ze bespeelde hem als een oude banjo
fabeltjes als verdrinken is een mooie dood
ik zeg je: ik ben tot tweemaal toe bijna verdronken ik bleef spartelen als een angstig hondje
arme jongen
op Omaha Beach haalde hij zijn postduiven boven die stante pede koers zetten richting Berlijn wij vervloeken de goden bidden als ketters weten dat als hij nu de eeuwige jachtvelden betreedt er morgen een onweer losbarst dat zijn gelijke niet kent
en telkens weer staan we aan dat immense raam in de Berghof
staren we gewetenloos en voldaan naar een punt net boven de zinken dakgoot van een hotel in de weidse verten het is al een wonder dat er niet nog meer plafonds naar beneden donderen JESS DE GRUYTER
Fragment uit Zo meteen gaat deze kogel een hoop rotzooi aanrichten (deel V).
gedicht1/2016.indd 2
7/03/16 11:59