Organisatie en structuur (vervolg)
op de juiste wijze te doen functioneren of dat deze aanvulling behoeven Daarbij zou ook de vraag of met in sommige gevallen de verantv^'oordelijkheid beperkt kan blijven tot het verstrekken van inlichtingen m de beschouwingen dienen te worden betrokken Daarnaast zou de vraag aan de orde moeten komen of het aanbeveling verdient om naast de verantwoordelijkheid van .beneden' naar ,boven' een verantwoordingsplicht te scheppen van ,boven' naar .beneden', d w z van de bestuurders tegenover de bestuurden '°). Toelichting Uit het bovengenoemde blijkt, dat twee soorten verantwoordelijkheid dienen te worden onderscheiden De eerste betreft een verantwoordelijkheid van een lager orgaan jegens een hoger, c q van een individu ((docent, onderzoeker) jegens de collectiviteit De huidige wet bevat zeer weinig bepalingen, waarin individuele en collectieve verantwoordelijkheden van personen en organen die deel uitmaken van de universitaire organisatie expliciet worden geregeld Alleen reeds de enorme bedragen, die aan universitair onderwjs en onderzoek worden besteed en waarvan mag worden verwacht dat zij in de toekomst nog zullen toenemen, scheppen voldoende reden zich er over te beraden of de in de praktijk vrijwel onbeperkte autonomie zowel van de faculteiten etc als van de individuele docent en onderzoeker in deze mate gehandhaafd kan blijven In concreto zou hierbij onder meer de vraag naar voren moeten komen of bijvoorbeeld een beperking van de omvang' van het onderwijs (hetzij door een wettelijke bepaling, hetzij door een aanwjzing van ,het bestuur) al - dan - niet een ongewenste aantasting vormt van de autonomie van de faculteit c q de individuele docent De tweede soort van verantwoordelijkheid betreft die van de bestuurders tegenover de bestuurden De bij sommigen levende gedachte dat er van ,boven' naar ,beneden , d w z van de bestuurders tegenover de academische gemeenschap een directe verantwoordingsplicht bestaat, is betrekkelijk nieuw Aan de orde zou in elk geval dienen te worden gesteld of het scheppen van een verantwoordingsplicht, in die zin dat op de onderscheidene niveaus de bestuurden de bestuursorganen op dat niveau ter verantwoording kunnen roepen, al dan niet gewenst is, en zo ja, hoe een dergelijke verantwoordingsplicht in de praktijk zou kunnen worden gerealiseerd zonder dat dit ten koste gaat van het goed functioneren van de universiteit in dit verband zal tevens aan de orde dienen te komen of indien een verantwoordingsplicht van bestuursorganen tegenover bestuurden wordt aanvaard, deze zou kunnen worden beperkt tot een inlichtingenplicht van de zijde van de bestuurders, eventueel gecombineerd met een recht van de bestuurden om vragen te stellen Een geheel eigen aspect van verantwoordelijkheid van ,boven' naar ,beneden' komt naar voren bij het afnemen van examens De vraag of een student, die naar zijn mening ten onrechte voor een examen is afgewezen, door middel van bijvoorbeeld een beroepsrecht de examinator ter verantwoording zou moeten kunnen roepen, zou mede in de beschouwingen dienen te worden betrokken IV Het beheersapparaat Het meest essentiële punt dat op het veelzijdige gebied van het beheersapparaat m dit stadium aan de orde zou kunnen komen, IS de vraag of m beginsel centralisatie dan wel decentralisatie van het beheer de voorkeur verdient Toelichting De inrichting van het beheer vertoont aan de onderscheidene instellingen vnj grote verschillen Nieuwe regelingen op dit punt zullen in sterke mate afhankelijk van de toekomstige bestuursstructuur zijn
Het verdient daarom wellicht aanbeveling een verdergaande discussie op dit gebied te verschuiven naar een volgende ronde V
Positie van de universiteit ten opzichte van de overheid
Het IS een belangrijk vraagpunt of het m de Wet op het wetenschappelijk onderwijs neergelegde stelcel van een - beperkte - autonomie m de practijk voldoende tot zijn rechi komt In tweede instantie rijst de vraag of er aanleiding is, eventueel door wetswijziging, te streven naar een situatie, waarbij aan de universiteit ook formeel een grotere mate van autonomie wordt verleend, m die zin dat m beginsel het preventieve toezicht van de overheid door repressief toezichi wordt vervangen Toelichting Het behoeft geen betoog dat er een wisselwerking bestaat tussen het toezicht en de inmenging van de overheid in het universitaire bestel en de bestuursstructuur, met name de bestuurskracht, van de universiteit Aangezien in dit stadium nog geen duideijk beeld bestaat over de inrichting waarin de bestuursstructuur zich zal ontwikkelen kan een intensieve studie van de verhouding overheid-universiteit in een volgende ronde met vrucht worden ondernomen VI
Positie van de universiteit in interuniversitair verband
1 Het belangrijkste punt dat bij dit onderwerp zou moeten worden bezien is, of in de huidige situatie de functie van de Academische Raad met betrekking tot de interuniversitaire samenwerking met zou moeten worden versterkt c q gewijzigd Toelichting In de Wet op het wetenschappelijk onderwijs is aan de Academische Raad een minder belangrijke functie toegekend dan de aan de totstandkoming van de wet voorafgegane commissie voor ogen stond " ) Het feit dat tot nu toe de leden van de Raad vrijwel steeds a titre personnel zijn opgetreden heeft er toe geleid dat het voor de Raad in feite met mogelijk was te fungeren als spreekbuis van de gezamenlijke Nederlandse universiteiten en hogescholen Nu de Raad zelf het besluit heeft genomen dat, in overeenstemming met de bedoeling van de wet, de leden voortaan als vertrouwensmannen namens hun instelling zullen spreken laat zich de vraag stellen of het met mogelijk IS dat de Raad in bepaalde gevallen namens de instellingen advies uitbrengt Indien deze vraag bevestigend zou worden beantwoord zou naast de adviserende, ook de coördinerende functie die de wet aan de Raad heeft toegedacht beter tot haar recht kunnen komen, zonder dat formeel aan de vrjheid van de afzonderlijke instellingen afbreuk wordt gedaan 2 Het tweede punt waaraan aandacht zou moeten worden besteed is de samenstelling van de Raad en de positie van de leden ten opzichte van hun universiteit Toelichting De wettelijke bepaling dat de leden en de plaatsvervangende leden worden aangewezen door het college van curatoren en de senaat is tot voor kort aldus geïnterpreteerd, dat van elke universiteit in de regel een curator en de rector (of pro-rector) als lid en de secretaris van de universiteit en een ander lid van de senaat als plaatsvervangend lid werden aangewezen De Academische Raad heeft aan de instellingen m overweging gegeven de samenstelling van hun vertegenwoordiging in de Academische Raad zodanig te wijzigen dat daarin ook een staflid en een student worden opgenomen Aanvankelijk meende men dat dit het beste zou kunnen geschieden door de plaatsen van 6