T i l b u r g s H o g e s c h o o l b l a d - 21 o k t o b e r 1983 - j a a r g a n g 21 - n u m m e r
Invoering profijtbeginsel bepleit
Weinig samenhang in toegangsprijzen voor onderwijs We moeten in de toekomst meer zelf bijdragen aan de /(osten van ons onderwijs, vooral aan het hoger onderwijs. Dat is althans de konsekwentie van voorstellen van het Instituut van Onderzoek van Overheidsuitgaven. Het instituut probeerde in opdracht van minister van onderwijs meer samenhang te brengen in de school-, kursus- en kollegegeld heffingen. Het resultaat is een nieuw pleidooi voor het profijtbeginsel. En voor sturing van studentenstromen door middel van de prijs. De toegangsprijs voor het onderwijs, konstateert het Instituut, is het resultaat van allerlei politieke beslissingen over motieven, zelden een konsekwent beleid. Neem het kollegegeld. Begin jaren vijftig verlaagde het kabinet-Drees dat tot 200 gulden om de drempel voor de lagere inkomens te verkleinen. Onder Biesheuvel ging het weer omhoog, naar 1000 gulden, uit geldnood en ter kompensatie van de geldontwaarding. Den Uyl halveerde het in 1974, als eerste stap naar algehele afschaffing. Onderwijs is een gemeenschapsvoorziening, luidde de redenering, en moet door de staat betaald worden. IVlaar die afschaffing werd gekopiseld aan een nieuw-studiefinancieringsstelsel en kwam er dus niet. Wel kwam er een nieuwe regering. Van Agt 1, die het profijtbeginsel uit de kast haalde en het kollegegeld verhoogde tot 750 gulden. Minister Deetman liet het met terugwerkende kracht de prijsontwikkelin-
gen volgen en kwam, vorig jaar, uit op 1026 gulden. Die verhoging werd vervolgens door de Kamer gehalveerd, omdat het beloofde studiefinancieringsstelsel er nog steeds niet was. Bij al die machinaties speelden de werkelijke kosten nauwelijks een rol. Die kosten zouden in de visie van het Instituut juist richtlijn moeten zijn. Niet de enige richtlijn. Profiteert alleen de student, dan betaalt hij zelf. Profiteert de samenleving mee, dan subsidieert de overheid ook. Stelt de overheid, uit ekonomische, emancipatorische of andere motieven prijs op een bepaalde onderwijssoort, dan betaalt ze mee in de exploitatiekosten. Zo is de hoogte van het schoolgeld ook een uitstekend middel om de studententoeloop te regelen. Tenslotte is er nog het krisisargument. Als de schatkist leeg is mag de overheid zelfs aan schoolgeldplichtigen een eigen bijdrage vragen.
De uitkomst in guldens van deze theorie zal voor elke schoolsoort anders zijn. Bij lagere opleidingen is het nut voor de gemeenschap in het algemeen groter. Als de mensen hun belastingsformulier niet kunnen invullen en geen reklameboodschappen lezen raakt de ekonomie ontwricht. Verschillen aanbrengen in schoolgeld om de toeloop te sturen heeft ook niet zoveel zin. Schoolgaan is meestal verplicht en de keuze voor de schoolsoort wordt bepaald door studiekeuzeadviezen. Bij het tertiair onderwijs ligt dat allemaal anders. De keuzevrijheid van de student is groter, dus sturen via de toegangsprijs als extra middel naast de machtigingswet kan effkekt hebben. Het eigen voordeel van de student is ook groter. Afgestudeerden van het hoger en wetenschappelijk onderwijs behoren tot de best gesalariseerden en lopen de kleinste kans werkloos te worden. Studenten in het hoger onderwijs betalen nu 4,5 tot 5 procent van de kosten. Dat moet veranderen, en wel gedifferentieerd naar dure en goedkope opleidingen en naar meer en minder gewenste. Een medicijnenstudie wordt dus duur, zeker bij een artsenoverschot. Een studie geschiedenis zal goedkoper zijn. Voor een studie aan de Open Universiteit zal nog minder kursusgeld betaald hoeven worden. Bijkomend voordeel: de Open Universiteit wordt
8/9
Prof. Zijderveld zet zich op de middenpagina af tegen de sociologie van de gereedschapstas en gaat op zoek naar een sociologie tussen kunst en kunde.
5
Taakverdelen op de juridische facuheit Onze juristen liggen niet wakker van de TVC-resultaten. Toch nnoeten ze zo rond Kerstmis enkele harde noten kraken.
aantrekkelijk voor de student en zal haar opzet als "decreasing cost industry" kunnen waarmaken. vervolg op pag. 3
Sociologen stichten internationale vereniging voor onderwijskundigen Vanuit de sociologische faculteit van de Tilburgse hogeschool is het initiatief genomen een internationale studievereniging voor onderwijskundigen op te richten. De vereniging gaat zich toeleggen op de studie van het onderwijs vanuit het perspectief van de docent. Daarbij wil men de nadruk leggen op de eigen intenties en opvattingen van onderwijsgevenden als een belangrijke schakel in de verklaring van onderwijs- en leerprocessen. "Er is veel belangstelling in binnen- en buitenland voor het initiatief," constateert de Tilburgse onderwijssocioloog drs. Rob Halkes. "Je zou kunnen spreken van een gat in de markt."
In traditionele onderwijskundige studies is altijd veel aandacht besteed aan de samenhang tussen het gedrag van de leerkrachten aan de ene kant en de prestaties van de leerlingen aan de andere kant, vertelt Halkes. Daarmee zijn redelijke resultaten geboekt, maar er is ook aanleiding voor kritiek. "Een verklaring voor het gedrag van de onderwijsgevenden kan met deze studies niet worden gegeven. Bovendien komen de relaties tussen een docent en z'n leerlingen niet aan de orde: trekt de docent zich iets aan van de reacties van z'n leerlingen? Welke invloed heeft de hele school op het gedrag van de docent? Op die vragen geven de bestaande onderzoeken geen antwoord," aldus Halkes. De initiatiefnemers van de studievereniging willen daarom meer gaan kijken naar de 'werktheorieën, de 'theorieën van alledag' die de leerkrachten hanteren bij het geven van onderwijs. Halkes: "Daarbijgaat het om de theorietjes die de docent influisteren: als je een begrip wil uitleggen, dat moet je dat zus of zo doen. Zo'n docent heeft net als ieder ander een 'theorie' die hem vertelt wat belangrijk is en hoe hij z'n werk moet doen. Wij vinden nu dat die theorieën van alledag, die intenties en die opvattingen, een hoop informatie kunnen opleveren. Informatie niet alleen om onderwijs- en leerprocessen te begrijpen, maar ook om de docenten te helpen bij de problemen waar ze in het onderwijs tegen aanlopen."
Die ideeën en intenties van de onderwijsgevenden zelf, die de onderwijskundigen in hun onderzoek boven water willen halen, kunnen een belangrijke rol spelen in de opzet van onderwijsvernieuwingsprojecten. Het mislukken van recente pogingen op het vlak van onderwijsvernieuwing is mogelijk zelfs te wijten aan dat gebrek aan aandacht voor de opvattingen en intenties van de docenten die het onderwijs in de praktijk moeten brengen. "Veranderingen in het onderwijs die in strijd zijn met de theorieën die de docenten zelf hanteren zijn waarschijnlijk een slechter lot beschoren dan die welke de docent de gelegenheid bieden zelf z'n praktijktheorieën te ontwikkelen," verwacht Halkes.
VIDEO-OPNAMEN Directe aanleiding tot het oprichten van de studievereniging was het bezoek dat Halkes oktober vorig jaar bracht aan John Olson van Queen's University in Kingston Canada. Olson en Halkes bleken volkomen op dezelfde golflengte te zitten: "Het was of ik mezelf tegenkwam na 7 uur vliegen. We hadden dezelfde meningen, dezelfde overtuigingen en vonden dezelfde dingen belangrijk," vertelt Halkes. Tijdens een lunchbijeenkomst is daar toen het idee voor een internationale studievereniging van onderwijskundigen geboren. vervolg op pag. 6
Oeze week eindigde de hogeschoolsportmanifestatie voor zaatsporten ingericht door Pendragon. Op de foto een wedstrijd zaalhockey voor beginners.