tilburgs hogeschoolblad - jaargang 8 - nr. 5 -16 oktober 1970
Nieuw bestuur Stafkonvent
in dit nummer: Pagina 1 Nieuw b e s t u u r Stafkonvent - v. d. H. 3 Verklaring van het b e s t u u r Stafkonvent De ƒ 400,— 4 Bestuur Stafkonvent: Wet stap vooruit Promotie F. Pauwels 5 Docenten sterven niet; n a a r aanleiding v a n een artikel van mr. drs. A. W. W. Rieter 6 Beurzen 7 Tilburgse Universitaire Pers 9 Studium Generale Sportrooster 10 Mededelingen Sociale Fakulteit 11 Stichting Nostrorum Sanitas: J a a r v e r s l a g 1989 en Prognose 1970 13 M a r a n a t h a - e n q u è t e 14 Mededelingen algemeen 16 Mededelingen Theologische en Ekonomische Fakulteit 17 Memo
Op donderdag 1 oktober jl. installeerde het Stafkonvent het nieuwe bestuur, bestaande uit de heren: L. Vladar (voorzitter), F. Engering (sekretaris) en M. Rijk, J. Hagenaars en J. Daniels als leden, die speciaal belast zijn met het onderhouden van kontakten met besturen, kommissies en raden binnen de drie fakulteiten. Aan de formatie van het nieuwe bestuur is een lange periode van informatie voorafgegaan, die geleid werd door de heer H. Blondeel. Deze had zich voorgesteld een nieuw bestuur te kunnen formeren op basis van een programma dat vooral zou stoelen op het meewerken aan de tenuitvoerlegging van de Wet Universitaire Bestuurshervorming 1970 binnen de Katholieke Hogeschool. Het mag bekend verondersteld worden dat de opinies ten aanzien van de wet-Veringa ook binnen het Stafkonvent nogal ver uiteenlopen. Om een zo zuiver mogelijk beeld van de situatie te krijgen heeft hij 68 medewerkers één- of meermalen op zijn kamer ontvangen om met hen te spreken over de positie, die het Stafkonvent en derhalve ook het bestuur ten aanzien van de wet-Veringa diende in te nemen. De heer Blondeel heeft gestreefd n a a r de vorming van een homogeen bestuur, dat mee zou kunnen werken aan de loyale tenuitvoerlegging van de wet, maar dat anderzijds binnen zich verschillen van mening zodanig ruimte zou laten, dat gerekend zou kunnen worden op het mandaat van een zo groot mogelijke achterban. Hij heeft daartoe geverifieerd of het Stafkonvent in grote lijnen kon meewerken aan de invoering van de wetVeringa. Het Stafkonvent bleek te verdelen in een vijftal groeperingen, die als men van „links n a a r rechts" redeneert uiteen zou vallen in: 1 een groep die de wet-Veringa bepaald niet ver genoeg vindt gaan en die derhalve de konfrontatiepolitiek zou willen voortzetten; 2 een groep die de wet eveneens niet ver genoeg vindt gaan, maar die wel konstruktief wil meewerken aan de tenuitvoerlegging, bij wijze van experiment, om daarna te zien of de wet in de praktijk voldoet of dat een nieuwe wet zou moeten worden voorbereid;
3 een groep die zich zonder meer met de wet kon verenigen; 4 een groep die de wet weliswaar te ver vindt gaan, maar zich konstruktief wil opstellen ten aanzien van de tenuitvoerlegging om evenals de tweede groepering te zien of er nog mogelijkheden van veranderingen inzitten; 5 een groep die de invoering van de wet als een r a m p ziet, waardoor een totale chaos op bestuursniveau zal ontstaan en waardoor wellicht de autonomie van de wetenschap zal worden aangetast. In de vertrouwelijke gesprekken waaraan eenieder zeer loyaal heeft meegewerkt, kwam de gedachte n a a r voren dat de ideologische strijd weliswaar niet moet worden opgegeven, m a a r dat er nu eenmaal een wet ligt waarop kan worden doorgegaan. Om zijn doelstellingen van enerzijds een homogeen bestuur, m a a r anderzijds voldoende gedifferentieerd om een voldoende groot mandaat van de achterban te kunnen krijgen, heeft de heer
1
1
Blondeel gekozen voor de formering van een bestuur uit de tweede tot en met de vierde groep. De diskussie die bij het voorstel tijdens de Stafkonventsvergadering nog ontstond bracht nog een verdere duidelijkheid in de opstelling voor de toekomst van het Stafkonvent. De heer Evers namelijk stelde voor om het Stafkonventsbestuur een harde lijn te laten volgen, waarbij bij de invoering van de wet binnen de Katholieke Hogeschool door het Stafkonvent een aantal voorwaarden vooraf zouden worden gesteld. Deze mening werd met een overgrote meerderheid van stemmen verworpen, aangezien dit tot gevolg zou hebben dat een aantal gedifferentieerde opinies niet meer tot gelding zouden kunnen worden gebracht, waardoor een klei-
thb 5 - 16 oktober 1970 verschijnt tweewekelijks