPMENT JANSSEN VACCINES & PREVENTION - LEIDEN

Within Janssen Vaccines & Prevention, previously Crucell, entrepreneurial people are working in a dynamic culture in which innovation and a ‘can do’ state of mind are the central points. The teams are dedicated and focussed on the discovery, development, manufacturing and marketing of vaccines and antibodies to protect people world-wide from infectious diseases. In the position of Technical Integrator Drug Substance Development you will lead a DSD project team and represent this team in the CMC project team. Your responsibilities include co-ordinating the departmental deliverables for 1-3 CMC projects in alignment with DSD line management as well as with other functional areas, like Analytical Development, Drug Product Development, Regulatory Affairs, Quality Assurance and Clinical Supply Chain. With a Ph.D in a relevant discipline, you preferably have at least 5 years experience in the pharmaceutical industry and proven expertise in Drug Substance process development and manufacturing process knowledge. While being pro-active and having a positive attitude, you have the ability to lead and develop multidisciplinary teams of professionals in a matrix environment. Interested to know more about this position? Then visit our website for more information.


S CH RIJ F U NU IN O P W W W.LR QA.NL O F BE L +31 ( 0) 10 201 84 45

Investeer in training LRQA verzorgt al meer dan 30 jaar trainingen voor particuliere en zakelijke professionals die zich verder willen ontwikkelen in auditen en procesmatig werken. De trainingen zijn gericht op het verbeteren van managementsystemen gebaseerd op (ISO)-normen, EU-richtlijnen en procesverbeteringsmodellen en technieken. De trainingen worden verzorgd door enthousiaste trainers met praktijkervaring.

Workshop wijzigingen ISO 45001 1 dag /€ 540 Inclusief locatiekosten, lunch en cursusmaterialen Utrecht 17 april 2018

Transitietraining ISO 9001:2015 2-daags /€ 945 Inclusief locatiekosten, lunch en cursusmaterialen Capelle a/d IJssel 23 & 24 april 2018

Lead Audit Milieu ISO 14001:2015 5-daags /€ 2.215 Inclusief locatiekosten, lunch en cursusmaterialen Utrecht 16 t/m 20 april 2018

Interne Audit ISO 9001:2015 2-daags /€ 945 Inclusief locatiekosten, lunch en cursusmaterialen Capelle a/d IJssel 18 & 19 april 2018

Meer informatie W www.lrqa.nl T +31(0)10 201 84 45 M info@lrqa.nl


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.