DE MARSKRAMER EN MARIA deel 2 Toen ik in de hoek van de kroeg mijn oude vriend en zijn meisje ontwaardde, weifelde ik eerst even, of ik wel naar hun toe zou gaan, en met hun zou gaan praten, je weet nooit, misschien verstarren de gezichten wel als ze je zien komen, ligt het gesprek even stil, en ontstaat er een gespannen sfeer waarin je je bijna verplicht voelt om interessant te gaan doen, de ruigste verhalen te gaan ophangen, over een nieuwe gedachte die de avond tevoren bij je was opgekomen, of over een integratie van het denken van de markies de Sade in dat van Paulus 6, de bisschop van Rome, of meer persoonlijke zaken, hoe moeilijk je het wel hebt om met je leven en je omgeving in het reine te komen. Maar dat bleek niet zo te zijn, het gesprek was direkt erg prettig, ik werd voorgesteld aan Maria, hees zei ze: Maria, en haar achternaam kon ik niet verstaan, helaas, zoiets ontneemt het vertrouwde aan een gesprek, we babbelden over enige jaren geleden en zeiden het erg jammer te vinden dat de vriendschap tussen L. en mij beëindigd was, na een stevige ruzie, die het einde was van een diskussie waarin ik de handelingen van Drs. Norbert Schmelzer tijdens zijn beruchte nacht verdedigd had tegen L's aanvallen, en tegelijk tegen al die insinuaties die in die tijd in de linkse pers verschenen. En L. bloosde een weinig toen hij zei dat hij mij bij nader inzien toch nog gelijk moest geven, want de valsheid van de linkse kranten was in de loop der jaren ook voor hem overtuigend aangetoond. Maar toen de beurt aan mij was voor een antwoord, was ook de beurt aan mij om te blozen, want ik moest bekennen, intussen een abonnement genomen te hebben op de Waarheid, het volksdagblad voor Nederland, en een diep wantrouwen gekregen te hebben tegen alle autoriteiten en alle parlementaire vertegenwoordigers "van ons pseudodemokratisch, neo-kapitalistisch systeem" met zijn "belangenvervlechting van militairen, kapitalisten, ministers, prins Bemarden, en professoren." Was Maria nu niet ons beider metgezellen geweest, en waren we even dronken geweest ais we later in de nacht zouden worden, dan zou ik L.'s vervloekte bastaardenhoofd hebben ingeslagen, maar nu redde het lieve meisje Maria de situatie, door voor te stellen een andere zaak te gaan bezoeken, en P. te roepen voor de rekening. De avond werd door haar gered, gelukkig maar, want wat zou anders aan mijn neus voorbijgegaan zijn, als op dat moment onze wegen hadden moeten scheiden? Dat zou hartverscheurend jammer zijn geweest. Twintig minuten later vinden wij onze held (ik) terug in een zo mogelijk nog donker etablissement in een zo mogelijk nog lichtere buurt van de stad waar hij (ik) met zijn ellebogen leunend op de zachte rand van de bar TILBURGS ALGEMEEN STUDENTENBLAD Redaktleadres Academielaan 9. Redaktie: Fran» van Beek, Paul van Eeuwljk, Frans Godfroy, Qui van Hooydonk, Wilfried Martens, Bert Schumacher, Harry Verkooyen.
drinkend aan het glaasje met een of ander spul, zijn schouder schurkt tegen die van het meisje, iets wat L. niet plezierig vond, maar wat hij, met het oog op onze pas herstelde vriendschap, niet dorst verbieden. De muziek ronkte stampend, en het was zo'n avond waarop niets me kon verwonderen, en waarop dan ook telkens de gekste dingen gebeuren. Het lijkt alsof ik er een zintuig voor heb, want onmiddellijk daarna bemerkte ik aan de overzijde van de bar een bekend gezicht, dat Ik na enige minuten turen door de schemering van de rook en drankwolken onderscheidde was dat van een geacht hooggeleerd neer, zijn arm geslagen rond iets wat alleen zijn vrouw kon zijn, zo lelijk was ze. Ook L. had hem bemerkten die stelde direkt voor "erbij te gaan zitten", want via een pas opgerichte organisatie ter verdediging van onze westerse demokratlsche vrijheden, had hij vrij goeie relaties aangeknoopt met de wetenschapsbeoefenaar. Hij zei me nog mijn mond te houden over het kapitalisme, want als ik niet zijn oude vriend was geweest, zou hij er niet aan gedacht hebben me met de professor in kontakt te brengen. Na het voorstellen en uitwisselen van antecedenten belandde de conversatie met de hooggeleerde heer op het vriLprekaire thema "studentenopstanden" waaroij L. me d.m.v. een schop onder de tafel beduidde, mijn mond te houden, en niet mijn radikale mening te geven over dit onderwerp, zodat ik me wijdde aan de toch niet zó onaardige vrouw van de professor, met wie ik een "boom" opzette over de teruglopende kwaliteit van de toffees en de uitgaansgelegenheden in het centrum van de stad. Om kort te gaan, het werd een genoeglijke avond, die in het geheel niet verdorven werd door sommige enigszins onplezierige voorvallen, zoals het irriterende knie-gewrijf van 'sprofessors vrouw's benen, wat, en dat lijkt me de enige overeenkomst te zijn tussen de professor en mij, ons beider verbolgenheid een weinig opwekte. Ik nam wraak door op zo elegant onmogelijke wijze in haar dikke billen te knijpen, en haar daarbij vriendelijk toe te lachen. Helaas gelukte deze wraakoefening niet geheel en ai, want zij vatte de kneep op als een blijk van genegenheid, zodat ik me even later in haar armen op de dansvloer, buiten het zichtveld van haar gemaal bevond. Ook Maria had niet Stilgezeten, en de professor "verleid" tot een dans, wat eerst de snode plannen van de mevrouw leek te verstoren, omdat we nu binnen handbereik van de professor dansten,' maar nee, dat kwam niet zo uit, het dansen van de heer en mevrouw professor, het verleidelijk dansen, dat versterkte elkaar, zodat ik ocharm, tussen de welige boezem en de brede armen van mevrouw ingeklemd, ik mag wel zeggen vastgeklemd zat, zodat ik ondanks de prekaire situatie, veranderingen aan mezelf konstateerde, op het lichamelijke vlak, wat er naast de hoffelijkheid die ook de toestand waarin ik me bevond vereiste, toe bijdroeg dat ik haar zoende, op de linkerwang met de schuchterheid die ik dacht dat zij van mij verwachtte. Dat bleek waar te zijn. (wordt vervolgd) (hv)
5e jaargang
no. 7
11 december 1968
D£ JONG & de schoolkrantèndag 1. Binnenkort tees je het op de muur van het hogeschoolgebouw - ongure hoogleraren hebben in de nacht van woensdag op donderdag de muren van het hogeschoolgebouw met witte verf befdad - : '{RED ONS. WIJ VERGAAN! "De K.H. zal met moeite het hoofd boven water kunnen houden. Wij moeten de 8e medische fakulteit krijgen, anders worden we helemaal achtergebleven gebied. Daarom moeten we het medium pers voor ons zien te winnen. Publiciteit op een voorlichtingsdag voor redakteuren van middelbareschoolkranten. 4 december 1968: koffiedrinken, welkomstwoord, kollegelopen (nou nou), ATSO-preek (haha), mensamaaltijd (bah bah), rondrit, rondleiding, koffiedrinken, B-kernen, gezelligheidsverenigingen, op Asgard wezen op Asgard zijn, evaluatie (kom kom), broodmaaltijd, einde voorlichtingsdag. Aan deelname waren geen kosten verbonden, uitgezonderd reiskosten. Er werden ± 50 personen verwacht. Er waren er 15. De reiskosten konden er niet vanaf: wel tienduizenden voor papieren hoogleraren, borrels, zjakketten, hogeschoolfeesten. Wil de K.H. nu geld steken in achtergebleven gebieden of niét? 2. Onlangs las je het op de muur van het hogeschoolgebouw - ongure studenten hebben in de nacht van woensdag op donderdag de muren van het hogeschoolgebouw met witte verf beklad -: "225 miljoen MOORDTUIQr' Het was één van die vele uitingen van onbehagen die onze minister president ertoe brachten plotseling de demokratie ook buiten het parlement te misbruiken. Het doet denken aan de demokratie van de Gaulle, die, ate zfjn voetstuk dreigt te wankelen, voor de beeldbuis verschijnt, en In een toespraak tot zijn Fransen orde belooft, In ruil voor de macht {een koehandel van de meest bedrieglijke waar met de meest funeste gevolgen). Een dag later verscheen voor dezelfde buis den Uyl, die het volk op dezelfde manier met dreigementen trachtte in te palmen. HALLO MENEER DEN UYL, WAAR BRENQT il ONS (vervolg pag. 3)
1 . . - ' - . " — ' • - . •