DNG 2025 01

Page 1


Boeken kunnen niet genoeg geprezen worden

In een tijd waarin verhalen meer dan ooit nodig zijn om ons te verbinden en te inspireren reikt het Vermeylenfonds opnieuw de publieksprijs uit in de categorie fictie/non-fictie voor de Boon voor literatuur. Een Vlaamse prijs die het beste Nederlandstalige boek in de schijnwerpers zet. Met deze prijs en in dit nummer willen we literatuur meer zichtbaar maken en een breed publiek aanmoedigen om zich te verdiepen in de wereld van boeken en verhalen.

Ook dit jaar zijn we verrast en getriggerd door boeken die iets losmaken in onszelf. De kracht van taal doet weer z’n werk. Het brengt ons bijeen om te discussiëren, van gedachten te wisselen, het eens of oneens te zijn over een winnaar. In diverse leesclubs werden de boeken (on) genadig besproken. Verenigen, verbinden, verbreden en verdiepen is immers de (T) taak van het Vermeylenfonds en dit liefst met een boek in de hand.

Maak kennis met de genomineerden en stem op uw favoriete boek!

We willen ook de boeken die het daglicht niet (genoeg) zien in de openbaarheid brengen. Meer en meer boeken worden in eigen beheer uitgebracht, ver weg van het commerciële circuit. De ‘zolderkamerschrijvers’ verdienen aandacht. Het fascinerende schrijverstraject van Luc Maddelein tovert ongetwijfeld een sourire op je gezicht. Van de zolderkamer naar de sterrenhemel van Van Gogh is een kleine stap. Peter Benoy geeft ons een kunstige kijk op onze galaxy, een grote inspiratie voor veel kunstenaars.

Nu nog afwachten wie ‘de ster’ wordt op de uitreiking van de Boon 2025 in Leuven op 25 maart of kijk mee naar de live opnames tijdens De Afspraak op VRT Canvas.

Sarah Mistiaen

INHOUD april-juni 2025

03 Eyecatcher

04 De levens van Claus interview met Mark Schaevers

07 Oroppa interview met Safae el Khannoussi

10 De Bondgenoten door Brecht Evens

11 Het Archief interview met Thomas Heerma van Voss

13 Publieksprijs Boon

14 Fragmenten uit De Bondgenoten

16 Agenda en Verslag

18 BV Luc Maddelein

20 De recensent

22 Column - Peter Benoy

24 Samenhang/Confrontatie - Peter Benoy

26 Column - Anita

27 Boeken(k)(b)uren

Ontdek onze vele concerten op bijloke.be 25 26

Laat je verwonderen door De Bijloke

Ledenvoordeel

Vermeylenfonds

Krijg 20% korting op een selectie van concerten. Info & tickets via vermeylenfonds.be

De winnaars van de poëziewedstrijd Maandrang 2025 zijn....! Schrijvers tussen 1 en 111 jaar oud konden deelnemen aan de Maandrang poëziewedstrijd, die opriep tot lijfelijke gedichten.

Uit de 133 inzendingen, werd door de jury uiteindelijk het gedicht “ingelijfd/ ontlijfd” van Stien Keunen bekroond. Dit gedicht werd gedrukt op een postkaart die tijdens het festival werd verspreid.

Hilde Devoghel kaapte de prijs voor ‘beste versregel’ Haar vers werd gedrukt op een bladwijzer en verspreid in Antwerpen, Gent, Leuven en Mechelen via boekhandels De Slegte, De Zondvloed en Salvator.

Deze pagina is een coproductie tussen het Vermeylenfonds en Creatief Schrijven vzw. Wil je kans maken op publicatie in het volgende nummer? Post je tekst op azertyfactor.be/wedstrijd.'

COLOFON

DE NIEUWE GEMEENSCHAP driemaandelijks ledenblad van het August Vermeylenfonds vzw; verschijnt op 15 maart, 15 juni, 15 september en 15 december.

REDACTIE Peter Benoy, Tom Cools, Willem Debeuckelaere, Sarah Mistiaen, Johan Notte, Kristel Gijbels, Nico Pattyn, Paul Teerlinck, Eliane Van Alboom, Judy Vanden Thoren, Hans Vandevoorde, Anita Van Huffel en Anne Van De Genachte (+ vormgeving)

ALGEMEEN SECRETARIAAT Tolhuislaan 88, 9000 Gent, 09 223 02 88 - e-mail: info@vermeylenfonds.be - website: vermeylenfonds.be - openingsuren: 9u - 12u en van 13u tot 17u

ABONNEMENT 15 euro (4 nummers)

LIDMAATSCHAPSBIJDRAGE 15 euro per individu. U kunt lid worden door aan te sluiten bij een plaatselijke afdeling of door overschrijving op rek.nr. BE50 0011 2745 2218 van het Vermeylenfonds vzw, Tolhuislaan 88, 9000 Gent. Leden ontvangen gratis De Nieuwe Gemeenschap.

VERANTWOORDELIJKE UITGEVER Willem Debeuckelaere, p/a Tolhuislaan 88, 9000 Gent Auteursrechten personen die we niet hebben kunnen bereiken i.v.m. eventuele auteursrechten kunnen de redactie contacteren.

STEUN HET VERMEYLENFONDS Giften vanaf 40 euro zijn fiscaal aftrekbaar. Reknr. BE50 0011 2745 2218, Vermeylenfonds, Tolhuislaan 88, 9000 Gent. Om reden van milieuvriendelijkheid wordt dit tijdschrift op chloorvrij recycleerbaar papier gedrukt.

WORD LID

De levens van Claus

Interview met Mark Schaevers

Mark Schaevers, die met De levens van Claus een weergaloos relaas aflevert van een van onze meest fascinerende schrijvers. Een schelmenroman, zo zegt hij zelf.

Mark, je hebt een intrigerende biografie geschreven over Hugo Claus. Je hebt hem ook persoonlijk gekend. Wanneer heb je hem voor de eerste keer ontmoet?

Mark Schaevers: “In januari 1993, dat weet ik nog heel precies. Saint-Amour had dat jaar Hugo Claus en Harry Mulisch op de affiche staan. Naar aanleiding daarvan had ik met hen een dubbelgesprek voor Humo. Een ontmoeting tussen de twee zogenaamde vrienden. Schijnvrienden zou ik veeleer zeggen, ze waren heel competitief ingesteld.”

Ze hadden wel een decennialang gedeeld verleden.

“Ze stonden allebei op als mediafiguur in de jaren vijftig en waren aan elkaar gewaagd in grootspraak. In fijnspraak ook, ze hebben heel wat leuke interviews gegeven. Een goed deel van de kracht van die generatie – de eerste televisiegeneratie - was dat ze snel publieke figuren zijn geworden. De schrijver als fenomeen, als BV of BN zoals dat later dan genoemd zou worden.

Ze hadden dus zeker een gedeeld verleden, maar dat ging gepaard met schermutselingen. Mulisch vond Claus aanvankelijk maar een modefiguur. Zijn toneel was in orde maar romans schrijven, dat was wel wat anders. Het is met geplaag begonnen en dat is er altijd blijven inzitten. Ze zijn samen beroemd geworden in de jaren zestig. Ze zijn naar Cuba gegaan en hebben het libretto voor Reconstructie geschreven, een opera die aan Cuba refereert.

STANDPUNTEN

BIO Mark Schaevers (1956) werkt als journalist voor het weekblad Humo. Hij debuteerde in 1994 met Atlas.

In 2015 verscheen Orgelman , een biografie van de schilder Felix Nussbaum, een door Hitler vernietigd kunstenaar. Het boek werd bekroond met de Gouden Boekenuil 2015 en genomineerd voor de ECI Literatuurprijs 2015.

In 2004 presenteerde Schaevers in Groepsportret het beste uit Claus’ interviews en in 2011 stelde hij De wolken Uit de geheime laden van Hugo Claus samen.

In 2018 verscheen Het verdriet staat niet alleen. Een leven in verhalen. In 2024 verscheen zijn biografie van Hugo Claus, De levens van Claus.

© Paul Teerlinck

Ze maakten die tekst samen maar Claus vond dat Mulisch niet goed genoeg had gewerkt. Ze hadden dus een stekelige relatie.

Toen die twee in 1993 voor dat gesprek bijeenkwamen was dat voor mij wel een gebeuren. Ik was een volledige dag met Claus samen, met de trein naar Amsterdam en terug. Dat heeft de basis gelegd voor een goede relatie. Het was ook een werkrelatie. In 2004 heb ik Groepsportret gemaakt op basis van zijn interviews. Hij werkte toen veel meer mee dan ik gedacht had. Hij had toen nog nauwelijks het vermogen om zelf te schrijven. Hij vond het wel leuk om op die manier nog bezig te zijn.

Groepsportret vormde de basis voor een monoloog die ik schreef, De versie Claus, zijn leven zoals hij dat zelf zag, maar dat stuk heeft hij helaas niet meer gezien. Eigenlijk is hij begraven op hetzelfde podium als waar Josse de Pauw een week later De versie Claus opvoerde, in de Bourla (het afscheid in de Bourla viel op 29 maart 2008, de première op 3 april 2008, nvdr.). Een macabere samenloop van omstandigheden. Maar in die 15 jaar tussen 1993 en 2008 heb ik hem wel vrij goed leren kennen.”

In die periode was hij zijn wilde haren al kwijt.

“Ja, dat wel. Ik heb de minzame, meer dan ooit charismatische Claus gekend. Hij moest maar ergens binnenkomen en zonder dat hij dat wou, was hij de zon van het gezelschap. Claus was eerder timide. Een groot luisteraar, geen grote prater. Maar alles draaide rond Claus, hij was wel het centrum van het sterrenstelsel.

Ik heb geprobeerd me er niet op te miskijken dat ik alleen die Claus heb gekend. Als ik zijn hele leven overschouw zie ik ook wel dat er andere periodes zijn geweest. De energie van de jonge Claus, de gekheid, het surrealisme. Maar ook de Claus waar Vlaanderen zich aan geërgerd heeft. Hij kon ‘hautain’ overkomen. Hij had een groot zelfbesef. Tegelijk haalde hij zichzelf in zijn dagboeken al eens neer. Hij kon zichzelf relativeren. Die Claus bestond ook.

Zoals je ook een periode hebt waarin hij, zoals zijn vriend Pernath, een dandyimago cultiveerde. Je ziet hem vestimen-tair evolueren doorheen de jaren.

Er zijn dus vele Clausen, vele levens. Als biograaf moet je die allemaal in kaart kunnen brengen. Ik heb alleen het laatste stuk van

zijn leven meegemaakt, maar dat gaf me wel vertrouwen. Hij sprak graag over het verleden, en als journalist hoorde ik dat graag aan. Ik vond het heel nuttig dat ik met mijn eigen antennes heb kunnen voelen met welk soort man ik te maken had. Dat doet je met minder angst neerschrijven hoe iemand is geweest, hoewel ik in mijn beschrijvingen altijd voorzichtig ben om iemand vast te pinnen.”

Claus stond erom bekend verschillende versies van een verhaal te vertellen. In je boek geef je aan dat hij bezig was met het creëren van zijn eigen mythe en je vaak realiteit van fictie niet kon onderscheiden. “Hij behoorde tot de eerste generatie schrijvers die volop geïnterviewd werden. Veel van wat iemand beweerde kon je toen niet checken. Jouw waarheid was de waarheid. Maar hij was zich ook bewust van hoe nuttig het was om een imago op te bouwen. Wil je het maken als schrijver, dan kan je ook maar beter een boeiend verhaal te vertellen hebben. Niet alleen je boeken moeten interessant zijn, ook je leven moet interessant zijn.

– Hij was schroeiend ambitieus

Hij heeft zijn leven duidelijk naar zijn hand gezet zonder daar een geheim van te maken. Ik noem Claus graag een eerlijke leugenaar, iemand die er geen graten in vindt dat hij liegt en ook bekent dat hij liegt. Je wist dat je het niet allemaal moest geloven, maar het was wel aangenaam om naar te luisteren.”

Naast schrijver was Claus ook cineast en beeldend kunstenaar. Welke facet van Claus fascineert jou het meest? “Ik vind het samenkomen van die facetten het leukst, vandaar ook dat concept van de levens van Claus voor deze biografie. De dichter, de schrijver, dat facet is wel meer aanwezig omdat dat blijvender is. Film is een efemeer genre. Theater nog meer, het heeft weinig zin om elk toneelstuk uitgebreid te gaan navertellen. Poëzie en romans kan je herlezen. Toneelstukken ook, maar dat is toch een andere beleving dan ernaar te gaan kijken. Zijn films hebben zoals alle films uit die tijd een wat gedateerd karakter.

STANDPUNTEN

De Claus die eerst tot mij kwam toen ik Germaanse studeerde, de gongslag van De Oostakkerse gedichten, is me wel lief. Dat is voor mij de entree geweest tot het oeuvre van Claus. Maar wat me zo bevalt is die gooi naar een totaalkunstenaarschap, waarbij hij van zijn leven een kunstwerk maakte en hij en passant volop genoot van de liefde, de wijn, het goede leven, dat allemaal. Het is die volheid van dat leven, die ambitie die me zo aanspreekt.

luiheid zelve was, om dat prentje rond te krijgen. In zijn papieren vind je heel wat todolijstjes. Je wordt onwel als je het ziet, al die vertalingen, niet-gerealiseerde scenario’s… Het is impressionant als je in zijn archief in het Letterenhuis ziet wat die man allemaal bijeen gepend heeft. Voor elk scenario maakte hij een kladversie, een nette versie, een nog nettere versie, en dat allemaal in dat kunstschrift van hem.”

Ik heb een ontroerend simpele definitie van een biografie. Dat is een verhaal van een leven. Mensen die een literaire biografie willen lezen waarin de band tussen leven en werk voortdurend wordt uitgelegd, kunnen zich misschien tekortgedaan voelen. Het werk zit er altijd in, maar toch via de biografische lens, vanuit de vraag hoe de werken inspiratie vonden in zijn leven. Dat leven kan je niet vertellen zonder die werken als je weet dat zijn werken het belangrijkste voor hem waren. Belangrijker dan de liefde zeggen zijn geliefden.”

Hij stelde zich soms de vraag of hij niet gefaald had, of hij wel alles uit het leven had gehaald. Was dat iets dat continu bij hem leefde?

“Continu, dat weet ik niet. De bijna schrijnende voorbeelden van die overwegingen komen eerder aan het eind van zijn leven. In zijn eigen dagboeken zijn er balansen terug te vinden die negatief uitvallen. Maar het valt natuurlijk samen met de omvang van zijn ambities. Hij was schroeiend ambitieus. Hij gaf te kennen niet tevreden te zijn met zijn oeuvre, maar hij vergeleek zich dan wel met Shakespeare, niet met Paul Snoek of wie dan ook in ons taalgebied. Hij erkende wel het talent van Lucebert, dat moet gezegd worden. Maar zijn ambitie was zo verschroeiend dat hij ze niet kon waarmaken, omdat deze gekoppeld was aan dat totaalprentje waarin hij niet alleen goed wou schrijven maar ook goed wou leven.

Hij moest de telefoonrekening ook betalen, zo zei hij zelf, en heeft dan ook veel moeten doen voor het geld. Daarom heeft hij veel zaken aangenomen, vertalingen, toneelstukken, scenario’s, gelegenheidspoëzie –allerlei dingen waar mensen zelfs geen weet van hadden-, die maakten dat hij deels een slaaf was van zichzelf. Hij moest een geweldige discipline opbrengen, onderwijl vertellend dat hij de

Claus heeft altijd veel geput uit zijn eigen leven om zijn werken te schrijven. Jij hebt zelfs een boek samengesteld – Het verdriet staat niet alleen- waarin je die fragmenten uit het oeuvre van Claus hebt verzameld waarin diens leven resoneert. “Hij was een man die zittend voor het witte blad papier vaak voorvallen uit zijn eigen leven nodig had om op gang te geraken. Hij schreef zoveel, hij moest materiaal hebben. Dan nam hij bijvoorbeeld Shakespeare als model en ging hij een sonnettenreeks maken. Zijn toneelstukken zijn ook vaak bewerkingen, die wijken vaak sterk af, maar er is altijd iets om op terug te vallen.

Zo was dat ook als hij verhalen schreef. Er was al iets. En als er iets is, dan kan je springen. Hij neemt een stuk realiteit en gebruikt dat als springplank. Eens hij begint te tollen, houdt het niet meer op. Dan vergeet je dat het die origine heeft. Of het nu uit zijn eigen leven kwam of iets was dat hij had opgepikt bij Motte aan de toog in de Hotsy Totsy of bij zijn familie. Het verdriet van België is ook zo’n compendium van familieverhalen. Het ging hem niet om de oorspronkelijke anekdote maar om de tweede glans die hij eraan gaf- zo noemde hij dat zelf. Wat Walschap deed – een sappig verhaal vertellen- dat interesseerde hem niet. Het begint pas wanneer je met die stof een kunstwerk maakt.”

– Hij moest een geweldige discipline opbrengen, onderwijl vertellend dat hij de luiheid zelve was – Er zijn dus vele Clausen, vele levens

Hij was heel ambitieus. Op een gegeven moment komt hij in aanmerking voor de Nobelprijs. Hoe groot was de teleurstelling dat hij daar keer op keer naast greep? “Hij was voorzichtig in het uiten van teleurstelling. Bekentenissen lagen hem niet. Spijt vond hij maar een raar gevoel. Je kon het dus niet rechtstreeks van hem vernemen.

STANDPUNTEN

Maar er is het merkwaardige feit dat hij in Belladonna – geschreven in de vroege jaren negentig, de periode dat Claus de meeste kansen op de Nobelprijs had - Boon duidelijk opvoerde in de figuur van Spanoghe. Hij laat die Spanoghe doodgaan omdat hem een prijs ontglipt was, de Michelin-prijs van de stad Dendermonde – een hilarische omzetting in fictie van de Nobelprijs die Boon naar verluidt op het nippertje ontgaan was. Die gemankeerde Nobelprijs, heeft Claus openlijk gezegd, had Boon de dood in gedreven. Dat kan erop wijzen hoezeer hij zelf gebukt ging onder het jaarlijks weerkerende gedoe over zijn kansen op die prijs.”

In het begin was de relatie tussen Boon en Claus beter dan op het einde. Ze zijn wat gebrouilleerd geraakt.

“Er is altijd wel wantrouwen tussen hen beiden geweest. Hun relatie was heel competitief. Boon heeft zelf geschreven: ‘Ik weet niet of hij mijn grootste vriend of vijand is.’ Dat vat het wel helemaal samen. ‘Zogenaamde vriendschap’ noemde Claus het zelf. Hij voelde zich diep vernederd omdat hij zich door Boon onheus behandeld voelde nadat hij met veel moeite over hem een schoolbrochure geschreven had. Boon had er pikante passages laten uithalen. Rancune was ook een van de talenten van Claus. Aan het eind van zijn leven, in 2004, zei hij me dat hij met zo’n man geen vriend kon zijn.”

– Zijn verzamelde gedichten eindigen met ‘lach maar’

Een schelm als Claus, die moet toch eerder hunkeren naar de lach dan zich te laten verteren door rancune. “Claus was heel erg uit op een lach. Zijn verzamelde gedichten eindigen met ‘lach maar’. De lach en het spel waren een vitaal onderdeel van het leven. Op het einde van zijn leven, helemaal op de sukkel door z’n alzheimer, vroeg hij vrienden al eens: ‘Vertel me nog eens een mop.’ De laatste woorden aan Cees Nooteboom toen ze in de lift stonden: ‘Je hebt me veel doen lachen.’

Lach maar: dat vind ik wel een mooie filosofie, als je dat een filosofie kan noemen. Die lach hangt ook samen met het spel. ‘Het spel is het hoogste,’ zei hij eens. Dat was de bottom line van hoe hij graag in het leven stond.”

Mark, hartelijk dank voor het fijne interview.

Interview: Tom Cools

BIO Safae el Khannoussi (1994) is schrijver, docent en promovendus. Ze schrijft haar proefschrift over politieke filosofie en gevangenis-abolitionisme vanuit dekoloniaal perspectief. Eerder publiceerde ze verhalen in De Gids. In haar werk staan thema’s als balling-schap, voortvluchtigheid en het paradoxale bestaan van de migrant centraal. Oroppa is haar debuut-roman.

– Eigenlijk ben ik niet geïnteresseerd in een roman met een begin, midden en einde

Oroppa

Interview met Safae el Khannoussi

Oroppa, het indringende debuut van Safae El Khannoussi, op de shortlist van de Boon voor Literatuur maar ook op de longlist van de Libris Literatuurprijs én in running voor de Bronzen Uil Debuutprijs.

Een wervelende, uitbundige vertelling over de kant van Europa die voor de meesten onzichtbaar blijft.

Irad Abergels’ kroeg in Parijs is het laatste toevluchtsoord voor de zusters en broeders van de nacht. Zijn moeder, Salomé Abergel, is verdwenen, en het meisje Hind vindt in de kelder van Salomé’s huis in de Rivierenbuurt in Amsterdam haar nagelaten schilderijen, beelden die tot haar spreken, waar ze ’s nachts van wakker ligt.

Techno stress slaagt er wonderwel in om ons in spanning te brengen maar het lukt ons toch om tussen de Berthe Springaelstraat in Gent en Santa Cruz, VS, een brug te spannen tussen Peter, Willem en de schrijfster van Oroppa, Safae El Khannoussi. Ver weg van Amsterdam maar hard aan het werk aan een doctoraat over het gevangeniswezen.

In je werk staan thema’s als ballingschap, voortvluchtigheid en het paradoxale bestaan van de migrant centraal. Je schrijft ook een proefschrift over politieke filosofie en gevangenisabolitionisme vanuit dekoloniaal perspectief.

Heeft die studie van het gevangeniswezen je op weg gezet naar de bronnen van jouw boek Oroppa?

Safae el Khannoussi: “Eigenlijk is het andersom gegaan. Ik ben eerder begonnen aan het boek dan aan mijn onderzoek. Door over de gevangenis te schrijven ben ik geïnteresseerd geraakt in de filosofie van het straffen, en in de ontstaansgeschiedenis van gevangenissen. Ik las de memoires van Fatna El Bouih, Talk of Darkness, over haar ervaringen in de gevangenis. Zij was een prominent figuur in de studentenbeweging in de jaren 70. Haar werk en leven, heeft me gegrepen en geïnspireerd. Zij is in Marokko gevangengenomen, gemarteld en maanden opgesloten in een detentiecentrum in Casablanca en vervolgens in de vrouwengevangenis in Meknes, waar ook Salomé (red. Joods-Marokkaanse Salomé Abergel, een kunstenares die plotseling verdwijnt uit haar woning in Amsterdam-Zuid) terecht komt. Ik leerde een mij onbekende realiteit kennen, de geschiedenis van politiek verzet in Marokko in de jaren ‘70 en ‘90, de jaren van lood. Ik ben me gaan verdiepen in die postkoloniale geschiedenis en zo kwam ik tot mijn proef-schrift. De weg liep van de roman en de fictie naar de research. Saidiya Hartman heeft dit zo mooi beschreven als ‘critical fabulations’: ze denkt aan een onderwerp, zomaar in haar hoofd, en gaat dan op zoek, in de literatuur en de archieven. Aan de hand van dat materiaal gaat ze fantaseren en geeft ze mensen, die uit de geschiedenis zijn verdwenen en ‘spookachtig’ zijn, weer een

© Bob Van Mol

Een wervelende, uitbundige vertelling over de kant van Europa die voor de meesten onzichtbaar blijft.

Irad Abergels kroeg in Parijs is het laatste toevluchtsoord voor de zusters en broeders van de nacht. Zijn moeder, Salomé Abergel, is verdwenen, en het meisje Hind vindt in de kelder van Salomé’s huis in de Rivierenbuurt in Amsterdam haar nagelaten schilderijen, beelden die tot haar spreken, waar ze ’s nachts van wakker ligt.

‘Oroppa’ gaat over hoe macht mensen dingen kan laten doen waarvan ze niet wisten dat ze ertoe in staat waren. En over degenen die weigeren nog deel te nemen aan dat systeem. Van Amsterdam tot Parijs, van Tunis tot Casablanca hebben ze levens opgebouwd, achtervolgd door spoken uit het verleden. En gezamenlijk heffen zij het glas: op Oroppa!

gezicht, een stem, een verhaal. Haar inzicht en methode was een inspiratiebron. Ik geloof dat je als schrijver een stem of gezicht kunt geven aan zij die in de geschiedschrijving verdwenen zijn. Een soort alternatief archief. Ook het werk van Jill Jarvis over ‘decolonising memory’ reikt dat procedé aan.”

Een andere titel voor jouw boek -géén kwaad woord over Oroppa- zou een ‘alternatief archief’ kunnen zijn. Je brengt ons langs allerlei hoeken en kanten en zovele verhalen die je her en der, bij familie en vrienden, opgepikt hebt. Je hebt ooit gezegd dat je niet alle antwoorden kunt vinden in de boeken. Dan ga je zelf op zoek. Het ene verhaal waaiert uit naar het andere. Figuren verdwijnen en komen terug. Is dat jouw logica? Het is soms een puzzel maar misschien is het perfect logisch?

“De titel van het boek, Oroppa, is het Maghrebijnse woord voor Europa. Dit woord staat niet enkel voor een continent maar ook voor een collectieve ervaring van de NoordAfrikaanse diaspora. Die is onlosmakelijk verbonden met Europa, met zijn eigenzinnige heden, tegenstrijdigheden, achtergronden, verschillende belangen. Eigenlijk ben ik niet geïnteresseerd in een roman met een begin, midden en einde. Het gaat om de verschillende perspectieven van het politieke verhaal van de Noord Afrikaanse diaspora, vanaf de onafhankelijkheid tot het heden. Je kunt geen coherentie krijgen in het leven met al die verschillende perspectieven. Dat is ook niet mijn punt. De complexiteit van die verschillende perspectieven en levens laten zien dat die identiteiten kunnen gereduceerd worden tot een eenheid. En dat spreekt het nationalistische of Europese idee van een bepaald ééndimensioneel subject tegen.”

arm oplappen, terwijl ze als hersenloze imbecielen worden gecommandeerd.”

Europa is blijkbaar géén éénentwintigste arrondissement (*red. het éénentwintigste arrondissement in Parijs, is een plek die op geen enkele kaart staat maar elke ver-loren ziel kent, waar alles samenkomt); het trekt aan en stoot af, het is een thuisland maar dan ook weer niet, vele tegenstrijdige gevoelens. Klopt dat?

“Die tegenstrijdigheid is ook onvermijdelijk als je weet wat de politieke context en het verhaal achter al die verhalen is. Wie vanuit Noord-Afrika naar Europa gaat kan het nooit helemaal als een toevluchtsoord zien. Je hebt altijd een ambivalent en tegenstrijdig gevoel. Dat heeft te maken met het verleden van Europa, hoe het omgaat met individuen die niet passen bij de Europese identiteit. Die tegenstrijdigheid is pijnlijk en schrijnend maar het is ook productief want het genereert een nieuwe manier om naar Europa te kijken. Zo kom ik tot het ‘éénentwintigste arrondissement’, een mysterieus oord waar een soort nieuw Europa wordt gecreëerd. Waar de verstotenen terecht kunnen en als het ware een nieuw bestaan en een nieuw continent kunnen bouwen en waar al hun verhalen ook bekend zijn.”

– Wie vanuit Noord-Afrika naar Europa gaat kan het nooit helemaal als een toevluchtsoord zien

Wat je schrijft over Europa is behoorlijk confronterend. Even citeren: “Europa is een genadeloze plek, dat is het honderden jaren geweest, mijn voorouders hebben daar lang naar mogen kijken, als toehoorders van een catastrofaal gerucht, en we hebben altijd gedacht: wat een ellende daar aan de andere kant van de zee.”

“Het continent Europa: een pakhuis waar onderin een stel verslaafden en papierlozen voor een habbekrats hun verrotte kies laat wegtrekken of een

STANDPUNTEN

Over de politieke achtergrond van Salomé (red. Salomé Abergel, de beroemde kunstenares die op het hoogtepunt van haar carrière plotseling verdwijnt) schrijf je niet veel. Salomé heeft enkele marxistischleninistische pamfletten uitgedeeld en een paar vergaderingen bijgewoond, blijkbaar was dit toen voldoende om tijdens die loden jaren verdacht te worden van een rits misdrijven en rechteloos behandeld, gemarteld, opgesloten en veroordeeld te worden. Hoe werd jij daarmee geconfronteerd. Is het iets waar jouw familie mee te maken had?

“Neen, mijn familie is niet politiek actief. Ik ben geboren in Tanger maar mijn vader woonde in Amsterdam. Ik ben opgegroeid met nauwelijks enige kennis van wat politiek speelde. Maar ik kreeg andere verhalen te horen: over de boeren in het noorden in de Rif. Mijn vader zei toen dingen als ‘toen vloeide het bloed door de straten van Casablanca’ maar ik had géén idee waar dat over ging. Dat bleef hangen tot op een punt dat ik wilde kennen en begrijpen in welke

politiek context mijn ouders zijn opgegroeid en in Europa zijn beland. Europa bestaat uit verhalen van allerlei mensen, niet alleen mijn familie. Ook wat ik tot laat in kroeg heb gehoord.”

Er wordt behoorlijk wat gedronken in het boek. En gedroomd. “Ja, zeker, met allerlei visioenen en hallucinaties.”

Wie mij het meest vrees aanjaagde was de figuur van de “Pelgrim”: het eeuwig rond dwalende type dat altijd wel onheil zal stichten. Bangelijk, intrigerend maar wel het absolute kwaad, ongrijpbaar maar steeds weer een deel van het systeem. “Precies. Het schrikbeeld van de Pelgrim: onzichtbaar, gezichtloos, naamloos en overal aanwezig. Dat is zo effectief geweest in de politieke verbeelding van de postkoloniale natiestaat. Om het volk schrik aan te jagen en ervoor te zorgen dat iedereen paranoïde is en het gevoel heeft dat ‘ze’ overal zijn, de schim van de pelgrim.

Bij het lezen over de politieke vervolgingen in Marokko bleek dat de periode van het nieuwe regime met een nieuwe koning, het ‘nieuwe Marokko’ werd genoemd. Een nieuw tijdperk waarin, en nu komt het, het Marokkaanse volk zich moest verzoenen met zichzelf. Briljante verwoording: het volk moet zich verzoenen met zichzelf! Eén van de mechanismen was het Waarheidscomité. Het doel was om de slachtoffers van de politieke vervolgingen allereest aan het woord te laten, hun getuigenis op te nemen en hen ook te compenseren voor hun verlies. Maar er waren een aantal voorwaarden verbonden. Eén ervan was dat er niet mocht gesproken worden over de daders. Kan je je dat voorstellen? Op een gegeven moment vroeg iemand: met wie moet ik me eigenlijk verzoenen? Als ik het niet mag hebben over wie mij of ons dat leed heeft aangedaan: met wie verzoen ik of het volk zich dan? Met zichzelf?

Dat was voor mij het vertrekpunt om een gezicht te geven aan zo iemand. Het gaat om een fantoom, een schim, een aanwezigheid. Terreur is niet alleen het martelen van mensen, het fysieke, maar ook het overnemen van hun politieke verbeeldingsvermogen, het creëren van schimmen, spoken en demonen. De Pelgrim is daar het voorbeeld van: het waren gevangenisbewaarders en beulen die, om hun identiteit te bewaren, zichzelf de Pelgrim lieten noemen.”

Bij het lezen van jouw boek dacht ik soms aan magisch realisme. Ook aan Mohammed Mbougar Sarr en zijn boek ”De diepst verborgen herinnering van de mens”.

“Een fantastisch boek en dat magisch realisme is niet heel onterecht. Bij het schrijven heb ik bepaalde werken of schrijvers als referentie gehad. Bijvoorbeeld Roberto Bolano met ‘2666’, ook Danilo Kis met ‘Een grafmonument voor Boris Davidovitsj’, ‘Kinderleed’. Werken die naar een moment in de geschiedenis terugkeren om die spoken van weleer weer zichtbaar te maken.

Ongrijpbaar, raadselachting en soms chaotisch waardoor de lezer een ervaring meekrijgt, een inzicht geeft in een historisch moment of collectief gebeuren maar ook totaal beduusd achterlaat.”

Salomé is kunstenares, ze creëert iets. Maar dan wil ze dat die doeken verbrand worden. Wil ze iets achterlaten of net niet? In welke mate geldt dat dan ook voor jou? “Ik wilde laten zien hoe Salomé in het hart van de verschrikking van de politieke vervolging haar talent ontdekt. Zij gebruikt dat talent om zich te verzetten tegen het geweld dat haar wordt aangedaan. Ze maakt portretten van de vrouwen waarmee ze gevangen zit.

het herlezen en willen bevatten. Doet ons al uitkijken naar een vervolg. Maar een doctoraat is gulzig.

“Het is een lijdensweg. Alsof ik sterf. Beiden, zowel het proefschrift als de roman. Ik tekende alvast voor de volgende roman in 2027. Beloofd.”

Tot in Leuven?

“Tot in Leuven. Zeker.”.

Interview:

Willem Debeuckelaere

Peter Van den Eede

Gent/Santa Cruz, 24 februari 2025

– Ik geloof dat je als schrijver een stem of gezicht kunt geven aan zij die in de geschiedschrijving verdwenen zijn.

Na haar gevangenschap blijven maar twee concrete dingen over: haar kind, met wie ze een getroebleerde relatie heeft, en haar Kunst. Alleen in die Kunst komt dat verleden terug. Maar Salomé verzet zich tegen haar verleden, ze wil carrière maken. Ze vecht tegen dat slachtofferschap maar dat verwoest haar. Ze wil vergeten en het verleden loslaten; daar komt haar alcoholisme vandaan.

Uiteindelijk wil ze niets achterlaten. Ze maakt schilderijen maar opeens staan niet meer de slachtoffers centraal maar wel de beul, de verschrikkingen, de nachtmerries: die doemen op in haar schilderijen. Plots staat die man, de beul, ook voor haar deur. Het lijkt alsof hij uit dat schilderij opdoemt. Haar schrikbeeld is om aan die angst toe te geven en dat wil ze niet en denkt: ik vernietig alles.”

Het boek echt wel binnengekomen. Knap werk. Bijzonder ook hoe lezers geraakt en getriggerd worden om het door te spitten,

9 STANDPUNTEN

BIO Brecht Evens (Hasselt, 1986) studeert illustratie aan de hogeschool Sint-Lucas in Gent.

Op zijn negentiende wint hij een debuutprijs met Boodschap Uit De Ruimte, daarna volgen bij uitgeverij Oogachtend Nachtdieren, Vincent, Ergens waar je niet wil zijn, De Liefhebbers, Panter, Het Amusement en De Bondgenoten, waarmee hij uitgroeit tot de belangrijkste vertegenwoordiger van de nieuwe golf Vlaamse stripmakers.

Op het stripfestival van Angouleme 2019 wint hij met Het Amusement de Prix Special du Jury. Brecht Evens woont en werkt in Parijs.

De Bondgenoten

Door Brecht Evens

Alles lijkt kalm aan de Bretonse kust, maar Arthur en zijn vader geloven dat ze op de frontlijn leven van de onverbiddelijke oorlog tussen Goed en Kwaad. Ze worden begluurd door vermomde vijanden en ontvangen boodschappen van mysterieuze medestanders. Ze bouwen hun huis om tot een versterkte bunker en vormen hun lichaam en geest in de vaardigheden van het ondergronds verzet. Wanneer zijn vader niet thuiskomt van een geheime vergadering, schiet de tienjarige Arthur in actie.

Kijk vooral op pag. 14 naar fragmenten uit dit prachtige verhaal.

STANDPUNTEN

© Bob Van Mol

Het Archief

Interview met Thomas Heerma van Voss

Het Archief, een boek over het verdwijnen van het ambachtelijke, het grondige bestudeerde, de nauwkeurige, vergaarde kennis, samenhorigheid en de vader-zoon liefde zonder veel woorden. Het vertelt een verhaal over de teloorgang en (poging tot) redden van het literair tijdschrift Arabesk en het verlies van een vader. Na het lezen bekroop me een gevoel van melancholie en verdriet maar ik heb ook luidop gelachen.

De personages en interacties zijn zo goed en scherp beschreven. De redactie van Arabesk doet er alles aan om te kunnen blijven bestaan. De vraag valt of ze niet beter volledig digitaal zouden verder gaan. “Papier is ons bestaansrecht” wordt dan gezegd.

Hoe denkt u over het verdwijnen van het gedrukte tijdschrift? Is het niet zo dat er veel meer met aandacht wordt gelezen en met nauwkeurigheid wordt gewerkt aan iets dat op papier wordt gedrukt? Of zal dit volledig verdwijnen?

Thomas Heerma van Voss: “De afgelopen tien, vijftien jaar hebben denk ik twee dingen aangetoond: gedrukte teksten staan onder druk van digitale publi-caties, en: gedrukte teksten verdwijnen niet zomaar. Nog altijd is de markt voor e-books aanzienlijk kleiner dan die voor papieren boeken; nog altijd lezen meer mensen kranten en bladen van papier dan via een scherm. Ik vind dat een geruststellende gedachte. Want voor mij geldt zeker dat iets voor papier in elkaar zetten, met meer aandacht en nauwkeurigheid gepaard gaan dan wanneer iets alleen online bestaat. In die zin ben ik, vrees ik, best ouderwets. Want ik besef ook dat jongere generaties meer en meer vergroeien met hun

BIO Thomas Heerma van Voss (1990) is schrijver van onder andere de veelgeprezen roman Stern. Zijn laatste roman Condities belandde op de longlist van de Libris Literatuur Prijs en de Boekenbon Literatuurprijs. Ook verscheen van zijn hand de verhalenbundel De derde persoon, die de shortlist van de J.M.A. Bies-heuvelprijs haalde.

In 2022 verscheen zijn verhalenbundel Passagiers/achterblijvers.

Hij schrijft voor onder meer De Groene Amsterdammer.

Een ode aan de niche, aan rituelen en aan het onvermoeibaar vasthouden aan de dingen die, zinvol of niet, het leven de moeite waard maken. Er zijn verzoeken die je niet kunt weigeren. Zo twijfelt de jonge, ambitieuze Pierre geen moment wanneer hij gevraagd wordt als redacteur van Arabesk, een literair tijdschrift met een rijke geschiedenis. Vol frisse moed treedt hij toe tot de redactie en zo begint zijn nieuwe bestaan.

Pierre komt uit een gezin waar veel gelezen wordt, met een vader die als hoofdredacteur de gloriedagen van het geschreven woord meemaakte.

Maar terwijl Pierre groeit in zijn rol als redacteur van Arabesk, kelderen de abonneecijfers. Soms lijkt alleen zijn vader nog te snappen wat de charme van het blad is, maar die zondert zich steeds meer af in zijn werkkamer, tussen stapels papier, obscure dvd’s en een radio die nooit uitgaat. Hoelang moeten tradities en gewoontes in stand worden gehouden? En wanneer is het tijd om los te laten? Het archief van Thomas Heerma van Voss is een zowel geestige als ontroerende roman over een wereld die steeds verder verdwijnt.

schermen, en dat daardoor meer gedrukte bladen zullen verdwijnen, al is het maar omdat ze dan minder geld hoeven uit te geven en dus wél in leven kunnen blijven.”

Wat is een literair tijdschrift precies? “Een literair tijdschrift is, kort gezegd, een blad waarin proza, poëzie en/of essayistiek verschijnt. Ofwel: het is een blad met literatuur, gemaakt door verschillende schrijvers die op die manier kunnen debuteren, experimenteren, proberen, zonder dat daar meteen de zwaarte of druk van een heel boek omheen zit. In België bestaan bijvoorbeeld de literaire bladen Kluger Hans, Deus ex Machina, DW B, Het Liegend Konijn, de Poëziekrant, en nY.”

De dynamiek van een redactieraad is zo goed beschreven, je wil er ook bij horen. In een enthousiaste groep iets moois maken, iets creëren, dat groepsgevoel, leeft dit nog in de wereld van tijdschriften en uitgeverijen? Of gewoon in onze maatschappij tout court?

“Ja, dat leeft nog, zeker, al staat het soms onder zware (commerciële) druk. Ik wilde in mijn boek juist niet de kleinschaligheid van het literaire tijdschrift bespotten, maar stilstaan bij de schoonheid van dat gepriegel op de vierkante centimeter, van die toewijding zonder eigenbelang of directe financiële vergoeding. In onze maatschappij wordt, zeker ook door de politiek, tegenwoordig vaak met het nodige dedain naar kunst gekeken en geprobeerd alles rondom kunst te vangen in meetbaarheid, in cijfers, in winst. Daarmee gaat heel veel schoonheid verloren – en zonder dat ik er iets pamflettistisch van heb willen maken, draait Het archief voor een groot deel wel om dit onderwerp.”

De echte reden om te stoppen bij de redactie wordt door het hoofdpersonage Pierre niet echt verduidelijkt, het is meer een gevoel, een soort motivatie of passie die er niet meer is. Wanneer moet men volgens u ergens mee stoppen? Of moeten we zoals Koen blijven doorzetten, voor een ‘hoger doel’?

“Hier heb ik een stellige mening over. De verschillende redactie-houdingen van de hoofdpersoon en zijn medepersonage Koen, reflecteren denk ik hun karakters, die ik natuurlijk bewust heb laten contrasteren. Mijn hoofdpersoon wil opgaan in de redactie, aan het begin lukt dat hem ook goed, maar gaandeweg spelen toch ook twijfel en voorbehoud op, zoals vaker in zijn leven. Daarom kijkt hij ook wat onwennig en bewonderend naar Koen, die zich door niets

12 STANDPUNTEN

uit het veld laat slaan en altijd maar dóór wil bij de redactie.”

Het overlijden en stervensproces van de vader is pijnlijk mooi beschreven. Er verdwijnt door zijn dood ook een archief aan kennis, anekdotes, verhalen, enz.

Ieder mens is een archief. Hoe kunnen we dit bewaren en moeten we dit bewaren?

Nu de orale traditie en het vertellen van verhalen al lang aan het verdwijnen is, nu alles oppervlakkig en vluchtig wordt? “De orale traditie is inderdaad allang aan het verdwijnen, maar dat betekent toch niet dat alles oppervlakkig en vluchtig wordt – of dat er minder bewaard wordt? Tegenwoordig wordt er juist heel veel bewaard, met het internet is er één grote bewaringsmogelijkheid bij gekomen, in zekere zin worden op clouds en apps hele levens bewaard. Je kunt je afvragen of dat uiteindelijk wenselijk is. En ook of dat mooie manieren van bewaren zijn, aangezien het online allemaal niet tastbaar is. Misschien is dit dan uiteindelijk deels mijn antwoord op de vraag: speciale dingen verdienen het om fysiek bewaard te blijven, om concreet en in het zicht te blijven, als een soort permanente aandenkens.”

Is het nuttig om dingen, persoonlijke objecten te bewaren en/of te archiveren, of moeten we plaats maken voor het nieuwe en loslaten? En wat als er niemand interesse heeft in het bewaarde? “Ik denk allebei: het is heel nuttig om persoonlijke spullen te bewaren, zoals ik zojuist ook al probeerde te zeggen, en ook om af en toe dingen weg te doen, om je ervan bewust te zijn dat je simpelweg niet alles bij je kan houden. De vader in het boek is deels gebaseerd op mijn eigen vader. Die had moeite om spullen weg te doen. Dat vond ik charmant, want hij kon – net als de vader van mijn hoofdpersonage – altijd oude krantenartikelen terugvinden, boeken en spulletjes die veel voor hem hadden betekend, als ware zijn werkkamer een museum. Tegelijkertijd zou hij er goed aan hebben gedaan om meer weg te gooien: nu bewaarde hij zoveel dat elk overzicht ontbrak, en bovendien sterven met personen ook verhalen, dus na zijn dood wist ik bij veel spullen niet precies wat nou de betekenis was.”

Bedankt voor dit interview, Thomas, ik zal het zeker bewaren.

Interview: Sarah Mistiaen

En de publieksprijs gaat naar...

De twee vakjury’s van de Boon selecteerden uit de longlist elk vijf titels die kans maken op de Boon voor fictie/non-fictie en de Boon voor kinder- en jeugdliteratuur.

Naast een vakjuryprijs in elke categorie, wordt ook dit jaar opnieuw een publieksprijs uitgereikt. Vermeylenfonds en Davidsfonds bekronen de publiekslieveling in beide categorieën met 5.000 euro.

Op dinsdag 25 maart 2025 reiken ze de Boon voor kinder- en jeugdliteratuur en de Boon voor fictie en non-fictie uit in de Schouwburg in Leuven.

Wie een publieksprijs met de bijhorende € 5.000 in de wacht sleept, bepaal jij!

Tot en met 21 maart kun je stemmen voor jouw favoriete titel op de shortlist van de

Boon via onderstaande link www.deboon.be of scan de QR code.

© Bob Van Mol
13 BOON

Visueel verbluffende fragmenten uit De Bondgenoten, door Brecht Evens. Uw favoriet?

Stem op pagina 10

AGENDA EN VERSLAG

Een greep uit het aanbod. Voor méér kijk op www.vermeylenfonds.be.

29/3/2025 19.30u FOR ROSA

‘For Rosa’; een pakkende theatermonoloog, gebracht door een briljante jonge acteur, Felix Maesschalk en geregisseerd door Nic Balthazar. Na de voorstelling volgt een gesprek met Benjamin Van Bunderen Robberechts. De scène combineert visuele elementen, video en muziek om dit meeslepend verhaal over te brengen.

‘For Rosa’ is gebaseerd op het waargebeurde verhaal van Benjamin en Rosa. Rosa was de jonge klimaat activiste die bij de overstromingen van 2021 verdronk in de Ourthe en niet kon gered worden, ook niet door Benjamin, de 14-jarige jongeman die Rosa net had leren kennen, en die haar achterna sprong. Op dat moment kon hij haar niet redden. Na haar tragische dood werd het zijn levensmissie om van de wereld te proberen redden wat er nog te redden valt, net zoals Rosa dat wou doen...

Locatie: Campo Nieuwpoort, Nieuwpoort 35, 9000 GENT.

Inschrijven: via de kalender op vermeylenfonds.be

VF Waarschoot en VF Eeklo

28/09 we vieren onze 45e verjaardag!

April: lezing en boekpresentatie over Japan door Piet de Moor in Eeklo.

Mei: geleid bezoek aan het gerestaureerde wintercircus Gent.

In samenwerking met onze vrienden van het Vermeylenfonds Eeklo.

Info: eliane.bonamie@telenet.be

VF Oostende

26/03/2025 om 20.00u

Finale Toonmoment Slam Aan Zee, De Grote Post in Oostende

Al een tijdje een vaste plek in de Oostendse poëziescene, maar dit jaar zetten het Vermeylenfonds en VJOC De Kim helemaal in op jongeren en het laten shinen van hun creatieve vibes! Gedurende drie inspirerende workshops werken we met ervaren Slammers om jouw tekst op punt te zetten! De grote finale?! Een bruisend toonmoment waar talenten van alle leeftijden het podium veroveren. Kom luisteren, laat je inspireren & geniet van de magie van poëzie. Of volg één van onze workshops en deel je eigen verhaal!

I.s.m VJOC De Kim.

VF Kortrijk

29/4/2025 19.30u.

Film 1930 Het Vlas in de Leiestreek 1930 eeuwfeest van België. De stad Kortrijk wou bij die gelegenheid uitpakken met zijn economische troef: het vlas. De stad bestelde een film over de teelt en de verwerking van het vlas in de Leiestreek. Het resultaat is een uniek document dat wij van onder het stof halen. De historische beelden tonen de vlasbedrijvigheid zoals die was in de laatste jaren van haar ambachtelijke periode en aan het begin van de industialisering.

Locatie: VC Mozaïek, Overleiestraat 15 A, Kortrijk. Info: mjkerckhove@telenet. be

VF Koksijde 10/4/2025 14.30u.

Lezing ‘De kinderen van de rekening’ door Geerdt Magiels

Armoede is meer dan enkel een financieel probleem; het heeft diepgaande gevolgen voor de ontwikkeling van kinderen. In zijn lezing neemt Geerdt Magiels ons mee in de wereld van kansarmoede. Hij maakt invoelbaar hoe schaarste al vóór de geboorte een levensbepalende invloed heeft en legt uit hoe armoede een blaam is voor de samenleving. Schaarste legt een hypotheek op de toekomst van iedereen door het verlies van psychologisch, sociaal, maatschappelijk en economisch kapitaal. Deze lezing biedt niet alleen inzichten in de impact van armoede op kinderen, maar ook concrete handvatten en inspiratie om positieve verandering te bewerkstelligen.

VF Koksijde

12/06/2025 14u30.

Lezing ‘Het land van onbestrafte misdaden’ door Walter Desmedt Hoe lang moet je in dit land wachten om geschiedenis te mogen schrijven? In het dossier-Lahaut duurde het een halve eeuw vooraleer de gerechtelijke omerta doorbroken mocht worden. Maar: justice must be seen to be done. De parlementairen, de wetgever, de bevolking moeten de mogelijkheid krijgen te lezen waarom justitie faalde, wat er misliep, hoe en waarom die dingen konden gebeuren

Voor de lakse aanpak van corruptie bij parlementsleden, rechters en procureurs, kreeg ons land een fameuze uitbrander van de Greco, de groep van de Raad van Europa tegen corruptie: “Van de 15 aanbevelingen

AGENDA

die 2 jaar geleden zijn gelanceerd, heeft België er geen enkele voldoende in de praktijk gebracht.”

Locatie: Vrijzinnig huis Koksijde, Galloperstraat 48. Ingang: €5 leden €3 (koffie inbegrepen)

VF Evergem 25/4/2025 20.00u.

“Quel bordel”, door Diane De Keyzer Diane De Keyzer is auteur en een goed verteller. Tijdens deze lezing zal ze het hebben over haar boek “Quel bordel”. Het gaat over de geschiedenis van de prostitutie door de eeuwen heen. “Quel Bordel” is een fascinerende inkijk in het leven van ontelbare vrouwen die al eeuwenlang hun brood verdienden en verdienen met seks. En je verneemt terloops dat het beroep van deze dames nooit het oudste ter wereld is geweest.

Locatie: Gemeentelijke Raadzaal, Marktplein te Ertvelde. I.s.m. Davidsfonds Evergem.

Tentoonstelling VUUR

Foto’s van Paul Teerlinck.

Van 2 tot 28 juni 2025

Welk boek wakkert het vuur aan bij jou? Door welke auteur word je bezield? Of heb je met veel geestdrift een biografie gelezen over een persoon die jou inspireert?

Met deze vragen stapt Paul Teerlinck naar lezers, bekende en onbekende, jong en oud. Zij bepalen met welk boek ze op de foto gaan en geven mee waarom ze voor hun specifieke boek hebben gekozen.

Het resultaat is een beklijvende tentoonstelling met foto’s die mensen aanzet tot nadenken en hen stimuleert om zelf de boeken te lezen die werden gekozen.

Locatie: Vrijzinnig Punt te Hasselt, Albrecht Rodenbachstraat 18.

Belgisch Kampioenschap Poetry Slam 2024 Het was een avond vol poëzie, passie en competitie tijdens het Belgisch Kampioenschap Poetry Slam 2024, dat op 7 december plaatsvond in de sfeervolle Viernulvier in Gent. De talentvolle Giovanni Baudonck veroverde de eerste plaats met zijn meeslepende voordracht, terwijl Boykid de tweede plaats in de wacht sleepte. Het publiek had ook zijn stem, en de publieksprijs ging naar de charismatische Khalid.

© Diederik De Mezel

VF Waarschoot kijkt terug op een mooie en verrassende Ensor tentoonstelling in het KMSK Antwerpen met een heel enthousiaste gids. Vervolgens een bezoek aan het Modemuseum en de aansluitende Ensor tentoonstelling.

Patrick De Wulf in gesprek met Stefan Hertmans over zijn werk, lezen, leescultuur en literaire geletterdheid. Een boeiende avond in CC De Herbakker Eeklo onder ruime belangstelling.

Organisatie De Humanistisch Verbond de Geuzen Eeklo ism Vermeylenfonds - Lievegem, Vermeylenfonds - Eeklo en het Huis van de mens.

VERSLAG
foto’s
foto’s © JP Drubbels

Luc Maddelein

Auteur

*Lewy-body-dementie is een vorm van dementie, die na de ziekte van Alzheimer en vasculaire dementie het vaakst voorkomt. De belangrijkste symptomen zijn hallucinaties, traagheid in het bewegen, moeite met lopen en rigiditeit.

Boon voor literatuur is de Vlaamse prijs voor de beste Nederlandstalige boeken, waarvoor evenwel uitsluitend boeken van erkende uitgeverijen in aanmerking komen. Maar lang niet alle boeken verschijnen via een uitgever. Sommige auteurs gaan vaak niet eens op zoek naar een uitgever en kiezen er bewust voor om hun manuscripten in eigen beheer te publiceren. Luc Maddelein is zo iemand. Als socioloog van opleiding werkte hij zijn volledige professionele carrière bij de socialistische partij en aanverwante organisaties. Hij was ook gedurende 24 jaar gemeenteraadslid in LangemarkPoelkapelle waarvan zes jaar als schepen o.m. van cultuur. Zijn schrijversloopbaan begon hij evenwel als filmscenarist.

Luc Maddelein: “Ik ben zo’n 40 jaar geleden eerder toevallig beginnen schrijven. Ik had toen een job waarmee ik mijn dagen niet kon vullen en zocht naar een zinvolle en creatieve bezigheid. Die vond ik in het schrijven, niet meteen boeken maar wel filmscenario’s omdat ik een filmfreak was. Ik woonde toen ook in de buurt van het Vrijbos, het schuiloord van de beruchte Bende van Bakelandt, bekend door de stripverhalen van Hec Leemans. Dat inspireerde me om over het leven van Lodewijk Bakelandt een filmscenario te schrijven. Ik vond vrij snel een producent, Ralf Boumans, maar die stierf helaas nog voor het project van start kon gaan. Daarna heb ik samen met jeugdschrijfster Leen van den Berg twintig jaar lang geprobeerd om ons scenario over het leven van ‘Soeur Sourire’je weet wel, van ‘Dominique’ - verfilmd te krijgen. Toen we er eindelijk in geslaagd waren om een goeie regisseur - Stijn Coninx - en een bekende actrice - Cécile de France - te strikken, werden wij vlak voor de start van de opnames aan de kant gezet. De reden: het grootste deel van de centen kwam van een Franse producent en die wou enkel met zijn eigen mensen werken. In die twintig jaar hebben we nog aan verschillende andere scenario’s voor langspeelfilms en televisieseries gewerkt maar geen enkele leidde tot een effectieve verfilming. Ook al ben ik iemand die nooit opgeeft, toch heb ik toen beslist om niet langer tijd, energie en centen in filmprojecten te stoppen.”

Er is dan toch een boek verschenen van jou en Leen van den Berg over het leven van Soeur Sourire.

“Dat klopt, maar dit was wel grotendeels het werk van Leen. Zelf slaagde ik erin om Marijke Pinoy ervan te overtuigen om voor Compagnie Cecilia een theaterstuk over de zingende non te maken.”

Ondanks al die teleurstellingen ben je niet gestopt met schrijven.

“Het bloed kruipt blijkbaar waar het niet gaan kan. Ik besliste wel om voortaan de touwtjes in eigen handen te houden, zodat ik niet langer van iemand afhankelijk was. Mijn eerste publicatie was een kunstboek ‘De cellosuites van Bach’ met als ondertitel ‘een multimediaal kunstproject’. Ik schreef een kortverhaal en vroeg aan een twaalftal kunstenaars om dit verhaal via hun kunstdiscipline te vertellen: enkele dichters en striptekenaars, een fotograaf, een kalligraaf, een etser, een songschrijver, een beeldhouwer, een graffitikunstenaar, een maker van videoclips enz. ‘Een heel origineel maar bevreemdend project’ zo schreef choreograaf Alain Platel

in het voorwoord van het boek. Met de originele kunstwerken bouwde ik ook een tentoonstelling.”

Hoe kom je tot de onderwerpen van je boeken?

“Eerder toevallig. Op een bepaald moment stelde Ria Goethals, voorzitter van de Curieusafdeling Waarschoot, voor om archieffoto’s van Waarschoot te verzamelen en dat leidde tot een aantal boeken rond erfgoedthema’s zoals ‘Naar Leutegem kermis’: de geschiedenis van de kermissen in Vlaanderen en in Waarschoot, rijk geïllustreerd met foto’s van kermissen vroeger en nu.

Voor het project ‘Toen was het leven nog heel gewoon’ heb ik samen met vrijwilligers meer dan honderdvijftig interviews afgenomen van mensen tussen de 65 en 100 jaar. Dit resulteerde in twee boeken waarin ik de info uit die interviews in thema’s onderbracht zoals: opvoeding, vrijetijdsbesteding, de impact van het geloof, werk enz.”

De boeken die je schreef werden telkens omkaderd door verschillende activiteiten, zoals een feestelijke voorstelling met diverse sprekers, een tentoonstelling, een documentair filmpje…

“Het citaat van Johann Wolfgang von Goethe ‘in de beperking toont zich de meester’ is zeker niet op mij van toepassing. Ik zie het altijd veel te groot.”

Je had het daarnet vooral over non-fictie boeken. Maar je hebt ondertussen ook enkele romans op je naam staan. ‘De grote Dodendans’ is gebaseerd op een dagboek van een soldaat uit de Eerste Wereldoorlog

“Een werkelijk uniek document want het is geschreven door een gewone fabrieksarbeider. Soldaat Omer Roegiers was bovendien een vrijzinnige socialist, pacifist en een antiklerikaal die er niet voor terugschrok om zich aan het front openlijk af te zetten tegen de legerleiding, de clerus en de flaminganten. Dat was voor mij ook de belangrijkste motivatie om met dat dagboek aan de slag te gaan. Maar hoe straf de verhalen ook waren, toch vond ik zo’n dagboek eerder saai. Daarom heb ik ervoor gekozen om dit unieke verhaal via een roman te vertellen en dat is dus ‘De Grote Dodendans’ geworden. Ik heb een kaderverhaal verzonnen en een fictief personage gecreëerd, de jongere broer van Omer Roegiers, die vrijwilliger, katholiek en Vlaamsgezind was, wat uiteraard voor spanningen tussen beide broers zorgde.”

Je volgende roman ‘Hou me vast’ is een verhaal over dementie verteld vanuit het standpunt van de mantelzorger. Het is zo rea-listisch dat je zou denken dat je daar zelf nauw bij betrokken was. “Dit is vooral dankzij mijn medeauteur Carolina Doom, die ook aan mijn vorige projecten had meegewerkt als researcher en klankbord. Zij nam al jaren de zorg voor haar man op die ‘Lewy body dementie’ had. Ik overtuigde haar om alles wat ze meemaakte in een dagboek te noteren. Haar teksten verwerkten we samen in ‘Hou me vast’, trouwens de eerste Nederlandstalige roman over ‘Lewy body’-dementie’* en qua verkoop een groot succes.”

Ik kan me voorstellen dat boeken schrijven en uitgeven in eigen beheer enorme inspanningen vergt. Denk je er niet aan om toch eens een uitgeverij te zoeken?

“Het manuscript van mijn nieuwe roman ‘Gerafelde Vlinder’ werd zeer positief onthaald. Ik heb het er dan toch maar eens op gewaagd en mijn manuscript naar zes uitgeverijen gestuurd. Maar ik maak mij geen illusies. Uitgevers nemen niet snel commerciële risico’s tenzij je een gevestigd auteur of een bekende Vlaming bent of met een kookboek komt aandraven. Of je moet enige deining rond je boek veroorzaken, misschien moet ik dat eens proberen. Tot nu toe ben ik er, ook zonder uitgever, altijd in geslaagd om alle gedrukte exemplaren verkocht te krijgen.”

Ik las ergens dat je ook plannen hebt om minder ervaren auteurs wegwijs te helpen.

“Ik ben een project aan het uitwerken om in eerste instantie auteurs uit Lievegem een duwtje in de rug te geven. Niet iedereen heeft de mogelijkheden om een manuscript in eigen beheer uit te geven. Los van de aanzienlijke financiële inspanning komt er daarbij wel het een en ander om de hoek kijken. En dan heb ik het nog niet eens over de malafide uitgevers die – ik wik mijn woorden - argeloze auteurs proberen op te lichten.”

Wat drijft je om steeds opnieuw aan een boek te beginnen?

“Ik noem het een passie, iets dat dat sterker is dan mezelf en dat ervoor zorgt dat je ondanks alle dure eden van ‘dit nooit meer’, toch weer aan een nieuw boek begint. Het geeft je veel voldoening. Zeker wanneer je met je verhaal maatschappelijk relevante thema’s onder de aandacht kunt brengen en tegelijkertijd ook mensen kunt ontroeren. Wanneer de reacties positief zijn, streelt dit uiteraard ook je ego.

Een andere niet onbelangrijke motivatie is dat de opbrengst van de verkoop van mijn boeken naar ‘Mensen in nood’ gaat. Op die manier probeer ik mensen te helpen die het moeilijk hebben om iedere maand opnieuw de eindjes aan elkaar te knopen.”

Hartelijk dank voor dit boeiend gesprek. Interview: Johan Notte

Gerafelde Vlinder - Hard cover, 350 pag. 25-euro (+7-euro verzending) op reknr ‘Mensen in nood’: BE71 9733 4752 5469. Te verkrijgen op het secretariaat, Tolhuislaan 88, Gent Voor de andere boeken en info: Luc Maddelein: luc.curieus@gmail.com of 0477. 47 58 73.”

RIP

PAUL PATAER

Op 22 februari moesten we afscheid nemen van Paul Pataer. Als voormalig lid van ons bestuur was Paul steeds kritisch constructief met een open geest en met een groot gevoel voor sociale rechtvaardigheid. Zo oversteeg hij monter de partijgrenzen en ideologische verschillen. Steeds met een kwinkslag... We zullen hem missen.

Lees in de volgende DNG als eerbetoon het interview Van Johan Notte met Paul Pataer in de rubriek BV.

RECENSENT

De wereld van een lichaam

Krachtig essay-debuut van Melani Reumers

De wereld een lichaam is het opmerkelijke essay-debuut van Melani Reumers, waarin zij zichzelf onderwerpt aan een intrigerend en diepgaand onderzoek. Aan de hand van haar eigen lichaam, dat van vroeger en nu, legt ze verbanden met de literatuur, filosofie en de kunstwereld. Reumers is gefascineerd door haar eigen lichaam, zonder dat het klef of ijdel wordt, integendeel ze bekijkt zichzelf objectief en schuwt de zelfspot niet. Ze verdeelt haar zoektocht over vijf hoofdstukken: Lichaamsdelen, Verlengstukken, Sporen en projecties, die worden afgewisseld met Waterwezen I en II.

In Lichaamsdelen bouwt ze uit een bouwpakket met tien kartonnen platen het menselijk geraamte. Ze krijgt er een instructieboek met tekeningen, een plastic zakje met honderden splitpennetjes en een paar haken bij en kan beginnen met de wervelkolom. Al knutselend, wat soms moeizaam gaat, dwaalt

BIO Melani Reumers (1967) studeerde ooit af in de geofysica. Via allerlei omzwervingen belandde ze aan het andere uiterste van het spectrum, bij het vertalen van literaire teksten uit het Spaans. Daar ontdekte ze het schrijven, van verhalen en essays.

Eind 2022 studeerde ze af aan de Schrijversvakschool. Haar essays werden gepubliceerd in onder meer De Gids, Liter, en Dietsche Warande & Belfort.

ze af naar haar eigen lichaam. ‘Ik houd van botten. In mijn eigen lijf vind ik het fijn om ze te zien en te voelen: wervelkolom, borstbeen, ribben, sleutelbeenderen. In mijn beeldhouwtijd deden mijn meest geslaagde beelden denken aan botten.’ Reumers ontleedt het bot en benoemt de verschillende

RECENSENT

vormen – zoals hamer, aambeeld, stijgbeugel – en komt verder associërend uit bij muziektheatergroep Bot. Ze eindigt in een abattoir waar ze een paardenkaak haalt, dit ontdoet van vleesresten en schoon schuurt om er een quijada van te maken, een percussieinstrument, wat haar een brug naar een bizar verhaal van de Argentijnse schrijfster Mariana Enriquez geeft.

Langzaam vordert het kartonnen skelet, dat ze nu Kas (van karkas) noemt, aan zijn haak in haar woonkamer. Ondertussen maakt ze uitstapjes naar gerelateerde onderwerpen. Het anatomisch museum Vrolik in het AMC bijvoorbeeld. Waar de lege oogkassen haar aanstaren en de skeletontwikkeling van foetus tot bejaarde te volgen is. Als Kas voltooid aan zijn haak hangt wordt Reumers geconfronteerd met herinneringen aan haar vader aan het eind van zijn leven, toen hij nog maar dertig kilo woog.

foto © Bob Van Mol

Oogbollen, huid en haar, tanden De film Chien Andalou (1929) van de Spaanse cineast Buñuel, waarin hij samen met Salvador Dali vorm geeft aan hun droombeelden, geeft Reumers aanleiding om de beroemde scène van het scheermes dat in een oog snijdt te beschrijven. Voorts neemt ze de lezer mee op reis naar India, haar eigen nachtmerries en haar fascinatie voor de schilder Odilon Redon. Kijken, gezien worden, luisteren, Reumers trekt haar beelden heel breed. ‘Het oog en identiteit: “eyedentity” geeft maar liefst 518.000 treffers op Google. De conclusie is van een verpletterende eenvoud: mijn oog, dat ben ik!’

Reumers had als kind een zware haardracht en vaak hoofdpijn. Na een asymmetrisch kapsel in haar tienertijd gaat ze nu met een geschoren schedel door het leven, wat veel stof tot bespiegeling oplevert. Ze schrijft over de confrontatie met vooroordelen, verwijst naar haardracht in andere culturen en slaat historische, mythologische en culturele zijwegen in. ‘Al wordt kaal vaak geassocieerd met kracht, ik zie er ook veel kwetsbaarheid in. De omhulling van een haardos is weg, het gezicht moet het helemaal zelf doen.’

De auteur gaat ook uitgebreid in op haar gebit, ze heeft een diasteem en oligodontie: een spleet en te weinig tanden. Reden voor haar om er dieper op in te gaan, onder andere met het voorbeeld van de Argentijnse schrijver Eduardo Berti die met het idee speelt dat iemands herinneringen liggen opgeslagen in zijn gebit.

Het is knap zoals Reumers zichzelf in de wereld om zich heen plaatst aan de hand van haar lichaamsdelen. Samen met herinneringen aan gebeurtenissen uit haar jeugd, haar ouders en haar kennis van de wereldliteratuur (veel Spaanstalig werk), gedichten, muziek en beeldende kunst weeft ze haar essays fraai ineen.

Waterwezen

In haar jeugd wilde Reumers het liefst onzichtbaar zijn, zonder lichaam. Wanneer ze lang genoeg haar adem inhield, lukte dat bijna. ‘De drang naar onzichtbaarheid werd een overlevingsmechanisme…’ Ze zag zichzelf meer als een tussenmens. Haar dagelijks zwemmen in natuurwater brengt haar de essentiële vrijheid. ‘Het water is mijn habitat geworden, de plek waar ik me altijd goed voel […] Zwemmen is me overgeven, me durven laten dragen […] Strijden tegen de elementen, maar altijd samen met het water. Alles loslaten.’

Reumers gaat daarin heel ver. Ze zwemt naakt van eind maart tot begin december, soms in water onder de tien graden. Afgezien van het zwemgenot, loopt ze ook tegen zichzelf aan en wordt teruggefloten door haar lichaam met duizelingen, een TIA, een maandenlang slapende voet. Toch is het moeilijk om maat te houden, de vrijheid van het zwemmen is een verslaving. Ze voelt zich verwant aan een sirene en haalt opnieuw Odilon Redon aan, met zijn schilderij ‘De sirenen boven de zee.’ Ze zwemt zomer en winter, ’s nachts, bij mist of windkracht negen. Het opzoeken van de grens en er meestal net overheen gaan, is haar hoogste doel, genot, obsessie. We zien een vrouw met een sterke persoonlijkheid maar het zijn verontrustende stukken want Reumers schroomt niet om de dood te tarten.

In Verlengstukken gaat Reumers terug naar haar jeugd, herinneringen aan haar vader, ‘de man met de pijp’, die te jong sterft aan longkanker. Via de dementie van haar moeder die de wijzers van de klok manipuleert, associeert ze naar de Duitse Emma Hauck, die begin vorige eeuw met schizofrenie in een inrichting verbleef en brieven schreef. Ze schreef deze brieven met een potlood. Ze zijn nauwelijks te ontcijferen, maar ze leverden wel een kunstwerk op in de vorm van een animatiefilm van de The Quay Brothers. Reumers schrijft zelf ook graag met potlood, wat mooie mijmeringen oplevert in dit subhoofdstuk met de veelzeggende titel ‘Plooirokjes van cederhout’.

Hoe echt is onze schaduw

In het laatste deel Sporen en Projecties belicht Reumers nog twee boeiende aspecten van het lichaam: het litteken en de tatoeage. Ze gaat in op haar eigen pijn na een herniaoperatie. ‘Littekens herinneren ons eraan hoe kwetsbaar we zijn. Maar ook hoe veerkrachtig we zijn.’

In de literaire observaties van De wereld een lichaam ontbreekt de dood niet, evenmin als – verrassend genoeg – de schaduw. ‘Mijn schaduw en ik zijn tot elkaar veroordeeld. Zonder mij kan zij niet bestaan, zonder haar is het alsof er iets aan mij ontbreekt.’ Ook bewegingen horen tot de beeldtaal van het lichaam en de auteur haalt het project Mortus Mori aan, een voorstelling met dansers die de klein menselijke motoriek ontrafelen in herhalende patronen. Reumers is gefascineerd en doneert haar eigen bewegingen, die door een danser intensief worden bestudeerd en verbeeld.

Het boek sluit af met een indrukwekkende bibliografie van de aangehaalde literatuur, van Paul Auster tot Stefan Zweig.

Melani Reumers is afgestudeerd geofysicus. Ze vertaalde literaire teksten uit het Spaans, ze ontdekte het schrijven en volgde de Schrijversvakschool. Enkele van de in dit boek opgenomen essays verschenen eerder in De Gids, Liter, en Dietsche Warande & Belfort. Fragmenten van door haar uit het Spaans vertaalde gedichten verschenen eerder in Terras, Tirade, Tortuca en Pluk. Reumers’ essays zijn persoonlijk en openhartig, in een frisse, heldere stijl geschreven en dankzij haar brede intellectuele bagage, uitermate boeiend om te lezen.

Recensie door Marjet Maks

Uit Literair Nederland, juni 2024. www.literairnederland.nl/recensie-melanireumers-de-wereld-een-lichaam/

De wereld een lichaam

Door Melani Reumers Melani Reumers biedt een unieke nieuwe stem in de vaderlandse essayistiek.

Het lichaam dat in deze bundel essays centraal staat, wordt uit elkaar gehaald, geanalyseerd, verlengd, weer in elkaar gezet, en soms zelfs gewichtloos gemaakt. Dat levert fascinerende stukken op die de lezer bij vlagen ongemak bezorgen.

De auteur wil in haar jeugd het liefst géén lichaam hebben en voelt zich meer een tussenmens. Later zal ze vaak uit haar lichaam verdwijnen en onbereikbaar worden. Gaandeweg krijgt ze vrede met haar lichaam. Maar echt houvast vindt ze pas in het water waar ze dagelijks zwemt, in alle mogelijke omstandigheden. In de zwemstukken onderzoekt ze de grenzen van haar lichaam, en overschrijdt die af en toe.

Ze ontdekt dat haar afzonderlijke lichaamsdelen, zoals botten, ogen en tanden, nauw verbonden zijn met identiteit. Dat geldt ook voor verlengstukken van het lichaam, zoals de pijp en het schaakspel van haar vader. En het gaat zelfs op voor iets wat zo ongrijpbaar en vluchtig is als iemands bewegingen, of haar eigen schaduw.

COLUMN De onvoltooid verleden tijd – Peter Benoy

Sterren zien of ze niet zien?

Vincent Van Gogh, ‘Sterrennacht’ (1889), 73,7/92,1 cm

In de zomer van 2024 liep in Arles de tentoonstelling Van Gogh et les étoiles . Er was werk te zien dat met het heelal te maken had van een 70-tal kunstenaars, waaronder Fontana, Ensor, Kandinsky, Kieffer, Malevich, Spilliaert, Klee, en één schilderij van Van Gogh zelf. Een ontdekking voor mij waren de astronomische tekeningen van Etienne Léopold Trouvelot (1827-1895); hij trachtte de nieuwe inzichten van zijn wetenschappelijke tijdgenoten, zoals Camille Flammarion en Lord Rosse, in grafische reconstructies te tonen. De 19e-eeuwse mens kreeg door die popularisering meer belangstelling voor het nachtelijke firmament en het herkennen van sterrenbeelden.

De titel van de tentoonstelling wekt het vermoeden dat sterrenhemels een wezenlijk bestanddeel zijn geweest in het oeuvre van meer dan 2000 schilderijen en tekeningen van Van Gogh (1853-1890), maar dat is niet zo. Het gaat slechts over vier schilderijen uit zijn laatste levensjaren: Sterrennacht boven de Rhône (Arles, september 1888; zijn enige schilderij op de tentoonstelling); Place du Forum (Arles, september 1888); Sterrennacht (Saint-Rémy, juni 1889) en Cypres bij sterrennacht (SaintRémy, mei 1890).

Enkele dagen voor hij Sterrennacht boven de Rhône schilderde, schreef hij aan zijn zuster: Je veux maintenant absolument peindre un ciel étoilé. Souvent il me semble que la nuit est encore plus richement colorée que le jour. In de twee werken die hij

in Arles maakte dienen de sterren vooral als een decorum voor een nachtelijk tafereel met kunstlicht: de gasverlichting op de Rhônekade die reflecteert in de rivier in het eerste, het rijke warme licht van het terras op de Place du Forum op het tweede. Het enige schilderij waarin het firmament een hoofdrol kreeg is Sterrennacht uit juni 1889: in de hemel boven het rustig nachtelijk landschap van de Alpilles gebeurt iets ongewoons; naast de sikkel van de maan en een dozijn sterren raast een kosmische wolk wervelend door het uitspansel, een kosmisch fenomeen dat niet met het blote oog kan gezien worden.

Dat aspect heeft in de loop der jaren fysici en wiskundigen uitermate geboeid; hoe kon Van Gogh met grote nauwkeurigheid een

turbulentie in beeld brengen, zoals ze pas na de dood van de schilder door de Russische wiskundige Kolmogorov theoretisch werd geformuleerd? Dat is de vraag die recent Chinese fysici in Physics of Fluids zich stellen; de relatieve grootte, vorm, positie en helderheid van de verschillende wervelingen zouden conform zijn aan die theorie die overigens over allerlei vormen van turbulentie gaat, ook bv. in de natuur. Een Canadese onderzoeker ontkent dan weer in Journal of Turbulence dat het schilderij conform zou zijn aan de theorie.

Misschien zijn er andere verklaringen. Al in 1846 had Lord Rosse als eerste een vrij exacte kosmische nevelspiraal geobserveerd en getekend. Ook hiermee is de overeenkomst in Sterrennacht opmerkelijk. Heeft Van Gogh deze afbeelding ooit gezien? Ondenkbaar is dat niet want ze werd opgenomen in latere publicaties, zoals in Astronomie Populaire (1880) van Camille Flammarion, die vanaf 1882 ook het tijdschrift L’astronomie uitgaf. Zelfs wanneer dat niet zijn inspiratiebron is geweest biedt de natuur voor een goed observator zoals de schilder talloze mogelijkheden om gelijkaardige spiralen en kolken te zien, bv. in een rivier of in de onvoorspelbare beweging van een grote vlucht spreeuwen. Opvallend is ook dat hij in dezelfde periode in zijn weergave van wolken (bv. schilderij Korenveld met cypressen, september 1889) en begroeiingen (bv. tekening Olijfbomen met de Alpilles op de achtergrond, eind juni/begin juli 1889) soms gelijkaardige heftig kronkelende motieven gebruikt. Dit was zeker geen algemene tendens in die fase van zijn werk. Nadien schrijft hij over de Sterrennacht dat het uit oogpunt van compositie overdrijvingen (waren), de lijnen erin zijn gedraaid als in oude houtsneden

Hebben mensen sterren nodig? Al in de oudheid werd de sterrenhemel gebruikt als zeekaart. Voor Van Gogh en zijn tijdgenoten maakten sterrenhemels nog deel uit van het dagelijks leven. Mensen hebben altijd ’s nachts bij helder weer duizenden sterren kunnen zien. De pogingen om het universum te begrijpen maken deel uit van elke cultuur. Wat zien wij nog vandaag? Een handvol? Hebben wij ze niet meer nodig nu we een GPS hebben? De beelden van de aarde die satellieten doorsturen zijn onthutsend: 90% van de nachtelijke hemel van Europa is dermate aangetast door artificiële lichtpollutie zodat we zonder telescoop nog maar op enkele plaatsen een beperkt panoramisch zicht kunnen hebben

op onze Galaxy, de Melkweg, met zijn ongeveer 200 miljard sterren. Tegenover deze natuurlijke vervreemding staat het feit dat we in kranten en wetenschappelijke magazines geregeld betoverend mooie foto’s van sterren en kosmische nevels kunnen zien, gemaakt door die onvoorstelbare telescopen, zoals de James Webb en de Hubble, die door de ruimte reizen.

Een internationaal organisme, Dark Sky Association, inventariseert en steunt diverse initiatieven die de groeiende lichtpollutie willen reduceren en reserves creëren waar de sterren zichtbaar blijven. Het geeft ook informatie over de mogelijkheden voor outdoor verlichting die zich met een aangepaste intensiteit naar beneden richt. Ze trachten vooral de publieke opinie bewust te maken van het probleem van de lichtpollutie, niet alleen in functie van het herstel van de band tussen mens en sterren, maar ook in verband met andere aspecten van het milieu, zoals fauna en flora. Een van hun belangrijke steunpunten in Europa is het Franse observatorium van de Pic du Midi de Bigorre te midden de Pyreneeën, die met een hoogte van 2877 m de naburige toppen met enkele honderden meters domineert.

Nicolas Bourgeois, geograaf, codirecteur van de Groupement d’intérêt public du Pic du Midi, ligt mee aan de basis van de creatie van een reserve voor sterrenobservatie van 3300 km²: Le ciel étoilé qu’on peut désormais y observer est équivalent à celui du milieu du XXe siècle : la lumière artificielle émise vers le ciel a été réduite de 40% et continue de diminuer. Pour donner une idée du résultat, un habitant de la réserve qui compterait les étoiles visibles au-dessus de son village pourrait atteindre un chiffre dépassant les 2000 astres.

Om praktische redenen hebben we zelden of nooit sterren nodig, maar ik ben ervan overtuigd dat ze de menselijke psyché een dieper besef kunnen geven van zijn plaats in de kosmos en in de samenhang en de universaliteit ervan. Wie weet is het ook een remedie tegen kortzichtigheid en angst voor andere culturen.

Nicolas Bourgeois: Quand on s’allonge sous les étoiles, on a l’impression de chuter vers le haut ; de tomber vers le ciel. C’est une expérience très forte qui suscite des émotions assez universelles. Depuis des millénaires tout être humain qui regarde les étoiles se pose la même question métaphysique : quelle est ma place dans l’univers ?

Reis naar Andalusië 6 –12/9/2025

In de voetsporen van Federico García Lorca met “happy-end” in Almería.

De witte dorpen, de eindeloze olijfboomgaarden, de woestijn in het oosten, alsook het feeërieke Alhambra en de diepe kloof in Ronda…het staat allemaal op het programma.

Kenmerkend voor deze Contr’air-reis is dat we de klassieke attracties steevast afwisselen met bezienswaardigheden die in een doorsnee commerciële reis zelden of nooit aan bod komen. Zo nemen we u mee naar plaatsen die een belangrijke rol hebben gespeeld in het (korte) leven van de ultieme Andalusiër: Federico García Lorca.

Uw reisleider is Guido Declercq. Reeds jaren trekt hij vaak naar Spanje en de bijzondere wereld van de Flamencofestivals in Andalusië trokken al gauw zijn aandacht. Hij werd de bezieler van La Barraca, het vehikel waarmee hij ondertussen al zo’n 20 jaar Flamencos naar onze grote podia brengt. Zijn passie resulteerde ook in z’n aparte reisgids “Naar Andalusië…op het ritme van Flamenco”. Maar hij vindt ook de tijd om, als bestuurslid, mee werk te maken van de AVF-afdeling in Roeselare.

Contr’air is er voor de nieuwsgierige reiziger. Ook op reis kan je burgers verbinden. Samen vertrekken we op ontdekking en delen onze reisvreugde met een groep toffe mensen. Ook op reis staan voor ons vrijheid en gelijkwaardigheid centraal. Originaliteit, creativiteit en kwaliteit…daar gaan we samen voor! Contr’air is een reisorganisatie die ook inhoudelijk graag grenzen overstijgt. Door ook letterlijk buiten de gebaande paden te treden willen we eénieder aparte belevenissen én nieuwe inzichten bezorgen.

INFO vermeylenfonds.be en inschrijven via https://mondial-tours.nl/reis/ de-reis-naar-andalusie/

Samenhang/Confrontatie _ Peter Benoy

De denazificatie van de mythe

De dichter Paul Celan en de kunstenaar Anselm Kiefer hebben mekaar nooit ontmoet. De dichter was 25 jaar ouder en stapte uit het leven toen de kunstenaar in 1970 de academie achter zich liet.

Vandaag kun je bijna niet over de ene spreken zonder dat de andere ter sprake komt. In volgende tekst beperk ik me vooral tot wat beiden bindt.

Paul Celan werd in 1920 geboren als Paul Antschel in Cernauti in het toenmalige Roemeense Koninkrijk (vandaag Chermivitsi in Oekraïne). Zijn ouders waren Duitstalige joden. Toen de SS in juli 1941 de stad had ingenomen, staken ze de synagoog in brand en begonnen ze de Joodse bevolking te deporteren. Celan werd in een werkkamp opgesloten; daar vernam hij de dood van zijn ouders. Nadat het Rode Leger de stad had bevrijd vertaalde hij Russische literatuur naar het Roemeens en begon poëzie te schrijven. Hij verhuisde naar Boekarest en schreef er o.m. Todesfuge, een van zijn belangrijkste gedichten; het werd in mei 1947 voor het eerst gepubliceerd, in een Roemeense vertaling. Begin 1948 ging hij naar Wenen, waar hij de Oostenrijkse dichteres Ingeborg Bachmann (1926-1973) ontmoette, een vriendschap, deels relatie, die een belangrijke rol in zijn verdere leven zal spelen. Zijn eerste dichtbundel Der Sand aus den Urnen verscheen in datzelfde jaar. Begin jaren ‘50 trok hij naar Parijs waar hij de grafische kunstenares Gisèle Lestrange huwde. Tot zijn dood woonde hij daar en publiceerde nog talrijke bundels, zoals Mohn und Gedächtnis (1952), Die Niemandsrose (1963) en Lichtzwang (1970); daarnaast verschenen enkele postume bundels. Hij gaf er jarenlang Duits aan de bekende École normale supérieure. Zijn collega Jacques Derrida getuigt over de extreme discretie van de dichter, zodat de directeur niet eens wist wie hij was, tot een collega uitriep: Mais, Monsieur, savez-vous que nous avons ici comme lecteur le plus grand poète vivant de la langue allemande.

Celans stijl is nogal cryptisch en breekt met de tradities van zijn tijd. Hij maakt het zijn lezers niet gemakkelijk. Nog eens Derrida: Tous les poèmes de Celan restent d’une certaine manière indéchiffrables, gardent de l’indéchiffrable, et l’indéchiffrable peut aussi bien appeler interminablement une sorte de réinterprétation, de résurrection, de nouveaux souffles d’interprétation ou bien au contraire, périr, dépérir de nouveau.

Totesfuge gaat over de Holocaust en zorgde aanvankelijk voor controverse; langs een kant verweet men de dichter dat de esthetiek van de verzen niet paste bij de onvoorstelbare wreedheid van het thema; medestanders vonden het daarentegen een meesterlijke evocatie van de horror van de kampen. In een brief (10 augustus 1962) aan een vriend zegt hij: Je hebt gelijk als je zegt dat ze me in West-Duitsland nooit hebben vergeven dat ik een gedicht heb geschreven over de Duitse uitroeiingskampen, ‘Todesfuge’. Laat je op dat punt niet misleiden door de literaire prijzen die me werden toegekend: ze zijn uiteindelijk niets anders dan een alibi voor hen, die naast dat soort alibi’s, met andere, meer hedendaagse methodes verder gaan met wat ze zijn begonnen of voortzetten onder Hitler.

Om een idee te geven van zijn poëzie citeer ik het einde van dit 36 verzen lange iconisch geworden gedicht:

Zwarte melk der vroegte we drinken je ’s nachts we drinken je ’s middags de dood is een meester uit Duitsland we drinken je ’s avonds en ’s morgens we drinken en drinken de dood is een meester uit Duitsland zijn ogen zijn blauw hij raakt je met loodzware kogel hij raakt je nu rauw een man heeft een huis je goudgele haar Margarete Hij hitst al zijn honden tegen ons op hij schenkt ons een graf in de lucht hij speelt met slangen al dromend de dood is een meester uit Duitsland

Je goudgele haar Margarete je asgrauwe haar Sullamith

Vanaf 1961 heeft Celan te kampen met psychische problemen en wordt hij enkele keren opgenomen. Eén keer heeft hij zijn vrouw Gisèle aangevallen met een mes.

Anselm Kiefer werd, net voor het einde van de Tweede Wereldoorlog, in 1945 geboren in Donaueschingen. Hij studeerde af aan de academie van Karlsruhe met een performance Occupations gebaseerd op foto’s die hij op historische plaatsen (zoals Küsnacht, Rome, Arles, Sète) van zichzelf maakte terwijl hij de Hitlergroet uitbracht. Een confronterende provocatie die niet kon begrepen worden door het Duitse establishment. Voor een aanklacht tegen het stilzwijgen waarmee het naoorlogse Duitsland zijn nazistisch verleden toedekte was de tijd nog niet rijp.

In de academie van Düsseldorf werd Kiefer sterk beïnvloed door het avant-garde boegbeeld Joseph Beuys.

Poëzie en vooral mythes zijn de sleutels om het complexe oeuvre van Kiefer te ontdekken. Poëzie is in mijn ogen de enig mogelijke realiteit, al het overige blijft pure illusie, zei hij tijdens een van zijn lessen in het pretigieuse Collège de France.

De Duitse mythologie, vooral de 2300 strofen van het 13e-eeuwse epos Nibelungenlied en de daarop geïnspireerde Tetralogie van Wagner, was door de nazi’s gerecupereerd en bleef na de oorlog onterecht in de taboesfeer. Ook de stomme film Die Niebelungen (1924) van de expressionist Fritz Lang onderging dit lot wanneer Goebbels, cultuurminister, hem tien jaar later als een meesterwerk aanprees, wat de regisseur in een ambigue situatie plaatste -te meer omdat zijn recente film Das testament des Dr. Mabuse (1933) verboden werd. Die eeuwenoude Niebelungenmythe eigent Kiefer zich toe in schilderijen, foto’s en collages van de jaren ‘70 en denazificeert ze. Andrea Lauterwein: Le travail de Kiefer sur les figures d’identification mythologique du nazisme deconstruit la perception romantique du mythe et son emploi idéologique, mais ne réprime pas entièrement les qualités identificatoires de ses figures Vooral de tragedie van Siegfried en Brunhilde inspireert hem; Siegfried oublie Brunhilde (1975), Le difficile chemin de Siegfried à Brunhilde (1977), La mort de Brunhilde (1976) … Tekst doet zijn intrede in zijn werk, soms alleen maar een titel, maar spoedig schildert hij breeduit citaten uit gedichten.

Anselm Kiefer, ‘Het ongeluk van de Nibelungen’ 1972, 300/480 cm

Vanaf wanneer kruist de poëzie van Celan het werk van Kiefer? Wanneer verschijnen flarden tekst van hem als een beeldend element? Dein aschenes Haar Sulamith staat te lezen op een schilderij uit 1981 dat deel uitmaakt van een hele cyclus rond de ‘Arische’ Margarete en de Joodse Sulamith uit Todesfuge. Het gaat meestal om zeer matieristisch geschilderde korenvelden, al dan niet brandend of tot asse herleid; de twee vrouwen komen zelden in beeld. In zijn coloriet zijn het vooral bruinen, grijzen en goudkleur die de toon zetten. Soms zien die schilderijen er verweerd uit alsof ze vergeten relikwieën uit een eeuwenoude schuur zijn. Met het gebruik van o.m. zuren, klei, gips, gedroogde planten, takken, lood, bladgoud, ademen ze de sporen van het verleden, van het ruïneuze uit.

In het universum van Kiefer is de actie voorbij. Wat hij laat zien is doods of gehuld in duisternis; door goden en mensen verlaten oorden. Niemand kan nog vertellen welke tragedie er heeft plaats gevonden. In Eisen-Steig (1986) zien we een spoorweg die tussen een lage vegetatie naar de horizon gaat. Niet meer dan dat. Het werd geïnspireerd door Stretto van Celan, maar ook door de eerste documentaire over het kamp van Auschwitz-Birkenau, Nuit et Brouillard (1955) van Alain Resnais. Kiefer: We zien ergens een spoorweg en we denken aan Auschwitz en dat zal nog niet gauw veranderen. Ook in schilderijen rond Brunhilde was de ‘moeilijke weg van Siegfried’ een spoorweg die hem naar de tragedie bracht.

In 1985 werd het historische dak van de Dom van Keulen vernieuwd. Kiefer kocht de oude loden dakbekleding. Dat opende nieuwe mogelijkheden, vooral voor zijn sculpturen, zoals bv. Pour Paul Celan (2005). Ook poëzie van andere dichters blijft zijn werk inspireren, o.m. Rimbaud, Mandelstam, Genet en Bachmann. Vandaag is Kiefer een van de belangrijkste nog levende kunstenaars die er niet voor terugschrikt om meterslange en -hoge schilderijen te maken of een museumzaal nodig heeft om een sculptuur te tonen.

25 SAMENHANG/CONFRONTATIE

Column – Anita Boeken(k)(b)uren

Een dag als geen andere

Het bezoek van schrijfster en vriendin, Annie Van Keymeulen, liep ten einde. Zoals steeds waren we niet uitgepraat. Even stilstaan bij de boekenplank, had ons gesprek naar het sociaal engagement in de literatuur geleid. Als vanzelf kwamen we uit bij E. Zola, Multatuli, Ch. Dickens, C. Buysse en L.P. Boon. Opmerkelijk was dat drie van de vijf schrijvers in onze jonge jaren op de verboden lijst stonden van de katholieke bibliotheken en scholen. Tevergeefs, we hadden ze gelezen.

Op zoek naar dergelijk engagement bij recente Vlaamse auteurs kwamen we -simultaan- niet op de namen maar dat kan aan onze leeftijd liggen. Annie schreef haar boeken tijdens de jaren ’90 van vorige eeuw, toen onze maatschappij floreerde en de wereld van de kunst snel evolueerde. De nadruk werd door haar uitgever op haar literaire kwaliteiten gelegd en inhoud was jarenlang belangrijker dan kwantiteit.

We dwaalden af van het onderwerp, bij de versnapering en de koffie.

”We hebben het weer eens gezellig gehad”, zeiden we bij het afscheid.

Ik liet mijn gedachten over mijn literaire ervaringen daarna de vrije loop.

De jaren 60 waren van de ‘flower power’, de ‘wereldverbeteraar’ en de bevrijdende seksualiteit in de literatuur. Naar mijn gevoel, evolueerden de Letteren naar nog grotere vrijheid van schrijven en ‘criticasteren’, maar ook naar speelsheid en ironie in de jaren 70. We ‘relativeerden’ ons te pletter, ‘de waarheid’ bestond niet, we ‘interpreteerden’ de realiteit. De tijd leende zich tot ‘spielerei’. Tot cabaret. Het Magisch Realisme deed zijn intrede. Beschrijvingen van de persoonlijke ontplooiing en het psychologisch aspect van intermenselijke relaties boeiden veel lezers. Maar wat veel uitgevers boeide waren… de verkoopcijfers.

De mentaliteit van het consumentisme, aangewakkerd door de economische crisis van de jaren 80, vertaalde zich gaandeweg in toegankelijke story-telling. Celebrity’s lieten en masse hun hersenspinsels drukken, wat een lucratieve opportuniteit bood. Kook- en zelfhulp boeken vulden onze boekenplank. Die over de Tweede Wereldoorlog verdwenen naar de

zolder. De populariteit van ’best-sellers’ werd de graadmeter van succes en kunde. Literatuur werd massacultuur. Tot op vandaag delen boekenketens hun zinloze ‘top 10’ verkoop mee. Het Groot Kapitaal deed de rest.

Enig tegenwerk kwam er door een verlangen naar oprechtheid en blijvende interesse in het verleden. Dat boden ons de boeken van David Van Reybrouck, Stefan Hertmans en Bart Van Loo, ze bereikten het grote publiek. Lastiger was het voor de boeken over, armoede, klimaat, racisme, vluchtelingen, asielzoekers … en tenslotte voor die van de nieuwkomers zelf. Al te duidelijk engagement valt niet in de smaak bij de critici. Nochtans “Literatuur heeft weerhaken nodig” zei Tom Lanoye in zijn dankrede op de uitreiking van De Prijs der Nederlandse Letteren 2024, en ook “onze nette omgangsvormen zijn zwaar onderhevig aan verval”.

Sinds de komst van de hoge technologie, woekert er een verspreiding van meningen en hoogstpersoonlijke- al dan niet wansmakelijkontboezemingen, op het internet. Dat zorgt bij veel jonge en potentiële lezers, die verlekkerd zijn op sociale media, voor een tsunami aan verwarring en verloren kennis.

Over de verruwing en verarming van de taal in het algemeen, had ik het met mijn vriendin niet gehad. Onze bezorgdheid daaromtrent voor onze kleinkinderen, was niet ter sprake gekomen.

Toen werd het avond en kwam het Nieuws de huiskamer binnen.

Een volle lading bruuskerend taalgebruik kwam over ons heen tijdens de speech van Amerika’s nieuwe Minister van Defensie, die ons kwam berispen. Zijn gortdroge spierballentaal paste perfect bij zijn uiterlijk en ze gaf ons een uppercut!

Ik wacht op het effect dat deze ‘diplomatieke’ bolwassing kan hebben op onze meest scherpe geesten en pennen. Wie dient van weerwoord? Anthierens is er niet meer.

P. Goossens? T. Lanoye? Waar zitten onze taalvirtuozen? Wie begint?

In het kader van de Boon voor literatuur richtten de leden van het Vermeylenfonds verschillende leesclubs op.

Mensen komen samen om te lezen en te spreken over een boek dat iets met hen doet of nét niet.

Verbinden, verbreden en verdiepen, de slagzin van het Vermeylenfonds, kan niet veel concreter worden.

De 5 genomineerde boeken voor fictie/nonfictie werden besproken en gerecenseerd door de leden van de Boekenburen, een leesgroep in het Prinsenhof en een initiatief van Willem Debeuckelaere.

Lees hun ‘oordeel’ maar vooral hun waardering voor de genomineerde boeken en breng uw stem uit voor de publieksprijs die wordt uitgereikt door het Vermeylenfonds op 25 maart in Leuven.

De Levens van Claus. Biografie. Mark Schaevers

‘Wat zeker is, is dat Schaevers een hele kluif gehad heeft aan het ontrafelen en duiden van echte, minder echte, of ‘ongeveer echte’ feiten en weetjes, en echte verzinsels. Was Claus zo onzeker dat hij ‘liegen’ nodig had om ‘de sociale omgang makkelijker te maken’?

Feit is dat het niet evident moet geweest zijn om uit de vele interviews die de auteur met Claus had, het rijke bronnenmateriaal en de informatie die hij verkreeg van bevoorrechte en dichte getuigen, een vlot lopend boek te schrijven over Claus.’

‘De auteur is erin geslaagd om een boeiende, heel vlot leesbare, gelaagde biografie te schrijven over het enigma Claus. De citaten wervelen doorheen het ganse boek, verluchten en verlichten de lectuur. Maar ondragelijk licht wordt het nooit.’

‘Voor een Gents lezerspubliek leest de biografie bijna als een spannend jongensboek. De vele (hoofd)stukken die zich in Gent afspelen vormen een literaire cronycke die je apart zou kunnen uitgeven. Laat mij duidelijk zijn: dit werk verdient een Gouden Boon Literatuurprijs.’ — Patrick

‘Vlot geschreven maar het vraagt veel van de lezer; zeker als deze eerder beperkt kennis heeft van het uitgebreide oeuvre van Claus. Marc Schaevers bewijst met dit werk een doorzetter en bevlogen persoon te zijn, die ontzettend veel opzoekingswerk deed. Het

COLUMN

kan een standaardwerk genoemd worden voor wie de persoon Hugo Claus, in al zijn complexiteit beter wil leren kennen.’

— Brigitte

De wereld een lichaam.

Melani Reumers

‘Een prachtige bloemlezing, vernieuwende proza. Gedurfd en eerlijk. En boeiend! Ik vond het zowaar een pageturner en las met stijgende verbazing. Waar haalt ze het? Hoe vernuftig daagt ze haar hersenen uit bij de extase die ze keer op keert ervaart, en hoe slaagt ze in haar opzet om ons mee te nemen?’

‘Wel overwogen en gewikt aan alle kanten pent ze met een encyclopedische nauwkeurigheid die leest als een trein (van schoonheid, traag in het sierlijke). Ik vind Melani Reumers een ontdekking. Dé ontdekking van het lichaam.’ — Sybille

Het Archief

Thomas Heerma Van Voss

‘Wat moet eigenlijk worden bewaard? Voor de vader van Pierre alles. Niets mag uit zijn werkkamer verdwijnen, alles moet worden bewaard en dan liefst op dezelfde plaats. Hij maakt geen verschil tussen wat waardevol is en prullerijen.’

‘De schrijver laat ons meedenken over het belang van de literatuur, hij laat ons meevoelen hoe het is om de aftakeling van een geliefd persoon mee te maken en doet dat

op een fijnzinnige manier die ook het sentimentele niet schuwt. De laatste wens van de vader “nog eens verliefd worden” is, zorgt tegelijk voor een glimlach en een traan. Voor mij dus wel een geslaagd roman.’ — Jenny

‘De afstandelijkheid van het hoofdpersonage is zeker een van de redenen waarom je als lezer niet echt in het boek getrokken wordt. Niet enkel het gebrek aan uitdrukking van affectie voor zijn omgeving maar ook het feit dat hij nergens écht voor gaat. Hij laat het allemaal wat over zich heen komen. De schrijver had meer kunnen doen met die lethargie van het hoofdpersonage.’

‘Noch inhoud, noch vorm spreken me aan. Veelal grijp ik spontaan naar een post-it of potlood als ik mooie zinnen in een boek lees, maar hier had ik die impuls blijkbaar niet. Ik wou het boek gewoon uit hebben.’ — Katia

De Bondgenoten

Brecht Evers

‘Het boek heeft me zeker geboeid, vanuit zijn ‘eigen zijn’, het smaakt naar meer. Als lezer blijf je wel een beetje op je honger zitten, het verhaal is niet af. De tekeningen zijn subliem, meesterlijk!’

De tekeningen zijn zeer belangrijk binnen het werk. Ze vormen de basis van het boek, enerzijds als communicatiemiddel tussen vader en zoon (Arthur krijgt terug contact met vader via zijn tekeningen) en ook als com-

municatie tussen auteur en lezer. Het zijn ondersteunende kunstwerkjes.’ — Brigitte

Oroppa

Safae el Khannoussi

‘Dit is een boek dat je maar eens om de paar jaren in handen krijgt. Groots. Het is alsof je een andere taal leert. Gaat over het zoeken naar identiteit, omgaan met het leven. Een diepe buiging.’

Peter

‘Voor mij de revelatie. Iemand met zo’n talent. Lang geleden dat een boek mij zo aangreep. Echt genieten.’ — Katia

‘Het verhaal van OROPPA is géén rechtlijnig narratief. In flarden wordt het ons spaarzaam, beetje bij beetje, ontvouwd. Wat je zelf moet reconstrueren en invullen is een deel van het avontuur dat het lezen zo interessant en boeiend maakt. De lezer wordt niet aan het handje gehouden maar door elkaar geschud.

Ik heb nog niet veel eerder meegemaakt dat ik na het lezen van een boek wat beduusd achterblijf met tal van vragen en de vaste wil en goesting om het terug te lezen.’ — Willem

foto © Paul Teerlinck

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.