Waarom de H.H. v. Boven en Loevendie dienen te vertrekken Laat ik beginnen met te stellen, dat de namen In de aanhef van dit artikel min of meer willekeurig gekozen zijn uit een verzameling die men pleegt aan te dulden met College van Curatoren. Aangezien het studenten In het verleden en ook heden ten dage nog niet gegeven schijnt te zijn, degenen die hun bestuurders en toezichthouders zijn te kennen — laat staan dat zij ook maar enige Invloed uitoefenen op de benoeming (verkiezing!) van dezen — zie Ik me genoodzaakt bovengenoemde heren te zien als exponenten van die fraaie archaïsmen die men met curatorium en raad van toezicht pleegt aan te duiden. Met pastoor van Miert had ik enige jaren geleden wel het genoegen een vrij langdurig gesprek te hebben, doch als hij ruim 2 jaar na dato nog met dezelfde mentaliteit gezegend is, kan Ik de herder van de Heuvelparochie met een gerust geweten toedelen aan het tweemanschap Van Boven - Loevendie. Degenen die in ons tijdsgewricht de touwtjes in handen hebben, vragen zich voortdurend binnenskamers en daarbuiten, m.n. in de dagbladpers, af, waarom er alom zo'n enorme onrust en onvrede is. Een antwoord wordt hen dan op hun wenken aangedragen door de ook door hen bewonderde menswetenschappen: de onrust uit de zestiger jaren is te wijten aan een verregaande maatschappelijke desintegratie en anomie. Wanneer je echter het doen en laten bekijkt van degenen die dit fraaie antwoord „ventileren", wordt allengs duidelijk dat de autoriteiten wel een fraaie diagnose weten te stellen, maar dat zij niet toekomen aan de analyse van de oorzaken der symptomen. En dit is nu juist datgenen wat vereist is voor de oplossing van de problemen, die onze maatschappelijke constellatie heeft opgeroepen. Behalve het feit dat er alom onvrede heerst met sociaal onrecht, breekt ook steeds meer het besef door, dat ditzelfde sociale onrecht wel eens mede te wijten zou kunnen zijn aan onze allesbehalve democratische samenleving, waarbinnen op economisch, sociaal, politiek en cuttureel gebied de beleidsbeslissingen genomen worden door een zeer selecte groep mensen, die heelal nog via de weg van inteelt, coöptatie en nepotisme samengesteld wordt. Men gaat er in deze kringen welhaast automatisch van uit, dat de grote massa behoefte heeft aan leiding, dat de individuele burger, arbeider, student, scholier, kerklid, cultuurbeoefenaar geen of weinig behoefte heeft aan inspraak of daar domweg bij gebrek aan kennis geen aanspraak op kan maken. In hoeverre dezelfde elite-groepering hieraan (aan de vermeende gedesinteresseerdheid bij de „gewone man"; gekoesterd als een zowat heilig apriorie) zelf debet is, komt praktisch nooit ter sprake. Het feit dat op landelijk politiek gebied nog altijd prioriteiten gesteld worden, die niet zozeer gericht zijn op een gezond sociaal-cultureel beleid, alswel een inspiratiebron vormen voor een onrijpe en op angst berustende defensjepolltiek, wordt maar zelden gezien als één der factoren, die een belemmering vormen voor de ontwikkeling van een samenleving waarin mensen leven die zich bewust zijn van hun democratische rechten en plichten en die niet langer behoefte gevoelen zich te laten zoethouden met „God, vaderland en oranje". Dat de huidige leiders gebaat zijn bij het In stand houden van een passieve en gelaten mentaliteit zal wei duidelijk zijn; immers zou de maatschappij werkelijk democratisch ingericht worden, de leiders waren niet meerl Doch deze leiders vinden zichzelf wel onmisbaar, geroepen door een of andere god; het argument dat het domweg een streling van de eigenwaarde is om macht uit te oefenen over mensen, wordt dikwijls met overdreven heftigheid door hen afgewezen, hoewel zij toch ook wel eens van Nietzsche gehoord zullen heb-
ben. Wij doelen hier op de mentaliteit van de Corporatisten uit de dertiger jaren, op de chauvinisten van Brabantia Nostra, op de Personalisten uit de periode juist na de Tweede Wereldoorlog, om maar te zwijgen over alle groepen die nog iets of veel rechtser stonden, vóór, tijdens en na de oorlog. Het is triest dat het verleden van de Katholieke Hogeschool, met name vanwege het feit dat zij zovele figuren uit bovengenoemde groepen gerecruteerd heeft, ronduit bruin genoemd dient te worden. Men kan echter het verleden als afgehandeld beschouwen en andere paden gaan bewandelen, doch men dient wel de banden met dit verleden te verbreken. Dat dit laatste beslist niet gebeurd is, wordt duidelijk wanneer we de uitspraken van verschillende prominenten uit het bestuurs- en beheerscollege van de Hogeschool eens op hun inhoud en mentaliteit toetsen; uit die uitspraken blijkt steeds weer opnieuw een fundamenteel gebrek aan openheid voor de eisen van deze tijd, een hardnekkig vast-willen-houden aan verouderde gezagsstructuren, het ontkennen van de mondigheid van studenten en andere groepen die niet tot elite behoren (op basis van een vermeend gebrek aan kennis), pertinente onwilligheid afstand te doen van traditionele machtsuitoefening, onbegrip voor de geëngageerdheid van een grote groep studenten die de Hogeschool graag zouden zien als een instituut dat als breekijzer fungeert bij het streven naar een humanere samenleving. Het toppunt van volslagen ouderwets en zelfs autoritair denken vormde de toespraak die de heer van Boven op de nieuwjaarsreceptie van de Hogeschool meende te moeten houden. Als het ambt voor de president-curator door de contemporaine ontwikkelingen niet meer aantrekkelijk is, als de maatschappij-ordening die hem voor ogen staat nog steeds die Is welke ook in de dertiger jaren het Ideaal van „Aristo" en „Verdinaso" was, als hij de linkse studenten via Le Bon en Goebbels in de fascistische hoek wil trappen, dén mag de heer
f^eUlkaan
Tay urg
WMW;
«jfcsijssrncrsmACHt uitEin^Mc 8i|
wpuimmet- Q
van Boven wat mij betreft gerust vertrekken, samen met zijn trouwe uitvoerder Drs. Loevendie. Dan ook zal er tot een werkelijke dialoog binnen de structuurcommissie gekomen kunnen worden, hoewel daarvoor ook de vervanging van enige volgens achterhaalde cliché's denkende hoogleraren vereist is. Men versta mij goed, het gaat mij niet om het féft dat de heren van Boven en Loevendie afkomstig zijn uit de kringen der Kath. Werkgevers of om het feit dat de heer van Boven nog steeds sympathieën koestert voor Brabantia Nostra, het is mij slechts begonnen aan te tonen dat mensen als deze heren en vele gelijkdenkenden in curatorium en raad van toezicht, niet de mentaliteit bezitten om samen met alle betrokkenen bij de Hogeschool een democratisch instituut in te richten, dat de naam van Universiteit gaat verdienen. Paul van Eeuwijk.
<i«. bt*«n
Tilburgs Algemeen Studentenblad Redaktieadres: Academielaan 9 Redaktie: Frans van Beek, . Frans Godfroy, Gui van Hooydonk, Wilfried Martens, Bert Schumacher, Harry Verkooyen.