Kuratorium;
VAN VOOGDIJ TOT MANAGEMENT en verder??? Het Hikt mil nuttig de positie en het bestaansrecht van een instituut ais het curatorium nog eens ter discussie te stellen. Voor de velen die zich een Universiteit zonder curatorium niet kunnen voorstellen, verwijs ik naar de schrijver Raoul Chapkis die op zeer humoristische wijze aantoont dat a l l e s kan, ook een curatorium dat zichzelf opheft Het te alleen voor Van Boven even wennen dat hij opper-boekhouder wordt, Loevendie zijn assistent en Becht geen kieuterielder meer zal zijn. Mit dit ridiculiseren è la Chapkis ben Ik dicht bi] de kern van het probleem gekomen. Zoals het woord curatorium reeds aanduidt is hier sprake van een orgaan dat een groep mensen bestuurt, die zelf geen inspraak in dat besturen hebben, omdat ze daar onbekwaam voor worden geacht. Het curatorium is daarmee een Raad van Voogden die oorspronkelijk op onze Hogeschool moest zorg dragen dat de Roomse ethiek, door het kiezen van de juiste hogleraren en juiste (verplichte) vakken, in de maatschappijwetenschappen geïntegreerd werd. Deze bevoogding d.w.z. het wetenschappelijk onderwijs in een bepaalde richting manoevrerend, is in onze dagen zo vanzelfsprekend geworden, dat men zich niet meer afvraagt: welke richting Ijtf'aan we uit, maar hoe snel (Maris, Posthumus) leggen we de weg af. Daarmee is het Curatorium van Raad van Voogden tot een Management geëvolueerd, vandaar het instellen van gedelegeerd curator. Hoe het ook zij, Voogdij of Management, er blijft nog steeds de onbekwaamheid der wetenschapsbeoefenaars als veronderstelling, als bestaanscriterium voor het instituut. Ik kan mij indenken dat ook in deze tijd groepen studenten, medewerkers en hoogleraren een onbekwame indruk maken. Onbekwaam in het beoefenen van hun wetenschap, omdat ze zich niet bekommeren om de vooronderstellingen en gevolgen van hun wetenschappelijke interpretaties en toepassingen voor de wereld, met name dat gedeelte van de wereld dat buiten hun direkte omgeving valt (Spielerei!). Het verantwoording afleggen door deze mensen wordt geheel vrijblijvend in de vakken f i losofie gedaan, zoals een "goed katholiek' fabrikant door de week zijn personeel uitbuit, ^zondags met een vrome smoel van de pastoor hoort dat het allemaal niet zo netjes is, en zijn geweten daarna met charitas sust. Onbekwaam lijken mij wetenschapsmensen die zich rücksichtlos verdiepen in een maatschappelijke structuur waarin uitbuiting (de een zijn dood is de ander zijn brood, Schouten), onderdrukking vanwege fasicme (orde om de openbaren orde!) en prestige (modern woord voor fascisme) als absolute normen worden geaccepteerd. Een structuur waarin schaarste, geluk en toeval ais door God gegeven vrijbrieven zijn, waarmee men tegenover de Ander naar eigen believen kan handelen. Men kan toch echter niet die studenten, medewerkers en hoogleraren voor onbekwaam verslijten, die als voorhoede, als stormram op onze rotte maatschappij beuken, mensen die naast
TILBURGS ALGEMEEN STUDENTENBLAD Redaktieadres Academielaan 9. Redaktie: Frans van Beek, Paul van Eeuwijk, Frans Godfrey, Qui van Hooydonk, Wilfried Martens, Bert Schumacher, Harry Verkooyen
hun vele productiewerk, avond aan avond lezen, discusiëren, denken en op basis van hun theorieën de praxis aandurven. Men moet mij niet komen vertellen dat die mensen nog een voogd nodig hebben. Voor het Curatorium is als bestuursorgaan geen plaats meer in de nieuwe universitaire structuur Het is een schakel teveel in de ketting, die bij ledere omwenteling van het têindwiel zal aflopen, ledere instantie die de ketting er weer oplegt, ook het ATSO-bestuur en Senaat, zijn medeverantwoordelijk voor verdere verzieking van onze Hogeschool. Ik wil de structuurkommissie niet teveel gras voor de voeten weg maaieii, maar voor mij kan het Management alleen blijven bestaan, als uitvoerend orgaan, als sekretariaat van de Hogeschool, dat verantwoording schuldig is aan een Raad van Hoogleraren, medewerkers en studenten. Deze raad benoemt en ontslaat en is zelf weer verantwoording verschuldigd aan de Gemeenschap. Van Boven beseft zelf ook drommels goed dat een structuurcommissie ^ e met de democratiebeweging der studenten meegaat altijd tot een uitspraak komt waarin de autonome en de coöpterende positie van het curatorium wordt aangetast. Hij wil dan ook koste wat kost de beslissingsbevoegdheid in eigen hand houden. Ik denk bijv. aan de ondertussen berucht geworden uitspraak van Van Boven in het Taekblad; dat beslissingen bij de verantwoordelijke instanties blijven enz. Het is dezelfde reaktie (iet op dit woord) ais van een koe die in de buurt van een slachthuis komt en bij het rui-
ken van bloed begint te loeien, zij doet dat instinktief, weet niet wat er precies gaat gebeuren maar beselft dat er voor haar gevaar dreigt. ik wil de koe echter duidelijk maken dat loeien in haar situatie een nutteloze bezigheid is. Terugslaan en repressie is de enige kans, daar zullen we dan ook voldoende mee te maken hebben in de toekomst. Mochten mijn opponenten een andere mening zijn toegedaan, dan verzoek ik hen mij In dit blad van repliek te dienen. Peter Schalk
5e jaargang
no 6
27 november 1968
Loevendie & de mensa 1. Het was de zoveelste keer dat ik, velletjes van de worst uitspugend, met volle mond gromde: menssanaincorporesano. Het moest duidelijk zijn dat een gymnasiale opleiding mi} zover had gebracht (dit voor degenen met H.B.S.- vooropleiding rondom mij die reeds worstelden met de pudding); aangezien een enkele uitgang mij niet helder voor de geest stond, gromde ik voor de onduidelijkheid slechts na mijn mond volgeladen te hebben met de grauwe massa, die ik bovendien kon bijhalen. Ik denk aan mijn toekomst als ik zo aan tafel zit. Karrière maken houdt in dat ik dagelijks tijd zal verdoen met het inbrengen van gestampte, gesneden en gekookte dierlijke en plantaardige stoffen aan de binnenkant van mijn vette lijf. Het zal walgelijk zijn, mij hartstochtelijk te zien zwelgen, mijn ongetemde driften de vrije loop latend. Wat een wijdverbreide orale ontucht waaraan wij ons dagelijks sohuldig maken. Maar er is een uitwijkmogelijkheid. Ik mag kiezen voor een zwerversbestaan, ik kan mijn bevuilde handen terugtrekken van dit smerig bedrijf, en, slapend onder bruggen en me in leven houdend met afval, nadenken. In tegestelling tot hen die tegenover de roestige onderkant van het leven een. tijdrace met de dood houden en leven zonder het te weten, zal Ik weten dat ik niet meer leef, zodat ik, net als hen daarboven, nog minder dan dood ben. De Tllburgse mensa heeft het begrepen: zij die de top van het maatschappelijk leven zullen veroveren, moeten weten wat hen te wachten staat. Deze elite kan tegen inlevering van een ORANJE bon kennismaken met het moest weerzinwekkende van ons bestaan. En de mensa weet hoe ze iets moet brengen: het eigentijdse theater maakt ons bewust van onze eeuwige verveling door ons voor enkele guldens een avond lang te vervelen; de mensa toont ons hoe onsmakelijk onze rol van konsument is (d.w.z. van iemand die VERTEERT, d.w. z. zich bezighoudt met teringprocessen enz.), (zie pag. 3)
1