8 minute read

Ignace Schops: "Ik vertaal de waarde van natuur ook in euro's"

Next Article
Wablief(t)*

Wablief(t)*

Ignace Schops: "Ik vertaal de waarde van natuur ook in euro’s”

Sinds 2006 zijn de 12.000 hectare topnatuur van het Nationaal Park Hoge Kempen uitgegroeid tot een echt succesverhaal. En dat dankzij slapeloze nachten, slimme marketing en het ‘streekholdermanagement’ van bezieler Ignace Schops. “De economie van ecologie werkt erg overtuigend.”

Door Bart Derison & Michaël van Tilborg

____

Ignace Schops

Directeur Regionaal Landschap Kempen en Maasland en winnaar van de Goldman Environmental Prize in 2008

____

We ontmoeten Ignace Schops op het kantoor van het Regionaal Landschap Kempen en Maasland in Genk. Hij is er sinds 2004 directeur. Voor iemand die in 2008 de Goldman Environmental Prize ontving en door Nobelprijswinnaar Al Gore in 2013 als klimaatambassadeur werd aangeduid, zit hij hier heel bescheiden. Zijn bureau ligt vol rapporten. Hier werkt duidelijk geen boekhouder, maar iemand met een inspirerende stem in het internationale natuur- en klimaatdebat. Hij schreef er met ‘Gered door de boomkikker’ een heel lezenswaardig boek over. Van Berkeley tot in Zuid-Korea geeft hij lezingen. Maar zijn geesteskind is natuurlijk het Nationaal Park Hoge Kempen. Hij slaagt erin de kwetsbare kernnatuur te beschermen en tegelijk een toeristisch businessmodel aan de buitenschil te ontwikkelen waarbij het jaarlijks via negen toegangspoorten meer dan 1,2 miljoen bezoekers ontvangt. Alstublieft.

Op veel plaatsen lukt het maar niet om de tegenstellingen tussen natuur, landbouw en economie te overbruggen. Dat is jou wel helemaal gelukt bij het Nationaal Park Hoge Kempen. Wat heb jij wat anderen niet hebben?

“Er is geen toverformule. Maar ik heb altijd veel tijd geïnvesteerd in mijn netwerk op momenten dat ik het niet nodig had. Ik kwam zelden iets vragen, maar bouwde wel vertrouwen op. Als je dat vertrouwen hebt, gaan mensen het jou gunnen. Dan hoef je het niet meer te vragen. Dat is cruciaal. Vaak gaan overheden en natuurbewegingen uit van actie en reactie. Men wil een ruimtelijk project realiseren en een natuurvereniging verzet zich omdat er bomen sneuvelen. Je moet aan pro-actie doen, verdorie! Maar dat is arbeidsintensief en neemt veel tijd in beslag. Toen het Nationaal Park in 2006 openging, hadden we met ons team al negen jaar het vuur uit onze sloffen gelopen. Draagvlak kost tijd, en helaas is die er soms veel te weinig. Natuurverenigingen maken deel uit van de samenleving, we staan er ook niet buiten, hé. Daarom ga ik ook in gesprek met bijvoorbeeld werknemersorganisaties. Veranderen doe je immers niet alleen, maar samen.”

Straf, maar overtuig je daarmee overheden om de portemonnee te trekken? Je hebt meer dan 100 miljoen euro overheidsmiddelen naar de regio gehaald.

“Na de mijnsluitingen moest Limburg terug op zoek naar zijn unique selling proposition. Dat is zonder competitie onze schitterende natuur. Onder het motto ‘van stoflong naar groene long’ zijn we toen onze politici gaan overtuigen. De intrinsieke waarde van natuur is onbetaalbaar, maar we zijn natuur toch gaan vertalen in euro’s. Dat is de taal die politici en ondernemers begrijpen. En weet je, de economie van ecologie werkt erg overtuigend. Toen ik dat doorhad, heeft het mij nooit meer losgelaten.”

“We creëren nu jaarlijks 200 miljoen euro aan economische waarde, maar dat is niet vanzelf gegaan. Kijk, de groene jongens hebben vaak een slecht imago bij overheden. Maar wij moesten niks en wilden graag. Dat gaf een andere dynamiek aan ons verhaal.”

Ik heb veel tijd geïnvesteerd in mijn netwerk op momenten dat ik het niét nodig had.

Landbouw en natuur staan vaak tegenover elkaar. Jij lijkt heel goed de brug te kunnen slaan. Hoe doe je dat?

“Draagvlak bouw je nooit onder tijdsdruk. Je moet je project van onderuit opbouwen. Dat betekent landbouwers in een heel vroeg stadium betrekken en in hun woorden uitleggen wat de impact is. In Nederland was ik bijvoorbeeld betrokken bij een traject naar een erkenning tot nationaal park. Toen heb ik vaak met landbouwers gesproken. Uiteindelijk begrepen zij dat er landbouw in het nationaal park mogelijk was, maar dat een patattenveld in een nationaal park er wel iets anders uitziet dan een patattenveld erbuiten. Je moet hun taal spreken. Al zijn patatten misschien wel erg Vlaams.” (lacht)

Terhills Maasmechelen, de hoofdtoegangspoort van het Nationaal Park Hoge Kempen

“Ik spreek veel liever over ‘streekholder’ in plaats van stakeholder. Vaak vergeet men de lokale gemeenschap mee te nemen in een project. Het vergt tijd, je moet een andere taal spreken en het is arbeidsintensief, maar finaal helpt het een ruimtelijk project vooruit.”

Je spreekt niet alleen de taal van de andere kant, je bent ook niet vies van marketing. Het Nationaal Park Hoge Kempen is een sterk merk en bijna commercieel geëxploiteerd. Was dat van bij de start het plan?

“Tja, wat kan ik zeggen. Ik had van bij het begin het geluk om in mijn team goede en creatieve mensen te hebben. We wilden de communicatie zo breed mogelijk uitdragen en op een open manier communiceren. Je moet je project ook durven verkopen. Daar zijn we in geslaagd. Toegegeven, we hadden de wind mee. Politici en overheden zaten mee in de flow en ondersteunden ons verhaal.”

In een ander belangrijk Limburgs project, de Noord-Zuidverbinding, heeft de natuurbeweging lang het been stijf gehouden en zijn er juridische veldslagen gevoerd. Vandaag werkt de natuurbeweging wel constructief mee. Wat is de reden voor die kentering?

“Omdat er in de hoofden van onze beleidsmakers gekozen is voor een andere insteek. Eigenlijk hebben ze mijn (re)connectionmodel* uitgevoerd. (lacht) Er is nu van onderuit gewerkt, met respect voor de natuurwaarde in het projectgebied. Decennialang heeft men geprobeerd een omleidingsweg te realiseren door natuurgebied, terwijl er alternatieven zijn zonder bijkomende open ruimte op te offeren. De natuur zit nu mee in de harten van de ontwerpers en dat voel je. Bovendien is er vertrouwen opgebouwd met alle stakeholders. Wij zijn geen professionele dwarsliggers, hé. Wij willen ook een oplossing voor het mobiliteitsprobleem in Limburg, maar niet ten koste van natuur.”

Je bent ook actief in Nederland. Je hebt GrensPark KempenBroek en RivierPark Maasvallei samen met de buren gerealiseerd en zit in een aantal Nederlandse adviescommissies. Is er een verschil in aanpak tussen Vlamingen en Nederlanders?

“Nederlanders zijn planmakers en Vlamingen zijn plantrekkers. Het is een cliché, maar het klopt wel. Ik werk graag over de grenzen heen. Het zorgt voor een goede kruisbestuiving. Soms zien we Nederland als gidsland, soms komen de Nederlanders de mosterd bij ons halen. Het werkt in golfbewegingen.”

Nederlanders zijn planmakers, Vlamingen zijn  plantrekkers.

“De ruimtelijke ordening is ook heel verschillend en zorgt voor andere mogelijkheden. Al zijn de uitdagingen wel hetzelfde, denk aan de stikstofproblematiek. Actief zijn in beide landen zorgt voor een bredere kijk. In Nederland adviseer ik vooral. Omdat ik met iets meer afstand naar die projecten kan kijken, kan ik er ook met een andere blik naar kijken. Soms moet je ver staan om te verstaan.” (glimlacht)

De buitenwereld ziet de natuurbeweging als één homogeen blok, maar dat is uiteraard niet zo. Hoe gaan jullie intern om met tegenstellingen?

“Binnen elke sectororganisatie zijn er interne tegenstellingen. De natuurbeweging is daar zeker niet uniek in. Wel proberen we open en eerlijk naar elkaar toe te zijn. Ik stel vast dat de samenleving verruwt, en sociale media spelen daar een rol in. We zitten heel erg in een samenleving van actie en reactie. Verschil in visie mag er zijn, maar ingaan op provocaties heeft geen zin. In een ruimtelijk project moet je het ook soms eens zijn dat je het oneens bent.”

De buitenwereld snapt niet altijd jullie positie. Als de overheid een fietssnelweg of een windmolen wil, dan trappen jullie al eens op de rem met gladde slangen en kerkuilen. Geeft dat geen imagoprobleem?

“Ik snap dat, maar waarom moet steeds de natuur inleveren? En een bedrijventerrein niet? Dat is de manier waarop we het al decennia doen. Het is gewoon niet meer houdbaar. We botsen tegen de grenzen van de beschikbare openbare ruimte. Die is schaars. Maar eigenlijk is de oplossing eenvoudig: we moeten duurzamer omgaan met de openbare ruimte. Alleen kost dat geld, veel geld. Daarom ben ik overtuigd dat de samenleving een duidelijk signaal moet geven dat het duurzamer moet. Alleen daar zullen overheden rekening mee houden. Een andere mindset is nodig.”

“Kijk naar Kopenhagen. Daar heeft men veel geld geïnvesteerd in comfortabele en veilige fietspaden. Nu neemt de fiets ruimte van de auto in. En het bestuur blijft geld investeren in de fiets en in openbare ruimte. Ongeacht welke partij of politicus aan de macht is. Over generaties heen investeren ze in de toekomst. Een bewijs dat het dus mogelijk is om aan langetermijnpolitiek te doen. Afbreken kan soms ook heel opbouwend zijn.”

Ignace Schops
Fotograaf: Bran Bolleire

Terwijl we samen naar buiten wandelen, wijst Ignace naar een nieuwbouwproject langs zijn kantoor. “Kijk, daar stond een prachtige boom. Die zou er langer hebben gestaan dan het gebouw dat er nu staat, maar hij staat er dus niet meer. Als je vanuit het (re)connectionmodel* redeneert, vertrek je van die boom en kijk je hoe je errond een bouwproject kan realiseren.” Hij zucht. “Het is duidelijk nog niet overal doorgedrongen.”

* Wat is het (re)connectionmodel?

Natuur beschermen zou een evidentie moeten zijn. Maar dat is het jammer genoeg niet. Het (re)connectionmodel helpt om natuur en samenleving met elkaar te verbinden. Op basis van de sociaaleconomische waarde van de natuur bereken je de slaagkans van je project, daarna krijg je bouwstenen om je project te integreren in de samenleving.

Meer weten over het model?

Lees ‘Gered door de boomkikker. De grote toekomst van mens en natuur’ van Ignace Schops. (Lannoo Campus, 2022)

Cover 'Gered door de boomkikker. De grote toekomst van mens en natuur'
This article is from: