OMOFIEL
'Ik kreeg de opdracht', vertelt Hoogbergen, Van het bestuur van OMO een gedenkboek te schrijven over de geschiedenis van de vereniging. Het moest een wetenschappelijke studie worden, geen boekje met vooral veel plaatjes.' Om het wetenschappelijke niveau te waarborgen had het bestuur al een beroep gedaan op prof. dr. H. van den Eerenbeemt, hoogleraar politieke, economische en sociale geschiedenis aan de KUB, om het werk te begeleiden. Hij zette Hoogbergen ertoe aan het wetenschappelijke gedenkboek tot een dissertatie te maken. 'Ik wist niet eens dat promotie voor MOgediplomeerden zoals ik mogelijk was', aldus een verbaasde Hoogbergen. Het schrijven van hetproefschriftwas voor hem 'een feest'. Het boek is inderdaad veel meer geworden dan een met feitjes en anecdotes opgevuld plaatjesboek. Naast de geschiedenis van de scholen zelf besteedt Hoogbergen uitvoerig aandacht aan de samenleving waarin OMO zich ontwikkelde. Aanvankelijk waren de emancipatie van de katholieken en de modernisering van Noord-Brabant bepalend voor het karakter van de OMO-scholen. Aan het begin van deze eeuw begonnen de Nederlandse katholieken zich onderdrukvan de geestelijkheid te organiseren. Ook het onderwijs moest in katholiek verband georganiseerd worden; neutraal onderwijs was uit den boze, zo verklaarden de bisschoppen. De mogelijkheden voor katholiek ondenwijs waren in de eerste jaren van de twintigste eeuw echter zeer beperkt. Voor de oprichting van OMO waren er in Noord-Brabant slechts twee katholieke middelbare scholen. En juist in die jaren nam de vraag naar geschoold personeel in de provincie sterk toe: Noord-Brabant was zijn economische achterstand ten opzichte van de restvan Nederland aan het inlopen. Erwas dus grote behoefte aan onderwijs; onderwijs dat in de maatschappelijke verhoudingen van die jaren In Noord-Brabant alleen maar katholiek kon zijn.
'OMO moet zich verzetten tegen de ontscholing van het platteland' De vereniging Ons Middelbaar Ondenvijs (OMO) bestuurt 46 middelbare scholen in Noord-Brabant. Geen Nederlands schoolbestuur heeft zoveel leerlingen en leraren, respectievelijk 50.000 en 4000. Ter gelegenheid van het 75-jarig jubileum van de vereniging schreef Theo Hoogbergen, voormalig rector van het huidige Peelland-college in Deume, een proefschrift waarop hij op 13 september aan de KUB promoveert.
Hoogbergen constateert dat na de tweede wereldoorlog het karakter van de scholen verandert. Ze blijven een belangrijke rol spelen in de emancipatie van de Noordbrabantse katholieken, maar de aandacht verschuift van het 'religieus-morele' naar het 'sociaal-culturele' aspect. De katholiciteit van de scholen bleef onaangetast. 'In de jaren vijftig werd de katholiciteit aanvaard als een natuurverschijnsel, waarover niet werd gediscussieerd.' De oorzaak van de verschuiving van de aandacht naar niet religieuze kwesties had volgens Hoogbergen te maken met het stichten van scholen op het platteland, waar allerlei vormen van cultuur onbekend waren. In een tijd zonder televisie en auto's waren toneel- en muziekuitvoeringen zoals die in de steden te zien waren praktisch onbekend. 'De leraren voelden zich cultuurdragers. Ze zorgden ervoor dat in die besloten wereld bekende kunstenaars optraden. Ik was toen leraar aan het Zwijsencollege in Veghel en wij hadden als leraren de overtuiging dat dit tot onze taak behoorde.'
MODERATOR i ^ H H H B i
In een hoog tempo werden na 1916, het jaar van oprichting van OMO, de Noordbrabantse steden voorzien van katholiek middelbaar onderwijs. Als bewaker van de identiteit had elke school een moderator. In 'zedelijke en godsdienstige zaken' had deze geestelijke het laatste woord. Op zijn gezag konden leerlingen van school worden verwijderd bij 'vergrijpen tegen de zedelijkheid, om practisch godsdienstige redenen of om algemeen wangedrag', zoals de bisschop van Den Bosch het formuleerde. Verder had hij het toezicht over de leerboeken en de boeken in de schoolbibliotheek. Als hij het nodig achtte kon
JAREN ZESTIG MÊ^mmÊ
Hoogbergen: 'Vroeger dacht men dat de school de waarheid had.
FiniAmciERimcEni H.S.O. selecteert voor u de beste en voordeligste geldlening. Speciale tarieven met een rente welke procenten lager is dan de wettelijk toegestane rentevoet. Snelle afhandeling. Meestal kunt u op de dag van aanvraag over het geld beschikken. Bedragen en looptijd worden in gezamenlijk overleg vastgesteld. Bel ons voor een vrijblijvend offerte. Want ook voor uw geldlening bent u bij ons vrijwel altijd beter uit! Kerkstraat 2, 5061 EJ Oisterwijk. Telefoon 04242 - 84615 Dir. L.M.M, van Mierlo. Ook buiten kantooruren bereikbaar.
Hypotheek Selektie Oisterwijk Hypotheken - Financieringen - Assurantiën - Pensioenen Univers
hij boeken laten ven/vijderen. Teksten van voordrachten van leerlingen moesten steeds aan hem ter goedkeuring worden voorgelegd. Kortom: de moderator bekleedde een unieke machtspositie. Een scrupuleuze, rechtlijnige figuur in die functie moet het leven op een school niet bepaald aangenaam hebben gemaakt. Toch is Hoogbergen over het geheel genomen niet negatief over de rol van de moderator: 'Hoewel hij er met andere bedoelingen was neergezet, werd hij de spil van tal van evenementen. Hij was leerlingenbegeleider, maar organiseerde ook culturele evenementen. Als het goed was, was hij een charismatische figuur. Hij kon problemen bij leerlingen signaleren en had de autoriteit in de toenmalige homogene katholieke samenleving om met de ouders te gaan praten. Omdat hij nooit meer dan achttien uur les gaf per weer had hij daar ook de tijd voor. Toen waren er nog geen mentoren en klasseleraren; het openbaar ondenwijs kende een dergelijke figuur nog met. De moderator was een zegen voor het katholieke ondenwijs.'
Hiermee verschijnt Hoogbergen zelf als voorwerp van historisch onderzoek ten tonele. Van 1959 tot 1983 was hij rector van de r.k. HBS, later Peellandcollege, in Deume. Hij raakte daar verwikkeld in de concurrentiestrijd met de klein-seminaries. Deze instellingen hadden vanouds de taak jongens voor te bereiden op de priesteropleiding. Als reactie op de dramatisch dalende belangstelling voor het priesterschap begonnen ze zich om te vormen tot gewone gymnasia om met behulp van rijkssubsidie te kunnen voortbestaan. Hiermee doorkruisten ze het beleid van OMO. Hoogbergen laat er geen misverstand over bestaan dat h ij de reactie van de klein seminaries op deze crisis venwerpelijk vindt. Zelf maakte hij mee dat enkele maanden nadat hij de opdracht had gekregen in Deurne de leiding te gaan geven aan een nieuw op te richten HBS, het klein-seminarie aldaar zich tot gymnasium omvormde, terwijl in een plaats als Deume geen behoefte bestond aan twee scholen voor VWO. 'Ze hadden beter een visie op het nieuwe seminarie kunnen ontwikkelen, maar ze gaven gevolg aan de lokroep van het geld', is zijn harde conclusie. Nog veel ingrijpender voor de OMO-scholen waren de ontwikkelingen in de jaren zestig. Het gezag stond ter discussie - ook
het gezag van leraren. Het meest in het oog spongen de acties van de zogeheten 'kritiese leraren'. Hoogbergen beschrijft hoe ze zich vanuit Nijmegen verspreidden over de middelbare scholen, vooral in Oss. Zelf had hij in Deurne weinig met ze te m a k ^ , maar hun optreden ging nergens onopgemerkt voorbij. 'Als rectoren hadden we angst voor die kritiese leraren. Ze hadden goede ideeën, zoals het mondiger maken van leeriingen, maar dit ging gepaard met inbreuken op het gezag.' Veel resultaat leverden de spraakmakende acties van de kritiese leraren niet op, volgens Hoogbergen. Toch kan hij wel enige bewondenng voor ze opbrengen: 'Het waren zeer idealistische kerels, die 24 uur per dag met het ondenwijs bezig waren. Het eiste zoveel van hen, dat ze het uiteindelijk niet vol konden houden.'
SIGNATUUR
Met deze kwesties is de dissertatie in een tijd gekomen dat promovendus Hoogbergen het handelen van de leiding van OMO, waaronder de rector Hoogbergen, kritisch moet bekijken. In het woord vooraf bij zijn proefschrift wijst hij zelf op zijn nauwe betrokkenheid bij de onderwijsorganisatie. Hij kenschetst zichzelf zelfs als 'omofiel'. Zijn conclusiesoverdeze periode zijn evenwel niet mals en vallen negatief uit voor zijn voormalige tegenstanders. Kan hij afstandelijk oordelen overdeze gevoelige kwesties? Hoogbergen: 'Op de eerste plaats zorgde prof. Van den Eerenbeemt voor kntische begeleiding. Verder was er door OMO een begeleidingscommissie ingesteld van drie historici en bovendien heb ik de teksten nog aan acht anderen laten lezen. Zo heb ik getracht mijn mening zoveel mogelijk te objecti-veren.' Hoogbergen besluit zijn proefschrift met een visie op de toekomst. Als ideaal ziet hij 'een groot schoolbestuur met kleine scholen die wortelen in de lokale gemeenschap'. 'OMO moet het voortouw nemen bij het verdedigen van de kleinschaligheid, een oud OMOideaal, en zich verzetten tegen de 'ontscholing' van het platteland, waartoe het huidige beleid van schaalvergroting van het ministerie leidt.' Een ander kenmerk van de OMOscholen u it het verieden, de katholieke signatuur, ziet Hoogbergen niet meer in deze tijd terugkeren. De figuur van de moderator behoort tot een ander tijdperk. Hij spreekt als het gaat om het tegenwoordige katholieke ondenwijs van de 'lege katholieke school'. 'Vroeger had men het idee dat de school de waarheid had. Van deze uniforme opvatting is men naar pluriforme meningen gegaan. De discussie over de katholiciteit in de jaren zestig is aan de leraren grotendeels voorbij gegaan. Ze vonden dat ze les moesten geven.' De pluriformiteit maakte het discussiëren over de katholieke signatuur er niet makkelijker op: moest men kiezen voor Alfrink of voor Gijsen? Toch wil Hoogbergen niet van de katholieke signatuur af: 'Als men niet meer katholiek is, kan men het nog wel aanvaarden als een gegeven, als traditie. Het vullen van deze lege identiteit is moeilijk, maar dat is wel vaker gebeurd in de geschiedenis van het christendom. Iets wat leeg is, heeft namelijk een voorname eigenschap: dat het gevuld kan worden.' Jan Brouwers
T.G.A. Hoogbergen, Over geestdrift en bevlogenheid. 75 jaar Ons Middelbaar OndenA/ijs 1916-1991, Tilburg: Stichting Zuidelijk Historisch Contact, 1991. 13 september 1991