Tilburgs jaargang 4 Redactie;
•
Ho^eschoolblad
maandblad
Januari 1 9 6 7
nummer 1
F. Tb. M. de Charro P. ƒ. Al. L. Tieleman L. M. Moerings B. M. f. Pauw
/ . ƒ. M. de Bont Redactie-adres:
(Hoofd
Hogeschoollaan
Bureau 225,
Senaat) Tilburg
Promoties Samenvatting van het proefschrift „Een vergelijking van beambten en arbeiders in hun arbeidssituatieve houdingen" van de heer J. V. H. Pennings, die op woensdag 14 december 1966 aan de Katholieke Hogeschool te Tilburg bij prof. dr. F. J. P. van Dooren promoveerde tot doctor in de sociale wetenschappen. In het bijzonder in grote ondernemingen wordt met betrekking tot de houding en de motivatie van de arbeidende mens in de werksituatie vaak een tweedeling aangebracht. Aan de werknemers die worden aangeduid met de benaming beambten, wordt doorgaans een andere oriëntatie ten aanzien van verschillende taakaspecten toegeschreven dan aan de arbeiders. Was dit in het verleden wellicht gerechtvaardigd, op het ogenblik kan op zijn minst worden gesteld dat zich in het bedrijf veranderingen voltrekken welke nader onderzoek op dit terrein noodzakelijk maken. Veel minder dan vroeger bestaat thans een stabiel sociaal kader waarop de ondernemer ten aanzien van zijn personeelsbeleid een bepaalde koers kan uitstippelen. De huidige welvaart, de mechanisering en automatisering, de verbeterde mogelijkheden tot het volgen van onderwijs, de groei van de communicatiemiddelen, dit alles vereist thans meer gefundeerde kennis omtrent de verschillende geledingen waaruit de bedrijfshiërarchie van een moderne industriële onderneming is opgebouwd. In de onderhavige studie is de centrale vraagstelling dan ook of de bestaande opvattingen over de verschillen in motivatie en houding in de werksituatie, in afhankelijkheid van de onderscheidingen die gemaakt kunnen worden op grond van de bedrijfshiërarchie, nog juist zijn. De plaats die wordt ingenomen in de bedrijfshiërarchie geeft immers aan of het individue bepalend is voor de situatie of dat het omgekeerde het geval is, of dus met andere woorden het „maken" of het „handelen" in de arbeidssituatie overheerst. Tegen deze achtergrond zijn met elkaar vergeleken beambten van middelbaar en lager niveau, hooggeschoolde werknemers en ongeschoolde werknemers. Gezien hun plaats in de bedrijfshiërarchie heeft de vigerende situatie voor deze drie groepen W il
nemers steeds een ander karakter, zodat eventuele verschillen aangaande hun werkmotivatie en hun houding ten opzichte van bepaalde taakaspecten zich moeten manifesteren. Voornoemde groepen werknemers zijn vergeleken wat betreft: — de werkmotivatie — de werksatisfactie — het beeld dat zij van elkaar hebben — de houding ten opzichte van promotie — de houding ten opzichte van collega's. Werkmotivatie, Wat deze afhankelijke variabele betreft, is bij het toetsen van de hpythesen en de verdere bewerking van de verkregen resultaten gebleken dat de ongeschoolde werknemers, de geschoolde werknemers en de beambten dienaangaande onderling verschillen. Aan alle drie de categorieën kan een bepaalde taak-intrinsieke motivatie in het werk niet worden ontzegd. De beambten blijken echter meer dan de geschoolden en deze op hun beurt weer meer dan de ongeschoolde werknemers in het werk belang te hechten aan aspecten als erkenning, succes, de mogelijkheid tot het nemen van initiatieven en verantwoordelijkheid, dan aan loon, secundaire arbeidsvoorwaarden en winstdeling. Werksatisfactie. Gebleken is dat de werksatisfactie wordt beïnvloed door de werkmotivatie. De intensiteit van de werksatisfactie neemt, zowel bij de beambten als de geschoolde en ongeschoolde werknemers, toe met de bcagte ssn fjf scores van de werkmotivatie. Tussen deze
Kastnr. 87
BIBLIOTHEEK ^THOUEKE l_l/~V,r-»l