Aanzet tot doorstroomregeling naar tweede fase In 1990 zou ongeveer twintig procent van de afgestudeerden van de alfa- en gammarichtingen, respektievelijk Letteren en Sociale W e t e n schappen een plaats moeten krijgen in de tweede fase van hun studie. Dat vindt minister Pais, die met dit percentage een eerste bod heeft gedaan voor het maximale aantal studenten dat in de toekomst mag doorstromen naar de tweede-faseopleidingen. V o o r de betarichtingen is het doorstromingspercentage 30, terwijl het voor de medische opleiding op 80 is gesteld. Dit heeft minister Pais geschreven
in het .Beleidskader invoering tweefasenstruktuur' dat vorige week is aangeboden aan alle instellingen van wetenschappelijk onderwijs en a a n het parlement. Dit stuk is de basis waarop het departement van O&W in de komende maanden het overleg met de instellingen zal voeren over de invulling van de tweefasenstruktuur die recentelijk is aanvaard door de Eerste en Tweede Kamer. In de eerste ontwerpen voor de twee-fasenstruktuur noemde Pais als rekenvoorbeeld nog een gemiddeld doorstromingspercentage van veertig. Op verzoek van de Kamer heeft hij sindsdien gezwegen over deze kwestie. In het beleidskader stelt de minister dan ook voor het eerst expliciet w a a r n a a r zijn gedachten uitgaan: gemiddeld zal 30 procent van de doktorandus-
sen-nieuwe-sti)l een plaats krijgen in één van de opleidingen van de tweede fase (dat zijn: lerarenopleidingen, beroepsopleidingen, onderzoeks- en medische opleidingen. Als de doorstroom wordt uitgedrukt in aantallen plaatsen per jaar in de tweede fase, levert dat landelijk gezien het volgende op: in 1986 - aJs de tweede-fase-opleidingen voor het eerst van start gaan - 2420 plaatsen, in 1987 4820 plaatsen, in 1988 zijn het er 5810, in 1989 5830 en in 1990 tenslotte 5730 plaatsen voor de tweede-fase-studenten. Op 20 mei aanstaande zal het overleg tussen de instellingen en het ministerie over het beleidskader (lees: de invulling van de tweefasenstruktuur) van start gaan. Folia Civitatis (ingekort)
IVO onderzocht ervaringen van arbeiders bij afbouw van een textieibedrijf In de onderzoeksreeks .Ongelijke Ontwikkeling Tilburg' van het Instituut voor Ontwikkelingsvraagstukken verscheen als deel 8 een beschrijving van de geschiedenis van een Goirles textielbedrijf die zal eindigen met sluiting in 1977. Sjef Marnette wil zijn studie geen bedrijfsstudie noemen in de gebruikelijke zin van het w o o r d ; geen verhaal dat onthullend ingaat op produktieprocessen, planning, rationalisaties, geen technische beschrijving. „Een centrale plaats, die w e in de meeste bedrijfsstudies helaas missen, wordt hier ingenomen door de m e n s " schrijft Marnette in zijn v o o r w o o r d . Marnette vult een eerste hoofdstuk met een kronologisch sluitingsverhaal van de Holland Textiel Industrie (HTI) te Goirle. Het is de weergave van een soort spel tussen de mensen op de werkvloer, de ondernemingsraad, de direktie, de kapitaal-eigenaars, de vakbonden en de overheid. Uit zijn verhaal wordt duidelijk dat niet iedere partij een even belangrijke rol heeft kunnen spelen. „Als het spel afgelopen is, zal het moeilijk zijn om een duidelijhe winnaar aan te wijzen; er zal helaas geen enkele twijfel bestaan over wie de grote verliezers zijn..." Dat wordt ondermeer al in dit eerste deel duidelijk uit de talnjke interviews met betrokkenen, zowel werkgevers als werknemers. In het tweede hoofdstuk wordt gezocht n a a r de faktoren die tot sluiting hebben bijgedragen. N a a r m a t e sluiting meer in zicht komt wordt de betrokkenheid van het personeel groter, m a a r pas dan merken ze dat de elementen die de afbouw beïn-
vloeden zich boven h u n hoofden hebben afgespeeld. Die wirwar van elementen worden door de onderzoeker gerangschikt en in een tijdsvolgorde geplaatst. In een eerste fase maakt de oude en autoritaire bedrijfsleiding plaats voor de jongere garde, die met minder strakke hand, m a a r ook met minder kundige hand de zaak gaat leiden. Gevolg is rendementsverlies Het bedrijf wordt door de familie Broekhoven van de hand gedaan aan de Van de Kimmenades In een tweede fase worden de bedrijven Wijnand Janssens en Elias bij de HTI gevoegd, m a a r dat mislukt bij gebrek aan een gezonde financiering, effektieve organisatie, duidelijke leiding, eenheid en motivatie bij het personeel. Dan volgen de eerste kontakten met de overheid om steun van de Wolcon te krijgen. In de derde fase belooft de overheid tussentijdse financiële steun en via de Wolcon zou er een reorganisatieplan komen. Maar de geringe daad-
kracht, de gebrekkige kommunikatie en de vage uitgangspunten en dubieuze werkwijzen van de Wolcon verhinderen een fatsoenlijke gezondmaking. De HTI gaat failliet. De produktie en een deel van het HTI-personeel krijgt nog een kans bij Goirle Textiel, dat vervolgens ook snel ter ziele gaat. Marnette legt ook in deze beschrijving de klemtoon op de reakties van het personeel op de gebeurtenissen. „Welke kansen en mogelijkheden hadden zij om hun visie kenbaar te maken en in praktijk te brengen." Samenvattend stelt de auteur dat in de hele HTI-GT-geschiedenis steeds weer het beeld terug komt van: het beslissen over mensen zonder die mensen zelf te raadplegen. De Broekhovens hebben d a a r nooit een geheim van gemaakt. De Van de Kimmenades bleken ook al niet gevoelig te zijn voor de stem van het personeel en tenslotte vormt de overheid in het tot stand komen van de GT hierop geen uitzondering. Een belangrijk deel van het leven van enkele honderden mensen is uiteindelijk bepaald door een handjevol mensen. En wat deden de belangenbehartigers van het HTI-GT-person e e P De ondernemingsraad en de vakbonden stonden machteloos. Zij werden op beslissende momenten buitenspel gezet. Dat wordt beschreven in 't derde hoofdstuk waar de
Centrale Interfakulteit Deze jonge tak van de KHT-boom is door de hogeschoolbevolking nauwelijks gekend. De aanvaarding en integratie verloopt niet zo vlot. Wouter van Gils en Ronald Jeurissen bekeken de CIF van binnen, schetsten de studiemogelijkheden, volgden voor de lezer een kollege logika, praatten met filosoof prof. Arntz (zie foto), vroegen drie andere docenten naar hun mening over het studieprogramma en peilden de ups en downs van een filosofenkring. Op pagina 6 en 7.
Zimbabwe Volgens zwarte studenten in Salisbury is de enige universiteit van hun land ook het laatste nog niet-bevrijde raciale bolwerk. Studenten/journalisten Bossema en De Wildt maakten een reis door Afrika en keken rond op de universiteit van Salisbury in Zimbabwe. Het eerste deel van hun verslag op pagina 5.
Kernoorlog De Rijksuniversiteit Groningen was eind april gastheer voor de .Conference in Nuclair War in Europe'. Hans Kuné schreef een nabeschouwing op pagina 4. auteur de bedenking aan vastknoopt dat ondernemingsraden en bonden wel voor de belangen van de werknemers mogen opkomen als ze zich m a a r houden a a n de .spelregels'. Die spelregels geven de ondernemer vrij spel in de bestemming van het kapitaal. Sjef Marnette besluit: „Hoe kan de vakbeweging nu op een effektieve manier strijden voor het behoud van arbeidsplaatsen, als zij via haar werknemers geen invloed heeft op de besteding van bedrijfskapitaal? Zolang de ondernemingsraden en de vakbeweging geen wezenlijk medebeslissingsrecht krijgen over de besteming van het kapitaal van een onderneming, zullen zij ook geen afdoend antwoord kunnen geven op de gevolgen van dat kapi-