
4 minute read
Grinta | My lucky number 13
Sarah Spaas eigenaar/salesmanager bij Spaas Kaarsen
My lucky number 13
Fel, een beetje ruw, de ziel uit je lijf lopen en na de match kaarsje uit. Sarah Spaas is verknocht aan hockey. Al meer dan 30 jaar. Haar grootste kick op het veld? “Een geweldige pass geven en iemand anders laten scoren, daar word ik blij van.”
“Hoeveel teamsporten in open lucht voor vrouwen ken jij? Er zijn er amper! Straf toch?” Sarah Spaas steekt meteen van wal, vol vuur jawel, met een tegenvraag. Ze moest twee keer nadenken voor ze toezegde voor dit gesprek. “Ik speel hockey voor de fun. Gewoon, moeders onder elkaar. Is dat wel interessant?” Maar stel Sarah één vraag over hockey en ze is met gemak voor een uur vertrokken. Ze mag dan de leading lady zijn van Spaas Kaarsen, Sarah is bovenal een teamplayer. Zowel op als naast het hockeyveld. “Ik ben een groepsmens. Je samen smijten en samen scoren, daar hou ik van. Met hard werken heb ik geen probleem, maar er moet wel resultaat zijn, anders is de fun eraf.”
Geen flauw mieke
Op haar 18de stond ze voor het eerst op een hockeyveld. “Ik hou van een sport waar actie in zit. Hockey is heel fair play, maar het kan er ook hevig aan toe gaan. En dat mag. Ik ben niet het poppetje dat na één duw tegen de grond gaat.” Vandaag, zo’n 32 jaar later, geeft Sarah nog steeds zelden forfait. Eén jaar speelde ze niet. Een jaar waarin ze veel andere ballen in de lucht hield, op het werk en thuis met twee kleine kinderen. Die kinderen kregen wel de smaak te pakken en namen op hun beurt de hockeystick met veel plezier op. Hockeymama was ze dus ook. En een niet zo stille supporter aan de zijlijn.
Efkes een sprintje trekken
Een competitiebeestje noemt ze zichzelf. “Ook al spelen we puur voor het plezier, als je op dat veld staat, wil je toch altijd weer winnen. Ik heb graag een doel. Een doel zorgt voor focus. Wandelen is ook leuk, maar dan schieten mijngedachten alle kanten op. Bij hockey niet. Ik stap het veld op en zie alleen die bal.” Een kans? Sarah gaat. “Een sprintje trekken en lopen langs mijn lijn, heerlijk. Ik ben altijd een aanvaller geweest en wil liefst scoren. 13 is mijn rugnummer. Dan ga je ervoor hé! Een goede assist geven en iemand anders laten scoren, ligt me misschien nog beter. Als je jong bent, wil je een goal graag op eigen conto schrijven. Vandaag gun ik dat graag de jonge veulens.”
Kers op de taart
De baan vrijmaken voor iets nieuws is een rol die Sarah als gegoten zit. In 2014 stapt ze aan boord van het familiebedrijf, na een mooi parcours van 16 jaar in sales, customerservices en retail in een Zweedse multinational. “Mijn broer Ben, CEO van Spaas Kaarsen sinds 2005, vroeg me om samen met het team het Spaas-merk nog beter op de kaartte zetten. Eerst twijfelde ik. Ben en ik zijn van jongs af tweehanden op één buik en ik wilde niet dat die band doorzakelijke meningsverschillen op de helling zou komen te staan.” Nog geen milliseconde heeft Sarah haar sprong betreurd. “Het is een groot voordeel dat we elkaar door en door kennen.” In 2010 kwam Spaas weer voor 100% in familiehanden. “Een visionaire zet van onze ouders. Zo konden wij vanuit een ideale startpositie als vijfde generatie het bedrijf voortzetten." Dit jaar won Spaas Kaarsen de Family Business Award of Excellence. De kers op de taart van 170 jaarondernemerschap.
Huppelend door de fabriek
Als salesmanager is Sarah het gezicht van de onderneming bij klanten. “De verbondenheid met het bedrijf, dat zit inmijn bloed, in mijn genen en in elke vezel van mijn lijf. Ik zie mezelf als kind nog door de fabriek huppelen. Vandaag is er veel geautomatiseerd, maar je voelt nog altijd dat de productie het kloppend hart is. De plek waar iets gemáákt wordt. Van grondstof tot eindproduct, een proces dat me mateloos blijft boeien.” Talent aantrekken en behouden, de grondstoffencrisis het hoofd bieden, stappen vooruitzetten in duurzaamheid en digitalisering: uitdagingen bij de vleet. “Het is zoals met hockey: ik wil in beweging en bij de pinken blijven, zodat ik na de match kan zeggen: ja ik ben moe, ja het was pittig, but we did it!” —

© Frank Gielen