tilburgs hogeschoolblad - jaargang 8 - nr. 7 -17 november 1970
I
De juridische fakulteit speelt in op de nieuwe bestuursvorm
P
Op 8 oktober 1970 heeft de juridische fakulteit een kommissie ingesteld die tot opdracht had na te gaan op welke wijze, met behoud van de kompetentie van de fakulteit, het zwaartepunt van de besluitvorming zou kunnen verschuiven van de fakulteitsvergadering n a a r de studieraad. Dit is duidelijk iets anders dan wat tot nu toe bestaat: de huidige studieraad heeft momenteel slechts een adviserende stem en dan nog slechts over zaken, die verband houden met het onderwijs. In het voorstel dat nu ter tafel ligt is bepaald, dat de studieraad zich zal gaan bezighouden met „al hetgeen volgens wet of gewoonte tot de bevoegdheid van de fakulteit behoort" (artikel 4a). Hiermee gaat de studieraad nieuwe stijl lijken op de in de Wet universitaire bestuurshervorming 1970 voorziene fakulteitsraad.
k
De kommissie, bestaande uit de heren mr. F. H. van der Burg, hoogleraar, mr. A. K. Koekkoek, medewerker, en R. W. G. Lombarts, student, hebben over hun bevindingen gerapporteerd in de vorm van een ontwerp-besluit, dat aan de fakulteit zal worden voorgelegd. Ze heeft nagegaan welke werkwijze de fakulteit zou kunnen volgen om reeds vóór de volledige uitvoering van de wet-Veringa in de geest van de wet ,,stafleden en studenten de plaats te geven die hen toekomt". De kommissie stelt daarom voor, in afwijking van de tot nu toe gevoerde procedure, al het fakulteitsberaad en het proces van besluitvorming voortaan te doen plaatsvinden in de studieraad. Omdat evenwel de huidige fakulteit bevoegd blijft zolang als niet op grond van de wet-Veringa de nieuwe fakulteitsraad is ingesteld, heeft de kommissie een voorziening getroffen, zodanig dat de fakulteit kan ingrijpen. In het ontwerp-besluit waarover de fakulteit op 3 december a.s. zal beslissen heet het letterlijk: ,,de studieraad maakt ont-
werp-besluiten" (artikel 4e). Volgens artikel 4f dient de sekretaris van de studieraad de ontwerp-besluiten binnen drie werkdagen mee te delen aan de leden van de fakulteitsvergadering, waarna de meest in het oog springende bepaling in het ontwerp volgt- „een ontwerp-besluit geldt als besluit van de fakulteit indien niet binnen 8 dagen na mededeling (aan de fakulteitsvergadering) van het ontwerp-besluit tenminste 5 hoogleraren of lectoren aan de voorzitter van de fakulteit schriftelijk de wens te kennen hebben gegeven, dat het ontwerp-besluit aan het oordeel van de fakulteitsvergadering zal worden onderworpen" (artikel 4g). Dit houdt in dat een ontwerp-besluit van de studieraad een besluit wordt van de fakulteit, indien niet bewust door de fakulteit enige aktie wordt ondernomen. De kommissie heeft zich uiteraard de vraag gesteld of deze opzet niet strijdig is met de wet op het wetenschappelijk onderwijs, zoals die nu geldt, en ze meent deze vraag ontkennend te kunnen beantwoorden, omdat immers de
Achteraf zoeken n a a r goede grond voor samenwerking KH-THE . . .
huidige wet de bijzondere instellingen van wetenschappelijk onderwijs enige vrijheid laat in het kiezen van hun bestuursvorm. Ook achtte de kommissie het niet waarschijnlijk, dat kuratoren of de minister zelf bezwaar zullen maken tegen een bestuursvorm, die bij voorbaat al de grenzen van de nieuwe wet in acht neemt.
t h b 7 - 17 november 1970 verschijnt tweewekelijks