Kindertijd Trampoline-editite

Page 1

TRAMPOLINE – EDITIE

Blad voor en door begeleiders van jonge kinderen

november 2023

Kansen geven aan álle kinderen LOKALE BESTUREN AAN ZET Interview met Kathleen Helsen

Je ontvangt dit blad, omdat we jou als professional willen inspireren

Trampoline is een project samen met lokale beleidsmakers en basisvoorzieningen voor jonge kinderen en hun ouders


⁄ de eerste woorden ⁄

Krantenkoppen waar ik van droom ‘Geen zittenblijvers in de derde kleuterklas.’ ‘Voor elk kind een plekje in de kinderopvang.’ ‘Geen tranen bij ouders en kleuter op de eerste schooldag.’ ‘Buitenschoolse opvang werkt samen met sportclubs en de academie aan een ruim vrijetijdsaanbod.’ ‘Huis van het Kind feestelijk geopend door ouders, kinderen en partners.’ Als projectcoördinator van Trampoline zijn dit de krantenkoppen waar ik van droom. Want kinderen maken volop deel uit van de samenleving van vandaag. Ze hebben recht op maximale kansen op ontwikkeling, voor hun leven nu en in de toekomst. Dat is exact waar de Provincie Antwerpen met het project Trampoline op wil inzetten: een sterke start in het leven en leren van jonge kinderen. Samen met onze expertisepartner VBJK, ben ik de gps voor zeven lokale besturen. We werken een ondersteuningstraject uit, waarbij de lokale werkgroepen de bestemming bepalen. Op basis van wetenschappelijk onderzoek, praktijkervaring en de lokale noden, zoeken we de beste route om het doel te bereiken. Die route moet al eens herberekend worden, soms zijn er onvoorziene obstakels en gaan we trager dan gepland. Maar ik zie vooral goesting en gedrevenheid om te werken aan warme transities, sociale cohesie, kleuteraanwezigheden, een sterke werking van het Huis van het Kind en aan kwaliteitsvolle invulling van vrije tijd. Dat geeft me telkens energie.

De kracht van Trampoline schuilt in de groeiende samenwerking tussen vele lokale en bovenlokale partners. Als de muizen samenspannen, verplaatsen ze samen een olifant. Doordat zij de grenzen van hun eigen werking durven aftasten en overstijgen, ontstaan nieuwe mogelijkheden. Dit is noodzakelijk om te komen tot een kwaliteitsvolle en betekenisvolle dienstverlening voor gezinnen met jonge kinderen die inspeelt op hun noden. Dit gebeurt niet van de ene dag op de andere. We zijn drie jaar ver en hebben nog een weg af te leggen. Maar we delen graag waar we vandaag staan. In dit magazine lees je inspirerende verhalen. Je ontdekt misschien nieuwe wetenschappelijke inzichten over hoe vroege ervaringen en omgevingen de ontwikkeling van kinderen beïnvloeden. Je krijgt tal van voorbeelden over hoe we gezamenlijk kunnen werken aan het creëren van maximale kansen voor elk kind. Deze Kindertijd Special is niet alleen bedoeld om bewustzijn te creëren. Het wil vooral een inspiratiebron zijn om zelf actie te ondernemen. Ouders, beleidsmakers, professionals in de kinderopvang, kleuterleerkrachten, vrijwilligers in een consultatiebureau, gezinsondersteuners of gewoon iemand die geeft om de toekomst van elk kind: we geloven dat iedereen een rol te spelen heeft. Met hoop en vastberadenheid!

Ylona Vandensande

2

DE EERSTE WOORDEN

KINDERTIJD TRAMPOLINE-EDITIE


groeien evolueren exploreren

8

10

2

De eerste woorden

4

Interview Lokale besturen aan zet

8

Echo

10

Coverstory Kansen geven aan álle kinderen

16

Reportage

19

Idee

Krantenkoppen waar ik van droom

In het nieuws

Samenwerken aan een zachte overgang

Boeken en documentaires

20 Reportage Ont-moeten als sociale steun

28

22

Kinderspel

24

Quotes

26

Reportage

Op zoek naar de kern van geïntegreerd werken

28

Buitenspel

Samen sterk in buitenspelen

30

Mijn verhaal

Veranderingen houden me scherp!

32

Mijn kindertijd Een bloemknol is geen ajuin

De kracht van samenspelen en praten

Trampoline, een lokaal verhaal

32

www.vbjk.be KINDERTIJD TRAMPOLINE-EDITIE

INHOUD

3


© Jens Mollenvanger

⁄ interview ⁄

Lokale besturen aan zet ‘Het risico op vroegtijdige schooluitval start mogelijk al bij de geboorte’, zegt Kathleen Helsen (gedeputeerde Provincie Antwerpen). ‘Daarom werken we in het Trampoline-­ project preventief om alle kinderen kansen te geven op een goeie ontwikkeling.’

tekst WOUTER BULCKAERT foto JENS MOLLENVANGER

Kathleen Helsen: ‘Trampoline is een project van Provincie Antwerpen en Vernieuwing in de Basisvoorzieningen voor Jonge Kinderen (VBJK) in samenwerking met zeven gemeenten in onze provincie. In dat project bekijken we hoe we kunnen voorkomen dat leerlingen in die gemeenten de school verlaten zonder diploma. Vroegtijdige school­uitval is een probleem in heel Vlaanderen. Onderzoek toont aan dat jonge mensen die zonder diploma op de arbeidsmarkt terechtkomen, heel kwetsbaar staan. Daarom moeten we inzetten op preventie.’

4

INTERVIEW

En die preventieve aanpak begint zo vroeg mogelijk? Kathleen Helsen: ‘Inderdaad. Wetenschappelijk onderzoek toont aan dat het risico op ongekwalificeerde uitstroom al start bij de geboorte. Er zijn dus kinderen die de kleuterschool al met een achterstand in hun ontwikkeling beginnen. Een achterstand die je na je zevende jaar nog moeilijk kan inhalen. Ontwikkelings- en leerachterstand wegwerken is niet eenvoudig. Als dit niet lukt, kan het leiden tot demotivatie en spijbelen. We zien vandaag heel veel initiatieven om tieners aan boord

KINDERTIJD TRAMPOLINE-EDITIE


te houden op school, maar op die leeftijd zijn er al heel wat kansen gemist. We moeten al van bij de geboorte bekijken hoe we preventief kunnen werken. En dat doen we in het Trampoline-project: kansen geven op een goeie ontwikkeling aan alle kinderen vanaf hun geboorte, met bijzondere aandacht voor de meest kwetsbaren. Lokale besturen nemen hier de initiatieven: dicht bij de mensen, via een integrale aanpak en gericht op ouders en professionals. We werken dus aan een beleid dat bijdraagt aan het realiseren van kwaliteitsvolle en toegankelijke basisvoorzieningen. We streven naar een continuüm van initiatieven voor kinderen van 0 tot 6 jaar, waarbij we continu opvolgen welk traject we doorlopen met de kinderen en met de gezinnen om ervoor te zorgen dat ze maximale kansen krijgen. In Trampoline draaien we proef in twee clusters van gemeentes: een in de regio Boom (met ook Niel en Rumst), en een in de regio Turnhout (met ook Oud-Turnhout, Arendonk en Ravels). Die hebben we gekozen op basis van cijfers die aangeven dat er in die gemeenten veel ongekwalificeerde uitstroom is, en dat er veel gezinnen in kwetsbare situaties wonen wat inhoudt dat het risico op ongekwalificeerde uitstroom groot is. Antwerpen en Mechelen zijn twee steden met dezelfde problemen, maar daar lopen al projecten en acties. Voor de kleinere steden en gemeenten is het minder evident om projecten op te starten. Daarom richten we ons met de provincie naar hen.’

Hoe zijn jullie concreet te werk gegaan in Trampoline? Kathleen Helsen: ‘We hebben eerst samen met de lokale besturen in kaart gebracht welk aanbod er vandaag al is. Dat gaat dan bijvoorbeeld over consultatiebureaus van Kind en Gezin, kinderdagverblijven, onthaalouders, Huizen van het Kind, kleuterscholen, peuterspeelpunten, verenigingen met een vrijetijdsaanbod en over organisaties met dienstverlening voor ouders. In de ene gemeente zijn er veel initiatieven, in de andere dan weer weinig. En waar er veel zijn, staan die soms los van elkaar en kennen ze elkaar niet, of zijn er veel in bepaalde wijken en dan weer minder in andere. Vanuit die data gingen we op zoek: welke acties moeten we opzetten? Hoe stemmen we het aanbod op elkaar af? En waar is er samenwerking, lokaal en bovenlokaal, mogelijk?

KINDERTIJD TRAMPOLINE-EDITIE

Daarvoor waren de wetenschappelijke inzichten over welke initiatieven een positieve impact hebben op de ontwikkeling van kinderen – die de provincie in samenwerking met VBJK deelden – een belangrijke basis. VBJK heeft daar heel veel expertise over. Dat was een aha-erlebnis voor de lokale werkgroepen. Die stelden vast dat ze al veel weten en goed doen, maar nog kunnen leren van die relevante en nieuwe inzichten. Deze input vormde de basis voor een kritische reflectie op het aanbod in de gemeenten. Hersenonderzoek toont aan dat het belangrijk is om al op jonge leeftijd ervoor te zorgen dat de hersenen verbindingen leggen die een mens nodig heeft om goed te kunnen functioneren en om problemen op te lossen. We moeten die hersenontwikkeling dus stimuleren. Uit onderzoek blijkt ook dat het effect van preventie het grootst is bij kinderen in kwetsbare omstandigheden, een reden te meer om daarop in te zetten. Met als bijkomende uitdaging dat je die gezinnen als lokaal bestuur ook bereikt en dat je die mensen ertoe beweegt om in te tekenen op de acties die je aanbiedt. En dat proberen we met Trampoline bij lokale besturen en andere partners in beweging te zetten’.

Het is dus heel belangrijk om van bij de geboorte in kaart te brengen welke gezinnen in kwetsbare omstandigheden leven? Kathlen Helsen: ‘Inderdaad. Daarom stimuleren we het gebruik van de tool ‘Born in Belgium’. Aan de hand van een vragenlijst wordt de psychosociale kwetsbaarheid van de zwangere vrouw in kaart gebracht. Die informatie wordt gecentraliseerd en gedeeld met professionals uit zowel de medische als de sociale sector. Binnen Trampoline stimuleren we organisaties uit verschillende levensdomeinen om partner te worden, zoals de sociale diensten van lokale besturen. De informatie die materniteiten en gynaecologen hebben, stroomt door naar de andere actoren, zoals de consultatiebureaus van Kind en Gezin of het lokale bestuur, zodat zij goed op elkaar afgestemd de juiste initiatieven kunnen nemen om samen met de ouders de kwetsbaarheden te verminderen. Er zijn al veel professionals actief, maar ze werken vaak te versnipperd. En dus benutten we niet alle mogelijkheden. Zo zouden bij de taalontwikkeling openbare bibliotheken een heel interessante rol

INTERVIEW

0

5


te zetten naar organisaties en activiteiten. Anders bereik je de doelgroep en je doel niet. We hebben dus brugfiguren nodig die contact leggen met gezinnen in kwetsbaarheid, die uitleggen dat er initiatieven zijn zoals peuterspeelpunten en uitleggen waarom het zo belangrijk is om ernaartoe te gaan voor de ontwikkeling van hun kinderen. Dat hebben een aantal lokale besturen ondertussen opgestart. Ten slotte is het ook belangrijk dat die basisvoorzieningen kwalitatief zeer goed zijn. Daarom hebben we heel wat expertise ingebracht in het Trampoline­ project over hoe je kwaliteitsvolle basisvoorzieningen uitbouwt, wat de indicatoren zijn die je moet in kaart brengen en waaraan je moet werken om kwaliteitsvolle voorzieningen te hebben.’

Hoe zou je de rol van de Provincie Antwerpen in het project specifiek omschrijven?

kunnen vervullen samen met de kinder- en jeugddienst en de sociale centra, en in overleg met Kind en Gezin. Maar die verbindingen leggen we nu nog te weinig. Met Trampoline proberen we de muren tussen de verschillende organisaties en domeinen te doorbreken, en integraal en transversaal te werken. We vertrekken vooral vanuit de noden van de gezinnen zelf en vanuit de buurten en omgevingen waarin die kinderen opgroeien. Want als je één schakel mist in dat continuüm, verhoogt het risico op ongekwalificeerde uitstroom. En langzaamaan werkt dat wel: ondertussen zijn lokale besturen zelf gestart met Boekstart, een samenwerking van het lokaal bestuur met de bibliotheek en Kind en Gezin. We merken dat vandaag, vanuit lokale besturen en andere instanties, erg ingezet wordt op digitalisering. Veel besturen communiceren vooral via mail met hun inwoners. We weten dat deze vorm van communicatie weinig effectief is. Het is nodig om in te zetten op persoonlijke contacten. Vooral als het gaat om gezinnen die in kwetsbaarheid leven, is outreachend werken de sleutel. Het is cruciaal om vertrouwen op te bouwen en nodig om de stap

6

INTERVIEW

Kathleen Helsen: ‘Wij brengen kennis binnen bij de lokale besturen die ze vandaag nog niet of onvoldoende hebben om het juiste te doen in functie van een goede ontwikkeling van kinderen op hun grondgebied. Op basis van die kennisoverdracht volgen wij goed op hoe gemeenten ermee aan de slag gaan. Zowel het aanbod als de methode is van belang om de juiste keuzes te maken en acties te realiseren. We leggen als provincie de verbinding tussen experten van VBJK en de lokale besturen en tussen de lokale besturen onderling. We zoeken ook naar verbinding tussen de andere voorzien­ ingen die reeds aanwezig zijn, en tussen lokale besturen en andere voorzieningen die elders aanwezig zijn maar nog niet in de betreffende gemeente. Daarnaast ondersteunen en superviseren we die lokale besturen. We hebben een voltijdse coördinator voor het Trampoline-project aangesteld die continu in contact blijft met de lokale besturen en ondersteuning aanbiedt waar nodig. En we stimuleren ook de initiatieven. Lokale besturen staan, zeker sinds de coronapandemie, voor vele uitdagingen, dus geven we stimulansen om verder te werken en om samen te blijven zoeken. Want voor kleinere gemeenten is het niet vanzelfsprekend om op eigen kracht een problematiek als vroegtijdig schoolverlaten aan te pakken. Daarom is het cruciaal dat wij als Provincie Antwerpen onze schouders eronder zetten. En daarmee zijn we voortrekkers in Vlaanderen. We zien ook dat de lokale besturen al serieuze stappen hebben gezet. Ze hebben erg veel bijgeleerd over welke mogelijkheden ze hebben. Ze hebben

KINDERTIJD TRAMPOLINE-EDITIE


heel concrete initiatieven genomen. Ze hebben een plan van aanpak en ze weten wat ze de komende jaren nog moeten doen om stappen vooruit te zetten. Daar hebben we met Trampoline echt het verschil gemaakt. Maar we zijn er nog niet. We moeten het project verderzetten om het volledige continuüm te verzorgen. En we moeten ook de opgebouwde expertise, inzichten en ervaring in die zeven gemeenten overdragen naar andere gemeenten, en hun de mogelijkheid bieden om onder begeleiding van Provincie Antwerpen en VBJK ook zo’n project op te starten’.

ook mijn basishouding aangeleerd om veel aandacht te schenken aan kinderen in kwetsbare omstandigheden. Ik deed dit als jeugdleider, maar ook als leerlingenbegeleider verbonden aan scholen met deeltijds onderwijs. Wij probeerden telkens om het beste in deze jongeren naar boven te halen en de resultaten mogen gezien worden. Ook in het Vlaams Parlement was de inzet voor de meest kwetsbaren een rode draad in mijn werk. Want als overheid moeten we ruimte geven aan wie op eigen kracht door het leven kan, maar ook steun en begeleiding aan diegenen voor wie het niet allemaal vanzelfsprekend is. Want ook zij hebben recht op goed onderwijs en een goede job. Ik kan er enorm van genieten om resultaten te zien van mijn werk, te zien dat kinderen kansen grijpen, dat leraren gemotiveerd zijn om een moeilijke opdracht te volbrengen, of nu te zien dat lokale besturen initiatieven nemen die ze zonder Trampoline nooit zouden hebben genomen.’

Kathleen Helsen: (lacht) ‘Wellicht heb ik het met de paplepel meegekregen. Mijn moeder was leerkracht. Zij ging in de zomervakantie op huisbezoek bij zowel de kinderen die zij in de klas had gehad, als bij de kinderen die in haar klas zouden terechtkomen na de vakantie. Ik ging soms mee. Daar leerde ik hoe belangrijk het is om de verbinding te leggen met de thuiscontext. Tijdens de zomervakantie organiseerde zij op woensdagen speldagen voor de kinderen van het dorp. Dat was een zomerschool avant la lettre. Haar job was een engagement 7/7 en 365 dagen per jaar. Daar heb ik

KINDERTIJD TRAMPOLINE-EDITIE

© Jens Mollenvanger

Je hele carrière staat in het teken van onderwijs. Vanwaar die drive?

KATHLEEN HELSEN gedeputeerde Provincie Antwerpen

INTERVIEW

7


echo KLEUTERPARTICIPATIE TURNHOUT In Turnhout werken kleuterscholen en het lokaal bestuur samen aan sterke kleuterparti­cipatie. Men zet er in op een warme overgang van thuis of voorschoolse opvang naar school. Er gaat ruime aandacht naar de inschrijving en is er aandacht voor kleuters die onregelmatig of minder participeren. Kleuterparticipatie van 5-jarigen kreeg in het af­ gelopen werkjaar extra aandacht. Kinderen oefenen heel wat vaardigheden in de kleuterschool, zowel cognitief als sociaal-emotioneel. Ook op vlak van taalontwikkeling zijn het belangrijke jaren. Wat ze daar leren, legt de basis voor hun verdere schoolloopbaan. Elke dag telt. Om zicht te krijgen op de kleuteraanwezigheden werden interviews afgenomen. De scholen toonden een grote bereidheid om mee te onderzoeken wat de oorzaken zijn van afwezigheden bij kleuters. Er werden inspirerende praktijken gedeeld, aan­ bevelingen opgesteld en acties geformuleerd die afgestemd zijn op de lokale context.

Met Mo naar school In Niel heeft het Huis van het Kind, in samen­ werking met de bibliotheek, een luisterboek gemaakt voor ouders en jonge kinderen. We weten dat de eerste schooldag voor een kleuter best een spannende gebeurtenis is. Met foto’s en korte opdrachten kan je al even binnen kijken in de school. Het kan ouders op weg helpen om vooraf met hun kleuter te praten over deze schooldag.

hij of zij zoal tegen op een dag? Waar komt de kleuter overal terecht? Deze film laat de ouders en professionals even stilstaan bij de hectiek van de dag.

De algemene link naar de pagina:

Outreachend werken

De eerste schooldag van Mo ‘Het verhaal van Mo’ is een filmpje van Huis van het Kind uit Niel, gebaseerd op een dag van een kleuter. We volgen het verhaal vanuit het perspectief van een kind: welke kleine transities maakt zo’n kleuter mee? Wie komt

8

ECHO

De link naar de film :

Voor welzijnsorganisaties is outreachend of vindplaatsgericht werken een relatief nieuwe methode om maatschappelijk kwetsbare gezinnen te bereiken. Het betekent uit uw kot komen als welzijnswerker, gaan naar de plaatsen waar de mensen (bijvoorbeeld jonge gezinnen) zijn of samenkomen. Als samenwerkingsverband van diensten en organisaties kan je afspraken maken over hoe je dat aanpakt. Het Trampoline-project stimuleert die samenwerking.

KINDERTIJD TRAMPOLINE-EDITIE


echo

Zo koos Oud-Turnhout ervoor om vanuit het Huis van het Kind outreachend aanwezig te zijn op scholen, omdat alle gezinnen sowieso naar school komen. Ze organiseren bijvoorbeeld enkele zitdagen met de OCMWmedewerker op de school. De scholen zorgen voor een warm onthaal van de ouders. Dat zorgt voor een erg lage drempel voor ouders. ‘Je creëert een band waardoor je concrete dingen voor mensen kan doen’, vertelt Sofie Geudens, medewerker bij Huis van het Kind en OCMW. ‘Zo raakt onze werking als Huis van het Kind meer ingebed.’ Liesbet Dierckx, schepen van Kinderen, Jeugd & Gezin, Sociaal beleid en Onderwijs, zegt: ‘Soms zijn er redenen waarom bepaalde mensen hun rechten niet kunnen opnemen. Vanuit een stevige ouder-schoolsamenwerking bereik je makkelijk ouders. De school kan dan een plek zijn waar je de zorg over de rechtentoekenning én de bezorgdheden van de kleuterleerkrachten bespreekt.’ Vindplaatsgericht werken is per definitie ‘onvoorwaardelijk’: je luistert met open geest naar de zorgen van mensen en je probeert hen te versterken. Je komt niet met een aanbod ‘leuren’. Je kan ook, zoals in Rumst,

met verschillende partners samen een initiatief nemen, zoals een babyborrel voor alle ouders die in de afgelopen maanden een kind kregen. Die dag is vooral een ontmoetingsdag voor ouders, kinderen en professionals, met meerdere infostands over gezondheid en ontwikkeling van baby’s, peuterspeel­ momenten en kinderopvang. Zo’n netwerk bestaat uit het Huis van het kind, het Sociaal Huis, het lokaal dienstencentrum, Kind en Gezin, de bibliotheek, kinderopvangdiensten, gezinscoaches. Ze onderzoeken hoe ze ouders op vele manieren in contact kunnen brengen met meerdere diensten. Het netwerk wil in de buurten zichtbaar zijn, en dus trekken ze eropuit. Ze gaan naar scholen en plekken waar ouders komen.

BORN IN BELGIUM Born in Belgium Professionals is een RIZIV-project dat een digitale tool aanbiedt. De tool is een onlineplatform dat informatie over de psychosociale situatie van de zwangere vrouw centraliseert. Hulp- en zorgverleners uit de (para)medische en sociale sector kunnen deze info raadplegen. Tijdens de zwangerschap screent men zwangere vrouwen op psychosociale kwetsbaarheden, zodat de hulp- en zorgverleners proactief en efficiënt een gepersonaliseerde zorg kunnen aanbieden. Binnen Trampoline vergroten we het netwerk van professionals die gebruikmaken van de tool. De kracht van de tool zit immers in het gebruik ervan door professionals uit verschillende sectoren. Als kwetsbaarheden al in een heel vroeg stadium opgespoord worden en er ondersteuning op maat voorzien wordt, dan zorgen we ook voor een sterke start in het leven van het kind. Meer info zie:

KINDERTIJD TRAMPOLINE-EDITIE

ECHO

9



⁄ coverstory ⁄

Kansen geven aan álle kinderen tekst JAN DE METS illustraties SOPHIE VAN DEN FONTEYNE

Trampoline ging niet over een nacht ijs. Vooraleer de lokale besturen de handen uit de mouwen staken, namen ze eerst een duik in relevante wetenschappelijke onderzoeken: over de noodzaak van kwaliteitsvolle basisvoorzieningen, over drempels en toegankelijkheid, over gezinnen met kwetsbare kenmerken, over armoede en hoe die aan te pakken. Experts Jan Peeters, senior onderzoeker en consultant voor VBJK, Michel Vandenbroeck, hoofddocent Gezinspedagogiek aan de UGent, en Wim Van Lancker, professor Sociaal Werk en Sociaal Beleid aan de KULeuven vatten hun bevindingen samen en formuleren adviezen voor lokale besturen.

‘Stimuleer kinderen vanuit een holistische benadering’ – Jan Peeters Veel onderzoekers komen de laatste decennia tot de conclusie dat de eerste 1000 dagen – en bij uitbreiding de eerste zes kinderjaren – erg belangrijk zijn in de ontwikkeling van kinderen. ‘Kwaliteitsvolle voorzieningen voor die vroege jaren zijn een basisrecht voor gezinnen en kinderen. Als die er zijn, heeft dit een positieve invloed op lange termijn’, zegt Jan Peeters. ‘Voor alle kinderen en hun familie, maar zeker voor gezinnen met kwetsbare kenmerken. Wie in armoede opgroeit, heeft in Vlaanderen gemiddeld gezien een minder geslaagde schoolcarrière. Ook het risico op vroegtijdige schooluitval is groter. Door te investeren in kwaliteitsvolle basisvoorzieningen voor jonge kinderen kunnen we problemen, zoals zittenblijven en gedragsstoornissen, later in de schoolcarrière

KINDERTIJD TRAMPOLINE-EDITIE

Experts over de rol van lokale besturen

verminderen. Deelname aan basisvoorzieningen van hoge kwaliteit leidt bovendien tot verhoogde cognitieve ontwikkeling.’

Kwaliteitsvolle basisvoorzieningen voor jonge kinderen en gezinnen Maar wat betekent ‘kwaliteitsvol’? Verschillende internationale instellingen zoals de Europese Commissie en UNICEF brengen daar geregeld advies over uit. ‘Hun eerste advies is om vanuit een holistische benadering te werken’, zegt Peeters. ‘Het educare-concept, wat we in Vlaanderen vertalen als een zorgzame speelleeromgeving creëren, wint aan belangstelling. Hoe maak je van zorgmomenten ook leermomenten? Hoe laat je kinderen in een zorgzame omgeving leren, met oog voor welbevinden en betrokkenheid? We kunnen daar in Vlaanderen nog een tandje bijsteken: de kinderopvangsector op het educatieve vlak, het kleuteronderwijs op het zorgende.’ Een tweede advies van internationale instellingen betreft de integratie van opvang en onderwijs voor jonge kinderen van 0 tot 6 jaar. Peeters: ‘Vlaanderen is er in tegenstelling tot veel Europese landen nog steeds niet in geslaagd om kinderopvang, kleuteronderwijs en buitenschoolse opvang te integreren in één voorziening. Voorlopig zetten onze beleidsmakers in op een betere samenwerking en afstemming.’ Ons systeem blijft dus tot nader order ‘gesplitst’. En dat heeft zo zijn nadelen. Te veel jonge kinderen – en hun ouders – ervaren de overgang naar de kleuterschool als een culturele en emotionele schok. ‘Dat is zeker zo bij

COVERSTORY

0

11


gezinnen die geen gebruikmaakten van kinderopvang’, zegt Peeters. ‘Bovendien leven er nog hardnekkige mythes bij leerkrachten, zoals “die traantjes gaan wel over” en “zo erg is het niet, we hebben het allemaal overleefd”.’ VBJK en andere organisaties zetten daarom al jaren in op het sensibiliseren van basisvoorzieningen voor jonge kinderen om te werken aan trage, warme en inclusieve transities (zie elders in deze Kindertijd). Een wenperiode kan al beginnen door vanuit het kinderdagverblijf een bezoek te brengen aan een kleuterschool. Ontmoetingsmomenten waarbij ouders en school elkaar leren kennen, maken de stap ook makkelijker. Die wenperiode loopt dan door in de school tot kind en ouders er zich thuis voelen. Peeters: ‘Wennen loopt voor elk kind en elke ouder anders. Daarom is het raadzaam om het tempo van het kind te volgen en de wenprocedure niet te beperken tot één wenmoment van een halfuur. De vroege overgang in Vlaanderen – op 2,5 jaar – zorgt voor extra problemen, bijvoorbeeld rond zindelijkheid of drukke speeltijden. In het Vlaamse kleuteronderwijs leggen we nog te veel de nadruk op een schoolrijp kind. Beter is om na te denken over kindrijpe kleuterscholen: scholen die afstemmen op de groei en het ontwikkelingstempo van kinderen.’

Inzetten op kwaliteitsvol personeel Een derde advies van de internationale instellingen betreft de professionaliteit en de werkomstandigheden van het personeel dat met baby’s en peuters werkt. ‘Vlaanderen heeft daar in het verleden te weinig in geïnvesteerd’, zegt Peeters. ‘De problemen zijn gekend: lage lonen en korte opleidingen. Vlaanderen is een van de weinige landen in Europa waar er geen verplichtingen zijn over het percentage bachelors dat met de jongste kinderen werkt. Kinderbegeleiders hebben ook te weinig kindvrije uren voor reflectie over de eigen pedagogische werking. En de begeleider-kindratio – één begeleider op acht à negen kinderen – is hallucinant hoog.’ Ten slotte verwijzen we naar het Europese Kwaliteitsraamwerk. Dit raamwerk ontstond in een werkgroep binnen de Europese Commissie en bevat sterke aanbevelingen voor de opvang en de educatie van kinderen tussen 0 en 6 jaar. De vijf pijlers zijn: toegankelijke basisvoorzieningen, gekwalificeerd personeel met goede werkomstandigheden,

12

COVERSTORY

een gedegen monitoring en evaluatiebeleid, een pedagogisch sterk curriculum en de juiste financiële middelen. Peeters: ‘Dit Europese Kwaliteitsraamwerk is bijzonder inspirerend als leidraad voor de toekomst, zowel op niveau van de voorzieningen als voor het Vlaamse beleid.’ Kunnen lokale besturen in dit hele verhaal een rol spelen? ‘Jazeker’, stelt Peeters. ‘Om te beginnen kunnen ze een regierol spelen in het samenbrengen van alle partners om na te denken over een doorgaande lijn, een gezamenlijke pedagogische aanpak voor jonge kinderen. Bovendien kunnen ze via het Lokaal Loket Kinderopvang voeling houden met de noden van gezinnen. Het Europese Raamwerk kan ook voor hen een bron van inspiratie zijn.’

“Hoe zorg je voor een toegankelijke kinderopvang?” – Michel Vandenbroeck Hoe kunnen we de kinderopvang toegankelijker en kwaliteitsvoller maken? Michel Vandenbroeck haalt enkele stevige onderzoeken uit de kast die het effect van een kwaliteitsvolle basisvoorziening op lange termijn aantonen. ‘Een grootschalig Brits onderzoek volgde drieduizend kinderen van 3 tot 16 jaar. Daaruit bleek dat de effecten voelbaar zijn tot in het secundair onderwijs, zelfs indien de lagere school van matige kwaliteit was. Wat ook werd vastgesteld: álle kinderen worden er beter van, maar voor maatschappelijk kwetsbare gezinnen verhoogt het de kans om te slagen in de lagere school.’ Hier komt de economische functie van kinderopvang om de hoek kijken. ‘Kinderopvang heeft een belangrijke impact op ouders’, vervolgt Vandenbroeck. ‘Zeker voor wie wankel staat op de arbeidsmarkt maakt dat echt een verschil. Een plaats in de kinderopvang zorgt er bijvoorbeeld voor dat je die job kan aannemen.’

Sociale functie Kinderopvang heeft ook een sociale functie, zowel voor kinderen als voor ouders. Kinderopvang is een verrijking voor kinderen, want kinderen leggen er sociale contacten met andere kinderen. Via de kinderopvang ontstaan er sociale netwerken van ouders. ‘Voor een lokaal beleid is kinderopvang dus

KINDERTIJD TRAMPOLINE-EDITIE


een ideale plek om impact te hebben op én kinderen én ouders én sociale gemeenschappen. Dat betekent dat we enkele hardnekkige mythes moeten wegwerken ’, zegt Vandenbroeck. ‘Dat kinderopvang best enkel bestemd is voor wie werkt, is zo’n mythe. Alsof mensen die niet werken, een opleiding willen volgen of thuis zijn door een burn-out, niet van de kinderopvang gebruik mogen maken. “Kinderopvang als noodzakelijk kwaad, alleen als het echt nodig is”, daar moeten we vanaf.’ Maar om kwaliteitsvol te zijn, moeten we in België en Vlaanderen enkele mankementen dringend aanpakken. Een heikel punt is de educatieve ondersteuning van kinderen. ‘We weten uit onderzoek – dat we samen met Ferre Laevers, KULeuven, voerden – dat de emotionele ondersteuning van kinderen goed zit in Vlaanderen. Er wordt dus goed zorg gedragen voor de kinderen. Maar worden kinderen voldoende uitgedaagd in hun ontwikkeling? Is er voldoende ondersteuning van de taal en de uitbreiding ervan? Op dit soort vragen moeten we helaas vaststellen dat het niveau lager is dan wat kinderen nodig hebben om zich goed te ontwikkelen. Zeker voor kinderen die thuis in een niet zo sterk pedagogisch milieu opgroeien, is dat jammer.’

Structurele drempels

Wat kunnen lokale besturen doen? ‘Aan de structurele knelpunten kan een lokaal bestuur niet veel veranderen’, zegt Vandenbroeck. ‘Wat het wel kan doen is data verzamelen, bijvoorbeeld cijfers over verdeling van inkomens per wijk en cijfers over waar de kindplaatsen zijn. Die cijfers zijn beschikbaar op lokaal niveau. Je moet als beleid ook vooruitkijken: waar willen we binnen vier jaar plaatsen creëren? Hier kan een Lokaal Loket Kinderopvang een cruciale rol spelen, als spil in het beleid. Zo’n lokaal loket kan inventariseren waar de onbeantwoorde vragen voor plaatsen zitten.’ Op basis van deze gegevens en prognoses kan je dan prioriteiten bepalen. ‘Aan wie geef je de plaatsen? Geef je voorrang aan mensen die werken? Zorg je ervoor dat mensen die op zoek zijn naar een plek op de arbeidsmarkt, ook een plek in de opvang krijgen? Je kan als lokaal bestuur ook met de toeleiders rond de tafel zitten: VDAB, Inburgering, CVO’s en LIGO’s …’. Ondersteuning van de kinderbegeleiders op de werkvloer is ook erg belangrijk. Vandenbroeck: ‘Het is een knelpuntberoep, dus misschien kan je als lokaal bestuur je voorzieningen ondersteunen bij de selectieprocessen door knowhow te bundelen en eventueel in te huren. Misschien kan je met meerdere gemeenten hier samen iets betekenen?’

Andere knelpunten zijn structureel van aard. Ze kwamen de laatste jaren fel in de media. Een groot aandachtspunt is de verhouding tussen het aantal kinderen versus begeleiders. ‘In Vlaanderen zit die ratio niet goed: één begeleider op acht à negen kinderen. Combineer dat met een lage kwalificatie, geen kindvrije uren om bijscholingen te volgen of om ondersteuning op de werkvloer te krijgen, slechte arbeidsvoorwaarden … en dan zie je dat dit een groot risico vormt voor de ontwikkeling van kinderen.’

Ten slotte verwijst Vandenbroeck naar de ‘verlaagde individuele tarieven’, waardoor ouders een beroep op het OCMW kunnen doen wanneer ze moeilijkheden ondervinden bij betaling van de kinderopvang. ‘Daar wordt in Vlaanderen zeer weinig gebruik van gemaakt’, zegt Vandenbroeck. ‘En het verschilt sterk tussen de gemeenten. Dit systeem zou stukken toegankelijker kunnen gemaakt worden. En waarom kunnen we geen systeem invoeren van automatische rechtentoekenning?’

Bovendien heeft in Vlaanderen niet elke ouder een gelijke kans op kinderopvang. Vandenbroeck: ‘Wij zijn een van de weinige regio’s die een relatief groot bereik hebben wat betreft kinderopvang én tegelijk een grote ongelijkheid in het gebruik ervan. Bovendien is er al lang een groot plaatstekort, nu geschat op zo’n zevenduizend. De ‘onvervulde nood’ – kinderopvang willen, maar er geen vinden – is het grootst bij kansengroepen. De plaatsen zijn erg ongelijk verdeeld.’

“Het lokale niveau kan een rol spelen in armoedebestrijding” – Wim Van Lancker

KINDERTIJD TRAMPOLINE-EDITIE

Veel lokale besturen hebben het gevoel dat hun acties tegen armoede weinig zoden aan de dijk brengen. Wim Van Lancker herkent het gevoel. ’Voor een deel klopt dat ook, want er zijn andere beleidsniveaus die een grotere impact op armoedebestrijding kunnen hebben. Maar er kan op lokaal

COVERSTORY

0

13


niveau wel degelijk iets gedaan worden. Daarvoor is het belangrijk te weten wat armoede precies is.’ De kern van het probleem is volgens Van Lancker vrij simpel: geldgebrek! Een gezin in armoede heeft te weinig geld om te kunnen deelnemen aan het maatschappelijk leven op diverse levensdomeinen: onderwijs, huisvesting, vrije tijd, gezondheidszorg … ’Geldgebrek zorgt voor stress, voor een overlevingsmodus‘, stelt Van Lancker vast. ’Je blik vernauwt en je denkt enkel op de korte termijn. Dat heeft een grote impact op je mentale gezondheid. Armoede creëert uitsluiting. Je komt in een vicieuze cirkel terecht.’

Hardnekkige cijfers Armoede in België is zeer hardnekkig. Al decennia schommelt het armoedecijfer rond de 15% in België en 10% in Vlaanderen. Voor gepensioneerden is de situatie positiever geëvolueerd, maar zorgwekkend is dat de kinderarmoede is gestegen, van 15% (2006) naar 20% (2018). Dit houdt een potentieel risico in voor de toekomst. ‘Nochtans geven we veel uit via de sociale zekerheid. Het probleem zit dus in de manier waarop we dat geld besteden. Dan stelt zich de vraag: welke effectievere beleidskeuzes zijn mogelijk?’, zegt Van Lancker. Er bestaan weinig cijfers van armoede op lokaal niveau. Lokale besturen kunnen wel ‘secundaire indicatoren’ gebruiken zoals de kansarmoede-indicatoren van agentschap Opgroeien. ’Die meten de levensomstandigheden waarin kinderen worden geboren en worden bijgehouden tijdens de huisbezoeken van de medewerkers. Maar die gegevens bieden amper een houvast voor een eigen beleid.’ De kwetsbare groepen zijn gekend. Het gaat om laaggeschoolden, huurders, alleenstaande ouders,

werklozen en niet-EU-migranten. ’Zelfs vóór de coronaperiode nam bij deze groepen de armoede toe‘, zegt Van Lancker. ’Nu groeit bijna 12% van de kinderen op in gezinnen waar niet wordt gewerkt. En daarmee doet België het slechtst van alle Europese landen.’

Tweesporenbeleid: tegelijk structureel en flankerend ’Een flankerend beleid voeren op lokaal niveau‘, zegt Van Lancker, ’zal weinig bijdragen aan het oplossen van armoede als niet tegelijk op een hoger niveau structurele maatregelen worden genomen. Die maatregelen moeten huisvesting en gezondheidszorg toegankelijk en betaalbaar maken, zorgen voor een bijpassing aan het lage inkomen via onder meer fiscaliteit en sociale zekerheid, enzovoort.’ Maar wanneer op deze niveaus weinig beweegt, wil dat nog niet zeggen dat flankerend beleid zinloos is. ‘Je kan als lokaal bestuur wel proberen de gevolgen van leven in armoede aanpakken. Dat gaat dan bijvoorbeeld over lege brooddozen op school, aansluiting bij vrijetijdsinitiatieven ... Als je dat goed en efficiënt aanpakt, ben je zelfs structureel beleid aan het voeren.’ Het flankerende beleid kan dus zeker het verschil maken. ’Het staat bij uitstek dicht bij de mensen, kan sneller problemen detecteren en sneller ingrijpen. Bovendien kan een lokaal bestuur inzetten op preventie: ervoor zorgen dat bij sommige gezinnen de situatie niet uit de hand loopt. Niet wachten tot mensen de stap zetten naar diensten als het OCMW, maar je organisatie zo aanpassen dat je snel signalen kan capteren. Werk outreachend, zodat je de complexiteit vóór bent.’ Van Lancker geeft twee belangrijke aandachtspunten mee. ’Ten eerste: rechtentoekenning is cruciaal. Je moet als lokaal bestuur alles op alles zetten om mensen te geven waar ze recht op hebben. Je kan nagaan waar je als bestuur aanwezig bent – of zou moeten zijn – zodat je makkelijker kan nagaan of die mensen hun rechten krijgen.’ Een tweede punt is ‘progressief universalisme’. ’Dat staat voor: zorgen voor een goede dienstverlening voor álle burgers en dus ook voor kwetsbare gezinnen, zodat zij niet gestigmatiseerd worden.’ Een voorbeeld hiervan is het opzetten van een lokaal woonbeleid. Van Lancker: ’Je kan bij een lokaal

14

COVERSTORY

KINDERTIJD TRAMPOLINE-EDITIE


Wat kan je als lokaal bestuur doen? Adviezen van de drie experts op een rij Jan Peeters – inclusieve praktijk voor basisvoorzieningen stimuleren

– Hou via het Lokaal Loket Kinderopvang voeling met de noden van gezinnen. Een lokaal loket verenigt ook alle partners en is een ideale plek om samen na te denken over de rol van de basisvoorzieningen. – Zorg in de kinderopvang voor voldoende plaatsen voor kwetsbare gezinnen. Creëer ontmoetingsplaatsen – bijvoorbeeld via het Huis van het Kind – voor gezinnen met jonge kinderen. – Bekijk of je financiële ondersteuning kan bieden voor kwetsbare gezinnen via bijvoorbeeld inkomensgerelateerde tarieven. – Ondersteun initiatieven die de kwaliteit van de basisvoorzieningen monitoren. – Breng alle relevante partners samen om na te denken over warme transities en een gezamenlijke pedagogische aanpak voor jonge kinderen vanuit de educare-gedachte.

Michel Vandenbroeck – toegankelijke en kwaliteitsvolle kinderopvang – Verzamel data, bijvoorbeeld cijfers, over de verdeling van inkomens per wijk en over waar de kindplaatsen nodig zijn. – Bepaal op basis van deze gegevens en prognoses je prioriteiten. Plan op langere termijn: waar willen we binnen enkele jaren plaatsen voor de kinderopvang creëren? – Je kan als lokaal bestuur ook met de toeleiders rond de tafel zitten: VDAB, Inburgering, Taallessen … – Bekijk de mogelijkheden om kinderbegeleiders en coördinatoren te ondersteunen op de werkvloer. Kan je een rol spelen bij de selectieproces-

toewijzingsbeleid nagaan: welke zijn de meest kwetsbare gezinnen? Waar wonen zij? Zijn wij daar ook aanwezig? Wat is onze dienstverlening voor hen? Welke organisaties en diensten kunnen we extra mobiliseren? Je kan als bestuur meer sociale woningen bouwen dan verwacht wordt. Je kan nagaan wie er recht op heeft en wie huishuursubsidie kan krijgen. Je kan huisvesting voor crisissituaties voorzien.” Een samenvatting van de inbreng van de inhoudelijke experts vind je hier:

KINDERTIJD TRAMPOLINE-EDITIE

sen door knowhow te bundelen en door in trajecten voor beginnende medewerkers te voorzien? Kan je met meerdere gemeenten samen iets op dit vlak betekenen? – Bekijk de mogelijkheden om de ‘verlaagde individuele tarieven’ in te zetten, zodat de kostprijs voor ouders geen belemmering meer is voor de toegang tot kinderopvang.

Wim Van Lancker – aanpak van (kinder-) armoede

– Rechtentoekenning is cruciaal. Alles op alles zetten om mensen te geven waar ze recht op hebben. Bekijk of je het inkomen van mensen op die manier kan verstevigen (bv. huursubsidies). – Zet in op monitoring: waar zijn onze diensten gevestigd? Zijn dat de plaatsen waar kwetsbare gezinnen wonen? Moeten we onze dienstverlening hier uitbreiden? Hanteer het principe van ‘progressief universalisme’: aanbod voor iedereen met extra aandacht voor de meest kwetsbaren. – Werk preventief en outreachend. Veel mensen vinden de weg niet naar de bestaande dienstverlening. Werk met brugfiguren, gezinscoaches … – Zorg voor een goed armoedeplan. Dat kan een hefboomfunctie hebben. Zo kan je je acties ook monitoren en evalueren. – Denk na op welke domeinen je lokaal een verschil kan maken, bv. een lokaal woonbeleid of een samen­ werkingsverband met de scholen, zoals rond het ondersteunen bij gratis maaltijden, het bijspringen bij de schoolkosten, het versterken van de band tussen welzijnsdiensten en scholen … – Digitalisering biedt kansen. Zoek creatief naar oplossingen om snel en makkelijk contact te maken met mensen: gebruik WhatsApp, sms …

JAN PEETERS senior onderzoeker en consultant VBJK

MICHEL VANDENBROECK hoofddocent Gezinspedagogiek aan de UGent

WIM VAN LANCKER professor Sociaal Werk en Sociaal Beleid aan de KULeuven

COVERSTORY

15


⁄ reportage ⁄

Samenwerken aan een zachte overgang Tekst JAN DE METS Foto CAROLINE BOUDRY

In het Trampoline-project is het thema van ‘warme transities’ breed gedragen door de betrokken lokale besturen. Waar onthaalouders, kinderdagverblijven, kinderbegeleiders van de buitenschoolse opvang en kleuterleerkrachten elkaar tot voor kort amper kenden, groeien nu mooie samenwerkingsverbanden. ‘Iedereen is nieuwsgierig naar elkaars werking.’

De organisatie van kinderopvang en onderwijs in Vlaanderen bezorgt kinderen op jonge leeftijd al pittige transities. De stap van thuis of kinderopvang naar het kleuteronderwijs bijvoorbeeld, of tussen de buitenschoolse opvang en de klas. Tot voor kort waren deze voorzieningen gescheiden werelden die elkaar en elkaars werking niet kenden. Ouders en kind moesten het vaak stellen met één wenmoment van een halfuurtje. Daarna werden de ouders vriendelijk verzocht aan de school­poort afscheid te nemen van hun kind.

16

REPORTAGE

Daar komt gelukkig wel verandering in. Onderzoeken in binnen- en buitenland toonden dat die harde transities hun sporen nalaten, zeker bij kinderen en ouders met maatschappelijk kwetsbare kenmerken. Het inzicht groeide dat die overgangen trager, zachter, warmer konden. Ook VBJK was betrokken bij projecten die scholen, kinderdagverblijven en buitenschoolse kinderopvang (BKO) stimuleerden om meer te gaan samenwerken.

KINDERTIJD TRAMPOLINE-EDITIE


– ‘De stap van thuis of kinderopvang naar school is toch wel immens’ –

kindportret klaarliggen. Met goedkeuring van alle betrokken partijen gaan we dit in 2023-2024 inzetten na elke vakantieperiode. Met toestemming van de ouders geeft de kinderopvang het portret door aan de school. Het zou fijn zijn mochten de scholen dit als basis gebruiken voor een intakegesprek met de nieuwe ouders. In november evalueren we een eerste maal.’

Kindportret in Arendonk Ook in het Trampoline-project is het thema erg aanwezig. ‘In Arendonk organiseerden we een inspiratieavond voor alle schooldirecties, onthaalouders en coördinatoren van kinderdagverblijven’, vertelt Valerie Machilsen, deskundige onderwijs en buitenschoolse opvang bij de gemeente. ‘VBJK zorgde voor de wetenschappelijke duiding en daarna gingen de professionals samen aan de slag: “Waar dromen we van? Waar willen we het komende jaar reeds aan werken?” Die avond zagen mooie plannen het licht en werd de werkgroep geboren. ‘Elkaar leren kennen was het belangrijkste actiepunt’, vertelt Valerie. ‘We organiseerden de werkgroepvergaderingen telkens op een andere locatie en lieten veel informele tijd tijdens die vergaderingen. De vraag “Hoe doen jullie dat precies?” vloog vaak over de tafel. Iedereen was nieuwsgierig naar elkaars werking.’ De werkgroep koos verder voor informatieoverdracht als werkpunt. ‘Ziko-Vo, het kindvolgsysteem in de kinderopvang, was het uitgangspunt’, zegt Valerie. ‘De kleuterleerkrachten voegden extra vragen toe, om zo een goede overstap te bewerkstelligen en snel op zorgen en noden te kunnen inspelen. Op dit moment hebben we een Arendonks

KINDERTIJD TRAMPOLINE-EDITIE

Dat is niet de enige stap. ‘Alle onthaalouders, kinderbegeleiders en kleuterleerkrachten zijn enthousiast om nog verder te timmeren aan warme transities en een onderlinge goede samenwerking. Er zijn ideeën om bij elkaar op bezoek te gaan – jobshadowing – en gezamenlijke intervisies te organiseren rond wenbeleid en visieontwikkeling.’ Arendonk nam dus al een goede start: het bestuur nam zijn regierol op, en leidinggevenden zorgden voor ondersteuning, een helder mandaat en de nodige omkadering. De acties gebeuren nu door de professionals op de werkvloer. ‘Deze combinatie zorgt voor een grote motivatie bij de medewerkers’, besluit Valerie. ‘Dat ze telkens met velen aanwezig zijn op de werkgroepvergaderingen, is daar een mooi bewijs van.’

Wenbeleid in Ravels Ook in Ravels staat het thema op de gemeentekaart na een inspiratieavond voor alle basisvoorzieningen. ‘Er was vrij veel interesse van onthaalouders, kinderbegeleiders, kleuterleerkrachten en directies’, zegt Ann Van Vugt, directrice van de Gemeentelijke Basisschool De Kleine Wereld. ‘We merkten op dat elkeen er al op zijn manier mee bezig is. Een eerste stap is inzetten op het versterken van het wenbeleid in de vijf scholen in Ravels, in onderling overleg.’

REPORTAGE

17


Zo ontstond het idee van een fotoboek dat vertelt over de structuur van een schooldag. ‘Het fotoboekje vertrekt aan de schoolingang’, vertelt Ilse. ‘Dan zie je het onthaal, de klassen, de kapstokken, de toiletjes, het eetmoment, de speelplaats, de sporthal … en aan het eind terug de schoolpoort. Ook foto’s van een brooddoos, koekjes en fruit … staan in het boek.’ Een ideaal middel voor onthaalouders en kinderbegeleiders om het gesprek over de kleuterschool te starten met ouders en kinderen. ‘De reacties van onthaalouders en scholen zijn heel positief. Ook van ouders kregen we de vraag om de boeken te mogen gebruiken. Zij kunnen nu de boeken ontlenen in de bibliotheek of het Huis van het Kind. In samenwerking met de bibliotheek zetten we een digitale versie van het boek online, met ingesproken tekst. Ook de scholen kunnen dit verhaal op hun website publiceren. Zo hebben we een nog groter bereik naar de doelgroep.’

De scholen werken aan een minimumkader voor een wenbeleid. Dat kan gaan over instappers die minstens een keer met hun ouders samen in de klas zitten, of minstens een kijkmoment voor de ouders. ‘Elke school kan dat uitbreiden naar eigen believen,’ zegt Ann, ‘bijvoorbeeld de klas een week of een heel schooljaar openstellen voor ouders. Elke school gaat hierover in gesprek met de kleuter­ leerkrachten, want die gaan ermee aan de slag. En die staan er voor open! We krijgen zicht op wat ze nu al doen tijdens het wennen en welke acties ze willen.’ Nadat Ann en haar collega-directeur van het GO! het minimumkader uitgewerkt hebben, wordt het na feedback van de andere directies en kleuterscholen aangepast en hopelijk goedgekeurd.

Een andere actie is Het verhaal van Mo. Dat filmpje neemt je mee door een dag op de kleuterschool vanuit het perspectief van een kind: welke kleine transities maakt zo’n kleuter mee? Wie ontmoet de kleuter daar? Waar komt hij of zij overal terecht …? ‘Zo laten we de mensen even stilstaan bij de hectiek van een dag op de kleuterschool’, zegt Ilse.

Extra info over het werken aan warme transities: Het Doepakket over warme transities

De eerste schooldag van Mo

Fotoboekjes in Niel ‘Ook in Niel gaf de inspiratieavond goesting om de handen uit de mouwen te steken’, zegt Ilse Verhulst, begeleider BKO en voormalig gezinsondersteuner. ‘We vertrekken van wat de mensen op de werkvloer nodig hebben en bekijken dit vanuit het perspectief van het kind. Onze onthaalouders gaven zelf aan dat die transitie voor jonge kinderen wel immens is. Ze wilden acties die helpen om die spannende stap soepeler te laten verlopen.’

18

REPORTAGE

Download het boek Warm, welkom en wederkerig Naar een goede ouder-schoolsamenwerking

KINDERTIJD TRAMPOLINE-EDITIE


⁄ idee ⁄ KOALA

OVER DE STREEP Guust, Noë en Anna-Lisa zetten hun eerste stappen in de kleuterschool. ‘Dat kan zo overweldigend zijn dat het lijkt alsof je op een andere planeet terechtkomt,’ zegt kleuterleerkracht Bart. Over de streep, een film over de overgang naar de kleuterschool, volgt drie kinderen op drie verschillende locaties. Omdat de nieuwe school­ omgeving in het begin inderdaad vaak een andere planeet lijkt, krijgen de kinderen samen met hun ouders tijd en ruimte om de nieuwe klas en schoolcontext te ontdekken. Zo groeit het onderlinge vertrouwen: Guust, Noë en Anna-Lisa stap­ pen met steeds meer plezier naar de kleuterschool. https://vbjk.be/nl/publicaties/ over-de-streep

In Vlaanderen en Brussel zijn er achttien KOALA’s aan het werk. KOALA staat voor Kind- en OuderActiviteiten voor Lokale Armoedebestrijding. Deze initiatieven zetten in op het vergroten van participatie van maatschappelijk kwetsbare gezinnen aan onze samenleving. Agentschap Opgroeien zet hen graag in de kijker met een sterke documentaire over KOALA Heusden-Zolder. In deze documentaire vertellen ouders wat zo’n ontmoetingsplek voor hen kan betekenen. https://vbjk.be/nl/nieuws/2022/09/maakkennis-met-koala-kinder­opvang-enontmoeting-creeren-samen-kansen

DOEPAKKET

Inzetten op warme transities Dit doepakket is een kant-en-klaar pakket waarmee voorzitters of ondersteuners van een lokaal samenwerkingsverband (LOK, LOP, Huis van het Kind) acties kunnen ondernemen om laagdrempelig het thema ‘transitie tussen thuis, buurt, kinderopvang, school’ aan te kaarten. Het is een praktische leidraad voor trekkers van lokale samenwerkingsverbanden om dit thema te agenderen en te bespreken. https://www.opgroeien.be/kennis/ toolbox/draaiboek-doe-pakket-inzetten-op-warme-transities

KNOPJESMAN Voor en na school gaan heel wat kinderen uit de kleuterklas en het lager onderwijs naar de opvang of naar een activiteit binnen het lokale vrijetijdsaanbod. Wil je dat ze deze vrije tijd als échte vrije tijd ervaren, dan zorg je ervoor dat kinderen in jouw opvang keuzes kunnen maken. Want vrije tijd is doen wat je graag doet! De documentaire

KINDERTIJD TRAMPOLINE-EDITIE

Knopjesman laat zien hoe het eraan toegaat in verschillende initiatieven voor buitenschoolse opvang in Brussel. Samen met organisaties en scholen uit de buurt creëren de begeleiders een brede waaier aan keuzeactiviteiten. https://vbjk.be/nl/ publicaties/knopjesman

IDEE

19


⁄ reportage ⁄

Ont-moeten als sociale steun

Tekst HESTER HULPIA Foto CAROLINE BOUDRY

In verschillende gemeenten in de provincie Antwerpen zijn er spel- en ontmoetingsplekken voor kinderen en ouders. Het zijn plekken waar kinderen en ouders samenspelen, waar kinderen andere kinderen en volwassenen leren kennen, waar ze kunnen spelen met ander speelgoed dan thuis. Het is een plek waar ouders in gesprek kunnen gaan met elkaar en waar ze even op adem kunnen komen. Het is een plek waar kinderen en ouders gewoon mogen ‘zijn’, een plek van ont-moeten. En net dat is zo rijk.

Spel en ontmoeting op maat Met het Lerend Netwerk Peuterspeelpunten van Trampoline stonden we met vijf gemeenten (Boom, Oud-Turnhout, Ravels, Rumst en Turnhout) stil bij hun spel- en ontmoetingsplekken. Er zijn heel wat verschillen. Ze hebben vaak andere namen: peuterspeelpunten, sportpunten, speelbabbels. Sommige momenten gaan wekelijks door, andere twee keer per maand en dat soms in de week, soms op zaterdag. In sommige spel- en ontmoetingsplekken staat het ontmoeten pur sang centraal,

20

REPORTAGE

op andere plaatsen worden er dan weer activiteiten aan gekoppeld. Ondanks die verschillen was er ook eensgezindheid over een geslaagd ontmoetingsmoment. Verbinding staat centraal. Op een geslaagd spel- en ontmoetingsmoment zie je een mix van gezinnen. Iedereen is er welkom. Er ontstaat verbinding tussen kinderen onderling, tussen kinderen en ouders of de professionals, tussen ouders onderling of met de professionals.

KINDERTIJD TRAMPOLINE-EDITIE


– ‘Verbinding staat centraal. Iedereen is welkom.’ – Tijdens een geslaagd ontmoetingsmoment zie je vooral blije gezichten. Het voelt een beetje als thuiskomen. Je hoort kinderen samenspelen. Een eerder verlegen kind bloeit helemaal open en wil nog even blijven spelen als het sluitingstijd is. Je ruikt koffie, want bij een kopje koffie komen de gesprekken los. Ouders durven elkaar en de professionals vragen stellen over praktische zaken, maar ook over de opvoeding van hun kind. Het kan gaan over de pijn bij de eerste tandjes, over de ruilwinkel met leuke spulletjes voor kinderen, maar ook over de bezorgdheden over het inschrijven op school. Ouders herkennen zich in de ander: ‘Is het normaal dat …?’ of ‘Doet jouw kind dat ook?’. Kortom, het is een plek voor iedereen, waar iedereen mag zijn wie hij of zij op dat moment is.

Iedereen welkom Een spel- en ontmoetingsplek organiseren, klinkt heel makkelijk, want ‘er moet niet echt iets’. Toch gaat ontmoeten niet vanzelf. Het vraagt een professionele en bewuste rol van de medewerkers. Zij houden de ruimte letterlijk en figuurlijk open. Letterlijk: ze zorgen voor de inrichting van de ruimte, ze zetten het spelmateriaal speelklaar en letten op de veiligheid in de ruimte. Maar ook figuurlijk: ze zorgen ervoor dat iedereen zich welkom voelt, dat er een warme sfeer is, dat iedereen zich veilig voelt, dat kinderen de schoot van mama of papa durven verlaten om met andere kinderen te spelen, dat ouders hun vragen durven stellen aan andere ouders. Ze zorgen voor een gevoel van gelijkwaardigheid en wederkerigheid tussen de mix aan kinderen en ouders. Het is een heel subtiele, eerder wat terughoudende rol. Dit vraagt een constant balanceren tussen interveniëren en faciliteren. De medewerkers hoeven niet op alles zelf een antwoord te weten, maar ze bieden wel een luisterend oor, ze slaan de brug met andere ouders en ze spelen mee met de kinderen. Omdat spel- en ontmoetingsplaatsen plekken voor iedereen zijn, is het ook belangrijk dat de medewerkers goed nadenken over hoe ze zich bekendmaken

KINDERTIJD TRAMPOLINE-EDITIE

en met welke toeleiders ze hiervoor samenwerken. De kracht van een spel- en ontmoetingsplek zit net in het bridgen: kinderen en gezinnen komen er in contact met een diversiteit aan gezinnen, wat de eigen blik verruimt. Het is dan ook belangrijk dat bijvoorbeeld de vrijwilligers van het consultatiebureau álle ouders vertellen over wat er zoal te beleven valt tijdens de spel- en ontmoetingsmomenten.

Ruimte als pedagoog Ook de locatie is bepalend. Voelt iedereen zich daar welkom? Zoek je sociale cohesie tussen jong en oud, dan is het buurthuis een goede keuze. Vind je buitenspel belangrijk, dan besteed je extra aandacht aan de buitenruimte. Ook de inrichting van de ruimte heeft invloed. Ga je voor een plek waar ouders kunnen babbelen met elkaar terwijl de kinderen spelen, dan kan de tafel met koffie centraal staan. Wil je dat kinderen en ouders samenspelen, dan kan je zorgen voor een uitdagend parcours. Kinderen vinden het leuk om met speelgoed te spelen dat ze thuis niet hebben: grote bouwblokken, een podium, een ballenbad … Een babyhoek waar ouders met hun baby kunnen snoezelen, biedt de allerjongsten de nodige rust. Het is duidelijk: wat je wil bereiken en voor wie, bepalen de inrichting van je spel- en ontmoetingsplek. Zo maak je echt een plek voor álle kinderen en ouders. MEER LEZEN boek:

Geens, N., Hemeryck, I. & Lambert, L. (2017). Ontmoeten is simpel … maar niet altijd gemakkelijk. onderzoeksrapporten:

Hulpia, H. & Van der Mespel, S. (2013). Ontmoetingsfunctie voor kinderen en ouders in de Huizen van het Kind. Gent: VBJK. Vervaet, V., Devlieghere, J., Geens, N., & Hulpia, H. (2013). Ontmoetings­ plaatsen voor kinderen en ouders: Een kans voor iedereen. Gent: VBJK en Vakgroep Sociale Agogiek UGent, Koning Boudewijnstichting. Devlieghere, J. (2014). Masterthesis. De medewerker in een ontmoetingsplaats voor kinderen en ouders. Over de zoektocht naar (h)erkenning.

REPORTAGE

21


⁄ kinderspel ⁄

De kracht van samenspelen en praten

Tekst CAROLINE BOUDRY Foto’s WENDY WEUTS

In Rumst organiseert het Huis van het Kind tweemaal in de maand een Speelbabbel voor jonge kinderen en hun ouders. Tijdens deze spel- en ontmoetingsmomenten kunnen ouders en kinderen samen met andere kinderen spelen. Ook ontmoeting met andere ouders staat centraal. Het Trampoline-project organiseert een lerend netwerk ‘ontmoeten’ en onderzoekt wat een spel- en ontmoetingsplaats zo waardevol maakt.

Een plaats waar niks ‘moet’ ‘Kinderen en ouders ‘moeten’ niks in de Speelbabbels’, vertelt Lotte, Expert Onderwijs en agentschap Opgroeien in Rumst. ‘We creëren een sfeer waarin alles kan en niets moet. Ouders en kinderen kunnen bijvoorbeeld komen en gaan wanneer ze willen. Ook kiezen ze zelf wat ze doen. Gezelligheid, spelen en de relaties tussen ouders en kinderen staan centraal. Tijdens een lerend netwerk bespraken we het belang van de inrichting van de ruimte en het gevarieerde spelaanbod. Ouders kunnen aan tafel zitten met een drankje, maar we zorgen ook voor comfortabele zitplekken in de verschillende speelhoeken. Het spelaanbod nodigt ouders én kinderen uit om samen te spelen.’ Ook in een sfeer van ‘alles kan, niets moet’ zijn er afspraken nodig. Lotte: ‘Er zijn wel enkele samenleefregels. Die worden samen met het team en ouders besproken. Een van de regels is bijvoorbeeld dat alle kinderen veilig kunnen spelen, zowel de baby’s als de peuters. Kinderen kunnen binnen en buiten fietsen, maar dan wel in een afgebakende zone.’

Rituelen Bij aankomst schrijven de ouders de namen van de kinderen op het bord. ‘Eerst noteerden we enkel de namen van de kinderen, maar een moeder gaf

22

KINDERSPEL

aan dat ze het fijn zou vinden om ook de voornamen van de ouders te kennen’, zegt Lotte. ‘Ninke, de mama van Viggo, vond het niet zo fijn om steeds aangesproken te worden met “Dag mama van Viggo”. We noteren de naam van de kinderen, en als ouders het fijn vinden, voegen we ook hun voornaam eraan toe.’ Er zijn nog rituelen die het ontmoeten ondersteunen. ‘Koffie, thee en fruitsap staan in de keuken, zodat ouders dit zelf kunnen nemen. We organiseren elke keer een fruitmoment, want ook kinderen vinden het fijn om samen aan tafel te zitten.’

De begeleiders brengen kinderen en ouders samen ‘De medewerkers zijn experts én net geen experts’, zegt Lotte. ‘Ze zijn vooral experts in het faciliteren van ontmoeting. Als begeleider ben je gevoelig voor de signalen van de kinderen en de ouders. Je slaat zelf een praatje met ouders, of je zorgt ervoor dat er interacties zijn tussen ouders en kinderen.’ Praten over opvoeding wordt hier een pak makkelijker: ‘Ouders praten vaak over hun kinderen, over de dingen die goed of minder goed gaan. Ze wisselen ervaringen uit of spelen met hun kind. Ik vind het fijn en bijzonder dat ouders met alle kinderen spelen. Als kinderen wat hulp nodig hebben, kunnen ze bij alle volwassenen terecht. Het vertrouwen in elkaar is heel groot. Tijdens een van de

KINDERTIJD TRAMPOLINE-EDITIE


Speelbabbels zag ik dat baby Viggo op zijn buik lag op de mat. Hij duwde zijn hoofd omhoog en keek enthousiast naar het spel van enkele peuters. De andere peuters kwamen eens langs, lachten naar hem en gaven hem een speeltje. Even later vergezelden Ninke, de mama van Viggo en broer Castor hem op de mat om samen te spelen. Binnenkort komt er in dit gezin een derde kind bij. Ninke vertelde me dat haar man al uitkijkt om naar de Speelbabbels te komen tijdens zijn vaderschapsverlof.’

Vrij spel of meespelen? Vrij spel staat centraal. Ouders en kinderen kiezen wat ze willen doen. ‘Als begeleider observeer je alle acties en interacties tussen ouders en hun kinderen. Je ziet welk spelmateriaal ouders uitnodigt om ‘mee’ te spelen’, zegt Lotte. ‘Je merkt bijvoorbeeld dat ouders graag met hun baby op de mat met knuffels en grote kussens zitten. Soms geef je als begeleider ook weleens een spelprikkel. Toen het buiten wat frisser werd, wou Lynn, medewerker van de Speelbabbel, het water uit het zwembad halen. Samen met Elias, Liam en Senne, die die middag op bezoek waren bij de Speelbabbel, schepte ze met een teil het water uit het badje. Dat gebruikten ze om de bloemen water te geven. Plezier voor iedereen.’

KINDERTIJD TRAMPOLINE-EDITIE

– ‘Ouders en kinderen kiezen zélf. ‘Moeten’ bestaat hier niet.’ –

De glijbaan is een topper ‘We merken dat kinderen graag overal op- en afklimmen’, vertelt Lotte. ‘Daarom creëren we binnen en buiten speelervaringen die net wat anders zijn dan thuis, zoals de grote blokken of een speelhoek met fietsen, grote kussens of klimuitdagingen waar kinderen hun motoriek flink oefenen. Sommige kinderen hebben het liever vertrouwd, dus is er ook spelmateriaal dat kinderen thuis hebben. Kinderen spelen steeds onder toezicht, nog een van onze regels. Als de kinderen buitenspelen en de ouders zitten binnen te praten, dan is er wel altijd een volwassene bij de kinderen buiten. Soms is dat een medewerker, maar vaak ook een ouder. Want ouders ‘zorgen’ spontaan samen voor álle kinderen. Het is echt een gedeelde verantwoordelijkheid.’

KINDERSPEL

23


⁄ quotes ⁄

Trampoline, een lokaal verhaal

Tekst JAN DE METS

Bevoegde schepenen zijn betrokken bij het Trampoline-project. Wat is voor hen het belang van investeren in kwaliteitsvolle en toegankelijke basisvoorzieningen? Wat is de impact van het Trampoline-project? We stelden hen nog enkele vragen. Welke ambities koester je nog? Welke sterke actie(s) in je gemeente wil je graag in de kijker zetten?

Het lokaal bestuur heeft de afgelopen jaren gewerkt aan een ketenaanpak om gezinnen met jonge kinderen, al van tijdens de zwangerschap, te ondersteunen. Zo hebben we in samenwerking met AZ Turnhout, het OCMW en eerstelijnszorgverleners, zoals vroedvrouwen en huisartsen, een perinataal netwerk opgericht. We investeren jaarlijks een miljoen euro extra in bijkomende kinderopvangplaatsen. We willen ook acties opzetten om de overgangen van kinderopvang naar kleuterschool en van kleuter- naar basisschool, aangenaam te laten verlopen.

Kelly Verheyen – turnhout schepen van Sociale zaken, Gelijke kansen en Huisvesting Kwaliteitsvolle en toegankelijke basisvoorzieningen zijn prioriteiten in ons beleid. Onze meest zichtbare actie is het peuterspeelpunt de ‘Speelbabbel’. Er was ook de inspiratieavond over warme transities, met deelnemers uit kinderopvang en kleuterscholen. Trampoline is een vast agendapunt op het Onderwijs Netoverschrijdend Overleg. Nu werken we aan een minimumkader voor een wenbeleid in de kleuterklassen.

Hans Heylen – ravels schepen van Ruimte en Omgeving, Onderwijs, Lokale Economie en Middenstand Investeren in gezonde en gelukkige kinderen doen we best door continuïteit te bieden vanaf de geboorte tot het behalen van een diploma: de ‘pedagogische doorgaande lijn’. We zetten sterk in om deskundigen in opvoeden bij elkaar te brengen. Elk kinderdagverblijf, elke onthaalouder en elke basisschool is actief betrokken in de werkgroep over ‘warme transities’ en dat is een meerwaarde.

Rob Blocx – arendonk schepen van Jeugd, Gezin, Kinderopvang en Onderwijs

24

QUOTES

KINDERTIJD TRAMPOLINE-EDITIE


De verstevigde samenwerking met alle diensten en externen werpt haar vruchten af. Voor professionals realiseerden we een mooie animatie over ‘warme transities’ en voor peuters een fotokijkboek op maat. De Zomerschool werd een succesformule. Ontmoeten en leren versmolten tot een fijne combinatie die bijdroeg aan ‘de goesting’: een tweede succesvol partneroverleg en een verwenontbijt voor onthaalouders gecombineerd met een vorming over meertaligheid. niel

Kelly Breughelmans, schepen voor Buitenschoolse Opvang en Activiteiten; Eddy Soetewey, schepen voor Onderwijs; Anne Troch, schepen voor Welzijn, Armoedebestrijding en Gelijke Kansenbeleid Tijdens de Speelbabbels zorgen de begeleiders van Huis van het Kind voor een warm onthaal. Veel gezinnen vinden nu ook de weg naar onze Speelbabbels. In het kader van een warme transitie is er een slaapklas opgestart voor peuters. We zetten de eerste stappen naar het realiseren van het BOA-decreet.

Marleen De Bruyn – rumst schepen van Onderwijs en Kinderopvang

Het Trampoline-project bracht ons lezingen, presentaties en inspirerende literatuur. Vanuit een analyse maakten we een actieplan met korte- en langetermijnacties. We willen inzetten op partnerschappen, samenwerkingsverbanden en bruggen bouwen tussen de verschillende basisvoorzieningen in Boom. We zijn trots op de opstart van onze Speelbabbel.

Inge De Ridder – Boom schepen van Sociale Zaken en Onderwijs

Via het Lokaal Loket Kinderopvang weten we dat er een fundamenteel tekort is aan kinderopvangplaatsen in onze regio en vooral in onze gemeente. Het professionaliseringstraject, Trampoline, begeleid door VBJK, hielp ons te focussen en door te zetten. Er was de extra aanwerving binnen de jeugddienst, een nieuwe deskundige Opgroeien en Onderwijs naast de deskundige Kind, Jeugd en Gezin. Vanuit het OCMW wordt er outreachend gewerkt via ‘zitdagen’ op school. We realiseerden ook een fysiek Huis van het Kind. Trampoline is een manier van denken, een begrip, een aanpak.

Liesbet Dierckx – oud-turnhout schepen Kinderen, Jeugd en Gezin, Senioren, Sociaal Beleid en Onderwijs, voorzitter bijzonder comité voor de sociale dienst

KINDERTIJD TRAMPOLINE-EDITIE

QUOTES

25


⁄ reportage ⁄

Op zoek naar de kern van geïntegreerd werken Tekst HESTER HULPIA foto CAROLINE BOUDRY

Geïntegreerd werken, het is een term die overal opduikt. Maar wat houdt dat nu juist in? Wat is de meerwaarde ervan? En hoe verhoudt de praktijk zich ten opzichte van de theorie? Over dit laatste gingen we in gesprek met Anaïs Masure uit Boom.

Een definitie van geïntegreerd werken? Het is moeilijk om tot een eenduidige definitie van geïntegreerd werken te komen. Gelukkig helpt de literatuur ons. In het INTESYS-project vinden we deze definitie: ‘The cooperation between organisations and/or services to avoid fragmentation, facilitate better alignment of services and increase benefits for service users.’ Het gaat dus over gezinnen ondersteunen, vanuit een samenwerking tussen organisaties over verschillende levensdomeinen heen. EN dit net omdat de vragen en noden van gezinnen zich afspelen op al die verschillende domeinen, zoals opvoeding, werk, huisvesting, onderwijs, kinderopvang, vrije tijd en gezondheid. Organisaties blijven niet meer op hun eilandjes, maar verweven hun expertise en dienstverlening, zodat gezinnen die dienstverlening als een samenhangend geheel ervaren. Of zoals Michel Vandenbroeck het zegt: ‘Geïntegreerd werken bestaat erin om samen vanuit verschillende levensdomeinen de krachten te bundelen en aandacht te hebben voor kinderen en ouders in al hun facetten, zodat kinderen en ouders zich ondersteund voelen in het opvoeden en opgroeien in de buurt’.

De meerwaarde van geïntegreerd werken In de literatuur lezen we dat geïntegreerd werken heel wat voordelen kan bieden. Geïntegreerd werken biedt een meerwaarde voor de kinderen en

26

REPORTAGE

gezinnen, omdat de voorzieningen beter afgestemd zijn op de behoeften en de noden van gezinnen. Gezinnen worden beter toegeleid naar de bestaande dienstverlening. Ook is de dienstverlening minder versnipperd en beter toegankelijk voor de gezinnen. Ook professionals ervaren een meerwaarde. Ze worden versterkt om met complexe uitdagingen om te gaan door het delen van expertise (naar bv. toegankelijkheid en participatief werken). Samen brengen ze de omgeving en de noden en behoeften van gezinnen in kaart. Dit zorgt voor een betere afstemming tussen de voorzieningen. Waar nodig ontstaan nieuwe acties en nieuw aanbod. Door samen de signaalfunctie op te nemen, staan ze sterker om structurele problemen aan te kaarten. Ook in Boom beamen ze dit. Ze bundelen de vragen van gezinnen en geven ze door aan het lokaal beleid. ‘Zo worden de alarmsignalen opgevolgd’, vindt Anaïs. Tot slot biedt het ook een meerwaarde voor het beleid: leemtes of overlap worden weggewerkt en de gezinnen voelen zich ondersteund vanuit een rechtenbenadering.

Geïntegreerd werken vertrekt vanuit een visie Geïntegreerd samenwerken heeft nood aan een gedeelde visie, vertrekkend vanuit de noden en

KINDERTIJD TRAMPOLINE-EDITIE


– ‘Nu iedereen elkaar kent, leiden we veel makkelijker toe naar de juiste dienst­ verlening’ – “Het is logisch om de handen in elkaar te slaan.” Anaïs Masure, stafmedewerker Sociaal Beleid, laat haar licht schijnen over de verschillende vormen van geïntegreerd werken in Boom.

behoeften van kinderen, gezinnen en de samenleving. Het is nooit een doel op zich. Er bestaan veel verschillende projecten naast elkaar: projecten met elk een eigen planning en elk een eigen ‘potje’. Dat kan leiden tot verschillende belangen. Daarom is het belangrijk om op lokaal niveau, samen met alle partners, te komen tot een gedeelde visie. Dit is de ‘vlag’ waaronder verschillende voorzieningen samenwerken. Het maakt voor iedereen duidelijk waarvoor de krachten gebundeld worden. Het is niet iets abstracts. Integendeel: hoe concreter, hoe beter. Dit kan uitgedacht worden op formele overlegmomenten, maar het kan ook groeien uit gezamenlijke acties. Ook Anaïs benadrukt dit. Nu bestaan er in Boom veel verschillende, eerder intuïtieve visies. Anaïs wil daarom, vanuit Trampoline, samen met alle partners de verschillende visies stroomlijnen en expliciteren: ‘Wat vinden we hier belangrijk als geïntegreerd gezinsbeleid? Kijken we allemaal op dezelfde begripvolle, empathische, niet-be- of veroordelende manier naar gezinnen?’ Door de handen in elkaar te slaan en deze gedeelde visie werkelijkheid te laten worden, worden waardevolle stappen gezet naar een geïntegreerd gezinsbeleid dat ertoe bijdraagt dat alle kinderen en gezinnen graag in Boom wonen. Luister naar de podcasts van Michel Vandenbroeck

KINDERTIJD TRAMPOLINE-EDITIE

Er is het lokaal netwerk kinderarmoede. Enkele keren per jaar zitten organisaties samen rond de tafel, denk maar aan kinder­ opvang, scholen en consultatiebureaus. Dan informeren ze elkaar en brainstormen ze samen over nieuwe acties. ‘Informatie uit­ wisselen is uiterst waardevol, maar elkaar informeel leren kennen, is even belangrijk’, vindt Anaïs. ‘Want nu iedereen elkaar kent, kunnen we veel makkelijker gezinnen naar de juiste dienstverlening toeleiden.’ In de ruilwinkel Boempetat! krijgen gezinnen op een laagdrempelige manier materiële hulp. Er is ook aandacht voor immateriële hulp, want de medewerkers hebben voel­ sprieten en werken heel sensitief. Opvoedkundige vragen, het groeipakket, een plaatsje in de kinderopvang, of de nieuwe inschrijvingsprocedure voor de kleuterschool: in Boempetat! wordt er tijd gemaakt om samen stil te staan bij de opvoeding van kinderen. Boom is ook een partner in het Vlaams Miriam-project, dat alleenstaande mama’s ondersteunt. De begeleiding gaat over alle levensdomeinen en gebeurt zowel individueel als in groep. Het fijne is dat de groepsbegeleiding op dezelfde plek plaatsvindt als de Speelbabbels, de spel- en ontmoetingsplaats voor kinderen en ouders. Een mooi voorbeeld van bruggen slaan tussen het aanbod.

REPORTAGE

27


⁄ buitenspel ⁄

Samen sterk in buitenspelen De prachtige buitenspeeldagen zijn al jaren een begrip in Oud-Turnhout en omstreken. Lokale besturen en organisatoren zetten hier samen hun schouders onder. Een dag vol buiten­ spelletjes en tegelijk de kans om het ruime georganiseerde vrijetijdsaanbod in de buurt te ontdekken.

Tekst en foto CAROLINE BOUDRY

Welkom en speel mee In Oud-Turnhout bereikt men al veel gezinnen met de buitenspeeldagen. Het Trampoline-project is de ideale aanleiding om te onderzoeken hoe men álle gezinnen kan bereiken. Net omdat zoveel gezinnen naar buitenspeeldagen komen, is het een ideaal moment om de nieuwe locatie van het Huis van het Kind in Jeugdcentrum Zweepes Ven te openen. Een onthaalcomité van medewerkers van het Sociaal Huis en partners van het Huis van het Kind wachten de gezinnen op. Elk kind krijgt een blanco tas gevuld met stickers, stiften, promotiemateriaal van de verschillende partners en een

28

BUITENSPEL

bingokaart. De stempels op je kaart kan je inruilen voor allerlei gadgets. Mia (7) is dolenthousiast. Ze versierde haar tas met een grote roze streep, stippeltjes en een groot hart. ‘Ik plakte hier ook oogjes op, en mijn puntenkaart is al helemaal vol’, vertelt ze trots. In het midden van het grasveld bouwden kinderen een constructie van stokken die kriskras met elastieken verbonden zijn. Het is een van de vele activiteiten op deze Buitenspeeldag. ‘Er spelen hier veel vrienden van mij. Samen met Lucas heb ik al van alles gedaan’, vertelt Lars. Het is een feest voor

KINDERTIJD TRAMPOLINE-EDITIE


het Huis van het Kind en de vele partners, waar het plezier voor gezinnen en kinderen centraal staat. Kinderen rollen van het ene avontuur in het andere, en ouders maken kennis met de lokale organisaties.

Een Huis van het Kind dat iedereen kent In het Trampoline-project verkenden de lokale besturen langs welke kanalen ze zoveel mogelijk gezinnen uit Oud-Turnhout kunnen bereiken. ‘De partners van het Huis van het Kind kunnen gezinnen naar ons toeleiden’, vertelt Iris Loots, deskundige agentschap Opgroeien, Onderwijs en BOA-­ regisseur. ‘Enkele voorbeelden: er zijn zitdagen voor het groeipakket of het Lokaal Loket Kinderopvang. We organiseren verschillende activiteiten voor het OCMW. Ouders kunnen ons ook vinden op andere locaties of evenementen, denk maar aan de ouderavonden in de scholen. Op vaste momenten zijn er Speelbabbels, dat zijn ontmoetingsmomenten voor jonge kinderen en ouders. We zorgen er dus voor dat we actief zichtbaar zijn. De Buitenspeeldag leek ons het moment bij uitstek om het fysieke Huis van het Kind feestelijk te openen en de werking te tonen.’ De mama van Mia getuigt: ‘We komen elk jaar naar de Buitenspeeldag, maar ik kende de werking van het Huis niet. Ik ben van plan om eens naar een Speelbabbel te gaan. Mijn zus woont hier dichtbij, ze zal ook wel willen meekomen.’

Eén plus één is drie ‘Het Huis van het Kind bestaat uit verschillende organisaties die zich inzetten voor kinderen, jongeren en hun ouders’, vertelt Kim Leyten, manager Samenleving. ‘Samenwerken met de partners zorgt voor een kruisbestuiving tussen de levensdomeinen. In het fysieke Huis van het Kind bundelen we de krachten om kwaliteitsvolle basisvoorzieningen te realiseren voor alle kinderen. Zo krijgen ze veel speel- en leerkansen en kunnen ze gelukkig, gezond en veilig opgroeien. Dat is de opzet van het Trampoline-project, maar ook een bewuste keuze van de gemeente. Het fysieke Huis van het Kind in Jeugdcentrum Zweepes Ven kwam er door het enthousiasme van de vele partners en het lokale beleid die allen de meerwaarde zien van de samenwerking onder één dak. Verschillende partners zijn op vaste dagen in het Huis aanwezig. We zetten in op het warme ontmoeten op een plek waar je naartoe kan met je opvoedingsvragen en waar er

KINDERTIJD TRAMPOLINE-EDITIE

– ‘In het Huis van het Kind bundelen we de krachten om kwaliteitsvolle basisvoorzieningen te creëren’ –

met interesse geluisterd wordt. Een plek waar ouders en medewerkers samen naar een goede oplossing of juiste ondersteuning zoeken.’

Kinderen brengen ouders samen ‘Zweepes Ven is een prachtig domein’, vertelt Liesbet Dierckx, schepen Kinderen, Jeugd & Gezin, Senioren, Gezondheid, Sociaal beleid en Onderwijs. ‘Het domein is vooral gekend voor de speelpleinwerking, de pedagogische studiedagen en de Grabbelpas-activiteiten. Maar vanuit de gemeente willen we dit domein nog meer openstellen voor het grote publiek, zoals tijdens de Buitenspeeldag. Twee vliegen in een klap: kinderen kunnen experimenteren met een avontuurlijk buitenspelaanbod, en de gezinnen maken kennis met het vrijetijdsaanbod binnen de gemeente, en ook met elkaar. ‘Het is de eerste keer dat ik naar hier kom met Arne en Lieselot. Ik heb al wat met andere ouders gepraat. Ik kom zeker terug. Naar het Huis van het Kind, maar zeker ook naar de Speelbabbels én de speeltuin’, vertelt een mama. Nu het Huis van het Kind zich hier bevindt, is het domein ook open tijdens de openingsuren van het Huis. Gezinnen kunnen dan ook gewoon met hun kind buitenspelen, ook als er geen georganiseerde activiteit is.’ Meer lezen over Huis van het Kind Oud-Turnhout: https://www.oud-turnhout.be/huis-van-het-kind.

BUITENSPEL

29


⁄ mijn verhaal ⁄

Veranderingen houden me scherp! tekst ANNELIES BERGMANS foto CAROLINE BOUDRY

Sofie Coppers is coördinator van het Huis van het Kind Stadsregio Turnhout (Regio in Transitie). Voor het Trampoline-project zet ze elke dag stapjes naar meer geïntegreerd samenwerken tussen de verschillende partners. ‘Een krachtig Huis van het Kind vertrekt vanuit een sterk geloof in preventie. Kwaliteits­ volle basisvoorzieningen voor jonge kinderen hebben de volgende jaren groot effect. Om een aanbod te creëren voor gezinnen met kinderen van alle leeftijden heb je partners nodig! Samen een gedeeld verhaal creëren, is een grote uitdaging. Om ons tekort aan kinderopvang aan te pakken, trok ik minder evidente partners over de streep om mee te denken. Het Agentschap Integratie en Inbur­ gering en de LIGO’s zien dat mensen niet aan het inburgeringstraject of Nederlandse lessen beginnen, omdat ze geen opvang vinden. Ook de VDAB merkt dat het gebrek aan kinderopvang een rem is voor werkzoekenden. Dat ik mijn steentje bijdraag om hun bewustzijn daarover te vergroten, geeft me energie. Ik ben blij met kleine stapjes. Tien extra opvangplaatsen kunnen een immens verschil betekenen. Taal, werk, onderwijskansen …: goede kinderopvang is een belangrijke schakel om op al die terreinen verandering in gang te steken. Medewerkers in het ‘Mama leert’-­ project (waar ouders Nederlands oefenen en kennismaken met kinderopvang, n.v.d.r.) vertellen dat het soms weken duurt voor mama’s hun kindje van schoot laten gaan, maar met veel tijd en ondersteuning krijgen ze toch vertrouwen in de kinderopvang. Daar word ik zo blij van! Dit jaar openen we twee fysieke Huizen van het Kind. Het deed ons brainstormen over hoe de gezinnen in onze ge30

MIJN VERHAAL

meente te ondersteunen. We zien dat gezinnen vaak gebruikmaken van voorzieningen enkele gemeentes verder. Zeker in kleine dorpen heb je elkaar nodig om dat vangnet voor gezinnen dicht genoeg te maken. Daar overtuig ik mensen dat je meer kwaliteit krijgt door de handen in elkaar te slaan.’ In Turnhout wordt het peuterspeelpunt georganiseerd in de wachtruimte van het consultatiebureau. Dat biedt veel kansen: er komen heel diverse gezinnen die de werking van Huis van het Kind leren kennen. We leiden hen nadien verder toe naar het aanbod voor oudere kinderen, zoals hulp bij de inschrijving van hun kind in de secundaire school. Mijn grote droom is cultuursensitief denken en werken evident te maken. In het Lokaal Loket Kinderopvang doen we er alles aan om te vermijden dat mensen die de weg niet kennen uit de boot vallen. Toch zie ik dat de wachtlijst bevolkt blijft door gezinnen met migratieachtergrond. Meer nog, ik merk nog steeds dat sommige medewerkers vooroordelen hebben als er een kind met een ‘vreemde’ naam in de opvang komt. Dat is zo oneerlijk! Bij de peuterspeelpunten in Turnhout merken we dat medewerkers met een migratieachtergrond een positief effect hebben op het vertrouwen dat gezinnen hebben in het team. Er verschuift en verandert zoveel in het landschap! Dat houdt mij alert. Elk gezin is anders en dat vraagt maatwerk en samenwerking. Het is fijn dat ik daar mee kan aan bouwen. KINDERTIJD TRAMPOLINE-EDITIE


© Caroline Boudry

Op de hoogte blijven van het Trampoline-project? Bezoek de projectpagina’s!

COLOFON Kindertijd Trampoline-editie – november 2023 verantwoordelijke uitgever Goedele De Nil VBJK vzw Raas Van Gaverestraat 67A 9000 Gent 09 232 47 35 redacteur Caroline Boudry Annelies Bergmans

beeldredacteur Caroline Boudry

eindredacteur Mike De Cloedt

redactieraad Caroline Boudry Ellen Wauters Goedele De Nil Hester Hulpia Jan De Mets Karin Verweij Ylona Vandensande

vormgeving & ontwerp Katrien Annys, jacques.gent cover Sophie Van den Fonteyne drukkerij & verspreiding Mirto Print – Graphius

ABONNEMENT 49 euro voor 5 nummers (combitarief Kindertijd + Kleuters & ik: 72 euro) Studentenabonnement: 39 euro (combitarief Kindertijd + Kleuters & ik: 55 euro) Alle info en vragen over abonnementen via vbjk.be/nl/klantenservice

KINDERTIJD TRAMPOLINE-EDITIE

www.vbjk.be 31


⁄ mijn kindertijd ⁄

Een bloembol is geen ajuin tekst RIK MERCHIE foto WOUTER LE DUC

YOUSRA BENFQUIH schrijver, dichter, spoken word-artiest

“Of ik uit een kunstenaarsfamilie kom? Het is een vraag die ik dikwijls krijg. Bij ons thuis ging het er alleszins vaak levendig, en dus ook luidruchtig, aan toe. Aan het hoofd stond mijn moeder als een matriarchale pilaar waar ons warm en hecht gezin op steunde. Toen haar vader (mijn opa) in de metallurgie kwam werken, verhuisde ze als zesjarige van Marokko naar België. Ze was slim en deed het goed op school, maar hoger onderwijs was destijds geen optie. Dat was gewoon niet weggelegd voor mensen met een migratieachtergrond. Desondanks schopte ze het tot leidinggevende binnen de socioculturele sector. Die gedrevenheid en strijdvaardigheid heb ik zeker overgenomen. Mijn vader? Noem hem gerust een nieuwe man avant la lettre. Hij kwam pas als twintiger naar België en ging aan de slag als fabrieksarbeider tot een dubbele hernia daar een stokje voor stak. Hij is toen met veel liefde huispapa geworden. Genderrollen waren niet aan ons besteed. Als kind was het me soms wel té druk. Dan stak ik oordopjes in. Mijn jongere zus, met wie ik mijn slaapkamer deelde, lachte daar weleens mee. Mijn oudere broer daagde me dan weer graag uit door tijdens het eten met zijn mond dicht bij mijn oor te smakken. Nu begrijpen ze beter dat ik hooggevoelig was. Toen bestond die term nog niet. Ik leefde alleszins vanuit een intense verwondering. Zo bestudeerde ik insecten in de tuin, tekende ik stripverhaaltjes, verloor ik mezelf in wiskundige raadsels, én schreef ik poëzie over koala’s en wereldvrede. Ik zat vaak in mijn hoofd en kon al eens als een verstrooide professor over mijn eigen voeten struikelen. Een beetje idioot, net zoals ik ooit eens een bloembol in plaats van een ajuin in de soep mixte. Als kind stelde ik de ene na de andere waarom-vraag. Zeker als ik met onrecht werd geconfronteerd. Zo wees ik ooit de volledige derde kleuterklas terecht, omdat mijn beste vriendinnetje gepest werd. Mijn doctoraat over mensenrechten was daar dus eigenlijk gewoon een vervolg op. Met dat verwonderde kind probeer ik nu weer meer contact te maken, onder andere via mijn schrijven. Maar ook reizend komt die verwondering opborrelen. En het meest van al aan de zee. Als gezin brachten we veel zomers door aan de Atlantische kust in Tanger, een plek die voor mij vrijheid belichaamt. Nu zie ik die hooggevoeligheid als kracht. Ik probeer meer in mijn eigen stem te geloven, en kijk ook anders naar bepaalde zaken. Hoewel het niet zijn moedertaal is, boetseert mijn vader in het Nederlands bijvoorbeeld voortdurend poëtische woordspelingen en schitterende taalmopjes. Mijn grootouders waren straffe verhalenvertellers die op familiefeesten iedereen wisten in te pakken. Mijn broer is een tattoo-artiest. En zo kan ik nog even doorgaan. Dus kom ik uit een kunstenaarsfamilie? Ja, absoluut!”

PB- PP B- 00000 BELGIE(N) - BELGIQUE

Kindertijd, tweemaandelijks tijdschrift november 2023 VBJK vzw, Raas van Gaverestraat 67 A, 9000 Gent Afgiftekantoor: Gent X – P927124


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.