preview_Kennispocket - Spelen, ontdekken en leren

Page 1


Spelen, ontdekken en leren

COLOFON

Deze kennispocket is een uitgave van VBJK, centrum voor Vernieuwing in de Basisvoorzieningen voor Jonge kinderen. VBJK is een onderzoeks- en innovatiecentrum met meer dan dertig jaar ervaring in de sector van kinderopvang voor baby’s en peuters en schoolgaande kinderen, kleuteronderwijs en preventieve gezinsondersteuning.

referentie

Van der Mespel, S. (2024).

Kennispocket: spelen, ontdekken en leren. Gent: VBJK.

foto’s

Caroline Boudry

illustratie cover

Ilse Weisfelt

eindredacteur

Mike De Cloedt

vormgeving

Katrien Annys, jacques.gent

drukkerij

Mirto Print – Graphius

www.vbjk.be

Inhoud

Inleiding 4

DEEL I – ORIËNTATIE

1. Al spelend de wereld ontdekken 6

2. Verschillende soorten spel 7

3. Betrokkenheid 9

4. Een rijke speelleeromgeving 12

4.1.De ervaringsgebieden 12

4.2. Een samenspel tussen ruimte, aanbod, tijd en interacties 19

5. Spelen en ontdekken begeleiden 26

6. Praten, uitleggen en luisteren 31

7. Bronnen 34

DEEL II – INSPIRATIE

Kleren en stoffen als spiegel van de wereld 38

Ik zie, ik zie ... wat jij straks ook ziet 40

Spijkers met koppen 42

Hoeplala. Ga eens wandelen met ... een hoepel 44

Vingerpopjes spelen met taal 46

Gebruik je fantasie: schrijven met klei 48

Samen zorgen 50

Geef kinderen een stok en ze kribbelen in het zand 52

Buitenspeelbingo 54

Inleiding

Kinderopvang, dat is voluit spelen, ontdekken en leren. Het is ontzettend boeiend om als kinderbegeleider elke keer opnieuw te bekijken hoe je het speel- en ontdekkingsplezier van zowel baby’s en peuters als schoolgaande kinderen kan stimuleren. Wat is het fijn als je kinderen vervolgens helemaal ziet opgaan in hun spel. In deze kennispocket kom je meer te weten over hoe je zorgt voor een omgeving waarin jonge kinderen volop kunnen spelen, ontdekken en leren.

In Oriëntatie verwerf je basiskennis over spelen, betrokkenheid en hoe je rijke speelleerervaringen creëert en begeleidt.

In Inspiratie ontdek je praktijkvoorbeelden van een rijke speelleeromgeving bij baby’s en peuters en schoolgaande kinderen. Ze brengen de theorie tot leven. Herken jij de ervaringsgebieden? Hoe spelen de begeleiders in op de interesses van de kinderen? Welke speelprikkels geven ze?

– Hoe zorg je voor rijke talige interacties? 4

Na het doornemen van deze kennispocket heb je een antwoord op volgende vragen:

– Wat is de betekenis van spelen voor kinderen?

– Welke verschillende soorten spel kan je onderscheiden als je kijkt naar spelende kinderen? Hoe evolueren de spelvormen naarmate kinderen ouder worden?

– Wat betekent betrokkenheid en hoe observeer je betrokkenheid bij kinderen?

– Hoe ziet een rijke speelleeromgeving eruit waar kinderen uiteenlopende ervaringen opdoen?

– Hoe zorg je als kinderbegeleider voor een rijke speelleeromgeving?

– Hoe begeleid je spelen en ontdekken?

Oriëntatie DEEL 1

Pictogrammen in de kantlijn

P uitleg

p opdracht

g tip

Wat is spelen volgens jou?

Schrijf drie woorden op waaraan jij denkt bij het woord ‘spelen’.

1. Al spelend de wereld ontdekken

Dit deel geeft antwoord op de volgende vraag:

– Wat is de betekenis van spelen voor kinderen?

Kernwoorden:

– plezier

– zichzelf en de omgeving verkennen

Spelen neemt in het leven van kinderen een belangrijke plaats in. Het is een aangeboren behoefte. Waar kinderen ook zijn, ze proberen altijd te spelen.

Eigen aan spel is ook dat kinderen zelf vormgeven aan hun spel: vanuit hun eigen nieuwsgierigheid en verwondering bepalen ze welke richting hun spel uitgaat. Het ligt dus vooraf niet vast hoe het spel precies zal verlopen.

Spelen is in de eerste plaats plezier. Wanneer kinderen intensief spelen, vergeten ze alles om zich heen en genieten ze volop. Maar spelen betekent voor kinderen niet alleen plezier. Spelen is de manier waarop kinderen zichzelf en hun omgeving verkennen. Al spelend verkennen kinderen …

– hun lichaam: ze grijpen, rollen, kruipen, lopen, klimmen, fietsen, dansen, springen ...

– materialen en voorwerpen: ze onderzoeken materialen en voorwerpen met hun zintuigen. Ze manipuleren, ordenen, combineren, vervoeren of construeren.

– sociale interacties met anderen: ze lachen samen, genieten samen, doen elkaar na, wisselen ideeën uit, overleggen met elkaar, houden rekening met elkaar, winnen of verliezen van elkaar, lossen conflicten op …

– het dagelijks leven: via fantasiespel of rollenspel verwerken kinderen de dingen die ze dagelijks beleven. Ze spelen na wat ze zien en meemaken. Zo begrijpen ze de gebeurtenissen beter. Denk bijvoorbeeld aan eten maken, naar de winkel gaan, het onderzoek bij de dokter of het werk van de brandweer. Kinderen spelen dus in de eerste plaats omdat het plezierig is. Tegelijkertijd draagt spelen op verschillende manieren bij aan de ontwikkeling van een kind.

2. Verschillende soorten spel

Dit deel geeft antwoord op de volgende vragen:

– Welke verschillende soorten spel kan je onderscheiden als je kijkt naar spelende kinderen? – Hoe evolueren de spelvormen naarmate kinderen ouder worden?

Kernwoorden:

– contactspel – bewegingsspel – exploratief spel

– constructiespel – doen-alsofspel of rollenspel – regelspel

Als je kijkt naar spelende kinderen, dan kan je verschillende soorten spel onderscheiden. Het vroege spel van baby’s is kortdurend en eenvoudig. Het draait vooral om contact met anderen en bewegen. Naarmate kinderen ouder worden, komen er nieuwe en complexere spelvormen bij.

CONTACTSPEL

Bij contactspel staat aanraking en interactie met andere kinderen of volwassenen centraal. Denk aan een Kiekeboe-spel waarbij je jezelf verstopt achter een gordijn en dan tevoorschijn komt met een verrassende ‘Kiekeboe!’.

Baby’s zijn vooral bezig met contactspel. Ze maken eenvoudig contact met een volwassene of andere kinderen door bijvoorbeeld lachen, aanraken of geluidjes maken. Ze genieten van eenvoudige interacties. Iemand geeft bijvoorbeeld een speeltje en de baby geeft het terug. Vanaf ongeveer negen maanden gaan baby’s elkaar imiteren. Een baby slaat bijvoorbeeld met een blok op de grond. Een andere baby merkt dit op en doet dit ook. Ze kijken naar elkaar, lachen en herhalen de actie.

BEWEGINGSSPEL

Bij bewegingsspel ligt de focus op genieten van bewegen en bepaalde bewegingen onder de knie krijgen.

Ook bewegingsspel start al in de babytijd. Denk aan een baby die bezig is met grijpen, omrollen of ergens naartoe kruipen. Geleidelijk aan wordt het bewegingsspel complexer. Kinderen lopen van een kleine (of grotere) helling, klimmen op een trap, schoppen tegen een bal, fietsen, hoelahoepen, doen handenstand …

EXPLORATIEF SPEL

Exploreren is een ander woord voor verkennen of onderzoeken. Bij exploratief spel staat het onderzoeken van materialen, voorwerpen en de natuurlijke omgeving centraal. Als baby’s kunnen pakken en grijpen, dan beginnen ze met hun zintuigen materialen te verkennen. Ze sabbelen en voelen eraan, slaan ermee, kijken en luisteren.

Peuters zijn meer gericht op het verkennen van de kenmerken en de mogelijkheden van materialen (bijvoorbeeld water, klei, zand of verf), voorwerpen (bijvoorbeeld

Zoek bij elke spelvorm naar een voorbeeld ervan dat jij als kind vaak en graag deed.

Weet je het niet goed meer? Vraag dan aan een van je ouders, grootouders of je vroegere begeleider in de kinderopvang wat jij volgens hen vaak en graag deed.

een auto, emmer, gieter of doos) en de natuurlijke omgeving (bijvoorbeeld boomschors, stenen, modder of schaduw). Ze doen er van alles mee en ontdekken zodoende wat het is en wat ze ermee kunnen aanvangen. Het spel kan verschillende ‘doelen’ hebben voor een kind:

– Het onderzoeken van het effect. Bijvoorbeeld: wat doet de klei als ik erin knijp? Het is leuk om in een plas te springen en het water te zien opspatten.

– Het herhalen van een bepaalde actie of handeling (bijvoorbeeld papier scheuren of cirkels verven), omdat het plezier oplevert en het kind ervaart dat het de handeling steeds beter kan.

– Het mooi ordenen van materialen zoals bijvoorbeeld stenen van klein naar groot rangschikken.

Exploratief spel zie je vooral bij kinderen tot vier à vijf jaar. Het gaat geleidelijk aan over in meer complexe vormen van spel zoals constructiespel en rollenspel.

CONSTRUCTIESPEL

Constructiespel gaat over iets maken van materialen. Dat kan met blokken en constructiematerialen, maar ook met materialen zoals dozen, boomstammen en doppen van flessen. Het kind voegt losse elementen samen om iets nieuws te construeren. Dat samenvoegen kan gaan over zowel stapelen, monteren en demonteren als sorteren of vormen.

In eerste instantie gaan kinderen iets maken en geven ze er pas halverwege of achteraf een betekenis aan. Lagereschoolkinderen gaan meer vooraf bedenken wat ze willen maken. Ze combineren steeds meer materialen om iets te maken of tot uitdrukking te brengen. Ze bedenken ook verhalen bij wat ze maken.

DOEN-ALSOFSPEL OF ROLLENSPEL

In een doen-alsofspel of rollenspel spelen kinderen situaties na of spelen ze een rol in een verhaal.

Het begint doordat kinderen imiteren wat ze volwassenen zien doen met voorwerpen en materialen. Denk bijvoorbeeld aan een peuter die doet alsof ze uit een beker drinkt of op hoge hakken met een tas naar de winkel gaat. Het zijn eenvoudige symbolische handelingen bij voorwerpen die een kind uit het dagelijkse leven herkent. Geleidelijk aan wordt het spel complexer. Het doen-alsof evolueert naar een rollenspel. Kinderen nemen dan een rol aan in het spel, gaan samenspelen en vertellen een verhaal. Die verhalen worden steeds langer en complexer.

REGELSPEL

Regelspel is een spel waarbij kinderen bepaalde regels volgen om het spel te spelen. Denk bijvoorbeeld aan zakdoekje leggen, tikkertje, verstoppertje, voetballen of bordspelen.

Regelspel start vanaf de kleuterleeftijd. Kleuters hebben wel nog een korte aandachtsspanne en hebben meestal begeleiding nodig om zich aan de regels te houden.

Vanaf ongeveer vijf jaar kiezen kinderen steeds meer regelspelen. Ze genieten van regelspelen gericht op samenwerken zoals bijvoorbeeld samen met bekers een zo hoog mogelijke toren bouwen. In de lagereschoolleeftijd genieten ze ook sterk van competitiespelen waarbij ze het tegen elkaar opnemen.

3. Betrokkenheid

Dit deel geeft antwoord op de volgende vraag: – Wat betekent betrokkenheid en hoe observeer je betrokkenheid bij kinderen?

Kernwoorden: – betrokkenheid

– observeren

– signalen van hoge en lage betrokkenheid

Spelen draait om plezier en de wereld ontdekken. Kijken naar de betrokkenheid van het kind vertelt ons in welke mate een kind plezier ervaart en uitgedaagd is om de wereld te verkennen.

Dit is hoe CEGO, het Centrum voor Ervaringsgericht Onderwijs, betrokkenheid definieert:

Betrokkenheid gaat over geboeid bezig zijn met iets. Een kind is zo intens bezig dat het ‘er helemaal door opgeslorpt wordt’. Betrokkenheid is de voorwaarde om tot ontwikkeling en diepgaand leren te komen. Als kinderen sterk betrokken zijn bij een activiteit, dan spreken ze al hun mogelijkheden aan. Ze verleggen de grenzen van hun kunnen. Ze zijn met andere woorden volop aan het groeien en zichzelf aan het ontwikkelen.

Wat zijn dan signalen van hoge betrokkenheid bij kinderen?

Geïnteresseerd

Het kind voelt zich duidelijk aangesproken door een actie of ervaring en toont interesse. Die interesse komt uit het kind zelf en niet omdat anderen het vragen.

Geconcentreerd

Het kind is geconcentreerd. Het is opgeslorpt door de activiteit en vergeet de tijd.

po ntdek in deze video wat betrokkenheid precies betekent.

PceG o, het c entrum voor ervaringsgericht onderwijs, introduceerde ‘welbevinden’ en ‘betrokkenheid’ als twee interessante brillen om de beleving van jonge kinderen in kinderopvang en onderwijs in kaart te brengen.

Breng zeker een bezoek aan hun website: www.cego.be daar vind je meer informatie. in deze kennispocket leer je over ‘betrokkenheid’. in de kennispocket ‘Positieve relaties met kinderen en ouders’ leer je meer over ‘welbevinden’.

Het kijkt aandachtig en heeft aandacht voor details. De verbeelding en het denkvermogen van het kind draaien op volle toeren.

Voldoening

Het kind geniet er duidelijk van om zo gedreven bezig te zijn. De actie of het spel geeft voldoening.

Uitgedaagd

Het kind doet nieuwe ervaringen op. Het is uitgedaagd door de activiteit. Het is niet te makkelijk en niet te moeilijk. Het beweegt zich aan de grens van zijn mogelijkheden (zie verder ‘Uitdagen: de zone van de naaste ontwikkeling’). Het gaat op ontdekking en geeft het beste van zichzelf.

Enkele signalen van lage betrokkenheid zijn dan de volgende: weinig activiteit bij het kind, geen concentratie, staren en wegdromen, afwezige en passieve houding, geen gerichte activiteit, niet op ontdekking gaan, geen tekenen van interesse, verveling, frustratie …

De betrokkenheid van kinderen observeren, geeft je belangrijke en nuttige informatie:

– Het vertelt iets over individuele kinderen. Bij welk kind zie je doorheen de dag eerder hoge betrokkenheid en bij welk kind eerder lage betrokkenheid? Waarmee heeft dit mogelijks te maken? Welke acties kan je ondernemen om te zorgen voor een hogere betrokkenheid bij dit kind? –

Het vertelt iets over de groep kinderen en je aanpak. Op welke momenten is de betrokkenheid bij de meeste kinderen hoog? Met andere woorden: op welke momenten zijn de meeste kinderen intens en geconcentreerd bezig? Hoe kan je dit verder ondersteunen en zo’n situatie actief creëren? –

Op welke momenten is de betrokkenheid bij de meeste kinderen laag? Met andere woorden: op welke momenten zijn er heel wat kinderen die zich vervelen, doelloos rondlopen, weinig activiteit vertonen of oppervlakkig spelen? Waar heeft dit mee te maken? Welke acties kan je ondernemen om te zorgen voor een hogere betrokkenheid op dat moment of in deze situatie?

Dimensie 2 in het MeMoQ zelfevaluatie-instrument kan je gebruiken om de betrokkenheid van de kinderen in de groep in kaart te brengen en zo de werking te evalueren. Het is als volgt opgebouwd:

1. Verken via observaties en vragen

Met behulp van een observatieformulier observeer je verschillende kinderen in een bepaalde situatie (bijvoorbeeld tijdens het eetmoment, het buitenspelen of een voorbereide activiteit).

Bespreek de observatie in team: wie heeft waarom een bepaalde score?

Het zelfevaluatie-instrument bevat ook een reeks vragen die helpen om verder na te denken over de observaties.

2. Stel vast

In deze stap geef je een algemene score die iets vertelt over de ervaring van alle kinderen in de leefgroep. Met andere woorden: hoe beoordeel je de algemene betrokkenheid van de kinderen in deze situatie? Bespreek deze score in het team en formuleer de sterktes en aandachtspunten.

3. Onderneem actie en evalueer

Bedenk enkele doelstellingen om in de leefgroep te verbeteren. Doe dat aan de hand van de sterktes en aandachtspunten.

Maak een plan op: wat ga je doen om de doelstellingen te bereiken, wanneer en hoe, en wat heb je hiervoor nog nodig (bijvoorbeeld een vorming volgen, een gesprek met een pedagogisch coach, bepaalde materialen …)?

Bekijk ook hoe je de acties en het resultaat gaat evalueren. Wanneer je de acties hebt uitgevoerd, is het bijvoorbeeld interessant om opnieuw te observeren.

h et MeMoQ zelfevaluatieinstrument vind je op www.kindengezin.be (ga naar kinderopvang/ kwaliteit in de opvang/ pedagogische aanpak). oPen ‘ dimensie 2: betrokkenheid groepsopvang’ of ‘ dimensie 2: betrokkenheid gezinsopvang’.

Bekijk het observatieformulier en de vragen over betrokkenheid.

4. Een rijke speelleeromgeving

In een rijke speelleeromgeving kunnen kinderen uiteenlopende ervaringen opdoen. De vier ervaringsgebieden bieden een goed vertrekpunt om zowel baby’s en peuters als schoolgaande kinderen op verschillende vlakken te ondersteunen en uit te dagen.

4.1. De ervaringsgebieden

Dit deel geeft antwoord op de volgende vraag:

– Hoe ziet een rijke speelleeromgeving eruit waar kinderen uiteenlopende ervaringen opdoen?

Kernwoorden:

– ervaringsgebieden

– positieve identiteit

– emotionele ontwikkeling

– sociale ontwikkeling

– verbondenheid

– initiatief nemen

– fijne en grove motoriek

– manipuleren

– taalontwikkeling

– meertaligheid

– niet-verbale expressie

– creatieve expressie

– fysische wereld

– verstandelijke ontwikkeling

– maatschappelijke wereld

– diversiteit

– holistische kijk

Je ondersteunt kinderen in het ontwikkelen van een positieve identiteit. Je brengt verschillen tussen kinderen en gezinnen in beeld. Dat kan bijvoorbeeld via een familiemuur, muziek, een koffer met doeken, kleren en schoenen, boeken en prenten. Je praat met kinderen op een positieve manier over overeenkomsten en verschillen. Kinderen krijgen zo het gevoel dat ze erbij horen en mogen zijn wie ze zijn.

Werken met een familiemuur

Een familiemuur is een verzameling foto’s van de gezinnen van de kinderen in de groep. De foto’s zijn voldoende groot. Je plaatst ze zo bij elkaar dat de kinderen er makkelijk bij kunnen. Hang de foto’s bijvoorbeeld op in de kussenhoek, de leeshoek of - bij oudere kinderen - de praatrondehoek. Elk kind kan zichzelf en zijn gezin makkelijk herkennen. Een familiemuur lokt vaak kleine gesprekken uit over overeenkomsten en verschillen tussen zichzelf en anderen.

Je ondersteunt de emotionele ontwikkeling van kinderen. Dat doe je door aandacht te hebben voor wat een kind beleeft, voelt, denkt en ervaart, door op te merken wanneer een kind je hulp nodig heeft, door kinderen ruimte te geven en interacties tussen kinderen te ondersteunen. Zo help je kinderen om vertrouwen te hebben in hun eigen mogelijkheden en in de anderen. Ze voelen dat ze kunnen rekenen op jouw hulp om moeilijke momenten te boven te komen. Ze vinden bij jou troost en voelen dat je meeleeft en naar hen luistert .

Je ondersteunt kinderen in hun sociale ontwikkeling. Je doet dat door materiaal en activiteiten aan te bieden die samenspel aanmoedigen. Peuters kunnen bijvoorbeeld samen veel verkleedplezier beleven aan een doos vol mutsen. Lagereschoolkinderen vinden het bijvoorbeeld fijn om in kleine groepen sportieve uitdagingen aan te gaan. Je zorgt er ook voor dat er in de ruimte enkele hoeken zijn waar kinderen zich met twee of drie kunnen afzonderen om intens samen te spelen. Je observeert de interacties tussen kinderen en ondersteunt het samenspel als dat nodig is. Zo help je kinderen om samen te spelen, te ontdekken hoe ze anderen beïnvloeden en te leren onderhandelen bij conflicten. Ze leren zich in anderen te verplaatsen: hoe iemand zich voelt, wat iemand wil, denkt of waarneemt.

p

kijk naar de video. Begeleiders, kinderen en een vader zingen in de kinderopvang samen liedjes die de kinderen thuis vaak horen. Bij het begin van de video zingt een begeleider een franstalig lied dat een van de kinderen thuis vaak zingt. Welke reactie en emotie merk je bij die jongen op?

P

Emotionele ontwikkeling gaat over hoe kinderen steeds bewuster hun emoties ervaren en leren omgaan met gevoelens. h et gaat dus om het herkennen, begrijpen en positief omgaan met emoties.

P

Sociale ontwikkeling gaat over het leren begrijpen van en omgaan met andere mensen.

g

Lui Ster naar Geert. hij legt uit hoe ze als buitenschoolse opvangorganisatie een sociale experimenteerruimte zijn voor kinderen.

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.
preview_Kennispocket - Spelen, ontdekken en leren by VBJK Expertisecentrum - Issuu