Spui 39

Page 39

39

UvA-schrijver tekst • Judith Koelemeijer beeld • Annaleen Louwes

Het verhaal is nooit af

Judith Koelemeijer – 1967 judithkoelemeijer.nl • 1993 Culturele studies UvA • 1994 Postdoctorale Opleiding Journalistiek EUR • 1994-2000 journalist de Volkskrant • 2000-heden schrijver van literaire non-fictie: Het zwijgen van Maria Zachea (2001; NS Publieksprijs, Gouden Ezelsoor en Zaanse Cultuurprijs); Anna Boom (2008); Hemelvaart (2013)

Hij was de eerste katholieke jongen uit Wormer die naar de universiteit zou gaan. Mijn oom Jos Koelemeijer, de oudste in een gezin met dertien kinderen. Opa glom van trots. De Koelemeijers waren al eeuwenlang hoveniers; mannen die elke ochtend met een schoffel en een schop op pad gingen. Bij Jos begon de vooruitgang. Zodra hij zijn dienstplicht had voltooid, zou hij Klassieke talen gaan studeren aan de Universiteit van Amsterdam. Het mocht niet zo zijn. Op 10 januari 1956 moest Jos tijdens zijn militaire training honderd meter hardlopen. Bij de finish viel hij dood neer. Zijn hart zou het hebben begeven. Althans: zo wilde het verhaal, het verhaal dat al decennialang in mijn familie werd verteld – en dat ik vervolgens opschreef in mijn familiegeschiedenis Het zwijgen van Maria Zachea. Jos was een serieuze, ijverige jongen. Elke avond zat hij samen met zijn broer Maarten in de voorkamer te studeren. Het behalen van goede cijfers was geen streven, maar een plicht. Zijn voornemen om naar de universiteit te gaan, moet hij als een roeping hebben ervaren. ‘Een zeer veelbelovend leven ging heen’, sprak de legeraalmoezenier bij de plechtige uitvaart. Jos werd met militaire eer begraven. Er trad een vuurpeloton aan, dat met geweerschoten een laatste saluut bracht aan soldaat Koelemeijer. Mijn vader, destijds een jongen van veertien, was er jaren later nóg van onder de indruk. De uniformen, de geweren, het muziekkorps dat het Wilhelmus en The Last Post speelde. Zoveel eer voor een gewone dorpsjongen, zijn broer… Of moest het grootse militaire vertoon de aandacht afleiden van iets anders? Begin november 2013, ruim twaalf jaar na het verschijnen van Het zwijgen van Maria Zachea, gaf ik een lezing over mijn werk in Aalten. Tijdens de pauze kwam er een oudere man naar me toe. ‘Ik heb dat verhaal over Jos met verbazing gelezen’, zei hij. ‘Het klopt niet wat er in uw boek staat.’ Hij was erbij geweest, vertelde hij, op die tiende januari 1956 in Kampen. Het ging niet om een sprintje van honderd meter. Er moest zes kilometer worden gerend, op kisten, dwars door de besneeuwde weilanden. En van de veldloop hing nogal wat af. Wie niet binnen een bepaalde tijd finishte, mocht niet verder met de opleiding tot ‘administratief kader’ binnen het leger – een felbegeerd baantje onder bollebozen als Jos en hij. Zelf had hij de route op goed moment afgesneden, vertelde de man. Hij kón niet meer. Maar Jos, plichtsgetrouw als hij was, had zich letterlijk dood gerend. ‘Ik zag hem op een dijk in elkaar zakken’, vertelde de man. ‘Niemand die erop lette; de instructeurs hadden alleen oog voor hun stopwatch. Ik ben zelf naar de weg gerend om een auto aan te houden. Samen met een paar andere jongens hebben we Jos op de achterbank gelegd. Hij leefde toen nog. Wat er daarna is gebeurd, weet ik niet.’ In de kazerne werd verteld dat Jos was overleden aan een hartstilstand. Maar ook na al die jaren weet de man wel beter. ‘Het was dood door schuld, mevrouw!’ ‘Achter elk verhaal gaat een ander verhaal schuil, een waarheid die we niet graag kennen’, schrijf ik in mijn laatste boek, het autobiografische Hemelvaart. In dat boek onderzoek ik de dood van mijn jeugdvriendin Annette Sierhuis – en de impact die dat plotselinge verlies op alle betrokkenen heeft gehad. Annette kwam om het leven bij een motorongeluk op het Griekse eiland Paros, in 1985. Maar wat was er precies gebeurd? Die waarheid bleek niet zo gemakkelijk te ontrafelen. Iedereen koesterde zijn eigen versie van de geschiedenis. Waarom had nooit iemand getwijfeld aan het verhaal over Jos’ dood? Het was mijn oom Maarten die, in plaats van Jos, als eerste Koelemeijer naar de UvA ging. Hij moest de belofte inlossen die zijn oudere broer niet waar had kunnen maken. Vanzelfsprekend koos Maarten voor Klassieke talen. Zelf ging ik in 1988 aan de UvA Nederlands en Culturele studies studeren, als eerste Koelemeijer van de volgende generatie. Van een heilig moeten was in het geheel geen sprake. Ik wilde ‘schrijven’, vanuit een vaag en romantisch verlangen, ‘schrijven tot ik niet meer kon’. Hoe naïef was ik. Want had ik werkelijk gedacht dat de taaie, theoretische blokken ‘Tekst en Media’ (I, II, en III) mij iets over schrijven zouden leren? Alleen tijdens de lessen Moderne letterkunde van Anthony Mertens ging de schrijvershemel even open. Ik zie hem nog staan, in een overvol zaaltje van het Bungehuis, bezield sprekend, zwetend, wild gebarend. Het was alsof hij je met zijn woorden optilde. Nee, schrijven leerde ik pas toen ik journalist werd. Het goede verhaal, ontdekte ik, ligt vaak dichterbij dan je denkt, in de wereld om je heen. Dat verhaal is nooit af, ook niet nadat het al is opgeschreven. Het woekert voort, vertakt zich, schiet als onkruid op onverwachte plaatsen plotseling omhoog. En altijd, altijd is de werkelijkheid anders dan je dacht – of had durven verzinnen. •


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.
Spui 39 by UvA Alumni - Issuu