

5 Sapiens
Geschiedenis
Hans Smolderen
Koen Bostoen
Inge Brinkman
Margot De Meyer
Hannes Deryckere
Dries De Saveur
Sofie Dewinkeler
Wim Heylen
Hendrik Moeys
Birgit Reusens
Wouter Smets
Dominiek Stoop
Frederik Van den Broeck
Sofie Van Eyken
Bauke Verbergt
Els Vinckx
Marjolein Wilke
Via www.ididdit.be heb je toegang tot het onlineleerplatform bij Sapiens 5 Activeer je account aan de hand van de onderstaande code en accepteer de gebruiksvoorwaarden. Kies je ervoor om je aan te melden met je Smartschool-account, zorg er dan zeker voor dat je e-mailadres aan dat account gekoppeld is. Zo kunnen we je optimaal ondersteunen.
LET OP: DEZE LICENTIE IS UNIEK, EENMALIG TE ACTIVEREN EN GELDIG VOOR EEN PERIODE VAN
1 SCHOOLJAAR. INDIEN JE DE LICENTIE NIET KUNT ACTIVEREN, NEEM DAN CONTACT OP MET ONZE KLANTENDIENST.
Doorstroomfinaliteit (2u)
Fotokopieerapparaten zijn algemeen verspreid en vele mensen maken er haast onnadenkend gebruik van voor allerlei doeleinden. Jammer genoeg ontstaan boeken niet met hetzelfde gemak als kopieën. Boeken samenstellen kost veel inzet, tijd en geld. De vergoeding van de auteurs en van iedereen die bij het maken en verhandelen van boeken betrokken is, komt voort uit de verkoop van die boeken.
In België beschermt de auteurswet de rechten van deze mensen. Wanneer u van boeken of van gedeelten eruit zonder toestemming kopieën maakt, buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen, ontneemt u hen dus een stuk van die vergoeding. Daarom vragen auteurs en uitgevers u beschermde teksten niet zonder schriftelijke toestemming te kopiëren buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen. Verdere informatie over kopieerrechten en de wetgeving met betrekking tot reproductie vindt u op www.reprobel.be.
Ook voor het digitale lesmateriaal gelden deze voorwaarden. De licentie die toegang verleent tot dat materiaal is persoonlijk. Bij vermoeden van misbruik kan die gedeactiveerd worden. Meer informatie over de gebruiksvoorwaarden leest u op www.ididdit.be.
© Uitgeverij VAN IN, Wommelgem, 2023
De uitgever heeft ernaar gestreefd de relevante auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Wie desondanks meent zekere rechten te kunnen doen gelden, wordt verzocht zich tot de uitgever te wenden.
Copyright beelden: p. 39: Bron 7: Archief Universiteit Gent, © Universiteitsarchief Gent, ARUG_G01_AA_004; p. 51: Bron 4: LIBERTADOR, CC BY 4.0 (https:// creativecommons.org/licenses/by/4.0/); p. 58: Bron 8a: Països Catalans Mural Vilassar, CC BY-SA 3.0 (https://creativecommons.org/licenses/bysa/3.0/deed.en); p. 70: Bron 2a: Lee, Russell, photographer. Negro drinking at "Colored" water cooler in streetcar terminal, Oklahoma City, Oklahoma. July. Photograph. Retrieved from the Library of Congress, <www.loc.gov/item/2017740552/>; p. 83: Bron 3: Electrical instruments exhibited at the 1881 Paris Electrical Exhibition; including a tramway, an electric boat and an electric chair. Wood engraving by A. Marie, 1881. Wellcome Collection. Publiek domein; p. 133: Bron 4: SA.5153-20, -21, -22 en -31, collectie Koning Boudewijnstichting, in depot in het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, Tervuren; foto London Stereoscopic and Photographic C°, 1872; p. 134: Bron 6: Jacques Victor, Carnet d’observations ethnologiques, Brussel, Onafhankelijke Congostaat-Museum, 1898, pagina 10; p. 163: Bron 2: Die Sozialdemokratie gegen Weltpolitik, gegen Kolonien, gegen Heer und Flotte © Historische Bildpostkarten - Universität Osnabrück - CC BY-NA-SA; p. 199: Bron 2: Antisemitische Postkarte mit einer Karikatur auf Scheidemann, © bpk Bildagentur/Deutsches Historisches Museum; p. 243: Foto bij bron 4: CP.2011.1.1, collectie KMMA Tervuren; onbekende fotograaf, s.d. alle rechten voorbehouden
Copyright teksten: p. 39: Bron 8: hln.be – 20/10/2018; p. 206: Bron 4: demorgen.be - 10/12/2019; p. 210 en p. 212: Bron 1 en bron 4: demorgen.be04/05/2022; p. 213: Bron 5: demorgen.be - 24/10/2017 Deze artikels werden gereproduceerd met toestemming van de uitgever, alle rechten voorbehouden. Elk hergebruik dient het voorwerp uit te maken van een specifieke toestemming van de beheersvennootschap License2Publish: info@license2publish.be. p. 36 en p. 38: Bron 1 en bron 6: Wout De Vuyst, Maria De Waele, Stadsmuseum Gent; p. 87: Bron 2: Dirk Draulans en Knack, Beestenboel, Pelckmans Uitgevers nv, 2018; p. 127: Bron 3: Uit tijdschrift: Knack Historia ‘Congo, meer dan een kolonie’ (2018), Jakob Ulens, Afrika: het ‘vergeten’ continent. p. 31; p. 144: Bron
5: Johnny Van Hove, De Wereld Morgen, 09/09/2009, CC BY-NC-ND 2.0; p. 153: Bron 2b: Naegels, T. (2021). Nieuw België. Een migratiegeschiedenis 1944-1978. Uitgeverij Lannoo, Tielt; p. 240: Bron 7: Vandervelde, E. (1902). Collectivisme en evolutie op nijverheidsgebied. Van Looy, Amsterdam. Geraadpleegd op 20/03/2023, van het Marxists Internet Archive-Nederlandstalig: https://www.marxists.org/nederlands/admin/citeren.htm; p. 241-242: Bron 1: MO* - www.MO.be
Conceptgroep Sapiens vijfde jaar: Sofie Dewinkeler, Wouter Smets, Hans Smolderen en Els Vinckx
@VANIN
Eerste druk 2023
ISBN 978-94-647-0088-6
D/2023/0078/115
Art. 603766/01
NUR 130
Uitgewerkte voorbeelden: Li’s Verheyden
Ontwerp cover en binnenwerk: Shtick
Zetwerk: Banananas.net
Kaarten: Van Oort redactie en kartografie, Almere (Nederland)
Historische vraag 4: Hoe zorgde de Belgische Grondwet van 1831 voor heibel in 2020? 46
Uitbreiding 2: Waarom werd Libertador, de film over het leven van Simon Bolivar, gekozen als de Venezolaanse inzending voor de Oscars in 2014?
Historische vraag 5: Welke liberale toegevingen deden vorsten in 1848? 51
Historische vraag 6: Hoe bouwde de 19e-eeuwse politieke elite een sterke natie uit? 56
Doorloper: Racisme in de Verenigde Staten 64
Deelvraag
Uitbreiding 1: Hoe leverde de industriële revolutie bewijsmateriaal voor de evolutieleer van Charles Darwin?
vraag 2: Epidemieën in de 19e
88 Historische vraag 3: Welke soorten bronnen geven een beeld van de levensomstandigheden van arbeiders in de 19e eeuw? 93
Historische vraag 4: Wie zorgde voor een verbetering van de sociale omstandigheden in België?
Uitbreiding 2: Welke politieke impact hadden opstanden en protesten aan het begin van de 20e eeuw?
Historische vraag 5: Hoe verschilde het toeristische doelpubliek van de kuststeden in de moderne tijd met het doelpubliek vandaag?
Uitbreiding 3: Waarom zagen de grote jeugdbewegingen het levenslicht in het begin
vraag 1: Waar stichtten de Europese mogendheden koloniën
vraag 2: Hoe verliepen de contacten tussen Europa en Centraal-Afrika aan
Uitbreiding 1: Waarom horen de slag om Adwa en keizer Haile Selassie tot de collectieve
vraag 3: Wat waren de motieven van de Europeanen voor de kolonisatie van
Historische vraag 4: Hoe gebruikte men
Historische vraag 3: Hoe optimistisch waren de champagnejaren tijdens de roaring twenties? 209
Historische vraag 4: Op welke manier gingen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie om met de socio-economische uitdagingen tijdens de periode 1928 - 1936? 216
Uitbreiding 1: In hoeverre werden de Verenigde Staten tijdens het interbellum een supermacht? 221
Historische vraag 5: Hoe strikten het stalinisme en het nazisme de massa? 221
Uitbreiding 2: In welke mate was de Spaanse Burgeroorlog voor de asmogendheden een voorbereiding op een nieuwe grote oorlog? 226
Historische vraag 6: Zijn vergelijkingen tussen nu en de jaren 1930 zinvol en historisch verantwoord? 227
Hoofdstuk 7: Synthese: Op weg naar de hedendaagse tijd 234
Opgave 1: Situeer belangrijke gebeurtenissen uit de moderne tijd op de tijdlijn en onderzoek onderlinge verbanden. 236
Opgave 2: Onderzoek belangrijke ideologieën van de moderne tijd en hun onderlinge verbanden. 238
Opgave 3: Beoordeel de beeldvorming rond twee Congolezen die leefden onder het koloniale regime: Paul Panda Farnana en Simon
Starten met Sapiens 5
Welkom bij Sapiens 5. We leggen je graag uit hoe je met dit leerboek aan de slag gaat.
1 Op weg met Sapiens 5
Het leerboek bestaat uit 7 hoofdstukken, 2 doorlopers en een Histokit. Elk hoofdstuk is op dezelfde manier opgebouwd.
Elk hoofdstuk start met een titelpagina. Die bestaat uit een afbeelding van een historische bron.
Aan het begin van elk hoofdstuk vind je een onderzoeksvraag die je kunt beantwoorden met wat je in dit hoofdstuk leert.
In ‘Wat weet je al?’ fris je je kennis en vaardigheden op aan de hand van een aantal korte opdrachten.
Nu ben je klaar om Op Onderzoek te gaan. De routekaart toont het pad met historische vragen en uitbreidingsopdrachten.





Je doorloopt alle historische vragen door het groene pad te volgen. Wil je graag een extra uitdaging? Dan kun je een omweg nemen via de uitbreidingsvragen op het blauwe pad.
Je onderzoek starten doe je met ‘Situeren in tijd’. Op de tijdlijn staan belangrijke gebeurtenissen en evoluties uit de periode van het hoofdstuk aangeduid. Tijdens je onderzoek maak je regelmatig gebruik van deze tijdlijn.

Beantwoord de onderzoeksvraag.
Een hoofdstuk eindigt met een Synthese.
In de synthese vind je een schema dat de inhouden van de lesteksten bij elke historische vraag beknopt samenvat. Op iDiddit vind je een uitgebreide versie van dat schema. Daarnaast vind je in de synthese een overzicht van de belangrijkste historische begrippen en structuurbegrippen die in het hoofdstuk aan bod komen.
Op iDiddit vind je de doelen die je zou moeten halen op het einde van het hoofdstuk.
01
Tot slot sluit je het hoofdstuk af door de onderzoeksvraag te beantwoorden. Het schema in het boek kun je gebruiken om de argumenten voor jouw antwoord te structureren.
Revolutiejaar 1848
Ontstaan van sterke natiestaten Besluit
Histokit 5: hulpmiddelen om historisch te leren denken
Hulpmiddelen en strategiefiches
De Histokit is jouw gereedschapskist voor het vak geschiedenis. De fiches helpen je stapsgewijs te werk te gaan. Je kunt ze gebruiken als hulpmiddel bij moeilijke opdrachten.
Vervolgens doorloop je via opdrachten en bronnenstudie de verschillende historische vragen (en eventuele uitbreidingen) van het hoofdstuk.
Het onlineleerplatform bij Sapiens
Mijn lesmateriaal
Hier vind je alle inhouden uit het boek, maar ook meer, zoals ontdekplaten, filmpjes, audiofragmenten en extra oefeningen.
Extra materiaal
Bij bepaalde stukken theorie of oefeningen kun je extra materiaal openen. Dat kan een audio- of videofragment zijn, een woordenof begrippenlijst, een extra bron of een leestekst. Kortom, dit is materiaal dat je helpt om de leerstof onder de knie te krijgen.
Opdrachten
Hier vind je de opdrachten die de leerkracht voor jou heeft klaargezet.
Evalueren
Hier kan de leerkracht toetsen voor jou klaarzetten.
Resultaten
Wil je weten hoever je al staat met oefenen, opdrachten en toetsen?
Hier vind je een helder overzicht van al je resultaten.
Notities
Heb je aantekeningen gemaakt bij een bepaalde inhoud?
Via je notities kun je ze makkelijk terug oproepen.
Meer weten?
Ga naar www.ididdit.be
Napoleon en de overgang naar de moderne tijd
Hoofdstuk
De Steuben, C. (1828). Dood van Napoleon. De Franse kunstenaar Charles de Steuben schilderde in 1828 Napoleon op zijn sterfbed. Het beroemde Franse staatshoofd stierf op 5 mei op Sint-Helena, een eiland in de Atlantische Oceaan op duizenden kilometers van het Franse vasteland. Zijn laatste woorden zouden de volgende zijn geweest: ‘France, armée, tête d’armée, Joséphine.’ (Frankrijk, leger, hoofd van het leger, Joséphine.) Napoleon was 51 jaar toen hij stierf. Niet zo heel jong, maar ook niet uitzonderlijk oud. Later onderzoek toonde aan dat Napoleons haar hoge concentraties arsenicum bevatte. Dat is een soort semi-metaal dat gevaarlijk is voor de gezondheid. Was er kwaad opzet in het spel en werd Napoleon vergiftigd?

In dit hoofdstuk onderzoek je de dood van Napoleon en deze onderzoeksvraag:
@VANIN
Was Napoleon een verspreider van de verlichtingsidealen of was hij een gewelddadige dictator?
Wat weet je al?
IDe gebeurtenis op de afbeelding speelde zich af op 21 januari 1793. Zoek online wie hier terechtgesteld werd en situeer in de ruimte.
Leg uit hoe het tot zulke bloederige taferelen kon komen. Gebruik daarbij deze historische begrippen: politieke revolutie, monarchie, republiek, burgerrechten, vrijheid en gelijkheid. Neem ook deze structuurbegrippen op in je antwoord: breuk, revolutie, oorzaak en gevolg.

Op onderzoek II
Historische vraag 1: Welke rol speelde Napoleon bij de overgang van de vroegmoderne naar de moderne tijd?
Historische vraag 2: Hoe beslissend was de veldslag bij Waterloo?
Historische vraag 3: Hoe kwam Napoleon om het leven?
↑
Charles Darwin. (1868). Darwin is de bekendste bioloog ooit omwille van zijn baanbrekende onderzoek naar de evolutie van de soorten. Hij schreef daarover een werk in 1859.

↑ Witte missionaris en een Congolese jongeman wiens rechterhand is afgehakt. (ca. 1900).

De jongeman was waarschijnlijk het slachtoffer van de wantoestanden in Congo Vrijstaat, een kolonie die persoonlijke eigendom was van de Belgische koning Leopold II.
1779: De negenjarige Napoleon uit Corsica gaat naar de militaire school in Frankrijk. A
1789: De Franse
Revolutie breekt uit.
Drie jaar later wordt de Franse koning
Lodewijk XVI onthoofd door de revolutionairen. B
1792 - 1797: Napoleon kiest de kant van de revolutionairen en slaat opstanden van royalisten of koningsgezinden hardhandig neer. Hij maakt promotie en wordt generaal. C
1792 - 1797: Eerste coalitieoorlog. Buitenlandse absolute vorsten zien de Franse Revolutie als een bedreiging voor Europa. Daardoor ontstaat er een coalitie of bondgenootschap van Oostenrijk, Pruisen, de Nederlandse Republiek, Groot-Brittannië … Die coalitie neemt het op tegen Frankrijk. Napoleon is actief in die oorlog en behaalt militaire successen. D
1799: Napoleon pleegt een staatsgreep en werpt het Franse bestuur omver om eerste consul van Frankrijk te worden. E
1802: Napoleon wordt consul voor het leven. F
Hoofdstuk 1: Napoleon en de overgang naar de moderne tijd
Fabriekszaal van vlasspinnerij Union Linière nv, gelegen in de Groendreef in Gent. (1907).

Fabriekseigenaren streefden tijdens de industrialisering naar winstmaximalisatie en dus lieten ze kinderen en vrouwen werken omdat ze die minder moesten betalen.
Stakende Antwerpse havenarbeiders. (1907). Arbeiders organiseerden zich en probeerden via stakingen een hoger loon te bekomen. Het socialisme als ideologie zou de grote massa aan arbeiders voorzien van meer gelijkheid en een eerlijkere verdeling van de middelen.

1804: Napoleon kroont zichzelf tot keizer en stelt de Code Civil op.
1805: Frankrijk verliest zijn vloot tegen de Britten bij Trafalgar. De Britten heersen vanaf dan over de oceanen.
1805: Slag bij Austerlitz. Napoleon wint die veldslag tegen een coalitie van o.a. Oostenrijk en Rusland. Napoleon leverde bijna zestig veldslagen en won er meer dan veertig.
1812: Napoleon rukt op naar Rusland maar moet zich met gigantische verliezen terugtrekken door het Russische winterlandschap.
1813: Napoleons leger verliest tegen de coalitie in Leipzig. Hij wordt verbannen naar Elba.
1814: Het Congres van Wenen gaat van start, maar wordt onderbroken door Napoleons ontsnapping van Elba.
1815: Napoleon verliest in Waterloo finaal tegen de coalitie. Hij wordt verbannen naar Sint-Helena, waar hij sterft in 1821. De Fransen verliezen hun hegemonie definitief in Europa. Het Congres van Wenen wordt verdergezet.
Historische vraag
1:
Welke rol speelde Napoleon bij de overgang van de vroegmoderne naar de moderne tijd?
In deze historische vraag onderzoek je de tijdlijn, waarbij de overgang naar de moderne tijd centraal staat. Omdat je in dit eerste hoofdstuk Napoleon bestudeert, vind je op de tijdlijn ook belangrijke gebeurtenissen uit zijn leven. Heel wat van die gebeurtenissen werden door schilders vereeuwigd op doek. Vorig jaar leerde je dat die schilders de historische werkelijkheid niet altijd nauwkeurig weergaven. De schilderijen op p. 15-16 kun je linken aan belangrijke momenten uit het leven van de beroemde generaal.
Historisch denken: scharniermoment en constructie achteraf
Historici gebruiken 14 juli 1789, het startsein van de Franse Revolutie, vaak als symbolische begindatum van de moderne tijd. In Sapiens 5 neem je die tijd uitvoerig onder de loep. Historici zijn het niet altijd eens over welke datum ze het beste kiezen om de ene periode te laten eindigen en de andere te laten starten. Ken je het scharniermoment nog dat het einde van de klassieke oudheid aangaf? In Sapiens situeerde je dat rond 500 n.C., maar regelmatig wordt ook het symbolische jaar 476 n.C. gebruikt.
Zo valt er ook te discussiëren over de Franse Revolutie als symbolische datum voor de overgang naar de moderne tijd. Je zou immers evengoed kunnen kiezen voor de Amerikaanse Revolutie in 1776.
Alles hangt af van hoe historici en leerkrachten de tijdlijn vormgeven. Door middel van een tijdlijn willen ze het onderzoek naar het verleden vergemakkelijken. De tijdlijn is dus een constructie achteraf van periodes met bepaalde kenmerken. De periodes baken je af met scharniermomenten, waaraan je al dan niet een symbolische betekenis kunt koppelen.
Opdrachten
1 Je weet nu dat 1789 gezien wordt als een mogelijk scharniermoment. Bepaal aan de hand van de tijdlijn en de bijbehorende foto’s op p. 12-13 of er eerder sprake is van continuïteit, verandering of breuk. Beargumenteer je keuze.
2 Onder de tijdlijn vind je belangrijke mijlpalen uit het leven van Napoleon. Verbind bron 1 tot en met 6 met de juiste mijlpaal en beargumenteer je keuze. Let op: in de bijschriften lees je enkel de naam van de kunstenaar. Je vindt er geen situering in tijd en ruimte. Wil je graag de oplossing weten? Scan dan de pagina om het volledige bijschrift van de bron te lezen.
3 Lees de tekst (De moderne tijd en Napoleons rol daarbij) op p. 16-19 en leg uit waarom historici de tijdlijn hebben opgedeeld in de vroegmoderne en moderne tijd. Situeer de verschillen tussen beide periodes in de maatschappelijke domeinen.
4 Lees bron 7 op p. 16 en beargumenteer of Napoleon mee aan de basis van de moderne tijd lag.
@VANIN




Bron 5: Bron 6:
Bron 7:
De verbannen keizer liet vervolgens biograaf Las Cases noteren hoe hij het lot van Europa zag na de Franse overwinning. Hij zou overal dezelfde rechtsprincipes ingevoerd hebben, met een Europees Hof van Cassatie, dat gerechtelijke dwalingen kon herstellen zoals Frankrijk dat toen als enige Europees land kon. Op alle wegen, rivieren en zeeën moest een vrij verkeer van goederen worden toegestaan. Algauw zou hij zelfs afgetreden zijn ten gunste van zijn zoon. Frankrijk moest een liberale republiek worden, geleid door een vorst en met inspraak van de volksvertegenwoordiging. Maar niet te veel, zo had de [Franse] Revolutie geleerd. En, heel opmerkelijk, Napoleon zou een Europese muntunie opgericht hebben. ‘Europa zou gauw een volk geworden zijn en iedereen zou zich er vrij in kunnen verplaatsen en een gemeenschappelijk vaderland hebben.’
Nadat Napoleon verschillende nederlagen had geleden, werd hij verbannen naar het eiland Sint-Helena, waar hij uiteindelijk ook stierf.

1 De moderne tijd en Napoleons rol daarbij

1.1 Op weg naar een moderne tijd
De tijdlijn op p. 12-13 toont dat de moderne tijd gekenmerkt werd door aspecten binnen verschillende maatschappelijke domeinen. Die kenden hun oorsprong in de vroegmoderne tijd, maar kwamen vanaf ca. 1800 in een stroomversnelling terecht.
Hoofdstuk 1: Napoleon en de overgang naar de moderne tijd
Een eerste aspect was de vooruitgang binnen de wetenschappen en technologie, die leidde tot de industriële revolutie. Machines namen steeds vaker het werk over. Dat begon in Groot-Brittannië in de eerste helft van de 18e eeuw en zette zich in sneltempo voort op het Europese vasteland. Enkele decennia later verspreidde de industrialisering zich over de rest van de wereld.
Een tweede aspect was het imperialisme. Vanaf het begin van de vroegmoderne tijd begonnen sommige Europese staten de wereld te verkennen en veroveren. In de moderne tijd kende het imperialisme een groei en gingen bijna alle Europese staten op zoek naar buitenlandse koloniën
Als derde aspect kregen de nieuwe verlichtingsidealen, bedacht door de filosofen in de vroegmoderne tijd, steeds meer invulling in de moderne tijd. Men dacht na over hoe de samenleving georganiseerd moest worden. Politieke ideologieën zoals het liberalisme, dat de vrijheid van het individu vooropstelt, wedijverden met opvattingen zoals het socialisme, dat streeft naar meer gelijkheid voor iedereen. De moderne tijd werd ook gekenmerkt door het ontstaan van nieuwe staten en door een groeiend nationalisme, waarin de natie, verbonden door cultuur, taal of religie, centraal stond.
← Daguerre, L. (1838). Boulevard du Temple in Parijs. Wie goed kijkt, ziet links onderaan een man die zijn schoenen laat poetsen. Dit is de allereerste foto waarop een mens werd afgebeeld. Tijdens de moderne tijd staken heel wat ‘moderne’ uitvindingen de kop op. Vanaf deze periode kun je dus ook foto’s als historische bronnen gebruiken. Waarschijnlijk is het je al opgevallen dat de tijdlijn voorzien werd van foto’s.

Napoleon was een bepalende figuur bij de overgang naar de moderne tijd. Via zijn veroveringen verspreidde hij de ‘moderne’ ideeën van de verlichting doorheen Europa. Bovendien lag hij mee aan de basis van het Europa zoals we dat vandaag kennen, bijvoorbeeld door het streven naar Europese rechtsprincipes, vrij verkeer van goederen en zelfs een Europese muntunie.
1.2 Franse Revolutie
In 1789 brak de Franse Revolutie uit. Koning Lodewijk XVI moest een constitutionele monarchie als staatsvorm aanvaarden: een koninkrijk met een grondwet (constitutie) waarin de rechten van de onderdanen omschreven stonden. Maar die grondwet bracht geen rust. Radicale revolutionairen riepen de republiek uit. Er volgde een periode van geweld waarbij Lodewijk in 1792 het leven liet onder de guillotine.
Buitenlandse vorsten zagen die gebeurtenissen als een enorme bedreiging voor hun eigen macht en vormden een coalitie of bondgenootschap tegen de Franse revolutionairen. Landen zoals Groot-Brittannië, Oostenrijk, Pruisen en de Nederlandse Republiek verklaarden Frankrijk daarom de oorlog. Ook binnen Frankrijk zelf was er veel onenigheid over de manier waarop het land georganiseerd en bestuurd moest worden. Revolutionairen stonden daarbij tegenover koningsgezinden. In die context trad Napoleon Bonaparte op de voorgrond.
1.3 Napoleon: generaal, consul, keizer
← Europa onder Napoleon, rond 1812.
Als jongen uit een verarmd adellijk gezin, trok Napoleon in 1779 naar een Franse militaire academie. Op zestienjarige leeftijd was hij militair actief en maakte hij tijdens de Franse Revolutie carrière. Hij koos de kant van de revolutionairen en behaalde zowel in het binnenals buitenland militaire successen. Grote delen van Europa werden door Frankrijk ingepalmd. Door zijn militaire successen en door slimme propaganda voor zichzelf werkte hij zich op tot generaal en zelfs opperbevelhebber van het Franse leger.
Napoleon werd door een groot deel van de Franse bevolking en de soldaten gezien als de grote redder van Frankrijk. Dankzij die populariteit kon hij in 1799 een staatsgreep plegen waarbij hijzelf naast twee anderen de eerste en belangrijkste consul werd, en dat voor tien jaar.
Als consul streefde hij ernaar iedereen tevreden te houden en te zorgen voor rust in binnenen buitenland. Hij sloot vrede met de meeste buitenlandse staten, wat zorgde voor nieuwe economische mogelijkheden. De adel die was gevlucht mocht terugkeren, de katholieke kerk kreeg opnieuw een bevoorrechte positie in de samenleving en ambtenaren werden gerekruteerd uit alle lagen van de bevolking. Maar Napoleon duldde geen oppositie. Hij controleerde de pers, voerde censuur in en maakte gebruik van een spionagenetwerk om informatie te verzamelen over vriend en vijand. Tegenstanders werden hardhandig aangepakt.
In 1802, op het toppunt van zijn populariteit, werd Napoleon door een volksraadpleging benoemd. Twee jaar later kroonde hij zichzelf tot keizer van Frankrijk in aanwezigheid van de paus. De man die de kant van de revolutionairen had gekozen, riep nu zelf een dictatuur in het leven. In 1804 werd onder zijn leiding de Code Civil, het Franse burgerlijk wetboek, opgesteld. Daarin werd de Franse wet opgeschreven en werden de burgerrechten opgenomen. Kernpunten van het wetboek waren verlichtingswaarden zoals gelijkheid voor de wet en persoonlijke vrijheid voor iedere burger. Ook de scheiding tussen de kerk en de staat en het recht op bezit werden erin opgenomen. De Code Civil werd in alle veroverde landen ingevoerd en zou later zo de nationale wetgevingen beïnvloeden.
Historische vraag 2: Hoe beslissend was de veldslag bij Waterloo?

In 1974 won de Zweedse popgroep ABBA het Eurovisiesongfestival met het lied Waterloo, waarin ze de overgave van Napoleon als metafoor gebruikten. De afbeeldingen in bron 1 en 2 zijn voorbeelden van hoe de slag bij Waterloo in het collectieve geheugen gegrift staat. Was die slag dan werkelijk zo’n scharniermoment in de geschiedenis dat we er ruim 150 jaar later nog over schrijven en zingen?
Opdrachten
1 Vorig jaar leerde je hoe de collectieve herinnering tot stand komt. Gebruik het lied, bron 1 en bron 2 om aan te tonen hoe de slag van Waterloo binnen het schema van de collectieve herinnering past.
2 In bron 3 tot en met 8 vind je cijfergegevens en beschrijvingen van verschillende militaire conflicten waarbij Napoleon het opnam tegen zijn vijanden. Beargumenteer het belang van die veldslagen en vergelijk onderling. Welke nederlaag had de meest verregaande gevolgen voor Napoleon en zijn leger?
Bron 1: ↑
Maker onbekend. (2013). Ingang naar Waterloo Underground Station in Londen. Waterloo is een van de bekendste en oudste Londense metrostations. Het is vernoemd naar de plek waar de Britten wonnen van Napoleon.

Bron 2: ↑
Vander Straeten, C. (1826). De Leeuw van Waterloo. De kleine gemeente Waterloo ten zuiden van Brussel is wereldwijd gekend. Vandaag bezoeken toeristen van over de hele wereld de Leeuw van Waterloo, een standbeeld op een kunstmatige heuvel. De leeuw staat eigenlijk niet in Waterloo, maar in Eigenbrakel, de gemeente ernaast.
Bron 3:
Er was geen enkele mogelijkheid om de omvang van de catastrofe te verhullen. Tijdens de Russische veldtocht had hij [Napoleon] het grootste leger uit de gehele oorlog verspeeld, en mogelijk zelfs het grootste uit de hele Europese geschiedenis. De verliezen waren verbijsterend. (…)
En Napoleons prestige als militair strateeg en tacticus, die meer dan wat ook garant stond voor de loyaliteit van zijn troepen, was nu ernstig beschadigd, hoewel hun blijvende genegenheid suggereert dat zijn charisma niet alleen afhankelijk was van zijn successen als militair. Wat de Russische veldtocht had laten zien, was dat het opmerkelijke militaire talent dat hij als jongeman had gedemonstreerd nu minder werd; hij was niet meer zo soepel, werd dikker en was na lange dagen in het zadel heel moe. (…)
De Russische catastrofe had ook internationale consequenties. Door de omvang van Napoleons nederlaag liepen ook zijn eerdere veroveringen gevaar, nu de andere Europese grootmachten beseften hoe zwak Frankrijk in militair opzicht was.
Uit: Forrest, A. (2011). Napoleon. Historisch Nieuwsblad.
Alan Forrest was een professor aan de universiteit van York, waar hij vooral de moderne tijd bestudeerde.
Bron 4: Russische veldtocht (1812)
Bronnen:
Heirman, M. (2015). Napoleon, 200 jaar na Waterloo. Knack Historia. Grant, R.G. (2006). Oorlog, van de Perzische Oorlogen tot de strijd in Irak. Lannoo. The retreat from Moscow (s.d.) Britannica online. www.britannica.com
Hoofdstuk 1: Napoleon en de overgang naar de moderne tijd
Bron 5:
In die drie dagen verloor Napoleon ongeveer 47 000 doden en gewonden, terwijl 38 000 manschappen krijgsgevangenen werden gemaakt en daarnaast nog eens 325 kanonnen, 900 bagagewagens, 28 vaandels en standaarden (waaronder drie adelaars) in handen van de vijand vielen. Daarmee was het statistisch gesproken met afstand de grootste nederlaag uit zijn hele loopbaan. (…) De Fransen hadden Napoleon zijn eerste grote nederlaag in Rusland vergeven, maar door de tweede catastrofe, zo kort daarna bij Leipzig, keerden velen zich tegen hem. (…) Met een leger van minder dan tachtigduizend manschappen moest Napoleon nu het hoofd bieden aan driehonderdduizend Russen, Pruisen en Oostenrijkers aan de Rijn en nog eens honderdduizend Britten, Spanjaarden en Portugezen die de Pyreneeën over stroomden.
Uit: Roberts, A. (2015). Napoleon de Grote. Prometheus.
Andrew Roberts is een Engelse historicus en journalist. In dit citaat bespreekt hij de gevolgen van de slag bij Leipzig.
Bron 7:
De slag bij Waterloo behoeft geen uitleg. Als er één veldslag in de hele wereld bekend is, dan is het deze wel. 18 juni 1815, die dag van bloedige confrontaties tussen de Fransen en de geallieerden, betekende voor Napoleon zijn pijnlijkste nederlaag en het einde van zijn opgang als strateeg. Europa zou een ander gezicht krijgen en een napoleontische legende kon kiemen en aanzwengelen in de herinnering.
Uit: Raxhon, P. (2008). België, een parcours van herinnering, plaatsen van geschiedenis en expansie. Bert Bakker.
↑ Philippe Raxhon is hoogleraar aan de Universiteit van Luik.
Bron 6: Veldslag bij Leipzig (1813)
totale aantal soldaten
verliezen (dood, gewond of gedeserteerd)
Bron 8: Veldslag bij Waterloo (1815)
totale aantal soldaten
verliezen (dood, gewond of gedeserteerd)
gevangengenomen
Bronnen: Heirman, M. (2015). Napoleon, 200 jaar na Waterloo. Knack Historia. Grant, R.G. (2006). Oorlog, van de Perzische Oorlogen tot de strijd in Irak. Lannoo.
2 De neergang van Napoleon
Groot-Brittannië bleef als vijand een doorn in het oog voor Frankrijk. En ook de absolutistische heersers van bijvoorbeeld Oostenrijk en Rusland bleven zich verzetten tegen de Franse overmacht. Opstanden en oorlogen volgden elkaar op. In de slag bij Trafalgar (1805) versloeg de Britse vloot de Franse vloot: de Fransen moesten op zee hun meerdere erkennen. In een poging de vijand economisch te isoleren, verbood Napoleon daarop de handel tussen het Europese vasteland en Groot-Brittannië. Alleen trof hij daarmee ook de eigen economie en die van de andere veroverde staten. Toen de Russen de blokkade niet langer respecteerden, trok Napoleons Grande Armée in 1812 naar Rusland om het land op de knieën te dwingen. De Russische veldtocht werd een gigantische mislukking. Problemen met de bevoorrading, de standvastigheid van de Russen en de barre winterkou deden de Fransen terugtrekken met nooit geziene verliezen.
Maker onbekend. (19e eeuw). De brand in Moskou. De Russen kozen voor de tactiek van de verbrande aarde. Die bestond erin dat ze Napoleon steeds verder Rusland in lokten zonder echt slag te willen leveren. De Russen staken eigen steden, dorpen en graanschuren in brand zodat Napoleon geen enkele bevoorrading meer had. Voor de stad Moskou werd wel een bloederige strijd uitgevochten, waarna Napoleon op de Russische overgave wachtte. Die kwam niet. En toen de Russen ook nog eens Moskou in brand staken, moesten de Fransen terugtrekken omdat de winterkou intrad.
Het Franse leger was enorm verzwakt en uitgedund. In 1813 verloor het in Leipzig een veldslag tegen een coalitie van onder meer Russen, Oostenrijkers en Pruisen. De coalitie viel Frankrijk binnen en Napoleon werd verbannen naar het eiland Elba in de Middellandse Zee. De overwinnende landen kwamen daarop samen in Wenen om te beraadslagen over de toekomst van Frankrijk en de rest van Europa. Het Congres werd onderbroken door het nieuws dat Napoleon Elba was ontvlucht en weer in Frankrijk was. Met steun vanuit verschillende lagen van de bevolking kreeg hij zijn eerdere militaire en politieke status terug. De Europese grootmachten reageerden echter snel en uiteindelijk zou het in Waterloo tot een finaal treffen komen. Het Franse leger bleek niet opgewassen tegen de coalitie van de grootmachten en Napoleon moest zich overgeven. De laatste vijf jaar van zijn leven werd hij nogmaals vastgezet, maar ditmaal op het eiland Sint-Helena, ver weg in de Atlantische Oceaan. Het Congres van Wenen kon worden verdergezet.

Historische vraag 3:
Hoe kwam Napoleon om het leven?
In Sapiens 3 en 4 leerde je hoe je aan de hand van vier stappen een bronnenstudie opbouwt.
verleden
historische vraag stellen
stap 1: verkennen
bronnenstudie stap 2: observeren
02 stap 3: beoordelen
constructie stap 4: vraag beantwoorden
geschiedenis
Opdrachten
Over Napoleons dood zijn al hele boeken volgeschreven. De Corsicaanse generaal die het tot Franse keizer schopte werd slechts 51 jaar, wat tot heel wat speculaties leidde. In deze historische vraag bestudeer en vergelijk je een aantal inzichten over Napoleons dood.
1 Maak een lijst van hypotheses over de historische vraag. Analyseer de beeldvorming in de vier historische bronnen. Gebruik het stappenplan bronnenstudie om de bronnen grondig te beoordelen.
2 Kijk in je Histokit hoe je tot bewijsvoering komt. Bepaal voor welke hypothese je het meest overtuigende historische bewijs hebt.
Bron 1:
De maag vertoonde een uitgebreide ziekte, sterke verklevingen verbonden het gehele bovenoppervlak …; een maagzweer die door de mantels van de maag drong werd ontdekt …, voldoende om de doorgang van de pink mogelijk te maken. Het inwendige oppervlak van de maag was bijna geheel een kankerachtige massa … Een klein deel [van de maag] bij het begin van de slokdarm was het enige deel dat gezond leek.
Uit: Shortt, T. e.a. (6 mei 1821). Verslag van de autopsie op het lichaam van Napoleon Bonaparte.
Een dag na het overlijden van Napoleon op 5 mei 1821 werd een autopsie uitgevoerd op zijn lichaam. Daarbij waren 27 personen aanwezig, waaronder Thomas Shortt, een van de zeven Engelse artsen, en Napoleons lijfarts Antommarchi. Zowel die laatste als de Engelse dokters maakten een verslag van de autopsie.
Hoofdstuk 1: Napoleon en de overgang
Bron 2:
Antommarchi (Napoleons dokter van 1818 tot aan diens dood in 1821) deed de autopsie. Daaruit bleek dat de maag overwoekerd was ‘door een kankerachtig gezwel, waarvan het centrum in het bovenste deel lag’. Het officiële protocol noemde kanker als doodsoorzaak – een diagnose die des te plausibeler leek omdat Napoleons vader daar immers ook aan gestorven was. Maar steeds opnieuw dook daarover twijfel op en de laatste tijd heeft de these veld gewonnen dat de keizer langzaam door arsenicum vergiftigd is. (...) Maar we zullen wel nooit helemaal precies de vraag kunnen beantwoorden aan welke ziekte Napoleon bezweken is. Die kwestie is trouwens betrekkelijk banaal, want de eigenlijke oorzaak van zijn kwaal heeft de banneling op Sint-Helena (dus Napoleon) zelf scherp herkend: ‘De overgang van mijn actieve leven naar deze volkomen leegheid en isolering heeft me vernietigd. Wat voor nut heeft alle geestelijke kracht, (…) ik heb mijn energie verloren, de veerkracht is verlamd.’

Instrumentenset waarmee dokter François Carlo Antommarchi de autopsie op Napoleon uitvoerde.
Vollker Ulrich is een Duitse historicus die zich toelegt op de 19e en 20e eeuw. Na zijn werk als universiteitsdocent werd hij hoofd van de politieke redactie van het weekblad Die Zeit.
Bron 3:
Napoleon werd maar 51 jaar, en 200 jaar lang zagen deskundigen de meest logische verklaring over het hoofd, aldus een Britse scheikundige.
Op 5 mei was het 200 jaar geleden dat Napoleon Bonaparte in gevangenschap stierf op het Zuid-Atlantische eiland Sint-Helena. Sindsdien vragen deskundigen en complotdenkers zich af wat hem fataal werd.
Zo wordt gerept van vergiftiging en de dampen van arseenhoudend behang. Sommigen denken zelfs dat Napoleon helemaal niet op Sint-Helena is gestorven maar naar Amerika is ontkomen.
Hoogleraar scheikunde Parvez Haris van de De Montfort University in Leicester verwerpt al deze verklaringen.
‘Onderzoekers hebben de meest logische verklaring over het hoofd gezien,’ vindt hij. Parfum werd over het hoofd gezien.
‘Wat ze vergaten, zijn de enorme hoeveelheden eau de cologne die Napoleon over zijn hele lichaam smeerde. Minstens 20 jaar lang baadde hij er dagelijks in, hij goot het parfum over zijn hoofd en likte het soms zelfs op,’ legt Haris uit.
‘Het is algemeen bekend dat Napoleon parfum meenam op zijn veldtochten. Uit gegevens blijkt dat hij er drie flesjes per dag doorheen joeg, terwijl het tegenwoordig normaal is dat mensen ongeveer één flesje per jaar gebruiken,’ schrijft Haris.
Napoleon werd dus blootgesteld aan een overdosis etherische oliën en andere hormoonontregelende stoffen, die het immuunsysteem van de keizer verzwakten en bijdroegen tot het ontstaan van kanker, meent Haris.
Hoofdstuk 1: Napoleon en de overgang naar de moderne tijd
Bron 4:
Napoleon stierf in bed, na een ziekte, op 5 mei 1821. Op dat moment was hij in gevangenschap op het afgelegen eiland Sint-Helena, midden in de Atlantische Oceaan, bewaakt door Britten, hetgeen aanleiding was tot allerlei speculaties over de eigenlijke doodsoorzaak. Erkende feiten zijn dat hij al in februari ziek werd, en dat twee Britse artsen hem op 3 mei onderzochten, en enkel nog palliatieve zorgen konden toedienen. Napoleons arts, de Corsicaan François Antommarchi, deed een autopsie en wees op een maagkanker en -zweer, maar ondertekende geen overlijdensrapport. Napoleons vader zou aan dezelfde kwaal overleden zijn. Ondanks de tweede hypothese (hieronder) geldt deze eerste verklaring nog steeds als de meest waarschijnlijke.

In 1955 werden de dagboeken van Napoleons kamerheer, Louis Marchand, gepubliceerd met een beschrijving van het gedrag van Napoleon op zijn ziektebed, o.a. een grote onlesbare dorst. De Zweedse tandarts Sten Forshufvud gebruikte dat in 1961 om in Nature een artikel te schrijven over een mogelijke vergiftiging met arsenicum. In een boek uit 1978 voegde hij daar het argument aan toe dat het lichaam van Napoleon bij overbrenging naar Frankrijk in 1840 nog opmerkelijk goed bewaard was, een mogelijk gevolg van het arseen. In 2007 werden haarmonsters van Napoleon onderzocht door toxicoloog Patrick Kintz, die ongewoon hoge concentraties arsenicum vond en op moord wees. De stelling dat het behangpapier en de behanglijm in de sterfkamer arseengas uitwasemden door het tropische klimaat, werd door het onderzoek afgewezen – het ging om een ander type arseen. In 2008 werden eerdere haarstalen van Napoleon onderzocht – de man is bij leven blijkbaar naar spaarzame kappers geweest – en daarin werd dezelfde hoge concentratie arsenicum gevonden, net als bij haarmonsters van zijn familieleden. De hoge arsenicumwaarden waren dan wellicht al in de jeugd opgelopen, en niet dodelijk. Er werd bovendien geen arsenicum teruggevonden in Napoleons lever en nieren.
↑ Maurin, N. E. (1840). Opening van de doodskist van Napoleon. Vlak voordat zijn stoffelijk overschot werd overgebracht vanuit Sint-Helena naar Frankrijk, controleerde men dat het zeker Napoleon betrof. Daarvoor werden de vijf doodskisten waarin hij begraven lag, waaronder zelfs een van lood, geopend.
In 2004 werd een derde hypothese naar voren geschoven, waarbij de Britse medicatie en verzorging per ongeluk een hartstilstand heeft veroorzaakt – gevaarlijk bij patiënten met hartritmestoornissen.
Uit: Catteeuw, K. (2010). Hoe stierf Napoleon? Ik heb een vraag. www.ikhebeenvraag.be
Karl Catteeuw doctoreerde in de onderwijsgeschiedenis. Hij werkt ook mee aan de vraagbaak www.ikhebeenvraag.be, waarvoor hij vragen van het publiek beantwoordt op basis van bestaand wetenschappelijk onderzoek.
Synthese III
Schema
VROEGMODERNE TIJD
symbolische datum: 14 juli 1789
politieke revolutie Frankrijk
militair Napoleon: kant revolutionairen
1799: staatsgreep Napoleon
↑ Bekijk het instructiefilmpje.
verovering Europa en verspreiding verlichtingsidealen
mee aan basis van de moderne tijd
MODERNE TIJD
Op iDiddit vind je een uitgebreider syntheseschema van dit hoofdstuk.
Historisch denken
Je leerde de volgende historische begrippen:
—cultureel: propaganda, technologie, verlichting, wetenschap
—economisch: industrialisering
verschillende nederlagen betekenden zijn ondergang
slag bij Waterloo (1815) (collectief geheugen)
verbannen naar Sint-Helena
sterft in 1821 doodsoorzaak: waarschijnlijk maagkanker
—politiek : absolutisme, coalitie, constitutionele monarchie, dictatuur (dictator), grondwet (constitutie), imperialisme, kolonie, liberalisme, monarchie, natie, nationalisme, politieke ideologie, politieke revolutie, republiek, revolutionair, socialisme, staatsvorm
—sociaal: burgerrechten, gelijkheid, vrijheid
Hoofdstuk 1: Napoleon en de overgang naar de moderne tijd
Ook deze structuurbegrippen kwamen aan bod: beeldvorming – bewijs(voering) – breuk – collectieve herinnering – continuïteit –hypothese – scharniermoment – symbolische datum – verandering
Je leerde in dit hoofdstuk denken als een historicus. Je leerde over geschiedenis als constructie achteraf en het gebruik van scharniermomenten. Daarnaast analyseerde je de beeldvorming rond de collectieve herinnering van de slag bij Waterloo. Herlees en bestudeer het kader historisch denken op p. 14.
Bekijk op iDiddit welke doelen je moet halen als je dit hoofdstuk studeert.
Beantwoord de onderzoeksvraag.
Herlees de onderzoeksvraag en bepaal welke soort historische vraag het is.
Bekijk de inleiding op het titelblad van dit hoofdstuk en de routekaart met de weg die je hebt afgelegd. Verzamel al het bewijsmateriaal dat je hebt en formuleer daarmee een antwoord op de onderzoeksvraag. Kun je zelf nog andere argumenten toevoegen of nuanceren? Gebruik het schema om een besluit te formuleren.
Was Napoleon een verspreider van de verlichtingsidealen of was hij een gewelddadige dictator?
ARGUMENTEN VOOR VERSPREIDER VAN VERLICHTINGSIDEALEN
ARGUMENTEN VOOR GEWELDDADIGE DICTATOR
Om te beginnen
Om te beginnen kun je stellen dat de Code Civil een vooruitstrevend en modern wetboek was, waarin de vrijheidsen gelijkheidsidealen waren opgenomen.
Vervolgens
Vervolgens kun je aanhalen dat Napoleon die wetten doorvoerde in de landen die hij veroverde.
Om te beginnen kun je stellen dat Napoleon er niet voor terugdeinsde geweld te gebruiken, zowel in eigen land als in het buitenland.
Vervolgens kun je aanhalen dat Napoleon een staatsgreep pleegde en zich tot consul en later tot keizer liet benoemen.
Ten slotte
Ten slotte kun je zeggen dat Napoleon streefde naar een soort eengemaakt Europa met een vrije handel en een eengemaakte munt.
Besluit
Ten slotte kun je zeggen dat het bloed van vele honderdduizenden soldaten aan zijn handen kleeft.
Het Congres van Wenen, liberalisme en nationalisme (1815 - 1914)
↑
Delacroix, E. (1830). De vrijheid leidt het volk. Louvre. Parijs.
Hoofdstuk
Dit schilderij van de Franse schilder Eugène Delacroix is een van de meest bekende werken in de geschiedenis van de Franse schilderkunst. De drie standen, adel, clerus en burgerij, komen in opstand tegen de almacht van opeenvolgende koningen. Het volk keert zich tegen de onderdrukking door de elites. De gewapende jongen langs de rechterkant staat symbool voor de jeugd. De vlag die de vrouw vasthoudt, is niet zomaar de Franse vlag. Het is de nieuwe vlag, waarvan de drie kleuren verwijzen naar de woorden 'liberté', 'égalité' en 'fraternité'. De Franse Revolutie is voorbij, Napoleon is overleden, Europa moet verder. In dit hoofdstuk zoek je een antwoord op de onderzoeksvraag:
Konden de Europese grootmachten de rust laten terugkeren na Napoleon?

Historische vraag 1: Wat waren de doelstellingen van het Congres van Wenen?
Historische vraag 2: Waarom was men in de Zuidelijke Nederlanden zowel tevreden als ontevreden over Willem I?
Op onderzoek II
Historische vraag 3: Wat wilden de Belgische revolutionairen bereiken?
Wat weet je al? I
Ons verleden kende heel wat initiatieven waarbij groepen binnen de maatschappij streefden naar meer vrijheid en inspraak in het bestuur. Enkele daarvan kwamen de afgelopen jaren al aan bod. Graaf in je geheugen en bestudeer de tijdlijn. Spoor die initiatieven op, situeer ze in de juiste tijdsperiode en ga na welke impact ze hadden op het streven naar vrijheid en inspraak.
Uitbreiding 1: Welke invloed had de wereldtentoonstelling van 1905 op het Belgische imago?
Historische vraag 4: Hoe zorgde de Belgische Grondwet van 1831 voor heibel in 2020?
Uitbreiding 2: Waarom werd Libertador, de film over het leven van Simon Bolivar, gekozen als de Venezolaanse inzending voor de Oscars in 2014?
Historische vraag 6: Hoe bouwde de 19e-eeuwse politieke elite een sterke natie uit?
Historische vraag 5: Welke liberale toegevingen deden vorsten in 1848?
Situeren in tijd
Situeren in tijd
1789: Déclaration des droits de l’homme et du citoyen. Tijdens de Franse Revolutie wordt dit basisdocument opgesteld waarop de verdere wetgeving gebaseerd zal worden. Persoonlijke vrijheid, gelijkheid voor de wet, vrije meningsuiting en persvrijheid zijn voortaan burgerrechten.

1815: Congres van Wenen. De grootmachten van Europa komen samen om te beslissen hoe het verder moet met Europa na de nederlaag van Napoleon.

1312: Keure van Kortenberg. De vrijheden van de stad Kortenberg worden genoteerd in dit document. De stad heeft vanaf dan de macht om zelf een aantal beslissingen te nemen over bijvoorbeeld het bestuur en de belastingen.
1581: Plakkaat van Verlatinghe. Met dit document zetten een aantal provincies van de Habsburgse Nederlanden de Spaanse koning Filips II af als hun heerser. Filips heeft immers beloofd zijn volk goed te behandelen, maar doet dat niet. Daarom vindt het volk het zijn recht de onafhankelijkheidsverklaring op te stellen.
1791: Bill of Rights. Onder deze term staan de eerste tien amendementen ter aanvulling van de Grondwet van de Verenigde Staten gekend. Ze verzekeren belangrijke vrijheden aan de Amerikaanse burgers, zoals recht op vrije meningsuiting en godsdienstvrijheid.
Hoofdstuk 2: Het Congres van Wenen, liberalisme en nationalisme (1815 - 1914)
1830: Belgische onafhankelijkheid. Vijftien jaar nadat het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden opgericht werd tijdens het Congres van Wenen, scheurt het Zuiden zich af tijdens de Belgische Revolutie.


1848: Revolutiejaar. Op verschillende plaatsen in Europa breken er opstanden uit geïnspireerd door liberale, nationalistische en socialistische ideeën.
1871: Duitse eenmaking. De Pruisische koning Wilhelm I wordt in Versailles uitgeroepen tot keizer van Duitsland. Otto von Bismarck wordt kanselier.

Wappers, G. (1835). Tafereel van de Septemberdagen 1830 op de Grote Markt te Brussel.
Arnout, J.B. & Adam, V. (1848). Het volk in het Tuilerieën-paleis.
NEOCLASSICISME
1839: Verdrag van Londen. Met dat verdrag wordt België definitief internationaal erkend. Nederland begraaft de strijdbijl en de grenzen van het land worden vastgelegd.
1866: Zevenwekenoorlog. Pruisen verslaat onder leiding van Bismarck Oostenrijk.
1870 - 1871: Frans-Pruisische Oorlog. Frankrijk lijdt een zware nederlaag waardoor Napoleon III wordt afgezet.
ROMANTIEK
eind 18e eeuw - 19e eeuw: Romantiek. Deze artistieke stroming is een reactie tegen de verlichting en de industriële revolutie. De stroming richt zich op het verleden, zoekt naar de eigenheid van het volk, zet emotie, verbeelding en spontaniteit centraal en verkiest het zintuiglijke boven het rationele.
eind 18e eeuw - 19e eeuw: Neoclassicisme. In deze artistieke stroming probeert men de kunst van de klassieke oudheid nieuw leven in te blazen. De ontdekking van Pompeii in 1748 en de ontdekking van de steen van Rosetta in 1799 wakkeren de interesse in die tijdsperiode aan.
Historische
vraag
1: Wat waren de doelstellingen van het Congres van Wenen?
Je leerde dat de Franse Revolutie en Napoleon het Europese continent flink door elkaar hadden geschud. Tot op het platteland waren grote delen van de bevolking doordrongen van de nieuwe idealen van de verlichting. Na Napoleon lag Europa echter in puin. In 1815 kwamen de grote mogendheden in Wenen samen om een nieuw, duurzaam machtsevenwicht te bereiken, waarbij de monarchieën uit het ancien régime hun macht wilden terugkrijgen. Uiteraard hadden de deelnemende landen ook territoriale doelen. De voorbije jaren leerde je al met verschillende soorten bronnen te werken en ook dit jaar zul je die vaardigheid verder verfijnen. Aan de hand van twee soorten bronnen ga je na wat de territoriale doelstellingen van het Congres van Wenen waren.
Opdrachten
1 Vergelijk de kaart van Europa in 1812 (bron 1) met de kaart van 1815 (bron 2). Welke territoriale wijzigingen gebeurden er na 1815 ten opzichte van 1812? Verklaar.
2 Welke landen hadden de grootste invloed op het Congres van Wenen? Hoe kun je dat vaststellen?
3 Welke kritiek geeft de maker van de spotprent (bron 3) op het Congres?
Bekijk de afbeelding in detail en interpreteer de symboliek van de prent.
Historisch denken: symboliek
Historische bronnen bevatten soms een verborgen boodschap. Makers gebruikten namelijk symbolen om een diepere betekenis te geven aan hun werk. Als je een beeld van het verleden wilt krijgen, is het dus belangrijk dat je die symboliek interpreteert en in de historische context plaatst.
Als je een bron correct wilt interpreteren, heb je kennis nodig over de betekenis van de gebruikte symbolen. Die geeft je inzicht in de bedoeling van de maker. Omdat de betekenis van symbolen doorheen de tijd kan veranderen, moet je die steeds in de juiste historische context plaatsen. Een voorbeeld daarvan zag je al in Sapiens 4. Je analyseerde toen in detail de symboliek in de schilderijen van Pieter Brueghel de Oude en Jeroen Bosch. Op een van de schilderijen lagen kersen op tafel. Binnen een hedendaagse context is dat niet veelzeggend, maar in het historische kader van Jeroen Bosch verwijzen kersen naar erotiek. Je hebt dus kennis over de historische context nodig om symboliek te kunnen interpreteren.
Bron 3:
← Saint-Fal. (1815). Le gâteau des Rois (De taart van de koningen). British Museum.
Dit is een spotprent over het Congres van Wenen. Na de nederlaag van Napoleon in Waterloo werd er in Wenen een groot diplomatiek congres georganiseerd. Op de website van The British Museum kun je de afbeelding in detail bekijken.

1 Het Congres van Wenen
1.1 De kaart van Europa werd hertekend
Na zijn nederlaag bij Waterloo werd Napoleon in 1815 verbannen naar Sint-Helena, een eiland in de Atlantische Oceaan. Op initiatief van de Oostenrijkse kanselier Von Metternich kwamen de Europese leiders samen in Wenen om de territoriale invulling en bestuurlijke organisatie van Europa te bekijken. Ze wilden een machtsevenwicht tussen de grote machtsblokken creëren om zo de vrede te garanderen.

← Sandmann, F.J. (1820). Napoleon op Sint-Helena.
Napoleon werd na zijn verlies bij Waterloo verbannen.
Op territoriaal vlak draaiden ze bijna alle Franse veroveringen sinds 1789 terug. Verdwenen staten, zoals de Pauselijke Staten, de Nederlanden en Polen werden opnieuw opgericht. Daarnaast werd op bestuurlijk vlak uitgegaan van het legitimiteitsbeginsel: Europese vorsten die hun macht en grondgebied door de Franse Revolutie verloren waren, moesten die terugkrijgen.
Hoofdstuk 2: Het Congres van Wenen, liberalisme en nationalisme (1815 - 1914)
De grootmachten, en vooral de autocratische vorsten aan het hoofd ervan, verdedigden voornamelijk hun eigen belangen op het Congres van Wenen. Ze streefden naar gebiedsuitbreiding en kregen die ook. Daarnaast was iedereen in Wenen het erover eens dat de macht van de vorsten zo groot mogelijk moest zijn. In feite wilden ze een terugkeer naar het absolutisme van vóór de revolutie, maar dat idee stond lijnrecht tegenover de principes van de scheiding der machten en volkssoevereiniteit waar men tijdens de Franse Revolutie hard voor gevochten had. De deelnemers van het Congres van Wenen wilden dus terugkeren naar het ancien régime, maar de tijdsgeest was intussen zo veranderd dat ze niet alle hervormingen van de revolutie ongedaan konden maken. Vernieuwingen die Napoleon had ingevoerd en die hun nut bewezen hadden, zoals het burgerlijk wetboek, het metrieke stelsel en de burgerlijke stand, bleven behouden. De grootmachten startten met de restauratie of het ‘herstel van Europa’.
1.2 Frankrijk aan banden gelegd
← Bock, J.C. (tussen 1815 en 1818). Heilige Alliantie. De heersers van Rusland, Oostenrijk en Pruisen reiken elkaar de hand als teken van hun verbondenheid.
Het doel van het Congres was eveneens om te voorkomen dat Frankrijk ooit opnieuw zo machtig zou worden. De grootmachten wilden via overleg immers ook streven naar vrede in Europa en politieke structuren om die te bewaken. Dat deden ze onder meer door bufferstaten op te richten, zoals het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Pruisen, Rusland, Oostenrijk en Groot-Brittannië richtten daarnaast de ‘Grote Alliantie’ op. Ze spraken af regelmatig samen te komen en gingen erop toezien dat Frankrijk zich zou houden aan de opgelegde vredesvoorwaarden. De alliantie wilde bovendien een tegengewicht bieden aan de opkomende liberale ideologie in Europa, die een bedreiging vormde voor de macht van de vorsten. Daarnaast hoopten ze via afspraken tot een machtsevenwicht tussen de Europese grootmachten te komen.

Historische vraag 2:
Waarom was men in de Zuidelijke Nederlanden
zowel tevreden als ontevreden over Willem I?
Toen het Congres van Wenen het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden oprichtte als bufferstaat tegen Frankrijk, werd Willem I aangesteld als koning. Hij zag zichzelf als de ‘vader des vaderlands’ en probeerde het Noorden en het Zuiden met elkaar te verenigen, onder meer door een eengemaakte bestuurlijke organisatie uit te bouwen.
In deze historische vraag leer je waarom het voor Willem I moeilijk was om eensgezindheid in dat nieuwe samengestelde land te brengen en waarom er een breuk ontstond tussen het Noorden en het Zuiden.
Opdrachten
1 Bekijk het organogram over de bestuurlijke organisatie onder Willem I. Onderzoek in welke mate je kunt spreken over een scheiding der machten. Omschrijf ten slotte zijn manier van regeren.
2 Bekijk bron 1 tot en met 7 over het bestuur van Willem I.
a Onderzoek welke veranderingen er door Willem I kwamen en situeer die binnen de maatschappelijke domeinen.
b Evalueer bij elke verandering wie er in het Zuiden van het Verenigd Koninkrijk tevreden dan wel ontevreden was over zijn bestuur en waarom dat zo was.
3 Lees het ar tikel in bron 8 over het hedendaagse standbeeld dat voor Willem I werd opgericht.
Hoe komt het volgens jou dat Willem I in Gent een standbeeld kreeg?
Zoek argumenten in de bronnen bij deze historische vraag.
Bron 1:
In theorie werd het Zuiden een gelijkwaardig deel van het nieuwe Koninkrijk, met een ‘gelijke’ vertegenwoordiging in de Staten-Generaal en met dezelfde financiële verplichtingen, maar dit werd niet zo ervaren in het Zuiden. In 1815 telde het Zuiden, met 3,37 miljoen inwoners, 60 000 stemgerechtigden, het Noorden, met amper 2 miljoen inwoners, 80 000. Beide delen van het Koninkrijk hadden 55 afgevaardigden in de Staten-Generaal – de ‘Belgen’ hadden tevergeefs aangedrongen op meer leden. Noord en Zuid hadden ook dezelfde financiële verplichtingen, want de staatsschuld werd opnieuw ‘gelijk’ verdeeld. Het Noorden had echter een veel hogere schuld, wat betekende dat het Zuiden een groter deel van de schuld op zich nam dan waarvoor het verantwoordelijk was.
Uit: De Vuyst, W. & De Waele, M. (2015). Het verloren koninkrijk. Willem I &
Bron 2: De bestuurlijke organisatie onder Willem I
De koning doet wetsvoorstellen en kan wetten goed- of afkeuren.
Willem I
Regeert via koninklijke besluiten.
WETGEVENDE MACHT
parlement (= Staten-Generaal)
Eerste Kamer voor het leven benoemd door de koning
Tweede Kamer gekozen via getrapte verkiezingen
Cijnskiezers duiden Provinciale Staten aan, die vervolgens de Tweede Kamer kiezen.
Bron 3:
UITVOERENDE MACHT
ministers benoemd door de koning, die hen ook kan ontslaan
Ministers zijn geen verantwoording verschuldigd aan het parlement, enkel aan de koning.
RECHTERLIJKE MACHT
rechters voor het leven benoemd door de koning
Art. 5: Te rekenen van 1 januari 1823 zal in de provincies Limburg, Oost-Vlaanderen, West-Vlaanderen en Antwerpen geen andere taal dan de taal van het land (dit wil zeggen het Nederlands) voor de behandeling van openbare zaken erkend of gewettigd zijn (…).
Art. 6: De provinciën Zuid-Brabant, Luik, Henegouwen, Namen en het Groot-Hertogdom Luxemburg vallen niet onder dit besluit, maar Wij houden ons echter het recht voor de bepalingen daarvan bij bijzonder besluit verder uit te breiden:
1. tot de plaatsen en gemeenten in Zuid-Brabant waar uit Ons onderzoek blijkt dat het Vlaams er de voertaal is;
2. tot die plaatsen en gemeenten in de overige provinciën (…) waar de voertaal verschilt van de taal van de provincie. (…)
Uit: Taalbesluit. (15 september 1819).
Het taalbesluit van 1819 van Willem I volgde op de Franse taalwetten van Napoleon. Willem I voorzag een overgangsperiode van enkele jaren, zodat de Franstalige burgerij voldoende tijd kreeg om Nederlands te leren.

Bron 4:
Verhoesen, A. (1829). Spotprent over de beteugeling van de 'losbandigheid' en 'kwaadwilligheid' van de Belgische journalisten. Rijksmuseum Amsterdam. Hoewel persvrijheid was opgenomen in de Grondwet, volgden onder Willem I al snel beperkingen waardoor anoniem publiceren verboden werd en auteurs en drukkers van ’aanstootgevende’ publicaties werden vervolgd. Het waren voornamelijk jonge liberalen die daarvoor verantwoordelijk waren omdat ze moeite hadden met de regeerstijl van Willem I.
Bron 5: Verbetering van de vaarwegen tijdens de regering van Willem I
↑
In 1815 liet de verkeersinfrastructuur in het Verenigd Koninkrijk vaak te wensen over. Willem I wilde die situatie veranderen, en tussen 1815 en 1832 werd in totaal voor 481 km aan nieuwe kanalen gegraven. Dat leverde Willem I de bijnaam ‘kanalenkoning’ op. Door de werken werden een heleboel waterwegen verbeterd en kregen enkele belangrijke steden een rechtstreekse verbinding met de zee.
Bron 6:
Eind maart 1824 werd de ‘Nederlandse Handel-maatschappij’ opgericht. Deze maatschappij stimuleerde de handel met het buitenland en de kolonies: zij was verplicht een aanzienlijk deel van haar budget te besteden “à venir en aide à l’industrie textile.” Door de verschillende steunmaatregelen waren de jaren 1820 gouden jaren voor de Gentse katoenindustrie. Tussen 1825 en 1830 is het aantal spinnerijen meer dan verdubbeld. In 1819 waren er nauwelijks 3 stoommachines, in 1830 al 55. Nederlands-Indië werd de belangrijkste afzetmarkt voor het Gentse katoen: van de 40 000 stukken die naar de kolonie werden gezonden in 1829 kwamen er 37 000 uit Gent. De sector gaf toen werk aan 15 000 à 16 000 mensen.
Uit: De Vuyst, W. & De Waele, M. (2015). Het verloren koninkrijk. Willem I & België. OKV. www.okv.be
Hoofdstuk 2: Het Congres van Wenen, liberalisme en nationalisme (1815 - 1914)

Bron 7:
Bron 8:
← Goetghebuer, P.J. (ca. 1827). De aula van de Gentse universiteit gebouwd naar een ontwerp van stadsarchitect L. Roelandt. Archief Gent.

Onder het Franse bewind (1794 - 1815) was het onderwijs, dat tot dan toe in handen van de katholieke kerk was, in de Zuidelijke Nederlanden sterk verwaarloosd. Naar schatting de helft van de bevolking was er analfabeet. Willem I zette een inhaalbeweging in door rijksnormaalscholen op te richten waar toekomstige leraren werden gevormd. Ook richtte hij rijksuniversiteiten op in de steden Gent en Luik. In Brussel zagen nieuwe wetenschappelijke organisaties zoals de Sterrenwacht (1826) en de Botanische tuin (1829) het licht.
94-jarige professor Evrard onthult standbeeld koning Willem I aan Reep: “Verwezenlijking van oude droom”
Na een eigen straat heeft koning Willem I nu ook een standbeeld in Gent. Als jarenlange pleitbezorger van de vorst van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden onthulde professor Alexander Karel Evrard (94) het standbeeld aan de Reep eigenhandig. “Na Jacob Van Artevelde was Willem I de grootste weldoener voor onze stad.”

Uit: De Spiegeleir, Y. (20 oktober 2018). 94-jarige professor Evrard onthult standbeeld koning Willem I aan Reep: “Verwezenlijking van oude droom”. Het Laatste Nieuws.
Op het plakkaat onder het standbeeld staat: ‘Dit standbeeld van Koning Willem I − Willem Frederik Prins van Oranje-Nassau (1772 - 1843) − werd opgericht door de Stad Gent en het ‘Comité 1815 - 2015: Willem, Bedankt!’ uit erkentelijkheid voor zijn verwezenlijkingen in de periode van de Verenigde Nederlanden tussen 1815 en 1830.’ Alexander Karel Evrard werd geboren in 1923. Hij doctoreerde in 1950 in Gent en in 1953 in Leiden tot zenuwarts. Hij is bezieler van het ‘Comité 1815 - 2015: Willem, Bedankt!', dat Willem I de erkenning wil geven die hij volgens hen verdient. In 2018 schreef hij het essay Willem I, een Gentse visie, waarbij hij focust op de verwezenlijkingen van Willem in de stad Gent.
Lees het volledige artikel op iDiddit.
2 Eenheid tussen de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden (1815 - 1830)
2.1 Ontstaan van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
In de geest van het Congres van Wenen ontstond het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden in 1815. Het nieuwe land was ontstaan door onderhandelingen tussen de grootmachten Het kreeg Willem I, lid van het vorstenhuis van de Noordelijke Nederlanden, als koning en moest dienen als bufferstaat tegen Frankrijk.

Willem I had grootse plannen met het nieuwe koninkrijk. Hij voerde meteen een propagandacampagne die de burgers in het Zuiden moest doordringen van de gedeelde geschiedenis met het Noorden. In het Zuiden liep men echter niet warm voor de vereniging. Al eeuwenlang leefde men er volgens een katholieke traditie, terwijl in het Noorden de meerderheid protestants was. Bovendien was het Noorden tijdens de Gouden Eeuw uitgegroeid tot een Europese mogendheid. In het Zuiden leefde dan ook de vrees dat men, na een Spaanse, Oostenrijkse en Franse overheersing, opnieuw zou worden gedomineerd door een externe overheerser.
2.2 Een verlicht despoot
Willem I kende meteen een moeilijke start. Zijn conservatieve (of behoudsgezinde) Grondwet bepaalde dat het staatshoofd heel dominant was. Daardoor was er geen sprake van een echte scheiding der machten. Pas in 1823 kwam er een ministerraad, waarbij de ministers hoofdzakelijk uit het Noorden afkomstig waren. In de Staten-Generaal was er een gelijke vertegenwoordiging van het Noorden en het Zuiden, elk met 55 afgevaardigden. Voor het Zuiden voelde dat echter aan als een ongelijke machtsverhouding, aangezien het een groter bevolkingsaantal had. Zo werd ook de staatsschuld in twee gelijke delen gesplitst, hoewel het Noorden meer schulden had.
Het waren voornamelijk de katholieken die van meet af aan fel protesteerden tegen de Grondwet. Dat kwam hoofdzakelijk omdat Willem I de kerk ondergeschikt had gemaakt aan de staat. Hij stelde bovendien dat godsdiensten gelijk waren, waardoor de katholieke kerk veel van haar oude invloed verloor.
2.3 Economische ontwikkelingen
Willem I toonde grote belangstelling voor industrialisering. Hij koppelde de handelstraditie van het Noorden aan de industriële innovaties in het Zuiden. Zo wilde hij de slechte economische toestand in het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden na de Franse overheersing een nieuwe start geven. Hij investeerde in industriële maatschappijen en bouwde via de aanleg van kanalen en wegen de transportinfrastructuur verder uit. Hij organiseerde ook verschillende nijverheidstentoonstellingen die zorgden voor een ware kruisbestuiving tussen de fabrikanten. Die acties hadden tot doel zowel de nijverheid in het Zuiden, waaronder de Gentse textielindustrie, als de handel in het Noorden te bevorderen. Binnen dat economische klimaat bouwde John Cockerill in Wallonië een industrieel imperium met steenkoolmijnen en ijzergieterijen uit.
2.4 Groeiende ontevredenheid
De hervormingsdrang van Willem I was nog op andere gebieden voelbaar. Zo droomde hij ervan om van het Nederlands de bestuurstaal in het Zuiden te maken. Dat kon uiteraard niet door de beugel bij de elite waarvan een meerderheid Frans als voertaal gebruikte. Bovendien wilde hij zijn greep op het onderwijs verstevigen door staatsscholen op te richten. Een belangrijke drijfveer daarvoor was dat hij de onderwijskwaliteit wou verbeteren, maar het Zuiden voelde dat aan als een autocratische ingreep. In 1825 kwam het zelfs zover dat alle scholen die zonder de toestemming van Willem I opgericht waren, de deuren moesten sluiten. Daardoor ontstond een schoolstrijd in het Zuiden die aangevoerd werd door de katholieke kerk, die de ‘protestantse duivel uit het Noorden’ zo snel mogelijk kwijt wilde. Dat leidde tot een onherstelbare religieuze breuk.
2.5 Opstand
De Franse bezetting en de ontevredenheid over het bestuur vanuit de Noordelijke Nederlanden deed een pril Belgisch nationalisme ontstaan. Het wij-zij-gevoel tussen het Noorden en het Zuiden werd daardoor nog versterkt. Onderlinge meningsverschillen in het Zuiden werden opzijgeschoven omwille van de gemeenschappelijke tegenstander. In 1828 verenigden de liberalen en katholieken uit het Zuiden zich in het monsterverbond. Op 23 september 1830 brak de Belgische Revolutie uit. Willem I vatte dat op als een persoonlijke nederlaag. Terwijl hij zich in 1815 nog had opgeworpen als de vorst die eenheid zou brengen in het Verenigd Koninkrijk, scheurde het misnoegde Zuiden zich na amper vijftien jaar af.
Historische vraag 3:
Historici proberen zich een beeld te vormen van wat er gebeurde in het verleden en doen daarvoor een beroep op bronnen. Wanneer je bronnen onderzoekt, moet je kritisch blijven voor veralgemeningen en stereotyperingen. Je oefent je dus steeds in het historisch redeneren.
Historisch denken: stereotyperen en veralgemenen
Veralgemeningen zijn een belangrijk middel om helderheid te scheppen in de chaos van het verleden. Stereotypes zijn onterechte of overdreven veralgemeningen. Men overdrijft het gedrag of uitzicht van een paar mensen en neemt dat onterecht als de standaard voor de hele groep. Dat kan leiden tot vooroordelen en discriminatie. Als je bronnen observeert en interpreteert, is het dan ook belangrijk dat je veralgemeningen en stereotypen herkent én kunt onderscheiden van elkaar.
Je kwam al in contact met stereotypering in Sapiens 3. Je leerde toen dat joodse minderheden daar vaak het slachtoffer van werden. Zo werden ze regelmatig afgeschilderd als rijke gierigaards en sluwe zakenlui. In de middeleeuwen waren de christelijke kredietverleners immers gebonden door heel wat kerkelijke wetten, in tegenstelling tot hun joodse collega's. Dat leidde tot afgunst, en daarbij liet men geen mogelijkheid onbenut om de joden in een kwaad daglicht te zetten.
Opdrachten
1 Bestudeer de compositie en het kleurgebruik in het schilderij van Gustaaf Wappers over de Belgische Revolutie (bron 1). Welk effect beoogt Wappers daarmee? Welke stereotypering merk je op?

2 Bepaal op basis van bron 2 welke gebeurtenis de aanzet gaf tot de Belgische Revolutie. Noteer welke gevolgen daarvan bedoeld of onbedoeld waren.
3 Vergelijk de beeldvorming van de Belgische Revolutie in bron 1 en 2. Verklaar waarom dat verschil in beeldvorming tijdsgebonden is. Bron 1:
Wappers, G. (1835). Tafereel van de Septemberdagen 1830 op de Grote Markt te Brussel. Wappers vond inspiratie voor dit schilderij bij het werk De vrijheid leidt het volk van Delacroix (zie p. 28) en bij Rubens voor het kleurgebruik.
Hoofdstuk 2: Het Congres van Wenen, liberalisme en nationalisme (1815 - 1914)
Bron 2:
De viering, die haar apotheose moet beleven op de nationale feestdag van 21 juli, zal veel fraais te zien geven. Maar ze blijft hoe dan ook altijd een vorm van officieel staatstheater. Dat is nu eenmaal de aard van het beestje. De geest ervan verschilt niet van die van de Vlaamse 11-julivieringen, of van hoe de Verenigde Staten in 1976 hun tweehonderdste verjaardag herdachten, of van het circus dat de Franse president François Mitterrand in 1989 aanrichtte ter gelegenheid van tweehonderd jaar Franse Revolutie. Daarbij worden beeldvorming, rationalisering en symboliek pas achteraf geconstrueerd, in functie van de behoeften van het moment. En zo herdenkt '175-25' een revolutie die om te beginnen meestal haar naam niet eens krijgt. Meestal wordt ze een 'omwenteling' genoemd, omdat 'revolutie' zo revolutionair klinkt. Dat past niet meteen bij de bedaagdheid die Belgen zichzelf graag toedichten.
Bovendien begon '1830' al evenmin als een revolutionaire onafhankelijkheidsstrijd. Het was aanvankelijk niet eens de bedoeling om een onafhankelijke Belgische staat te stichten. Alleen is het daar als gevolg van de feiten wel op uitgedraaid. Dat maakt België overigens nog niet tot een 'kunstmatige' staat. Of liever, het is niet kunstmatiger dan om het even welke andere staat. Dat geldt niet minder voor de onafhankelijke staat Vlaanderen waar sommigen van dromen. 'Natuurlijke' staten zijn ondenkbaar omdat elke staat niets anders kan zijn dan het product van zijn geschiedenis, en dus van de omstandigheden, van het toeval of van beslissingen en machtsverhoudingen waar het zelf geen greep op heeft.
De revolutie van 1830 was het gevolg van uit de hand gelopen voedselrellen in Brussel. Daar maakte de morrende lokale elite de grootgrondbezitters, de burgerij en de katholieke kerk gebruik van om ten eigen bate concessies af te dwingen van de Nederlandse koning. En voor iedereen er erg in had, was de onafhankelijke Belgische staat een feit. Zo kreeg die lokale elite onverhoopt de kans om het landsbestuur geheel naar haar hand te zetten.
En dat deed ze ook, zodat helemaal niks veranderde voor de paupers, werklozen en hongerlijders die de revolutie echt hadden 'gemaakt', overigens zonder dat ze daar politieke eisen aan hadden gekoppeld. Zij bleven, net als tevoren, volledig van de macht uitgesloten en gingen er sociaal al evenmin op vooruit. Meer nog, achteraf werden niet weinigen van hen wegens woelmakerij tot zware gevangenisstraffen veroordeeld. Dat laatste is een van de dirty little secrets van België, net als het bloedbad van Jeruzalem of de terreur van Leopold II in Congo. Iedereen weet ervan, maar het krijgt allemaal weinig officiële aandacht. Zelfs historici brengen al decennialang geen belangstelling meer op voor 1830. Zo verdwijnt de geschiedenis vanzelf en blijft er alleen het feest van over.
Uit: Reynebeau, M. (3 januari 2005). België viert 175 jaar onafhankelijkheid en 25 jaar federalisme. De Standaard.
Marc Reynebeau is een Belgische journalist, columnist en historicus. Hij schreef dit opiniestuk naar aanleiding van de festiviteiten die op het programma stonden ter ere van de 175e verjaardag van de Belgische onafhankelijkheid.
3 België wordt onafhankelijk
3.1 Economisch zware omstandigheden
Al bij het ontstaan in 1815 kende het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden de nodige problemen. Enerzijds was er snel onvrede over de manier waarop Willem I het Zuiden van het nieuwe land bestuurde. Anderzijds brak er in 1817 een zware economische crisis uit die voornamelijk de koopkracht van de arbeiders trof. Hoewel Willem I veelbelovende investeringen deed om de economie opnieuw aan te zwengelen, bracht dat voor het grootste gedeelte van de arbeiders in het Zuiden geen verbetering in hun leef- en werkomstandigheden. Sterker nog, door de toenemende industrialisering zagen veel arbeiders hun werk verloren gaan aan machines. Door een aantal slechte oogsten leden velen ook honger. Wanneer Willem I begin jaren 1820 een belasting invoerde op het malen en slachten, gingen de voedselprijzen nog meer de hoogte in.
Wij willen Willem weg
Wil Willem wijzer worden
Wij willen Willem weer
← De 12 W’s was een slogan tegen de overheersing door Willem van Oranje. Het zinnetje was een aanval op zijn beleid
3.2 Een opera wakkert het ongenoegen aan
Op 25 augustus speelde de opera De stomme van Portici in de Muntschouwburg in Brussel. Het stuk, dat over een volksopstand van de Napolitanen tegen de Spaanse overheersing gaat, wakkerde de nationalistische gevoelens van de toeschouwers en hun drang naar verandering aan. Vanuit het publiek klonk geroep en getier en niet veel later verliet een woedende menigte het operagebouw, terwijl overal ‘Vive la liberté!’ werd geroepen.

Diezelfde avond werden enkele huizen van aanhangers van Willem I verwoest. Het geweld werkte aanstekelijk op het volk, want de daaropvolgende dagen werden in steden zoals Luik, Namen, Verviers en Leuven stoommachines en mechanische weefgetouwen vernield.
3.3 Van opstand tot het streven naar onafhankelijkheid
Er was een erg grote heterogeniteit onder de opstandelingen. De eisen van de arbeiders waren vooral gericht op een eerlijk loon en betere leef- en werkomstandigheden.
Onder de meer gegoede klassen kwam de roep naar politieke veranderingen sterk op de voorgrond, maar zonder dat er daarover een echte eensgezindheid bestond. Radicale groepen streefden naar een definitieve breuk tussen het Noorden en het Zuiden, terwijl anderen enkel een administratieve scheiding op het oog hadden. Daarnaast waren er binnen die meer gegoede lagen van de maatschappij ook grote verschillen over het soort van staatsstructuur dat ze wilden bereiken. De meest radicalen wilden de ideeën van de Franse Revolutie verderzetten in België om zo tot een echte volkssoevereiniteit te komen. Andere, meer conservatieve, groepen wilden weliswaar meer vrijheid, maar zonder de massa echte macht te geven.
← Guillaume, H. (1885). Intrede der Hollandse troepen op 23 september 1830. Tekening uit: Moke, H. (1880). De Geïllustreerde Geschiedenis van België.
Omdat de rellen in de daaropvolgende weken toenamen en zich verder verspreidden, trok het Nederlandse leger Brussel binnen. Wat volgde was een echte stadsoorlog. Enkele dagen later riepen een aantal leiders van de opstand zich uit tot het ‘Voorlopig Bewind’. Die revolutionaire regering bestond uit de elite die al lang ontevreden was over het beleid van Willem I. Op 4 oktober 1830 riep het Voorlopig Bewind de onafhankelijkheid uit en zag België het levenslicht.

3.4 Het Verdrag van Londen
Willem I had gehoopt dat de grote Europese mogendheden hem zouden steunen. Al in augustus had hij om militaire hulp gevraagd, maar hij had weinig reactie gekregen. Omdat de mogendheden verdeeld waren over de kwestie, startten ze in Londen onderhandelingen op over het lot van de Zuidelijke Nederlanden. De grootste prioriteit ging uit naar het herstellen van het vreedzaam contact tussen de twee gebieden om zo een nieuwe Europese oorlog te vermijden.
Willem I, de koning der Nederlanden, weigerde aanvankelijk de onafhankelijkheid van België te erkennen en probeerde gewapenderhand het Zuiden opnieuw te veroveren. Pas in 1839 gaf hij die eenheidspolitiek op en erkende hij de Belgische onafhankelijkheid toen hij het Verdrag van Londen ondertekende.
Daumier, H. (1832). De Europese grootmachten op de Conferentie van Londen in 1830. Pruisen (paard), Oostenrijk (aap), Rusland (ijsbeer), Groot-Brittannië (vos) en Frankrijk (haas) beslissen over het lot van Holland (hond) en België (kalkoen).
↑

Uitbreiding 1:
Welke invloed had de wereldtentoonstelling van 1905 op het Belgische imago?

Sinds 1756 werden er grote internationale tentoonstellingen gehouden waarin het organiserende land liet zien waar het stond op vlak van technische ontwikkelingen. In 1905 was Luik de place to be. De tentoonstelling viel samen met de viering van 75 jaar onafhankelijkheid in België en het 40-jarig jubileum van koning Leopold II.
België wou zijn succesverhaal tonen, maar slaagde het daar ook in?
Ga naar iDiddit om het te ontdekken.
Historische vraag 4:
Hoe zorgde de Belgische Grondwet van 1831 voor heibel in 2020?
Verleden, heden en toekomst zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. In deze opdracht bestudeer je eerst de originele Belgische Grondwet uit 1831. Daarna ga je na waarom die voor zo veel opschudding zorgde tijdens de start van de covidpandemie in 2020.
Historisch denken: actualiseren
Wanneer je het verleden analyseert, begrijp je het heden vaak beter. Er worden immers voortdurend vergelijkingen gemaakt tussen het verleden en het heden. Wanneer je als historicus gaat actualiseren, doe je onderzoek naar een fenomeen dat vroeger al bestond en nog steeds – al dan niet in een gewijzigde vorm – aanwezig is. Daarbij besteed je aandacht aan zowel de gelijkenissen als de verschillen.
Dat deed je ook in Sapiens 2 en 4. In Sapiens 2 zag je hoe tijdens de klassieke oudheid in Griekenland de democratie ontstond. In Sapiens 4 leerde je vervolgens hoe de verlichting op die democratische principes voortbouwde en hoe we die principes vandaag invullen. Ook maakte je een vergelijking tussen de impact van het ontstaan van de boekdrukkunst (verleden) met die van de opkomst van het internet (heden).
Opdrachten
1 In de Grondwet van 1831 werden verschillende vrijheden gegarandeerd. Analyseer de Grondwet en lijst op welke vrijheden typische eisen waren van de katholieken en welke van de liberalen. Beargumenteer telkens je keuze.
2 Bestudeer de primaire bronnen uit de covidpandemie. Op welke manier zijn die zaken in conflict met de Belgische Grondwet van 1831?
Bron 1:
Art. 6 Er is geen onderscheid van standen in de Staat. De Belgen zijn gelijk voor de wet; zij alleen kunnen tot de burgerlijke en militaire bedieningen worden toegelaten, behoudens de uitzonderingen die, voor bijzondere gevallen, door een wet kunnen ingevoerd worden.
Art. 7 De vrijheid van de persoon is gewaarborgd. Niemand kan worden vervolgd dan alleen in de gevallen voorzien bij de wet, en op de wijze door haar voorgeschreven.
Art. 9 Geen straf kan worden ingevoerd of toegepast dan uit kracht van de wet.
Art. 10 De woning is onschendbaar; geen huiszoeking kan geschieden dan in de gevallen bij de wet voorzien, en op de wijze door haar voorgeschreven.
Art. 14 De vrijheid van eredienst, de vrije openbare uitoefening ervan, alsmede de vrijheid om zijn mening op elk gebied te uiten, zijn gewaarborgd, behoudens de vervolging van de misdrijven begaan ter gelegenheid van het gebruikmaken van die vrijheden.
Art. 15 Niemand kan worden gedwongen op enigerlei wijze deel te nemen aan handelingen en aan plechtigheden van een eredienst of er de rustdagen van te onderhouden.
Art. 17 Het onderwijs is vrij; elke preventieve maatregel is verboden; de bestraffing van de misdrijven wordt alleen bij de wet geregeld. Het openbaar onderwijs, op 's Lands kosten gegeven, wordt eveneens bij de wet geregeld.
Art. 18 De drukpers is vrij; de censuur kan nooit ingesteld worden; geen borgstelling kan worden geëist van de schrijvers, uitgevers of drukkers. Wanneer de schrijver bekend is en zijn woonplaats in België heeft, kan de uitgever, de drukker of de verspreider niet worden vervolgd.
Art. 20 De Belgen hebben het recht zich te verenigen; dit recht mag niet aan enige preventieve maatregel onderworpen worden.
Art. 23 Het gebruik der in België gesproken talen is vrij; het kan slechts bij de wet geregeld worden en alleen voor de handelingen van de openbare overheid en voor de gerechtszaken.
Art. 25 Alle machten gaan uit van de Natie. Zij worden uitgeoefend op de bij de Grondwet bepaalde wijze.
Uit: Belgische Grondwet. (7 februari 1831).
De Belgische Grondwet vormde een inspiratie voor tal van andere Europese landen omdat ze een vernieuwende liberale inhoud had en ook helder en beknopt geformuleerd was. Dat laatste had ook te maken met de snelheid waarmee de Grondwet was opgesteld. De formulering bleef daardoor vaak kort en vrij algemeen.
Bron 2:
Art. 1 Worden verboden tot en met 3 april 2020: de privé- en publieke activiteiten van culturele, maatschappelijke, feestelijke, folkloristische, sportieve en recreatieve aard.
Art. 2
Art. 3
Worden gesloten tot en met 3 april 2020: de inrichtingen die behoren tot de culturele, feestelijke, recreatieve, sportieve en horecasector.
Worden gesloten op zaterdag en zondag, tot en met 3 april 2020: alle winkelcentra, winkels die niet voor de voeding bestemde producten verkopen en handelszaken. In afwijking van paragraaf 1 mogen apotheken openblijven, volgens de gebruikelijke dagen en uren. Voedingswinkels mogen openblijven volgens de gebruikelijke dagen en uren.
Art. 4 De lessen en activiteiten in het kleuter-, lager en secundair onderwijs worden geschorst tot en met 3 april 2020.
Uit: Ministerieel besluit. (13 maart 2020).
↑
Eind 2019 werd er een nieuwe onbekende virale ziekte ontdekt in Wuhan, China. Op 11 maart 2020 maakte de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) bekend dat die ziekte officieel was uitgegroeid tot een pandemie. Over de hele wereld werden maatregelen getroffen om de verspreiding van het virus tegen te gaan.
Bron 3: ↑
Aprilgrap La Boum loopt uit de hand in Ter Kamerenbos: zeker 34 gewonden, 22 arrestaties
Uit: jvh, amg, yb, tg. (1 april 2021). Aprilgrap La Boum loopt uit de hand in Ter Kamerenbos: zeker 34 gewonden, 22 arrestaties. Het Nieuwsblad.
Krantenkop uit Het Nieuwsblad van donderdag 1 april 2021. Wat begon als een aprilgrap, groeide uit tot een massaal protest tegen de maatregelen die de overheid trof om de verspreiding van COVID-19 tegen te gaan. Via sociale media werd er opgeroepen om samen te komen in het Brusselse
Ter Kamerenbos en er te feesten. Daarmee overtraden de feestvierders de maatregelen die op dat ogenblik van kracht waren.

Op 7 februari 1831 werd de Belgische Grondwet aangenomen die van België een parlementaire constitutionele monarchie maakte. De Grondwet betekende een breuk met het verlicht absolutisme en was omwille van zijn liberale karakter een voorbeeld voor verschillende andere Europese landen. Er werden verschillende vrijheden en grondrechten gewaarborgd, zoals vrijheid van onderwijs, persvrijheid en godsdienstvrijheid. Het principe van de scheiding der machten, dat ontstaan was binnen de verlichting, vormde de basis voor de organisatie van de staat. De rol van de koning werd omschreven en de ministers waren verantwoording voor hun daden verschuldigd aan het parlement.
Hoewel officieel alle Belgen gelijk voor de wet waren, was er in de praktijk toch nog geen volledige gelijkheid. Door het cijnskiesrecht had alleen een toplaag van vermogende mannen inspraak en was er sprake van een ongelijke machtsverhouding tussen de verschillende sociale groepen. De rechten van vrouwen waren bovendien nog veel beperkter dan die van mannen.
Vanaf het einde van de 19e eeuw werden er verschillende grondwetswijzigingen doorgevoerd. Die zorgden enerzijds voor een verdere uitbreiding van het kiesrecht, tot en met de invoering van het algemeen stemrecht voor mannen én vrouwen vanaf achttien jaar. Anderzijds werd de bestuurlijke organisatie van België grondig hervormd.
Uitbreiding 2: Waarom werd Libertador, de film over het leven van Simon Bolivar, gekozen als de Venezolaanse inzending voor de Oscars in 2014?
Simon Bolivar werd geboren in 1783 in een Spaanse aristocratische familie. De familie had zich in NieuwGranada, het huidige Venezuela, gevestigd. Venezuela was op dat moment nog altijd een kolonie van Spanje, al begon er een beweging te ontstaan die ijverde voor onafhankelijkheid. Bolivar verloor zijn ouders op jonge leeftijd, maar door de fondsen die ze hem hadden nagelaten, genoot hij toch van een goede opleiding. Toen hij zestien was, reisde hij naar Spanje om verder te studeren. In Europa kwam hij in contact met verlichte denkers zoals Locke, Voltaire, Montesquieu en Rousseau. In 1807 keerde hij terug naar Zuid-Amerika met het voornemen voor vrijheid te zorgen, en dat deed hij ook. Venezuela, Columbia, Panama, Peru, Bolivia en Ecuador gingen dankzij hem een nieuwe toekomst tegemoet.
Opdrachten
1 Door welke denkrichting werd Bolivar geïnspireerd? Zoek argumenten voor je antwoord in de bronnen.
2 Ga online op zoek naar meer voorbeelden die bewijzen dat Bolivar nog altijd een grote rol speelt in het collectieve geheugen van Zuid-Amerika.
3 Op welke manier kijken de Venezolanen vandaag op Bolivar terug? Welke collectieve herinneringen hebben ze aan hem?
4 De collectieve herinnering aan Bolivar wordt ook door de overheid van Venezuela sterk benadrukt en levend gehouden. Waarom doen ze dat? Bekijk daarvoor zeker de functies van collectieve herinnering in de Histokit.
Bron 1:
“Een volk dat houdt van vrijheid, zal uiteindelijk vrij zijn.”
“Wanneer tirannie de wet wordt, is opstand een recht.”
“Slavernij is een afstammeling van het duister.”
“Naties marcheren naar de top van hun grootsheid in hetzelfde tempo als hun opleiding.”
“Het is moeilijker om een natie te bevrijden van dienstbaarheid, dan om een vrije natie tot slaaf te maken.”
Uit: Bolivar, S. (tussen 1783 en 1830). Selectie uitspraken.
Bron 2:
← Venezolaanse postzegel ter nagedachtenis van de slag bij Carabobo. (1961).

Tussen 1810 en 1823 vochten de Venezolaanse onafhankelijkheidstroepen tegen de Spaanse overheersing. Tijdens de slag bij Carabobo werden de troepen geleid door Simon Bolivar. Hij was het die de overwinning behaalde. Het leidde tot de onafhankelijkheid van Venezuela.
Bron 3:
Venezolanen! Een leger van broeders, gestuurd door het Opperste Congres van Nieuw-Granada, is gekomen om u te bevrijden en bevindt zich nu onder u nadat het de onderdrukkers uit de provincies Mérida en Trujillo heeft verdreven. We zijn gestuurd om de Spanjaarden te vernietigen, de Amerikanen te beschermen en de republikeinse regeringen te herstellen die de Venezolaanse Confederatie vormden. De staten die we hebben bevrijd, worden opnieuw geregeerd door hun oude grondwetten en leiders, en ze genieten ten volle van hun vrijheid en onafhankelijkheid. Onze enige missie is om de ketenen van dienstbaarheid te doorbreken die nog steeds sommige van onze volkeren onderdrukken. We zijn niet van plan wetten uit te vaardigen of macht uit te oefenen, ook al zouden de oorlogswetten ons daartoe machtigen.
Uit: Bolivar, S. (1813). Decreet van oorlog tot de dood.
Bron 4:
↑ Bekijk de trailer.
← In 2013 werd de historische film Libertador uitgebracht. De film gaat over het leven van Simon Bolivar, die in Latijns-Amerika nog steeds ‘El Libertador’ of ‘De Bevrijder’ wordt genoemd. Scan deze pagina om de trailer van de film te bekijken.

Historische vraag 5:
Welke liberale toegevingen deden vorsten in 1848?
Na de Franse Revolutie ontstonden tumultueuze tijden. De conservatieve vorsten die sinds het Congres van Wenen opnieuw aan de macht waren, wilden zo veel mogelijk macht naar zich toe trekken. Op korte termijn had hun autoritaire visie op besturen succes, maar op lange termijn verdwenen de idealen van de verlichting niet. Meer en meer verlangde het volk naar vrijheid en wilde het de macht van de vorsten inperken. In deze historische vraag kom je te weten op welke manier in 1848 een reeks opstanden ontstond, waardoor vorsten zich genoodzaakt zagen liberale toegevingen aan het volk te doen.
Opdrachten
1 Bekijk aandachtig het schema met liberale revoluties (bron 1).
Wat kun je zeggen over de (on)gelijktijdigheid en over de situering in de ruimte (nationaal, West-Europees, Europees of mondiaal)?
2 Bekijk nu ook de bronnen en de teksten over de liberale opstanden in 1848.
a Waar was er sprake van verandering door de liberale toegevingen van de vorsten en waar niet?
b Wat hielden de veranderingen precies in?
Bron 1: Overzicht van de revoluties in Europa (1848 - 1849)
Frankrijk
Duitse Bond
Oostenrijk
Italië
Hongarije
België
periode met revolutionaire acties
Bron 2:
↑
Maker onbekend. (1848). Engelse spotprent. In de prent wordt de Franse koning Lodewijk Filips voorgesteld als een kaars die wordt uitgedoofd door een revolutionair.

Republikeinen, democraten en vertegenwoordigers van de middenstand verzamelden zich in februari 1848 tijdens banketten waarbij ze in speeches opriepen om het kiesrecht te hervormen. De regering, die de dreigende revolutie in de lucht voelde hangen, besloot om de bijeenkomsten te verbieden. De organisatoren van de banketten riepen als reactie op tot een grote mars, die bloedig uiteen werd gedreven en waarbij tachtig demonstranten het leven lieten. Daarop werden in een uur tijd 1 500 barricades opgeworpen door de woedende volksmenigte. Koning Lodewijk Filips vluchtte naar Versailles waar hij, uit vrees voor de guillotine, besloot om af te treden. Hij schoor zijn bakkebaarden af, zette een bril op en hulde zich in een warme sjaal en dikke jas. Daarop ging hij aan boord van een veerboot die hem naar Newhaven bracht waar hij (en de rest van zijn familie) zijn leven in ballingschap begon terwijl in Frankrijk de Tweede Franse Republiek werd uitgeroepen.
Uit: Evans, R.J. (2016). De eeuw van de macht, Europa 1815-1914. Hollands Diep.
Bron 3:
Tijdens de Maartrevolutie van 1848 eisten revolutionairen liberale en democratische hervormingen. De voornaamste reden van de revolutie was de ontevredenheid over de reactionaire en absolutistische regeerstijl van Klemens von Metternich, die de persvrijheid beknotte en opstanden simpelweg verbood. Grote groepen arbeiders verzamelden zich en haalden lantaarnpalen uit de grond om daarmee de stadspoorten te rammen. De autoriteiten wierpen wegversperringen op, maar toen de woedende menigte deze doorbrak besloot Von Metternich om af te treden. Om de revolutionairen tegemoet te komen kondigde keizer Ferdinand I de afschaffing van de censuur en het bijeenroepen van de grondwetgevende vergadering af.
Oostenrijks pamflet. (18 maart 1848). In het pamflet staan de toegevingen die de Oostenrijkse keizer Ferdinand I deed naar aanleiding van de opstanden in zijn land.

Bron 4:
De revolutie in Hongarije begon op 15 maart 1848 toen Hongaarse nationalisten zich in Pest en Boeda verzamelden. De menigte had vernomen dat een van de meest autoritaire staatsmannen van Europa, Klemens von Metternich, was afgetreden en groeide snel aan tot 20 000 personen. Er werd Hongaarse poëzie voorgelezen (‘Wij zweren bij de God van de Hongaren. Wij zweren dat wij geen slaven meer zullen zijn.’) en de demonstranten eisten dat hun ‘twaalf punten’ zouden worden aanvaard. Enkele dagen later werden de eisen van de nationalisten ingewilligd door Ferdinand I. Hongarije zou deel blijven uitmaken van de Oostenrijkse monarchie maar een grote mate van zelfbestuur krijgen.
Uit: Evans, R.J. (2016). De eeuw van de macht, Europa 1815-1914. Hollands Diep.
Pamflet van Hongaarse revolutionairen. (15 maart 1848).

Met dit pamflet eisten ze autonomie binnen het keizerrijk Oostenrijk. Na de veelzeggende titel Wat wil de Hongaarse natie volgen hun twaalf eisen: 1. Persvrijheid en afschaffing van censuur;
2. Een verantwoordelijke regering in Boeda-Pest; 3. Een jaarlijkse parlementaire zitting; 4. Burgerlijke en religieuze gelijkheid voor de wet; 5. Een Hongaarse nationale wacht; 6. Een verdeling van de belastingen;
7. Afschaffen van de horigheid; 8. Jury's en vertegenwoordiging op gelijke basis; 9. Een nationale bank;
10. Een Hongaars leger; 11. Bevrijding van politieke gevangenen; en 12. Unie met Transsylvanië. Een halfjaar nadat de Oostenrijkse keizer de eisen had ingewilligd, viel Oostenrijk Hongarije echter binnen en werden de hervormingen volledig teruggedraaid na de Oostenrijkse overwinning in 1849.
Bron 5:
← Maker onbekend. (1865). Het vuurgevecht met het leger bij Risquons-Tout (België) in maart 1848. Aangestoken door de revolutie in Parijs verzamelde zich in Frankrijk een groep van meer dan 2 000 gewapende Belgische gastarbeiders. Hun doel was koning Leopold I met geweld van de troon te stoten en van België een republiek te maken.
Op 29 maart 1848 staken ze de Frans-Belgische grens over en gingen ze op weg naar Brussel.

Bij het dorp Risquons-Tout werden ze echter tegengehouden door Belgische troepen en verslagen. Als reactie op die opstand vaardigde de regering een samenscholingsverbod uit in de steden Gent en Brussel en werden vreemdelingen met dissidente ideeën, zoals Karl Marx, het land uitgezet.
5.1 Liberalisme en verlichting
Het liberalisme vindt zijn oorsprong in de verlichting. Al in de 18e eeuw stonden filosofen op die de vrijheid van de mens centraal stelden. Zo vonden denkers als John Locke dat de overheid de vrijheid van het individu moest garanderen, terwijl Montesquieu pleitte voor een scheiding der machten, waarbij de rechterlijke macht zowel de staat als de kerk zou controleren om de vrijheden van de burger te garanderen. Aan het eind van de 18e eeuw staken die idealen andere liberale revoluties aan, zoals de Franse en Amerikaanse Revolutie.
5.2 Liberalisme in de 19e eeuw
In de 19e eeuw groeide het liberalisme uit tot een brede ideologische stroming die steeds meer mensen aanzette zich los te maken uit vele vormen van verdrukking. Aanvankelijk was het voornamelijk de elite van de burgerij die zich ergerde aan de autoritaire manier van regeren door de vorsten die sinds het Congres van Wenen de liberale principes van de Franse Revolutie terugdraaiden. Ze eisten dan ook een grondwet die door henzelf was opgesteld en die de macht van de vorst drastisch inperkte. De grondwet moest zorgen voor volkssoevereiniteit en een eerlijke rechtspraak.
@VANIN
Voedselcrisissen (veroorzaakt door onder meer een sterke bevolkingstoename en misoogsten) gecombineerd met een dalende vraag naar ambachtelijke nijverheid zorgden ervoor dat zowel boeren als arbeiders in de eerste helft van de 19e eeuw nauwelijks rondkwamen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de arbeiders samen met een aanzienlijk deel van de middenklasse de barricade opgingen om meer inspraak te krijgen in het politieke systeem dat hen allemaal onderdrukte.
5.3 Impact van de revoluties van 1848

In 1848 braken in talloze Europese steden gelijktijdig massademonstraties uit. Dat die demonstraties kort na elkaar gebeurden, is niet toevallig: halverwege de 19e eeuw konden zowel liberale als socialistische revolutionaire ideeën (zie hoofdstuk 3) zich sneller verspreiden door de komst van betere wegen en spoorwegen. Op die manier werden honderdduizenden arbeiders, die in grote delen van Europa dezelfde problematische leef- en werkomstandigheden hadden, door elkaar opgehitst.
In veel gevallen was het een kleine elite van intellectuele revolutionairen die een concreet eisenpakket aan de vorsten presenteerde. De revolutionairen slaagden er doorgaans in liberale toegevingen af te dwingen. Toch had die golf van revoluties niet dezelfde impact als de Franse Revolutie. Dat kwam deels doordat de heersende vorsten een reeks van toegevingen deden die de opgehitste volksmassa’s tevreden stemden, en deels doordat de opstandelingen het er niet altijd over eens waren wat hun eisen moesten inhouden. Bovendien wilden veel liberalen eigenlijk niet dat arbeiders zouden participeren in het politieke systeem, waardoor de revoluties die in 1848 waren ontstoken snel uitdoofden.
Het belang van de revoluties is desondanks niet te onderschatten: vanaf 1848 zochten autoritaire vorsten naar manieren om het volk achter zich te scharen en bleven arbeiders de komende eeuw strijden voor betere leef- en werkomstandigheden.
Historische vraag 6: Hoe bouwde de 19e-eeuwse politieke elite een sterke natie uit?
Door de verspreiding van de liberale ideeën in de 19e eeuw verlangde de bevolking van heel wat regio's in Europa naar zelfbeschikking. Op veel plaatsen ontstond de wens naar een eigen natie die gevormd werd op basis van gemeenschappelijke kenmerken zoals dezelfde taal, godsdienst en geschiedenis. Otto von Bismarck was een Pruisische staatsman die dat nationalistische gedachtegoed aangreep om tientallen Duitstalige staten te verenigen en van het eengemaakte Duitsland een Europese grootmacht te maken.
Opdrachten
1 Gebruik bron 1 tot en met 3 en de tijdlijn op p. 30-31 om uit te leggen hoe onder Bismarck het machtsevenwicht van het Congres van Wenen plaatsmaakte voor een wij-zij-denken.
2 Hoe werd het nationalistische wij-gevoel in Duitsland versterkt door middel van kunst? Selecteer de juiste bronnen om je antwoord op te bouwen.
3 Nationalisme is vandaag nog niet verdwenen. Situeer de vier afbeeldingen van nationalistische bewegingen in de 21e eeuw (bron 8a tot en met d) in de wereld. Zoek op het internet wat hun eisen zijn en op welke manier ze die willen bereiken.
Bron 1:
Bismarck was conservatief en een overtuigde nationalist. Eenwording van de Duitse gebieden moest niet via een revolutie bereikt worden, maar van ‘bovenaf’ opgelegd worden. Bismarck maakte zich dan ook sterk om de Duitsers zo nationalistisch mogelijk te maken en zo de eenwording te bewerkstelligen. Zo liet hij onder meer veel standbeelden neerzetten van historische Germaanse helden en creëerde hij gezamenlijke vijanden.
Uit: Knoops, E. (15 september 2022). Otto von Bismarck (1815-1898) – “IJzeren Kanselier” van Duitsland. Historiek. historiek.net
Bron 2:
De positie van Pruisen in Duitsland zal niet bepaald worden door het liberalisme maar door de kracht van Pruisen (…). Pruisen moet haar krachten bundelen, zich verenigen en wachten op het gunstige moment dat ze in het verleden al meerdere keren heeft gemist; de landsgrenzen van het Congres van Wenen zijn niet gunstig voor een gezond functioneren van de staat; het is niet door toespraken en meerderheidsstemmen dat de grote vragen van onze tijd zullen worden beslist dat was de grote fout van 1848 en 1849 maar door bloed en ijzer.
Uit: Von Bismarck, O. (30 september 1862). Toespraak voor de begrotingscommissie van het Pruisische parlement.
Deze toespraak die Bismarck gaf toen hij net minister-president van Pruisen was, is gekend als de Blut und Eisen Rede (Bloed-en-IJzer-toespraak).
Bron 3: De Driekeizersbond
← Na de Frans-Duitse oorlog besefte Bismarck dat de inlijving van Elzas-Lotharingen voor de Fransen een brug te ver was en dat Frankrijk op wraak aasde. Daarom richtte hij in 1873 de Driekeizersbond op. Dat was een militair verdrag tussen het Duitse rijk, Rusland en Oostenrijk-Hongarije. De landen beloofden elkaar militaire steun wanneer ze door een andere mogendheid bedreigd werden. Toen Rusland in 1879 de Driekeizersbond verliet wegens een slechte verstandhouding met Oostenrijk-Hongarije, verzekerde Bismarck dat Duitsland neutraal zou blijven als Rusland aangevallen zou worden door Oostenrijk-Hongarije.
Bron 4: Bron 5:
Chalgrin, J.-F. (1836). Arc de Triomphe, Place Charles de Gaule Étoile in Parijs.

De bouw van de Arc begon in 1806 ter ere van Napoleons overwinning bij de slag om Austerlitz. Pas in 1836, onder Lodewijk-Filips, werd de bouw voltooid.
Napoleon III gaf architect George Haussmann in 1857 de opdracht om het aanzicht van Parijs grondig te veranderen. Haussmann liet daarom twaalf boulevards aanleggen als een grote ster rond de Arc de Triomphe. Op de Arc zijn voornamelijk taferelen te zien uit de Franse geschiedenis.
↑
Dit kolossale standbeeld (beeldhoogte 26,57 meter en totale hoogte 53,46 meter) is het hoogste standbeeld in Duitsland en was, tot de bouw van het Vrijheidsbeeld in 1886, het grootste ter wereld. Toen men in de 19e eeuw op zoek ging naar volkshelden kwam men uit bij de Germaan Hermann (Arminius) die bij de Slag bij het Teutoburgerwoud de Romeinen in een hinderlaag lokte en versloeg. Hoewel het verhaal lange tijd in de vergetelheid was geraakt, werd Hermann vanaf de 19e eeuw gezien als een volksheld en als de grondlegger van Germaans Duitsland.

Bron 6:
Bron 7:

Piris, T. (1876). Ritt der Walküren. Scène uit: Wagner, R. (1874). Der Ring des Nibelungen. Wagners operacyclus Der Ring des Nibelungen werd al na de eerste opvoering in 1876 als een meesterwerk beschouwd. De opera is gebaseerd op het Middelhoogduitse heldenepos

Nibelungenlied en de Oudnoorse

Völsunga-saga. Omdat de opera zich richt op elementen van gezamenlijke afstamming zoals Germaanse mythologie, werd het werk onder Duitse nationalisten enorm populair.
↑ Beluister een fragment uit de opera.
Bordiau, G. (1880). Triomfboog in het Jubelpark. De triomfboog in het Jubelpark — Les Arcades du Cinquantenaire in het Frans werd opgericht in 1880 onder Leopold II ter ere van de vijftigste verjaardag van België. Het neoclassicistische gebouw is voorzien van negen standbeelden die de provincies als mythische figuren uitbeelden. De majestueuze triomfboog en bijbehorende zuilengangen maakten, samen met het hele Jubelparkcomplex, deel uit van een prestigieus bouwproject van Leopold II dat Brussel dezelfde grandeur moest geven als andere Europese steden. De bouw van de triomfboog duurde 25 jaar en kwam er enkel omdat Leopold II het als een persoonlijke missie beschouwde om het project te realiseren.
Bron 8a: Bron 8b:

Bron 8c: Bron 8d:
6 Naar een nationale identiteit


6.1 Groepsgevoel
De liberale en sociale opstanden maakten de vorsten en politici bewust van de kracht van het volk. Ze beseften dat ze de steun van het volk nodig hadden om de openbare orde te handhaven en zelf in het zadel te blijven. Ze probeerden het volk te verenigen rond het nationalistische ideaalbeeld van één natie waarin iedereen hetzelfde verleden deelde, dezelfde taal sprak en dezelfde waarden, gebruiken en tradities omarmde. De romantiek, een kunststroming waarbij het benadrukken van gevoelens centraal staat, sloot daar perfect bij aan. Vorsten en regeringen wakkerden romantische idealen aan door volkshelden en verhalen over de historische eenheid van het volk in de verf te zetten. Om de grootsheid van het eigen volk te etaleren en de nationale identiteit te versterken, verschenen in steden brede lanen, monumentale standbeelden en indrukwekkende neoclassicistische gebouwen.
6.2 De Duitse eenmaking (1871)
Gedreven door het zelfbeschikkingsrecht van volkeren enerzijds en door het romantisch nationalisme anderzijds verlangden verschillende Europese regio's en bevolkingsgroepen naar zelfstandigheid en eenmaking. Bij sommige volkeren, zoals de Polen, werd die roep naar onafhankelijkheid snel in de kiem gesmoord. Andere landen, zoals Duitsland en Italië, werden dan weer van bovenaf eengemaakt, door diplomatieke en militaire manoeuvres waarbij ook het romantische natie-ideaal werd ingezet.
De persoon die die kenmerken als geen ander belichaamde, was de Pruisische staatsman Otto von Bismarck (1815 - 1898). Omdat hij een tegenstander was van liberalisme, democratie en meer rechten voor het volk, wilde hij een Duitse, eengemaakte Bond vormen ‘door bloed en ijzer’. Om dat te bereiken voerde hij drie oorlogen: de Duits-Deense Oorlog om het bezit van het grensgebied tussen beide landen, de Duitse Oorlog om de Oostenrijkse invloed te beperken en de Frans-Duitse oorlog waarmee hij de militaire superioriteit van het Duitse gebied tegenover Frankrijk aantoonde. Het resultaat was dat in 1871 het nieuwe Duitse keizerrijk werd uitgeroepen in de spiegelzaal van het paleis van Versailles, met Bismarck als kanselier of regeringsleider. Voor de Fransen voelde dat als de ultieme vernedering.
6.3 Concurrentiestrijd
Na de oorlogen die Bismarck had gevoerd om de Duitse eenmaking te bereiken, besefte hij dat de rest van Europa Duitsland wel eens als een onbetrouwbaar land zou kunnen bekijken. Het nieuwe, eengemaakte Duitsland lag centraal in Europa, omgeven door de grootmachten Frankrijk, Oostenrijk-Hongarije, Groot-Brittannië en Rusland. Als politieke nieuwkomer in Europa haalde Duitsland de traditionele Europese machtsverhoudingen overhoop. Om opnieuw tot een meer stabiele situatie te komen besloot Bismarck een alliantiepolitiek te voeren door bondgenoten te zoeken en verdragen met hen te sluiten. Een voorbeeld daarvan is de Driekeizersbond tussen Duitsland, Oostenrijk-Hongarije en Rusland.
Maker onbekend. (1888). Duitse poster naar aanleiding van een toespraak van Bismarck.

Op 6 februari 1888 hield Bismarck een toespraak in de Duitse Reichstag (parlement). Daarin benadrukte hij dat ze moesten streven naar vrede en stabiliteit in Europa. Maar in diezelfde toespraak kwam ook de uitspraak: 'Wir Deutschen fürchten Gott, sonst Niemand auf der Welt'. (Wij Duitsers vrezen God maar daarbuiten niemand in de hele wereld.) Die uitspraak werd vervolgens gebruikt als slogan van het Duitse nationalisme en imperialisme, waarbij de tweede helft van de zin bewust werd weggelaten, hoewel die een heel andere boodschap geeft: 'Und diese Gottesfurcht ist es schon, die uns den Frieden lieben und pflegen lässt.' (En het is die godsvrucht die ons doet houden van vrede en ervoor zorgt dat we haar in stand willen houden.)
Na het aftreden van Bismarck in 1890 trad de Duitse keizer Wilhelm zelf op de voorgrond. Hij stapte af van de alliantiepolitiek en koos voor een meer agressief en nationalistisch politiek beleid. Ook elders in Europa leidden nationalistische bewegingen tot territoriale wijzigingen: Italië werd een eenheid, binnen Oostenrijk kregen de Hongaren een grote mate van zelfbestuur en delen van het Ottomaanse rijk eisten hun onafhankelijkheid op. Daarmee kwam definitief een einde aan het streven naar een Europees evenwicht dat met het Congres van Wenen in gang gezet was. Het Europa dat in 1815 was geconstrueerd om rust en vrede te brengen, was tegen het einde van de 19e eeuw uit elkaar gevallen.
Synthese III
Schema
1815: Napoleon verslagen
Congres van Wenen: –restauratie ancien régime –streven naar Europees machtsevenwicht
politiek territoriaal
herstel oude monarchieën
↑ Bekijk het instructiefilmpje.
–gebiedsuitbreiding grootmachten –bufferstaten rond Frankrijk
voorbeeld: Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
tegenstellingen tussen Noorden en Zuiden
POLITIEK / ECONOMISCH / SOCIAAL / CULTUREEL protest in het Zuiden
arbeidersklasse (economische crisis)
katholieke en liberale elite: Monsterverbond (1828)
1830: Belgische Revolutie (België = onafhankelijk)
1831: Belgische Grondwet
Verdrag van Londen: Nederland erkent België
liberalisme en socialisme (zie hoofdstuk 3)
1830 - 1890: restauratie mislukt
nationalisme
1848: revoluties
1871: Duitse eenmaking
einde Europese machtsevenwicht
Op iDiddit vind je een uitgebreider syntheseschema van dit hoofdstuk.
Hoofdstuk 2: Het Congres van Wenen, liberalisme en nationalisme (1815 - 1914)
Historisch denken
Je leerde in dit hoofdstuk de volgende historische begrippen:
—cultureel: conservatief, godsdienstvrijheid, ideologie, nationale identiteit, propaganda, romantiek, verlichting, voertaal
—economisch: industrialisering, innovatie, koopkracht, staatsschuld
—politiek : absolutisme, algemeen stemrecht, alliantie, autocratisch, autoritair, bestuurlijke organisatie, bestuurstaal, bufferstaat, burgerlijke stand, burgerlijk wetboek, cijnskiesrecht, constitutionele monarchie, democratie, grondwet (constitutie), grootmacht, inspraak, kanselier, legitimiteitsbeginsel, liberaal, liberalisme, machtsevenwicht, machtsverhouding, mogendheid, monarchie, natie, nationalisme, parlementaire monarchie, restauratie, revolutionair, scheiding der machten, staatsstructuur, territoriale wijzigingen, verlicht absolutisme, volkssoevereiniteit, zelfbeschikking
—sociaal: burgerij, discriminatie, elite, gelijkheid, middenklasse, vrijheid, wij-zij-denken
Ook deze structuurbegrippen kwamen aan bod: argument – beeldvorming – breuk – collectieve herinnering – doel – (on)gelijktijdig –heterogeniteit (heterogeen) – historische context – impact – onbedoeld gevolg –revolutie – stereotypering (stereotype) – symboliek – veralgemening
Je leerde in dit hoofdstuk denken als een historicus. Aan de hand van verschillende spotprenten leerde je hoe symboliek en stereotypering als retorische strategie gebruikt worden om een boodschap over te brengen. Ook had je aandacht voor het actualiseren van historische fenomenen. Herlees en studeer de kaders historisch denken op p. 32, 41 en 46.
Herlees de onderzoeksvraag en bepaal welke soort historische vraag het is.
Bekijk de inleiding op het titelblad van dit hoofdstuk en de routekaart met de weg die je hebt afgelegd. Verzamel al het bewijsmateriaal dat je hebt en formuleer daarmee een antwoord op de onderzoeksvraag. Kun je zelf nog andere argumenten toevoegen of nuanceren? Gebruik het schema om een besluit te formuleren.
Konden de Europese grootmachten de rust laten terugkeren na Napoleon?
Doorloper Racisme in de Verenigde Staten
↑ Bourke-White, M. (februari 1937). Flood victims (Slachtoffers overstroming) Time Life Magazine. In de winter van 1937 eisten overstromingen in de vallei van de Ohio River vierhonderd mensenlevens en raakten duizenden mensen dakloos. Op de foto zie je mensen voor voorraden aanschuiven bij een noodhulpstation in Louisville.

Deze doorloper start met de Amerikaanse Revolutie in 1776. Je begint je onderzoek met de vraag waarom niet iedereen evenveel vrijheid kreeg na die revolutie. Daarna zijn er twee mogelijke trajecten. In het boek zoom je in op de verdere evolutie van de vrijheid voor Afro-Amerikanen tot op de dag van vandaag. Op iDiddit wordt de focus gelegd op de situatie van de oorspronkelijke bevolking van de VS. De informatie die je verzamelt, helpt je om zelf een antwoord te formuleren op de onderzoeksvraag van deze doorloper:
Hoeveel vrijheid had je in The land of the Free?
Deelvraag 1:
Waarom kreeg niet iedereen vrijheid na de Amerikaanse Revolutie?
In Sapiens 4 zag je hoe de politieke revolutie van dertien Britse koloniën in 1776 in Noord-Amerika tot een afsplitsing van de metropool leidde. De kolonisten wilden breken met de dictatuur van de Britse koning en beloofden de Amerikanen in een grondwet verschillende rechten, waaronder vrijheid en inspraak Thomas Jefferson, die in 1801 de derde president van de Verenigde Staten werd, schreef mee aan de tekst. Daarvoor baseerde hij zich op de ideeën van de Europese verlichting.

Naast politicus en schrijver stond Jefferson echter ook bekend als houder van honderden slaafgemaakte zwarten. Vielen burgerrechten en slavernij te rijmen met elkaar? Het was een vraag waar veel burgers en politici in de 19e eeuw mee worstelden. Zeker in de VS was die discussie sterk aanwezig, aangezien de welvaart er voor een groot deel door middel van slavenarbeid was opgebouwd. En dan was er ook nog dat andere vraagstuk waar de VS – tot vandaag – mee verveeld zit: de rechten van de oorspronkelijke bevolking, die ten onrechte de naam 'indianen' kregen.
Hoe gingen de Founding Fathers (de grondleggers van de VS) van dit nieuwe land om met de rechten van de slaafgemaakten en oorspronkelijke gemeenschappen? Brieven en getuigenissen vertellen een heel ander verhaal dan de verlichte ideeën uit de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring.
18e-eeuwse Amerikaanse kaart van de toenmalige dertien Britse koloniën op de oostkust van Noord-Amerika.
Opdrachten
1 Vat de boodschap van bron 1 kernachtig samen. Gebruik minstens één verlichtingsideaal in je antwoord.
2 Analyseer bron 1 tot en met 5.
a Plaats de bronnen in hun historische context: interpreteer bij elke bron hoe het perspectief van de auteur de boodschap beïnvloedt. Gebruik daarbij de kennis uit de inleidende tekst.
b Schat de betrouwbaarheid van de bronnen in om de historische vraag te beantwoorden.
3 Geef op basis van de bronnen twee argumenten waarom slavernij in de Grondwet aanvankelijk niet afgeschaft werd.
4 Uit bron 4 tot en met 6 wordt duidelijk hoe de Amerikaanse overheid zich tegenover enerzijds de zwarte en anderzijds de oorspronkelijke bevolking opstelde. Vergelijk die twee visies met elkaar.
5 Vanuit hedendaags perspectief lijkt de Amerikaanse Revolutie een krachtige universele boodschap over de mens te willen verspreiden. Gebruik wat je leerde in de vorige opdrachten om de historische vraag te beantwoorden.
02g
BRONNEN CONTEXTUALISEREN 02h
BRONNEN BEOORDELEN
Bron 1:
Wij houden deze waarheden voor vanzelfsprekend: dat alle mensen gelijk geschapen zijn, dat ze door hun Schepper zijn begiftigd met zekere onvervreemdbare rechten, waaronder leven, vrijheid en het streven naar geluk; (…) dat wanneer een regering deze doelen ten gronde richt, het het recht is van het volk om haar te veranderen of af te schaffen en een nieuwe regering in te stellen, die zich beroept op zulke principes en haar macht op zulke manier organiseert, dat veiligheid en geluk van het volk verzekerd blijft.
Uit: Declaration of Independence (Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring). (4 juli 1776).

↑ Met deze tekst riepen de dertien Britse koloniën zich uit tot onafhankelijke staten. Het document werd ondertekend door de Founding Fathers van de Verenigde Staten, onder wie Thomas Jefferson.
Bron 2:
De tekst van de Onafhankelijkheidsverklaring onderging een aantal wijzigingen. Sommige passages werden afgezwakt, andere werden krachtiger geformuleerd en weer andere werden helemaal geschrapt. Een van die passages had betrekking op de afschaffing van de slavenhandel en de slavernij. (…) De afgevaardigden van de staten gingen akkoord met het schrappen van deze passage, zonder dat er ook maar een debat van enige betekenis over werd gevoerd. Slavernij en slavenhandel waren ondergeschikt aan het smeden van eenheid tussen de dertien koloniën. Zes van de dertien, voornamelijk zuidelijke staten, hadden in hun grondwet opgenomen dat gelijkheid alleen gold voor ‘vrije’ mensen.
Bijna de helft van de ondertekenaars [van de Onafhankelijkheidsverklaring] was slavenhouder. Slaven waren geen mensen, maar bezit. Slaven waren het eigendom van de slavenhouder. Hij kon over hun lijf en leden beschikken. Slaven hadden dus geen zelfbeschikkingsrecht. De Onafhankelijkheidsverklaring gold dan ook alleen maar voor blanken.
Uit: Weijzen, A. (2019). Racisme in Amerika: 400 jaar geschiedenis van de rassendiscriminatie. Omniboek.
Antoine Weijzen verricht als historicus onderzoek naar onder meer oorlogsmisdaden en rassendiscriminatie.
Bron 3: Aantal slaafgemaakten in de VS tussen 1790 en 1860
Bron: United States Census Bureau (juli 2019). Bicentennial Edition: Historical Statistics of the United States, Colonial Times to 1970. www.census.gov
De sterke groei van het aantal slaafgemaakten was voornamelijk het gevolg van een interne bevolkingstoename in die groep, door een groot aantal kinderen in de tweede en derde generatie. De toevoer van nieuwe slaafgemaakten uit Afrika speelde vanaf 1780 slechts een beperkte rol en werd vanaf 1807 verboden.
Bron 4:
Voor zover ik kan beoordelen op grond van de experimenten die zijn gedaan, is het geven van vrijheid aan, of beter gezegd, het in de steek laten van personen wiens gewoonten in slavernij zijn gevormd, zoals het in de steek laten van kinderen.
Uit: Jefferson, T. (1788). Brief aan Edward Bancroft.
We houden een wolf bij de oren en kunnen hem niet houden, maar we kunnen hem ook niet laten gaan zonder zelf gevaar te lopen.
Uit: Jefferson, T. (1820). Brief aan John Holmes.
Ik beschouw een vrouw die om de twee jaar een kind brengt als winstgevender dan de beste man van de boerderij. Wat zij produceert is een toevoeging aan het kapitaal, terwijl zijn arbeid in louter consumptie verdwijnt.
Uit: Jefferson, T. (1820). Brief aan John Wayles Eppes.
van Thomas Jefferson.

Hoewel Thomas Jefferson de gelijkheid van mensen als principe opnam in de Onafhankelijkheidsverklaring, was hij in zijn persoonlijke briefwisseling minder genuanceerd. Zoals blijkt uit deze brieffragmenten, vond Jefferson, net als de meesten van zijn tijdgenoten, dat het gelijkheidsprincipe niet van toepassing was op zwarten, die in zijn ogen geen volwaardige mensen waren.
Bron 5:
Wanneer zij [de indianen] zich terugtrekken in het bewerken van een klein stukje land, zullen ze beseffen hoe nutteloos hun uitgestrekte bossen voor hen zijn, en zullen ze bereid zijn ze van tijd tot tijd af te staan in ruil voor benodigdheden voor hun boerderijen en gezinnen.
(…) Verder zullen wij onze handelsmethoden stimuleren en blij zijn dat de goede en invloedrijke lieden onder hen in de schulden raken, want wanneer deze schulden groter worden dan wat ze kunnen betalen, zullen ze bereid zijn deze af te lossen door land af te staan. (…) Op deze manier zullen onze nederzettingen de Indianen geleidelijk omsingelen en benaderen, en zij zullen zich na verloop van tijd ofwel bij ons voegen als burgers van de Verenigde Staten, ofwel zich verwijderen voorbij de Mississippi.
Uit: Jefferson, T. (1803). Brief aan William Henry Harrison.
↑
Harrison was legerofficier en later gouverneur van het Indian Territory Dat is het gebied ten zuiden van de Grote Meren dat vandaag de staten Wisconsin, Michigan, Illinois en Indiana omvat. Harrison werd ook de negende president van de VS, maar stierf al drie weken na zijn inauguratie, in 1841.
Bron 6:
Zo vertelde mijn grootmoeder: In alle opzichten waren we overvloedig gezegend in ons dagelijks leven in het oude land. We hadden onze jachtgronden en alle dingen die een indiaan nauw aan het hart liggen of die hij belangrijk vindt.
Het bevel voor een verhuizing kwam voor de meesten van ons onverwacht. (…) Wagens stopten bij ons huis en de mannen die de leiding hadden, bevalen ons de weinige bezittingen te verzamelen die in de wagens konden worden gepropt. We zouden worden weggevoerd en we zouden ons huis verlaten om nooit meer terug te keren. Dit was slechts het begin van veel tranen en hartzeer.
We werden naar een ruw gebouwde palissade gebracht en voegden ons bij de anderen van onze stam. We werden opgesloten totdat alles klaar was, voordat we op mars gingen. (…) Velen vielen aan de kant van de weg, te zwak van de honger of te zwak om de rest bij te houden. De ouden, zwakken en zieken werden aan de kant van de weg achtergelaten om te sterven. Een ruw bed werd snel klaargemaakt voor deze zieke en vermoeide mensen. Alleen een kommetje water binnen handbereik: zo werden zij achtergelaten om alleen te lijden en te sterven, langs de weg.
Uit: Foreman, G. (eds.). (s.d.), Family Stories from the Trail of Tears (taken from the Indian-Pioneer History Collection). Center for Arkansas History and Culture. www.ualrexhibits.org
Interview met Mary Hill (47 jaar), lid van de Muskogee, afgenomen op 19 april 1937. De Trail of Tears (Tocht der tranen) is de term die gebruikt wordt om de gedwongen verhuizing van het Cherokee-volk in 1838 aan te duiden. Dat volk bewoonde het huidige zuidoosten van de VS. De tocht was het gevolg van de Indian Removal Act (1830), een wet die bepaalde dat de oorspronkelijke bevolking in speciaal aangewezen gebieden moest gaan wonen, ten westen van de rivier de Mississippi. De tocht is een van de vele deportaties van oorspronkelijke volkeren die in de 19e eeuw in de VS plaatsvonden.
Op iDiddit vind je een situering in de ruimte van de Underground Railroad en de Trail of Tears.
Die toont de volksverhuizing van de Afro-Amerikanen en oorspronkelijke bevolking in de eerste helft van de 19e eeuw.
Op basis van een kaart onderzoek je de kenmerken van die migraties.
Maker onbekend. (1868 of 1869). Harriet Tubman. Harriet Tubman (1822 - 1913) was een ontsnapte slaafgemaakte die honderden anderen slaafgemaakten hielp ontsnappen via het netwerk van de Underground Railroad.

Deelvraag 2a:
In welke omstandigheden leefden Afro-Amerikanen na de afschaffing van de slavernij?
Na de onafhankelijkheid groeiden de Verenigde Staten snel, zeker toen Jefferson in 1803 Louisiana kon kopen van Napoleon. Het grondgebied van de jonge staat verdubbelde daarmee in één klap. Die snelle groei kon de spanningen tussen de noordelijke en zuidelijke staten niet wegwissen. Een van de twistappels was de slavernij, die in het Noorden in vraag gesteld werd, maar in het Zuiden voor economische welvaart zorgde. Onder andere daardoor scheurden enkele zuidelijke staten zich in 1860 af van de unie en richtten een eigen confederatie op: het startschot van de burgeroorlog tussen het Noorden en het Zuiden.
President Lincoln leidde de unie, maar zag zijn troepen de ene nederlaag na de andere lijden. De afschaffing van de slavernij werd daarom een instrument om de oorlog in zijn voordeel te draaien. Hij hoopte er de economie van de tegenstander mee te treffen en won er bovendien de steun van Frankrijk en Groot-Brittannië mee. In 1862 verklaarde Lincoln de slaafgemaakten in de rebellerende zuidelijke staten ‘voor altijd vrij’. De kansen keerden. Toen de unie in 1865 de oorlog won, werd slavernij in het dertiende amendement van de Grondwet verboden.
Het Zuiden likte zijn wonden, maar legde zich niet neer bij de vernedering. Voor veel witte inwoners zat slavernij structureel verankerd in hun cultuur en velen van hen konden zich niet voorstellen dat voormalig slaafgemaakten plots gelijke rechten kregen. Omdat de Grondwet dat niet kon verhinderen, voerden heel wat zuidelijke staten rassenwetten in hun eigen gebied in. Die wetten beperkten de rechten van de Afro-Amerikanen enorm. Bovendien versterkten ze het wij-zij-denken in de Amerikaanse samenleving. De gelijke behandeling van zwart en wit was daardoor nog een dikke eeuw ondenkbaar. Pas in 1965 werden discriminatie en rassenscheiding, ook wel segregatie genoemd, uiteindelijk verboden.
Hoe zag die segregatie eruit in het dagelijkse leven? Je onderzoekt het verhaal dat foto’s uit die periode vertellen en buigt je over het perspectief van waaruit ze genomen werden.
Opdrachten
1 Observeer de visuele bronnen en beschrijf telkens wat je ziet.
2 Bij de foto’s uit bron 2 ontbreekt een beschrijving van de context waarin de foto genomen werd.
a Gebruik de bespreking uit opdracht 1 om een bijschrift bij de foto’s te bedenken.
Probeer daarin een antwoord te geven op deze vragen: Wat gebeurt er? Wie wordt afgebeeld?
In welk deel van de VS is de foto genomen? Waarom verbaast de locatie je (niet)?
Wat kom je te weten over de omstandigheden waarin Afro-Amerikanen leefden?
b Het gebeuren ziet er niet in elke foto van bron 2 even ‘spontaan’ uit.
Bij welke foto kun je vermoeden dat die in scène gezet is?
Gebruik de vragen uit de Histokit om de foto te bevragen.
3 Segregatie is erg lang een normaal gegeven geweest in grote delen van de VS. Gebruik de bronnen om enkele kenmerken van segregatie op te sommen.
4 Racisme is geen exclusief Amerikaans fenomeen. Zoek online minstens twee gelijktijdige voorbeelden uit andere landen die getuigen van racisme.
5 Actualiseer wat je leert uit bron 5. Zijn er volgens jou vandaag nog steeds wetten of regels waartegen burgerlijke ongehoorzaamheid zinvol is?
Bron 1:
↑
Maker onbekend. (9 augustus 1925). Mars van de Ku Klux Klan in Washington D.C. De Ku Klux Klan (KKK) ontstond in de jaren vlak na de Amerikaanse burgeroorlog, toen het Zuiden geregeerd werd door militaire gouverneurs uit het Noorden. De vernedering van de verloren oorlog en de verwoesting die hij had veroorzaakt, deden een beweging ontstaan die droomde van een superieur wit, protestants Amerika waar slavernij normaal was en vrijheid (van de witte bevolking) het allerhoogste goed. Naast Afro-Amerikanen richtte de KKK zich ook tegen migranten, die met honderdduizenden tegelijk naar de VS kwamen. In de jaren 20 en 30 van de 20e eeuw kende de KKK een enorme groei. Met de openlijke steun van veel kerken, lokale politici en zelfs senatoren in Washington groeide de Klan uit tot een brede volksbeweging die miljoenen Amerikanen charmeerde, zowel in het Zuiden als het Noorden. Dat blijkt ook uit deze foto van een mars in de hoofdstad, waarin duizenden KKK-leden ongemaskerd door de straten liepen.

Bron 2a:
Bron 2b:
↑ Russell, L. (juli 1939). Drinkfontein voor 'gekleurden' in Oklahoma City.
↑ Maker onbekend. (ca. 1962). Segregatie in een bus in Birmingham, Alabama.


Bron 2c: ↑
Taalgebruik evolueert. Woorden die vroeger gemeengoed waren, komen nu soms schokkend of kwetsend over. Lees er meer over op iDiddit.
Maker onbekend. (april 1962). Plakkaat in de 'geïntegreerde' (gemengde) wijk Lakeview in Long Island, New York.
Op de affiche staat: ‘Negroes’! This community could become another ghetto. You owe it to your 'family' to buy in another community. (‘Negers’! Deze gemeenschap riskeert om het zoveelste getto te worden. Je bent het je ‘familie’ verschuldigd om een huis te kopen in een andere gemeenschap.) Het begrip 'neger' werd vaak als scheldwoord gebruikt om personen van Afro-Amerikaanse afkomst aan te duiden.

Bron 3:
Aan de hand van enkele extra bronnen op iDiddit ga je na wat de relatie is tussen de aanwezigheid van een overheid en het lynchen van vermeende daders door een massa.
@VANIN
Beitler, L.H. (7 augustus 1930). Lynchpartij in Marion, Indiana. Op 7 augustus 1930 werden Thomas Shipp en Abram Smith gelyncht door een boze witte menigte. De nacht ervoor waren ze gearresteerd door de lokale politie op verdenking van de moord op een witte arbeider, Claude Deeter, en de verkrachting van zijn vriendin, Mary Ball. Een woedende massa bestormde het politiebureau en sleurde de verdachten mee. Vervolgens werden ze opgehangen. De zaak kreeg nooit een eerlijk proces en blijft tot op heden onopgelost.

Bron 4:
↑ Martin, D. (4 september 1957). Dorothy Counts op weg naar school in Charlotte, North Carolina. In 1954 sprak het Federaal Hooggerechtshof zich uit over de zaak Brown vs. Board of Education. De zaak ging over de Afro-Amerikaanse Linda Brown die toegang wilde tot een witte school maar werd geweigerd. Het hof gaf Brown gelijk en erkende daarmee dat het onderwijs voor zwarte en witte leerlingen niet van gelijke kwaliteit was, en dat dat in strijd was met de Grondwet. De uitspraak zette de deur open voor de integratie van zwarte kinderen in witte scholen. Al liep die niet van een leien dakje.

Op de foto zie je Dorothy Counts (vijftien jaar). Ze wandelt aan het begin van het schooljaar naar haar nieuwe school, de Harding High School, tot dan een exclusief witte school. Rechts van Dorothy loopt Edwin Tomkins, een vriend van de familie. Niet alleen op weg naar, maar ook op school zelf, werd ze door haar medeleerlingen lastiggevallen en door leerkrachten genegeerd. Een week later zou ze stoppen op de school en verhuizen naar familie in Philadelphia, waar ze in alle rust naar een ‘geïntegreerde’ school voor witte en zwarte leerlingen kon.
Bron 5: ↑
Blackwell, F. (28 mei 1963). Sit-in in lunchbar in Jackson, Mississippi.

@VANIN
Zwarte en witte activisten krijgen het hard te verduren tijdens een sit-in in een lunchbar voor witte Amerikanen. In de jaren 50 en 60 groeide het verzet tegen de rassenwetten. Motor achter de protestacties was de civil rights movement, die opkwam voor burgerrechten voor Afro-Amerikanen. Bekend zijn de talrijke acties van burgerlijke ongehoorzaamheid: doelbewust en geweldloos de wet overtreden als die wet gebaseerd was op racisme. Op 28 mei 1963 gingen deze activisten aan de bar zitten om te lunchen. John Salter, de student vooraan op de foto getuigt: ‘Dit was de meest gewelddadige sit-in tijdens de jaren 1960. Een enorme menigte verzamelde zich, met openlijke politiesteun, terwijl wij drieën daar drie uur lang zaten. Ik werd aangevallen met vuisten, boksbeugels en de gebroken scherven van suikerpotten, en werd verbrand met sigaretten.’
Deelvraag 2b: Welke gevolgen had de verovering van de Far West voor de oorspronkelijke bevolking?
De Trail of Tears (Tocht van de Tranen) (1830 - 1836) betekende slechts het begin van de ellende voor de oorspronkelijke bevolking. Doorheen de hele 19e eeuw veroverde de VS steeds meer gebieden richting de westkust van Noord-Amerika.

Ga naar iDiddit en onderzoek welke concrete gevolgen de oorspronkelijke bevolking moest ondergaan door de territoriale en culturele kolonisatie.
Deelvraag 3a: Waarom klinkt in de VS vandaag de roep 'Black Lives Matter'?
↑
Gast, J. (1872). American Progress (Amerikaanse Vooruitgang). Autry Museum of the American West. Los Angeles.
De rassenkwestie bleef de VS verdelen, ook nadat in 1964 de belangrijkste vormen van discriminatie verboden werden door de Civil Rights Act. De burgerrechtenbeweging, die opkwam voor emancipatie en gelijke rechten voor Afro-Amerikanen, was tot dan een sociale beweging geweest. Na de moord op zwarte leiders, zoals Malcolm X (1965) en Martin Luther King (1968), werd de strijd bitsiger en de toon harder. Bewegingen als Black Power en de Black Panthers verwierpen het idee van verzoening met de witte ‘onderdrukkers’. Stemmen gingen op voor een eigen zwarte staat, desnoods met geweld verkregen. De reactie van de overheid was niet minder gewelddadig: onderdrukking en law-and-order wonnen het van het streven naar beter onderwijs en bestrijden van armoede en sociale ongelijkheid.
Op die manier groeide de kloof in de Amerikaanse samenleving tussen arm en rijk, tussen wit en zwart, tussen geprivilegieerd en onderdrukt. Een opvallend cijfer dat mee groeide, was dat van politiegeweld tegen zwarten. Toen in 2013 een agent vrijgesproken werd voor de dood op Trayvon Martin, een Afro-Amerikaanse jongen van zeventien, verscheen voor het eerst de hashtag #blacklivesmatter op sociale media. Er groeide een beweging uit die protesteerde tegen alle vormen van agressie tegen Afro-Amerikanen, met protestacties, betogingen en petities om politici te overtuigen zich uit te spreken tegen discriminatie en geweld.
De beelden van de stervende George Floyd onder de knie van een politieagent in 2020 deden de Black Lives Matter-beweging internationaal gaan. Ook in België groeide het protest en verzamelden mensen zich onder de slogan. Ze kwamen op voor een multiculturele samenleving waarin diversiteit een troef is in plaats van een bedreiging.
Het verhaal van discriminatie en etniciteit blijft ook vandaag een heet hangijzer. Racisme is een complex gegeven, geworteld in zowel menselijke als structurele factoren. De oorzaken van racisme liggen bij de mens zelf en bij zijn individuele gedrag (menselijke factor), maar ook bij regels, gewoonten en evoluties die ingebed of gegroeid zijn in een samenleving (structurele factor).
Opdrachten
1 Toenmalig VS-senator Barack Obama legt de moeilijkheden in het debat over racisme mooi bloot in zijn speech van 2008 (bron 1).
a Hoe verklaart hij de situatie waarin veel Afro-Amerikanen leven?
b In de tekst verwijst hij naar zwarte en witte inwoners. Haal voor elk van die groepen één menselijke en één structurele factor uit de tekst als verklaring voor hun frustraties.
c Toon aan dat hij oog heeft voor verschillende perspectieven in het debat.
2 Bekijk de cijfers en grafieken in bron 2 tot en met 4. Ze geven een inkijk in de Amerikaanse samenleving vandaag.
a Wat vertellen de bronnen over de invloed van etnische verschillen op diverse maatschappelijke domeinen?
b Wat is het ‘risico’ als je steeds met een etnische bril naar een samenleving kijkt?
Bron 1:
Een gebrek aan economische kansen onder zwarte mannen en de schaamte en frustratie die voortkwamen uit het feit dat ze niet in staat waren om hun gezin te onderhouden, droegen bij aan het uiteenvallen van zwarte gezinnen, een probleem dat gedurende vele jaren wellicht nog verergerd is door het welzijnsbeleid.
En het gebrek aan basisvoorzieningen in zo veel zwarte stadsbuurten – zoals parken voor de kinderen om in te spelen, politie die de ronde doet, regelmatig vuilnis ophalen, naleving van bouwvoorschriften – draagt bij aan het ontstaan van een cyclus van geweld, verwoesting en verwaarlozing die ons nog steeds achtervolgt. (…)
Naast al diegenen die zich krampachtig een weg baanden om een stukje van de Amerikaanse Droom te bemachtigen, waren er ook velen die het niet haalden: zij die uiteindelijk, op de een of andere manier, door discriminatie werden verslagen. Die erfenis van nederlaag werd doorgegeven aan toekomstige generaties, aan die jonge mannen en in toenemende mate jonge vrouwen die we op straathoeken zien staan of in onze gevangenissen zien wegkwijnen, zonder hoop of toekomstperspectief. (…)
In feite bestaat een soortgelijke woede binnen een deel van de witte gemeenschap. De meeste witte Amerikanen uit de arbeiders- en middenklasse hebben niet het gevoel dat zij bijzonder bevoorrecht zijn door hun ras.
Hun ervaring is de immigrantenervaring. In hun ogen heeft niemand hen iets gegeven, zij hebben het zelf van de grond af opgebouwd. Zij hebben hun hele leven hard gewerkt, vaak alleen maar om te zien dat hun banen naar het buitenland werden verscheept of dat hun pensioenen werden weggegooid na een leven lang te hebben gewerkt. Ze zijn bezorgd over hun toekomst, en ze voelen hun dromen wegglippen. En in een tijdperk van stagnerende lonen en wereldwijde concurrentie worden kansen gezien als een zero-sum game, waarbij jouw dromen ten koste van mij gaan.
Dus als hun wordt verteld dat ze hun kinderen met de bus naar een school aan de andere kant van de stad moeten brengen, als ze horen dat een Afro-Amerikaan voordeel krijgt bij het vinden van een goede baan of een plaats op een goede universiteit vanwege een onrechtvaardigheid die ze zelf nooit hebben begaan, als hun wordt ver teld dat hun angst voor misdaad in stadsbuurten op de een of andere manier bestaat uit vooroordelen, dan bouwt de wrok zich in de loop der tijd op.
Uit: Obama, B. (18 maart 2008). Verkiezingstoespraak over de rassenkwestie. Philadelphia.
Senator Barack Obama bracht deze speech in Philadelphia, tijdens zijn campagne om president te worden. De aanleiding was een rel rond Jeremiah Wright, de predikant van de kerk die de Obama’s aanhingen. Wright had zich in verschillende preken uitgesproken tegen de Amerikaanse overheid, die in zijn ogen misdaden beging tegen Afro-Amerikanen. Wright verweet Amerika racisme en het doden van onschuldige mensen.
Bron 2: Armoedegraad in functie van etnische afkomst (%)
Bron: United States Census Bureau (september 2021). Current Population Survey, 1960 to 2021. Annual Social and Economic Supplement. © 2021 Peter G. Peterson Foundation
Bron 3: De kans dat een man of vrouw van een bepaalde etnische afkomst gedood zal worden door de politie, in verhouding tot de witte bevolkingsgroep
minder waarschijnlijk dan een witte man
meer waarschijnlijk dan een witte man
minder waarschijnlijk dan een witte vrouw
meer waarschijnlijk dan een witte vrouw
Bron: gebaseerd op cijfermateriaal uit: National Geographic Magazine Staff. (4 juni 2020). Gebaseerd op gegevens van de National Academy of Sciences in de VS. www.pnas.org
Bron 4: Mediaan van het eigen vermogen van een huishouden, in functie van etniciteit en opleidingsniveau
Het ‘eigen vermogen’ is alle bezit van een huishouden minus de uitstaande schulden.
Deelvraag 3b:
Sinds het einde van de 19e eeuw beschikken de oorspronkelijke Amerikanen over reservaten, waar ze min of meer onafhankelijk kunnen wonen. Vaak gaat het echter om weinig vruchtbare grond en piekt de armoede er enorm.

Waarom trof de covidpandemie de oorspronkelijke bevolking harder dan andere bevolkingsgroepen in de VS?
Ga naar iDiddit en onderzoek waarom de oorspronkelijke bevolking extra kwetsbaar was tijdens de covidpandemie.
Synthese
Historisch denken
Je leerde in deze doorloper de volgende historische begrippen:
—cultureel: propaganda (deelvraag 2b), verlichting
—politiek : amendement (deelvraag 2a), burgerlijke ongehoorzaamheid (deelvraag 2a), burgeroorlog (deelvraag 2a), grondwet (constitutie), imperialisme (deelvraag 2b), kolonisatie, metropool, politieke revolutie, president
—sociaal: burgerrechten, discriminatie, diversiteit (deelvraag 3a), emancipatie (deelvraag 3a), etniciteit (deelvraag 3a), racisme, ras, segregatie (deelvraag 2a), slaafgemaakte, slavernij, superioriteit(sgevoel) (deelvraag 2b), vrijheid, wij-zij-denken (deelvraag 2a)
Ook deze structuurbegrippen kwamen aan bod: argument – historische context – interpretatie – menselijke factor (deelvraag 3a) –perspectief – revolutie – structurele factor (deelvraag 3a)
Beantwoord de onderzoeksvraag.
STRUCTUURBEGRIPPEN
Herlees de onderzoeksvraag waaraan je in deze doorloper werkte. Verzamel alle elementen die je nodig hebt om de vraag te beantwoorden. Kun je zelf nog argumenten toevoegen of nuanceren? Formuleer een besluit met behulp van het argumentatieschema hieronder.
Hoeveel vrijheid had je in The Land of the Free?
Amerikaanse Revolutie slavernij
Declaration of Independence
= de Amerikaanse
Onafhankelijkheidsverklaring
Bill of Rights = de Grondwet
Amerikaans imperialisme
witte bevolking Afro-Amerikaanse bevolking oorspronkelijke bevolking
Mate van vrijheid: Mate van vrijheid: Mate van vrijheid:
De industriële revoluties (1750 - 1914)
Hoofdstuk
↑ Maker onbekend. (1907). Kinderen, textielarbeidsters en -arbeiders in de Gentse vlasspinnerij Union Linière. In de 19e eeuw verspreidde de industriële revolutie zich doorheen Noordwest-Europa. Ook kinderen werden aan het werk gezet in de nieuwe fabrieken, zoals hier in de Gentse vlasspinnerij Union Linière. De productiesnelheid steeg, maar de levensomstandigheden van de arbeiders bleven moeilijk. Langzaamaan kwam daar verandering in. In dit hoofdstuk zoek je een antwoord op de vraag:
Op welke manier veranderden de industriële revoluties het dagelijkse leven van de arbeiders?

@VANIN
Historische vraag 1: Welke energiebronnen hebben geleid tot de transportrevolutie in de moderne tijd?
Uitbreiding 1: Hoe leverde de industriële revolutie bewijsmateriaal voor de evolutieleer van Charles Darwin?
Wat weet je al? I
De voorbije jaren leerde je dat revoluties in het verleden tot grote en diepgaande veranderingen leidden. Situeer de volgende revoluties in de tijd en leg uit waarom ze als ‘revolutie’ beschouwd worden:
- de agrarische revolutie,
- de transportrevolutie (die de ontdekkingsreizen mogelijk maakte),
- de Amerikaanse Revolutie,
- de Franse Revolutie,
- de eerste industriële revolutie.
Historische vraag 2: Epidemieën in de 19e eeuw
Historische vraag 3: Welke soorten bronnen geven een beeld van de levensomstandigheden van arbeiders in de 19e eeuw?
Historische vraag 4: Wie zorgde voor een verbetering van de sociale omstandigheden in België?
Uitbreiding 2: Welke politieke impact hadden opstanden en protesten aan het begin van de 20e eeuw?
Uitbreiding 3: Waarom zagen de grote jeugdbewegingen het levenslicht in het begin van de 20e eeuw?
Historische vraag 5: Hoe verschilde het toeristische doelpubliek van de kuststeden in de moderne tijd met het doelpubliek vandaag?
Situeren in tijd
Situeren in tijd
1765: James Watt brengt enkele cruciale verbeteringen aan de stoommachine van Newcomen aan en maakt de Watt II, een stoommachine die andere fabrieksmachines kan aandrijven.

1796: De Britse arts Edward Jenner ontwikkelt het eerste vaccin tegen pokken. Dat vaccin, op basis van het koepokkenvirus, veroorzaakt veel controverse.

1712: De
van
1859: Charles Darwin brengt zijn boek On the Origin of Species uit. Tijdens een reis naar de Galapagoseilanden (1831 - 1836) bestudeert hij de bek van lokale vinken en stelt vast dat die verschilt bij verschillende vinken. De verschillen komen door de beschikbare voeding op de eilanden. De inzichten die hij opdoet tijdens die reis, liggen aan de basis van zijn evolutietheorie.


1885: Oprichting van de Belgische Werkliedenpartij (BWP). De voornaamste eisen van deze socialistische partij zijn het stemrecht en de afschaffing van kinderarbeid.
1881: Oprichting van de Samenwerkende (of Coöperatieve) Maatschappij Vooruit, Gent

1889: Oprichting van de Tweede Internationale. Het einddoel is nog steeds een communistische maatschappij, maar opnieuw is er discussie over de weg ernaartoe. De latere communisten willen arbeiders aan de macht brengen door middel van een echte revolutie. De latere socialisten willen via democratische weg tot sociale hervormingen komen.
1893: In België wordt het algemeen meervoudig stemrecht (voor mannen) ingevoerd.
Zicht op de ‘groote magazijnen’ en ‘ons huis’ van de coöperatieve Vooruit.
1846: Oprichting eerste liberale partij van België
1919: In België wordt het algemeen enkelvoudig stemrecht ingevoerd. Elke volwassen man krijgt één stem.
1864: Oprichting van de Eerste Internationale. De Eerste Internationale wil de grote variëteit aan opkomende arbeidersbewegingen internationaal verenigen achter het einddoel: een communistische samenleving. In de organisatie ontstaat een conflict tussen de anarchisten, die elke vorm van overheid willen afschaffen, en de marxisten, die de staatsstructuur in handen van de arbeiders willen geven.
1884: Oprichting van de Federatie van Katholieke Kringen en Conservatieve Verenigingen, de eerste katholieke partij in België
1886: Eerste grootschalige arbeidersbetogingen en -opstanden in België. Die worden hardhandig neergeslagen.
1891: Paus Leo XIII schrijft zijn pauselijke brief Rerum Novarum als reactie op de arbeidersproblematiek.

Historische vraag 1:
Welke energiebronnen hebben geleid tot de transportrevolutie in de moderne tijd?
In de moderne tijd werd menselijke en dierlijke spierkracht grotendeels vervangen door nieuwe energiebronnen. Die dreven op hun beurt nieuwe machines aan waardoor er talloze innovaties kwamen in meerdere industriële sectoren. Een van die sectoren was de transportsector. In deze historische vraag onderzoek je welke impact de nieuwe energiebronnen op transportmiddelen hadden.
Opdrachten
1 Maak op basis van de bronnen een eigen tijdlijn. Duid voor elke energiebron de periode aan waarin die commercieel gebruikt werd tijdens de moderne tijd. Als er informatie ontbreekt, zoek je die online op.
2 Zoek voor elke energiebron online op of die leidde tot vernieuwingen op het vlak van transport. Geef indien mogelijk telkens twee concrete voorbeelden en plaats die ook op je tijdlijn.
Bron 1:
Linters, A. (2017). Stoommachine van de Gentse firma n.v. Van den Kerckhove. Museu Agbar de les Aigües. Cornellà del Llobregat, Spanje.
Vanaf 1765 verbeterde James Watt de stoommachine van Newcomen die met steenkool werd aangedreven. De stoommachine op de foto werd gebruikt voor het oppompen van stadswater voor Barcelona. De machine dateert van 1905 - 1910 en is gebouwd door het Gentse atelier Van den Kerchove dat werd opgericht in 1825 en zich vanaf 1833 specialiseerde in stoommachines. In 1934 fusioneerde het bedrijf met de Société d'Electricité et de Mécanique en werd de constructie van stoommachines stopgezet.

Bron 2:
← Maker onbekend. (19e eeuw). Abraham Darby in zijn smidse. Abraham Darby was een ijzerfabrikant uit Midden-Engeland. In 1709 ontdekte hij dat je beter cokes (gezuiverde steenkool) dan houtskool gebruikt om ijzer te vervaardigen. Dat was niet alleen goedkoper, je kon er ook een veel hogere temperatuur mee bereiken. Vanaf de tweede helft van de 19e eeuw werden bovendien nieuwe technieken gevonden om cokes in te zetten bij het produceren van staal, een legering (samengestelde stof) van ijzer en koolstof die veel sterker is dan ijzer. Daardoor werden machines een stuk robuuster.

Bron 3:
Marie, A. (1881). Promotieaffiche voor elektrische toestellen op de eerste Internationale Tentoonstelling van Elektriciteit in Parijs.
Hoewel elektriciteit een lange voorgeschiedenis kent, werd ze pas sinds 1880 ingezet voor commercieel gebruik. In 1882 opende Edison de eerste elektriciteitscentrale op stoomkracht in Londen. Kort daarop begon men elektriciteit te gebruiken om trams en ondergrondse spoorwegen aan te drijven in de grootste steden van Europa.

Bron 4:
← Patent van de dieselmotor van Rudolf Diesel. (1893).

In 1854 deed de Poolse apotheker Ignacy Lukasiewics de eerste commerciële olieboring. Twee jaar later richtte hij de eerste industriële olieraffinaderij op, waar ruwe olie werd omgevormd tot asfalt en smeermiddelen. Door chemische innovaties in de tweede helft van de 19e eeuw ontstonden diverse nieuwe olieproducten, waaronder diesel en benzine.
Uiteindelijk slaagde Rudolf Diesel erin die brandstoffen te gebruiken om de verbrandingsmotor te ontwikkelen. Die haalde een veel groter rendement dan de stoommachine. Nadien werd de motor ingezet in de industrie en het transport, wat leidde tot de ontwikkeling van de auto met verbrandingsmotor door Carl Benz.
Bron 5:
← Maker onbekend. (1875). Nieuwjaarswens van de Gentse lantaarnaanstekers. Collectie Archief Gent. Eind 18e eeuw waren er al gaslampen in gebruik in Groot-Brittannië. Het duurde niet lang voor er in heel Europa gasfabrieken oprezen. Zo werd de eerste lichtgasfabriek van België gebouwd in 1827 in Gent. Twee jaar later telde de stad ongeveer zevenhonderd lichtlantaarns op gas. Naarmate technieken voor opslag en distributie verbeterden, stapte men af van de productie van steenkoolgas in gasfabrieken. In plaats daarvan werd aardgas rechtstreeks aangeboord en gedistribueerd.

1.1 De eerste industriële revolutie (1750 - 1870)

Vanaf 1765 bracht James Watt een aantal essentiële verbeteringen aan bij de stoommachine: hij slaagde erin de op- en neergaande beweging om te zetten in een draaibeweging die veel bruikbaarder was en hij voegde een snelheidsregeling toe. Daardoor werd de Watt II een compacte en krachtige stoommachine die veelvuldig werd ingezet als innovatieve krachtbron in nieuwe, grootschalige werkplaatsen. Via drijfriemen kon de stoommachine immers andere machines aandrijven. Stelselmatig werd daardoor de huisnijverheid vervangen door fabrieksarbeid. De veranderingen werden voor het eerst op grote schaal toegepast in de textielsector: stoommachines werden de centrale krachtbron in fabrieken vol metalen weef- en spingetouwen zoals de Mule Jenny.
↑
Al snel werden de vernieuwingen van James Watt ook toegepast op transportmiddelen. Zo ontstond vanuit de industriële revolutie een transportrevolutie, met onder meer de uitvinding van de stoomtrein en de stoomboot. Die uitvindingen oefenden op hun beurt invloed uit op de industriële ontwikkelingen. De aanleg van een Europees spoorwegennet speelde immers een grote rol bij het succes van de industrialisering, doordat zowel grondstoffen als afgewerkte producten eenvoudiger vervoerd konden worden over lange afstanden.
Vooral Groot-Brittannië ontwikkelde zich zeer snel in de eerste helft van de 19e eeuw. Het land beschikte dan ook over de belangrijkste grondstoffen om de nieuwe (stoom)machines te bouwen en aan te drijven: steenkool en ijzererts. Bovendien bouwde Groot-Brittannië in de 19e eeuw een enorm koloniaal rijk uit, waardoor het over extra grondstoffen en afzetmarkten beschikte.
Maar ook België groeide vanaf 1800 uit tot een industriële grootmacht. Naast de bloeiende textielindustrie in Gent ontstond rond de steenkoolbekkens in de Borinage en Luik heel wat toonaangevende industriële activiteit, zoals het staalimperium van John Cockerill, dat in de 19e eeuw onder meer spoorwegen en zware machines produceerde.
1.2 De tweede industriële revolutie (1870 - 1914)
In de tweede helft van de 19e eeuw bleef men zoeken naar efficiëntere manieren om met energiebronnen om te gaan. Dat resulteerde in de eerste plaats in betere technieken om ijzererts te bewerken. Met behulp van cokes, een gezuiverde vorm van steenkool, werd staal geproduceerd voor robuustere machines en transportmiddelen. Daarnaast zorgde de uitvinding van elektriciteit voor een groot aantal innovaties. De Britse wetenschapper Michael Faraday slaagde erin met draaiende bewegingen gelijkstroom te produceren. Maar het was de Amerikaan Thomas Edison die als eerste elektriciteit inzette voor grootschalig commercieel gebruik. In 1882 bouwde hij een elektriciteitscentrale met dynamo’s die werden aangedreven door stoomkracht. In de jaren daarop verschenen in de grote Europese steden elektrische trams, ondergrondse spoorwegen en geavanceerde communicatietoestellen zoals de telefoon.
Ook de chemische sector ontwikkelde zich vanaf de tweede helft van de 19e eeuw. Nieuwe materialen zoals rubber, soda en bakeliet deden hun intrede en vonden een toepassing in een oneindig aantal nieuwe producten en toestellen. De bewerking van petroleum resulteerde in de vondst van benzine, waardoor Carl Benz in 1885 de eerste auto met benzinemotor kon presenteren. In de elektrische en chemische industrie ontstonden tal van nieuwe ondernemingen, zoals het Duitse AEG, Siemens en BASF, die uitgroeiden tot mondiale bedrijven.
Een van de eerste telefoons met muurbevestiging. (1882).
In 1876 kreeg Alexander Graham Bell een patent op de uitvinding van de telefoon. Tegen het eind van de 19e eeuw verschenen telefooncentrales en toestellen met een draaischijf.

Uitbreiding 1:
Hoe leverde de industriële revolutie bewijsmateriaal voor de evolutieleer van Charles Darwin?
In 1859 verscheen Darwins boek On the Origin of Species. Darwin legde in dat boek zijn evolutietheorie uit. Hij ging ervan uit dat al het leven op aarde een gemeenschappelijke oorsprong had en dat natuurlijke selectie aan de basis van de evolutie van soorten lag. Maar het was niet eenvoudig om bewijs te vinden voor die theorie. De industriële revolutie bracht daar verandering in. In deze historische vraag ga je op zoek naar de impact die de industriële revolutie had op de fauna en naar de manier waarop de wetenschapstakken geschiedenis en biologie elkaar versterkten.
Opdrachten
1 De evolutieleer van Darwin wordt vaak samengevat met deze twee citaten uit zijn boek On the Origin of Species: ‘struggle for life’ (strijd om leven) en ‘survival of the fittest’ (overleven van de meest aangepaste) (bron 1).
Verklaar die twee citaten in je eigen woorden en illustreer met een concreet voorbeeld. Zoek indien nodig extra informatie online op.
2 Aanvankelijk kreeg Darwin heel wat kritiek op zijn theorie. Beredeneer zelf waarom het erg moeilijk was om zijn evolutieleer te bewijzen.
3 Op welke manier ondersteunde de industriële revolutie de theorie van Darwin (bron 2 tot en met 4)?
4 Ga online op zoek naar een ander voorbeeld van ‘snelle evolutie’.
Bron 1:
Afbeelding 1: Darwin, C. (1859). Voorblad van On the Origin of Species.
Afbeelding 2: Cameron, J.M. (1868). Charles Darwin.

Charles Darwin werd in 1809 geboren in Engeland. Hij hield zich bezig met de studie van natuurlijke historie, biologie en geologie. In 1859 bracht hij zijn meest invloedrijke werk uit: On the Origin of Species. Na verschillende onderzoeken en reizen was hij tot de conclusie gekomen dat in de natuur de wet van natuurlijke selectie geldt. Die wet houdt in dat de organismen die het best aan hun omgeving zijn aangepast meer kans maken om te overleven dan hun soortgenoten die minder goed zijn aangepast. Omdat dieren eigenschappen doorgeven aan hun nakomelingen, worden bepaalde kenmerken binnen een populatie dominant. Zijn boek werd een bestseller, zowel in Engeland als daarbuiten.

Bron 2:
De beschrijving in een Britse spoorweggids uit 1851 leest allesbehalve uitnodigend: zwarte rivieren zonder vissen, zwartgeblakerde bomen zonder vogels met uitzondering van wat uitgerookte mussen, een zwart landschap vol koolmijnafval, stof en rook. Het ging om een ritje door het zwarte land tussen Birmingham en Manchester, het hart van de industriële revolutie.
De eerste donkere versie van de peper-en-zoutvlinder werd er officieel in 1848 ontdekt. De vlinder, een mot die ook bij ons voorkomt, was aanvankelijk uitsluitend bekend van zijn lichte variant. Die kleur bood het dier bescherming tegen vlindereters als het op boomstammen bedekt met lichte korstmossen zat. Maar korstmossen zijn uiterst pollutiegevoelig en verdwijnen bij het minste vuiltje in de lucht. Daarenboven werden de bomen donker, zwart bijna, als gevolg van de rook en het stof uit de mijnen.
Uit: Draulans, D. (2018). Beestenboel. Pelckmans.
Bron 3: Bron 4: Percentage motten dat opnieuw gevangen werd
De berkenspanner of de peper-en-zoutvlinder komt voor in twee vormen: wit met zwarte spikkeltjes en bijna volledig zwart. De natuurlijke habitat van de vlinder bevindt zich in bossen, parken en tuinen. Hij houdt zich graag schuil op de stam van berken en is door zijn kleur perfect gecamoufleerd.

↑
In de zomer van 1953 startte de Britse geneticus Bernard Kettlewell met zijn drie jaar durende experiment. Hij onderzocht de oorzaak van het verschijnen van de donkergekleurde mot sinds de start van de industriële revolutie. Hij experimenteerde zowel in het vervuilde bosgebied van Birmingham als in de onvervuilde bossen van Dorset.
@VANIN
In een eerste fase ving hij de motten, bracht hij een markering aan onder de vleugel en liet hij ze vervolgens weer los. Een tijd later ging hij opnieuw op mottenjacht en onderzocht hij welk percentage van de gemarkeerde motten opnieuw gevangen werd. Voor elk van beide omgevingen maakte hij vervolgens de opdeling tussen opnieuw gevangen donkergekleurde en opnieuw gevangen lichtgekleurde motten. Uit het experiment bleek dat vogels, de natuurlijke vijanden van de motten, de exemplaren die het minst goed gecamoufleerd zijn het snelst zullen vinden en verorberen. Daardoor verdwijnen de eigenschappen die zorgen voor die zichtbaarheid langzaam uit de populatie.
Historische vraag 2: Epidemieën in de 19e eeuw
Als historicus onderzoek je bronnen. Die zijn soms talrijk, maar soms ook niet. Bronnen kunnen je een schat aan informatie bieden en je helpen bij je zoektocht naar antwoorden op een veelheid aan historische vragen. In deze historische vraag bestudeer je gezondheidsproblemen die vaak voorkwamen in de 19e eeuw. Je formuleert verschillende historische vragen en voert vervolgens ook zelf onderzoek om tot het antwoord op een van die vragen te komen.
Opdrachten
1 Bestudeer de bronnen en formuleer daarbij drie verschillende historische vragen: een beschrijvende, een vergelijkende en een verklarende vraag.
2 Kies een van je historische vragen. Ga na welke bronnen bruikbaar zijn om die te beantwoorden. Als je over onvoldoende bronnen beschikt, zoek je online naar aanvullend bronmateriaal. Formuleer het antwoord op je vraag.
3 Een historische vraag is een begin, maar zelden een einde. Het antwoord op de ene vraag leidt immers vaak tot nieuwe vragen. Formuleer op basis van het antwoord op je historische vraag een vervolgvraag.
Bron 1:
Dezer dagen wordt geregeld verwezen naar epidemieën uit het verleden en de lessen die we daaruit kunnen trekken. Vooral de Zwarte Dood van 1348-’51 en de Spaanse Griep van 1918-’19 worden in herinnering gebracht. Daarbij gaat het over het enorme dodental, de quarantainemaatregelen en de zondebokken die schijnbaar voor deze pandemieën verantwoordelijk waren. De conclusie is meestal dat we nog zeer weinig weten over de geschiedenis van infectieziekten. Nochtans zijn er epidemieën uit het recente verleden waarover we wel goed zijn geïnformeerd.
België werd in de negentiende eeuw zeven keer door cholera geteisterd: in 1832-’33, 1848-’49, 1853-’54, 1859, 1866, 1883-’85 en 1891-’95. De epidemie van 1866 was met voorsprong de zwaarste. Toen vielen er 43 400 slachtoffers, wat neerkwam op 9 doden per 1 000 Belgen. Bijna de helft daarvan viel in de steden. Ook de rest van Europa werd zwaar getroffen: in de loop van 1865 bereikte de ziekte vanuit India via het Midden-Oosten het zuiden van Europa. Van daaruit verspreidde de ziekte zich over het hele continent. In totaal werden in Europa zo’n 1 miljoen cholera-doden geteld.
Cholera is een bacteriële infectieziekte met een incubatietijd van enkele dagen. De ziekte wordt vooral door besmet drinkwater verspreid. Voor drinkwater was men tot in de late negentiende eeuw meestal op (vervuilde) waterputten en waterlopen aangewezen. De belangrijkste symptomen van cholera zijn braken, diarree en een blauwe huidskleur. Om die reden werd de ziekte ook de ‘blauwe dood’ genoemd. Nauwelijks de helft van de patiënten overleefde de ziekte.
Uit: Devos, I. (19 maart 2020). Gezondheidszorg in tijden van cholera. De Standaard.
Professor Isabelle Devos is verbonden aan de UGent, met als specialisatie historische demografie. Ze schreef dit artikel een week nadat in België de eerste verregaande maatregelen waren uitgevaardigd om de coronacrisis van 2020 te bestrijden.
Bron 2:
Toen ik daar aankwam ontdekte ik dat bijna alle sterfgevallen dicht bij de pomp hadden plaatsgevonden. In huizen die overduidelijk dichter bij een andere straatpomp stonden waren maar tien doden. In vijf van die gevallen vertelden de familieleden mij dat de overledenen altijd water bij de Broad Streetpomp hadden laten halen, omdat ze dat liever hadden dan water van pompen die dichterbij stonden. In drie andere gevallen waren het kinderen die overleden waren. Ze hadden vlak bij de pomp van Broad Street op school gezeten … Wat de sterfgevallen betreft die plaatsvonden in de omgeving van de pomp, er waren 61 gevallen waarover mij is verteld dat de overledenen gewend waren om – altijd of zo nu en dan – water uit de pomp van Broad Street te drinken …
Het resultaat van het onderzoek is dat daar, in dat deel van Londen, geen specifieke uitbraak of verspreiding van cholera is geweest, behalve bij mensen die gewend waren water uit de hierboven genoemde pomp te drinken …
Op de zevende had ik 's avonds een gesprek met de Board of Guardians [een soort gemeenteraad voor armen] van de St.-Jamesparochie. Ik heb de situatie aan hen voorgelegd. Naar aanleiding van wat ik heb gezegd werd de volgende dag de zwengel van de pomp gehaald.
Uit: Snow, J. (1854). The cholera near Golden-Square, and at Deptford. The Medical Times and Gazette.
↑ Heath, W. (1828). 'Monster Soup', commonly called Thames Water ('Monstersoep', algemeen gekend als Water van de Theems).

↑ Brief van John Snow aan de redacteur van de Medical Times and Gazette. Snow was een Britse wetenschapper die wordt beschouwd als een van de grondleggers van de moderne epidemiologie.
Verklaar het verband tussen de spotprent Monster Soup en de inzichten van John Snow over cholera.
Bron 3: Levensverwachting en sterftecijfer in België
Grafiek gebaseerd op data van de Human Mortality Database (mortality.org) en Our World in Data (ourwordlindata.org), aangevuld met gegevens uit Statbel (statbel.fgov.be). De sterftecijfers tijdens de Eerste Wereldoorlog zijn schattingen. Betrouwbare levensverwachtingscijfers zijn voor die periode niet beschikbaar.
Bron 4:
↑
Board, E. (ca. 1912). Dr. Jenner voert zijn eerste vaccinatie uit in 1796. Dr. Edward Jenner voerde de eerste vaccinatie tegen de pokken uit op James Phipps in 1796. De ontwikkeling van het pokkenvaccin was een enorme stap vooruit in de bestrijding van de ziekte. Het vaccin werd ontwikkeld nadat bleek dat vrouwen die koeien molken en regelmatig in contact kwamen met de dierlijke variant van die ziekte, de menselijke variant niet ontwikkelden. Ze hadden een natuurlijke resistentie opgebouwd tegen het virus.

Bron 5:
← Maker onbekend. (1869). Reclame voor Dobbins, medicated toilet soap (toiletzeep met medicinale werking).
De eerste bewijzen van zeep dateren uit 2800 v.C. Er werd een formule om zeep te maken teruggevonden op een Sumerisch kleitablet uit het oude Babylonië. Industrieel vervaardigde zeep kwam op het einde van de 18e eeuw op de markt. Reclamecampagnes in Europa en Amerika wezen op de relatie tussen hygiëne en gezondheid. In de loop van de moderne tijd raakte het gebruik van zeep ingeburgerd omdat het de verspreiding van ziekteverwekkers verminderde.

Bron 6:
Maker onbekend. (ca. 1859). Constructie van het noordelijke afvoerriool aan het Abbey Mills-pompstation. 1858 was het jaar van The Great Stink in Londen. De stad was ondertussen zo groot dat de Theems niet meer in staat was om al het afval af te voeren naar zee. Het gevolg was dat een verschrikkelijke stank de stad teisterde. Open riolen kunnen een groot gevaar voor de volksgezondheid zijn. Ziektes als diarree, dysenterie, difterie, cholera, hepatitis en de pest kunnen zich zo makkelijk verspreiden. De link tussen hygiëne en epidemieën werd steeds duidelijker in de 19e eeuw. Londen was de eerste grote stad die inzette op de aanleg van een uitgebreid rioleringsnetwerk. Vanaf 1859 begon ingenieur Jozeph Bazalgette met de aanleg van een rioolnetwerk van 20 000 kilometer onder de stad. Daarmee redde hij het leven van massa’s mensen. Op deze foto houdt Bazalgette toezicht op het project.

Bron 7:
← Public Health Act (wet op de openbare gezondheid). (1875).

In 1875 trad een nieuwe Public Health Act in Groot-Brittannië in voege. Die nieuwe wetgeving moest verbetering brengen in de onhygiënische levensomstandigheden in de steden die de gezondheid bedreigden. Deze zaken werden verplicht voor alle stadsbesturen:
- zuiver drinkwater voorzien voor iedereen;
- riolering voorzien;
- watergespoelde openbare toiletten voorzien;
- een ambtenaar van openbare gezondheid aanstellen;
- openbare parken aanleggen;
- huurhuizen en hotels regelmatig inspecteren;
- straatverlichting voorzien om ongevallen te voorkomen.
2 Epidemieën zorgen voor wetenschappelijke vooruitgang
De warme periode in de middeleeuwen, tussen 1000 en 1200, had een grote invloed op de bevolking van Noordwest-Europa. Op economisch vlak stegen de landbouwopbrengsten sterk door de langere en warmere zomers. Daardoor was het volk beter gevoed, met een stijging van de bevolking tot gevolg. Steeds meer mensen gingen zich bovendien in steden vestigen.
Als mensen dicht bij elkaar gaan wonen, stijgt ook het risico op besmettingen en ziektes. Dat is een terugkerend gegeven waarvoor in verschillende historische periodes bewijzen werden gevonden. In Sapiens 4 zag je bijvoorbeeld hoe verwoestend de gevolgen van syfilis konden zijn. Door een gebrek aan kennis handelde men bovendien niet altijd even adequaat.

Vanaf de moderne tijd kende de urbanisatie een echte exponentiële groei. Door de toenemende industrialisering zochten mensen werk in de fabrieken en trokken ze naar de stad. Daar leefden ze meestal dicht op elkaar in erbarmelijke omstandigheden. Tot ver in de 19e eeuw overleden heel wat mensen in Europa door een gebrek aan hygiëne. Veel steden hadden open riolen, mensen wasten zich zelden en bacteriën hadden vrij spel in de ziekenhuizen. Ziektes verspreidden zich snel en groeiden regelmatig uit tot regelrechte epidemieën.
Langzaam begon men aanpassingen te maken in de leefwijze. De industriële revoluties brachten heel wat innovaties in de wetenschap en technologie om de problemen het hoofd te bieden. Zo werd in het begin van de 19e eeuw het controversiële vaccin tegen pokken ingevoerd, dat een grote massa mensen van de dood redde. In Groot-Brittannië startte men daarnaast met de bouw van een rioleringsnetwerk en voerde men wetten in om het volk te beschermen.
Rond 1900 begon men te beseffen dat virussen en bacteriën de oorzaak van ziektes waren. Steden zetten daardoor steeds vaker in op de aanleg van gesloten riolering en op de voorziening van zuiver water voor iedereen. Toen de eerste vaccins ontwikkeld werden, evolueerde ook de geneeskunde verder. Artsen werden zich bewust van hun eigen impact en zetten meer in op desinfecteren. De productie van zeep werd geïndustrialiseerd en zeep werd beschikbaar voor de massa. Door middel van reclamecampagnes en prenten in kranten maakte men het volk bewust van het belang van hygiëne. De levensstandaard ging omhoog en de kans om te overlijden door een infectieziekte nam enorm af rond de eeuwwisseling. In 1928 ontdekte Alexander Fleming bovendien bij toeval de stof penicilline, die vanaf de Tweede Wereldoorlog een revolutie zou betekenen in het bestrijden van infecties.
Historische vraag 3:
Welke soorten bronnen geven een beeld van de levensomstandigheden van arbeiders in de 19e eeuw?
Om tot een antwoord op een historische vraag te komen is een bronnenstudie een belangrijke eerste stap. Als historicus moet je immers bronnen selecteren en ze beoordelen op hun bruikbaarheid. Daarbij kan het helpen om structuur aan te brengen en ze per soort in te delen. In deze historische vraag bestudeer je een aantal bronnen over de levensomstandigheden van arbeiders in de 19e eeuw. Je denkt na over de verschillende soorten bronnen en over de manier waarop je ze kunt indelen.
Opdrachten
1 Bekijk de verschillende soorten bronnen die in de Histokit staan. Op basis van welk kenmerk is de indeling gemaakt?
a Verdeel de bronnen op p. 93-95 volgens die soorten.
b Van welke bronsoort(en) vind je geen voorbeeld?
Waarom is dat logisch bij onderzoek naar de 19e eeuw?
2 De opdeling die de Histokit voorstelt, is natuurlijk slechts één manier.
a Werk zelf een alternatieve indeling uit op basis van een ander kenmerk. Verdeel de bronnen over die nieuwe categorieën.
b Formuleer voor elk van je categorieën een voor- en nadeel en illustreer dat vanuit de bronnen op p. 93-95.
Bron 1: Aantal mensen in de bedelaarskolonies
Jaar Gemiddeld aantal mensen per dag Totaal aantal onderhoudsdagen
Statistique générale de la Belgique. Exposé de la situation du Royaume 1841-1850. (1851).
In de tabel zie je het gemiddeld aantal mensen per dag en het totale aantal ‘onderhoudsdagen’ (aantal personen x aantal dagen dat ze onderdak kregen) in de depôts de mendicité (bedelaarskolonies) van La Cambre, Mons, Hoogstraten, Brugge en Rekkem. Tot in de tweede helft van de 19e eeuw stuurden gemeentebesturen de armen naar een bedelaarskolonie waar de overheid hen wilde leren werken in plaats van te bedelen.
Bron 2:
Duizend keer hebben we ons sinds het begin van ons onderzoek afgevraagd hoe jarenlang nieuwe en steeds weerzinwekkender zaken konden worden toegevoegd aan de reeds bestaande zaken die de gezondheid en het leven van een immens deel van onze medeburgers en de komende generaties in gevaar brengt … Gierigheid inspireerde het idee om een smalle en onproductieve tuin om te vormen tot een labyrint van donkere kleine woningen, waar voeten uitglijden op een voortdurend vochtige modder die is gevormd uit het afval van rottende plantaardige en dierlijke substanties, en waaruit een veelheid aan bedorven miasma's tevoorschijn komt die de atmosfeer besmetten!
Als we weten dat er van de 3 000 m² oppervlakte 1 000 m² ingenomen wordt door de straten, de aangrenzende woningen die geen deel uitmaken van het beluik en de dikte van het metselwerk, rest er voor de 117 wooneenheden slechts 2 000 m², of 17 m² voor elk huis. Deze woningen hebben doorgaans niet meer dan een gelijkvloerse verdieping die dient als keuken en slaapkamer. (…) Aangenomen dat elk huis gemiddeld bewoond wordt door vijf personen, is er voor de totale populatie van 585 bewoners, 3,4 m² terrein per inwoner.
Uit: Mareska, J. & Heyman, J. (1845). Enquête sur le travail et la condition physique et morale des ouvriers employés dans les manufactures de coton à Gand. Gyselynck.
De auteurs waren twee sociale geneesheren uit Gent die in opdracht van de regering onderzoek deden naar kinderen vrouwenarbeid en de gezondheidstoestand van de Gentse katoenarbeiders, die vooral in de beluiken (schamele arbeiderswoningen in een smal steegje) leefden.
Bron 3:
De weefnijverheid is alhier geweldig vervallen en de armoede zeer groot. Ganse benden bedelaars lopen uitgehongerd rond, ook van Gent en elders. Er zijn mensen die dood vallen langs de straten, want de eetwaren zijn niet te betalen voor de gewone man. De boeren moeten alles goed bewaken omdat er overal zoveel gestolen wordt. Men zegt dat er in Ruiselede en in Wingene hele huishoudens uitgestorven zijn van de honger en de tyfus. Ook in Knesselare zijn er al boven de vijfhonderd dood, meestal arme mensen en kinderen, in een jaar of twee drie tijd. Daar wordt veel te weinig uitgedeeld, maar de armbesturen kunnen het niet volgen. De arme kinderen gaan ook al lang naar school niet meer, maar rapen eikels of trekken spurrie of ander kruid op het veld; er wordt soep gekookt van raapkolen en beten, en zelfs van boomschors. Daar is al een dag geweest dat er in de kerk van Zomergem elf doodkisten achter malkaar stonden, tot aan het portaal.
Uit: De Neve, B. (1848). Dagboek van Bernardus De Neve, burgemeester van Zomergem.
Bron 4:
Als de staat rechtstreeks moet tussenkomen voor de oprichting van een pensioenfonds, bestaat zijn missie er vooral in om, met betrekking tot gewone onderlinge hulporganisaties, de oprichting ervan te stimuleren. Deze verenigingen moeten voortkomen uit particulier initiatief, goed voorbereid en ondersteund. Het is noodzakelijk dat de arbeiders, gesteund door hun bazen, zoveel mogelijk de eer en de zorg reserveren om een spaargeld te organiseren voor de dagen van ziekte en tijdelijke arbeidsongeschiktheid. (…) We moeten vermijden om als regel het principe van financiële tussenkomst van de staat ten gunste van deze verenigingen in te voeren. De arbeider moet vooral op zichzelf rekenen, op zijn werk, op de vruchten van zijn vooruitziende blik. (…)
Uit: Rogier, C. (1849). Sociétés de secours mutuels pour les ouvriers et sociétés d'épargnes pour l'achat.
Charles Rogier was een liberale politicus. Van 1847 tot 1852 was hij premier van België.
Bron 5: ↑
De Winne, A. (1903). De wevers van Zele, een groep spinsters. In: Door arm Vlaanderen.


August De Winne was journalist bij de krant Le Peuple In 1901 trok hij door de Vlaamse steden om een reportagereeks te maken.
In heel wat ‘beluiken’ – een geheel van kleine en meestal minderwaardige arbeiderswoningen rond een straat of plein – verschenen in de 19e eeuw bidkapellen. Die moesten het beluik en de bewoners hoeden voor tegenslagen zoals ziektes en ongevallen. Deze bidkapel bevindt zich in Gent vlak bij de voormalige textielfabriek La Louisiana en dateert van 1866, het jaar waarin een cholera-epidemie duizenden slachtoffers maakte.
Bron 7:
Bron 6:
← Laermans, E. (1893). Een stakingsavond. Laermans was een Belgische kunstenaar die in een expressionistische stijl de levensomstandigheden van de armere bevolkingsklasse schilderde.

3 Politieke en sociale gevolgen van de industrialisering in België (eerste helft 19e eeuw)
3.1 Industrialisering en economisch liberalisme
De stoommachine had al op het einde van de 18e eeuw het startsein gegeven voor de industriële revolutie. Maar in de eerste decennia van de 19e eeuw was het grootste deel van de bevolking in onze streken nog altijd aan het werk in de landbouw en de ambachtelijke huisnijverheid, zoals de vlasverwerking. Door de snelle industrialisering begon het landschap echter te veranderen. In steden zoals Luik, Verviers en Gent boden machinale fabrieken werkgelegenheid.
De nieuwe Belgische regering stimuleerde de industrialisering. Zo nam die in 1834 het initiatief om België van een dicht spoorwegennet te voorzien. Tot 1846 had België unionistische regeringen die bestonden uit katholiek- en liberaalgezinde kopstukken uit de burgerij. Er waren op dat ogenblik nog geen politieke partijen in België, maar van elke politicus was geweten bij welke van beide strekkingen hij hoorde. Die regeringen waren doordrongen van het geloof in het economisch liberalisme: een markteconomie met vrijhandel, waar alleen de wet van vraag en aanbod gold.
Liberale economen en filosofen, zoals Adam Smith, bouwden voort op de principes van de verlichting en argumenteerden dat ondernemers in volledige vrijheid moesten kunnen handelen. De staat op zijn beurt moest zich zo weinig mogelijk bezighouden met het reguleren van economische transacties. Volgens Smith zou de markt zichzelf als een ‘onzichtbare hand’ regelen, waarbij het eigenbelang van privé-initiatief uiteindelijk zou leiden tot meer welvaart voor iedereen.
Sommige economen gingen de principes van Adam Smith almaar radicaler interpreteren. Ze wezen elke verantwoordelijkheid van de overheid radicaal af als onnodig en contraproductief voor de vrije markt. Ook de Belgische regering, met uitsluitend ministers uit de burgerlijke elite, onderhield goede banden met de grote ondernemers en de zakenbanken die de industrialisering financierden.
3.2 Crisis
In combinatie met de moordende concurrentie van goedkoop machinaal geproduceerd textiel uit Engeland en meerdere opeenvolgende mislukte oogsten in de landbouw leidde die politiek eind jaren 1840 tot een enorme crisis. Honderdduizenden mensen ontvluchtten het platteland en zochten hun geluk in de steden, die al snel uit hun voegen barstten. Het aantal bedelaars, landlopers en werklozen steeg spectaculair, net als het sterftecijfer. Dat kwam niet alleen door ziektes zoals tyfus en cholera die de uitgehongerde bevolking teisterden, maar ook door de stijgende bevolkingsaantallen die ervoor zorgden dat er jaarlijks tienduizenden monden meer te voeden waren. Ziekenhuizen, weeshuizen, ouderentehuizen en allerlei andere opvanghuizen voor armen werden traditioneel bestuurd door religieuze instellingen in samenwerking met de lokale gemeenten. Ook zij raakten overspoeld. Daarnaast konden ook de gevangenissen en bedelaarskolonies, waar bedelaars en landlopers verplicht aan het werk gezet werden, de toestroom niet meer aan.
In 1846 richtten de liberalen als eersten een politieke partij op. Twee jaar later, in 1848, schudde de zware economische en sociale crisis – en de democratische revoluties in andere landen (zie hoofdstuk 2) – de Belgische politieke klasse enigszins wakker. De liberale partij noch de katholieken waren echter gewonnen voor fundamentele hervormingen. Het was duidelijk dat de conservatieve elite niet de overheid maar wel de arbeiders zelf verantwoordelijk stelde voor hun overleven. Als arbeiders getroffen werden door ziekte, armoede of werkloosheid was dat volgens hen te wijten aan hun lage morele niveau en hun gebrek aan spaarzaamheid. Op enkele progressieve stemmen in het parlement na weigerden de meeste politici sociale wetten te stemmen, bijvoorbeeld om kinderarbeid aan banden te leggen of de lange werkdagen van overheidswege in te perken.

3.3 Plattelandsvlucht en gescheiden werelden
De plattelandsvlucht versnelde de industrialisering alleen maar verder. Door de overvloed aan mensen die werk zochten, konden de lonen uiterst laag gehouden worden en waren de winstmarges voor de fabrieksbazen en ondernemers enorm. Vrouwen en kinderen werden daardoor gedwongen om ook te gaan werken, voor weliswaar nog lagere lonen.
Er waren ook veel te weinig woningen voor al die nieuwe arbeiders. Welgestelde burgers en ondernemers speelden daar handig op in: achter de bouwlijn van de stadswoningen werden arbeidershuisjes opgetrokken in tuinen en op braakliggende terreinen. Het bleek een uitstekende geldbelegging. Overheden stelden bovendien geen strenge eisen aan de bouw van die arbeiderswoningen. Daardoor ontstonden labyrinten met kleine, vochtige huizen. Grote gezinnen verbleven vaak in tweekamerhuisjes met een aarden vloer. Buiten liep een open riool dwars door de kleine straat, waardoor infectieziektes vrij spel hadden.
Bij diegenen die hun geluk in de stad waren komen zoeken, drong de realiteit hard binnen. Ze maakten deel uit van een nieuwe klasse, de arbeidersklasse, die in getto’s leefden die strikt gescheiden waren van de welvarende burgers. Toen de overheid aan het eind van de 19e eeuw meer begon te investeren in sociale woningen, werden de nieuwe arbeiderswijken meestal buiten het centrum opgetrokken. Het stadscentrum moest immers verfraaid en voorbehouden worden voor het opkomende toerisme van de burgerij.
Historische vraag 4:
Wie zorgde voor een verbetering
van de sociale omstandigheden in België?
Midden 19e eeuw werd het oplossen van de 'arbeiderskwestie' of 'sociale kwestie' een hot topic. Het meest radicale alternatief voor het economisch liberalisme kwam halverwege de 19e eeuw van Karl Marx, die de grondlegger werd van het communisme en socialisme. De socialistische arbeidersbeweging die erop gebaseerd was, bleek echter niet de enige groep die de stem van de arbeider probeerde te krijgen. Ook binnen de katholieke partij gingen meer en meer stemmen op om voor die sociale groep explicieter op te komen. Welke partij zorgde uiteindelijk voor betere levensomstandigheden en algemeen stemrecht?
Opdrachten
1 Lees de fragmenten uit het Communistisch Manifest van Marx (bron 1).
a Wat was volgens Marx de oorzaak van de sociale problemen van de arbeiders?
b Welke oplossing stelde hij voor?
2 Ga op de tijdlijn op p. 80-81 na hoeveel tijd er zat tussen Marx' Communistisch Manifest en de oprichting van de eerste socialistische partij in België. Formuleer een aantal hypothesen waarom het zo lang duurde voordat de socialistische arbeiders zich politiek verenigden. Baseer je op de info uit de tijdlijn en op historische vraag 3.
3 Zowel socialisten als katholieken vonden dat zij verantwoordelijk waren voor de sociale verbeteringen in België.
a Verklaar beide standpunten op basis van bron 2 en 3.
b Wie van beiden heeft volgens jou gelijk? Beargumenteer je antwoord vanuit de bronnen en de tijdlijn.
Bron 1:
In dezelfde mate waarin de bourgeoisie, dit is het kapitaal, zich ontwikkelt, in dezelfde mate ontwikkelt zich het proletariaat, de klasse van de moderne arbeiders, die slechts zo lang leven als zij werk vinden, en die slechts zo lang werk vinden, als hun werk het kapitaal vermeerdert. Deze arbeiders, die zich stuksgewijs moeten verkopen, zijn een waar, als ieder handelsartikel. (…) Is de uitbuiting van de arbeider door de fabrikant zo ver afgelopen, dat hij zijn arbeidersloon in klinkende munt uitbetaald ontvangt, dan valt hij ten prooi aan de andere delen van de bourgeoisie: de huiseigenaar, de winkelier, de pandjeshuisman, enz. (…)
De arbeiders beginnen coalities tegen de bourgeoisie te vormen; zij komen bijeen tot verdediging van hun arbeidsloon. (…) Het eigenlijk resultaat van hun gevechten is niet het directe succes, maar de altijd verder om zich grijpende vereniging van de arbeiders. (…)
De eerste stap van de arbeidsrevolutie [is] het verheffen van het proletariaat tot heersende klasse, het veroveren van de democratie. Het proletariaat zal zijn politieke heerschappij gebruiken om aan de bourgeoisie stuk voor stuk alle kapitaal te ontrukken, alle productiemiddelen in handen van de staat te centraliseren. (…) Dat de heersende klassen sidderen voor een communistische revolutie! De proletariërs hebben daarbij niets te verliezen dan hun ketenen. Zij hebben een wereld te winnen. Proletariërs aller landen, verenigt u!
Uit: Marx, K. & Engels, F. (1848). Het Manifest van de Communistische Partij.
In 1847 begonnen Karl Marx en Friedrich Engels te schrijven aan Het Manifest van de Communistische Partij, later afgekort tot Communistisch Manifest. In dat pamflet legden ze uit wat volgens hen de structurele oorzaken waren van de arbeidersproblematiek en welke acties ze noodzakelijk achtten om daarin verandering te brengen. Centraal stond de tegenstelling tussen de bourgeoisie, de burgerij die het geld bezit maar zelf geen arbeid verricht, en het proletariaat, de arbeidersklasse die arbeid verricht maar bijna geen kapitaal heeft.
Bron 2: De Belgische regeringen tussen 1846 en 1925
Regering bestaande uitRegeerperiodeSociale wetten ingevoerd tijdens die regeerperiode
katholieken 1846 - 1847
liberalen
1847 - 1852
liberalen 1852 - 1855
katholieken liberalen 1855 - 1857
1849: subsidies voor oprichting van maatschappijen van voorzorg en onderlinge bijstand
1850: oprichting bij wet van de Lijfrentekas (later ASLK) voor pensioenspaarboekjes
liberalen 1857 - 18671866: beperkte erkenning stakingsrecht
liberalen 1868 - 1870
katholieken 1870 - 1871
katholieken 1871 - 1878
liberalen 1878 - 1884
katholieken 1884 - 1884
katholieken 1884 - 1894
katholieken 1894 - 1896
katholieken 1896 - 1899
katholieken 1899 - 1899
katholieken 1899 - 1907
katholieken
1907 - 1907
1889: wettelijke reglementering kinder- en vrouwenarbeid
1890: oprichting Fonds voor Arbeidsongevallen
1891: subsidies voor pensioenboekjes ASLK (Algemene Spaar- en Lijfrentekas)
1893: invoering algemeen meervoudig stemrecht
1894: wet op erkenning van de ziekenfondsen en koepelorganisaties
1895: wet op ouderdomspensioenen
1898: erkenning vakbonden en subsidies voor ziekenfondsen en koepelorganisaties
1900: wet subsidies voor ouderdomspensioen
1903: wet op arbeidsongevallen
1905: wet op zondagsrust
1907: aanvullende uitkering voor verzekerde werklozen
katholieken 1908 - 19111911: verplichte pensioenverzekering voor mijnwerkers
katholieken 1911 - 1916
katholieken liberalen socialisten 1916 - 1918
katholieken liberalen socialisten
katholieken liberalen socialisten
katholieken liberalen socialisten
katholieken liberalen socialisten
1912: uitbreiding subsidies ziekenfondsen
1914: invoering leerplicht en gratis onderwijs
1918 - 1918
1918 - 19191919: invoering algemeen enkelvoudig stemrecht
1919 - 1920
1920 - 1921 1921: invoering van de achturige werkdag
katholieken liberalen 1921 - 1923
katholieken liberalen 1923 - 1924
katholieken liberalen 1924 - 1925 1924: verplichte pensioenverzekering voor alle arbeiders
Overzicht van de Belgische regeringen tussen 1846 en 1925, met daarbij telkens de samenstelling en de sociale wetten die ze invoerden.
Bron 3:
Destrée: (…) Al die sociale wetgeving, de zelfzuchtige conservatieve bourgeoisie zou het nooit hebben gedaan als de arbeiders geen vertegenwoordigers naar deze Kamer hadden gestuurd. (Zeer goed! op de socialistische banken.) (…) Kijk naar de chronologische tabel: je zult daar zien dat alle wetten van na 1886 zijn, en dat het pas na 1893 is dat de wetgevende activiteit op dit gebied echt belangrijk is geworden, is dit niet veelbetekenend? Is dit niet het duidelijke bewijs dat u zonder ons niets zou hebben gedaan? (…) Al die wetten die de rechterzijde beetje bij beetje van ons heeft overgenomen, (...) omdat het nodig was, nietwaar, om de stemmen van de arbeiders te behouden.
Carton de Wiart: Zou u willen dat wij dit cliché, waarvan u ons gisteren een nieuwe editie bezorgde, nader bekijken? Laten we naar de data kijken. Ze liegen niet. De eerste socialisten betraden dit parlement pas in november 1894. Merk nu op dat onze beschermende arbeidswetten – en misschien wel onze beste beschermende wetten – dateren van vóór deze komst.
Vandervelde: Maar na de rellen in het land van Charleroi, in maart 1886.
Carton de Wiart: De wet op de tewerkstelling van vrouwen en kinderen dateert van 1889.
Vandervelde: Na 1886!
Carton de Wiart: De wet op de salarisbetaling gaat terug tot 1887.
Vandervelde: Na 1886!
Pirmez: Voordat u hier aankwam.
Carton de Wiart: De wet op de huisvesting van arbeiders is van 1889.
Vandervelde: Na 1886!
Carton de Wiart: De wet op de onderlinge maatschappijen [ziekenfondsen] is van juni 1894.
Vandervelde: Na 1886! (…)
Carton de Wiart: Ik heb onze sociale wetten nooit veroordeeld. Integendeel, ik ben nooit gestopt ze te prijzen en te verspreiden.
Vandervelde: U drijft deze lovende geestdrift zelfs zo ver dat u deze waarheid, zonneklaar, negeert dat de hervormingen die in de arbeidswet zijn verankerd, werden doorgevoerd onder de druk van het socialisme en onder druk van het proletariaat.
Naar: Parlementaire Handelingen (24-25 mei 1905).
In het parlement streden socialisten zoals Jules Destrée en Emile Vandervelde vanop de linkse banken van het halfrond tegen de zogenaamde ‘rechterzijde’ met conservatieve katholieken als Henri Carton de Wiart, een katholieke graaf die na de Eerste Wereldoorlog ook eerste minister werd. Uit hun discussie blijkt hoe symbolisch het woelige jaar 1886 was. Dat jaar braken massale stakingen uit die de industrie wekenlang lamlegden. Het waren de eerste grootschalige acties van de prille socialistische arbeidersbeweging in België. De politie sloeg dat protest zo gewelddadig neer dat het tot echte opstanden kwam waarbij doden vielen.
4 De sociale strijd in België (1850 - 1914)
4.1 Een langzaam begin
Tot halverwege de 19e eeuw werden weinig structurele oplossingen geboden voor de miserabele omstandigheden waarin de arbeiders leefden en werkten. De ‘sociale kwestie’ was wel een populair onderwerp voor de intellectuele elite om over te schrijven, maar de meeste politici vonden het nog steeds niet de taak van de overheid om zich te mengen in de levensomstandigheden van haar bevolking.
De meest radicale oplossing kwam midden 19e eeuw. Begin 1848 publiceerde de in Brussel ondergedoken journalist Karl Marx samen met zijn vriend Friedrich Engels het Communistisch Manifest. Daarin deden ze een oproep aan alle arbeiders, de zogenaamde proletariërs, om zich te verenigen en op gewelddadige wijze de maatschappelijke orde omver te werpen. Alleen op die manier kon de macht van de bourgeoisie afgenomen worden en zou er een klasseloze samenleving ontstaan waarin alle gemeenschappelijke bezit en productiemiddelen eigendom van de staat zouden zijn. Niet lang na de publicatie brak in verschillende Europese landen een grote revolutiegolf uit, maar toch had Marx weinig directe invloed. De nog vrij onbekende Marx werd door de Belgische regering het land uitgestuurd, de opstanden werden hard neergeslagen en de ideeën vonden niet meteen ingang bij een breed publiek. Dat was ook logisch: de meeste arbeiders hadden het al moeilijk genoeg met overleven.
Deze foto zou de basis vormen van veel van de latere visuele beeldvorming rond Karl Marx.

4.2 Groeiende solidariteit onder arbeiders
Langzaam maar zeker ontstonden er lokaal sociale acties in de vorm van verdoken vakbonden en kleine mutualiteiten, waar arbeiders hun weinige spaargeld samenbrachten zodat ze financiële steun konden genieten als het nodig was. Sparen werd door de conservatieve elite ook aangedragen als dé oplossing voor het probleem van armoede bij arbeiders.
Marx en zijn sympathisanten bleven echter radicaler denken en streefden naar een echte emancipatie van de arbeidersklasse. In 1864 stichtten zij de Internationale Arbeidersorganisatie, ook bekend als de Eerste Internationale. Die viel uiteen door interne conflicten, maar het was duidelijk dat arbeiders zich meer en meer begonnen te verenigen en dat het socialisme aan populariteit won.
Een van de populairste samenwerkingsvormen in socialistische arbeiderskringen was de coöperatieve, een organisatie die aankoop en verkoop in grote hoeveelheden regelde en de winst ervan verdeelde onder haar leden. Zo zag ook de Gentse coöperatieve Vooruit het licht. De winst uit de broodverkoop gebruikte ze voor nieuwe initiatieven die voldeden aan de dringendste noden van de arbeiders. Dat was zo succesvol dat tegen het einde van de 19e eeuw de Vooruit uit een heel netwerk van winkels, apotheken en bakkers bestond en sociale zekerheden bood zoals een pensioen- en ziekenfonds.
← Beheyt, J. (tussen 1900 en 1914). Gevel van Bakkerij Vooruit in Gent.

4.3 Katholieke regeringen in actie
Vanaf 1869 gingen de katholieke organisaties zich sterker organiseren en evolueerden zo in 1884 tot de eerste katholieke partij in België. Die sterkere structuur hielp hen om dat jaar de meerderheid op de liberalen te halen in de verkiezingen. De nieuwe katholieke regering zag echter ook een nieuwe politieke tegenstander opstaan: de socialistische beweging. In het kielzog van de successen van de mutualiteiten en coöperatieven stichtten ze in 1885 de Belgische Werkliedenpartij (BWP), met als voornaamste programmapunt het algemeen stemrecht. De grootschalige stakingen, gevolgd door massale opstanden in 1886, deden de katholieke regering helemaal wakker schieten. Intern hadden al heel wat progressieve katholieken gewaarschuwd dat sociale hervormingen nodig waren om de massale steun van het volk niet te verliezen. Zij kregen de wind in de zeilen toen paus Leo XIII zich – weliswaar op gematigde toon – uitsprak voor betere levensomstandigheden voor arbeiders. In zijn beroemde encycliek (officiële pauselijke brief) Rerum Novarum ('Over de Nieuwe Dingen') schreef hij dat arbeiders recht hebben op een rechtvaardig loon, dat ze zich mogen verenigen in vakbonden en dat de Kerk solidair met de zwaksten moet zijn. Het was een slag voor de conservatieve katholieken, maar een stimulans voor de christendemocraten, een nieuwe en progressieve drukkingsgroep binnen de katholieke partij.
Antisocialistische verkiezingsaffiche uit Antwerpen. (eind 19e eeuw).
Zeker in de steden was het moeilijk voor de katholieken om de macht te behouden. Terwijl de strijd er lang een was tegen de ‘goddeloze’ liberalen, werd het socialisme hun voornaamste uitdager op het einde van de 19e eeuw.
Door de toegenomen druk besefte de katholieke regering dat ze toegevingen moest doen, zoals het algemeen meervoudig stemrecht dat in 1893 gestemd werd. Iedere mannelijke burger vanaf 25 jaar kreeg één stem. Bezitters van onroerend goed, gezinshoofden en mannen met een diploma hoger onderwijs kregen één of twee extra stemmen. Daardoor kwamen er ook socialisten in het parlement en werden er hevige debatten gevoerd over sociale hervormingen. Op de invoering van het algemeen enkelvoudig stemrecht voor mannen zou het echter nog wachten zijn tot 1919. Uit vrees dat ze hun regeringsmacht zouden verliezen, volgden de katholieken in de regering een dubbel spoor: enerzijds maakten ze dringend werk van nieuwe sociale wetten, anderzijds gingen ze hun eigen katholieke instellingen en organisaties verder uitbouwen. Onder invloed van de christendemocraten, en ook als reactie op de socialisten, ontstond er een christelijke arbeidersbeweging met eigen katholieke mutualiteiten, verkiezingsorganisaties en sport- en cultuurverenigingen. Voor de katholieken was het een uitbreiding van hun traditionele (en populaire) netwerk van katholieke scholen en ziekenhuizen. Massale subsidies van de katholieke regeringen voor bijvoorbeeld ziekenfondsen, werkloosheidssteun, pensioenen en gratis onderwijs bevoordeelden hun eigen katholieke organisaties en christelijke arbeidersbeweging. En zo waren het verrassend genoeg de conservatieve katholieke regeringen die officieel politiek verantwoordelijk waren voor de toegenomen sociale bescherming aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog. Dat het de socialistische en later ook de christelijke arbeidersbeweging was die die thema's op de politieke agenda zette en bleef benadrukken, werd door de katholieke machthebbers geminimaliseerd.

Uitbreiding 2:
Welke politieke impact hadden opstanden en protesten aan het begin van de 20e eeuw?
Stemmen of niet stemmen? Inspraak was tijdens de middeleeuwen en vroegmoderne tijd enkel weggelegd voor de elite. Op het einde van de moderne tijd kwam daar steeds meer protest tegen.
← De Volkswil. (12 april 1902). Stadsarchief Leuven. In het weekblad wordt opgeroepen tot een betoging in Leuven voor algemeen stemrecht.

Ga naar iDiddit en ontdek of de volkswil politieke veranderingen teweeg kon brengen.
Historische vraag 5:
Hoe verschilde het toeristische doelpubliek van de kuststeden in de moderne tijd met het doelpubliek vandaag?
In de late 19e eeuw kregen arbeiders door de verbeterde arbeidsomstandigheden meer vrije tijd en dus ook meer tijd voor ontspanning. Terwijl toerisme voorheen vooral voorbehouden was aan de gegoede klasse, werd het nu ook stapsgewijs een mogelijkheid voor de arbeidersklasse. De uitbouw van een dicht spoorwegennet, waardoor reizen betaalbaarder werd, speelde daarbij een belangrijke rol. Publiciteitscampagnes om mensen naar de kust te lokken straalden een sfeer van amusement en onbezorgdheid uit. Maar op welke doelgroepen waren die campagnes vooral gericht?
In deze historische vraag onderzoek je stereotypering aan de hand van historische bronnen en actualiseer je het kusttoerisme.
Opdrachten
1 Surf naar de toeristische website van een Belgische badstad en ga na op welke manier men mensen probeer t te verleiden tot een bezoekje aan de kust.
2 Vergelijk de promoaffiches van vroeger met de reclamecampagnes van nu. Welke lagen van de bevolking probeert men aan te spreken? Herlees indien nodig het kader historisch denken over actualiseren op p. 46.
3 Geven de publiciteitscampagnes voldoende informatie om een antwoord te formuleren op de historische vraag? Welke andere bronnen zou je nog kunnen gebruiken?
Afbeelding 1: Maker onbekend. (1929). Reclameaffiche van de Belgische spoorwegen voor Oostende.

Afbeelding 2: T-sas, V. (ca. 1920). Engelstalige reclameaffiche van de Belgische spoorwegen voor de Belgische badplaatsen.
Met kleurrijke affiches werd Oostende aangeprezen als een comfortabele en makkelijk te bereiken vakantiebestemming voor het hele gezin. De dijk bestond uit het casino, geflankeerd door hotels en villa’s, waaronder die van de Belgische koninklijke familie. Op het strand konden toeristen strandcabines huren.

← De Rycker, O. (1898). Affiche voor De Haan. Met de aanleg van de golfbaan in 1902 wilde Leopold II buitenlanders die in Oostende verbleven naar De Haan lokken.

Het waren voornamelijk Engelse toeristen die hun geliefde sport cricket in de duinen kwamen beoefenen. Het contrast met de plaatselijke bewoners op de voorgrond is groot.
Bron 3:
← Delamare, F. (1920). Reclameaffiche voor Repos Ste. Elisabeth in De Panne. Het Repos Ste. Elisabeth werd in 1911 opgericht als sanatorium voor meisjes uit de gegoede klasse.

5 Vrijetijdsbesteding in de moderne tijd
5.1 Nieuwe vormen van amusement

Door de tweede industriële revolutie verschenen in de tweede helft van de 19e eeuw verschillende technologische innovaties zoals de auto, telefonie, vliegtuigen en elektrische toepassingen in het straatbeeld. Omdat heel wat steden ingrijpende veranderingen ondergingen, was het voornamelijk daar dat nieuw amusement ontstond. Stadswallen werden gesloopt en brede lanen waarlangs men kon flaneren werden aangelegd. In de nieuwe parken bouwde men kiosken waar ’s zondags muziekensembles speelden. Casino’s, circussen en dierentuinen maakten talloze steden aanlokkelijk voor toeristen. En de uitvinding van de stadsverlichting zorgde ervoor dat een dag in de stad langer duurde en dat er dus meer te beleven viel. Tradities en gewoontes veranderden geleidelijk aan.
5.2 Ruimte voor ontspanning
Eeuwenlang waren diverse vormen van amusement uitsluitend voor de rijken bestemd. Opera- en theatervoorstellingen waren sinds lang een geliefde vrijetijdsbesteding van de rijke elite. Dankzij het dichte Europese spoorwegennetwerk ontstond het (kust)toerisme. Aanvankelijk waren het enkel de rijken die het zich konden permitteren om te reizen. Daar kwam verandering in door de sociale wetgeving die leidde tot een nieuwe arbeidsorganisatie. De wet op de achturenwerkdag en de zondagsrust zorgde ervoor dat ook voor arbeiders een echte vrijetijdsbeleving mogelijk werd. Tegelijkertijd groeide bij de hogere sociale klassen en beleidsmakers de vrees dat arbeiders hun vrije tijd in de kroeg zouden doorbrengen, wat ten koste van de goede zeden en de gezinsorganisatie zou gaan. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de katholieke, socialistische en liberale politieke partijen verenigingen oprichtten die het gewone volk een goede mentaliteit wilden bijbrengen. Honderden nieuwe toneel-, sport- en muziekverenigingen zorgden ervoor dat de arbeiders hun vrije tijd voortaan met zinvolle en stichtende activiteiten konden doorbrengen.
5.3 Amusement voor het gewone volk
Veel arbeiders zorgden ook zelf voor hun amusement door wijkfeesten en kermissen te organiseren. Daar leefde het ‘gewone volk’ zich uit tijdens onder meer volksspelen, muziekconcerten, wielerwedstrijden en paardenrennen. Bij elke kermis stond een volksbal of bal populaire op het programma. Voor veel jongens en meisjes was dat de gelegenheid bij uitstek om elkaar in een ongedwongen en uitgelaten sfeer te ontmoeten. Daarnaast werden in sommige zalen de eerste films vertoond. Hoewel aan die periode van ontspanning een einde kwam in 1914, duurde het niet lang voor het vertier opnieuw werd aangezwengeld na de Eerste Wereldoorlog. Tijdens de jaren 1920 kwam er een amerikanisering van het amusementsaanbod met Hollywood, jazz en nieuwe dansvormen. Die sloten naadloos aan bij de vormen van vermaak die toen al bestonden.
↑ Bekijk hier hoe de eerste films eruitzagen.
Uitbreiding 3:
Filmposter voor de film À la conquête du pôle nord (1912) van de Franse regisseur Georges Méliès. De film is gebaseerd op het boek Les Aventures du Capitaine Hatteras van de sciencefictionauteur Jules Verne (1828 - 1905).

Heel wat jongeren zijn vandaag lid van een jeugdbeweging. Een groot deel van die organisaties ontstond in het begin van de 20e eeuw.
← Maker onbekend. (1958). Bijeenkomst van de Chiro in Gent. De leden zijn verkleed als middeleeuwse ridders en spelen taferelen uit het verleden na.
Ontdek op iDiddit wat men met de oprichting van jeugdbewegingen hoopte te bereiken.

Waarom zagen de grote jeugdbewegingen het levenslicht in het begin van de 20e eeuw?
Synthese III
eerste industriële revolutie (eerste helft 19e eeuw)
innovatie: stoommachine: James Watt II
energie: steenkool → stoom
textielsector: spin- en weefgetouwen
steenkool- en ijzerindustrie
tweede industriële revolutie (tweede helft 19e eeuw)
innovatie: energiebronnen innovatie: materialen
cokes elektriciteit
staalindustrie commerciële toepassingen autobanden benzinemotor
transportrevolutie: stoomtreinen, stoomboten, trams, auto's ...
huisnijverheid → fabrieksarbeiders → urbanisatie
- wetenschappelijke innovaties (vaccins, penicilline)
epidemieën door gebrek aan hygiëne
- technologische innovaties (riolering, zuiver water)
- preventie (overheid, desinfectering, zeep)
industrialisering in België (eerste helft 19e eeuw)
ECONOMISCH SOCIAAL POLITIEK
regeringen van liberalen en katholieken:
- unionisme (tot 1846)
- oprichting liberale partij (1846)
kenmerken:
- economisch liberalisme (A. Smith)
- geen sociale wetgevingen
industrialisering:
- stijging aantal fabrieksarbeiders
- verandering landschap
- crisis 1848: plattelandsvlucht
sociale strijd in België (1850 – 1914)
‘sociale kwestie’:
- ontstaan van arbeidersklasse
- ellendige arbeids- en leefomstandigheden
marxisme (weinig invloed in België)
~ communisme: geen private eigendom van grondstoffen en productiegoederen
socialisme (groeiende invloed in België)
- uitbouw socialistisch netwerk (vakbonden, mutualiteiten, spaarkassen, coöperatieven, pensioen- en ziekenfondsen)
- eis algemeen stemrecht en sociale wetgeving
- 1885: Belgische Werkliedenpartij
- 1886: grote stakingen
reactie katholieke regering
- 1884: oprichting katholieke partij
- 1891: invloed Rerum Novarum
- 1893: algemeen meer voudig stemrecht
- start sociale wetgeving
- uitbouw katholiek netwerk (mutualiteiten …) → christelijke arbeidersbewegingen en christendemocratie katholiek, liberaal en socialistisch verenigingsleven toerisme, wijkfeesten en kermissen
meer vrije tijd voor arbeiders (einde 19e eeuw)
Op iDiddit vind je een uitgebreider syntheseschema van dit hoofdstuk.
Historisch denken
Je leerde de volgende historische begrippen:
—cultureel: conservatief, progressief, technologie, traditie, verlichting, vrijetijdsbeleving, wetenschap
HISTORISCHE BEGRIPPEN
—economisch: afzetmarkt, ambachtelijk, concurrentie, coöperatieve, economisch liberalisme, energiebron, grondstof, huisnijverheid, industrialisering, innovatie, transportrevolutie, vraag en aanbod, vrijhandel, vrije markt
—politiek : algemeen stemrecht, christendemocratie, communisme, encycliek, enkelvoudig stemrecht, koloniaal rijk, meervoudig stemrecht, sociale wetgeving, socialisme
—sociaal: arbeidersklasse, bourgeoisie, burgerij, elite, emancipatie, getto, klasseloze samenleving, mutualiteit, pensioenfonds, plattelandsvlucht, proletariaat (proletariërs), sociale actie, sociale bescherming, sociale kwestie, urbanisatie, vakbond, ziekenfonds
Ook deze structuurbegrippen kwamen aan bod: argument – evolutie – exponentieel – gevolg – hypothese – impact – mondiaal –oorzaak – revolutie
STRUCTUURBEGRIPPEN
Je leerde in dit hoofdstuk denken als een historicus. Je leerde kritisch om te gaan met bronnen, zelf historische vragen te beantwoorden en kritisch te reflecteren over de indeling van bronnen.
Beantwoord de onderzoeksvraag.
Bekijk de inleiding op het titelblad van dit hoofdstuk en de routekaart met de weg die je hebt afgelegd. Verzamel al het bewijsmateriaal dat je hebt en formuleer daarmee een antwoord op de onderzoeksvraag. Kun je nog andere argumenten toevoegen of nuanceren?
Gebruik het argumentatieschema om een besluit te formuleren.
OORZAKEN EN GEVOLGEN 02k
Op welke manier veranderden de industriële revoluties het dagelijkse leven van de arbeiders?
Politiek
Veranderingen op politiek domein
Veranderingen op politiek domein
Economisch
Veranderingen op economisch domein
Veranderingen op politiek domein
Gevolgen in het dagelijkse leven
Veranderingen op politiek domein
Sociaal
Veranderingen op sociaal domein
Veranderingen op politiek domein
Gevolgen in het dagelijkse leven
Veranderingen op politiek domein
Cultureel
Veranderingen op cultureel domein
Veranderingen op politiek domein
Gevolgen in het dagelijkse leven
Veranderingen op politiek domein
Besluit:
Gevolgen in het dagelijkse leven
Veranderingen op politiek domein
Kolonialisme en modern imperialisme (19e eeuw)
↑
Samborne, E.L. (1906). In The Rubber Coils. SceneThe Congo "Free" State (In de wurggreep van het rubber. Scène - De Congo "Vrij"staat).

4 Hoofdstuk
Deze cartoon verscheen in het Britse satireblad Punch Magazine. Op de cartoon wordt een Congolese man aangevallen en verstikt door een rubberliaan die zich rond hem kronkelt als een wurgslang. De liaan heeft het hoofd van Leopold II, de Belgische koning en de heerser van Congo Vrijstaat.
De politieke cartoon geeft kritiek op de extreme wanpraktijken van het koloniale regime van Leopold II in Congo Vrijstaat. Het gebied was in de moderne tijd een van de vele gebieden in Afrika en Azië die door Europese staten werden onderworpen en gekoloniseerd.
In dit hoofdstuk zoek je een antwoord op de vraag:
Waarom noemt men de 19e eeuw de periode van modern imperialisme?
Historische vraag 1: Waar stichtten de Europese mogendheden koloniën in de 19e eeuw?
Op onderzoek II
Historische vraag 2: Hoe verliepen de contacten tussen Europa en Centraal-Afrika aan de vooravond van de Europese kolonisatie?
Wat weet je al? I
Sinds 2020 is deze standbeeldsokkel op de Paseo de la Reforma in Mexico City leeg. Zoek online op wiens standbeeld hier stond en situeer die persoon in tijd en ruimte. Leg uit waarom het standbeeld verwijderd is. Gebruik in je verklaring de historische begrippen ‘kolonisatie’ en ‘imperialisme’.

Uitbreiding 1: Waarom horen de slag om Adwa en keizer Haile Selassie tot de collectieve herinnering van Afrika?
Historische vraag 3: Wat waren de motieven van de Europeanen voor de kolonisatie van Afrika in de 19e eeuw?
Historische vraag 4: Hoe gebruikte men stereotiepe beeldvorming om de kolonisatie van Afrika te rechtvaardigen?
Historische vraag 5: Welke impact had de kolonisatie op de Congolese bevolking?
Uitbreiding 2: Welke rol speelde Shaka Zoeloe bij de identiteitsvorming in Zuid-Afrika?
Uitbreiding 3: Hoe kun je met het koloniale erfgoed van België de koloniale geschiedenis herschrijven?
Situeren in tijd
Situeren in tijd
← Portret van Chuma. (ca. 1874). Chuma (ca. 1850 - 1882) was een van de vele Afrikaanse gidsen en dragers tijdens de Europese exploratie van Centraal-Afrika. Vanaf ca. 1850 maakten Europese expedities gebruik van bestaande karavaanroutes om Centraal-Afrika binnen te dringen. De roem die Europese ‘ontdekkers’ als Livingstone en Stanley vergaarden, was niet mogelijk geweest zonder mensen als Chuma, die beschikte over geografische kennis en wist hoe hij met de lokale bevolkingen moest omgaan.

← The Devilfish in Egyptian Waters. (1882). Deze Amerikaanse spotprent is een portret van John Bull, een denkbeeldige figuur die voor Groot-Brittannië en in het bijzonder voor Engeland staat. In die zin is hij te vergelijken met de Amerikaanse Uncle Sam.

De Conferentie van Berlijn. (3 januari 1885).

Deze spotprent verscheen in de Franse krant L’Illustration. In 1884 riep de Duitse kanselier Otto von Bismarck een internationale conferentie bijeen om de kolonisatie van Afrika te bespreken. Hij voelde immers de spanningen in de wedloop om Afrika. Tussen november 1884 en februari 1885 vergaderden vertegenwoordigers van veertien Europese staten, de VS en het Ottomaanse rijk in Berlijn. Er was geen enkele Afrikaanse vertegenwoordiging aanwezig. Op de conferentie werden gebieden in Afrika toegewezen aan Europese staten, maar nog geen definitieve grenzen getrokken. De grenzen werden pas later vastgelegd door akkoorden tussen de diverse koloniale machten.
4: Kolonialisme en modern imperialisme (19e eeuw)
Stanley ontmoet Livingstone. (ca. 1875).
Tot midden 19e eeuw was het binnenland van Centraal-Afrika voor Europa nog onbekend terrein. Onder meer de Britse ontdekkingsreiziger Dr. Livingstone, geneesheer en missionaris, ging naar Afrika met wetenschappelijk-geografische doeleinden. Toen er zes jaar lang geen nieuws van hem kwam, trommelde men Stanley op om hem te gaan zoeken. Hij vond hem uiteindelijk op 10 november 1871 vlak bij het Tanganyika-meer. Hij zou hem begroet hebben met de woorden: ‘Dr. Livingstone, I presume?’ (Dr. Livingstone, neem ik aan?) Stanley trok het Afrikaanse binnenland in met heel andere bedoelingen. Onder meer in opdracht van de Belgische koning Leopold II reisde hij met gewapende escortes van honderden dragers en soldaten en registreerde hij trots 32 gevechten op de Lualaba-Congostroom waarbij hij ook gebieden opeiste.
↑
Belgisch Congo. (1952).
De afbeelding verscheen in het plakboek Belgisch Congo, geschiedenis en ontwikkeling van deegwarenfabriek Molens Antoine Coppens in Turnhout Nadat extreem geweld tegen de Congolese bevolking was vastgesteld, droeg Leopold II in 1908 Congo Vrijstaat over als kolonie (Belgisch Congo) aan de Belgische staat. In 1960 werd Congo onafhankelijk. Op het opschrift van het prentje staat: ‘Sinds 1908 wappert de Belgische vlag naast de Congolese.’ De kennis van de tekenaar was blijkbaar ondermaats. Hij gebruikte niet de Congolese vlag maar die van Congo Vrijstaat.
1885: Conferentie van Berlijn / Congo Vrijstaat

1896: Slag bij Adwa 1908: Belgisch Congo

Tippo Tip (1837 - 1905), een plaatselijke Swahili-gouverneur in Oost-Congo, komt in dienst van de Belgische koning Leopold II.
↑ Leopold II. (1905).
Leopold II was koning van België van 1865 tot 1909. De cartoon verscheen in Mark Twains boek King Leopold's Soliloquy: A Defense of His Congo Rule. Het onderschrift bij de cartoon luidde: ‘My yearly income from the Congo is millions of guineas.’ (Mijn jaarlijkse inkomen uit Congo bestaat uit miljoenen guinea’s.) Op de Conferentie van Berlijn werd Congo toegewezen aan koning Leopold II van België. Het land kreeg een eigen statuut: een Congo Vrijstaat. In het bekken van de Congostroom gold de vrijhandel. In de praktijk legde Leopold II die handelsvrijheid naast zich neer en exploiteerde hij een groot deel van de kolonie persoonlijk. De Amerikaanse schrijver Mark Twain maakte deel uit van een beweging van vooral Engelsen en Amerikanen die tijdschriften en boeken uitgaven om het regime in Congo Vrijstaat aan te klagen.

Historische vraag 1:
Waar stichtten de Europese mogendheden koloniën in
de 19e eeuw?
Vorig jaar onderzocht je op welke manier de Europese grootmachten in de 16e eeuw op zoek gingen naar koloniën. Doorgaans stonden metropolen – zoals je grootmachten met koloniën noemt – politiek, militair en economisch heel sterk en hongerden ze naar meer gebied en macht. In de 19e eeuw, de periode waarin veel Spaanse en Portugese koloniën uit de 16e eeuw hun onafhankelijkheid herwonnen, begon vanuit Europa een nieuwe kolonisatiegolf. In deze historische vraag onderzoek je aan de hand van de tijdlijn en de wereldkaart waar die kolonisatie plaatsvond.
Historisch denken: veranderende betekenis van historische begrippen
In de geschiedschrijving duid je fenomenen uit het verleden aan met historische begrippen. Omdat de historische interpretatie van het verleden voortdurend verandert, krijgen gangbare begrippen soms een andere betekenis. Daarom gebruiken historici vaak nieuwe, minder gevoelige of minder beladen termen om hetzelfde fenomeen uit de geschiedenis aan te duiden. Ook het dagelijkse woordgebruik evolueert in de tijd.
Zo kijken hedendaagse historici nu anders naar de koloniale periode dan vroeger. Het begrip ‘moederland’, lange tijd gebruikt om de kolonisator aan te duiden, ligt vandaag gevoelig. De kolonisator gedroeg zich immers verre van ‘moederlijk’ ten aanzien van zijn koloniën. Vandaag verkiest men daarom het begrip ‘metropool’. Tijdens de kolonisatie categoriseerde men mensen systematisch op basis van hun huidskleur: men sprak van ‘de blanke’ tegenover ‘de neger’. Dat laatste woord gebruiken we niet meer. Het verwijst immers naar de beledigende en kleinerende term die de kolonisatoren gebruikten en kadert in een racistische geschiedenis. Om over de geschiedenis en het misbruik van die groepen mensen te spreken gebruikt men tegenwoordig de neutralere woorden ‘wit’ en ‘zwart’.
Opdrachten
1 Situeer met behulp van de tijdlijn op p. 114-115:
- de Europese exploratie van het binnenland van Centraal-Afrika.
- het overleg tussen Europese grootmachten over de kolonisatie van Afrika.
- de wedloop om Afrika.
Verklaar vervolgens op basis van de tijdlijn en de kaart van bron 1 wat de ‘wedloop om Afrika’ betekende en waarom het wereldbeeld van de Afrikanen en de Europeanen daarna grondig veranderde.
2 Bestudeer de spotprent The Devilfish in Egyptian Waters op de tijdlijn op p. 114-115.
a Contextualiseer de prent.
b Beargumenteer aan de hand van gegevens uit de spotprent en de kaart (bron 1) waarom Engeland als zeemonster wordt voorgesteld.
3 Analyseer de wereldkaart (bron 1) om de historische vraag te beantwoorden.
a Onderzoek welke Europese metropolen welke gebieden koloniseerden. Maak drie kolommen: noteer de belangrijkste koloniale metropolen van Europa (kolom 1), noteer bij elke metropool haar koloniën in Afrika (kolom 2) en doe hetzelfde voor Azië (kolom 3).
b Noteer welke gebieden rond 1900 niet in de Europese invloedssfeer lagen.
Waarom kun je Europa imperialistisch noemen?
Bron 1: De koloniale rijken (1914)
1 De kolonisatie van Afrika en Azië in de 19e eeuw
1.1 Europese exploratie van het Afrikaanse binnenland (vanaf 1850)
In de eerste helft van de 19e eeuw controleerden enkele Europese staten een aantal kleine kustgebieden in Afrika. Directe Europese kolonisatie was toen nog beperkt. Het binnenland van Centraal-Afrika was voor Europa voorlopig onbekend terrein. Vanaf 1850 kwam daar verandering in. De Brit Dr. Livingstone, geneesheer en missionaris, reisde door Afrika met wetenschappelijkgeografische en missionaire doeleinden.
De Amerikaans-Britse journalist Stanley trok, onder meer in opdracht van de Belgische koning Leopold II, met heel andere ambities het Afrikaanse binnenland in. In tegenstelling tot Livingstone, die alleen reisde, trok Stanley met gewapende escortes van honderden dragers en soldaten door het land en eiste gewapenderhand gebieden op. Zulke Europese exploraties waren enkel mogelijk dankzij de hulp van Afrikaanse karavanen en van gidsen en dragers met een grondige kennis van de omgeving, ook al besteedden de Europeanen in hun reisverslagen vooral aandacht aan hun eigen prestaties. Door de exploratie van Centraal-Afrika vergaarden Europeanen nieuwe wetenschappelijke kennis over het gebied, maar werd ook het enorme economische potentieel van het continent duidelijk: Afrika bezat natuurlijke rijkdommen en een bodem vol grondstoffen.

1.2 Europese kolonisatie van Afrika en Zuidoost-Azië (1885 - Eerste Wereldoorlog)
← Von Roessler, A. (1884 - 1885). Deelnemers van de conferentie van Berlijn. Allgemeine Illustrierte Zeitung.
Ongeveer drieënhalf decennium na de eerste exploraties startte de wedloop om Afrika. Alle Europese mogendheden aasden op de grondstoffen van Afrika en wedijverden om een interessant gebied op dat continent. Tijdens de Conferentie van Berlijn (1884 - 1885) verdeelden de mogendheden Afrika onder elkaar. Daarbij speelden vooral de Europese geopolitieke belangen een rol. De belangen van Afrikaanse samenlevingen kregen tijdens de Conferentie geen aandacht. Zo tekende men rechte lijnen op de kaart van Afrika zonder rekening te houden met de lokale culturele en politieke omstandigheden.
Ook in Zuidoost-Azië waren vóór 1850 belangrijke handelsposten aan de kusten opgericht. De belangrijkste kolonisator daar was Groot-Brittannië. In de tweede helft van de 19e eeuw breidde het land de Britse macht of het British Empire systematisch uit. De geduchte Britse vloot was een belangrijke meerwaarde bij overzeese expansie. Via de Atlantische Oceaan, de Indische Oceaan, de Stille Oceaan en de Middellandse Zee bereikten de Britten de overzeese gebieden. In Azië koloniseerden ze het hele Indische subcontinent, Australië en Nieuw-Zeeland. Ook in Afrika drongen de Britse schepen door tot in het binnenland langs grotendeels bevaarbare rivieren als de Nijl en de Niger. Toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak, was bijna een vierde van de wereldbevolking onderworpen aan de Britse macht.
Door de 19e-eeuwse kolonisatie veranderde het wereldbeeld grondig. De machtscentra of metropolen lagen in Europa en de onderworpen koloniën lagen overzee. De omvang en de relatief korte tijdspanne van de kolonisatie van Afrika en Azië waren het resultaat van een ongeziene veroveringsdrang van de Europese grootmachten
Historische vraag 2:
Hoe verliepen de contacten tussen Europa en CentraalAfrika aan de vooravond van de Europese kolonisatie?
In Sapiens 4 maakte je misschien al kennis met het roemrijke Kongo-koninkrijk in de vroegmoderne tijd. In de 19e eeuw waren de samenlevingen in Afrika minstens even divers als in de 16e eeuw, zeker in CentraalAfrika, het gebied waarop deze historische vraag inzoomt. Het Kongo-koninkrijk had in de 19e eeuw echter veel van zijn oude glorie verloren. De impact van de Europese handelsposten langs de kust, de transAtlantische slavenhandel en de aanhoudende burgeroorlogen lieten zich duidelijk voelen. In deze historische vraag onderzoek je hoe de nieuwe contacten tussen Europa en Centraal-Afrika verliepen in de 19e eeuw.
Opdrachten
1 Analyseer de kaart van bron 1. Vat samen welke belangrijke informatie je krijgt over Centraal-Afrika in de periode 1816 - 1885 volgens de vier domeinen van de samenleving.
2 Beantwoord de historische vraag op basis van bron 2 tot en met 5.
a Beoordeel of die bronnen met bijschrift bruikbaar zijn om de historische vraag te beantwoorden.
b Noteer welke inhoudelijke conclusies je kunt trekken om de historische vraag daadwerkelijk te beantwoorden. Structureer je antwoord volgens de maatschappelijke domeinen. (Je kunt het sociale en economische domein samen behandelen.) Verwijs telkens naar de bronnen waarop je je baseert.
02h
BRONNEN BEOORDELEN
02f KIJKSTRATEGIEËN 02d
MAATSCHAPPELIJKE DOMEINEN
Bron 1: Afrika aan de vooravond van de grote kolonisatie (ca. 1884)
In het Centraal-Afrikaanse binnenland waren aan de vooravond van de kolonisatie georganiseerde koninkrijken, zoals het Kongo-rijk en het Tio-rijk. Op de kaart staan hun namen in kapitalen gedrukt. Maar vooral in het regenwoud bestonden er ook tal van dorpsgemeenschappen, vaak zonder centrale leiders. Soms waren dat ook gemeenschappen van jager-verzamelaars. Op de kaart zijn hun namen in kapitalen en cursief gedrukt.
Bron 2:
Tilman, S. (red.). (2010).
Kongo, 1. De wedren (1510-1908). De driedelige documentairereeks
Kongo kaderde in de viering van de 50e verjaardag van de onafhankelijkheid van Congo. De reeks brengt de geschiedenis van Congo in kaart van 1510 tot 2010.
↑ Bekijk het fragment waarin Tippo Tip aan het woord is.
← De Oost-Afrikaanse Swahilikust en eilanden zoals Zanzibar (zie bron 1) stonden eeuwenlang centraal in de handel tussen Afrika, de Arabische wereld en de kusten van de Indische Oceaan. Zanzibar was zo belangrijk dat de sultan van Oman er zijn hoofdstad vestigde in de eerste helft van de 19e eeuw. Handelaars van Arabische afkomst vestigden zich aan de oostkust en vermengden zich met de lokale bevolking. Die vermenging leidde tot het ontstaan van een Swahilicultuur en -taal met veel Arabische invloeden. Hamed ben Mohammed el Murjebi was een zogenoemde 'Arabo-Swahili' handelaar. Vanaf de jaren 1860 maakte hij deel uit van handelsexpedities die vanaf de Swahilikust het Afrikaanse binnenland binnendrongen op zoek naar onder meer slaafgemaakten en ivoor. Hij werkte zich op tot de invloedrijkste handelaar van Midden-Afrika en dankte daaraan de bijnaam Tippo Tip, wat 'grote chef' betekent.

← Maker onbekend. (1880 - 1890). Doosje en stop met figuratief reliëf van de Vili. Metropolitan Museum of Art. New York.

Ivoor, ook wel het witte goud genoemd, was een belangrijk en geliefd exportproduct uit Centraal-Afrika. Dit ivoren doosje werd gemaakt door een beeldhouwer van de Vili, een bevolkingsgroep aan de Loangokust (zie bron 1). Europeanen die vanuit hun handelsposten onder meer ivoor uit Afrika exporteerden, namen het mee naar huis als souvenir. In het tafereel bovenaan staan goedgeklede Europese mannen (met hoed, baard, sigaar, wandelstok, paraplu en document in de hand). Uit die scène blijkt dat de handel tussen Europeanen onderling op een ordelijke manier verliep.
Onderaan zie je Afrikanen, gekleed in wikkelrokken, die elkaar bedreigen. Die scène verwijst naar geweld tussen de Afrikanen die slaafgemaakten aan de Europeanen leverden. Volgens de interpretatie van kunsthistorici creëerde de Vili-beeldhouwer bewust de afstand tussen Europeanen en Afrikanen, maar betrok hij de Europeanen wel bij het geweld van de trans-Atlantische slavenhandel. Zij hadden ongetwijfeld de touwtjes in handen maar maakten hun handen niet vuil. Dergelijke beeldjes die de ware daders van het geweld aanwezen, kwamen zo in Europa terecht.
Bron 4:
Bij het aanbreken van de koloniale tijd kennen de meeste samenlevingen in Midden-Afrika politieke structuren die in belangrijke mate gedecentraliseerd zijn of zich baseren op familiebanden of verwantschap. Daarnaast bestaan er in het Congobekken ook een aantal grote centralistische koninkrijken. De commerciële netwerken in Midden-Afrika bepalen mee wat er in de verschillende regio’s geproduceerd wordt. De producten die op regionaal niveau verhandeld worden bestaan hoofdzakelijk uit levensmiddelen (gedroogde vis, maniok, zout, palmolie enz.), schoonheidsartikelen (stoffen, schelpen, kralen enz.) en mankracht (voornamelijk slaven). Grote markten fungeren als regionale economische centra die gecontroleerd en beschermd worden door plaatselijke gezagsdragers en regionale heersers. Het zijn belangrijke knooppunten voor de interne en transcontinentale handel.
Uit: Gérardin, S. & Poinas, C. (2012). Congo, kolonisatie/dekolonisatie, de geschiedenis in documenten. RMCA.
← Castelli. (1881). Pierre Savorgnan de Brazza. Op de gravure wordt De Brazza (1852 - 1905) ontvangen door Iloo, de toenmalige makoko of koning van het Tio-koninkrijk (zie bron 1). Frankrijk stuurde De Brazza in de jaren 18701880 uit om de basis te leggen voor een eigen kolonie, namelijk Frans Congo. De kolonie met hoofdstad Brazzaville zou grenzen aan Congo Vrijstaat. De Brazza en Iloo ondertekenden een verdrag in 1880 waardoor Frankrijk een deel van de noordelijke oever van de Congostroom kreeg. Het koninkrijk van de Tio lag rond de Malebo Pool, een enorme verwijding van de Congostroom. De Tio waren machtig omdat ze een monopolie hadden op de markten in de regio. Ze regelden de handel tussen de koopvaardijvloten uit het noorden, die langs de Congostroom handelswaren uit het Congo-regenwoud aanvoerden. Daarnaast regelden ze de handel aan de Atlantische kust tussen de grote karavanen uit het zuiden en het westen. De Tio speelden ook een belangrijke rol in de slavenhandel. Het is dus niet verwonderlijk dat de Fransen geïnteresseerd waren in een verdrag met het Tio-rijk.
Hoofdstuk 4: Kolonialisme en modern imperialisme (19e eeuw)

Bron 6:
Hoewel werd beweerd dat de koning [Tio-koning Illoo] heel goed wist wat hij deed [met de ondertekening van het verdrag], was het duidelijk dat hij alleen grond wilde afstaan [aan de Fransen] voor de oprichting van een commerciële handelspost. In ruil daarvoor, beloofde de Brazza aan de koning handelsgoederen en de voordelen die handel zou opleveren door een verdrag te sluiten. Mogelijk wilde de koning vooral een bondgenoot om tegengewicht te bieden tegen de overweldigende macht van een [rivaliserende] factie. Die factie had macht verkregen via zijn handelsactiviteiten en vestiging aan de (Malebo) Pool. De angst om geconfronteerd te worden met twee vijandige Europese partijen, Stanley en Brazza, kan zijn beslissing hebben beïnvloed. Hij wilde minstens één bondgenoot.
Uit: Vansina, J. (1973). The Tio Kingdom of the Middle-Congo 1880-1892. Oxford University Press.
Vansina geeft in zijn boek The Tio Kingdom of the Middle-Congo weer wat de motieven van koning Illoo konden zijn voor de ondertekening van het verdrag met de Fransen.
2 De contacten tussen Europa en Afrika aan de vooravond van de kolonisatie
Van de periode vóór de grote kolonisatiegolf zijn het aantal geschreven bronnen beperkt. Bovendien was er een grote mate van regionale diversiteit in Centraal-Afrika. In die periode hebben de contacten tussen de Europeanen en de Centraal-Afrikaanse koninkrijken en leiders de Afrikaanse samenlevingen ongetwijfeld grondig door elkaar geschud.
2.1 Politieke contacten
Wat we met zekerheid kunnen zeggen over de politieke of bestuurlijke organisatie van CentraalAfrika, is dat het een dunbevolkte smeltkroes van talen, culturen en bevolkingsgroepen was. Er leefden honderden gemeenschappen die op verschillende basis georganiseerd waren en meer dan tweehonderd talen spraken. Er waren grote koninkrijken zoals die van de Kongo en Tio, maar daarnaast waren er ook kleinere politieke entiteiten en allianties. In het Congo-regenwoud leefden verschillende dorpsgemeenschappen zonder centrale leiders. Onder hen ook jager-verzamelaars. Verder waren er clans, uitgebreide families of groepen van individuen die enkele culturele eigenschappen gemeen hadden zoals taal, geloof en sociaal-economische organisatie.
Afrikaanse samenlevingen stonden niet allemaal tegelijk oog in oog met de kolonisator. De kolonisatie was een proces waarin Afrikaanse leiders los van elkaar bondgenootschappen en verdragen sloten. De Europeanen waren vooral uit op grond en onderwerping. Vanuit Europees opzicht was de koloniale strategie dus wel doelgericht, vanuit Afrikaans perspectief niet. Sommige Afrikaanse leiders sloten verdragen met Europese aanvoerders omdat ze er zelf voordelen in zagen. Zo sloot de machtige Tio-koning een verdrag met de Fransen. De Afrikaanse leiders wisten toen uiteraard niet dat er een totale onderwerping en een koloniaal bestuur zouden volgen. Op langere termijn werden de bestaande machtsstructuren in Centraal-Afrika volledig ontwricht.
2.2 Economische contacten
Centraal-Afrika speelde in het begin van de 19e eeuw al een belangrijke rol in de wereldeconomie. Afrikanen namen actief deel aan de economische uitwisseling met de Europeanen. Vóór 1885 hadden de Europeanen weinig invloed in het Afrikaanse binnenland. Hun aanwezigheid beperkte zich vooral tot nederzettingen aan de kust in functie van die handel. Hun handelsposten langs de kusten waren met het binnenland verbonden via bestaande langeafstandshandelsroutes.
Tijdens de eerste helft van de 19e eeuw verboden de meeste Europese rijken slavenhandel. Dat leidde tot grote economische veranderingen. Ten eerste zochten Afrikaanse handelaars nieuwe handelswaren om te verkopen aan Europa. De handel in onder meer ivoor en rubber nam toe, in ruil voor afgewerkte Europese producten zoals stoffen, geweren, kogels en buskruit. Bepaalde groepen en tussenpersonen, zoals de Tio, specialiseerden zich in zulke commerciële activiteiten en vergaarden zo rijkdom en prestige. Doordat ze toegang hadden tot wapens, konden zij hun macht bestendigen.
← Maker onbekend. (1885). Tippo Tip, Swahili-Zanzibari slavenhandelaar.
Ten tweede namen de interne slavernij en slavenhandel via de Indische Oceaan toe. Langs de oostkust bevonden zich verschillende Swahili-steden met families van handelsmagnaten die eeuwenoude banden hadden met het Arabisch schiereiland, en daarom ook vaak de naam ‘Arabo-Swahili’ kregen. Op zoek naar slaafgemaakten en ivoor bouwden de Arabo-Swahili vanaf de oostkust karavaanroutes uit die steeds dieper het Centraal-Afrikaanse binnenland binnendrongen. Zo ontstonden langeafstandshandelsnetwerken die het binnenland verbonden met de Perzische Golf, India en zelfs China. Tippo Tip, een invloedrijke Arabo-Swahili slavenhandelaar, was erin geslaagd een handelsimperium uit te bouwen tot in Oost-Congo. Aanvankelijk werkte hij met de Belgen samen, waardoor hij een monopolie kon uitbouwen. Maar het handelsimperium van Tippo Tip en zijn politieke macht in Centraal-Afrika bleken op termijn een doorn in het oog van de Congo Vrijstaat van Leopold II. De macht van Tippo Tip werd steeds meer uitgehold.

2.3 Culturele contacten
Aan de westkust van Centraal-Afrika bestond er al sinds het einde van de 15e eeuw een culturele uitwisseling met de Europeanen. Die uitte zich in lokale kunstproducten, klederdracht en vermenging van religieuze tradities. Zo gaven de lokale Afrikaanse religies hun eigen betekenis aan christelijke elementen. Vanaf 1878, aan de vooravond van de kolonisatie, drongen heel wat protestantse missionarissen diep het Centraal-Afrikaanse binnenland in, samen met de Europese kolonisatoren. Toen de missionarissen arriveerden, kenden de lokale gemeenschappen niet altijd de bedoelingen van hun komst. In het missiewerk stond ‘civilisatie’ door bekering tot het christendom centraal. Het zou op termijn de lokale riten, gewoonten en tradities grondig transformeren.
2.4 Naar ongelijkwaardige relaties
De contacten met de Europeanen veroorzaakten grote verschuivingen in bestaande Afrikaanse politieke en economische machtsverhoudingen. Nieuwe invloedrijke handelsnetwerken verzwakten bestaande economische structuren. Vanaf 1885 stuurden de Europese staten gezanten uit om contracten te sluiten met lokale heersers. Maar in de praktijk bleken die verdragen veel nadeliger voor de lokale leiders dan men ze aanvankelijk had voorgesteld. Dat de Europeanen een doelbewuste strategie voor ogen hadden, drong niet altijd door bij de Afrikaanse leiders. De aanvankelijk gelijkwaardige economische relaties tussen Afrika en Europa stonden onder druk. De voorbereiding voor de verdeling van Afrika onder de Europeanen kende een start.
Uitbreiding 1:
De slag om Adwa in 1896 tussen Italië en Ethiopië heeft, net als Haile Selassie, keizer van Ethiopië van 1930 tot 1974, een bijzondere plaats in de collectieve herinnering van Ethiopiërs, Afrikanen en bij uitbreiding vele Afrikanen uit de diaspora.
← Maker onbekend. (vermoedelijk ca. 1940). The battle of Adwa against Italian colonialists. The British Museum. London.

Waarom horen de slag om Adwa en keizer Haile Selassie tot de collectieve herinnering van Afrika?
Onderzoek op iDiddit waarom de slag om Adwa en keizer Haile Selassie zo belangrijk zijn.
Historische vraag 3:
Wat waren de motieven van de Europeanen voor de kolonisatie van Afrika in de 19e eeuw?
In de eerste historische vraag stelde je vast dat een aantal relatief kleine Europese staten er in enkele decennia tijd in slaagde overzeese gebieden te onderwerpen die veel groter waren dan hun eigen grondgebied. Tijdens dat kolonisatieproces waren de Europese staten of ‘metropolen’ niet vies van koloniaal geweld tegen de Afrikaanse bevolking. Ze hadden er meerdere koloniale oorlogen voor over en schrokken ook niet terug voor dagelijks geweld. De Europese metropolen bezetten niet alleen het grondgebied, maar voerden ook een strak koloniaal bestuur in en stelden de gekoloniseerde volkeren op alle domeinen van de samenleving in dienst van de metropolen.
In deze historische vraag onderzoek je welke motieven hebben geleid tot de kolonisatie van Afrika.
Opdrachten
1 David Livingstone vatte de motieven voor de Europese kolonisatie samen met de drie C’s: Civilisation, Christianity en Commerce (beschaving, christendom en handel).
a Bestudeer bron 1 tot en met 5 en noteer welke bronnen bij welke C horen.
b Noteer voor elke C welke belangrijke informatie je krijgt over de voedingsbodem van het koloniale imperialisme
c De drie C’s zijn kernwoorden die vanuit het Europese perspectief zijn opgesteld. Bedenk drie andere kernwoorden om de motieven van het kolonialisme van de 19e eeuw aan te duiden die meer vanuit het perspectief van de gekoloniseerden redeneren.
2 Herlees bron 5. Onderzoek welke verbanden de schrijver ziet tussen de drie C’s.
3 De 19e-eeuwse auteur Conrad wijst in zijn boek (bron 6) op de stereotypering en hypocrisie van de motieven van de kolonisatie. Welke overeenkomst zie je met de visie van de hedendaagse onderzoeker Van Reybrouck (bron 2)?
4 Lees het bijschrift bij bron 2.
a Leid uit het bijschrift af welke titel David Van Reybrouck aan zijn bestseller uit 2011 gaf en welke periode hij behandelde.
b In de inleiding van zijn boek geeft Van Reybrouck kritiek op het feit dat in de Europese geschiedschrijving de geschiedenis van Congo pas lijkt te beginnen met de kolonisatie. Welke bedenking kun je vanuit dat perspectief ook maken bij de titel die hij zelf koos? Kun je een betere titel bedenken?
Bron 1:
Maker onbekend. (1884). De Amerikaan Hiram Stevens Maxim.
Op de foto zie je Maxim met het Maxim gun dat hij had uitgevonden.

02g BRONNEN CONTEXTUALISEREN 02k BEWIJS @VANIN
Het machinegeweer was zelfladend en kon zeshonderd kogels per minuut afvuren.
Hilaire Belloc was een Frans-Britse schrijver en historicus die vanaf het einde van de 19e eeuw steeds invloedrijker werd. Dit vers schreef hij in 1898.
4: Kolonialisme en modern imperialisme (19e eeuw)
Whatever happens, We have got The Maxim gun, And they have not.
Bron 2:
Die grote economische belangstelling voor Congo draaide niet langer alleen om ivoor. In 1888 knutselde een Schotse veearts, John Boyd Dunlop, een uitvinding ineen, die niet alleen het comfort van duizenden reizigers in Europa en Amerika aanzienlijk zou verbeteren, maar ook het leven van miljoenen Congolezen zou bepalen, of zelfs beëindigen – de opblaasbare rubberband. (…) De mondiale vraag naar rubber nam een enorme vlucht. Voor Leopold betekende het een miraculeuze redding. Olifanten liepen er in zijn Vrijstaat steeds minder rond, maar rubberbomen groeiden er bij de vleet. De timing had niet beter gekund. Zijn Congo balanceerde op de rand van het bankroet. (…) In 1891 leverde Congo slechts een honderdtal ton rubber op, maar in 1896 was dat opeens dertienhonderd ton en in 1901 zesduizend ton. Van een slabakkend project in Centraal-Afrika was de Vrijstaat eensklaps een verbluffend economisch wonder geworden. Leopold schraapte de miljoenen binnen en kreeg, na zeer lang wachten en roekeloos ondernemen, eindelijk een return on investment. (…)
Uit: Van Reybrouck, D. (2011). Congo - een geschiedenis. De Bezige Bij.
David Van Reybrouck (1971) is een Belgische cultuurhistoricus, archeoloog en schrijver. In zijn boek Congo een geschiedenis behandelt hij de Congolese geschiedenis vanaf de kolonisatie.
Bron 3:
Ook de ontdekking van het geneesmiddel kinine was een belangrijke factor. Het maakte de Europeanen minder vatbaar voor malaria en gele koorts. In 1820 konden twee Franse farmaceuten kinine onttrekken uit de schors van de Cinchona-boom. Die boom groeit in Zuid-Amerika en het was al langer bekend dat die een werkzame stof tegen koorts bevatte. Halverwege de 19e eeuw plantten de Europese grootmachten de boom massaal aan in Azië om er kinine uit te onttrekken. Door kinine stegen de overlevingskansen van de Europeanen die zich in Afrika waagden. Het was het medicijn dat de kolonisatie mogelijk maakte.
Uit: Ulens, J. (2018). Afrika: het ‘vergeten’ continent. Knack Historia.
Bron 4:
← Maker onbekend. (1883). De demonteerbare en draagbare stoomboot Le Stanley. Deze gravure verscheen in het wetenschapstijdschrift La Nature. Op de gravure zie je het stoomschip dat Stanley meenam tijdens zijn reizen naar Afrika. Door het innovatieve schip kon hij de Congostroom bevaren richting binnenland.

Bron 5:
De Belgen zijn bekend als een klein industrieel volk. Maar dat er ook onder hen zich duizenden bevinden, wier hart klopt voor beschaving en koloniale uitbreiding, was minder bekend. Toch heeft de beschaving van die eertijds woeste en onbeschaafde streken van Midden-Afrika onder hun leiding reuzenschreden gemaakt in de laatste vijf en twintig jaren.
Geen enkele kolonie, ik durf het gerust te zeggen, heeft in zulk kort tijdsbestek kunnen doen wat de Belgen gedaan hebben in de Congostaat. Zij hebben die streken doorkruist, de loop der rivieren vastgesteld, talrijke topografische waarnemingen gedaan, honderden posten gesticht.
Zij hebben de bevolking van Midden-Afrika bevrijd van de vreselijke slavenhandel, door de macht der Arabieren te fnuiken en hen te verslaan. Zonder de Belgen zou thans geheel Midden-Afrika onder het juk van de islam gebukt gaan. (…)
België is een katholiek land. Ook zijn aanstaande kolonie moest de zegeningen van het christendom ondervinden. Waartoe immers zou het dienen die onbeschaafde volken stoffelijke beschaving te geven, als men hen niet tevens met de heilzame invloed van het christendom begiftigde? (…) Niettegenstaande al hun gebreken zijn de zwarten toch goede kinderen. Hun karakter is niet slecht, maar zeer veranderlijk, lichtzinnig en wispelturig. Met verloop van tijd en de gratie van O.L. Heer zullen zij onder de invloed van een christelijke lering en beschaving beter worden.
Uit: Knipschild, H. (17 juli 2020). Brief uit de missie 139: Calon in de Congo. Katholiek Nederland.
↑
Eugène Calon was missionaris in Congo en schreef dit in 1901.
Bron 6:
“Het kostte me geen moeite de kantoren van de Maatschappij te vinden. Iets groters was er in de hele stad niet te vinden en iedereen die ik sprak had het over niets anders. Ze gingen een overzees rijk bestieren en bergen geld verdienen met handel.”
“Ze [de tante van het hoofdpersonage] bleef maar doorgaan over "hoe die miljoenen onwetenden hun vreselijke gewoonten af te leren", totdat ik het er eerlijk gezegd nogal benauwd van kreeg. Ik waagde op te merken dat het de Maatschappij om de winst was begonnen.”
Uit: Conrad, J. (februari 1899). Heart of darkness. Blackwood’s Magazine.
↑
Joseph Conrad (1857 - 1924) reisde in 1890 over de Congostroom. Hij gebruikte zijn dagboeken toen hij zijn roman Heart of Darkness schreef. In de bron staat de term ‘de Maatschappij’. Daarmee bedoelt Conrad de handelscompagnie waarbij het hoofdpersonage in dienst ging.
3 Motieven van het koloniale imperialisme van de 19e eeuw
Een reeks politieke, culturele en sociaal-economische motieven leidde tot de grote kolonisatiegolf in de 19e eeuw. Een aantal relatief kleine Europese staten slaagde er in enkele decennia tijd in om overzeese gebieden en zelfs een volledig continent te onderwerpen. Ze legden een strak bestuur op en stelden alle domeinen van de samenleving in hun dienst. De drie C's betekenden voor Livingstone Civilisation, Christianity en Commerce (beschaving, christendom en handel), maar in feite moesten die vooral een vierde C, Conquest (verovering van de koloniale gebieden), rechtvaardigen.
3.1 Civilisation
De ontdekking van de natuurlijke rijkdommen van Afrika was voor de Europeanen een belangrijk motief om de verovering of conquest in te zetten. Die ontdekking liep parallel met een aantal wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen in Europa. Tijdens de industrialisering investeerde men in militaire innovaties zoals geraffineerde machinegeweren. De medische ontdekking van kinine maakte het voor de witte overheersers mogelijk om in het tropische klimaat te overleven. Technologische vernieuwingen zoals de productie van de stoomboot en de telegraaf boden de Europeanen meer transport- en communicatiemogelijkheden. Hun wetenschappelijk en militair overwicht voedde het superioriteitsgevoel van de Europeanen. Zij beschouwden Afrikanen als cultureel ‘inferieur’. Vanuit die mentaliteit heerste bij de Europeanen de opvatting dat het hun plicht was Afrika te ‘beschaven’. De koloniale verovering werd daarom ook aangeduid met het woord ‘pacificatie’: vrede brengen in een oorlogsgebied. Maar tijdens de kolonisatie was juist geweld een constante factor. De beschavingsmissie moest een rechtvaardiging vormen voor de veroveringen (zie historische vraag 4).
3.2 Christianity
Het christendom stond in Europa al eeuwen gelijk aan ‘de enige echte beschaving’. Door het christendom in de koloniën in te voeren, zouden de zielen van de zogenaamde heidense volkeren ‘gered’ worden. Rooms-katholieke en protestantse missionarissen werden uitgezonden naar Afrika en Azië. Het christendom werd zo een belangrijke pijler van het koloniale systeem. De missionarissen probeerden de christelijke boodschap te verspreiden, bijvoorbeeld via het onderwijs. Daarnaast streden ze tegen wat zij zagen als heidense praktijken zoals slavernij, polygamie en de rituele gebruiken in Afrika.
Een collectebus van de Witte Paters, die in België geld verzamelden voor hun broeders-missionarissen uit de kolonie. Hun zogenaamde beschavingswerk was Afrikaanse kinderen bevrijden van de ketens van de slavernij dankzij het ware geloof in Christus.
De Europeanen wierpen zich in Centraal-Afrika tegelijk op als beschermers tegen de islam. Nadat ze de transAtlantische slavenhandel hadden afgeschaft, lieten ze uitschijnen dat enkel de Arabieren schuld hadden aan de slavenhandel. Nochtans waren de Europese mogendheden in de voorgaande eeuwen daarin minstens even actief geweest.

3.3 Commerce
In feite was de Europese agenda fundamenteel opportunistisch, omdat de kolonisatie een oplossing kon bieden voor de economische crisis in Europa. Het 19e-eeuwse imperialisme verliep dan ook parallel met de expansie van het kapitalisme dat streefde naar maximaal rendement door maximale uitbuiting. Door de groeiende industrialisering had Europa nood aan nieuwe en goedkope grondstoffen en arbeidskrachten. De grootscheepse kolonisatie stond bijgevolg volledig in dienst van de Europese metropolen aan wiens macht de gekoloniseerde volken werden onderworpen.
De metropolen ontmenselijkten de eigenwaarde en identiteit van die volkeren en buitten hun arbeid en de natuurlijke rijkdommen van hun gebieden uit. Het Europese winstbejag en economische dominantie waren de belangrijkste motieven voor het koloniale imperialisme. Er was dus een duidelijk verband tussen kolonisatie en kapitalisme.
3.4 Nationalisme
De 19e-eeuwse kolonisatie verliep ook parallel met de ontwikkeling van de moderne natiestaten, waaronder België. Het koloniseren van gebieden met volkeren die men toen als inferieur beschouwde, maakte in de 19e eeuw deel uit van de opbouw van de nationale identiteit. Daardoor zat achter het 19e-eeuwse imperialisme ook een politieke motor. De verhoudingen tussen de Europese natiestaten waren gespannen en ieder initiatief zag men als een vijandige daad.
Het Afrikaanse continent werd zo het strijdtoneel van de Europese rivaliteit.
Historische vraag 4: Hoe
gebruikte men stereotiepe beeldvorming om de kolonisatie van Afrika te rechtvaardigen?
De belangrijkste motivatie voor de kolonisatie was economische winst. Dat leerde je in de vorige historische vraag. Maar de Europese metropolen zochten naar nobelere doelen om de kolonisatie te rechtvaardigen.
In deze historische vraag onderzoek je met welke middelen de Europese mogendheden hun koloniale imperialisme verdedigden en welke stereotiepe beeldvorming of stereotypering over Afrika ze creëerden.
Opdrachten
1 Bestudeer de affiche met bijschrift van bron 1.
a Analyseer nauwgezet alle beeldelementen van de visuele bron en zoek uit welke elementen op de affiche verwijzen naar de drie C’s (de pijlers van de kolonisatie uit historische vraag 3).
b Bewijs dat de kolonisatie hier vanuit één bepaald perspectief wordt voorgesteld. Welke middelen worden aangewend om dat perspectief in beeld te brengen?
2 Lees het fragment van het gedicht The White Man’s Burden en het bijbehorende bijschrift uit bron 2.
a Op welke manier t ypeert het gedicht de kolonisator enerzijds en de Filipijnse bevolking anderzijds?
b Bestudeer de cartoon van bron 3. De titels zijn bijna identiek. Onderzoek hoe en vanuit welk perspectief de cartoonist de boodschap van het gedicht onderuithaalt. Wat is zijn boodschap?
3 Bestudeer bron 4 tot en met 7.
Toon voor elke bron aan dat hier een sterk wij-zij-denken ontstaat door stereotypering.
4 Lees bron 8 en het bijschrift.
a Lees het kader historisch denken en beargumenteer waarom de tekst van bron 8 alle kenmerken van propaganda bevat.
b Waarom dragen zulke teksten bij tot mythevorming, zeker bij de jeugd die dit las?
Historisch denken: propaganda
Propaganda is de doordachte en systematische poging om opinies en gedragingen van anderen te beïnvloeden. Propaganda gebruikt vaak misleidende middelen om de menselijke geest te bespelen en naar zijn hand te zetten. Dat noem je manipulatie. De belangrijkste propagandakanalen zijn de media, de kunst en het onderwijs. Het afgelopen decennium zijn ook sociale media een belangrijke rol beginnen te spelen als propagandakanaal.
In propaganda worden feiten vaak bewust verzwegen, verdraaid of uit de context gehaald. De boodschap wordt eenvoudig verpakt en vaak herhaald zodat ze doordringt. De vorm van de propaganda moet makkelijk zijn en zo veel mogelijk mensen aanspreken (pamfletten, verhalen, filmfragmenten, posts op sociale media …). Inhoudelijk werkt men regelmatig met tegenstellingen, waardoor een wij-zij-denken ontstaat. Positieve superlatieven (wij) staan tegenover denigrerende superlatieven (zij). Het doelpubliek is meestal een groep: de lezer voelt zich veilig als deel van een groep gelijkgezinden. Propaganda kan dus heel misleidend zijn.
← Maker onbekend. (1908). Het beschavend Belgenland. Deze kalenderaffiche werd uitgegeven door het Sint-Albertus Patroonschap en de Kring van Jonge Werklieden. De kalender van 1909 kwam tot stand kort nadat Leopold II Congo Vrijstaat moest overdragen aan de Belgische staat omwille van extreem geweld. Op de afbeelding zie je een priester en een koloniale ambtenaar die voor een kruisbeeld de handen in elkaar slaan om de neergeknielde zwarten met gebroken boeien bevrijding te brengen. Op de achtergrond zie je een kerkje bij een zee waarop een stoomboot vaart. Achter de hoofdpersonages vlucht een slavenhandelaar weg.

Bron 2:
Take up the White Man's burden − Send forth the best ye breed − Go bind your sons to exile To serve your captives' need; To wait in heavy harness, On fluttered folk and wild − Your new-caught, sullen peoples, Half-devil and half-child.
Neem de plicht van de Blanke op, Stuur de besten uit van jouw soort, Verplicht je zonen tot ballingschap
Om je gevangenen te geven wat ze nodig hebben; Om zwaar bepakt te wachten
Op loszinnige, wilde volkeren, Uw pas ingenomen, sombere volken
Die half duivels en half kinderlijk zijn.
Uit: Kipling, R. (1899). The White Man’s Burden, The United States and the Philippine Islands. McClure’s Magazine.
Dit zijn de eerste verzen van het gedicht The White Man’s Burden (De last/plicht van de blanke) van de Engelse dichter en schrijver Rudyard Kipling. Hij schrijft hier over de Filipino’s. Vanaf het midden van de 16e eeuw koloniseerde Spanje de eilandengroep van de Filipijnen 300 jaar lang. Daarna kwamen de eilanden van 1898 tot 1946 in Amerikaanse handen.
Bron 3:
Hoofdstuk 4: Kolonialisme en modern imperialisme (19e eeuw)
← Maker onbekend. (maart 1899). The White (?) Man’s Burden. Deze cartoon verscheen in Life Magazine. Op de cartoon zie je vier mannen uit de koloniën die elk een andere man torsen: Uncle Sam (de personificatie van de VS), John Bull (de personificatie van Groot-Brittannië), keizer Wilhelm van Duitsland en achteraan de personificatie van Frankrijk die de hoed van Napoleon draagt.

Bron 4:
‘ontdekkingsreiziger’ gezien wilde worden. Let op de vaste ingrediënten op de foto’s: decor, kledij, houding, personages en wapens.
Bron 5:
In tal van gevallen – soms expliciet vermeld, soms af te leiden uit beschrijvingen – werden de Afrikaanse leiders voorgesteld als min of meer beschonken, als gevolg van de consumptie van enorme hoeveelheden bier, palmwijn of honingbier, en soms nog erger (of beter), door erbij ook nog hasjiesj te roken. Maar hoe zat het met het gedrag van hun Europese gasten? Hoewel ik uit de bronnen niets kan citeren dat direct vergelijkbaar is met wat men over de Afrikaanse leiders schrijft (uiteraard zouden ‘ontdekkingsreizigers’ zichzelf immers nooit op dergelijke manier afschilderen), is er overweldigend indirect bewijs dat Europese reizigers hun gastheren zelden ontmoetten in een staat die we normaal gezien van wetenschappelijke ontdekkingsreizigers zouden verwachten: helder van geest en zelfbeheerst. Integendeel, meestal waren ook zij “buiten zichzelf” door extreme vermoeidheid, angst, grootheidswaanzin en gevoelens variërend van woede tot minachting. Een groot deel van de tijd waren ze in de greep van "koorts" en andere tropische ziekten, onder invloed van alcohol of opiaten, hoge doses van kinine, arseen en andere ingrediënten uit de medicijnkist van de expeditie.
Uit: Fabian, J. (2000). Out of our minds. Reason and madness in the exploration of Central Africa. University of California Press.


De antropoloog Johannes Fabian onderzocht vooral Belgische en Duitse reisverslagen en dagboeken gepubliceerd tussen 1878 en 1914.


Na de Tweede Wereldoorlog verloor het begrip ras geleidelijk zijn legitimiteit: de wetenschap heeft
aangetoond dat alle mensen op aarde afstammen van één en dezelfde menselijke soort. Ras wordt dus niet meer als een biologische categorie beschouwd maar als een sociale constructie. Biologisch gezien is er maar één menselijk ras.
c. De “wetenschap van de inferioriteit”
Om haar “beschavingsopdracht” te rechtvaardigen, moet de koloniale macht eerst de inferioriteit van de gekoloniseerden aantonen. Verschillende wetenschappen dienen als instrument voor het opstellen van rassentheorieën die hun pseudo-inferioriteit bevestigen. Vooral de antropologie en de etnografie, die in de negentiende eeuw in volle ontwikkeling zijn, vervullen die rol. Zij leggen zich
Bron 6:
met uitleg gebruik van goniometer, een meetinstrument om “gezichtshoek” op gezicht van een “inboorling” Fragment handboek titel Carnet d’observations opgesteld arts
← Victor, J. (1898). Carnet d’observations ethnologiques. Onafhankelijke Congostaat-Museum, Brussel.

De illustratie is een schema met uitleg over het gebruik van de goniometer, een meetinstrument om de ‘gezichtshoek’ op het gezicht van een Congolese ‘inboorling’ te meten. Men gebruikte nieuwe wetenschappen in de 19e eeuw zoals de antropologie en de etnografie om de pseudo-inferioriteit van rassen aan te tonen en de ‘beschavingsopdracht’ van de kolonisator te rechtvaardigen.
Bron 7:
Het heeft geen eigen historisch belang, slechts dat we daar de mens in de barbarij, in de wildheid zien (…) Het is het in zichzelf gekeerde goudland, het kinderland, dat aan de andere kant van de dag van de zelfbewuste geschiedenis gehuld is in de zwarte kleur van de nacht.
Uit: Hegel, G.W.F. (heruitgave 1994). Vorlesungen über die Philosophie der Weltgeschichte. Band I: Die Vernunft in der Geschichte. Meiner.
↑ Georg Wilhelm Friedrich Hegel (1770 - 1831), een bekende Duitse filosoof, schreef dit fragment over Afrika in 1830.
Bron 8:
Er was eens een grote koning van een klein land … (…) Blanke of zwarte lezer, open dit boek. Denk er bij het lezen van deze hoofdstukken aan, welke prijs, welke strijd, welke opofferingen, en wat voor hard werk er geleverd werd om ons Afrikaans grondgebied te maken tot wat het vandaag is. Het schrijven van deze bladzijden was zinvol om al de pracht en praal te laten schitteren in de verwonderde ogen van onze jeugd, uit op echte glorie. Blanken en zwarten hebben samen, in een halve eeuw onder de tropische zon, heel wat verrassende verwezenlijkingen tot stand kunnen brengen in Congo. Zo bouwden ze duizenden scholen, hospitalen en kerken. Locomotieven en auto’s rijden nu op de oude karavaanroutes, er worden gestadig verbindingswegen aangelegd en elektrische centrales, haveninstallaties en fabrieken opgetrokken. De modernste vliegtuigen verbinden verschillende regio’s van de kolonie met elkaar en met het moederland. De landbouw put uit de duizenden hectaren tropisch regenwoud en savanne allerlei levensmiddelen zoals olie, koffie, katoen, rijst, cacao en heel wat andere producten die de wereld nodig heeft, terwijl de mijnontginningen rijkelijk goud, diamant, koper en tin opleveren. Waar vroeger oorlog woedde, heerst vandaag vrede en, in plaats van hongersnood, is er welhaast overdaad. De machine is de primitieve mens te hulp gekomen en heeft zo zijn hard labeur opgewaardeerd. Geen slavernij meer, maar vrije en blije mensen. Dat is het werk van België in Afrika, dat is de beschaving aan het werk. Het realisme en het vernuft van onze bedrijfsleiders, onze kolonialen en onze administratie doet onze driekleur eer aan. De inboorlingen worden zich, onder impuls van ons sociaal beleid – het meest vooruitstrevende van Afrika – bewust van de toekomst die voor hen opengaat …
Uit: Lambin, F. (1948). Congo Belge. Edition Cuypers.
In 1948 verscheen het geïllustreerde werk Congo Belge, gepubliceerd onder de bescherming van het ministerie van Koloniën en het Economisch en Sociaal Propagandafonds, bedoeld voor Belgische en Congolese kinderen. In dit boek stonden verschillende bijdragen van professoren, wetenschappers en leden van het ministerie van Koloniën.
Dit tekstfragment komt uit het voorwoord geschreven door M. Van Den Abeele, die toen directeur-generaal was van dat ministerie.
Hoofdstuk 4: Kolonialisme en modern imperialisme (19e eeuw)
4 Rechtvaardiging van de kolonisatie door de Europeanen
4.1 Kolonialisme als ideologie
In de 19e eeuw ontwikkelde zich in Europa een denkstroming of politieke ideologie die men het kolonialisme noemt. Het kolonialisme ging uit van de superioriteit van Europa, dat het recht en zelfs de plicht had de zogenaamd minder beschaafde volkeren te onderwerpen en te beschaven. Onder het mom van die beschavingsmissie zou de kolonisatie van Afrika en Azië een hoger en nobel doel dienen. De onderwerping van andere volkeren werd op die manier door de Europese metropolen als legitiem verantwoord.
4.2 Rassentheorie
De rassentheorie is een politieke ideologie die het begrip 'ras' gebruikte als een biologische categorie. Dat werd wetenschappelijk onderbouwd vanuit de evolutietheorie van Darwin, al werden uit Darwins theorie enkel die aspecten gebruikt die de visie bekrachtigden. Volgens de rassentheorie zou de wereldbevolking bestaan uit een zogeheten ‘blank’ ras uit Europa, een negroïde ras uit Afrika, een mongoloïde ras uit Azië, enzovoort. Volgens diezelfde logica zou het ras niet alleen de uiterlijke fysieke kenmerken bepalen, maar ook het intellectuele vermogen, het karakter, de cultuur en de beschaving. Het kolonialisme ging ervan uit dat de witte mensen beschaafder waren dan de Afrikanen, die men bestempelde als primitief, onbeschaafd, dom, lui en vuil. Omwille van de sterk biologische nadruk in het begrip 'ras' wordt vandaag meestal het begrip 'etniciteit' gebruikt, waarbij naast afkomst ook de culturele identiteit wordt meegenomen.
4.3 Stereotypering
De koloniale ideologie gebruikte de rassentheorie om de kolonisatie te verantwoorden. Ze ging daarbij uit van vooroordelen tegenover de Afrikaanse identiteit en cultuur. Afrikanen stereotypeerde men steevast met negatieve karakteristieken. Europeanen stelde men voor als weldoeners die beschaving, onderwijs, gezondheidszorg en infrastructuur naar de koloniën brachten. De vooroordelen en stereotyperingen werden zogenaamd ‘wetenschappelijk’ ondersteund door de natuurwetenschappen, de biologie, de antropologie en de filosofie. In dat denken ging men volledig voorbij aan het feit dat zo veel Afrikaanse samenlevingen een eeuwenoude rijke geschiedenis en cultuur hadden.
4.4 Propaganda
@VANIN
Door een stereotiep beeld te verspreiden wilden de Europese metropolen de kolonisatie in een beter daglicht stellen. Ze richtten ministeries van Propaganda op, die als opdracht hadden het ‘nobele’ doel van de beschavingsmissie te verspreiden. Via geraffineerde propaganda verspreidden ze systematisch een negatief beeld over Afrika en de Afrikanen. Daarbij zetten ze onderwijs en communicatiemedia in. Sommige feiten verzwegen ze bewust en andere zetten ze extra in de verf. De kerk onderschreef de koloniale ideologie en gebruikte propaganda om missionarissen te ronselen.
Ongetwijfeld zijn veel individuen naar Afrika getrokken met goede bedoelingen en onbaatzuchtige idealen, maar dat maakte het koloniale systeem niet minder omstreden. Bovendien onderschreven ook die idealisten vaak de koloniale propaganda.
4.5 Beeldvorming vandaag
Sinds de koloniale archieven recent toegankelijk werden voor historici, is de beeldvorming grondig veranderd. Vandaag bestudeert men het koloniale verleden kritischer, met meer nuance en eindelijk ook vanuit het Afrikaanse perspectief. Bovendien werken er Afrikaanse historici en historici uit de diaspora aan mee. Overal ter wereld uiten Afrikanen openlijk kritiek op de kolonisatie, de koloniale beeldvorming en het racisme. Verbonden door sociale media klinken hun stemmen steeds luider. Die ontwikkelingen hebben geleid tot grondige veranderingen in de beeldvorming, al blijven oude opvattingen soms hardnekkig verankerd in het denken van Europeanen en Afrikanen.
Uitbreiding 2:
Welke rol speelde Shaka Zoeloe bij de identiteitsvorming in Zuid-Afrika?
Shaka Zoeloe was slechts kortstondig de leider van Zoeloeland, dat in de vroege 19e eeuw in het huidige Zuid-Afrika lag. Toch speelt hij nog altijd een belangrijke rol in de identiteitsvorming van Zuid-Afrikanen. Ze zien hem als een nationale held en de dag van zijn dood, 24 september, is in Zuid-Afrika een nationale feestdag.
Isaacs, N. (jaartal onbekend). Shaka Zoeloe. Shaka Zoeloe (ca. 1787 - 1828) was een Zoeloe-leider en de stichter van het Zoeloe-rijk.

Onderzoek op iDiddit
waarom Shaka Zoeloe zo belangrijk was en is voor veel Zuid-Afrikanen.
Historische vraag
5: Welke impact had de kolonisatie op de Congolese bevolking?
De verovering van grondgebied en de invoering van een koloniaal bestuur hadden voor Afrikaanse samenlevingen heel grote gevolgen. In deze historische vraag ligt de focus op Congo en onderzoek je welke impact de kolonisatie op de Congolese bevolking had.
Opdrachten
1 Blader terug naar de tijdlijn op p. 114-115 en leid af in welke twee fasen de kolonisatie van Congo verliep. Dateer die fasen en leg uit waarom de tweede fase noodzakelijk werd.
2 Bestudeer bron 1 tot en met 5. Volgens sommige bronnen was de impact van de Belgische kolonisatie op de Congolese samenleving desastreus op zowat alle maatschappelijke domeinen. Volgens andere bronnen had de kolonisatie een positieve impact op de Congolezen. De beeldvorming daarover bleef lang verdeeld.
a Rangschik de bronnen volgens de twee visies op de impact van de kolonisatie en verantwoord waarom je die rangschikking maakte.
b Herbekijk het titelbeeld van dit hoofdstuk uit 1908 op p. 112. Bij welke visie sluit die cartoon aan? Concludeer nu of die tegengestelde visies samenvielen met de tegenstelling metropool-koloniën.
Bron 1:
Tien dagen hadden we nodig om twintig manden rubber te vullen. Als we te laat waren, werden we gedood. We moesten steeds dieper het bos in trekken om rubberlianen te vinden, zonder eten. Onze vrouwen moesten het verbouwen van onze velden en tuinen opgeven. Toen verhongerden we. Wilde dieren – de luipaarden –doodden sommigen onder ons als we werkten in het woud. Anderen stierven van ontbering en honger. We smeekten de blanken ons met rust te laten … Wanneer we faalden en niet genoeg rubber hadden, kwamen de soldaten naar onze dorpen en doodden ze ons. Velen werden doodgeschoten, sommigen werden de oren afgesneden, anderen werden vastgebonden en weggevoerd.
Uit: Ó Síocháin, S. (eds.) en O’Sullivan, M. (eds.) (2003). The eyes of another race. In: Roger Casement’s Congo Report and 1903 Diary. University College Dublin Press.
In 1903 onderzocht de Britse diplomaat Roger Casement in opdracht van het Britse parlement gedurende drie maanden de toestand in Congo Vrijstaat. Hij sprak er onder meer met mensen die hun regio rond het toenmalige Leopold II-meer –vandaag het Mai-Ndombemeer – waren ontvlucht omwille van het rubberregime. Die regio in het evenaarswoud maakte deel uit van het Kroondomein van Leopold II. De getuigenis die je las, is van een man genaamd Moyo.
Bron 2:
← Tilman, S. (red.). (2010). Kongo, 1. De wedren (1510-1908).
Bron 3:
↑
Bekijk het fragment over de oprichting van het koloniale leger en de politiemacht in Congo.
Als we zo veel belang hechten aan scholen, dan is dat omdat zij de toekomst van de missie [posten van missionarissen] betekenen. De school veronderstelt immers dat de jeugd, de volwassenen en zelfs de ouderen van het dorp waar ze is gevestigd het religieuze onderricht aanvaarden. Door zoveel scholen te bouwen willen we niet zozeer een profane, dan wel een religieuze vorming geven. Wij willen vooral de jeugd vormen; de jeugd waarvan de wil gemakkelijker te kneden en te plooien is, met het oog op hun plichten en onder het juk van rechtvaardigheid en discipline. Want onderwijzen, dat is niet enkel kennis, maar ook wilskracht overbrengen. In Gods plan is deze opvoeding toevertrouwd aan de vader en de moeder omdat het een opdracht van invloed en tederheid is, maar hier moeten we zowel de ene als de andere vervangen, tegelijk vader en moeder zijn voor de christelijke of heidense kinderen. Je zou haast kunnen zeggen dat de rollen hier omgekeerd zijn, want gewoonlijk zijn het de door ons opgevoede kinderen die hun ouders onderwijzen wanneer ze ’s avonds rond het vuur zitten, of op een ander moment.
Uit: Rapport van het apostolistisch vicariaat van Nyassa (huidige Malawi). (1914).
Uittreksel uit een verslag van Mgr. Guillemé, vicaris (een functie binnen de katholieke kerk) van Nyassa (in de huidige Republiek Malawi), gericht aan de Congrégation de la propaganda Fide, de instelling die het missiewerk van de kerk organiseerde.
Bron 4:
Momenteel is de slaapziekte in Midden-Afrika onze eerste zorg, want wat wordt er van een land als zijn inwoners uitsterven? De maatregelen die zorgen voor de ontwikkeling van de bevolking, de lichamelijke en dus morele verheffing, leunen niet alleen aan bij de humanitaire beginselen waarmee de Belgen in Congo hun soevereiniteit hebben doen gelden, maar zijn een premisse voor elke echte waardering van het land. Spijtig genoeg heeft de baatzuchtige haast om grote winsten te puren uit Congo de ogen gesloten voor de meeste problemen waarvan de oplossing belangrijk is voor de duurzame welvaart van de kolonie.
Uit: Buren, R. (2008). Journal de route du prince Albert en 1909 au Congo. Les Éditions Mol.
In dit fragment is prins Albert I aan het woord. In 1909 bracht hij zijn eerste officiële bezoek aan Congo, dat het jaar voordien was overgedragen aan de Belgische staat. Enkele maanden later zou hij zijn overleden vader Leopold II als koning opvolgen. Hij was koning van België van eind 1909 tot 1934.

waarbij eerstgenoemden zwaarder worden gestraft dan laatstgenoemden. Sommige straffen zijn voorbehouden voor de Congolese bevolking, zoals de beruchte zweep of “chicotte”. Hoewel die vorm van lijfstraffen in Europa in de negentiende eeuw geleidelijk aan verdwijnt uit de rechtspraktijk, is zij nog van toepassing in de koloniale context. De koloniale overheid beweert dat zulk geweld beter geschikt is voor de “inboorlingen” die, volgens haar, met zachtere straffen de ernst van de zaak niet zouden inzien.
Bron 5:
Schilderij met afbeelding een lijfstraf in een gevangenis in BelgischCongo. Tshibumba KandaMatulu – 1885-1960 Colonie belge
Collectie Nationaal Museum van Wereldculturen
TM-5867-34 [Het Belgische koloniale regime (1885-1959)]
←
Kanda Matulu, T. (1973 - 1974).
Atrocities in the Sakania Prison, Colonie Belge (1885 - 1959) (Wreedheden in de Sakania-gevangenis, Belgische Kolonie). Tropenmuseum. Amsterdam.
Kanda Matulu (1947 - 1981) was een bekende Congolese kunstenaar wiens stijl aansloot bij de Afrikaanse populaire kunst. Toen Congo in 1960 onafhankelijk werd, was het koloniale bewind een populair thema. Op dit werk zie je een gevangenis in het Sakaniadistrict en het gebruik van de chicotte, een lange, scherpe zweep van nijlpaardenleer, die uitgroeide tot het symbool van de koloniale onderdrukking. Pas in 1959 schafte men het gebruik van de chicotte in Belgisch Congo officieel af.

Culturele interactie
Kolonisatie is meer dan een politiek of economisch project. Kolonisatie houdt ook culturele uitwisseling in. Tijdens de Belgische overheersing maken de verschillende Congolese bevolkingsgroepen zich stapsgewijs en op verschillende en complexe manieren heel wat aspecten van de westerse cultuur eigen die de Belgen met zich meebrengen. Denk bijvoorbeeld aan het christendom, de Franse taal en kledij maar ook aan nieuwe waarden en denkpatronen zoals de samenstelling van de familie, de rol van het individu en het incorporeren van de westerse concepten van tijd, eigendom en economische waarde. Daarbij is het duidelijk dat de culturele invloed van de Belgen op de Congolezen vooral groter is in de steden en belangrijke industriële en commerciële centra, de plaatsen waar de aanwezigheid van de kolonisator het grootst is. De Belgische culturele invloed is veel kleiner op het platteland waar nauwelijks witte kolonialen te bekennen zijn. Ook tussen leeftijden is er een groot verschil. Jongere generaties zijn veel sneller om zich de westerse cultuur toe te eigenen.
In 1884 maakte koning Leopold II handig gebruik van de Conferentie van Berlijn om het grondgebied dat we nu Congo noemen internationaal te laten erkennen als vrijhandelszone onder zijn bestuur. Leopold II bestuurde ‘zijn’ Congo Vrijstaat als een absolute vorst. De negatieve gevolgen voor de lokale bevolking waren immens, het geweld was extreem.
5.1 Politieke impact
Het koloniale bestuur probeerde lokale machthebbers voor zich te winnen om zijn territoriale verovering kracht bij te zetten. Plaatselijke bestuurssystemen veranderden daardoor ingrijpend. Niet alle lokale machthebbers bogen zomaar het hoofd voor de koloniale bezetter, wat leidde tot bloedige confrontaties. Om invloed op het enorm uitgestrekte en diverse terrein te kunnen uitoefenen richtte men een leger- en politiemacht op van Europeanen en (aanvankelijk) niet-Congolese Afrikanen, namelijk de Openbare Weermacht (La Force Publique). Op die manier kon de koloniale overheid haar macht tot diep in het binnenland laten voelen.
5.2 Socio-economische impact
Leopold II had hoge financiële verwachtingen van zijn nieuwste kroonjuweel en liet massaal infrastructuurwerken uitvoeren. Naast de vrijhandelszone was er het zogenaamde Kroondomein, een enorm uitgestrekt gebied dat feitelijk het privé-eigendom van Leopold II was. Daarbinnen verleende hij aan privéondernemingen concessies en monopolies om nieuwe gebieden te ontginnen in ruil voor deelname in de winst. Het verkennen, bezetten en besturen van Congo Vrijstaat kostte echter fortuinen, waardoor Leopold II in financiële nood kwam. Rubberwinning was de oplossing.
Rubber werd, door de opkomst van de rubberbandindustrie in Europa, het belangrijkste exportproduct van Congo Vrijstaat. Leopold II maande in zijn Kroondomein staatsambtenaren en vertegenwoordigers van de rubberbedrijven aan om de lokale bevolking zo veel mogelijk ivoor en rubber te laten oogsten. Congolezen werden de wouden ingejaagd om rubber te tappen van ‘wilde’ lianen. Als ze onvoldoende rubber leverden, strafte men hen gewelddadig af. Men dwong de Congolese boeren tot dwangarbeid en noodgedwongen verwaarloosden ze hun eigen gronden en boerderijen. De lokale landbouwsystemen raakten ontwricht.

De impact van de kolonisatie van Congo op demografisch vlak valt niet te onderschatten. Het precieze aantal Congolese slachtoffers in Congo Vrijstaat is moeilijk te bepalen en verschilt per regio. Vast staat dat veroveringsoorlogen, uitbuiting, gedwongen tewerkstelling, strafexpedities, bevolkingsverplaatsingen, ontwrichting van landbouw, epidemieën en introductie van nieuwe ziektes aan massaal veel Congolezen het leven hebben gekost.
5.3 Culturele impact
De aanwezige congregaties (gemeenschappen van missionarissen) beperkten zich niet tot het introduceren van het christendom. Ze legden de bevolking ook nieuwe regels op over de verhouding tussen mannen en vrouwen, gepaste kledij en andere aspecten van het dagelijkse leven. Ze trokken ten strijde tegen lokale denksystemen en rituele praktijken. Dat leidde tot een grondige ontwrichting van lokale samenlevingen. Daarnaast ontstonden nieuwe religieuze bewegingen die christelijke elementen combineerden met elementen uit plaatselijke filosofieën en rites. De missionarissen zetten ook de eerste stappen in een rudimentaire organisatie van onderwijs en gezondheidszorg.
5.4 Geweld
Begin 20e eeuw kregen getuigenissen over de geweldplegingen onder Congo Vrijstaat van een aantal protestantse missionarissen weerklank in Britse en Amerikaanse humanitaire kringen. Een onderzoekscommissie leverde een schokkend rapport af. Ook in eigen land ontstond er protest. Leopold II zag zich gedwongen om een internationale onderzoekscommissie naar Congo Vrijstaat te sturen. Het eindrapport was ontluisterend. Het werd een uitgebreid verslag over massamoorden, folteringen, verminkingen en gijzelingen. Noodgedwongen stond Leopold II in 1908 zijn kolonie af aan de Belgische staat.
5.5 Belgisch Congo
Vanaf 1908 bestuurde de Belgische staat Congo tot aan de onafhankelijkheid in 1960. De Belgische overheid had de intentie het bestuur van de kolonie over een totaal andere boeg te gooien en een einde te maken aan de ergste uitwassen van Congo Vrijstaat. Haaks op de aanvankelijke intenties bleef België haar kolonie besturen op een paternalistische en autoritaire manier. Ondanks de investeringen in onderwijs, transport en gezondheidszorg bleef Belgisch Congo een exploitatiekolonie met als hoofddoel te voldoen aan de economische doelstellingen van de Belgische staat.
← Maker onbekend. (ca. 1904). Engelse cartoon. Leopold II verdiende volgens de maker hetzelfde lot als wat hij de Congolezen had aangedaan.

Uitbreiding 3: Hoe kun je met het koloniale erfgoed van België de koloniale geschiedenis herschrijven?
Tal van monumenten, gebouwen, beelden en parken in de openbare ruimte in België zijn tot stand gekomen in de koloniale tijd. In Brussel alleen al zijn meer dan vijftig straten naar koloniale figuren vernoemd. Ook veel artistiek en literair erfgoed stamt uit het koloniale verleden. Vandaag kennen we ook de keerzijde van de medaille: de immense impact van de kolonisatie op de Congolese samenleving. Het koloniale erfgoed is zwaar beladen en krijgt vandaag een heel andere betekenis.
In deze uitbreidingsvraag onderzoek je hoe je het koloniale erfgoed, als gevolg van de veranderende beeldvorming, vanuit een hedendaags perspectief kunt herinterpreteren.
Opdrachten
1 Bestudeer bron 1 tot en met 5. Bewijs voor elke bron dat het koloniale erfgoed tot stand kwam met een bewuste strategie vanuit een koloniaal perspectief.
2 Op welke manieren kun je met de huidige kennis van het koloniale verleden, vanuit een hedendaags perspectief, het koloniale erfgoed herinterpreteren, of opnieuw presenteren?
Haal je inspiratie uit bron 1 tot en met 5.
3 Kijk jij vrijblijvend naar het koloniale verleden?
Wat zijn de belangrijke uitdagingen voor jouw generatie?
Bron 1:
Het AfricaMuseum vandaag in Tervuren, bij Brussel.
Het Paleis der Koloniën werd in 1897 gebouwd in opdracht van Leopold II om er een Congo-tentoonstelling te houden. Met verschillende attracties probeerde de oorspronkelijke tentoonstelling zo veel mogelijk toeschouwers te lokken.
Zo bootsten mensen van verschillende etnische afkomst een rivierslag tussen prauwen na op de vijvers van het park. Maar de hoofdattractie waren drie Congolese dorpen, bevolkt door 267 Congolezen, voor de gelegenheid uit Congo overgebracht. Ze waren halfnaakt en uitgedost in wat doorging voor traditionele klederdracht of in het uniform dat het detachement van de Weermacht droeg. De Congolezen stonden te kijk tussen ‘hutjes’ en bleven twee maanden in België.
Een jaar na de tentoonstelling werd het eerste Musée de Congo opgericht en in 1904 liet Leopold II het Congo-paviljoen verbouwen tot een gloednieuw Congo-museum.
Nadat het museum voor modernisering en renovatie sloot in 2013 ging het in 2018 opnieuw open als AfricaMuseum.
Bij het project waren ook Belgische academici met Afrikaanse roots betrokken. Het doel was het museum van zijn koloniale verleden te ontdoen en een nieuwe visie op de kolonisatie, ook vanuit het Congolese perspectief, uit te dragen. Het project kreeg echter te kampen met frustraties. Een groot deel van de collectie werd immers verworven door diefstal of plundering. Bovendien blijft een gebouw dat ooit in opdracht van Leopold II is gezet aan het leed van de kolonisatie herinneren.

Bron 2:
↑
Mpane, A. & Müller, J. (2019). Project in het AfricaMuseum. Het linkse beeld stond vroeger in een van de nissen van de grote rotonde van het AfricaMuseum. De stereotiepe afbeelding van de Afrikaan belichaamt de zware geschiedenis van de kolonisatie. Nu hangt er, op een korte afstand van het oorspronkelijke beeld, een semi-transparant doek waarop een ander beeld is afgedrukt (afbeelding rechts). Wellicht herken je die afbeelding wel? De overlapping van de twee beelden geeft de kijker een visuele schok.


Bron 3:
↑
Het Jubelpark in Brussel is gebouwd naar aanleiding van de vijftigste verjaardag van de Belgische staat (1880), maar was pas 25 jaar later klaar. Het werd het paradepaardje van Leopold II. Die wilde in het park grote tentoonstellingsruimten aanleggen waarin hij zijn ‘realisaties’ in Congo in de verf kon zetten. Hij financierde dat grootse project met rubberwinsten uit Congo Vrijstaat. Naar het voorbeeld van Berlijn en Parijs moest er centraal in het park een monumentale triomfboog verrijzen tussen twee tentoonstellingsgebouwen met arcaden.

Bron 4:
← Vinçotte, T. (1931). Beeldengroep ter ere van Leopold II. Oostende.
De sculptuur heeft de vorm van twee letters L, die rug aan rug staan, de bekende initialen van Leopold II. Bovenaan troont de vorst te paard. Rechtsonder staan Oostendse vissers. Zij tonen hem hun dankbaarheid voor zijn ‘weldaden’ die Oostende groot hebben gemaakt. Linksonder staat een groep Congolezen met aan hun handen verbroken slavenketens. Ze danken de koning omdat hij hen van de Zanzibari-Swahili heeft bevrijd.

In 2004 zaagde een groep lokale actievoerders de hand af van een van de Congolezen. Ze wilden duidelijk maken dat aan de handen van Leopold II Congolees bloed kleefde. Ze verwezen zo naar de dwangarbeid van de vele Congolezen in de rubberwinning. Men hakte hun handen af als ze niet voldoende rubber leverden. De actievoerders eisten dat er minstens duiding kwam op een bordje bij het beeld, zoals dat bij beelden in het Jubelpark al gebeurde. Veel Congolezen en Belgen wachten nog steeds op de verontschuldigingen van het Belgische koningshuis voor de koloniale wandaden in Congo. Voor de actievoerders was de spijtbetuiging van het koningshuis in 2021 onvoldoende.
Bron 5:
Vanuit een ethisch standpunt lijkt een verbod [op Kuifje in Afrika] meer dan billijk. De strip scheert namelijk ongekende racistische toppen. De Congolezen worden zonder meer als lui, laf, onbetrouwbaar, dom, amoreel en bijgelovig afgeschilderd. De apen spreken in grammaticaal correctere zinnen dan de Congolezen. Kuifje in Afrika is kortom een schoolvoorbeeld van de donkerste koloniale traditie in de Belgische cultuur. Waarom zou zo'n strip ongestoord op de markt aangeboden mogen worden waar hij zijn negatieve invloed op het collectieve Belgische geheugen kan blijven uitoefenen?
Ondanks mijn sympathie voor de strijdbaarheid van Mbutu en ondanks het sterke ethische argument vóór een verbod, vind ik niet dat Kuifje in Afrika zonder meer uit de rekken mag worden gehaald. Het probleem lijkt me namelijk niet zozeer in de strip te zitten, maar hoe ermee wordt omgegaan, hoe die wordt gepresenteerd en uit zijn context wordt gerukt. Lezers kunnen met andere woorden nu de indruk krijgen dat ze in een hedendaagse strip aan het lezen zijn. Dat is zonder meer onaanvaardbaar. In de plaats daarvan zou Moulinsart de huidige editie van Kuifje in Afrika op gefundeerde manier kunnen kaderen binnen de koloniale tijdsgeest. Ik stel voor dat het gebeurt in de vorm van een inleidend stripverhaal, waarin een welbespraakte Congolees op toegankelijke wijze zijn/haar mening geeft over de paternalistische, koloniale context en ideologie van het stripverhaal. Op deze manier moet Kuifje in Afrika dus niet per se op de index. Al moet de huidige editie definitief wél uit de rekken verdwijnen.
Uit: Van Hove, J. (9 september 2009). Moet ‘Kuifje in Afrika” op de index? De Wereld Morgen.
De Belgische Congolees Bienvenu Mbutu diende in 2009 een klacht in tegen uitgever Moulinsart voor de strip Kuifje in Afrika. Volgens Mbutu schetst de strip van Hergé een racistisch beeld van de Congolezen en moet de strip daarom worden verboden.
Hoofdstuk 4: Kolonialisme en modern imperialisme (19e eeuw)
Synthese III
Schema
Centraal-Afrika
- politieke diversiteit
POL
natiestaten: imperialisme
ECO industrialisering: economische crisis
SOC afschaffing trans-Atlantische slavenhandel
- innovaties: geneeskunde, technologie , filosofie
- religie: christendom
CUL
- Europese handelsposten (kusten)
contacten met mondiale handelsnetwerken
interne slavenhandel (Arabo-Swahili)
- diverse talen, culturen, tradities + uitwisseling Europeanen
- religies:
Afrikaanse cultussen
christelijke + lokale tradities
islam (Swahili-kust)
↑ Bekijk het instructiefilmpje.
Zuidoost-Azië
- Europese handelsposten
- expansie: British Empire
POL
ECO
ca. 1850: Europese exploratie Centraal-Afrikaanse binnenland
Europese geplande strategie
uitwisseling nieuwe producten (buskruit, rubber)
SOC economische verschuivingen door afschaffing Europese slavenhandel
CUL
protestants en katholiek missiewerk
SOC- ECO
CUL
MOTIEVEN:
- Civilisation: beschaving = onderwerping
- Christianity: 'redding' uit heidendom en 'bescherming' tegen islam
- Commerce: kapitalisme → exploitatie
RECHTVAARDIGING:
- ideologie: kolonialisme
- wetenschap: rassentheorie
- met behulp van stereotyperingen en propaganda
1885 - 1908: Congo Vrijstaat
impact Congolese samenleving
ontwrichting Afrikaanse politieke organisaties, onderwerping en geweld
- ontwrichting lokale economieën en landbouw, dwangarbeid, geweld
1885: Conferentie van Berlijn (wedloop om Afrika) modern imperialisme: Europese kolonisatie van Afrika en Zuidoost-Azië 1885
- demografisch: grote sterfte Congolese bevolking
- ontwrichting tradities, gewoonten, denkpatronen en levenswijze
- ontstaan Congolese kerken, rudimentair onderwijs en gezondheidszorg
EXTREEM GEWELD
Historisch denken
Je leerde de volgende historische begrippen:
1908: Belgisch Congo (Congo blijft een exploitatiekolonie.)
—cultureel: evolutietheorie, exploratie, filosofie, ideologie, kolonialisme, nationale identiteit, propaganda, rassentheorie, technologie, traditie, wereldbeeld, wetenschap
—economisch: grondstof, industrialisering, innovatie, kapitalisme, vrijhandelszone
HISTORISCHE BEGRIPPEN
—politiek : alliantie, autoritair, bestuurlijke organisatie, burgeroorlog, expansie, grootmacht, imperialisme, invloedssfeer, kolonie, kolonisatie, kolonisator, Kroondomein, machtsstructuur, machtsverhouding, metropool, mogendheid, natiestaat, politieke ideologie
—sociaal: demografie, diversiteit, etniciteit, geweld, gezondheidszorg, paternalisme, polygamie, racisme, ras, slaafgemaakte, slavernij, superioriteitsgevoel, uitbuiting, wij-zij-denken
Ook deze structuurbegrippen kwamen aan bod: beeldvorming – contextualiseren – factor – gevolg – intern – lokaal – manipulatie –motief – perspectief – regionaal – stereotypering (stereotype) – subcontinent –vooroordeel
STRUCTUURBEGRIPPEN
Je leerde in dit hoofdstuk denken als een historicus. Je leerde dat de betekenis van historische begrippen kan veranderen en je reflecteerde over propaganda. Herlees en studeer de kaders historisch denken op p. 116 en 131.
Bekijk op iDiddit welke doelen je moet halen als je dit hoofdstuk studeert.
Beantwoord de onderzoeksvraag.
Analyseer opnieuw de algemene onderzoeksvraag waaraan je in dit hoofdstuk werkte. Herlees de inleiding, herbekijk de routekaart die je aflegde en herneem ook de conclusies van elke historische vraag. Als hulpmiddel vind je hieronder een schematisch overzicht van belangrijke fenomenen uit de moderne tijd. Welk effect hadden die op het imperialisme in de 19e eeuw? Werk dit eerst verder uit in een mindmap en beantwoord vervolgens de onderzoeksvraag.
Waarom noemt men de 19e eeuw de periode van modern imperialisme? →
kapitalisme
wetenschappelijke innovaties
MODERN IMPERIALISME
militaire technologie
industrialisering
nationalisme
ideologie kolonialisme
Doorloper Migratie
↑ Maker onbekend. (1910). Italiaanse immigranten bij de immigratiecontrole op het eiland Ellis in de baai van New York.
Deze Italiaanse immigranten wachten in 1910 op Ellis Island om de Verenigde Staten binnen te mogen. Ze dragen een Immigrant Identification Tag met hun naam, afkomst en bestemming. Miljoenen migranten verzamelden tussen 1892 en 1954 op dit eiland in de schaduw van het Vrijheidsbeeld. Het eiland deed toen dienst als grenspost. Nu is het een indrukwekkend migratiemuseum.

In deze doorloper neem je concrete voorbeelden van migratie onder de loep. Migratie is van alle tijden, maar het beroert de samenleving en het debat vandaag heel erg. Was dat altijd al zo?
Waarom is migratie een omstreden maatschappelijk thema?
Deelvraag 1:
Waarom migreerden mensen vóór de hedendaagse tijd?
60 000 jaar geleden verliet de Homo sapiens het continent Afrika. Het was de eerste migratie van onze soort, die sindsdien is blijven verhuizen en bewegen over de planeet. Tijdens die eerste millennia gingen mensen dankzij migratie steeds meer verschillen van elkaar. Denk aan huidskleur, kunst- en cultuuruitingen en talen.
De laatste 500 jaar lijkt een omgekeerde beweging begonnen: mensen beginnen dankzij migratie steeds meer op elkaar te lijken. ‘Mondialisering’ is het nieuwe sleutelwoord. Niet alleen het aantal migranten, maar ook de snelheid waarmee mensen en culturen elkaar ontmoeten, is sinds de vroegmoderne tijd blijven stijgen.
Wat dreef mensen ertoe om vóór de hedendaagse tijd te migreren? En is er een evolutie merkbaar in de redenen waarom mensen migreerden?
Opdrachten
1 Migratie-onderzoek spreekt vaak over push- en pull-factoren om te verklaren waarom mensen migreren: redenen om te vertrekken (push) en redenen om naar een bepaalde plek te gaan (pull).
Ga in de bronnen op zoek naar zulke factoren en rangschik ze volgens de vier maatschappelijke domeinen van het historisch referentiekader.
2 Zoek voor elk motief uit opdracht 1 een actuele, hedendaagse variant. Baseer je op voorbeelden uit de voorbije jaren of op voorbeelden van vandaag. Beschrijf vervolgens de gelijkenissen en verschillen tussen het (vroeg)moderne en het hedendaagse motief.
Bron 1: Verdrijving joden (1100 - 1600)
← In het middeleeuwse en vroegmoderne Europa waren joden en moslims vaak het mikpunt van verbanningen en vervolgingen. De grootste en langdurigste uitzettingen vonden plaats in Spanje (1492). Met name 200 000 conversos (bekeerlingen) die ervan werden verdacht in het geheim nog het joodse geloof aan te hangen, moesten het land verlaten. Een eeuw later ondergingen duizenden moriscos (bekeerde moslims) hetzelfde lot.
Bron 2:
Jürgen Andersen uit Sleeswijk-Holstein zag dat zijn ouders te arm waren om hem te onderhouden, zodat hij zijn ‘Brodt unter Fremden suchen musste’. Alvorens bij de VOC in dienst te gaan, was hij een tijd musketier in Duitsland: de oorlog trad hier op als werkgever.
Het omgekeerde kwam ook voor. De achttienjarige Johann Sigmund Wurffbain, die in Nederland al ervaring in de koopmansstiel had opgedaan, keerde in 1632 terug naar zijn geboortestad Neurenberg. De Dertigjarige Oorlog [een reeks bloedige oorlogen in het Duitse rijk] verliep echter zo rampzalig dat de handel geheel te gronde werd gericht en er geen hoop op herstel bestond. Daarom nam Wurffbain het besluit zijn geluk in Oost-Indië te beproeven.
Ook om het geloof moesten velen hun land verlaten. Een Duitser die zich in Batavia [het huidige Jakarta] bevond, schreef in 1645 dat hij tot zijn ‘droeffheyt’ begreep dat ‘onse waere gelooffs genooten [Lutheranen] veele plaatsen en steden in Duijtslandt vermits de bloedigen ende lancdurigen oorlogen 't eenemael verlaeten’ en zich dus in Hollandse steden vestigden.
Ook kon de oorlog iemands terugkeer naar huis belemmeren. Toen Samuel Brun, een chirurgijn uit Bazel, in 1620 na een reis naar Guinea aankwam in Amsterdam, wilde hij terug naar Zwitserland. Toen hij echter vernam dat de Spaanse generaal Spinola er op veldtocht rondtrok, zag hij daarvan af. Het risico om door Duitsland te reizen vond hij te groot en hij monsterde aan bij de West-Indische Compagnie. (…) Een koopmanszoon uit Neurenberg verliet op negentienjarige leeftijd het ouderlijk huis omdat zijn vader hem tegen zijn zin tot koopman wilde maken en hij bovendien niet met zijn stiefmoeder kon opschieten. Een jongeman van 21 jaar verliet Saksen vanwege ‘die schädliche Pest’. Anderen sloegen op de vlucht voor schuldeisers na een faillissement, of voor een juridische vervolging na moord of doodslag.
Naar: Van Gelder, R. (1997). Het Oost-Indisch avontuur: Duitsers in dienst van de VOC (1600-1800). Boom Uitgevers.
De Verenigde Oost-Indische Compagnie, kortweg de VOC, werd in 1602 opgericht in de Republiek der Nederlanden. Je kunt de VOC als een van de eerste multinationals beschouwen. Ze had vestigingen in heel Zuid-Azië en had op haar hoogtepunt 25 000 werknemers in dienst. Daar zaten veel Duitsers bij.
Bron 3:
← Maker onbekend. (14 juli 1917). Soldaten en mannen van het Chinese Labour Corps in Frankrijk.

Nadat de slavernij in de meeste Britse koloniën was afgeschaft, zochten plantagehouders compensatie voor hun verloren werkkrachten. Over de hele wereld begon daarop een zoektocht naar contractarbeiders.
Bij contractarbeid zitten arbeiders vast aan een exclusief contract met één werkgever.
Op de foto zijn Chinese contractarbeiders aan het werk op de werf van Caëstre (Kaaster) aan hout voor de spoorwegbouw. Gedurende de Eerste Wereldoorlog kwamen 134 000 Chinezen naar Frankrijk en België. De meesten kwamen uit de landbouwgebieden in NoordChina en konden niet lezen en schrijven. Ze waren niet op de hoogte van de gruwelen in Europa. Hoewel ze vertrokken waren met de belofte van veilig werk voor een mooi loon, werden de meesten aan het front ingezet voor erg zware (en gevaarlijke) klussen. Vergeleken met de plaatselijke bevolking kregen ze een laag loon en hadden ze vaak te weinig te eten. Bovendien hielden vooral de Britten hen strikt gescheiden van de rest van de bevolking.
← Maker onbekend. (1920). Familie Poolse joden. Deze familie wacht in Danzig (het huidige Gdansk) op een schip dat hen via Antwerpen naar de VS zal voeren. Tussen 1870 en 1914 verlieten meer dan twee miljoen joden Oost-Europa. Ze vertrokken omdat ze bang waren voor pogroms (vervolgingen) in het Russische en OostenrijkHongaarse rijk en omdat ze hun armoedige situatie wilden ontvluchten.
Afbeelding 1: Cassiers, H. (1899). Poster voor de Red Star Line: Antwerpen – New York.

Afbeelding 2: Maker onbekend. (ca. 1930). Oost-Europese migranten schepen in de derde klasse in op een schip van de Red Star Line in Antwerpen.

De omvangrijkste vrijwillige migratie ooit vond plaats in de periode 1836 - 1914, toen 30 miljoen Europese migranten de Atlantische Oceaan overstaken naar de Verenigde Staten. Meestal ontvluchtten ze de zware levensomstandigheden in hun thuisland terwijl er in de VS een grote vraag was naar industrie- en landarbeiders. De enige manier om die overtocht te maken was per boot. Daarom richtten ondernemers uit Philadelphia en Antwerpen in 1872 de Red Star Line op. Tijdens de hoogtijdagen van de lijn vertrokken elke week twee schepen naar Noord-Amerika. De lijn voer tot 1934 en bracht ongeveer 2,5 miljoen passagiers over de Atlantische Oceaan.

Deelvraag 2:
Wat beïnvloedde (vroeger en nu) de kijk op migratie?
Hoe werden migranten ontvangen in hun nieuwe gastland? Dat wilde wel eens verschillen. In sommige periodes werden nieuwkomers met open armen ontvangen, vaak omdat men om goedkope werkkrachten verlegen zat, of omdat men bepaalde kennis goed kon gebruiken. In andere periodes bleef de deur hermetisch dicht.
In veel landen, zoals de VS, België en Australië, laat het immigratieverhaal zich als een golfbeweging lezen: na een aarzelende start volgt een steeds snellere toename van het aantal immigranten, waarna onvermijdelijk een terugval komt, vaak als de economie begint te sputteren. Het wordt dan steeds moeilijker om het land binnen te raken, al geldt dat zeker niet voor iedereen. Binnen bepaalde regio’s zie je ook verschuivingen. Zo waren Vlaanderen en Italië lang gebieden waaruit mensen vertrokken. Tegenwoordig is Italië vaak het eerste land waar bootvluchtelingen uit Afrika aan land gaan.
Opdrachten
1 Beschrijf de context van bron 1 en 2 (en bron 4 op iDiddit). Besteed aandacht aan zowel de geografische elementen als de specifieke kenmerken van de migrantengroep (nationaliteit, sociale status, reden van migratie).
2 Onderzoek met behulp van bron 1 en 2 (en bron 4 op iDiddit) welke beeldvorming over migranten aanwezig was.
3 Verklaar vanuit de bronnen welke factoren het beeld op migranten beïnvloeden: waar komt dat perspectief vandaan?
4 Vergelijk bron 2 en 3. Wat valt je op? Hoe verklaar je die verschuiving in perspectief en normen?
Bron 1a:
02g BRONNEN
Tussen 1820 en 1860 maakten Ierse migranten een derde uit van alle migranten in de VS. Het merendeel van hen was katholiek, niet evident in een land waar de meerderheid van de bevolking protestants was. Van alle migranten die in de VS ontscheepten, was tegen 1840 zelfs meer dan de helft van Ierse origine.

↑ Maker onbekend. (1850). Cartoon van een Ierse en Duitse migrant die de stembus stelen. De cartoonist drukt de vrees uit dat kiezers met een migratieverleden te veel politieke macht zouden krijgen.
↑ Maker onbekend. (1871). Cartoon van katholieke bisschoppen in de VS. De bisschoppen kruipen als ‘krokodillen’ op de oevers van de VS, en bedreigen de kinderen en hun scholen. Een protestantse priester beschermt hen.

Bron 1b:
Maker
VS-president John
was de
van
Ierse immigrant die in 1849 de oversteek naar de VS maakte. De Duitse raketingenieur Von Braun ontwikkelde in opdracht van Hitler de beruchte V2-raket, die tijdens de Tweede Wereldoorlog als terreurwapen op geallieerde steden (waaronder Antwerpen) afgevuurd werd. Tijdens de geheime Operatie Paperclip (1945) kregen ongeveer 1 600 nazi-wetenschappers (waaronder Von Braun) op het einde van de oorlog onderdak in de VS. De CIA regelde verblijfspapieren en een baan. De meesten gingen voor de overheid en NASA werken. Von Braun ontwikkelde de rakettechnologie die NASA hielp om de eerste man op de maan te zetten.
Bron 2a:
Behalve in de mijngangen hadden Belgen en Italianen zo goed als niets met elkaar te maken. De Italianen woonden op het mijnterrein in hun houten barakken die soms twee, drie kilometer van de dorpskern of het centrum verwijderd lagen. (…) Het was voor Italianen ook niet evident om een huis te huren. Meer dan eens hingen er bordjes
‘Ni chiens, ni Italiens’ voor de ramen.
‘In het begin bekeken de Belgische buren ons wantrouwend’, zegt Calogero Caliota.
‘Wij waren de hongerlijders, de “macaroni’s” noemden ze ons. In hun ogen waren we vuil. Mijn moeder herinnert zich dat de buurvrouwen bijdraaiden toen ze zagen dat haar wasgoed altijd smetteloos was. Stilaan begonnen ze ook al eens met elkaar te praten. Als immigrant moet je je altijd bewijzen. Altijd beter doen dan de anderen.'
Uit: Van Poucke, S. (2007). Ciao Belga: de geschiedenis van de Italo-Belgen. Meulenhoff / Manteau.
Bron 2b:
Geruïneerd door de oorlog, overbevolkt, bevat Italië een reservoir aan werkkrachten van uitstekende kwaliteit, die weinig eisen stellen. Duizenden, wellicht miljoenen, Italianen wachten ongeduldig op het openen van de grenzen, om te kunnen vertrekken naar Frankrijk, Australië of de Amerika’s: landen die hen – zo geloven ze – zullen belonen voor hun inspanningen en die hun materiële en morele rust zullen bieden waar ze zich in Italië niet van verzekerd weten. (…) In die omstandigheden ziet het ernaar uit dat België in Italië een behoorlijke groep mijnwerkers kan vinden, ervaren of minstens kneedbaar, van wie er velen al in onze mijnen gewerkt hebben, terwijl de anderen gelukkig zullen zijn om te kunnen genieten van onze arbeidsvoorwaarden.
Uit: D'Aspremont Lynden, G. (28 mei 1946). Brief vanuit Rome aan Paul-Henri Spaak. Geciteerd in: Naegels, T. (2021). Nieuw België, een migratiegeschiedenis (1944-1978). Lannoo.
Geoffroy D’Aspremont Lynden was een diplomaat en Spaak was de Belgische minister van Buitenlandse Zaken.


Bron 3:
← Salvini, M. (27 maart 2019). Tweet als reactie op een krantenartikel in La Stampa.

Als antwoord op de vele Afrikaanse migranten die per schip naar Europa wilden vluchten, tweette Matteo Salvini, toen Italiaans minister van Binnenlandse Zaken: ‘Dat zijn geen schipbreukelingen maar piraten, ze weten dat ze Italië enkel door een verrekijker zullen zien.’

Bron 4:
Op iDiddit vind je twee bronnen over de relatie tussen
Australië en migratie: het artikel Streng, strenger en dan nog het Australische asielbeleid dat Iris Ludeker schreef voor Trouw.nl en een grafiek van de evolutie in het aantal internationale studenten.
Deelvraag 3:
Wat hebben de migraties uit Syrië en Tuvalu gemeen?
Ondanks de weerstand en onverschilligheid van sommige politici hebben klimaatwetenschappers vastgesteld dat door de opwarming van de aarde de biodiversiteit afneemt, de oogstopbrengsten dalen en we vaker te maken krijgen met extreme weersomstandigheden. Tyfoons, overstromingen, hittegolven en orkanen hebben al enorm veel levens gekost en volksverhuizingen op gang gebracht.
Toch zijn onderzoekers het niet eens over de toekomstige impact van klimaatverandering op migratie. Zo zijn extreme weersomstandigheden in het verleden zelden de oorzaak geweest van (verre) migratie. Mensen verhuizen wel, maar de afstand blijft beperkt. Meer dan het klimaat lijkt de levensstandaard de doorslag te geven of mensen emigreren: wie genoeg geld heeft, verhuist.
Opdrachten
1 De bronnen zoomen in op twee cases: Syrië en Tuvalu. Beschrijf de context van beide cases op basis van online informatie.
2 Vergelijk de twee cases op vlak van oorzaken.
3 In Europa heerst er soms onrust over de ‘vluchtelingenstroom’ die de komende decennia op het continent dreigt af te stevenen. Wat kun je op basis van de grafiek (bron 1b) en de kaart (bron 2b) besluiten over die onrust?
4 De term ‘klimaatvluchteling’ duikt steeds vaker op. Toon aan dat het niet altijd eenvoudig is om te bepalen wie je tot die groep mag rekenen.
Bron 1a:
De ‘ergste droogte ooit gemeten in de regio’ zou de landbouw tussen 2006 en 2010 hebben vernietigd in de graanschuur van Noord-Syrië en de boeren naar de steden hebben gedreven. Daar leidden armoede, wanbeheer door de overheid en andere factoren tot de onrust die uiteindelijk ontvlamde in de lente van 2011. ‘We stellen niet dat de droogte de oorlog heeft veroorzaakt, maar ze hielp de zaken escaleren tot een open conflict’, verduidelijkt Richard Seager, klimaatwetenschapper. Ook Doreen Stabinsky, hoogleraar Internationaal Milieubeleid, benadrukt dat de Syrische oorlog een complexe situatie is. ‘Toch weten we zeker dat landbouwproductie een van de eerste slachtoffers is van de klimaatramp die zich aan het voltrekken is. Als gevolg daarvan zullen we ook op korte termijn grote volksverhuizingen meemaken, binnen een land maar ook tussen verschillende landen.’ (…)
De regio heeft altijd al wispelturig weer gekend. Maar aan de hand van bestaande studies en hun eigen onderzoek toonden de auteurs aan dat het gebied sinds 1900 met 1 tot 1,2 graden Celsius is opgewarmd, terwijl er 10 procent minder neerslag valt in het regenseizoen. Andere onderzoekers hebben op lange termijn een trend van droogte vastgesteld in het volledige mediterraan gebied. Ze wijten dit minstens deels aan de klimaatverandering. (…)
De gevolgen van de droogte lieten zich onmiddellijk voelen. Landbouwproductie, die normaal goed was voor een vierde van het Syrische bruto binnenlands product, viel terug met een derde, aldus de studie. In het zwaar getroffen noordoosten van het land werd de veestapel bijna volledig gedecimeerd, verdubbelden de graanprijzen en was er een forse stijging van voedingsgerelateerde ziekten bij kinderen. Maar liefst 1,5 miljoen mensen vluchtten van het platteland naar de periferie van de steden, die al een instroom van vluchtelingen had als gevolg van de oorlog in buurland Irak.
Uit: Deen, T. (20 januari 2021). Klimaatverandering deed Syrische bom barsten. IPS.
De Syrische burgeroorlog bracht een enorme vluchtelingenstroom op gang. Door de gruwel ontvluchtte de helft van de 23 miljoen inwoners hun huis.
Bron 1b: Geschatte aantal Syrische vluchtelingen per land in 2017
Bron: StatistaCharts, met data van Pew Research Center. www.statista.com ↑




Bijna 13 miljoen Syriërs zijn op de vlucht. De grafiek toont de tien landen met het grootste aantal Syrische vluchtelingen. Landen met minder dan 1 000 vluchtelingen staan niet in de grafiek.
Bron 2a:






Simon Kofe, de minister van Buitenlandse Zaken van Tuvalu, gaf in 2021 een speech voor de klimaatconferentie in Glasgow met zijn knieën in het zeewater. Tuvalu is een eilandstaat die door de stijgende zeespiegel dreigt te verdwijnen.

Bron 2b: Migratie uit de eilandstaten in de Stille Oceaan (2005 - 2015)
↑
In Tuvalu zijn de 11 000 inwoners er steeds meer van overtuigd dat migratie de enige optie wordt als de zeespiegel blijft stijgen, als overstromingen en periodes van droogte blijven toenemen en als het zoute water de grond blijft indringen. Tussen 2015 en 2055 zal de bevolking van Tuvalu nog toenemen met 22 %. In die periode zal 70 % van de bevolking op Tuvalu verhuisd zijn. Het aantal emigraties uit Tuvalu zal in die periode verdubbelen.

Synthese
Historisch denken
Je leerde de volgende historische begrippen: —sociaal: emigratie, immigratie, klimaatvluchteling, migratie, mondialisering
Ook deze structuurbegrippen kwamen aan bod: beeldvorming – continent – impact – oorzaak – perspectief – regio
Je leerde in deze doorloper denken als een historicus. Je onderzocht het belang van perspectief in de contacten tussen verschillende samenlevingen zowel vroeger als nu.
Beantwoord de onderzoeksvraag.
Herlees de onderzoeksvraag waaraan je in deze doorloper werkte. Verzamel alle elementen die je nodig hebt om de vraag te beantwoorden. Kun je zelf nog argumenten toevoegen of nuanceren? Formuleer een besluit met behulp van het argumentatieschema hieronder.
Waarom is migratie een omstreden maatschappelijk thema?
Reden van migratie:
Verschil in perspectief:
PUSH:
PULL:
Verwachtingen?
Verwachtingen?
Wat na aankomst?
Besluit:
Werkelijkheid?
Verwelkoming of afwijzing?
Hoofdstuk
De Eerste Wereldoorlog (1914 - 1918) 5
↑ Kollwitz, K. (1932). Treurend Ouderpaar. Diksmuide. Achteraan op de Duitse militaire begraafplaats in Vladslo (een deelgemeente van Diksmuide, WestVlaanderen) zitten twee geknielde figuren op een sokkel. Zij stellen het Treurend Ouderpaar van de Duitse kunstenares Käthe Kollwitz voor en staan opgesteld voor het graf van haar zoon Peter Kollwitz. Peter sneuvelde als Duitse soldaat op achttienjarige leeftijd aan het begin van de Eerste Wereldoorlog. Rechts knielt zijn vader met de armen krampachtig om het lichaam geslagen. Links zit zijn moeder: voorovergebogen, één en al verdriet. Heel het verdere leven van Kollwitz stond in het teken van haar kunst, waarin zij oorlogsleed aanklaagde. Toen ze in 1932 naar België kwam om de beelden een plaats te geven, verbaasde het haar dat de Belgische arbeiders zo behulpzaam waren voor een Duitse als zij.

In dit hoofdstuk onderzoek je hoe de Eerste Wereldoorlog haar wereld en die van honderdduizenden anderen door elkaar schudde. Het Treurend Ouderpaar staat daar symbool voor.
Hoe schudde de Eerste Wereldoorlog de wereld door elkaar?
Historische vraag 1: Uitbraak Eerste Wereldoorlog
Op onderzoek II
Uitbreiding 1: Was Duitsland de schuldige van de Eerste Wereldoorlog?
Wat weet je al? I
Je leerde al hoe imperialistische ambities landen ertoe aanzetten extra grondgebied te zoeken. Op iDiddit vind je een kaart van het Romeinse rijk (Sapiens 2) en het Spaanse gebied rond 1600 (Sapiens 4). Vergelijk beide bronnen. Verklaar de verschillen en gelijkenissen tussen de imperialistische ambities van het Romeinse en het Spaanse rijk. Gebruik daarbij de termen: imperium, imperialisme, Europese expansie, kolonie, continentaal en maritiem.
Historische vraag 2: Hoe was het leven aan het front tijdens de Eerste Wereldoorlog?
Historische vraag 3: Hoe veranderden industrie en wetenschap de oorlogsvoering tijdens de Eerste Wereldoorlog?
Historische vraag 4: Welke impact had de Eerste Wereldoorlog op de Russische bevolking?
Historische vraag 5: Hoe beleefde de Belgische bevolking de Eerste Wereldoorlog?
Uitbreiding 2: Waarom is de herinnering aan 24 en 25 april 1915 zo verschillend in Australië, Armenië en Turkije?
Historische vraag 6: Hoe werden de militaire begraafplaatsen plaatsen van herinnering?
Situeren in tijd
Situeren in tijd
1882: Triple Alliantie
1899: Eerste conferentie van Den Haag over oorlogsrecht
← Golia. (1914). L'ingordo (De veelvraat) / Trop Dur (Te hard). Deze Italiaanse prent spot met de imperialistische ambities en de daarmee samenhangende Weltpolitik van Wilhelm II.
1907: Triple Entente


1900
4 augustus 1914: Duitse troepen vallen België binnen. Groot-Brittannië verklaart de oorlog aan Duitsland.
28 juni 1914: Moordaanslag op Franz Ferdinand en zijn echtgenote Sophie

↑ Bezetting van België door het Duitse leger op de Place du Marché, Nieuwe Graanmarkt in Brussel. (augustus 1914).
↑ Arrestatie van Gavrilo Princip. (28 juni 1914).

Recent is er twijfel ontstaan of het Princip zelf is die op de foto gearresteerd wordt of Ferdinand Behr, een onschuldige omstaander.
24 mei 1915: ‘Officieel’ begin van de Armeense volkerenmoord op de Turken
23 juli 1914: Oostenrijk-Hongarije stelt een ultimatum aan Servië (keerpunt).
25-26 augustus 1914: De brand van Leuven
oktober 1916: Verordening tot verplichte tewerkstelling in Duitsland
↑
De helden van België in 1914. (ca. 1916). Op deze briefkaart hijsen Duitse trollen de vlag van beschaving en menselijkheid boven de steden Leuven en Luik.
31 juli - 10 november 1917: Derde slag om Ieper, ook bekend als de slag om Passendale
© Granger
Soldaten bemannen een machinegeweer bij de Slag van Passchendaele. (1917).
februari - december 1916: Slag van Verdun

11 november 1918: Wapenstilstand

Strasbourgmonument in Parijs. (1918). Het Strasbourgmonument was jarenlang met een zwarte rouwband omgord omwille van het verlies van Elzas-Lotharingen aan het Duitse keizerrijk. Op de dag van de ondertekening van de Wapenstilstand bedekte men het met bloemen.
28 juni 1919: Ondertekening van het Verdrag van Versailles en het Handvest van de Volkenbond
25-26 oktober 1914: De IJzervlakte wordt onder water gezet.
juli - november 1916: Slag aan de Somme 1920
← Woodrow Wilson in Parijs. (14 december 1918). Parijs begroet Wilson wanneer die, als eerste Amerikaanse president ooit, naar Europa komt om de Vrede van Versailles met het overwonnen Duitsland te onderhandelen. Een uitzinnig publiek juicht de president toe.
1 augustus 1914: Duitse oorlogsverklaring aan Rusland
Mobilisering van Duitse troepen. (2 augustus 1914). © Science History Images / Alamy

8-15 maart 1917: Februarirevolutie in Rusland
7 november 1917: Oktoberrevolutie in Rusland ↑ Illustratie van Lenin. (1917).


Lenin keert met Duitse steun terug uit ballingschap om in Rusland zijn revolutie te verspreiden.
3 maart 1918: Vrede van Brest-Litovsk
Historische vraag 1:
Uitbraak Eerste Wereldoorlog
Aan het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog gingen decennia van spanningen vooraf die zich langzaam opbouwden. In wat volgt vind je verschillende bronnen over die periode. Zoals je merkt, is de titel hierboven geen historische vraag. Dit keer moet je immers zelf een historische vraag formuleren die je op basis van de bronnen kunt beantwoorden.
Opdrachten
1 Maak een mindmap of schema op basis van de inhoud van de bronnen. Zoek daarbij ook naar gemeenschappelijke elementen tussen de bronnen.
2 Formuleer nu zelf een historische vraag die je kunt beantwoorden met die bronnen. Noteer die boven jouw mindmap of schema.
3 Vergelijk jouw oplossing met die van een klasgenoot. Vraag je daarbij af: Wat ben ik vergeten? En ook: Waar heb ik meer nadruk op gelegd?
4 Beantwoord jouw historische vraag op basis van de bronnen en de tijdlijn.
Bron 1: Europa (1914 - 1918)
1 Welke allianties waren er tussen de jaren 1882 en 1918? Hoe evolueerde de samenstelling daarvan?
2 Waar lagen er verschillende fronten doorheen Europa in 1917?
Hoofdstuk 5: De Eerste Wereldoorlog (1914 - 1918)
Bron 2:
Maker onbekend. (ca. 1912). Anti-sociaaldemocratische briefkaart. Deutsches Historisches Museum. Berlijn.

Bovenaan staat: ‘Die Sozialdemokratie gegen Weltpolitik. Gegen Kolonien. Gegen Heer und Flotte!’ (De sociaaldemocratie tegen de wereldpolitiek. Tegen koloniën. Tegen het leger en de vloot!)
Onderaan staat: ‘Nieder mit den roten Vaterlandsverrätern!’ (Weg met de rode verraders van het vaderland!)
Op de taart staat: ‘Die Weltverteilung’ (De verdeling van de wereld).
De term ‘Weltpolitik’ was een gangbare opvatting onder Duitsers die meer aanzien in de wereld wilden: Duitsland kende immers een sterke economische groei en het land deed het ook goed op wetenschappelijk gebied. Weltpolitik betekende dat Duitsland op zoek ging naar winstgevende koloniën en daarmee haar imperialistische ambities onderstreepte. Niet iedereen stond achter die keizerlijke koloniale ambities: de socialisten, tal van liberalen en gematigde politici keerden zich tegen de Weltpolitik, in tegenstelling tot de Duitse nationalisten en christendemocraten. Andere landen die van de taart eten zijn (van links naar rechts): Frankrijk, Italië, de Verenigde Staten en Engeland. Vooral met dat laatste land wilde de Duitse keizer Wilhelm II zich meten: uiteindelijk draaide dat uit op een wapenwedloop op zee.
Bron 3:
← Schulz, W. (1912). Duitsland en Engeland. Simplicissimus. Deze spotprent verscheen in het Duitse satirische tijdschrift Simplicissimus. Op de prent staan een Britse en Duitse matroos tegenover elkaar met als onderschrift: ‘Hoe kunnen we elkaar op deze manier de hand schudden?’

Vóór 1914 zette een sterke internationale vredesbeweging zich ervoor in oorlog uit te bannen of op zijn minst te beperken. Ze kon de wapenwedloop geen halt toeroepen. Tijdens de laatste jaren voor de Eerste Wereldoorlog nam de wapenwedloop toe, op zee en op het land.
In 1914 bedroegen de investeringen in defensie in Frankrijk zo'n 57 miljoen pond, in Groot-Brittannië zo'n 76 miljoen pond en in Rusland zo'n 88 miljoen pond. Duitsland – dat tussen 1870 en 1914 zijn defensie-uitgaven vertienvoudigd had – was op dat moment de absolute koploper met zo'n 110 miljoen pond.
Bron 4:
← Het uniform inclusief bloedsporen dat aartshertog Franz Ferdinand, troonopvolger in de dubbelmonarchie Oostenrijk-Hongarije, droeg op de dag van zijn dood op 28 juni 1914. Als de kogel uit het geweer van de Bosnisch-Servische nationalist Gavrilo Princip die dag toevallig enkele millimeters meer naar links of rechts was gevlogen, dan had het verleden er anders kunnen uitzien. Hoe dan ook: Oostenrijk richtte zich tegen Servië, het land dat men ervan verdacht de aanslag te hebben georkestreerd.

Bron 5:
‘Citoyens, ik wil u vanavond zeggen dat Europa zich in de afgelopen veertig jaar nooit zo bedreigd en tragisch heeft gevoeld als nu, nu ik de verantwoordelijkheid heb om u toe te spreken. Ah! Burgers, ik wil geen gitzwart beeld schetsen, ik wil niet zeggen dat de diplomatieke breuk waarvan wij een half uur geleden het nieuws ontvingen, tussen Oostenrijk en Servië noodzakelijkerwijs betekent dat er een oorlog tussen Oostenrijk en Servië zal uitbreken, en ik zeg niet dat als er een oorlog uitbreekt tussen Servië en Oostenrijk het conflict zich noodzakelijkerwijs zal uitbreiden naar de rest van Europa, maar ik zeg dat we op dit moment een verschrikkelijke kans tegen ons hebben, tegen de vrede, tegen het leven van de mensen, waartegen de proletariërs van Europa alle mogelijke inspanningen van opperste solidariteit zullen moeten leveren.’
Uit: Jaurès, J. (25 juli 1914). Redevoering in Lyon-Vaise.
Jean Jaurès (1859 - 1914) was een voorman van de Franse socialisten. Hij werd vermoord op 31 juli 1914, net voordat het Franse leger werd gemobiliseerd. De dader was een Franse nationalist en de reden was zijn aanhoudende verzet tegen gewapende conflicten. Jaurès hield deze redevoering in Lyon-Vaise op 25 juli 1914, zes dagen voor zijn dood.
Lees op iDiddit een uitgebreid relaas van de moordaanslag door Princip.
1 Oorzaken van de Eerste Wereldoorlog (1914 - 1918)
1.1 Het jaar 1871
Eind 19e eeuw had Frankrijk één belangrijke alliantie in Europa, en dat was die met Rusland. Duitsland grensde daardoor aan weerskanten aan vijandige mogendheden: Rusland in het oosten en Frankrijk in het westen. Het gevolg was dat Duitsland nog dichter naar zijn bondgenoot Oostenrijk-Hongarije werd gedreven. Het voelde zich immers bedreigd door de enorme mankracht die Rusland in de strijd zou kunnen werpen.
Het Duitssprekende midden van Europa was eeuwenlang versplinterd en zwak geweest; nu was het verenigd en sterk. Frankrijk daarentegen was nog aan het bekomen van de onverwachte Franse nederlaag in de Frans-Pruisische oorlog van 1871 en de annexatie van Elzas-Lotharingen, al blijft het een open vraag hoeveel Fransen de ‘verloren provincies’ Elzas-Lotharingen echt betreurden. Voor de meeste Fransen uit de jongere generatie was die territoriale wijziging immers iets uit het (verre) verleden.
1.2 ‘Wereldpolitiek’ en kolonialisme
Wilhelm II wou met zijn Weltpolitik (wereldpolitiek) Duitsland op mondiaal niveau in het centrum van de macht plaatsen. Een groter Duitsland met imperialistische ambities wilde dan ook de nog te verdelen overzeese gebieden onder controle krijgen. Op koloniaal vlak stond Duitsland erg zwak en veel winstgevende gebieden vielen er niet meer te koloniseren. De Fransen en vooral de Britten waren hen immers voor geweest. De confrontatie zou Europees verlopen.
1.3 Allianties en wapenwedloop
De vlootwedloop was voor Duitsland noodzakelijk om een Weltpolitik te voeren en om Engeland uit de eigen invloedssfeer op zee te houden. Beide landen gingen dus tegen elkaar op investeren in de verdere uitbouw van hun vloot. Hoewel Duitsland massaal investeerde in zijn marine, kwam het nooit in de buurt van de omvang van de Britse vloot. Toch voelde het voor Groot-Brittannië als een bedreiging en het land sloot daarom in 1904 een verdrag met Frankrijk: de Entente Cordiale. De Fransen verzekerden zich, na hun bondgenootschap met Rusland, nu dus ook van Britse steun.
Duitsland ging ervan uit dat Rusland op lange termijn de sterkste tegenstander of bondgenoot zou zijn. Uiteindelijk koos Rusland echter voor een verbond met Groot-Brittannië, waarna de tegenstellingen tussen de twee blokken verhardden. Zowel de Centralen, of Triple Alliantie, (Duitsland, Oostenrijk-Hongarije en aanvankelijk Italië) als de Triple Entente (Frankrijk, Groot-Brittannië en Rusland) bouwden een arsenaal aan wapens op in een onderlinge wapenwedloop. Het ene land kon zich al sterker militair ontplooien dan het andere. Zo stonden de Duitsers wat betreft slagkracht op het land veel sterker dan op zee.
1.4 Het schot van Sarajevo, de aanleiding voor de Eerste Wereldoorlog
Doordat verschillende grootmachten naar invloed in de Balkan streefden, en door de onderlinge rivaliteit tussen de Balkanlanden, was dat gebied in Europa een haard van onrust. Vlak voor de Eerste Wereldoorlog braken er twee Balkanoorlogen uit, waarbij vooral het Ottomaanse rijk grote verliezen leed. De wederzijdse spanningen tussen de Balkanlanden bleven ook nadien sterk aanwezig. De vraag was dus wanneer er een volgend conflict zou ontstaan.
Aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog droomden tal van Serviërs van een ‘Groot-Servië’, met daarin ook verschillende delen van het Oostenrijkse keizerrijk. Op 28 juni 1914 vermoordde Gavrilo Princip, een Bosnisch-Servische jongeman, in Sarajevo de Oostenrijkse kroonprins Franz Ferdinand en zijn echtgenote Sophie. Die amateuristisch uitgevoerde aanslag zou uiteindelijk bijzonder grote onbedoelde gevolgen hebben.
1.5 Het uitbreken van de oorlog
← De aanslag van Sarajevo. (30 juni 1914). Illustrierte Kronen Zeitung. De moord op aartshertog Franz Ferdinand wordt afgebeeld op de voorpagina van deze Weense krant. De auto van de aartshertog was bij toeval stil komen te staan vlak voor Gavrilo Princip, die vervolgens zijn fatale schot loste.

De moord zette de deur open voor diegenen binnen Oostenrijk-Hongarije die voor eens en voor altijd met de Servische oproerkraaiers wilden afrekenen. Ook hun bondgenoten binnen de Triple Alliantie werden bij de nakende oorlog betrokken. Zo beloofde de Duitse keizer Wilhelm II dat Duitsland, in geval van een oorlog, aan de kant van Oostenrijk-Hongarije zou staan. Duitsland verstrekte daarmee, een week na de moordaanslag, een ‘blanco cheque’ aan zijn bondgenoot, waarmee men een reuzenstap in de richting van een grote oorlog zette. Vanuit het Oostenrijkse kamp stelde men Servië ondertussen voor zo’n extreem ultimatum dat het niet anders kon dan te weigeren. Het gevolg was dat Oostenrijk-Hongarije de oorlog verklaarde aan Servië.
Onmiddellijk volgde de algemene mobilisatie in Rusland, dat Servië tot zijn invloedssfeer rekende. De volgende dag al formuleerde Duitsland een ultimatum aan Rusland en werd in Frankrijk vredesactivist Jean Jaurès vermoord. Op die manier werd de hoop de kop ingedrukt dat men een oorlog nog kon afwenden. Berlijn verklaarde in de eerste dagen van augustus 1914 de oorlog aan Frankrijk en Rusland. Toen bleek dat de Duitsers door België zouden trekken om op te rukken naar Frankrijk, verklaarde Groot-Brittannië op zijn beurt de oorlog aan Duitsland. Bij het ontstaan van België had Groot-Brittannië immers de neutraliteit van het land gegarandeerd.
Zo kwam het dat na een klungelig uitgevoerde aanslag in Sarajevo door een kettingreactie een grote Europese oorlog uitbrak.
Uitbreiding 1:
Was Duitsland de schuldige van de Eerste Wereldoorlog?
Historici discussiëren nog steeds over de juiste oorzaken van de Eerste Wereldoorlog. Je kunt je de vraag stellen of het de taak is van historici om te oordelen over wie schuldig is. Naar aanleiding van de herdenking van honderd jaar Eerste Wereldoorlog, verschenen echter tal van historische werken over de schuldvraag.
Opdrachten
1 Lees beide bronnen waarin historici hun standpunten toelichten. Vul daarna de kaders op iDiddit aan waarbij je telkens beknopt samenvat wie als schuldige wordt aangeduid en op basis van welke argumenten.
2 Hoe kun je verklaren dat twee historici tot zulke verschillende conclusies komen?
Verklaar op basis daarvan de uitspraak: ‘Geschiedenis is de constructie van het verleden’.
3 Zoek in de Histokit op waaraan een goede historische vraag moet voldoen. Formuleer vervolgens enkele bedenkingen bij de historische vraag van deze uitbreiding. Waarom koos men er volgens jou toch voor om die zo te formuleren?
Bron 1:
U omschrijft de Europese grootmachten als ‘slaapwandelaars’, omdat ze zonder het te willen in de Eerste Wereldoorlog tuimelden. Is er dan echt niemand verantwoordelijk voor de Groote Oorlog?
Clark: Ik heb de omschrijving gebruikt omdat de staatslieden uit die tijd geen idee hadden welke catastrofale gevolgen hun houding zou hebben. Ze schatten de situatie verkeerd in. Hadden die mannen met een teletijdmachine in de toekomst gereisd, naar het afschuwelijke slagveld bijvoorbeeld, dan hadden ze een zenuwinzinking gekregen. (…)
De meeste slaapwandelaars hebben nadien spijt van wat ze mogelijk hebben aangericht. De betrokkenen van de zomer 1914 leken zich later van geen kwaad bewust.
Clark: Hier en daar had je er een paar die spijt hadden. Maar over het algemeen waren staatslieden en militairen uit die tijd op een bijna afstotelijke manier immuun voor zelftwijfel.
Hun beslissingen kostten aan minstens 15 miljoen mensen het leven, verwoestten grote delen van Europa (…). Kun je echt zeggen dat de hoofdrolspelers niet wisten wat ze deden? Pech gehad?
Clark: Nee, maar je kunt de geschiedenis ook niet voorstellen als een James Bondfilm waarin de slechterik op een berg zit en de ondergang van de wereld zit te beramen. (…)
In de klassieke geschiedschrijving draagt het Duitse Rijk de hoofdschuld.
Clark: Alle Europese grootmachten (…) waren betrokken bij de ontwikkelingen en beslissingen die de oorlog hebben uitgelokt. Er was in Europa geen enkele staatsman die oprecht bereid was om de oorlog te vermijden.
U denkt dat de oorlog tussen de beide blokken te vermijden was. Maar Duitsland streefde naar de status van wereldmacht, ten koste van andere grootmachten. Hoe moest het dan bij vrede blijven?
Clark: Het klopt dat de Duitse keizer Wilhelm II al in 1896 met veel bombarie de Duitse ‘wereldpolitiek’ had uitgeroepen. Maar de resultaten waren verwaarloosbaar. Niet te vergelijken met gevestigde wereldmachten als Groot-Brittannië. Hoe de dominantie er moest uitzien die het keizerrijk kennelijk nastreefde, was absoluut niet duidelijk. Het klopt in elk geval niet dat Duitsland een oorlog plande tegen een andere Europese grootmacht.
De aanzet van de catastrofe viel op 28 juni 1914. Een Bosnische Serviër schoot in Sarajevo de Oostenrijkse troonopvolger Franz Ferdinand en diens vrouw dood. De Bosnische Serviërs leefden toen in Oostenrijk-Hongarije, maar velen streefden naar het koninkrijk Servië. Toch toont u in uw boek geen begrip voor de politieke verzuchtingen van de moordenaar.
Clark: Ik wil de mythe doorprikken dat de Bosnische Serviërs onderdrukt en gekweld werden door de Oostenrijkers, en dat dit de enige oorzaak was voor de schoten van Sarajevo. (…) Zonder het nationalisme op de Balkan was het in 1914 niet tot de Eerste Wereldoorlog gekomen. De Serviërs waren niet altijd alleen het slachtoffer van de geschiedenis, ze waren veel meer zelf actoren.
En toch beschouwt u Duitsland niet als hoofdschuldige. Waarom?
Clark: Het keizerrijk draagt een deel van de schuld, meer niet. Je moet ook de verantwoordelijkheid bekijken van de andere grootmachten: Rusland en Frankrijk ondersteunden Servië. Zo werd Belgrado een instrument van de grootmachten.
Uit: Wiegrefe, K., Bohr, F. en Verbeet, M. (27 november 2013). Het klopt niet dat Duitsland een oorlog plande. Interview met historicus Christopher Clark. Knack.
De Australische historicus Christopher Clark werd wereldberoemd met zijn werk The Sleepwalkers waarin hij 1914 benoemt als ‘de meest complexe gebeurtenis aller tijden’.
Waarom gebruikt Clark de metafoor van ‘de slaapwandelaars’ wanneer hij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog probeert te verklaren?
Bron 2:
Hoe beoordeelt u de verantwoordelijkheid voor een regionale Balkancrisis die uitmondt in een ‘algemene Europese ramp’?
Max Hastings: ‘Het moet duidelijk zijn dat de oorlog vele oorzaken had. Je kunt het niet aan één zaak wijten. De enige macht in Europa die de catastrofe van 1914 had kunnen afwenden was Duitsland. Als Duitsland op enig moment in juli en begin augustus 1914 tegen de Oostenrijkers had gezegd dat ze moesten stoppen, had de oorlog nooit hoeven plaatsvinden. Ik geloof niet dat de Duitsers de oorlog wilden die ze in 1914 kregen. Maar het bewijs is overweldigend dat de Duitsers een Balkanoorlog wilden.
Na de moord op aartshertog Franz Ferdinand besloot Oostenrijk-Hongarije Servië te verpletteren. Wat het Servische antwoord op hun ultimatum ook zou zijn, ze zouden Servië binnenvallen en opbreken, zodat het nooit meer last zou hebben van het Oostenrijks-Hongaarse Rijk. Op 6 juli 1914 vertelde een Oostenrijkse diplomaat aan de Duitse kanselier en keizer wat Oostenrijk-Hongarije van plan was. De Duitsers keurden het plan goed en gaven de Oostenrijk-Hongaren wat sindsdien de ‘blanco cheque’ wordt genoemd. Duitsland zou Oostenrijk-Hongarije diplomatiek en indien nodig militair steunen. En als Rusland zou ingrijpen om Servië te beschermen, zouden de Duitsers de gevolgen aanvaarden en vechten. Het was onverantwoordelijk om een Balkanoorlog te willen. Ja, ze wilden een Balkanoorlog en geen Europese oorlog. Maar alles wat later in 1914 gebeurde, kwam voort uit die beslissingen in Duitsland.
Er zijn historici die beweren dat Groot-Brittannië neutraal had kunnen blijven, zelfs toen het duidelijk werd dat er een groot machtsconflict zou komen tussen Duitsland en Oostenrijk-Hongarije, en Rusland en Frankrijk. Ik denk niet dat dat realistisch was. Als Groot-Brittannië neutraal was gebleven in 1914 is het moeilijk voorstelbaar dat er een gelukkige uitkomst was geweest. Ik denk niet dat de Britse deelname aan de oorlog onvermijdelijk was totdat de Duitsers aankondigden dat ze het neutrale België zouden binnenvallen.’
Uit: Yerxa, D.A. (2013). Catastrophe 1914: An Interview with Max Hastings. Historically Speaking.
Max Hastings is een Britse journalist en militair historicus. Hij beschrijft in Catastrophe, Europe Goes to War 1914 de noodzaak van een Britse tussenkomst in de Eerste Wereldoorlog.
Waarom stoort Hastings zich aan mensen die beweren dat het zinloos was om de Eerste Wereldoorlog uit te vechten en dat een Britse tussenkomst niet nodig was?
Historische vraag 2: Hoe was het leven aan het front tijdens de Eerste Wereldoorlog?
Over de Eerste Wereldoorlog zijn heel wat unieke bronnen bewaard die ons inzicht geven in het dagelijkse leven, waaronder ook dat van de soldaten aan het front. In de bronnen bij deze historische vraag komt de Franse soldaat César Vincent aan het woord. Hij maakte de Eerste Wereldoorlog mee en getuigt daarover in brieven en kaartjes naar zijn moeder Marie. Zijn woorden geven een heel persoonlijk beeld van zijn dagelijkse leven tijdens het conflict. Césars ervaringen lopen gelijk met die van vele tienduizenden anderen.
Opdrachten
1 Beoordeel de bruikbaarheid, betrouwbaarheid en representativiteit van de brief van César Vincent (bron 1) om deze historische vraag te beantwoorden. Maak daarbij gebruik van de reflectie van Mies Haage, de vertaalster van de brieven (bron 2).
2 Vergelijk jouw conclusie van opdracht 1 met het kader historisch denken over egodocumenten op p. 170. Formuleer daarbij in één zin het belang van soldatenbrieven (zoals die van César) voor historisch onderzoek.
02h BRONNEN BEOORDELEN 01 HISTORISCHE VRAGEN
Historisch denken: egodocumenten
Als een auteur schrijft over het eigen handelen en de eigen gevoelens, dan noem je zo’n tekst een ‘egodocument’. Vanaf de moderne tijd neemt de hoeveelheid egodocumenten zienderogen toe. Dat komt enerzijds door de nadruk op het individu en de stijgende alfabetiseringsgraad vanaf de 19e eeuw, waardoor dagboeken, brieven en autobiografieën sterk in aantal toenemen. Anderzijds gaan er ook steeds minder documenten verloren naarmate je dichter bij het heden komt. Egodocumenten kunnen informatie geven over bevolkingsgroepen die binnen traditionele geschiedschrijving onderbelicht zijn gebleven: arbeiders, kinderen, slaafgemaakten, maar ook soldaten. De neiging van de auteurs om in egodocumenten een beeld van zichzelf te construeren en een eigen versie van de werkelijkheid te presenteren, maakt die bronnen gevaarlijk, maar ook aantrekkelijk. De persoonlijke beleving van het verleden is immers niet altijd eenvoudig terug te vinden in andere bronnen.
Bron 1: 30 september 1915
Liefste maman,
Ik stuur u gauw wat nieuws van mij. We zijn eindelijk afgelost en dat was ook hard nodig. We worden voor enkele dagen vervangen door een koloniale divisie. Wij kunnen eindelijk even uitrusten om weer op krachten te komen. Lieve maman, ik kan u niet alles vertellen, maar in enkele woorden zal ik wat zeggen over het zware gevecht dat we geleverd hebben. U moet trouwens al uit de kranten weten dat wij in de aanval zijn gegaan.
Hier komt mijn verslag: op 24 september neemt de brigadegeneraal de revue af, en leest de kolonel de dagorder van generaal Joffre voor. De 53e Brigade moet aanvallen. Dezelfde avond vertrekken we en marcheren we naar onze kampementen. Het bombardement is verschrikkelijk. Om 6 uur ’s morgens trekken we op, de compagnieën met de bajonet op het geweer. De eerste linie van Duitsers biedt geen weerstand, de overlevenden geven zich over. Wij achtervolgen de moffen op open terrein. Een in het bos verscholen machinegeweer beschiet ons, de bemanning wordt ter plaatse gedood. De moffen schijnen wat tegenstand te bieden, het regent kogels en granaten maar de tirailleurs [Franse infanteristen afkomstig uit de koloniën] komen nog steeds vooruit, met de vlaggen van het 75e en 140e Regiment in hun midden. Hoorns blazen de aanval en de helling wordt ingenomen. De Duitse houwitsers [artillerie die munitie in een kromme baan kan afvuren] spuwen nog steeds granaten, maar richten niets uit. De Duitse artilleristen geven zich slechts onder dwang over. De Duitse officier gooit zijn revolver in het gezicht van een Franse officier, een artillerist sterft met zijn armen om het geschut. Wij trekken nog steeds op. De machinegeweren spuwen en het regent grote granaten. Wij zoeken dekking achter een kleine heuvel, waar we halt moeten houden, want het lijkt dat de moffen zich hergroeperen. Onze linkerflank komt niet vooruit. Eindelijk arriveren onze mobiele batterijen op de hoogte en de krachtige 75 mm-kanonnen laten hun stem horen. Het grote geschut aarzelt niet om zich daarbij te voegen. De moffen vuren gifgas op ons af, maar wij hebben gasmaskers. We zitten voor de Vistule-loopgraaf en we komen slechts met moeite vooruit. Die loopgraaf is afgezet met prikkeldraad en daarachter zit een groot aantal machinegeweren verborgen. We brengen de nacht door in ons kampement.
De volgende ochtend wordt de strijd hervat. Tegen het middaguur voert de vijand een aanval uit, wij brengen ons machinegeweer in stelling op een kleine heuvel. Het regent granaten en gifgas, de granaatscherven fluiten en een daarvan doorboort mijn ijzeren helm, met slechts een kleine schram tot gevolg, een andere scherf vliegt door mijn jas heen, maar ik ben ongedeerd. Onze positie wordt onhoudbaar en we veranderen van positie. Op 27 september versterken we de 10e Compagnie die de heuvel bezet houdt waarop wij grote verliezen hebben geleden. Sinds twee dagen regent het en zijn we nat tot op onze botten. Onze twee machinegeweren beschieten de heuvel van Tahure [in Noord-Frankrijk, bij Reims]. Eindelijk komt er een einde aan de taak van de 53e Brigade. Op 29 september worden we afgelost. In die vier dagen hebben we veel moffen gevangengenomen, we hebben ze geen moment rust gegund. We worden geteld en diegene die het hebben overleefd gaan terug naar Perthes-lès-Hurlus [dorp in Noord-Frankrijk, bij Reims]. Generaal Joffre heeft zijn gelukwensen gestuurd en het 75e en 140e Regiment krijgt een eervolle vermelding.
Lieve maman, dat is zo ongeveer alles. We hebben een geweldige artillerie die zonder oponthoud blijft vuren en ik geloof dat we ditmaal de moffen uit ons land zullen verjagen. (…)
Groet aan Jean, ik omhels u.
C. Vincent
↑
Brief van César Vincent. In april 1914 werd de twintigjarige boerenjongen uit Zuid-Frankrijk opgeroepen voor de dienstkeuring. Niemand kon toen vermoeden dat de Eerste Wereldoorlog enkele maanden later zou uitbreken. Na een beperkte opleiding reisde hij met het Franse leger vervolgens het westelijk front af. Vrijwel dagelijks schreef hij brieven naar huis.
Bron 2:
Zoals elk boek bestaat ook dit boek uit twee delen: dat wat erin staat en dat wat er niet in staat. [Zo] kunnen we vermoeden dat César zelf veel heeft weggelaten. Hij doet dat vanwege de censuur en om zijn moeder te sparen. Zijn houding ten opzichte van de heersende censuur is wisselvallig: zo af en toe gaat hij de richtlijnen ver te buiten door de specifieke plaatsing van de verschillende regimenten te vermelden, inclusief gedetailleerde kaartjes, en offensieven aan te kondigen. Maar wat hij voor de censuur weglaat, is waarschijnlijk veel meer dan wat hij desondanks vermeldt. In de loop van de tijd en de oorlog is in de brieven te merken hoe hij zijn moeder in toenemende mate de ergste oorlogsgruwelen wil besparen en wil voorkomen dat ze zich te veel zorgen maakt.
Uit: Haage, M. (2022). Ik kan u niet uitleggen wat oorlog is - Brieven van een jonge frontsoldaat in de Eerste Wereldoorlog. Thomas Rap.
Een eeuw lang lagen de brieven van César in een kist op de boerderij van zijn familie. Uiteindelijk vroeg een familielid aan zijn buurvrouw, vertaalster Mies Haage die in Frankrijk woonde, of zij er interesse in had. Tot het einde van haar leven was Haage bezig met de vertaling van de brieven. Het resultaat is een sterk ooggetuigenverslag van de Eerste Wereldoorlog. De tekst hierboven is een ‘handreiking aan de lezer’ die ze toevoegde aan haar uitgave.
In Sapiens 2 bestudeerde je het leven van soldaten in de Gallische oorlog. Hoe kwamen historici aan die informatie? Wat is het verschil met de brieven van César en andere soldaten tijdens de Eerste Wereldoorlog?
Bron 3:
← Front aan de Somme. (1916). Uit: Amaral, M. & Jones, D. (2018). De tijd in kleur. Beelden uit de wereldgeschiedenis 1850-1960. Uitgeverij Omniboek. ‘Somme. De hele wereldgeschiedenis kent geen
afschuwelijker woord,’ schreef de Duitse officier Friedrich Steinbrecher in 1916. Vijf maanden lang vochten miljoenen mannen –onder wie hijzelf maar ook César Vincent – aan een frontlinie van 24 km, waarvan hier een klein stuk staat afgebeeld.

2.1 Offensieven
Al gauw werd duidelijk dat de oorlog niet volgens de vooraf opgestelde planning zou verlopen. Zo liep het westelijk front in het najaar van 1914 volledig vast. ‘Home on Christmas Eve’, zoals de Britten te horen kregen, bleek al snel totaal onrealistisch.
Toen de Duitse legers in augustus 1914 met een overmacht België en vervolgens Frankrijk binnenvielen, telden volgens de Franse generaals niet de grootse plannen en het zware materiaal, maar wel de mentaliteit van de individuele soldaat. Ze gingen ervan uit dat de vijand verslagen zou worden als elke soldaat zich volledig inzette om het vaderland te verdedigen. Voor de Franse generaals, die zelden langdurig aan het front of in de ziekenhuizen kwamen, was het geen probleem om talloze jonge levens op te offeren om de Duitse opmars te stoppen. Hun reactie op een mislukte aanval was meestal een nieuwe aanval met meer manschappen, in de hoop dat er toch enkele door de vijandelijke linies zouden breken. Pas heel langzaam drong het tot hen door dat deze oorlog –die vastliep in de loopgraven – misschien beter niet zo werd gevoerd.
2.2 Loopgraven
In tegenstelling tot de Franse en Engelse soldaten hadden de Duitse soldaten een spade in hun uitrusting. Loopgraven zijn geen uitvinding van de Eerste Wereldoorlog, maar men gebruikte ze wel voor het eerst op zo’n grote schaal. De loopgraven verschilden sterk van elkaar: van een gat in de grond tot een uitgebreid netwerk met een goed afgewaterd verdedigingssysteem. Manschappen die
in de directe nabijheid van de Duitse loopgraven zaten, moesten soms dagen na elkaar zonder voldoende slaap in constante stress de wacht houden. Algemeen waren de Duitse loopgraven – zeker aan het begin van de oorlog – veel effectiever en beter ingericht dan die van hun tegenstanders.
2.3 Vocht, stank, lijken en ratten
De loopgraven waren smerig. Hoe hard de soldaten ook werkten om ze schoon en droog te houden, vaak stonden ze in halfbevroren water. Doordat de mannen veel tijd doorbrachten in de koude, natte modder van de loopgraven, infecteerden hun voeten en begonnen die na verloop van tijd af te sterven. Amputatie was dan de enige oplossing.
De soldaten klaagden het meest over de stank. De geur van ontbindend vlees, uitwerpselen, urine, resten van gas en ontsmettingsmiddelen was altijd aanwezig. En dan waren er ook nog de lijken van mensen en de kadavers van paarden. Zelfs tijdelijke begravingen buiten de loopgraaf konden niet, want vaak lag dat gebied onder vuur. Tussen de loopgraven lag het niemandsland. Het was afgezet met een grote hoeveelheid prikkeldraad.
↑
Maker onbekend. (1918). Amerikaanse soldaat. De soldaat kreeg de eerste zorgen toegediend voordat men hem naar het hospitaal in Toulon vervoerde

In de loopgraven ontwikkelden de legers een dagelijkse monotone routine. Daarbij hoorde onder meer het constant ontluizen van zichzelf en het verjagen van de ratten die overal zaten.
2.4 Voeding, dagelijkse hel en oorlogspropaganda
Eten was zeer schaars, niet voedzaam en nooit gevarieerd. Honger was altijd aanwezig in de loopgravenoorlog. Gifgassen, die je zelfs in je slaap konden treffen, en ondergrondse mijnen, die elk moment konden ontploffen, maakten het leven aan het front nog zwaarder. Daarbovenop had je dagelijkse loopgravenacties zoals overvallen, patrouilles, scherpschutters, spervuur en plaatselijke verrassingsaanvallen. Soms schoten soldaten zich nog liever in de voet, waardoor ze voor de krijgsraad moesten komen, dan te dienen aan het front. Velen waren een zenuwinstorting nabij. Af en toe lanceerden de legerleidingen grote offensieven, waarvan ze telkens opnieuw verkondigden dat ze de oorlog zouden beslechten. Er kwam een steeds grotere kloof tussen de spectaculaire en romantische voorstelling in de kranten – vol van oorlogspropaganda – en wat de soldaten ervoeren. Aan dergelijke oorlogsretoriek hadden zij in doorweekte loopgraven onder het verschrikkelijke geluid van bodemschokkende granaten geen boodschap.
Historische vraag 3:
Hoe veranderden industrie en wetenschap de oorlogsvoering tijdens de Eerste Wereldoorlog?
Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog waren de betrokken landen al volop aan het experimenteren met nieuwe wapens. Industrie en wetenschap speelden daar gretig op in. Ze verbeterden bestaande wapens en introduceerden er nieuwe. Duitsland was op dat moment een koploper binnen de tweede industriële revolutie en werd ook een voorloper in de innovatie in de manier van oorlog voeren. De wapens zouden de aard en de evolutie van de oorlogsvoering dan ook sterk beïnvloeden.
Opdrachten
1 Bestudeer de bronnen. Noem minstens twee nieuwe technologieën die men voor het eerst gebruikte tijdens de Eerste Wereldoorlog.
2 Ga na welke bronnen bruikbaar zijn om de rol van de industrie in de oorlogsvoering te beschrijven. Vat die rol vervolgens kernachtig samen.
3 Bestudeer opnieuw de brief van César Vincent op p. 170-171 en leid daaruit af wat voor effect de vernieuwingen op vlak van wapentechnologie in de praktijk op het terrein teweegbrachten.
4 Vat samen wat je leerde: beargumenteer hoe het culturele domein het politieke en sociale domein van de oorlogsvoering tijdens de Eerste Wereldoorlog beïnvloedde.
Fritz Haber ontwikkelde in 1909 samen met Carl Bosch voor het chemiebedrijf IG Farben het Haber-Boschproces. Dat proces omhelsde de chemische synthese van stikstof en waterstof tot ammoniak. Het proces werd de basis voor de fabricage van explosieven en kunstmest. (Voor dat laatste kreeg Haber overigens de Nobelprijs voor chemie in 1919.)

Tijdens de Eerste Wereldoorlog ontwikkelde Haber ook een nieuw gaswapen: chloorgas, een product dat Duitse chemiebedrijven in massale hoeveelheden produceerden. Hij beschouwde het gas als het wapen van de toekomst.
Twee weken voor het eerste gebruik in Ieper ging de eerste geheime test door op een oefenterrein van het Belgische leger in het bezette Beverlo (Limburg) waar Haber even zelf bevangen werd door het gas.
Op de foto geeft Haber (tweede van links) Duitse soldaten aan het westfront instructies over het gebruik van chloorgas.
Bron 2: ↑
Deze Duitse houwitser (bijnaam ‘Dikke Bertha’) werd ontworpen door staalconcern Krupp. Dat concern was al in de jaren 40 van de 19e eeuw naast de staalproductie ook actief in de wapenproductie. Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog richtte ‘kanonnenkoning’ Krupp zich vrij snel volledig op de wapenproductie.
Bron 3: ↑
Maker onbekend. (20 november 1917). Duitse Mark IV-tank.


De tank op deze foto is vastgelopen in een loopgraaf aan het westfront.
De Mark I was een ‘landschip’ – zoals men de eerste tanks vaak omschreef – van 28 ton met acht man aan boord. De motoren maakten een hels kabaal en gaven veel warmte af. Hun maximumsnelheid bedroeg vijf kilometer per uur. De eerste tanks waren logge vaartuigen die te kampen hadden met veel pannes en die zeer kwetsbaar waren voor artillerieprojectielen. Het ontwerp werd later verbeterd met het type Mark IV. Toch was ook dat type kwetsbaar en gevoelig voor technische problemen, waardoor het effect van hun inzet beperkt bleef. Tegen het einde van de oorlog ontwikkelden de Fransen de kleinere en snellere Renault FT, die veel effectiever was.
(1914). Zeppelin boven slagschepen. Deze foto komt uit het boek The Year 1914 Illustrated. Op de foto zie je een zeppelin boven het Noord-Oostzeekanaal, waar slagschepen op varen.
De Gentse auteur Virginie Loveling schreef in haar dagboek: ‘Een zeppelin, een zeppelin, vanuit het venster is hij heel goed te zien. Hij schittert in de volle zon, hij heeft allicht verleden nacht wat wandaden uitgericht, zegt de man op straat. Langzaam verdwijnt hij in de zon verglanste lucht.’ De kans is groot dat Loveling een zeppelin beschreef die opgestegen was in Gontrode bij Gent. Daar hadden de Duitsers een zeppelinhal gebouwd van 180 meter lang en 50 meter hoog om het Verenigd Koninkrijk van daaruit te bombarderen.

3.1 Suïcidaal
Op het einde van de 19e eeuw was aangetoond dat nieuwe ontwikkelingen in de wapentechnologie de verdedigende partij altijd voordeel hadden opgeleverd. Tijdens de Eerste Wereldoorlog zorgden de loopgraaf, de prikkeldraad en het machinegeweer er echter voor dat de aanvaller, zelfs bij een overmacht van acht tegen één, de linies van de vijand niet kon doorbreken.
De inzet van nieuwe militaire aanvalswapens, zoals tanks, gifgas en vliegtuigen, bleek daar niets aan te veranderen. Men kon aanval na aanval uitvoeren, maar slechts zelden had dat enig ander gevolg dan een enorm aantal slachtoffers. Oorlog was suïcidaal geworden. Geen van de bevelhebbende generaals had in augustus 1914 duidelijke oorlogsdoelen, behalve dan het winnen van de oorlog. De Eerste Wereldoorlog werd zo een totale oorlog, want ook van de burgers verwachtte men een maximale inspanning, in het bijzonder in de wapenindustrie.
3.2 Oorlog op het land
Vanaf de tweede helft van de 19e eeuw nam de kennis van de scheikunde een hoge vlucht. Nergens maakte de chemische nijverheid zo’n opgang als in Duitsland. Uiteindelijk zou men die ook op militair vlak inzetten. Chemiereuzen als Bayer onderzochten hoe de toxische gassen die vrijkomen bij een explosie een wapen konden zijn. Duitse chemiewetenschappers kwamen zo op een compleet nieuw denkspoor: het gebruik van chloor, een grondstof die Duitse chemiebedrijven in massale hoeveelheden produceerden en die nu ingezet kon worden als gifgas.
Later volgden het nog giftigere fosgeen en mosterdgas. Aanvankelijk gebruikte men de wind om het gas tot bij de vijandelijke linies te krijgen, wat uiteraard weinig betrouwbaar was. Dat losten ze op door het gebruik van artilleriegranaten met gas erin. De ontwikkeling van gasmaskers hielp om het aantal slachtoffers van gasaanvallen te beperken. Gas was dan misschien niet het meest dodelijke wapen, maar het was wel een van de meest ontwrichtende wapens van de oorlog.

Om de zwaarste vuurgevechten te kunnen doorstaan ontwikkelde men de tank. De Britten onderzochten hoe rupsvoertuigen de cavalerie konden vervangen. Maar bij de eerste experimenten bleek de tank niet het verwachte succes op te leveren. Ook de vlammenwerper werd als nieuw wapen ingezet en was vooral in de loopgravenoorlog gruwelijk effectief.
Uiteindelijk zou vooral de artillerie, waarvan het bereik en de explosiviteit sterk toenam, het dodelijkst blijken. Men zette het geschut op enorme schaal in, waardoor volledige regio’s herleid werden tot een maanlandschap.
3.3 De oorlog in de lucht
Niet alleen op het land zette men nieuwe wapens in. Ook de militaire luchtvaart kende een spectaculaire ontwikkeling. Met de zeppelin kon men vanuit de lucht de vijandelijke linies observeren en bombarderen. Vliegtuigen werden in eerste instantie alleen ingezet als waarnemingsinstrument. Later kregen ze een mitrailleur om te vuren op andere vliegtuigen.
Ze werden ook uitgerust om bommen te droppen, waarbij ze geleidelijk de veel grotere zeppelins zouden vervangen. In plaats van werkelijk schade te veroorzaken hadden de kwetsbare zeppelins immers vaak alleen een psychologische impact.
3.4 De clash op zee
De Britse Royal Navy en de Duitse Hochseeflotte waren de hoofdrolspelers van de strijd op zee. Nieuw voor de Britse vloot waren de dreadnoughts, zwaar bepantserde en bewapende slagschepen. De Britse scheepvaartindustrie bleef superieur aan de Duitse. Naast de nieuwe en moderne slagschepen verschenen ook duikboten, torpedo’s en zeemijnen op het toneel. Met hun onbeperkte duikbotenoorlog probeerden de Duitsers de Britse vloot te kelderen en de geallieerde bevoorrading te verstoren. Daarbij troffen ze ook neutrale schepen, onder meer van Amerika.

Historische vraag 4:
Welke impact had de Eerste Wereldoorlog op de Russische bevolking?
In Rusland brak in 1917, dus nog tijdens de Eerste Wereldoorlog, een revolutie uit. Daarmee kwam een einde aan het regime van de tsaar, die een nog bijna absolute macht had. Rusland verschilde daarin van het Duitse en Oostenrijks-Hongaarse rijk, waar de keizers pas na de oorlog werden afgezet.
Historici zien het communistische bewind als een breuk in de wereldpolitiek van de 20e eeuw. In deze historische vraag ga je na op welke manier de Eerste Wereldoorlog een rol speelde bij het ontstaan van die revolutie.
Opdrachten
1 Bestudeer de kaart bij historische vraag 1 op p. 162. Hoe evolueerde het oostfront tijdens de Eerste Wereldoorlog tot aan de Oktoberrevolutie?
2 In 1917 braken grootschalige opstanden uit in Rusland die uiteindelijk zouden leiden tot de Russische Revolutie. Verklaar aan de hand van je antwoord bij opdracht 1 en de bronnen hoe de Eerste Wereldoorlog mee aan de oorzaak daarvan lag.
Bron 1:
↑
Maker onbekend. (1914). Russische verpleegsters en soldaten.
Verpleegsters van het Russische Rode Kruis verzorgen Russische gewonde soldaten. Ze krijgen het gezelschap van de tsarina (helemaal rechts vooraan) en twee van haar dochters, Olga en Tatjana.
In Rusland verspreidde het hof in de loop van de Eerste Wereldoorlog doelbewust foto’s van de tsarina (echtgenote van het Russische staatshoofd) en twee van haar dochters, die als verpleegsters aan de slag waren in militaire hospitalen. De Russische soldaten onthaalden de foto’s kritisch. Zij ervoeren vooral de schrijnende tekorten van medische hulp aan het front. Daarvoor hielden zij de tsarina, die Duitse roots had, mee verantwoordelijk.
1 In hoeverre denk je dat deze foto overeenstemde met de realiteit in de Russische militaire hospitalen?
2 Waarom liet het hof deze foto van de tsarina in volle oorlogstijd publiceren?

Bron 2:
↑
Maker onbekend. (ca. 1915). Duitse propaganda-postkaart. Op de briefkaart zie je Russische vluchtelingen bij de resten van hun huis dat geplunderd werd door de kozakken (Russische elitetroepen).


Het Russische leger leed algauw enkele grote nederlagen. In de zomer van 1915 moesten ze zich terugtrekken uit delen van Polen die ze op Oostenrijk-Hongarije hadden veroverd. Bij de ‘grote aftocht’ paste het leger de tactiek van de verschroeide aarde toe, wat neerkomt op een vernietigingsoorlog tegen de eigen bevolking. Niks ‘bruikbaars’ mocht in handen van de vijand vallen. Spoorwegen, hoeven en akkers werden vernield. Alle vee en alle weerbare mannen werden op transport gezet. Een half miljoen boerengezinnen vluchtten naar het oosten.
Bron 3:
← Wilson, D. (januari 1918). Levering van de goederen. Deze cartoon verscheen in The Bystander, een populair Brits tijdschrift. Volgens de voorwaarden van de Vrede van Brest-Litovsk moest Rusland bijna al zijn Europese grondgebied opgeven. Onder de Russische leiders was er grote onenigheid over het al dan niet tekenen van die ‘schandelijke vrede’. Alles bij elkaar raakte Rusland 34 % van zijn grondgebied kwijt, waaronder heel wat landbouwgrond, industrie en kolenmijnen. Het moest veel land afstaan aan Duitsland, waaronder Polen, Litouwen, Estland en Letland. Rusland moest ook een grote som geld betalen aan Duitsland.
4.1 Nicolaas II
Bij zijn aantreden als tsaar had Nicolaas II zich getoond als een ambitieuze man, ook op internationaal vlak. Zo was hij eind 19e eeuw de initiatiefnemer van de Vredesconferentie van Den Haag, die als doel had afspraken te maken over ontwapening, oorlogsrecht en omgaan met oorlogsmisdaden. Enkele jaren later, toen hij zijn land in een oorlog met Japan stortte, bleek hij echter een minder standvastige pleiter voor de internationale vrede. Dat zorgde voor onvrede in verschillende Russische steden, waar een sociale revolutie uitbrak. Autocraat Nicolaas liet die opstanden bloedig neerslaan.
Nicolaas II richtte vervolgens zijn blik verder op het buitenland, meer bepaald op de Balkan. De tsaar wou controle uitoefenen op de Bosporus, om zo economische toegang te hebben tot de Zwarte Zee. Maar daardoor kwam hij in het vaarwater van Oostenrijk-Hongarije, dat ook meer macht in die regio wilde.
4.2 Rusland in de Eerste Wereldoorlog
Op 1 augustus 1914 verklaarde Duitsland de oorlog aan Rusland en werd het al spoedig duidelijk dat de bevolking een hoge kost voor de oorlog zou betalen. Zo werden alle vee en weerbare mannen op transport gezet. Om de oorlog te bekostigen ging Rusland leningen aan en drukte het razendsnel geld bij, met een stevige inflatie of waardevermindering van het geld tot gevolg. Daarbij kwam dat de Russische regering de boeren verplichtte lage prijzen te vragen voor hun oogsten, waardoor boeren die oogst liever in de schuur hielden. In veel Russische steden brak er hongersnood uit.
De interne onvrede werd steeds groter: de ene grote staking volgde op de andere. Petrograd (vandaag Sint-Petersburg) was het centrum van de sociale strijd. Ook de relatie tussen het Russische parlement en de tsaar werd steeds slechter.
Intussen verliep de oorlog voor het slecht uitgeruste Russische leger niet voorspoedig.
Als gevolg van de militaire nederlagen keerde het leger zich tegen het Russische hof. Nicolaas II trok de legerleiding rechtstreeks naar zich toe. Het gevolg was dat hij nog meer grip verloor op de gebeurtenissen in het binnenland.
4.3 1917: een jaar van revolutie
Terwijl aan het oorlogsfront talloze soldaten aan het muiten sloegen, vervoegden honderdduizenden arme en hongerige arbeiders de rangen van protesterende vrouwen op internationale vrouwendag. Zij waren op straat gekomen voor meer voedsel én het aftreden van de tsaar.
Twee dagen later kwam een nog grotere menigte op straat om het vertrek van Nicolaas II en de stopzetting van de oorlog te eisen. Veel soldaten deserteerden, hingen hun uniform vol rode linten (kleur van het socialisme), openden gevangenissen en mengden zich tussen de betogers. Het werd steeds duidelijker dat de tsaar zou moeten opstappen als het leger en de oorlogsinspanningen nog enige kans wilden maken.
De zogenaamde Februarirevolutie leidde ertoe dat Nicolaas II aftrad. Dat betekende het einde van de monarchie in Rusland. Enkele maanden later werden de gevallen tsaar en zijn familie omgebracht.
Een Voorlopige Regering kreeg tijdens de Februarirevolutie de macht in handen en had een liberale hervorming van Rusland voor ogen. De regering moest echter rekening houden met de sovjets, raden van arbeiders en soldaten die het land wilden hervormen met radicaal-socialistische ideeën. Voor de Duitse vijand was dat een kans. In april 1917 zorgden de Duitsers ervoor dat de communistische activist Lenin, die uit Rusland was verbannen omwille van zijn opruiende ideeën, kon terugkeren naar zijn land. Ze hoopten dat hij een revolutie zou ontketenen, waardoor Rusland zich uit de oorlog zou moeten terugtrekken en Duitsland geen tweefrontenoorlog meer moest voeren.
Lenin beloofde de Russen dat hij meteen een einde zou maken aan de oorlog als hij en de sovjets aan de macht kwamen. Daarnaast zouden alle gronden onder controle van de sovjets komen om zo een einde te maken aan de uitbuiting door de grootgrondbezitters. In 1917, bij steeds terugkerende verliezen aan het front, slaagde hij erin de macht te grijpen tijdens de Oktoberrevolutie. De Voorlopige Regering werd afgezet en Lenin bood Duitsland een wapenstilstand aan.
4.4 Vrede en burgeroorlog
De officiële vrede tussen Rusland en de Centralen werd begin 1918 vastgelegd in het verdrag van Brest-Litovsk. Daarbij verloor Rusland grote stukken grondgebied, waaronder verschillende economisch belangrijke regio’s.
Op het einde van de 19e eeuw was Rusland nog de gangmaker achter de grote vredesconferentie van Den Haag, maar bij de onderhandelingen na de Eerste Wereldoorlog werd het niet eens uitgenodigd. Intern kreeg het nieuwe Russische regime te maken met zeer grote weerstand. Dat leidde uiteindelijk tot een grootschalige burgeroorlog. Rusland verdween voorlopig van het internationale toneel.

Uitbreiding 2:
Waarom is de herinnering aan 24 en 25 april 1915 zo verschillend in Australië, Armenië en Turkije?
De Eerste Wereldoorlog speelde zich niet alleen af aan het westelijke front. Ook het Midden-Oosten deelde in de klappen door de Britse inval in het Ottomaanse rijk. Ongeveer gelijktijdig speelde zich de uitroeiing van de Armeense minderheid (en andere minderheden) af.
← Cossi, P. (2011). Medz Yeghern (Het Grote Kwaad). Dit is een detail uit de graphic novel Medz Yeghern over de Armeense genocide.

Ga naar iDiddit en onderzoek waarom die gebeurtenissen ook nu nog bijzonder gevoelig liggen in de betrokken landen.
Historische vraag 5:
Hoe beleefde de Belgische bevolking de Eerste Wereldoorlog?
De bronnen bij deze historische vraag geven je een beeld van hoe burgers in België de Eerste Wereldoorlog beleefden. Hoewel lang niet iedere Belg de oorlog op dezelfde manier beleefde, probeer je toch een antwoord te vinden op de historische vraag. Daarbij onderzoek je ervaringen van meerdere Belgische burgers uit de periode 1914 - 1918.
Opdrachten
1 Kies een van de volgende perspectieven: een vrouw in een stad die bezet is door het Duitse leger of een moeder op de vlucht met haar kinderen.
a Selecteer de bruikbare bronnen om de historische vraag te beantwoorden vanuit je perspectiefkeuze.
b Formuleer in enkele kernwoorden het antwoord op de historische vraag vanuit dat perspectief.
2 Zoek voor het perspectief uit opdracht 1 online nog een relevante primaire bron.
Op iDiddit vind je meerdere websites over de Eerste Wereldoorlog die jou op weg helpen.
a Beoordeel je bron op basis van de bruikbaarheid, betrouwbaarheid en representativiteit.
b Verzorg een bijschrift en een bronvermelding bij jouw bron.
Maker onbekend. (1914). Leuven na de Duitse verwoestingen.
Op 19 augustus 1914 vielen de Duitsers Leuven binnen. De eerste dagen bleef het relatief rustig, daarna barstte de hel los. De Duitsers schoten wild om zich heen en veel burgers kwamen om door kogels die dwars door de muren van hun huizen gingen. Anderen werden de straat opgesleurd en gedood, hun huizen werden afgebrand. Von Manteuffel, de Duitse commandant van Leuven, moest toegeven dat hij de situatie niet in de hand had. Meer dan 2 000 huizen gingen in vlammen op, ongeveer 250 mensen werden gedood, 600 werden in veewagens naar Duitsland gedeporteerd.

Een van de gebouwen die in as werden gelegd, was de middeleeuwse Lakenhal met de beroemde Leuvense bibliotheek. Ongeveer duizend handschriften en een paar honderdduizend boeken gingen verloren.
Op 7 september 1914 verdedigde de Duitse keizer Wilhelm II zich in een telegram aan de Amerikaanse president. Hij legde de schuld bij de Belgen: als de Belgische burgers zich niet hadden gemengd in de strijd, zou er niets ernstigs gebeurd zijn. Het verbranden van de bibliotheek in Leuven was volgens hem jammer maar noodzakelijk: de Duitse troepen werden immers vanuit de huizen beschoten. Door de gebeurtenissen in augustus en september belandde Leuven in het trieste lijstje van ‘martelaarssteden’. Dat waren steden die buitengewoon zwaar getroffen werden door de oorlog, zoals Aarschot, Andenne, Tamines, Dinant en Dendermonde.
Bron 2:
19 Augustus 1914.
Ze zijn hier! Jammerlijke benden, velen in hun werkkleederen, zooals ze op bevel van hooger hand weg liepen: vrouwen met gekleurde doeken op het hoofd; schuwe blikken, ingedrongen gestalten; handen, die pakjes dragen; valiezen bij hen, wier kledij wat welstand aanduidt. Een vrouw houdt een onderweg gestorven kindje in den arm …
Waarheen, waarheen die menschenstroom in al zijn ellende?
Deuren ontsluiten zich, kloosters stellen hun poorten open. Het Stedelijk Nachtverblijf, 's winters ingericht voor haveloozen, neemt er op. Een priester deelt sigaren aan de mannen uit; een bakker geeft, zonder vergelding, milde grepen in de gretig opgestoken handen: brood, koeken, lekkernij, alles wat zijn winkel bevat. Vele bijzonderen nemen vluchtelingen in hun woning.
Uit: Loveling, V. (auteur) & Stynen, L. (red.). (1999). In oorlogsnood. Oorlogsdagboeken 1914-1918. De Bezige Bij.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog hield dichteres en schrijfster Virginie Loveling uit Gent nauwgezet een dagboek bij over het dagelijkse leven en de gruwelen tijdens de oorlog. Het dagboek werd uiteindelijk pas in 1999 uitgegeven.
Bron 3:
↑ Maker onbekend. (1914). Vluchtelingen in Antwerpen.
Op de foto zie je vluchtelingen die Antwerpen proberen te verlaten per boot of via de pontonbrug over de Schelde naar Linkeroever.
Toen verschillende Belgische steden ingenomen werden, vluchtten veel Belgen via Antwerpen en Oostende naar GrootBrittannië. Aanvankelijk waren dat er zo'n 150 000. Het onthaal was in het begin hartelijk, maar dat sloeg snel om. Het ging weer beter toen de Belgen aan het werk konden, voornamelijk in de wapenindustrie en de scheepsbouw. De Belgische overheid deed er ondertussen alles aan om het contact met de gevluchte Belgen te onderhouden.
Veel vluchtelingen vonden overigens hun weg naar Nederland, dat het grootste aantal Belgische vluchtelingen opving. De uittocht naar Nederland werd echter brutaal een halt toegeroepen door de uitbouw van een elektrische draadversperring die bijna de hele noordgrens van België afspande. De versperring werd de Dodendraad genoemd.
Bron 4: ↑
Maker onbekend. (ca. 1915 - 1916). Belgische burgers wachten in Oostende op de voedselbedeling. Wie een gezinskaart van het Nationaal Hulp- en Voedingscomité had, kon daar aankloppen voor extra voedsel. In samenwerking, maar evengoed in concurrentie, met de Amerikaanse Commission for Relief, hielp het ‘Komiteit’ waar het kon. Het leverde de bevolking een basisrantsoen van aardappelen, brood, rijst, bonen, mais en (voor zieken en kinderen) melk. Ondanks alle inspanningen kon het comité de woekerprijzen en schaarste niet overal tegengaan. Hoewel de Duitsers de landbouwers maximumprijzen oplegden, hielden zij vaak goederen achter om die tegen hogere prijzen op de zwarte markt te verkopen. Dat was een doorn in het oog van de stedelijke bevolking, die de boeren ervan verdacht zich te verrijken, terwijl die in werkelijkheid zelf nauwelijks aan het broodnodige voedsel raakten.


5 België tijdens de Eerste Wereldoorlog
5.1 De Duitse inval in België
Ingeklemd tussen de aartsvijanden Frankrijk en Duitsland was het neutrale België een ideale invasieroute toen het Duitse Keizerrijk Frankrijk begin augustus 1914 wou aanvallen. Een enorme Duitse troepenmacht moest volgens het Duitse aanvalsplan in veertig dagen tijd door België naar Frankrijk oprukken. Op 4 augustus 1914 staken de eerste Duitse soldaten de grens over.
← België tijdens de Eerste Wereldoorlog.
Tijdens hun veroveringstocht door België kregen de Duitsers af te rekenen met meer tegenstand dan verwacht. De frustraties daarover bij het Duitse leger richtten zich vervolgens op de Belgische burgers. Wat volgde waren platgebrande huizen, plunderingen, verkrachtingen, executies, moorden … Over de hele wereld was men ontzet over de gruweldaden. De eerste plunderingen en executies werden nog uit angst gepleegd door kleine troepen soldaten, maar de oorlogsmisdaden op grote schaal volgden al gauw. Ze werden, uit pure frustratie door het trage verloop van de inval, van hogerhand aangestuurd. Vaak werden de notabelen van het dorp, zoals de burgemeester of de pastoor, gedwongen om tijdens de verdere Duitse opmars voorop te lopen als levend schild.
Op minder dan drie maanden tijd slaagden de Duitsers erin bijna heel België te veroveren. Uiteindelijk besliste het Belgische leger de sluizen van Nieuwpoort te openen en zo de IJzervlakte onder water te zetten. De opmars van de Duitse legers in de Westhoek kwam daardoor uiteindelijk tot stilstand. Vier jaar lang moest men de sluizen elk etmaal openzetten en opnieuw sluiten. Een klein deel van België bleef zo onbezet. Ook in de rest van het land kwam er een einde aan de structurele moorden op burgers. De Duitsers wilden België immers blijvend bezetten en beseften dat ze nooit als heersers aanvaard zouden worden zolang ze een terreurbewind voerden.
5.2 De Belgische vluchtelingen
De angst die de Duitse inval veroorzaakte, bracht een vluchtelingenstroom op gang. De Belgen vluchtten voornamelijk naar Frankrijk, Groot-Brittannië en Nederland. Op het hoogtepunt van de crisis verbleven anderhalf miljoen Belgen (ongeveer een op de vier landgenoten) in het buitenland. Velen keerden tijdens de oorlog naar België terug en schikten zich naar het bezettingsregime. Meer dan een half miljoen landgenoten bleef in het buitenland tot het einde van de oorlog. Duizenden keerden nooit terug.
Het leven ging ook in ballingschap gewoon door: de vluchtelingen zochten werk, werden ingeschakeld in de oorlogsindustrie, op het veld of waar ze maar van dienst konden zijn. Ze richtten verenigingen op, huwden en kregen kinderen.
5.3 Dwangarbeiders
In het bezette België en Frankrijk werden arbeiders op grote schaal gedwongen om voor de bezetter te werken. Nochtans was dat volgens de vooroorlogse conventies van Den Haag verboden. Duizenden van die arbeiders overleefden het niet.
In de loop van de bezetting werden steeds meer fabrieken ontmanteld en hele machineparken verdwenen richting Duitse industrie of werden tot oorlogstuig versmolten. In enkele maanden tijd werd daardoor meer dan een half miljoen Belgen werkloos. De Duitse overheid kon die mensen goed gebruiken en zette hen aan het werk achter het westelijk front of in de Duitse industrie en land- en mijnbouw. Elke Duitse arbeider die men daar kon vervangen, betekende één soldaat meer aan het front.
5.4 Opeisingen
De Duitsers voerden de druk op de Belgische bevolking steeds meer op. Enerzijds wilden ze het verbruik van allerlei etenswaren en goederen onder controle houden. Anderzijds wilde de bezetter de hand leggen op alle mogelijke grondstoffen en materialen die het leger en de Duitse samenleving van nut konden zijn. Als gevolg legden de Duitsers maximumprijzen op voor verschillende producten zoals brood, aardappelen, vlees en melk. Net zoals bij vele andere rantsoenmaatregelen ontstond ook hier snel een zwarte handel. In een eindeloze rij verordeningen of besluiten – kenbaar gemaakt via affiches in het straatbeeld –probeerde de Duitse overheid greep te krijgen op tal van aspecten van het dagelijkse leven. Alles moest geregistreerd worden en op overtredingen stonden bijzonder zware straffen.
5.5 Flamenpolitik
Al voor de Eerste Wereldoorlog bestond er binnen een diverse groep Vlaamsgezinden het verlangen naar meer rechten voor de Vlamingen en het Nederlands. De Duitsers speelden met hun Flamenpolitik (Vlamingenpolitiek) handig in op die verzuchtingen. Zo vernederlandsten ze de Gentse universiteit, hoewel het merendeel van de professoren weigerde mee te werken met de bezetter. Uiteindelijk splitste de Duitse bezetter het burgerlijk bestuur van België zelfs in een Nederlandstalig en een Franstalig deel. De Duitsers hoopten zo de Vlamingen voor zich te winnen en wilden na de oorlog Vlaanderen een deel van Duitsland maken, terwijl ze Wallonië zouden gebruiken om industriële grondstoffen en arbeid te leveren.
Historische vraag
6:
Hoe werden de militaire begraafplaatsen plaatsen van herinnering?
De Eerste Wereldoorlog liet ook in België en in het noorden van Frankrijk verschillende sporen in het landschap na. De indrukwekkendste plaatsen zijn de ingetogen begraafplaatsen waar de vele honderdduizenden soldaten rusten. Tijdens de oorlog kregen dagelijks zo’n 900 Franse en 1 300 Duitse gezinnen te horen dat hun vader, zoon of broer was gestorven voor het vaderland. De vraag was en is nog steeds hoe we het offer van die families het best herdenken. De begraafplaatsen zijn materieel erfgoed in Noord-Frankrijk en België. Zo spelen ze een belangrijke rol in de collectieve herinnering aan de Eerste Wereldoorlog, al is de functie ervan sterk geëvolueerd doorheen de tijd.
Opdrachten
1 In de bronnen vind je vier verschillende bezoeken aan oorlogskerkhoven. Situeer elk van de bronnen in de tijd.
2 Ga voor elke bron na wat centraal staat bij het bezoek. Welke functie krijgt de collectieve herinnering aan de Eerste Wereldoorlog?
3 Gebruik de links op iDiddit om online de militaire begraafplaats te zoeken die het dichtst bij jouw woonplaats (of school) ligt en die je kunt linken aan de Eerste Wereldoorlog. Beantwoord daarbij de volgende vragen:
- Van welke oorlog(en) liggen er soldaten begraven?
- Hoeveel soldaten liggen er begraven?
- In welke veldslagen zijn die soldaten gestorven?
- Liggen er ook burgers begraven?
- Was je op de hoogte van het feit dat er dicht bij jouw woonplaats of school een militaire begraafplaats ligt?
- Ging je er al eerder op bezoek?
- Merk je elk jaar rond 11 november iets op van de herdenking van het oorlogsleed op die plek?
Bron 1:
← Maker onbekend. (1922). Koning George V bezoekt Tyne Cot Cemetery in Ieper. De Britse koning George V (middelste van de drie) bezoekt in 1922 militaire begraafplaatsen in België. De koning staat voorovergebogen om de namen van de dode soldaten beter te kunnen lezen. Zijn bezoek aan Tyne Cot Cemetery en een dertigtal andere begraaf- en herdenkingsplaatsen kreeg de naam ‘The King’s Pilgrimage’. De koning sprak tijdens die reis de woorden: ‘We kunnen met recht zeggen dat (…) de aarde omringd is met de graven van onze doden. (…) wij herinneren ons, en moeten onze kinderen opdragen te onthouden, dat, zoals onze doden gelijk waren in opoffering, zij ook gelijk zijn in eer, want de grootste en de minste van hen hebben bewezen dat opoffering en eer geen ijdele dingen zijn, maar waarheden waardoor de wereld leeft.’ Koning George V had tijdens de oorlog een symbolische rol: plichtsbewust hield hij inspectietochten langs rijen Britse soldaten en marinepersoneel, deed hij ziekenhuisbezoeken en reikte hij medailles uit aan Britse soldaten die een dappere daad verricht hadden.

Bron 2: ↑
Maker onbekend. (25-27 juni 1940). Hitler en enkele van zijn generaals bezoeken Langemark, vlak bij Ieper. Na de Eerste Wereldoorlog ging de mythe 'Langemark' een eigen leven leiden. Bij Langemark, zo gaat het verhaal, waren jonge regimenten van studenten vrijwillig de dood tegemoet gestormd terwijl ze uit volle borst ‘Deutschland, Deutschland über alles’ zongen. ‘Langemark’ werd bij de Duitsers een even bekende naam als ‘Passchendaele’ bij de Britten, al zou de naam altijd verbonden zijn met roem, eer en jeugd in plaats van met treurnis en verlies. Traditionele Duitse studentenverenigingen hielden de Langemark-mythe mee in leven, onder meer door een monument op de begraafplaats te financieren. Toen de nazi’s aan de macht kwamen, ontstond er een echte Langemark-cultus. Voortaan was het zonder meer de Duitse jeugd die in Langemark de heldendood had gevonden. Daarom bezocht Hitler de begraafplaats van Langemark kort na de Duitse inval van mei 1940.

Bron 3:
@VANIN
← Schulze-Vorberg, R. (22 september 1984). Bondskanselier Kohl en president Mitterand in Verdun. 70 jaar na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog ontving de Franse president François Mitterrand de West-Duitse bondskanselier Helmut Kohl met militaire eer. Mitterrand had tijdens de Tweede Wereldoorlog in Duits krijgsgevangenschap gezeten. Kohls oudere broer sneuvelde tijdens die oorlog. Na de ontvangst vlogen Mitterrand en Kohl naar Verdun. Voor het knekelhuis van Verdun – waar men zowel de gevallen Duitse als Franse soldaten herdenkt – stond een erehaag van Franse en West-Duitse soldaten. Terwijl Mitterand en Kohl naar Franse en Duitse militaire muziek luisterden, strekte Mitterrand zijn hand uit naar Kohl. Dat was niet gepland. Kohl werd volgens eigen zeggen ‘overweldigd’ door emoties. Hij nam de hand aan. Het werd een iconisch beeld. In de persverklaring achteraf stond het volgende te lezen: ‘Europa is ons gezamenlijke culturele vaderland. Daarom hebben wij – Duitsers en Fransen – een einde gemaakt aan de onderlinge strijd en broedermoord. We hebben ons verzoend. We zijn het eens geworden. We zijn vrienden geworden.’

Bron 4:
← Cardy, M. (18 april 2018). Studenten op Tyne Cot Cemetery in Ieper.
Studenten passeren grafstenen van gevallen soldaten uit de Eerste Wereldoorlog op Tyne Cot Cemetery, de grootste begraafplaats ter wereld van de Commonwealth War Graves Commission. Het is nu de rustplaats van meer dan 11 900 militairen van het Britse rijk uit de Eerste Wereldoorlog, waarvan velen in de buurt op de slagvelden van Passendale zijn gesneuveld. Verder liggen hier vier Duitse soldaten. Sinds het bezoek van koning George V bezochten niet alleen leden van de koninklijke familie, maar ook honderdduizenden Britse onderdanen, locaties over de hele wereld om eer te bewijzen aan de gevallen soldaten en zo hun ‘pelgrimage’ in het kader van het oorlogstoerisme te volbrengen.

6 Het einde van de oorlog
In de lente van 1918 startte het Duitse Lenteoffensief aan het westelijke front. Daarmee wilden de Duitsers de oorlog beslechten vóór de Amerikanen op volle getalsterkte waren. De militaire tussenkomst van de Amerikanen was een onbedoeld gevolg van een poging van de Duitse keizer om in het voorjaar van 1917 de oorlog ook in de grensstreek met Mexico te laten uitbreken. De Amerikaanse president Woodrow Wilson stuurde, ondanks eerder gemaakte beloften, daarop zijn troepen naar Europa. Maar dat vroeg enige tijd.
Het Duitse leger had net zijn rangen versterkt met de vrijgekomen troepen van het oostfront. Het was voorlopig numeriek nog in het voordeel. De Duitse infanterie rukte razendsnel op en Parijs lag binnen handbereik. Maar rond juni 1918 stokte het offensief. De munitie was op en de bevoorradingslijnen waren te lang en te kwetsbaar. Uitputting en ondervoeding ondermijnden verder het moreel van de Duitse troepen.
In juli 1918 namen Franse troepen het initiatief tot een tegenaanval. De Britten, gesteund door nieuwe Amerikaanse troepen, volgden. De Duitsers moesten zich terugtrekken uit bijna alle bezette gebieden. Vanaf september brak de Entente overal door de Duitse linies. De keizer trad af en kreeg asiel in het neutrale Nederland. Op 11 november 1918 volgde de Duitse capitulatie en ging de wapenstilstand om elf uur in. Het Verdrag van Versailles, dat de vrede beslechtte met het overwonnen Duitsland, werd ondertekend op 28 juni 1919, na maanden onderhandelen en bezetting van Duitsland. Dat was dag op dag vijf jaar na de fatale schoten van Gavrilo Princip.
6.1 Het aantal doden, vermisten en gewonden
Over het exacte aantal doden ten gevolge van de Eerste Wereldoorlog discussiëren historici onderling weleens. Precies weten ze het niet. Het zijn er heel erg veel, dat weten ze wel. Tijdens de Eerste Wereldoorlog vielen minimaal vijftien miljoen doden (waarvan iets meer dan de helft soldaten en de rest burgers). Daarbij horen ook een groot aantal vermisten, jongens die zich na een veldslag nooit meer hebben aangemeld en die men nooit heeft teruggevonden.
Schatting van het aantal doden van de Eerste Wereldoorlog. Bron: Hirschfield, G. (red.). Brill's Encyclopedia of the First World War. Brill.
Volgens Hirschfield vielen er in totaal 9,2 miljoen militaire doden en 6,5 miljoen burgerdoden. In verhouding tot de totale bevolking lag het aantal slachtoffers (12,5 %) het hoogst in Servië, het land waarrond het in de aanvangsfase van de oorlog allemaal draaide.
6.2 Militaire kerkhoven: dragers van collectieve herinnering
Tijdens de oorlog werden Belgische militairen begraven op inderhaast aangelegde begraafplaatsen of gewoon ergens te velde, daar waar ze gesneuveld waren. Geleidelijk aan werden er tijdelijke begraafplaatsen aangelegd achter het front. Na de oorlog richtten alle overwinnaars en overwonnenen met veel zorg en toewijding militaire kerkhoven in. Indrukwekkende erebogen, monumenten voor de ‘onbekende soldaat’ en mooi aangeharkte collectieve of individuele graven kwamen in de plaats van de graven met houten kruisen die tijdens de oorlog waren aangelegd.
Niet alleen veranderden de begraafplaatsen doorheen de tijd van uitzicht, ook de manier waarop men ernaar keek veranderde. Tijdens het interbellum werd de collectieve herinnering ingezet om het eigen slachtofferschap te benadrukken en om de nationale identiteit te versterken. Nadien werden de begraafplaatsen meer en meer getuigenissen van gedeeld leed – net zoals men in de geschiedschrijving over de Eerste Wereldoorlog vandaag uitgaat van een gedeelde schuldvraag (zie p. 167-169). De functie van de collectieve herinnering evolueerde tegelijk ook naar het overbrengen van waarden zoals vrede in tijden van politieke spanningen. Vandaag worden de kerkhoven meestal onderhouden door Defensie of specifieke organisaties zoals The Commonwealth War Grave Commission. Ook andere dragers, zoals de poppies of klaprozen die vooral in de Angelsaksische wereld een symbool zijn om de oorlog te herdenken, houden de collectieve herinnering levend.
Synthese III
Schema
↑ Bekijk het instructiefilmpje.
Duitsland vóór 1871
oorzaken
WO I
wapenwedloop en allianties
Duitse vloot
Weltpolitik
Duitse keizer
spanningen in de Balkan
Britse vloot Groot-Servische droom
Triple Alliantie (centralen) Triple Entente (geallieerden)
aanleiding (1914) moord op de Oostenrijkse kroonprins in Sarajevo
Oorlog loopt vast.
tijdens WO I (1914 - 1918)
loopgraven: honger, stress, wanhoop
rivaliteit om de Balkan (tussen de grootmachten)
Grootmachten verklaren elkaar een voor een de oorlog.
enorm aantal slachtoffers
burgerbevolking massaal ingezet
nieuwe militaire technologieën oorlogspropaganda
tsaar Nicolas II (autocratisch bewind)
WO I: vee en mannen op transport, inflatie, hongersnood, militaire nederlagen
1917: revolutiejaar Rusland
tijdens
WO I
Februarirevolutie tsaar afgezet: liberale regering Oktoberrevolutie
Lenin aan de macht: communisme
begin 1918: vrede tussen Rusland en de Centralen
België
tijdens
WO I
einde WO I
1914:
Duitse inval in neutraal België bezetting België Westhoek (IJzerfront) blijft onbezet.
Belgische vluchtelingenstroom
11 november 1918: Duitse capitulatie
opeisingen, dwangarbeid, Flamenpolitik
1919: Verdrag van Versailles
@VANIN
militaire kerkhoven: dragers van collectieve herinnering
Op iDiddit vind je een uitgebreider syntheseschema van dit hoofdstuk.
Historisch denken
Je leerde de volgende historische begrippen:
—cultureel: nationale identiteit, propaganda, technologie, wetenschap
—economisch: grondstof, inflatie, innovatie
—politiek : absolutisme, alliantie, annexatie, autocratisch, bezetting, burgeroorlog, capitulatie, communisme, deserteren, expansie, imperialisme, invloedssfeer, kolonie, liberaal, mobilisatie, mogendheid, monarchie, neutraliteit, niemandsland, offensief, oorlogsmisdaad, oorlogsrecht, president, socialisme, sovjet, territoriale wijzigingen, tsaar, wapenstilstand, wapenwedloop
—sociaal: asiel, loopgravenoorlog, uitbuiting
Ook deze structuurbegrippen kwamen aan bod: argument – breuk – collectieve herinnering – erfgoed – gevolg – impact –kettingreactie – metafoor – mondiaal – onbedoeld gevolg – oorzaak – perspectief –regio – representativiteit – revolutie – toeval
Je leerde in dit hoofdstuk denken als een historicus. Je oefende goede en relevante historische vragen te formuleren. Je bestudeerde met het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog bovendien een oorzaak-gevolgrelatie. Verder leerde je over het gebruik van egodocumenten als bron voor de persoonlijke beleving van soldaten van het leven aan het front. Herlees en studeer het kader historisch denken op p. 170.
Bekijk op iDiddit welke doelen je moet halen als je dit hoofdstuk studeert.
Beantwoord de
onderzoeksvraag.
Bekijk de inleiding op het titelblad van dit hoofdstuk en de routekaart met de weg die je hebt afgelegd. Verzamel al het bewijsmateriaal dat je hebt en formuleer daarmee een antwoord op de onderzoeksvraag. Met behulp van dit argumentatieschema moet je het antwoord kunnen toelichten. Kun je zelf nog andere argumenten toevoegen of nuanceren? Gebruik het schema om een besluit te formuleren.
Hoe schudde de Eerste Wereldoorlog de wereld door elkaar?
ARGUMENTATIE VOOR …
Op basis van de analyse van de verschillende bronnen in de verschillende historische vragen kun je besluiten dat de Eerste Wereldoorlog de wereld zowel op politiek, economisch, cultureel als sociaal vlak door elkaar schudde.
Op politiek vlak: machtsblokken en aanleiding
Om te beginnen
Op economisch vlak: wapenwedloop
Op cultureel vlak: wetenschappers
Op sociaal vlak: bezet België
Vervolgens
Op politiek vlak: Russische bevolking en revolutie
Op politiek vlak: einde van de tsaar
Ten slotte
Op sociaal/cultureel vlak: 15-22 miljoen mensen herdenken
Besluit
Hoofdstuk
Het interbellum (1919 - 1939) 6
↑ Politiefoto’s van Camilla Ravera bij haar arrestatie. (10 juli 1930).

De fascisten in Italië legden Camilla Ravera (18891988) een verbod op om les te geven omwille van haar linkse politieke overtuigingen. Maar daarmee stond Ravera niet volledig buitenspel: als boegbeeld van de Italiaanse Communistische Partij hield zij onder het bewind van de fascist Benito Mussolini (1924 - 1945) de partij min of meer recht. In dit hoofdstuk kom je haar op drie verschillende plekken tegen. Via korte filmpjes, die je ook op iDiddit terugvindt, pik je in op haar levensverhaal. De filmpjes vullen de historische vragen concreet in.
In dit hoofdstuk zoek je een antwoord op de onderzoeksvraag:
Waar en wanneer
verspeelde men tijdens het interbellum kansen op langdurige vrede en voorspoed?
Op onderzoek II
Historische vraag 1: Waarom mislukte Hitlers staatsgreep in 1923?
Wat weet je al? I
Ook in vorige jaren kwam je al in aanraking met wij-zij-denken, stereotypering, vooroordelen en discriminatie. Illustreer die begrippen aan de hand van de visie op de joodse minderheid in de middeleeuwen (Sapiens 3) enerzijds en de spanningen tijdens de (contra)reformatie (Sapiens 4) anderzijds.
Historische vraag 2: Kan een roman de machtsgreep van Mussolini op een betrouwbare manier weergeven?
Historische vraag 3: Hoe optimistisch waren de champagnejaren tijdens de roaring twenties?
Historische vraag 4: Op welke manier gingen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie om met de socioeconomische uitdagingen tijdens de periode 1928 - 1936?
Uitbreiding 1: In hoeverre werden de Verenigde Staten tijdens het interbellum een supermacht?
Uitbreiding 2: In welke mate was de Spaanse Burgeroorlog voor de asmogendheden een voorbereiding op een nieuwe grote oorlog?
Historische vraag 6: Zijn vergelijkingen tussen nu en de jaren 1930 zinvol en historisch verantwoord?
Historische vraag 5: Hoe strikten het stalinisme en het nazisme de massa?
Situeren in tijd
Situeren in tijd
april 1924: De fascisten in Italië halen de volstrekte meerderheid bij de verkiezingen. Giacomo Matteotti wordt vermoord.
april 1924: Gevangenschap Hitler na mislukte staatsgreep in november 1923. Hij schrijft het eerste deel van Mein Kampf.
1904: Stalin sluit zich aan bij de partij van Lenin en zorgt voor inkomsten door overvallen en afpersing van industriëlen.
1917: Oktoberrevolutie in Rusland. Stalin wordt lid van het Centraal Comité van de Communistische Partij.
oktober 1922: Mars op Rome
Images
januari 1924: Dood van Lenin. Zijn lichaam wordt gebalsemd en opgebaard in een mausoleum op het Rode Plein in Moskou, waar je het vandaag nog kunt bezoeken. ↑ Gebalsemde lichaam van Lenin. (jaartal onbekend).

↑ Postzegel uit 1943 die de (mislukte) staatsgreep van Hitler herdenkt uit 1923: ‘Und ihr habt doch gesiegt.’ (En wij hebben uiteindelijk toch gewonnen.)
1920
juni 1919: Ondertekening van het Verdrag van Versailles
april 1922: Stalin wordt SecretarisGeneraal van de Communistische Partij.
1928: De NSDAP haalt 2,6 % van de stemmen bij de verkiezingen. De eerste twaalf nazi’s houden zitting in de Rijksdag.

1928: Start vijfjarenplan van Stalin
Klucis, G. (1930). Lenin en Stalin op een propagandaposter voor de collectivisering van de economie.

september 1932: Bauhaus verhuist van het iconisch gebouw in Dessau naar de hoofdstad Berlijn.

maart 1933: Start New Deal van Franklin D. Roosevelt
Bauhaus-gebouw in Dessau, ontworpen door Walter Gropius. (tussen 1925 en 1926).
↑ Beluister een fragment uit een van de avondtoespraken van Roosevelt over de bankencrisis.
juli 1932: De NSDAP wordt de grootste partij in Duitsland.
januari 1933: Hitler wordt kanselier (regeringsleider) van Duitsland.
maart 1933: De machtigingswet geeft Hitler het recht om te regeren en wetten uit te vaardigen zonder dat toestemming van het parlement nodig is.
april 1933: Verplichte sluiting van het Bauhaus in Berlijn
1930
oktober 1929: Beurscrash Wall Street
1930: Arrestatie Camilla Ravera
1934: Na de dood van president Hindenburg wordt Hitler formeel het staatshoofd van Duitsland. Hij geeft zichzelf de titel ‘Führer en Rijkskanselier’.
september 1939: De inval in Polen door het Duitse leger luidt het begin van de Tweede Wereldoorlog (1939 - 1945) in.
Bronzen standbeeld op het Roosevelt Memorial in Washington D.C. (1997) van een Amerikaanse burger die luistert naar de fireside chats (radiotoespraken bij het haardvuur) van de Amerikaanse president, onder meer als onderdeel van zijn New Deal.

1940
1943: Mussolini wordt afgezet en gevangengenomen in opdracht van de Italiaanse koning.
28 april 1945: Mussolini wordt geëxecuteerd door verzetslieden.
30 april 1945: Hitler pleegt zelfmoord in zijn ondergrondse bunker in Berlijn.
1953: Dood van Stalin
Historische vraag 1:
Waarom mislukte Hitlers staatsgreep in 1923?
In deze historische vraag onderzoek je waarom er tijdens de eerste periode van het interbellum (eind 1918 - 1923) een erg instabiel politiek klimaat in Duitsland heerste. Hoe kwam het dat het land, dat vanaf toen de Weimarrepubliek werd genoemd, grote moeite had om haar burgers stabiliteit te bieden? Politiek geïnspireerde moorden waren er aan de orde van de dag (zo'n 350 tussen het einde van de Eerste Wereldoorlog en oktober 1923). De daders waren in 95 procent van de gevallen rechts, al kwam het geweld evengoed uit linkse hoek. Daarnaast vonden er verschillende mislukte staatsgrepen plaats door zowel uiterst linkse als uiterst rechtse politieke bewegingen, waaronder ook de partij van Adolf Hitler.
Opdrachten
1 Bestudeer de kaart en maak een overzicht van de gebieden die Duitsland moest afstaan volgens het Verdrag van Versailles (1919). Welke territoria kwamen zo bij België terecht?
2 Bestudeer de bronnen. Welke elementen uit de historische context van de eerste jaren na de Eerste Wereldoorlog zorgden voor een ideale voedingsbodem voor een staatsgreep?
3 Onderscheid in bron 6 de menselijke en de structurele (f)actoren die ervoor zorgden dat de staatsgreep mislukte en beantwoord de historische vraag.
Bron 1: Territoriale wijzigingen in en rond Duitsland (1919 - 1933)
Bron 2:
← Maker onbekend. (ca. 1923). Spotprent verschenen op postkaart. Centraal in beeld staat de sociaaldemocraat Philipp Scheidemann, die kanselier of regeringshoofd van de Weimarrepubliek was. Hij steekt de nietsvermoedende Duitse troepen een mes in de rug. Rechts van hem staat Matthias Erzberger (uit de katholieke Zentrumpartij), die in naam van de Duitse regering op 11 november 1918 de Wapenstilstand ondertekende.
Erzberger besefte dat er voor het bezette en hongerlijdende Duitsland geen alternatief was en zou de Duitse politici met alle macht proberen te overtuigen om het Verdrag van Versailles (28 juni 1919) te ondertekenen. Achter hen zitten twee joden hun geld te tellen. Helemaal achteraan komt een massa demonstranten onder rode vlaggen aansnellen. Het onderschrift leest: ‘Deutsche denkt daran!’ (Duitsers, vergeet dit niet!). De verwijzing naar de dreiging van het 'internationale jodendom' zou bij Hitler en de nazi's voortdurend blijven terugkeren.

Bron 3:
Elke keer kwamen weer meer mensen naar de bijeenkomsten van de DAP. Binnen de kortste keren groeide Hitler uit tot de ster onder de redenaars binnen de partij. Op 19 november 1919 trok hij in de Eberlbräukeller [in München, in deelstaat Beieren] fel van leer tegen het Vredesverdrag van Versailles. ‘Zolang de aarde bestaat, heeft geen volk ooit een dergelijk schandelijk verdrag hoeven te ondertekenen.’ De rapporteur van de politie van München meldde dat er op dat moment uit de zaal klonk: ‘Jodenstreek!’ Hitler beschuldigde in het bijzonder de rijksminister van Financiën, Matthias Erzberger, die op 11 november 1918 de wapenstilstand had ondertekend. Hij zei zeker te weten ‘dat de man die ons een dergelijk verdrag op de hals heeft gehaald’, snel ‘niet meer op zijn plaats’ zou zitten (waarop een stem in het publiek riep: ‘Met hem loopt het net zo af als met Eisner.’). Erzberger werd in augustus 1921 het slachtoffer van een moordaanslag. De Münchener Beobachter meldde over de bijeenkomst: ‘De heer Hitler kreeg tijdens zijn gedegen betoog regelmatig daverende bijval.’
Naar: Volker, U. (2019). Adolf Hitler biografie - Deel I: De jaren van opkomst 1889-1939. De Arbeiderspers.
De Deutsche Arbeiterpartei (DAP) vormde het prille begin van wat zou uitgroeien tot de extreemrechtse NSDAP, de nazipartij. De partij was voortdurend in conflict met socialistische en communistische groeperingen. Aan het hoofd van een daarvan stond Kurt Eisner, die in november 1918 in Beieren een linkse opstand leidde en daarna ministerpresident van de Duitse deelstaat werd. Dat was echter maar van korte duur, want drie maanden later werd hij door een nationalistische ex-officier vermoord.
Bron 4:
De Schaepdrijver, S. & De Geest, M. (2015). Brave Little Belgium. Deel 4: een dure vrede. Interview met Margaret MacMillan. Margaret MacMillan is een Canadese historica die zich vooral toelegde op het bestuderen van internationale relaties in de 20e eeuw. De Grote Depressie (vanaf 1930), waar MacMillan het in het fragment over heeft, volgde op de beurscrash van Wall Street in 1929. Een economische depressie is een ingrijpende en langdurige economische neergang.

Bron 5:
Maker onbekend. (augustus 1923). De lonen van een bedrijf worden opgehaald aan de Reichbank in Berlijn. Het massaal bijdrukken van geld was het verkeerde antwoord op de ontwrichte economie na de Eerste Wereldoorlog. Aangezien er geen evenwicht meer bestond tussen de hoeveelheid cash in omloop en de reële economie, trad er hyperinflatie op. Zowel cash als spaargeld verloren hun waarde bijna volledig. Heel wat Duitsers raakten hun gevoel van (eigen)waarde kwijt.

Geld was zo weinig waard dat kinderen ermee speelden en volwassenen er de stoof mee aanstaken. Kijk op iDiddit voor meer foto’s.
Bron 6:
De hyperinflatie en de bezetting van het Ruhrgebied brachten de politieke spanning in Duitsland naar een hoogtepunt. De rechtse regering van Beieren botste met de regering van Gustav Stresemann in Berlijn. In het nazi-blad Völkischer Beobachter verschenen aanvallen op de regering in Berlijn. Stresemann wilde dat Beieren die censureerde. Lokale Beierse machtigen zoals Kahr en generaal von Lossow weigerden dit. In deze context trachtte Hitler een bijeenkomst in de Bürgerbräukeller in München naar zijn hand te zetten. Op die bijeenkomst spraken zowel Kahr als von Lossow. Hitler riep op tot een staatsgreep om de regering in Berlijn omver te werpen. De volgende ochtend begonnen de opstandelingen aan hun mars.
Emil Klein nam deel aan de nazi-mars door München, in gezelschap van Hitler, Göring en Himmler. ‘We marcheerden die dag trots rond’, herinnert hij zich met vuur. ‘Maar toen sloegen we de Maxmilianstrasse in en op de hoek van de Residentie [het paleis van de voormalige koningin van Beieren] hoorden we schoten voor ons. Wat was er aan de hand?’ Toen de politie moest kiezen tussen meedoen aan een gewapende revolutie of de Beierse overheid steunen, maakte ze een duidelijke keuze. Ze keerde zich tegen de nazi’s en er vielen schoten. En zo kwam de mars door München tot een gewelddadig einde. ‘U vroeg wat er door me heen ging’, zegt Emil Klein. ‘Hoe dingen verkeerd kunnen lopen. Dat was op zich al een flinke klap voor mij en veel van mijn kameraden.’ Hitler werd gearresteerd en beschuldigd van hoogverraad. Maar in tegenstelling tot de andere betrokkenen bij de mislukte staatsgreep, zoals generaal Erich Ludendorff, nam Hitler de volledige verantwoordelijkheid voor zijn daden op zich. Zijn opmerkingen tegen de rechters maakten hem bekend in heel Duitsland.
Naar: Rees, L. (1997). De nazi’s. Een waarschuwing uit het verleden. Schilt Publishing.
1 De moeizame start van de Weimarrepubliek
1.1 Versailles
Op 28 juni 1919 werd in de Spiegelzaal van het paleis van Versailles het vredesverdrag tussen Duitsland en de Entente ondertekend. Het spektakel moest de zege van de Britten, de Amerikanen en vooral de Fransen onderstrepen en de Duitse vernedering compleet maken. Duitsland had in november 1918 gecapituleerd en de Duitse delegatie van de nieuwe Weimarrepubliek (1918 - 1933) hoopte tevergeefs dat zij betrokken zou worden bij een nieuwe internationale politiek. Uiteindelijk kwam de Duitse delegatie, die niets wezenlijks aan het verdrag mocht bijdragen, met lege handen terug uit Versailles. Ze mochten geen lid worden van de nieuwe supranationale organisatie Volkenbond en verloren hun koloniën.
Duitsland onderging territoriale wijzigingen doordat het verschillende gebieden moest afstaan. Het verdrag bepaalde verder dat Duitsland op militair vlak onschadelijk werd gemaakt: de Duitse zee- en luchtmacht en artillerie werden ontmanteld, en het industrieel belangrijke Rijnland moest gedemilitariseerd worden. Bovendien legden ze een heel hoog bedrag aan herstelbetalingen vast om de oorlogsschade te vergoeden. Dat bedrag werd weliswaar op de vele naoorlogse conferenties teruggeschroefd, maar voor Duitsland bleef het een zware last om te dragen.
De harde aanpak van Duitsland kwam hoofdzakelijk uit Franse hoek. Zij waren overtuigd dat Duitsland als buurland fundamenteel onbetrouwbaar was. Sommige historici zijn ervan overtuigd dat het harde Diktat van Versailles (dat hen dus eenzijdig werd opgelegd) de kiemen zaaide voor de opkomst van het nazisme en zo een nieuwe wereldoorlog veroorzaakte. Andere historici beoordelen het Verdrag van Versailles als vrij evenwichtig. Duitsland was zijn koloniën eigenlijk liever kwijt dan rijk, want die kostten meer dan ze opbrachten. Ook het feit dat ze hun snel verouderende wapens en vloot moesten afgeven, was militair niet zo bepalend. Vandaag stellen historici dat het vooral het politieke verzet tegen het Diktat van Versailles was dat dat verkeerde beeld mee heeft gecreëerd. Versailles alleen is onvoldoende om de opkomst van het nazisme te verklaren.
1.2 Dolkstootlegende en Joods complot
Veel Duitsers konden de nederlaag niet begrijpen. Zo ontstond de zogenaamde dolkstootlegende, die inhield dat het Duitse leger niet echt verslagen, maar wel verraden was door de linkse Weimarregering. Die mythe werd vermengd met het verhaal van een wereldwijd Joods complot, waardoor de Joden de ideale zondebok werden voor de problemen van Duitsland.
← Maker onbekend. (december 1918). Voormalige frontsoldaten bij de Brandenburger Tor, het overwinningssymbool voor de Pruisen. De ontreddering druipt van de gezichten van de soldaten af. Zij vroegen zich af waar ze nog voor stonden. De meesten waren werkloos en hadden geen dak boven het hoofd.

Berlijn was als hoofdstad van een ontredderd Duitsland het centrum van de onvrede en ellende. Vanwege die revolutionaire onrust bestuurde de nieuwe regering het land vanuit het landelijke Weimar. Maar in de ogen van de teruggekeerde frontsoldaten deed de slappe Weimarrepubliek onvoldoende. Het kwam tot gewelddadige opstanden van zowel links als rechts. Communisten lieten zich inspireren door de Oktoberrevolutie in Rusland, terwijl rechtse officieren en oud-strijders als reactie paramilitaire ‘vrijkorpsen’ oprichtten en daarmee het recht in eigen handen namen. Wie ook aasde op een staatsgreep, was Adolf Hitler. In 1921 werd hij voorzitter van de DAP die inmiddels tot Nationalsozialistische Deutsche Arbeiterpartei (NSDAP) herdoopt was.
Met die naamsverandering hoopten de nazi’s een breder publiek van kiezers aan te spreken: zowel arbeiders als meer conservatief en nationalistisch ingestelde industriëlen.
1.3 Hyperinflatie, Ruhrbezetting en staatsgreep (1923)
In 1922 nam de inflatie fel toe en werd het leven steeds duurder. Veel Duitsers wezen daarvoor naar de herstelbetalingen van het Verdrag van Versailles, maar de echte oorzaken lagen elders. De mark, de Duitse munt, stortte in door de enorme staatsschuld die de Duitsers zelf hadden gemaakt. Naast de herstelbetalingen aan andere landen en de herstelwerken voor de eigen oorlogsschade kostte het immers handenvol geld om alle oorlogsinvaliden en weduwen uit te betalen. Tijdens de oorlog waren de geldpersen blijven draaien. In plaats van daarmee te stoppen bleef de Duitse financiële top maar geld bijdrukken. Ze hoopten dat de inflatie zou meevallen en dat de andere wereldmachten de herstelbetalingen zouden verlagen.
Op deze grafiek wordt de koers van de Duitse Papiermark weergegeven ten opzichte van de Amerikaanse dollar (hoeveelheid mark die je kreeg voor 1 dollar). Let bij het interpreteren van de grafiek goed op de schaal. Kijk daarvoor ook naar de grafiek op iDiddit.
Geld bijdrukken bleek echter het probleem in plaats van de oplossing: als onbedoeld gevolg verloor het geld zijn waarde en sloeg het economische systeem op hol. In de loop van 1923 stegen de voedselprijzen met meer dan 150 miljard %. De economische instorting van Duitsland verergerde de sociale problemen. Bovendien verhoogden Frankrijk en België de druk op de Weimarrepubliek. Ontevreden over de slabakkende herstelbetalingen stuurden ze hun legers naar het Ruhrgebied, het industriële hart van Duitsland. De spanning steeg.
Die Ruhrbezetting kwam Hitlers NSDAP goed uit. In de context van chaos en vernedering hoopten de nazi’s in 1923 een staatsgreep te plegen, maar die mislukte. Het leger en de politie kozen hun kant niet omdat ze hun macht niet wilden verliezen aan de gewelddadige revolutionairen van de NSDAP. Hitler verdween tot december 1924 in de cel, waar hij het eerste deel van zijn boek Mein Kampf (Mijn Strijd) schreef. Na zijn vrijlating trad hij gewoon terug aan als voorzitter van de NSDAP. Maar in tussentijd had de wereld niet stilgestaan. De hyperinflatie was bedwongen en de Franse en Belgische troepen hadden zich in 1925 ook teruggetrokken uit het Rijnland. Betere tijden leken zich aan te kondigen.
Historische vraag 2:
Kan een roman de machtsgreep van Mussolini op een betrouwbare manier weergeven?
De invalshoek voor deze historische vraag is de historische roman M. De zoon van de eeuw van Antonio Scurati die in 2019 verscheen en al door honderdduizenden Italianen is gelezen. In die populaire roman schetst Scurati de machtsgreep van de fascistische leider Benito Mussolini tijdens de jaren 1919 - 1925.
Opdrachten
1 Lees de tekstfragmenten uit de roman (bron 1 tot en met 3).
a Welk beeld van Mussolini’s politieke handelen komt naar voren?
b Voor welk doelpubliek heeft Scurati zijn roman geschreven?
c Ga in het inter view met Scurati (bron 4) na welke bronnen hij voor zijn roman heeft geraadpleegd.
2 Bestudeer bron 5 en 6. Ze gaan over ongeveer dezelfde periode, maar komen uit de historische biografie over Mussolini.
Welk beeld van de machtsgreep van Mussolini komt in de fragmenten naar voren?
3 Beantwoord de historische vraag. Vergelijk daarvoor de bronnen uit de roman met die uit de historische biografie. Welke verschillen en gelijkenissen zie je?
Beargumenteer welke van de twee reeksen bronnen voor jou het meest betrouwbare beeld van Mussolini schetst. Kun je geen keuze maken? Leg dan uit waarom dat zo is.
Bron 1:
Giacomo Matteotti - 10-12 maart 1921
In het Italiaanse parlement neemt Giacomo Matteotti [een Italiaanse socialistische politicus] het woord om het fascistisch geweld aan de kaak te stellen.
‘In Salara hoort een arme arbeider ’s nachts op zijn deur kloppen. Wie is daar? vraagt hij. Goed volk! wordt er geantwoord. Hij doet open en door de kier maken twintig geweerschoten van hem een lijk. In Adria gaan ze om middernacht naar het huis van de socialistische afdelingssecretaris, ze pakken hem op, binden hem vast, brengen hem naar de Adige [rivier], gooien hem erin, laten hem vastgebonden aan een telegraafpaal achter … En zo gaat het maar verder; maar niemand grijpt in, niemand wordt ontdekt, niemand weet wie de boeven zijn. Nacht na nacht, dag na dag worden er zo branden en moorden gesticht en gepleegd.’ Matteotti verheft zijn stem: ‘Het gaat hier om aanslagen, om struikroverij. Het is geen politieke strijd meer; het is barbarij; het is middeleeuws.’
Naar: Scurati, A. (2019). M. De zoon van de eeuw. Podium.
In de jaren 1919 - 1920 demonstreerden boeren massaal in het noorden van Italië. De oorzaken daarvoor waren onder meer de frustraties over de Eerste Wereldoorlog, de verouderde landbouw en discussies over grondeigendom. Vaak kwam het tot gewelddadige botsingen tussen de boeren en de ‘grootgrondbezitters’, waarbij die laatsten dankbaar gebruikmaakten van fascistische stoottroepen. De socialistische politicus Giacomo Matteotti (1885 - 1924), zelf de zoon van een grootgrondbezitter, steunde de arme boeren.
Bron 2: Rome, 10 juni 1924
Giacomo Matteotti is een man van de klok, ze houden hem al dagen in de gaten, ze hebben zijn gewoonten bestudeerd. De verrassing van de dag is dat Matteotti reageert als hij vastgepakt wordt. Amleto Poveromo, slager in Lecco, komt achter hen aan met zijn zware tred. Hij dient Matteotti een dreun op zijn slaap toe, de stokslag op de schedel waarmee hij vroeger dieren velde. Matteotti zakt in elkaar. Matteotti komt bij en hervat de strijd. Zijn ontvoerders beginnen hem, terwijl ze hem vervoeren, weer te slaan. Maar die man schopt als een bezetene. Waar haalt hij de kracht vandaan? Eindelijk zijn ze dan in de wagen, de wagen vertrekt, slipt, de stad uit, naar het platteland. Matteotti, die volop geslagen wordt, schreeuwt aan één stuk door. Dan neemt de felheid af. De kreten zijn opgehouden. In plaats daarvan een gereutel, een gesmoord gerochel. Dùmini draait zich weer om. Giacomo Matteotti ziet zo bleek als een doek. Zijn mond braakt nu bloed.
Naar: Scurati, A. (2019). M. De zoon van de eeuw. Podium.
Matteotti werd ruim anderhalf jaar na de Mars op Rome (1922) vermoord. Die mars was de symbolische machtsgreep van de fascisten onder leiding van Mussolini.
Bron 3:
Rome 3 januari 1925 - Kamer van Afgevaardigden, 15.00 uur
Een paar minuten na 15.00 uur betreedt Mussolini de zaal [van het parlement]. Dan gaat hij in de aanval. ‘Heren! De toespraak die ik zo ga houden, kan strikt genomen niet geclassificeerd worden als een parlementaire toespraak. Artikel 47 van het Statuut [voor afgevaardigden van het Koninkrijk] luidt: de Kamer van Afgevaardigden heeft het recht om de ministers van de koning te beschuldigen en hen voor het Hooggerechtshof te brengen. Ik vraag formeel: is er iemand binnen of buiten deze Kamer die gebruik wil maken van artikel 47?’
Stilte. Eén maar. Eén maar hoeft er maar het woord te nemen en hij zou verloren zijn. Onder de leiders van de oppositiepartijen, in hun zetels of onder het publiek op de tribunes, bevinden zich mannen met moed. Jarenlang is hun dagelijkse leven een loopgraaf geweest, ze hebben voortdurende dreigementen doorstaan, sommige zijn al meerdere malen in elkaar geslagen. Slechts een van hen hoeft maar op te staan, als enige beschuldigingen te uiten, de partijdiscipline, de keten van geweld te doorbreken. Niemand staat op. Alleen de fascistische hovelingen springen overeind om voor hun Duce te klappen.
Naar: Scurati, A. (2019). M. De zoon van de eeuw. Podium.
In zowel Italië, Duitsland als Spanje liet de dictator zich aanspreken met de term 'Leider'. Zo kreeg Mussolini in Italië de titel 'Duce', Hitler kreeg in Duitsland de titel 'Führer' en Franco kreeg in Spanje de titel 'Caudillo'.
Bron 4:
U noemt M. een ‘documentaire roman’. Wat moeten we daaronder verstaan?
Scurati: ‘Het enige wat je daaronder kúnt verstaan: dat er geen woord van verzonnen is. (…) Elk voorval, elke dialoog, elke gedachte is historisch gedocumenteerd en waar het kon door meer dan één bron onderbouwd. Als het niet zo raar zou klinken, had ik mijn boek nog liever een documentaire film genoemd. Dat is eigenlijk correcter, want ik heb archiefmateriaal opgedeeld in scènes en gemonteerd tot een verhaal. Ik ben de regisseur, de scenarist en de vertelstem. Dat ik mij strikt aan de historische feiten heb gehouden, heeft ook een ethisch-politieke reden. In een biografische roman waarin je de volle literaire vrijheid neemt, zou je van Mussolini vrij makkelijk een tragische held kunnen maken. Ik was me voortdurend bewust van dat risico.’ (…)
Uit welke bronnen hebt u zoal geput?
Scurati (diepe zucht): ‘Hebt u een paar uur? Uit álle bronnen: officiële staatsarchieven, historische studies, memoires van de betrokkenen … (Denkt na) Wat me onderscheidt van de beroepshistorici, is dat ik ook volop de eigen geschiedschrijving van de fascisten en hun memoires heb gebruikt. Serieuze historici doen dat niet, omdat ze die bronnen als onbetrouwbaar, partijdig en propagandistisch beschouwen – wat ze ook zijn. Maar ik wilde de interne keuken van de fascistische partij beschrijven (…).’
Uit: Ilegems, D. (10 december 2019). Benito Mussolini, peetvader van de moderne populisten: ‘Adolf Hitler adoreerde hem’. Interview met Antonio Scurati. De Morgen.
Bron 5:
Op zoek naar meer zekerheid viel Mussolini in 1923-1924 terug op een oud idee dat hem ook al kort na de Mars op Rome had beziggehouden: nieuwe verkiezingen, (…) die hem zouden verzekeren van steun en waarmee de echte en verborgen oppositie in het parlement definitief buitenspel zou worden gezet. Daarbij mocht niets aan het toeval worden overgelaten. Partij en militie moesten (…) het vuile werk opknappen. De rest deed Mussolini zelf. Hij plaatste een groot aantal prominente vertegenwoordigers van het burgerlijke kamp op de eenheidslijst van de fascistische partij om die aantrekkelijker te maken. En hij liet een nieuwe kieswet aannemen, die de partij met een relatieve meerderheid van meer dan een kwart van de stemmen aan twee derde van de zetels zou helpen. Het resultaat viel inderdaad uit zoals Mussolini had gehoopt.
Naar: Woller, H. (2021). Mussolini, De eerste fascist. Rainbow.
De fascisten haalden bij de verkiezingen van 1924 69,9 % van de stemmen.
Bron 6:
In juni 1924, bij het begin van deze ontwikkeling, vond de ontvoering van en de moord op Giacomo Matteotti plaats. De socialistische oppositieleider had eerder in het Huis van Afgevaardigden een vlammend betoog tegen Mussolini gehouden.
Mussolini was razend en liet zich verleiden tot een drastische uitspraak: die man moest weg! Of het een expliciete opdracht was Matteotti te vermoorden is nooit opgehelderd. Maar een groepje vertrouwelingen van de Duce voelde zich aangesproken. De fascisten hadden op dat moment al de dood van vele bekende en onbekende antifascisten op hun geweten. Maar tot dan toe waren de daders nooit uit de directe omgeving van Mussolini afkomstig geweest, en nu wel. De Duce omringde zich met misdadigers.
Toen het nieuws over de dood van Matteotti bekend werd, kende de verontwaardiging geen grenzen. Ook tot ver in het fascistische kamp heerste verontwaardiging. Dat zovelen zich van hem afkeerden, maakte dat Mussolini in een crisis belandde. Mussolini’s strategie was vervolgens om tijd te winnen en de krachtsverhoudingen te bestuderen maar de radicale vleugel van zijn partij dwong hem kleur te bekennen en ze stelden Mussolini voor een ultimatum: of hij deed wat nodig was, namelijk de oppositie een kopje kleiner maken, of zij zouden het heft zelf in handen nemen, desnoods zonder hem. Mussolini had niet aan deze chantage toegegeven. Na vele uren van kwellende twijfel koos hij voor de meest radicale keuze. Nu begon een nieuwe, veel hardere fase, waarin Italië zou veranderen in een dictatuur met totalitaire trekken.
Naar: Woller, H. (2021). Mussolini, De eerste fascist. Rainbow.
2 Mussolini’s machtsgreep rond 1924
2.1 Na de Eerste Wereldoorlog likt Italië zijn wonden
Benito Mussolini (1883 - 1945) verwierf nationale en zelfs internationale bekendheid als journalist en hoofdredacteur van het socialistische partijblad Avanti! Aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog nam Mussolini echter afscheid van de socialistische partij en startte hij een nieuw blad: Il Popolo d’Italia. Aanvankelijk schreef Mussolini, die eerder zijn dienstplicht had proberen te ontlopen, dat Italië buiten de oorlog moest blijven. Maar in de late herfst van 1914 hield hij, ingegeven door smeergeld uit het buitenland, een pleidooi voor deelname aan de oorlog. Die oorlog moest een opstap vormen naar de felbegeerde revolutie om Italië als grootmacht eindelijk weer te laten meetellen op de Europese kaart.
Hoewel Italië behoorde tot het kamp van de overwinnaars, was er geen reden tot vieren. Na het uitblijven van de beloofde gebiedsuitbreiding keerde het land teleurgesteld terug van de onderhandelingstafel in Versailles. In de periode na de oorlog had Italië te kampen met een torenhoge staatsschuld, hyperinflatie en grote werkloosheid. De onrust nam toe. Eind 1918 kregen alle mannen in Italië stemrecht als beloning voor de inspanningen van de soldaten. Dat was een uitgelezen kans voor nieuwe, nog kleine, politieke partijen.
2.2 De fascistische partij marcheert op naar Rome
Mussolini begon een brede volksbeweging die zich met geweld een weg moest banen door het centrum van de Italiaanse politiek. Daarvoor richtte hij in 1919 fascistische paramilitaire stoottroepen op. Die strijdgroepen bestonden hoofdzakelijk uit voormalige frontsoldaten en leden van de socialistische beweging, die teleurgesteld waren in de beperkte en trage sociale vooruitgang in Italië. Omwille van hun klederdracht kregen ze de bijnaam ‘zwarthemden’. Tijdens hun acties gebruikten ze steeds vaker geweld. Kantoren van de socialisten werden belaagd en stakingen van arbeiders en boeren werden gebroken.
Uit de beweging ontstond een fascistische partij, waarvan de politieke ideologie uiterst nationalistisch werd ingevuld. Mussolini werd voortaan Il Duce (de Leider) genoemd. In Il Popolo d’Italia verkondigde hij een boodschap van nationale eenheid, gezag en orde – een orde die met geweld tot stand gebracht moest worden. Mussolini’s boodschap sloeg aan bij de middenklasse, de conservatieve elite, de hoge en lage militairen en de politie. Zij zagen het socialisme als een bedreiging. De fascistische partij groeide uit tot een echte massapartij. De polarisatie nam toe en in die context vonden enkele honderden politieke moorden plaats, waarvan vooral socialisten en communisten het slachtoffer werden.
Vanaf het begin van de jaren twintig streefde de fascistische partij naar de herrijzenis van het Romeinse rijk rond de Mare Nostrum (Onze (Middellandse) Zee). Die wens werd kracht bijgezet door de Mars op Rome. Tienduizenden aanhangers van Mussolini verzamelden zich in de buitenwijken van de stad. Tot een 'inname' van Rome kwam het niet, omdat koning Victor Emanuel III Mussolini al snel vroeg premier te worden van een nieuwe regering. Op die manier hoopte hij een Italiaanse burgeroorlog te vermijden. Mussolini kwam op het eerste gezicht dus op legale wijze aan de macht. Rome werd niet veroverd door de zwarthemden en er was geen sprake van een gewelddadige machtsgreep. De weg naar de macht verliep echter niet volgens de regels van het democratische spel: de koning werd geïntimideerd en de fascistische beweging pakte tegenstanders bijzonder hardhandig aan. Intussen deed premier Mussolini zijn uiterste best de schijn op te houden dat hij op een legale en democratische wijze aan de macht was gekomen.
← Maker onbekend. (24 oktober 1922). Benito Mussolini en vooraanstaanden uit de fascistische partij tijdens de Mars op Rome.

2.3 Een fascistische dictatuur
In 1923 keurde het parlement een herziening van het kiesstelsel goed. De grootste partij kreeg automatisch twee derde van de zetels. Bij de verkiezingen van april 1924 behaalde de eenheidslijst van fascisten en de met hen verbonden partijen een ruime meerderheid. Door de nieuwe kieswet leidde dat tot een ongelijke machtsverhouding in het parlement, dat nu van binnenuit verder werd uitgehold. Terwijl de straatvechter Mussolini het hoogste politieke ambt bekleedde, werden zijn tegenstanders op genadeloze wijze uitgeschakeld. Tienduizenden socialisten en communisten werden opgesloten en gemarteld, verbannen of vermoord. De angst regeerde.
Een van hen was Giacomo Matteotti, de socialistische nummer één, die in het parlement harde oppositie voerde tegen de fascisten. Omdat Mussolini over een royale parlementaire meerderheid beschikte, en de Italiaanse koning vreesde voor een verzwakte regering zonder fascisten, deed Victor Emanuel niets. Mussolini stelde daarop vast dat er geen alternatief was voor zijn fascistische leiderschap en riep zichzelf begin 1925 uit tot dictator. In die staatsvorm ontwikkelde Italië zich vervolgens tot een politiestaat, waarin terreur en uitsluiting van andersdenkenden aan de orde van de dag was. Zo kwam er een einde aan de rechtstaat in Italië. De volkssoevereiniteit werd helemaal uitgehold. Uiteindelijk werd het parlement ontbonden.
Historische vraag 3:
Hoe optimistisch waren de champagnejaren tijdens de roaring twenties?
De Eerste Wereldoorlog had in Europa veel vernieling gezaaid, maar na enkele woelige en chaotische naoorlogse jaren herstelde het leven zich in de tweede helft van de jaren 1920. Een bont gezelschap van kunstenaars en wetenschappers pikte de draad weer op en begon te experimenteren met nieuwe technieken. Het stadsleven bruiste – zeker ’s nachts – als nooit tevoren in kleurrijke bioscopen, theaters en danszaaltjes, ook al kon niet iedereen zich zo’n leven vol champagne veroorloven. Zo gingen de jaren 1920 de geschiedenis in als de roaring twenties. Maar verdiende die periode wel zo’n optimistisch, rooskleurig etiket? Zo gemakkelijk valt dat niet te onderzoeken. Het is geen kwestie van een eenvoudige grafiek of een tijdlijn met feiten. Dat soort cultuurgeschiedenis laat zich soms beter aflezen van subjectieve bronnen dan van objectieve cijfers omdat vooral de beleving van tijdsgenoten centraal staat.
Opdrachten
1 Bestudeer bron 1 tot en met 4.
a Welk beeld van de jaren 1920 komt daarin naar voren? Omschrijf in vijf kernwoorden.
b Hoe betrouwbaar en representatief zijn die bronnen om de historische vraag te beantwoorden? Zet de argumenten (pro en contra) voor de betrouwbaarheid en de representativiteit op een rijtje.
2 Bestudeer bron 5. Komt het beeld dat daarin over de roaring twenties wordt gevormd overeen met de andere bronnen? Waarom (niet)?
3 Bestudeer bron 6 en 7. Werpen die twee bronnen een ander licht op jouw beeld over de jaren 1920? Waarom (niet)?
4 Welke mensen zouden in de jaren 1920 ‘optimistisch’ geweest zijn en welke niet? Geef voor elk minstens twee argumenten.
Bron 1:
De expo Pionnières belicht hoe vrouwelijke kunstenaars hun duit in het zakje deden bij de overrompelende Parijse kunstopstoten in de naoorlogse jaren 1920. (…) Curatoren Camille Morineau en Lucia Pesapane omschrijven de roaring twenties in Parijs alleszins als ‘een pre-queerperiode’. Plots werden genderfluïditeit en vrouwelijke identiteit artistiek grondig afgetast. Toen al waren er vrijgevochten kunstenaressen die het patriarchaat een trap toedienden. De lokroep van Parijs als (toen nog) betaalbaar, libertijns en mondiaal ‘artistiek en cultureel hart’ zong rond. Niet enkel voor heren als Man Ray, Ernest Hemingway, Scott F. Fitzgerald of Pablo Picasso was het ‘a moveable feast‘ op de terrassen van Le Dôme of La Coupole, maar ook in lesbische cabarets én gemaskerde queerbals, waar de politie een oogje toekneep. Maar, benadrukken de curatoren, in Parijs bestonden vrijheid en conservatisme paradoxaal genoeg naast elkaar: ‘het vrouwenkiesrecht werd geweigerd, contraceptieve propaganda verboden en abortus streng bestraft.’
Uit: Leyman, D. (4 mei 2022). Hoe de roaring twenties niet louter een mannenzaak waren. De Morgen.
↑ Cahun, C. (ca. 1928). Zelfportret met spiegel.

De Lempicka, T. (1933). Suzy Solidor Château-Musée Grimaldi. Cagnes-sur-Mer, Frankrijk.

Bron 2:
← Maker onbekend. (1928). Coco Chanel. De Française Gabrielle (Coco) Chanel was dé modeontwerpster van de jaren 1920. Ze wilde dat elke coupeuse haar slanke, jongensachtige creaties kon kopiëren. Ze introduceerde valse sieraden en bracht in 1921 met Chanel N°5 haar eerste parfum op de markt.

Bron 3:
↑ Siodmak, R. & Ulmer, E. (reg.) (1930). Menschen am Sonntag. In de zomer van 1929 filmden Robert Siodmak en Edgar Ulmer in Berlijn deze stille film, naar een idee van Robert Siodmak en zijn broer Curt. De vijf hoofdrolspelers waren geen professionele acteurs en het weinig sensationele verhaal speelde zich af tegen de achtergrond van het dagelijkse leven in Berlijn. De film was gemaakt volgens de stijl van de ‘nieuwe zakelijkheid’ en brak daardoor met de focus op expressiviteit en uitgesproken belichting en decors van de typische stille films uit die tijd.

Bron 4:
Vlak na de Eerste Wereldoorlog kwam architect Walter Gropius in de centrumstad Weimar aan het hoofd te staan van een nieuwe kunstschool, Staatliches Bauhaus. Voor die tijd was het niet zomaar een kunstschool: hij wilde zijn studenten niet alleen tot kunstenaar of ontwerper opleiden maar ook tot technisch vakman, die het maakproces van begin tot einde in handen kon nemen. Door hen ontworpen en gemaakte Gesamtkunstwerke moesten kunstzinnigheid steeds aan functionaliteit koppelen, en moesten door slimme massaproductie betaalbaar en bruikbaar zijn voor een breed publiek. Studenten kregen basisopleidingen in werken met hout, metaal, glas, textiel en keramiek, en gingen met de modernste technieken aan de slag. In 1925 verhuisde Bauhaus naar een door Walter Gropius nieuw ontworpen gebouw in de nabijgelegen stad Dessau en begin jaren dertig naar Berlijn. Met schijnbaar eenvoudige ontwerpen, felle kleuren en nieuwe technieken trokken ontwerpers, architecten en andere ‘makers’ in de jaren 20 de aandacht. Ze onderschreven daarmee de principes van Bauhaus dat functionaliteit en esthetiek, en dus ook ontwerp en ambacht, samen moesten gaan. Meer dan honderd jaar later zien veel op Bauhaus geïnspireerde meubels, gebruiksvoorwerpen en gebouwen uit die tijd er modern uit voor hun leeftijd.
Uit: Leyman, D. (4 mei 2022). Hoe de roaring twenties niet louter een mannenzaak waren. De Morgen.
Voorpagina van de catalogus van meubelfabriek Thonet, met daarin verschillende meubelen gemaakt door Bauhaus-ontwerpers. (1931). ↑ Bekijk de gebouwen van Bauhaus via Google Street View.


1 Zoek op de tijdlijn op p. 196-197 de gebeurtenissen in verband met Bauhaus. Selecteer vervolgens de gebeurtenissen die zich in dezelfde tijd en ruimte situeren. Verklaar op basis daarvan waarom Bauhaus in Berlijn uiteindelijk gedwongen werd te sluiten.
2 Bezoek via Google Street View de intussen iconische gebouwen van Bauhaus en kijk of je, aan zowel de buiten- als de binnenkant, de basisprincipes terugvindt in de architectuur van de gebouwen.
Bron 5:
Maar het was niet de bedoeling om van Babylon Berlin een reeks te maken waar alles historisch gezien honderd procent klopt. ‘We wilden geen slaaf van de authenticiteit zijn’, zegt Tom Tykwer, de regisseur (…).
‘We wilden wel een plausibele representatie van onze visie op het Berlijn van toen. Architecturaal was alles fascinerend en mooi, maar uitdagender was de mix van mensen die je er had. Er was toen ook veel immigratie uit Oost-Europa en al die nieuwkomers mengden zich met de inwoners. Het creëerde chaos, het leven was intens. Onze ambitie was dat de kijker die energie zou voelen. De meeste films moeten het dan doen met twee shots van buiten en de rest wordt op een set opgenomen. Wij wilden dat je alles echt zou zien.’
Opvallend: terwijl over de naziperiode honderden films en tv-series gemaakt zijn, is de Weimarrepubliek een stuk minder populair. Er is natuurlijk Berlin Alexanderplatz, de miniserie van Rainer Werner Fassbender naar het boek van Alfred Döblin, maar het aanbod is veel minder rijk. Maar dat zie je niet alleen in de Duitse filmen tv-geschiedenis, het is ook op school.
‘Leraars skippen soms zelfs de Weimarrepubliek om meteen naar 1933 over te gaan’, zegt Achim von Borries. ‘Anders zouden ze nooit alles over de naziperiode kunnen vertellen, is de redenering. Alleen kun je die periode, en bij uitbreiding zelfs de hedendaagse samenleving, niet snappen als je niet kijkt naar wat er toen gebeurd is.’
‘In elke film of serie komen de nazi's opeens uit de lucht vallen’, zegt Henk Handloegten. ‘Wij tonen waar de zaden van het nazisme liggen.’
Al komen de nazi's nauwelijks aan bod in Babylon Berlin. Je ziet ze weleens, maar de aandacht gaat vooral naar de communisten. ‘De mensen waren daar toen ook meer mee bezig’, zegt Von Borries. ‘Na de Russische revolutie dacht men dat het ook in Duitsland eerder die richting zou uitgaan.’
‘Men nam Hitler lang ook niet serieus, en zeker niet in Berlijn’, vult Handloegten aan. ‘Hij was een clown uit Wenen. Dat was fout, weten we allemaal nu. Maar men voelde gewoon niet wat eraan zat te komen, al werd op politiek niveau toen al de basis gelegd. Politieke en militaire krachten smeedden toen plannen om hun systeem terug te krijgen. Ze misten de keizer.’
Uit: Debackere, J. (24 oktober 2017). 'Babylon Berlin' neemt je mee naar het Berlijn van de jaren 20, "toen Hitler nog een clown uit Wenen was". De Morgen.
Babylon Berlin is een historische fictieserie. Enerzijds wil de serie het verleden zo realistisch mogelijk oproepen, anderzijds blijft het een gedramatiseerde en geromantiseerde versie van het verleden. Welke voorbeelden van dramatisering en romantisering merk je op in de trailer of de recensie erover?
↑ Bekijk de trailer van de serie Babylon Berlin uit 2017.
Bron 6:
De torenhoge inflatie was beteugeld en de toekomst zag er hoopvol uit. Halverwege de jaren twintig beleefde de Weimar-republiek haar ‘gouden’ periode. Maar de nieuwe welvaart was gebouwd op krediet. De Duitse regering financierde de herstelbetalingen aan de geallieerden met geleend geld. Toch leek het leven op dat moment idyllisch. Bij zoveel voorspoed hadden de nazi’s geen schijn van kans en kalfde de partij af tot een harde kern van fanatici. (…) ‘Het was een opwindende tijd,’ aldus Wolfgang Teubert, die zich in de jaren twintig aansloot bij de SA [de militie van de nazipartij]. ‘je vond er kameraadschap, je was er voor elkaar, en dat is voor een jongeman iets heel bijzonders. Toen in elk geval wel.’ De partij bood een man als Teubert, die het bruine hemd van de SA met trots droeg, eveneens het gevoel belangrijk te zijn. In dat overhemd was hij weliswaar nog steeds jong, maar hij wás iemand: ‘We marcheerden achter de swastikavlag door de steden. Na je werk had je niets behalve de SA.’ Teubert en zijn vrienden van de Bochumse SA vochten geregeld met de jongens van de communistische partij. ‘De stoelen in de zaal kapotslaan en dan meppen met de stoelpoten, dat kwam nogal eens voor.’ Teubert glimlacht bij de herinnering. ‘Dat gebeurde aan beide zijden, allebei even vaak.’
Bruno Hähnel werd in dezelfde tijd lid van de nazipartij, langs een andere populaire weg: de Wandervogel, een ‘folkloristische groep’ die terug wilde naar de natuur en de natuurlijke waarden. In de weekenden wandelde de natuurlijke Wandervogel Bruno Hähnel met zijn vrienden door het land. Hij herinnert zich dat hij tijdens een discussieavond in 1927 in een jeugdherberg besloot om bij de nazipartij aan te sluiten. ‘Er werd gediscussieerd over internationalisme en er werd onder andere opgemerkt dat je uiteindelijk bereid moest zijn om met een ‘negerin’ te trouwen. Ik vond dat een bijzonder onaangename gedachte.’ (…) Daardoor had hij een grote ‘weerstand’ tegen internationale bewegingen als het communisme. ‘Veel van ons vonden zichzelf in de eerste plaats Duitser,’ vertelt Hähnel, ‘en nu was er een groep die zei: “Duitsland eerst.” Ze riepen: “Deutschland, erwache!” [Duitsland, word wakker!]’
Uit: Rees, L. (1997). De nazi’s. Een waarschuwing uit het verleden Schilt Publishing.
Bron 7:
De roaring twenties komen eraan, zo is overal te horen. Na de pandemie gaan consumenten de schade dubbel en dwars inhalen. Een decennium van ongebreidelde overvloed en uitbundige levenslust ligt in het verschiet. Bij de roaring twenties van een eeuw geleden denken we aan elegante kleding, bob-kapsels, opzwepende jazz, en natuurlijk de charleston. De consumenten lieten het geld rollen: de T-Fords waren niet aan te slepen, iedereen wilde een radiotoestel en op elke straathoek was een bioscoop. Toch is het maar de vraag of we de roaring twenties als model moeten nemen voor het nakende economische herstel. Want het collectieve geheugen over die periode is nogal selectief. In werkelijkheid was de exuberantie maar weggelegd voor een rijke bovenlaag in de Amerikaanse samenleving. De ongelijkheid nam sterk toe. In die mate zelfs dat in 1928 bijna een kwart van het beschikbare inkomen naar de rijkste 1 procent ging – meer dan nu. Het was de tijd waarin dynastieën als de Rockefellers en de Fords immense fortuinen opbouwden. Tegelijk leefde zestig procent van de Amerikanen onder de armoedegrens. Aan het overgrote deel van de zwarte bevolking ging het consumptiefeest voorbij. Op het platteland was het armoede troef: door overproductie stonden de prijzen van landbouwproducten permanent onder druk. Ook de lonen van de gewone arbeiders stegen maar mondjesmaat, terwijl de productiviteit wel sterk toenam. De arbeidswetten hielden de vakbonden onder de duim. Bedrijven en zelfs politici vonden aandeelhouderswaarde belangrijker dan de beloning van werknemers.
Uit: Mooijman, R. (29 mei 2021). De roaring twenties hadden veel kenmerken die we nu niet meer willen. De Standaard.
3 De champagnejaren (1925 - 1929)
De economisch moeilijke en politiek woelige jaren na de Eerste Wereldoorlog werden vanaf midden jaren 1920 gevolgd door een heropleving van de vooroorlogse luxe en een herwonnen geloof in de toekomst. Goedkope leningen bevorderden het herstel van de middenklasse en de burgerlijke levensstijl in Europa. De champagnecultuur, die hét beeld werd van de Amerikaanse roaring twenties, waaide ook over naar chique danstenten, glamoureuze hotels en rokerige jazzkelders in steden als Berlijn en Parijs. Zwervend van stad naar stad pikten kunstenaars de draad van voor de oorlog opnieuw op. Tegelijkertijd zorgden nieuwe technologieën en experimenten voor snelle evoluties in architectuur, kunst en cultuur. Innovatieve designmeubelen van de artistieke stroming Bauhaus veroverden hippe woonkamers, terwijl de stille film vervangen werd door films mét geluid. Daarbij spraken extravagante figuren uit de dans- en filmwereld, zoals Marlene Dietrich, sterk tot de verbeelding.
Het glitterende, gouden beeld van die jaren 1920 was echter een oppervlakkig laagje vernis. De herwonnen rijkdom gold lang niet voor iedereen en was gebouwd op een wankele toren van kortetermijnleningen en speculatie met aandelen op de beurs. Bovendien borrelde er onder het oppervlak tegenstand. Niet iedereen was fan van wat zij zagen als het decadente feestleven van de rijke elite en de avant-gardekunstenaars (vernieuwende kunstenaars die zich afzetten tegen de gevestigde kunststijlen). Zo groeide de kloof tussen de grote wereldsteden, waar feestelijk en kleurrijk geëxperimenteerd werd met nieuwe, moderne vormen van kunst en cultuur, en het platteland, waar het leven vaak moeizaam en armoedig bleef.
Kunstenaars en architecten die deel uitmaakten van de Bauhaus-beweging, deden hun best nieuwe toepassingen van glas en staal via functionele ontwerpen en eenvoudige massaproductie toegankelijk en betaalbaar te maken voor het gewone volk. Maar ook die pogingen maakten voor sommige mensen te veel deel uit van de industriële, kapitalistische stedelijke cultuur die de jaren 1920 tot vandaag blijft kenmerken. In 1928 leefde 60 % van de Amerikanen onder de armoedegrens. Daardoor was het toekomstbeeld voor een groot deel van de bevolking veel pessimistischer dan het beeld van optimisme waarmee die periode vaak geassocieerd wordt en dat later dominant is geworden.
↑
Affiche van Der Blaue Engel. (1930). Duitsland was op dat ogenblik een van de toonaangevende landen van de filmcultuur. Deze film betekende de internationale doorbraak van Marlene Dietrich, die nadien als zangeres en actrice wereldfaam zou verwerven.


↑
Bayer, H. (1923). Postkaart als reclame voor de Bauhaustentoonstelling in Weimar.
Historische vraag 4:
Op welke manier gingen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie om met de socio-economische uitdagingen
tijdens de periode 1928 - 1936?
De welvaart van de jaren 1920 bleek kwetsbaar te zijn, want in werkelijkheid ging het helemaal niet goed met de Amerikaanse economie. In oktober 1929 stortte de beurs van New York in en brak er voor miljoenen Amerikanen een moeilijke periode aan. De beurscrash van 1929 was kort maar intens. De effecten ervan zouden nog jaren voelbaar blijven. De roaring twenties eindigden met een ijskoude douche die de wereld in een Grote Depressie bracht. Landen als de Verenigde Staten en Duitsland moesten daar een antwoord op zien te bieden. De Sovjet-Unie was afgesneden van de wereldeconomie en ontsnapte daar dus grotendeels aan, maar ze stond wel voor ongeziene uitdagingen door de collectivisering van de economie.
Opdrachten
1 Bestudeer de bronnen over de Verenigde Staten.
Welke bronnen zijn bruikbaar om de historische vraag te beantwoorden? Welke niet?
2 Bestudeer de bronnen over de Sovjet-Unie.
Welke bronnen zijn bruikbaar om de historische vraag te beantwoorden? Welke niet?
3 Welke gevolgen heeft het economisch beleid voor de Sovjet-Unie op sociaal en economisch vlak?
Op welke (positieve of negatieve) manier onderscheidt de Sovjet-Unie zich van de Verenigde Staten?
4 Beantwoord de historische vraag.
Bron 1:
Lange, D. (maart 1936). Migrant Mother (Migrantenmoeder).
Samen met 2 500 andere mensen woonden Florence Thompson en haar kinderen in een geïmproviseerd tentje in een kamp van erwtenplukkers. De oogst was bevroren, dus was er geen werk en geen inkomen. Ze overleefden van bevroren groenten die ze stalen en van vogels die de kinderen vingen.
In maart 1936 reisde de Amerikaanse fotografe Dorothea Lange (1895 - 1965) door het platteland van Californië. Lange maakte in opdracht van de Amerikaanse regering een sociaal bewogen reportage over de gevolgen van de economische crisis en de Dust Bowl. Dat was een periode met gigantische stofwolken die het gevolg waren van erosie door uitputting van de bodem vanwege monocultuur en langdurige droogte. Veel boerenbedrijven gingen failliet, waardoor massaal veel gezinnen naar het westen trokken in de hoop als dagloner aan de slag te kunnen. Werkloze stedelingen en boeren concurreerden om een (gegeerde) job.

Bron 2:
Het herstel is niet alleen een kwestie van een gedragscode. Deze natie vraagt actie en dat onmiddellijk. Onze eerste taak moet erin bestaan de mensen werk te geven. Dat kan deels worden bereikt door indienstneming door de regering die tegelijk werk kan maken van noodzakelijke projecten om de uitbating van onze natuurlijke rijkdommen aan te moedigen. Tevens moet een strikte controle worden ingesteld op het bankbedrijf, de kredietverlening en de investeringen en moet een einde worden gesteld aan het speculeren van andermans geld.
Naar: Roosevelt, F.D. (4 maart 1933). Inaugurale rede.
↑
Op 4 maart 1933 werd Franklin Delano Roosevelt beëdigd tot 32e president van de Verenigde Staten. In zijn eerste toespraak als president (inaugurale rede) vertelde hij hoe hij een antwoord wilde bieden op de crisis. Die aanpak is ook bekend als de New Deal.
Kijk op de tijdlijn op p. 196-197 en ontdek hoe Roosevelt zijn New Deal aan de man bracht tijdens fireside chats (toespraken bij het haardvuur).
Bron 3:
← Bourke-White, M. (1931). Een reusachtige smeltoven in opbouw in Magnitogorsk. In 1929 begon men aan de bouw van de nieuwe stad Magnitogorsk in het zuiden van het Oeralgebergte. Het was een van de grootste industrieprojecten van de Russische dictator Jozef Stalin. De stad werd grotendeels gebouwd door dwangarbeiders uit de goelag (straf- en werkkampen). Stalin wilde met de site de concurrentie aangaan met de Europese staalreuzen en zo bewijzen dat de communistische planeconomie beter zou werken dan een kapitalistische vrije markt. Daarvoor voerde Stalin vanaf 1928 vijfjarenplannen in met daarin telkens de economische doelstellingen die de SovjetUnie moest behalen. Het eerste vijfjarenplan zette vooral in op de collectivisering van de landbouw, onder meer door het stichten van collectieve staatsboerderijen en een snelle uitbouw van zware industrie naar westers voorbeeld. Landbouwers die zich tegen de collectivisering van hun grond en bezit verzetten, de zogenaamde koelakken, gingen op transport naar de goelag in Siberië. Hoewel het verzet tegen de collectivisering aanvankelijk grootschalig en reëel was, eindigde het in een nietsontziende vervolging.

Bron 4:
De uitkomst van de grootschalige beslaglegging op de oogst, die nog eens werd versterkt door de overmatig optimistische overschotschattingen van plaatselijke communisten, was één grote hongersnood in 1932 - 1933. Het precieze aantal doden is onmogelijk vast te stellen, maar demografen schatten dat mogelijk 8,5 miljoen mensen aan honger of ziekte bezweken. Oekraïne werd het zwaarst getroffen. Daar was het verzet onder de boeren tegen de collectivisatie buitengewoon sterk en waren de graanvorderingen buitensporig hoog. Dat was voor sommige historici aanleiding te stellen dat de hongerterreur ‘Holodomor’ bewust bedoeld was als een genocide op de Oekraïners. Een benaming die de Oekraïense regering heeft bekrachtigd en die door de Verenigde Naties en het Europees Parlement wordt erkend. Stalin stond uitgesproken argwanend tegenover de Oekraïense boeren. Hij had er geen probleem mee wrok te koesteren tegen een bevolkingsgroep als geheel en grote delen van zo'n groep uit te moorden. (…) Maar harde bewijzen dat het Sovjetbewind volgens een vooropgezet plan miljoenen mensen de hongersnood in jaagde zijn nooit boven tafel gekomen, laat staan expliciete plannen voor een genocide op de Oekraïners. Grote delen van Oekraïne kenden een etnisch gemengde samenstelling. Er zijn geen documenten bewaard gebleven die erop wijzen dat het beleid was meer graan te vorderen van Oekraïense dorpen dan van de Russen of andere etnische groepen in het gebied. En Oekraïne was ook niet het enige gebied dat zwaar te lijden had van de hongersnood, want die was in Kazachstan bijna net zo erg.
Uit: Figes, O. (2014). Revolutionair Rusland, 1891-1991. Nieuw Amsterdam.
1 Hoe bepaalt de Holodomor (letterlijk: uitroeiing door honger) de Oekraïense visie op Rusland?
2 In deze bron komt een discussie rond de historische beeldvorming van de Holodomor aan bod. Vat die in je eigen woorden samen.
Op iDiddit vind je een interview uit 2023 met professor Oekraïense geschiedenis Serhii Plokhy. Hij bespreekt hoe Stalin de Holodomor inzette om het Oekraïense gevoel van nationale identiteit te bestrijden.
In de jaren 1920 was de situatie in Duitsland erg instabiel (zie historische vraag 1). Het is dan ook niet verwonderlijk dat de economische crisis ook daar een grote impact had. In de extra opdracht op iDiddit bestudeer je hoe Duitsland daarmee omging.
Schweitzer, H.H. (1932). Affiche van de NSDAP voor de presidentsverkiezingen in Duitsland.
↑ Bekijk hier het interview met Serhii Plokhy uit De Eeuwige oorlog: Oekraïne.

4 Socio-economische uitdagingen voor de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie
4.1 Aanloop naar de Grote Depressie
Doordat het vertrouwen van de Amerikaanse banken in de groei van de economie tijdens de roaring twenties groot was, kon er volop geleend en geïnvesteerd worden. Op de beurs werd massaal gespeculeerd. De koersen stegen, aandelen werden met winst verkocht en de opbrengst werd geherinvesteerd. In 1929 ging het echter mis. Op 24 oktober (zwarte donderdag) sloeg de stemming op de effectenbeurs van Wall Street om na verontrustende berichten over de koersdaling van belangrijke beursgenoteerde Amerikaanse bedrijven. Om hun verliezen te beperken verkochten aandeelhouders in paniek massaal hun aandelen waardoor de koersen verder daalden. De beurs was in vrije val.
De banken vroegen het geleende geld terug van de beleggers. Die hadden dat geld niet meer. Verschillende banken gingen daardoor failliet. Het spaargeld van heel wat mensen ging in rook op. De koopkracht daalde en bedrijven kregen hun waren niet meer verkocht. Door dat onevenwicht tussen vraag en aanbod ontstond er een overproductie. Ondernemingen gingen over de kop en een groot aantal arbeiders kwam op straat te staan. Rond 1933 was 25 % van de Amerikanen werkloos. Door een overproductie van graan waren de prijzen van de landbouwgewassen laag, waardoor de armoede op het platteland toenam. Daar waren bovendien al grote problemen door een langdurige droogte. Duizenden boerengezinnen probeerden dan maar als dagloner aan de slag te gaan. Omdat ook stedelingen zonder werk zaten, was de concurrentie moordend. De werkloze arbeiders en boeren reisden het land door op zoek naar werk. Ze waren afhankelijk van daklozenopvang en gaarkeukens om te kunnen overleven. Door die omstandigheden daalde de koopkracht nog verder, nam de vraag naar producten nog meer af en raakten nog meer bedrijven en banken ernstig in de problemen. Er was dringend een oplossing nodig om uit de vicieuze cirkel te raken.
De crisis sloeg van de Verenigde Staten over naar de rest van de wereld. De Amerikanen vroegen de sommen geld terug die ze hadden geleend aan Frankrijk en Groot-Brittannië in de oorlog en aan Duitsland in de naoorlogse wederopbouw. Daardoor kwam de fragiele heropbouw van Europa in de problemen en ontstonden ook daar grote economische problemen.
4.2 De Verenigde Staten
De verkiezingen van 1932 brachten in de Verenigde Staten een nieuwe president aan de macht. Franklin Delano Roosevelt (president van 1933 tot 1945) ging de crisis te lijf met een pakket steunmaatregelen van de overheid: de New Deal. De politiek van economisch liberalisme, waarbij de inmenging van de overheid in de economie zo beperkt mogelijk blijft, werd fundamenteel bijgestuurd. Roosevelt wilde met zijn New Deal niet alleen directe voedselsteun geven aan werklozen, maar hij wilde vooral de koopkracht bevorderen en de industriële productie stimuleren.
In de strijd tegen de overproductie betaalde de Amerikaanse overheid schadevergoedingen aan boeren die hun productie beperkten. Om werklozen te helpen startte de regering een groot aantal publieke werken, zoals de bouw van wegen, bruggen, huizen en scholen. Al die maatregelen waren bedoeld om de koopkracht opnieuw te herstellen en de economie te stimuleren. Tot 1936 was dat beleid vrij succesvol, maar het succes bleef niet duren.
← Campagneposter voor de herverkiezing van Roosevelt. (1940). Op deze poster wordt een vergelijking gemaakt met de vorige president, Herbert Hoover (1929 - 1933): broodrijen, daklozen en gesloten banken onder Hoover; hogere lonen, huizen tegen lagere huurprijzen en sociale zekerheid onder Roosevelt.

4.3 De Sovjet-Unie
Na de burgeroorlog was de Russische economie in 1923 bijna helemaal ingestort. Onder Lenins Nieuwe Economische Politiek (NEP) mochten boeren nog eigen kleine landbouwbedrijven hebben. Dat was een toegeving van het communistische bestuur aan de bevolking die leed onder massale honger ten gevolge van de Russische burgeroorlog. De aanpak zorgde ervoor dat er voor het eerst na de oorlog opnieuw sprake was van een economische groei.
Na Lenins dood in 1924 voerde Stalin een programma van gedwongen collectivisering in: kleine boerderijen werden samengevoegd tot enorme boerenondernemingen. De Sovjetregering dacht dat de grote collectieve boerderijen meer voedsel zouden produceren omdat ze landbouwmachines konden gebruiken. Door de landbouwopbrengsten te verhogen en te exporteren naar het buitenland zou er vervolgens geld binnenkomen voor de opbouw van de zware industrie. Vanaf 1928 verliep dat via vijfjarenplannen, waarin de staat de bevolking mobiliseerde om vastgestelde productiecijfers binnen een gestelde termijn te halen. In zo’n plan stond precies wat men in die vijf jaar moest maken en welke problemen men moest oplossen. Om die reden wordt zo’n economie ook ‘planeconomie’ genoemd. Met de planeconomie wilde men niet alleen de Russische productie opvoeren, maar ook de kapitalistische productie voorbijsteken.
Die politiek werkte echter niet. De collectivisering leidde tot bestuurlijke chaos en misoogsten. De boeren werden gedwongen een groot gedeelte van hun oogsten af te staan aan de staat, omdat die de fabrieksarbeiders in de steden van voldoende voedsel wilde voorzien. In de jaren 1932 - 1933 ontstond daardoor een vreselijke hongersnood in bepaalde delen van de Sovjet-Unie. Ondanks alles noemde Stalin het vijfjarenplan een ‘historische overwinning van het communisme’.
Uitbreiding 1:
In hoeverre werden de Verenigde Staten tijdens het interbellum een supermacht?

Zowel tijdens de Eerste als tijdens de Tweede Wereldoorlog stapten de Verenigde Staten niet onmiddellijk mee in het conflict. Toen ze het uiteindelijk wel deden, veranderde dat beide keren niet enkel de afloop van de oorlog maar eveneens de positie die de VS innam op het wereldtoneel.
← Raven, L. (1919). Het kind dat alleen wilde spelen. De cartoon gaat over de dubbele houding van de VS tegenover de aansluiting bij de Volkenbond.
Ga naar iDiddit en onderzoek hoe de positie van de VS in de wereld niet altijd dezelfde is geweest.
Historische vraag 5: Hoe strikten het stalinisme en het nazisme de massa?
In een context van politieke chaos, economische crisis en sociale ongelijkheid kwamen in Duitsland, Italië en Rusland leiders aan de macht die er op een gelijkaardige manier in slaagden het volk te verleiden voor hun dictatoriale regime. Met een combinatie van middelen zetten ze zichzelf in de markt als sterke en daadkrachtige alternatieven voor de prille en fragiele democratie, die ze intussen buitenspel hadden gezet.
Opdrachten
1 Maak op basis van de tijdlijn op p. 196-197 en de lesteksten van historische vraag 1, 2 en 4 een visueel overzicht waarop je voor Hitler, Stalin en Mussolini de volgende periodes aanduidt:
- periode met sterke machtstoename,
- periode met dictatoriale macht.
2 Bekijk bron 1, 3 en 4. Lijst per bron de effecten van dat soort beeldmateriaal op voor mensen in het naziregime onder Hitler enerzijds en in de Sovjet-Unie onder Stalin anderzijds.
3 Welke retorische technieken gebruikt Hitler in bron 4 om de jeugd die hij toespreekt te verleiden?
4 Leni Riefenstahl omschreef haar film Triumph des Willens als een neutrale documentaire.
Ben je het daarmee eens? Onderbouw je antwoord met minstens twee argumenten.
5 De manier waarop extreme regimes in het verleden omgingen met propagandamateriaal, roept vaak lastige vragen op. Kies een van de twee opdrachten.
a Bekijk bron 1
Vind je het verdedigbaar om de gemanipuleerde foto ter illustratie van de Russische Revolutie te gebruiken in een geschiedenishandboek? Schrijf een goed gestructureerd antwoord van tien lijnen. Onderbouw je antwoord met minstens drie argumenten.
b Lees bron 5 op iDiddit. Neem vervolgens een standpunt in over deze stelling: ‘Een tentoonstelling over nazi-design zou moeten plaatsvinden in een historisch museum in plaats van in een designmuseum.’ Schrijf een goed gestructureerd antwoord van tien lijnen, waarbij je rekening houdt met de argumenten uit de brontekst.
Bron 1:
Arns, I., Chubarov, I. & Sasse S. (red.) (2016). Nikolai Evreinov & others. The Storming of the Winter Palace. In 1921 leken de revolutionaire communisten onder leiding van Lenin de burgeroorlog in Rusland gewonnen te hebben. Ze herdoopten Rusland tot de Sovjet-Unie. Op het plein voor het Winterpaleis in Sint-Petersburg organiseerden ze dat jaar een groot massaspektakel: het moest de ‘bestorming van het Winterpaleis’ verbeelden tijdens de Oktoberrevolutie, een fase in de Russische burgeroorlog in 1917. Op de originele foto links staat nog de toren van waaruit regisseur Nikolai Evreinov het spektakel leidde, net als de toeschouwers die de generale repetitie van het spektakel die dag bijwoonden. Maar de foto werd gemanipuleerd door Lenin en co, en de gemanipuleerde versie leefde verder als een zogenaamd ‘echte’ foto van de Oktoberrevolutie. In 1927 maakte de Russische filmregisseur Sergej Eisenstein October, een gelijkaardige geromantiseerde en gedramatiseerde film over de bestorming van het Winterpaleis. Zo werd de ‘bestorming van het Winterpaleis’ deel van de collectieve herinnering. Tot vandaag is de gemanipuleerde foto van Evreinov te zien in musea en handboeken als een waarheidsgetrouwe versie van de Russische Revolutie.

Bron 2:
Er zijn maar weinig historische gebeurtenissen waarover zo veel mythes bestaan als die van 25 oktober 1917. (…) De Grote Socialistische Oktoberrevolutie, zoals de gebeurtenis in de Sovjet-Unie zou gaan heten, was in werkelijkheid zo’n kleinschalige gebeurtenis – een ordinaire staatsgreep – dat de overgrote meerderheid van de inwoners van Petrograd [Sint-Petersburg] er niets van heeft gemerkt. (…)

De legendarische ‘bestorming’ van het Winterpaleis (…) deed feitelijk meer denken aan een huisarrest [en richtte] minder schade aan dan Eisensteins filmploeg toen die de gebeurtenissen naspeelde.
Uit: Figes, O. (2014). Revolutionair Rusland, 1891-1991. Nieuw Amsterdam.
↑ Stalin and the masses. (1930).
Al vroeg nadat ze de macht hadden gegrepen, probeerden Lenin, Stalin en de andere communistische leiders de geschiedenis te vervalsen via gemanipuleerde of ronduit gefabriceerde foto’s. Hun medewerkers namen het originele negatief van de foto, deden wat creatief knip- en plakwerk en pasten het aan met een fijn borsteltje en wat chemische vloeistof. Zo konden ze hun vijanden binnen de partij van foto’s verwijderen, de achtergrond aanpassen of zelfs volledig nieuwe foto’s samenstellen, zoals in dit voorbeeld, een foto die verscheen in 1930 als Stalin en de massa. Hoewel de manipulaties vaak weinig precies of knullig werden uitgevoerd, geloofden veel mensen die versie van de geschiedenis. De foto’s ‘bewezen’ immers dat het ‘echt’ gebeurd was.

Bekijk de propagandaposter op de tijdlijn. Welke boodschap wil Stalin overbrengen door zich op dezelfde foto als Lenin te plaatsen?
Bron 4:
← Riefenstahl, L. (reg.) (1935). Triumph des Willens. Al sinds 1927 organiseerden de nazi’s jaarlijkse ‘partijdagen’ in de stad Nürnberg. In 1933 waren de partijdagen al eens verfilmd in Der Sieg des Glaubens, maar Hitler was er niet tevreden over. Het gaf een chaotische indruk, terwijl hij net de kracht, eenheid en discipline van ‘zijn’ beweging wilde aantonen. Hitler vroeg daarom, tegen de zin van zijn propagandaminister Joseph Goebbels, aan de jonge regisseur Leni Riefenstahl om de partijdagen van 1934 te verfilmen. Riefenstahl gebruikte moderne filmtechnieken zoals luchtfotografie, een cameralift en een brede variatie aan camerastandpunten, waardoor het resultaat veel dynamischer was dan mensen in die tijd gewoon waren. In 1935 kwam haar film in de zalen. De film was meteen een groot succes. Ook Hitler was enthousiast. Daarom mocht Riefenstahl een jaar later ook de Olympische Spelen in Berlijn verfilmen, wat resulteerde in de film Olympia (1936).

Bron 5:
Ga naar iDiddit en lees het artikel Naziexpo: provocatie of educatie?
Op iDiddit vind je een versie van deze foto waarop je de verschillende manipulaties kunt terugvinden.
5 Verleiding en manipulatie: propagandatechnieken in het interbellum
5.1 Gelijkenissen versus verschillen
Mussolini en Stalin kwamen tijdens de eerste helft van de jaren 1920 aan de macht. In Duitsland kwam er pas tien jaar later officieel een dictatoriaal regime. Na Hitlers vrijlating in 1924 versterkte hij de nazipartij, maar aanvankelijk bleef het grote succes uit. Pas in 1930 werd de NSDAP de op een na grootste partij van Duitsland, waarna Hitler erin slaagde zich in 1933 tot rijkskanselier (eerste minister) te laten benoemen. Systematisch werden de democratische vrijheden afgeschaft. Vanaf 1934, toen president Hindenburg stierf, werd de Führer ook staatshoofd. In de daaropvolgende jaren zouden de nazi's van Duitsland een steeds totalitairder regime maken.
Tussen het nazisme onder leiding van Adolf Hitler, het communisme onder leiding van Jozef Stalin en het fascisme onder leiding van Benito Mussolini bestonden natuurlijk grote verschillen. De nazi’s geloofden dat er in de menselijke soort aparte ‘rassen’ waren en dat hun eigen Arische ‘ras’ superieur was aan alle anderen. Dat rauwe racisme had weinig betekenis in de Sovjet-Unie. Hoewel Stalin de Sovjet-Unie een nationalistische koers liet inslaan, voerde hij zijn politiek van uitsluiting niet op basis van een zogezegd ‘ras’ maar op basis van klasse. Terwijl Hitler doelde op een grote etnisch zuivere lebensraum (levensruimte) voor de superieur witte Duitsers, wilde Stalin van de Sovjet-Unie een communistische modelstaat maken waarin alles in handen van de staat was. Onder meer door die verschillen beschouwden Stalin en Hitler elkaars regime als de ideologische aartsvijand. In Italië waren ook in Mussolini's wereldbeeld duidelijk racistische elementen aanwezig, al lag de nadruk bij hem aanvankelijk veel sterker op het nationalistische aspect. Pas eind jaren 1930 begon hij het extreme antisemitisme van Hitler openlijk na te praten, onder druk van zijn bondgenootschap met nazi-Duitsland.
Kalashnikov, M.M. (28 januari 1936). Stalin en Gelya. Stalin ontvangt bloemen van Gelya Makizova, de dochter van een belangrijke ambtenaar uit Siberië. Hoewel haar vader een overtuigd communist en stalinist was, werden zowel hij als zijn vrouw minder dan twee jaar na deze foto opgepakt en geëxecuteerd op basis van valse beschuldigingen. Nadien werd de naam Gelya geschrapt uit de beschrijving van de foto en vervangen door een andere naam.

@VANIN
Toch zat er, ondanks de verschillen, verbazend veel gelijkenis in de manier waarop de drie leiders gewone mensen wonnen voor hun radicale ideeën. Hitler en Stalin slaagden erin zichzelf het imago te geven van moderne, verantwoordelijke staatsmannen die zeiden waar het op stond en daadkrachtig deden wat moest gebeuren. Ze gebruikten trein, vliegtuig, radio en film en zetten de nieuwste technologieën in om hun eigen populariteit te boosten.
In de Sovjet-Unie bouwde men treinen om tot theaters. Die reden tot diep in het platteland om daar politieke toneelstukjes op te voeren waarin de communistische leiders afgebeeld werden als bevrijders. In korte films kwamen daarnaast supporters aan het woord die ‘vadertje Stalin’ prezen, van ‘modelarbeiders’ en vrouwelijke ingenieurs tot kinderkoren. Geïnspireerd door Mussolini vloog Hitler op zijn beurt met het vliegtuig het hele land af. Door een nieuwe lichting van goedkope radiotoestellen waren zijn speeches bovendien te horen in vele huiskamers. Er ontstond een ware leiderschapscultus: portretten van Hitler, Stalin en Mussolini verschenen overal in woonkamers en in de Sovjet-Unie verrezen metershoge standbeelden en gigantische portretten van Stalin.
5.2 Realiteit versus propaganda
Het beeld uit die propaganda strookte niet altijd met de realiteit, maar dat deerde hen niet. Hitler had de gewoonte laat op te staan, veel films te kijken en tijdens vergaderingen lange, saaie monologen af te vuren die niet ter zake deden. Zelf verafschuwde hij fysieke inspanningen zoals bergen beklimmen, het land bewerken of wegen aanleggen. Maar in de films, posters en foto’s van zijn propagandaminister Joseph Goebbels liet hij zich portretteren als een hardwerkende kindervriend die niet getrouwd was zodat hij zich volledig kon focussen op de ‘wedergeboorte van een sterk Duitsland’. Hij werd opgehemeld als de ‘redder des vaderlands’ omdat hij snelwegen liet aanleggen waardoor de werkloosheid eindelijk begon te dalen, terwijl het plan voor de bouw van die snelwegen niet van hem kwam. Het economische herstel was al ingezet onder zijn voorgangers en zijn focus op de wapenindustrie kon uiteindelijk alleen maar op oorlog uitdraaien.

Ook Stalin liet zich graag van zijn beste kant zien: als kindervriend, als ‘vriend van vele naties’, en als de ‘man van staal’ die van Rusland eindelijk een moderne grootmacht had gemaakt via snelle industrialisering en alfabetisering. Wat er natuurlijk niet bij verteld werd, was dat hij met zijn politiek van gedwongen industrialisering en collectivisering miljoenen boeren tot armoede, hongersnood en de hongerdood dwong en dat miljoenen anderen vertrokken richting de beruchte goelag-strafkampen, diep in het onherbergzame Siberië. Het was de perceptie die telde, niet de realiteit. De propaganda gaf de Duitse, Sovjet- en Italiaanse regimes een aura van jeugdige dynamiek, van krachtige vooruitgang en van actie en zelfopoffering, in tegenstelling tot de trage, zwakke vormen van democratie die ze zo haatten.
Het nazi-logo met het hakenkruis was een uitstekend voorbeeld van de doordachte, bewuste beeldtaal van de propaganda. Met het rood en wit van hun vlag refereerden ze aan hun vermeende socialisme en revolutie (rood) en hun zoektocht naar zuiverhuid en radicalisme (zwart op wit). In combinatie met het gedraaide hakenkruis zorgden die referenties voor een design dat kracht, dynamiek en revolutie uitstraalde.
Shawshots / Alamy
↑ ©
De grote neoclassicistische gebouwen die Hitler liet optrekken in Nürnberg en Berlijn, verwezen naar een groots verleden. Ook hun eigen terminologie illustreerde dat. Niet voor niets spraken de nazi’s steeds van de nood aan de ‘wedergeboorte’ van Duitsland in de vorm van een ‘duizendjarig Derde Rijk’.
Naast de uitgesproken symboliek kon de grote volksmassa ook emotioneel verleid worden tijdens massaspektakels waarin mensen zich deel van het grotere geheel voelden. Lange, krachtige speeches dwongen daarbij ontzag af. Sociale groepen moesten als zondebok dienen en werden via karikaturale stereotypen afgeschilderd als de baarlijke duivel. Daardoor gingen simplistische analyses over een groots verleden en een even grootse toekomst erin als zoete koek. Hitler en Stalin bestelden films waarin de geschiedenis werd herschreven en lieten foto’s massaal vervalsen. Mensen die thuis een simpel leven leidden, begonnen zich speciaal of zelfs ‘uitverkoren’ te voelen. Bovendien werden mensen opgezweept door samen strijdliederen te zingen, actie te voeren op straat en op de vuist te gaan met tegenstanders. Het zette aan tot geweld en verhoogde de sociale druk. En als dat allemaal niet werkte, werd er gedreigd, gemanipuleerd en gelogen. Het doel heiligde de middelen. Geweld en terreur tegen de eigen bevolking werden daarbij niet alleen goedgepraat maar ook aangemoedigd. Zowel politieke tegenstanders als interne vijanden moesten eraan geloven en werden bestempeld als ‘verraders’ die zich niet wilden inzetten voor het grotere geheel. Wat de grote massa op dat moment echter niet vermoedde, was dat de mix van propaganda, geweld en radicalisering uiteindelijk zou eindigen in oorlog.
Uitbreiding 2:
Spanje was tussen 1936 en 1939 verwikkeld in een gruwelijke burgeroorlog. De asmogendheden Duitsland en Italië grepen die oorlog aan als een militaire oefening.
← Maker onbekend. (1940). Ontmoeting in Berlijn tussen de Duitse rijkskanselier Adolf Hitler en de Spaanse generaal en militaire leider Francisco Franco.
Ga naar iDiddit en onderzoek hoe de Spaanse Burgeroorlog onderdeel werd van een groter politiek-militair schaakspel.

In welke mate was de Spaanse Burgeroorlog voor de asmogendheden een voorbereiding op een nieuwe grote oorlog?
Historische vraag 6: Zijn vergelijkingen tussen nu en de jaren 1930 zinvol en historisch verantwoord?
Het is ondertussen routine geworden, de vergelijking met het fascisme en nazisme van de jaren 1920 en 1930. In De eeuwige terugkeer van de jaren dertig (10 november 2017) schreef de Leuvense historicus Emmanuel Gerard: ‘De jaren dertig lijken (…) een grabbelton te worden waaruit men naar believen elementen kan putten om figuren, gebeurtenissen of tendensen in een gevaarlijk daglicht te plaatsen. Het wijst erop dat de jaren dertig veeleer gelden als een metafoor of een retorisch argument, meer dan een historische vergelijking.’
Wil dat zeggen dat het niet mogelijk is om een zinvolle of historisch verantwoorde vergelijking te maken tussen vandaag en de jaren 1930? Dat bestudeer je in deze historische vraag.
Opdrachten
1 Bestudeer bron 1 en 2. Omschrijf telkens hoe er in de bron een parallel of vergelijking wordt gemaakt met de jaren twintig of dertig van de 20e eeuw.
Gebruik daarbij het kader historisch denken over analogieën (historische vergelijkingen).
2 In bron 3 en 4 wordt de denkoefening uit opdracht 1 door anderen gedaan.
Zij stellen de zin van zulke vergelijkingen in vraag.
a Lijst de argumenten (pro en contra) op die ze aanhalen.
b Welk standpunt over zulke vergelijkingen nemen ze in?
3 Bereid in de klas een discussie voor waarmee je de historische vraag beantwoordt. Zoek in de bronnen argumenten voor en tegen het gebruik van vergelijkingen van nu met de jaren 1920 en 1930, en het fascisme of nazisme. Vorm je mening en beargumenteer die tijdens het debat.
Historisch
denken: analogie
In Sapiens 4 leerde je over analogieën in de historische vraag over Antwerpen in de 16e eeuw. Daarbij onderzocht je de analogie tussen de ontwikkeling van Antwerpen en die van andere historische steden. Je weet dus al dat een historische analogie een vergelijking van fenomenen uit het verleden met fenomenen uit een andere periode is. Je leerde bovendien dat je bij het maken van een analogie tussen periodes niet alleen gelijkenissen benoemt, maar ook verschillen. Zo kan de studie van het verleden inzicht geven in gebeurtenissen vandaag.
Maar op zoek gaan naar (historische) analogieën (overeenkomsten) is niet zonder gevaar. In de eerste plaats kan de geschiedenis een grabbelton worden waarbij feiten losgekoppeld worden van de context waarin ze tot stand komen. Ten tweede is er een grote kans op foute conclusies doordat je de hedendaagse samenleving bekijkt vanuit een perspectief uit het verleden. ↑ Bekijk het instructiefilmpje.
Bron 1:
Atari, Y., Vranckx, R. (red.) (april 2019). Breaking Europe #2 Rome. VRT NWS. Een maand lang portretteerden Rudi Vranckx en Yassine Atari Europese jongeren in aanloop naar de Europese verkiezingen van 2019. Ze ontmoetten mensen die zich – links, rechts of apolitiek – inzetten voor de thema’s die Europa zo verdelen. De jongerenbeweging Gioventu d’Azione (Jeugd voor Actie) uit Rome houdt zich met ‘fascistisch werk’ bezig. In hun clubhuis sieren relikwieën uit de jaren 1920 de muren.
1 Hoe kijken de zelfverklaarde fascisten terug op de fascist Benito Mussolini?

2 Illustreer met één voorbeeld welke rol het (post)fascisme vandaag speelt in de Italiaanse politiek.
Bron 2:
Afbeelding 1: Maker onbekend (25 maart 1938). Benito Mussolini (rechts) tijdens een toespraak op het balkon van het Palazzo Venezia in Rome.

Afbeelding 2: Gouders, J. (26 september 2022). Spotprent van Giorgia Meloni van de partij Fratelli d’Italia (Broeders van Italië), getekend na haar verkiezingsoverwinning in september 2022.
Op 28 september 2022 blokletterde The Guardian: ‘Italy’s Giorgia Meloni is no Mussolini – but she may be a Trump’. (De Italiaanse Giorgia Meloni is geen Mussolini, maar misschien wel een Trump.)

Bron 3:
(…) We dwalen als we onze angst voor het fascisme beperken tot een bepaald beeld van Hitler en de Holocaust. Het fascisme had zijn wortels in Italië, was populair in Roemenië – waar de fascisten orthodoxe christenen waren die droomden van zuiverend geweld – en had aanhangers in heel Europa (en Amerika). (…) Net daarom valt fascisme zo moeilijk te definiëren. (…) Maar het hedendaagse Rusland beantwoordt aan de meeste criteria die wetenschappers meestal naar voren schuiven. Het heeft een cultus rond één leider, Vladimir Poetin. Het heeft een cultus van de doden, georganiseerd rond de Tweede Wereldoorlog. Het heeft een mythe van een gouden tijd van imperiale grootheid in het verleden die hersteld moet worden middels een oorlog van helend geweld – de moorddadige oorlog in Oekraïne. (…) Een tijdreiziger vanuit de jaren dertig zou er geen enkele moeite mee hebben het Poetin-regime als fascistisch te bestempelen. Het symbool Z [een van de symbolen die sinds het begin van de Russische inval in Oekraïne in februari 2022 worden gebruikt], de bijeenkomsten, de propaganda, oorlog als een zuiverende geweldsdaad en de massagraven rond Oekraïense steden maken dat maar al te duidelijk. De oorlog tegen Oekraïne betekent niet alleen een terugkeer naar het traditionele fascistische slagveld, maar ook een terugkeer naar de traditionele fascistische taal en praktijken. Andere volkeren zijn er om gekoloniseerd te worden. Rusland is onschuldig vanwege zijn roemrijk verleden. Het bestaan van Oekraïne is een internationale samenzwering. Oorlog is het antwoord. (…)
(…) Maar het [fascisme] herkennen betekent nog niet dat je er gedane zaken mee maakt. Fascisme (…) wordt tot het bittere einde ondersteund door propaganda. Het kan alleen bestreden worden door de zwakheid van de leider aan te tonen. (…) Pas dan stuiken de mythes in elkaar. (…)
Uit: Snyder, T. (11 juni 2022). We moeten het zeggen zoals het is: Rusland is fascistisch. De Morgen.
Timothy Snyder is hoogleraar geschiedenis aan Yale University en auteur van tal van boeken over fascisme, totalitarisme en Europese geschiedenis. Naar aanleiding van de invasie van Oekraïne (februari 2022) verweet de Russische president het regime in Kiev ‘nazistisch’ te zijn. Snyder vergelijkt Poetins regime met het ‘fascisme’.
Bron 4:
Historische analogieën zijn omstreden. Ze berusten volgens sommigen op de illusie van wetmatigheden in de geschiedenis, of ze steunen volgens weer anderen op een zeer gereduceerd beeld van de verleden werkelijkheid, of ze zijn niet meer dan een retorisch argument in het politieke debat. De analogie met de jaren dertig, ten slotte, is zo dikwijls gebruikt dat er inflatie [verlies aan waarde] en betekenisverwatering is opgetreden, en voor zover ze naar Hitler, het nationaalsocialisme of de Holocaust [tijdens de Tweede Wereldoorlog] verwijzen, soms karikaturaal. Maar wat is er mis met een intellectuele oefening in vergelijking? En wat is er mis met een waarschuwing – een wake-upcall – voor de mogelijke gevolgen van bewapening, protectionisme en uitsluiting op grond van ervaringen uit het verleden? (…) In 1940 was de democratie op sterven na dood. De veerkracht van de naoorlogse sociale en politieke structuren is daarom een opvallend gegeven dat botst met de jaren dertig. Het interbellum duurde nauwelijks twintig jaar en kende een wervelende opeenvolging van revolutionaire gebeurtenissen. De Grote Depressie had een onmiddellijke weerslag op de politiek, en het aantreden van Hitler deed ook democratieën elders in Europa kantelen. In het interbellum bestond er geen sociale zekerheid, die arbeiders en bedienden tegen (…) de werkloosheid beschermde, noch bestonden er garantiesystemen voor de spaarders die hun geld in het faillissement van een bank zagen verdwijnen. Vandaar ook het belang van het naoorlogse project van de welfare state (…) en sociale zekerheid – een project dat zware averij opliep (…), maar vooralsnog in zijn fundamenten overeind bleef.
Vandaag zorgen vormen van sociale bescherming voor meer vertrouwen in het systeem en minder brutale schokken in de publieke opinie, althans op het nationale vlak, want precies de laksheid van de Europese Unie om haar burgers te beschermen tegen de negatieve gevolgen van de economische globalisering levert munitie voor het populisme. Het interbellum werpt zijn schaduw af op het heden. De toekomst kennen we niet, het verleden wel. Daarom zoeken we graag naar parallellismen, analogieën en gelijklopende mechanismen. (…) Ook al is de democratie in crisis, weinigen stellen zich in onze contreien een systeem voor dat buiten de democratie ligt. Maar als de geschiedenis ons iets leert, dan is het dat niets voor de eeuwigheid is. ‘De wereld lijkt de laatste tijd meer op een gekkenhuis dan in lang. De felle, driftige partijdigheid, de stelselmatige onredelijkheid, de (…) minachting voor feiten die niet met het aangenomen stelsel stroken, het onvermogen of de onwil om onderscheidingen te maken – ’t is als een geestesziekte die alsmaar verder schrijdt’. Dat citaat typeert uitstekend onze eigen tijd. Het is afkomstig van de Nederlandse historicus Pieter Geyl en dateert van … 1936.
Uit: Gerard, E. (10 november 2017). De eeuwige terugkeer van de jaren dertig. Tekst uitgesproken ter ere van zijn emeritaat (pensionering van een professor).
Bestudeer bron 5 en 6 op iDiddit en kom meer te weten over de alarmsignalen waarop je moet letten om een politieke beweging, politicus of partij met mogelijk fascistische trekken te beoordelen.
Synthese III
Schema
einde WO I: Verdrag van Versailles (1919)
Entente Duitsland
1 territoriaal: Duitsland verliest gebieden en koloniën.
2 militair: ontmanteling Duitsland
3 financieel: Duitse herstelbetalingen
4 Volkenbond: Duitsland uitgesloten
koninkrijk Italië: opkomst fascisme Weimarrepubliek Duitsland: opkomst nazisme
- teleurstelling na Versailles
geweld van links en rechts
- economische crisis
- sociale spanningen
- politieke versnippering
- 1919: oprichting fascistische Partij o.l.v. Mussolini
1922: Mars op Rome einde rechtstaat
- teleurstelling na Versailles (Diktat)
geweld van links en rechts
- economische crisis
- sociale spanningen
- internationale druk: bezetting Ruhrgebied
- 1920: oprichting nazipartij (NSDAP) o.l.v. Hitler
1923: NSDAP: mislukte staatsgreep (Hitler gevangenis)
de roaring twenties in Europa
1925: economisch herstel vooruitgangsoptimisme bij stedelijke middenklasse (champagnecultuur)
- technologische innovaties in: architectuur (Bauhaus), film
- experimentele kunst: avant-garde (Vernieuwende kunstenaars zetten zich af tegen gevestigde kunststijlen.)
TOCH onderhuids pessimisme door:
- SOC: ongelijkheid en kloof platteland en stad
- ECO: wankele kortetermijnleningen en massaspeculatie op beurs
socio-economische uitdagingen (VS en Sovjet-Unie)
De Grote Depressie massale beursspeculatie (euforie) overproductie 1929: koersen in vrije val faillissementen bedrijven en banken verlies spaargelden en jobs overproductie landbouw + droogte lage landbouwprijzen werkloosheid boeren
armoede (massale werkloosheid)
VS: liberalisme Sovjet-Unie: communisme
- 1933: New Deal (president Roosevelt)
- doel: economisch herstel
- Hoe?: bijsturen economisch liberalisme door rol aan de staat te geven
- resultaat: succesvol tot 1936
- 1921: Nieuwe Economische Politiek (NEP) (Lenin)
- doel: economisch herstel
- Hoe?: bijsturen staatscontrole: beperkt privébezit
- resultaat: beperkte economische groei
- 1924: grote hervormingen (Stalin)
- doel: verhoging productie en export buitenland
- Hoe?: collectivisering en planeconomie
- resultaat: hongersnood (1932 - 1933)
nazisme, fascisme en stalinisme: massabeïnvloeding jaren 1930
Duitsland: nazisme
Italië: fascisme
ideaal = nationalistische staat
Sovjet-Unie: stalinisme
- ideaal = communistische modelstaat (alles in handen van de staat)
- uitsluiting op basis van klasse vanaf begin sterk racistisch (uitsluiting op basis van ras)
pas eind jaren 1930 sterk racistisch
- permanente propaganda (media, leiderschapscultus, ophemelen weldaden, verzwijging wandaden, eigen beeldtaal, logo en symboliek)
- massaspektakels
- geweld (tegen oppositie en zondebokken)
Op iDiddit vind je een uitgebreider syntheseschema van dit hoofdstuk.
Historisch denken
Je leerde de volgende historische begrippen:
—cultureel: artistieke stroming, avant-garde, conservatief, ideologie, leiderschapscultus, polarisatie, propaganda, radicaliseren, technologie
—economisch: aandeel, belegger, beurscrash, collectivisering, concurrentie, economisch liberalisme, (effecten)beurs, herstelbetalingen, (hyper)inflatie, industrialisering, kapitalisme, massaproductie, planeconomie, speculatie, staatsschuld, vraag en aanbod
—politiek : capitulatie, communisme, demilitariseren, democratie, dictatuur, fascisme, grootmacht, kanselier, kolonie, nationalisme, nazisme, paramilitair, parlement, politieke ideologie, president, rechtstaat, revolutionair, socialisme, supranationale organisatie, territoriale wijzigingen, totalitair, volkssoevereiniteit
—sociaal: antisemitisme, discriminatie, elite, geweld, middenklasse, racisme, ras, wij-zij-denken
Ook deze structuurbegrippen kwamen aan bod: analogie – argument – historische context – karikaturaal – manipulatie – menselijke factor – onbedoeld gevolg – representativiteit – retorische technieken – revolutie –stereotypering (stereotype) – structurele factor – symboliek – voedingsbodem – zondebok
Je leerde in dit hoofdstuk denken als een historicus. Je leerde over analogieën. Je paste dat toe op vergelijkingen tussen het heden en de jaren 1920 - 1930 en reflecteerde over hoe moeilijk dat wel ligt. Herlees en studeer het kader historisch denken op p. 227.
Bekijk op iDiddit welke doelen je moet halen als je dit hoofdstuk studeert.
Beantwoord de onderzoeksvraag.
Bekijk de inleiding op het titelblad van dit hoofdstuk en de routekaart met de weg die je hebt afgelegd. Verzamel al het bewijsmateriaal dat je hebt en formuleer daarmee een antwoord op de onderzoeksvraag.
Het argumentatieschema kan je helpen om het antwoord toe te lichten. Kun je zelf nog andere argumenten toevoegen of nuanceren? Probeer een besluit te formuleren.
Waar en wanneer verspeelde men kansen op langdurige vrede en voorspoed tijdens het interbellum?
Op politiek vlak
waren er kansen op vrede en voorspoed, waaronder …
(Duitsland, VS)
Op cultureel vlak
Op sociaaleconomisch vlak
tekenden zich heel wat positieve elementen af, waaronder …
(West-Europa, VS)
waren er vooruitzichten op vrede en voorspoed, waaronder …
(Duitsland, VS)
Besluit:
maar anderzijds …
(Italië, Sovjet-Unie, Duitsland)
maar anderzijds …
(Italië, Sovjet-Unie, Duitsland)
maar anderzijds …
(Sovjet-Unie, VS)
Hoofdstuk
Synthese: Op weg naar de hedendaagse tijd 7
↑ Kongolo, A.T. (scen.) & Bathy, A., Djeis, D., Kumbozi, Y., Loleba, D. (ill.) (2014). Paul Panda Farnana, een vergeten leven Asbl Africalia vzw.
Het titelbeeld van dit synthesehoofdstuk is de covertekening van de strip Paul Panda Farnana, een vergeten leven. De strip is getekend door vier Congolese cartoonisten. Het historische raamwerk en het originele scenario zijn ontworpen door Antoine Tshitungu Kongolo.
De stripfiguur is de man die ook op de kaft van je leerboek staat, Paul Panda Farnana (1888 - 1930). Hij werd geboren in het dorp Nzemba, in het huidige Congo, onder het koloniale regime, maar kwam door omstandigheden in België terecht.
Hij wordt gezien als een overgangsfiguur naar de hedendaagse tijd waarin op een mondiaal niveau de strijd voor gelijke rechten meer en meer op de voorgrond komt.

Wat weet je nog (niet)?
IIn dit hoofdstuk komt geen nieuwe leerstof aan bod, maar fris je de kennis op die je het voorbije jaar in Sapiens 5 vergaarde. Je legt daarbij belangrijke verbanden tussen de hoofdstukken. Afronden doe je met een oefening rond beeldvorming aan de hand van twee tijdgenoten: Paul Panda Farnana en Simon Kimbangu.
Op onderzoek II
Opgave 1: Situeer belangrijke gebeurtenissen uit de moderne tijd op de tijdlijn en onderzoek onderlinge verbanden.
Opgave 2: Onderzoek belangrijke ideologieën van de moderne tijd en hun onderlinge verbanden.
Opgave 3: Beoordeel de beeldvorming over twee Congolezen die leefden onder het koloniale regime: Paul Panda Farnana en Simon Kimbangu.
Situeren in tijd
Opgave 1:
Situeer belangrijke gebeurtenissen uit de moderne tijd op de tijdlijn en onderzoek onderlinge verbanden.
In Sapiens 5 maakte je kennis met een aantal belangrijke gebeurtenissen uit de moderne tijd. De visuele bronnen bij deze opgave zijn niet nieuw, maar komen uit de verschillende hoofdstukken van dit leerboek. Ze staan symbool voor belangrijke gebeurtenissen of periodes.
Opdrachten
1 Maak een tijdlijn van de moderne tijd. Markeer de begin- en einddata. Rangschik de elf visuele bronnen in chronologische volgorde en situeer ze op je tijdlijn.
Maak daarbij een onderscheid tussen gebeurtenissen (een specifiek punt op de tijdlijn) en periodes.
2 Zoek drie bronparen waartussen je een oorzakelijk verband legt.
Leg dat verband uit in een historische redenering.

↑ Moord op de Oostenrijkse kroonprins.
↑ Congo Vrijstaat wordt toegewezen aan Leopold II.

7: Synthese: Op weg naar de hedendaagse tijd
← Periode van champagnecultuur en avant-gardekunst in steden als Parijs en Berlijn.

Conferentie van Berlijn.

Septemberdagen op de Grote Markt in Brussel.
← Het Congres van Wenen.
Ontstaan van het Koninkrijk der Nederlanden.

↑ De nazipartij verovert de macht.

← Periode van toenemende fabrieksarbeid.

↑ Napoleon Bonaparte is keizer van Frankrijk.




Opgave 2:
Onderzoek belangrijke ideologieën van de moderne tijd en hun onderlinge verbanden.
In de moderne tijd ontwikkelden zich een aantal belangrijke ideologieën die deels ook in de hedendaagse tijd (Sapiens 6) van betekenis bleven en nog steeds van belang zijn.
Opdrachten
1 Verbind elke bron (1 tot en met 8) met de gepaste ideologie uit het schema.
2 Leg de verbanden tussen die ideologieën uit aan de hand van een historische redenering en met behulp van het schema.
kapitalisme
Bron 1:
modern imperialisme
kolonialisme
liberalisme
socialisme communisme
nationalisme nazisme
07 Geen mens mag beschuldigd, aangehouden of vastgehouden worden dan in de gevallen vastgesteld door de wet (…).
10 Niemand mag omwille van zijn opvattingen, zelfs religieuze, verontrust worden (…).
11 De vrije mededeling van zijn gedachten en meningen is een van de kostbaarste rechten van de mens.
Uit: Déclaration des Droits de l’Homme et du Citoyen. (1789).
Bron 2:
Men vergete niet dat voor 25 jaar al die mensen nog in de grootste zedelijke wanorde leefden. Veel is er gedaan in dat korte tijdsverloop en de arbeid der missionarissen is niet vruchteloos geweest. Als er geen politieke verstoringen tussenbeide komen, dan gaat Afrika een schone toekomst tegemoet; dan zal misschien in honderd jaar het grootste gedeelte van Afrika katholiek zijn en geschaard onder de banier van het Kruis.
@VANIN
Uit: Calon, E. (1901). Brief vanuit Congo. ↑
Eugène Calon was een Nederlandse missionaris in Congo.
Bron 3:
Doordrongen van het besef dat de zuiverheid van het Duitse bloed de voorwaarde is voor het voortbestaan van het Duitse volk, en bezield door de onbuigzame wil de Duitse natie voor de verdere toekomst te beschermen, heeft de Rijksdag unaniem de volgende wet goedgekeurd, die hierbij afgekondigd wordt: 01 Huwelijken tussen joden en staatsburgers van Duits of aanverwant bloed zijn verboden (…).
Uit: Uittreksels ter bescherming van het Duits bloed en de Duitse eer. (15 september 1935).
Bron 4:
Heren, wanneer ik dit spreekgestoelte bestijg en u oproep om het vaderland te redden, beknelt de ontzaglijke grootsheid van dit moment mijn hart. Aan U, heren, heeft god de macht gegeven om te beslissen over de dood of het leven van de natie. Ik kan niet anders dan overtuigd zijn dat de heilige liefde voor het vaderland, dat het gevoel van de eer van het vaderland, van zijn onafhankelijkheid, van zijn vrijheid, ons evenzeer bezielt. Wij zijn allen bereid er de laatste druppel van ons bloed voor te geven. Alleen die natie kan leven die levenskracht vindt in zichzelf.
Uit: Adriaensen, J. (1935). Lodewijk Kossuth en de vrijheidsoorlog in Hongarije. 1848-1849. Averbode.
Dit fragment komt uit een toespraak van Lajos (Lodewijk) Kossuth die eerste minister van Hongarije was van oktober 1848 tot mei 1849.
Bron 5:
Wij vragen voor de arbeiders een werktijd van 10 uur per dag. Wij wensen ook de vrouwenarbeid af te schaffen. (…) Revolutie verlangen wij niet, maar vrede en rechtvaardigheid. Veel kan de Staat doen, maar niet tussen patroon en werknemer treden. Zij kan de patroon niet edelmoedig en de werkman niet eerlijk, ijverig en trouw maken. Daarom: help uzelf. Er zijn drie wapenen om mee te strijden: Zorg ten eerste voor volksonderwijs. De oorzaak van uw fouten ligt in onwetendheid. Wij moeten hebben: verplicht onderwijs of leerplicht (…).
Uit: Partijprogramma van de Christene Volkspartij. (1893). Geciteerd in: Delafortrie, L. (1961). Priester Daens. Heideland.
Bron 6:
De meest billijke regeling van de landkwestie is als volgt. Privé-eigendom van land wordt voor eeuwig afgeschaft: het land zal niet meer worden verkocht, verhuurd, verpacht of op een andere wijze vervreemd. Alle land, eigendom van de staat, kroon, kloosters, kerk, fabrieken, privé- of publiekrechtelijke personen, boeren enz. zal worden afgenomen zonder schadeloosstelling en wordt eigendom van het hele volk, en wordt in gebruik gegeven aan diegenen die het land bewerken.
Uit: Het Decreet over het Land. (8 november 1917).
Bron 7:
Begin 1897 werd een verbond of trust gesticht tussen Carnegie, de grootse staalfabrikant van het rijkste kolenbekken van Pennsylvania, en Rockefeller, de koning van de petroleum en ijzermijnen die de rijke ertsbeddingen van het Bovenmeer had bemachtigd. Deze had spoorwegen aangekocht, dokken gemaakt, een ganse vloot gebouwd van reusachtige schepen, die speciaal uitgerust waren om erts te vervoeren. Op het einde van 1896 was die vloot in staat de oude vaartuigen die tot dan toe erts hadden vervoerd, een dodelijke concurrentie aan te doen.
Op die manier kwam de Rockefeller Carnegie Combination tot stand: de maatschappij van Rockefeller van het Bovenmeer verhuurde voor een termijn van 50 jaren haar mijnen en haar vloot aan de maatschappij Carnegie. Deze trust of samentrekking verwierf het volstrekte machtsmonopolie, wat rampzalige gevolgen had voor de andere producenten, maar niet voor de consumenten: hoewel de Carnegie-Rockefeller gigantische winsten opstreek, konden zij hun prijzen verlagen en de Europese markten veroveren.
Uit: Vandervelde, E. (1902). Collectivisme en evolutie op nijverheidsgebied. Van Looy.
Bron 8:
Het onderwerp dat ons vandaag bezighoudt, is een van de onderwerpen die bij uitstek de vrienden van de mensheid moeten bekommeren. Het openstellen voor de beschaving van een deel van de wereld waar ze nog niet is doorgedrongen, betekent – ik durf het zeggen – een kruistocht, deze eeuw van vooruitgang waardig. Ik ben verheugd vast te stellen hoe de publieke opinie haar verwezenlijking gunstig gezind is. De tijdsgeest is met ons.
Uit: Goffin, L. (1951). Histoire du Congo. Encyclopédie du Congo Belge. Editions Bieleveld s.d.
Opgave 3:
Beoordeel de beeldvorming rond twee Congolezen
die leefden onder het koloniale regime: Paul Panda Farnana en Simon Kimbangu.
In Sapiens leerde je regelmatig over historische beeldvorming. In deze opgave onderzoek je de beeldvorming rond Paul Panda Farnana (1888 - 1930) en Simon Kimbangu (1889 - 1951). Zij leefden allebei in de historische context die je dit jaar bestudeerde.
Opdrachten
1 Situeer aan de hand van de bronnen beide personen in tijd, ruimte en historische context. Noteer de belangrijkste gelijkenissen en verschillen. Let daarbij vooral op:
a Hoe keken ze beiden naar het koloniale systeem? Gingen ze erin mee of vochten ze het systeem aan?
b Hoe was het karakter van hun strijd: gewelddadig, pacifistisch, politiek, religieus …?
2 De beeldvorming over historische figuren en gebeurtenissen ontstaat vaak vanuit een bepaald perspectief. Hoe kun je op basis van de bronnen verklaren dat Farnana, aanvankelijk een vergeten figuur, uiteindelijk wel een plaats heeft verworven in de Belgische geschiedenis, en Kimbangu nog steeds in de historische vergeethoek blijft?

Gebruik in je antwoord het begrip ‘perspectief’. De manier waarop men Farnana in de strip op de titelpagina van dit hoofdstuk (p. 234) afbeeldt, kan je inspireren bij je antwoord.
3 Vanaf de hedendaagse tijd kwam de strijd voor gelijke rechten steeds centraler te staan. Verklaar waarom je Farnana kunt beschouwen als een scharnierfiguur tussen de moderne en de hedendaagse tijd.
Bron 1:
Van adoptie tot krijgsgevangenschap
Het leven van de ‘allereerste Congolese intellectueel’ leent zich goed voor een dramatische hervertelling. Farnana wordt geboren in Congo Vrijstaat als zoon van een lokale chef. Hij komt als jong kind in Europa terecht omdat een gezin van Belgische kolonialen hem adopteert en in 1895 naar Brussel brengt. Het gezin voedt hem op als lid van de Belgische bourgeoisie en in 1907 studeert Farnana af met grote onderscheiding aan een landbouwschool in Vilvoorde. Hij is de allereerste Congolees met een hogere opleiding.
Na zijn studies keert Farnana terug naar Congo om voor de Belgische staat te werken als landbouwspecialist. ‘Daar ziet hij hoe slecht de kolonialen zijn landgenoten behandelen en hoe zijn collega’s zelfs hem, lid van de hogere klasse en goed opgeleid, niet als gelijke zien’, vertelt Salomé.
Wanneer de Eerste Wereldoorlog uitbreekt, schrijft Farnana zich toch in bij het Belgisch leger. Hij wordt lid van het Korps der Congolese Vrijwilligers en vecht mee bij de Duitse inval in België. Uiteindelijk wordt hij krijgsgevangene en zit hij vier jaar lang vast.
↑
Charlier, G. (1925). Bronzen borstbeeld van Panda Farnana.
Criticus van het kolonialisme
Salomé vertelt dat wat daarop volgde een keerpunt was voor de jonge agronoom. ‘Ondanks zijn vrijwillige verdediging van België en zijn jaren als krijgsgevangene van de vijand krijgt Farnana geen enkele officiële erkenning. Hij en de andere Congolese soldaten die meevochten in de oorlog worden totaal genegeerd en worden nog steeds beschouwd als tweederangsburgers. Ondertussen kregen de andere soldaten medailles en werden ze de geschiedenis in geschreven.’
Uit: Vandermeulen, J. (13 september 2020). Een hoogopgeleide Congolees die kritisch was over het kolonialisme, dat maakte de Belgen bang. Mondiaal Magazine.
Deze tekst is gebaseerd op een interview met Salomé Ysebaert, een Brusselse die na haar studies Sociologie aan de VUB in 2020 een master African Studies afwerkte aan de Universiteit Gent. Ook in het geval van Farnana blijkt hoe moeilijk het is om feiten te onderscheiden van de propaganda-verhalen die rond hem zijn ontstaan. Zo heeft hij volgens de Belgisch-Congolese historicus dr. Mathieu Zana Etambala nooit een diploma aan de landbouwschool gehaald, laat staan met grote onderscheiding.
Bron 2:
In 1919 richtte Farnana in Brussel mee de Union Congolaise op, een in de eerste plaats humanitaire organisatie die onder meer een betere opleiding en de sociale en culturele emancipatie van Belgische Congolezen bepleitte. Hij geloofde rotsvast dat Afrikanen, en in het bijzonder Congolezen, evengoed ‘geciviliseerd’ konden worden, naar het voorbeeld van Afro-Amerikanen in de VS. Voor dat ‘civilisatieproject’ vroeg hij zelfs steun van koning Albert I.
Maar vanaf 1920 werd het activisme van Farnana steeds politieker. Tussen 1919 en 1921 was hij aanwezig op de Pan-Afrikaanse Congressen, die voor een ‘Afrika voor de Afrikanen’ pleitten. Daarbij waren de belangrijkste thema’s de strijd voor rassengelijkheid, de politieke autonomie van het Afrikaanse continent, het recht op zelfbestuur en de erkenning van bevolkingsgroepen van Afrikaanse origine als gelijkwaardige burgers van de wereld. Door zijn sympathie voor het panafrikanisme kwam Farnana in diskrediet bij de Belgische koloniale overheid en pers. Hij stelde openlijk de misstanden van het Belgische kolonialisme aan de kaak. Dat hij het Belgische regime uit wiens handen hij had gegeten, bekritiseerde, werd hem niet in dank afgenomen. Zijn opvattingen werden als een regelrechte bedreiging voor de koloniale positie van België beschouwd. Teleurgesteld keerde Panda Farnana in 1929 terug naar zijn geboortedorp Nzemba in Bas-Congo, waar hij, gefinancierd door zijn tante Lise, een school en kerk oprichtte. Op slechts 42-jarige leeftijd stierf hij daar in 1930 aan een vergiftiging.
Naar: Etambala, M.Z. (2015). Panda Farnana, le roi Albert Ier et la question de la méthode éducative afro-américaine pour le Congo: 1911-1921. Museum Dynasticum.
Het panafrikanisme is een beweging die de nadruk legt op de culturele eenheid van alle personen met Afrikaanse afkomst, waar ook ter wereld. Tijdens de panafrikaanse congressen aan het begin van de 20e eeuw riep men zowel op tot gelijke rechten als tot dekolonisatie.
Bron 3:
‘Kan de zwarte uit Congo beschaafd worden zoals de zwarte uit Amerika?’, ziehier een vraag die vaak gesteld wordt. Veel mensen antwoorden hier ‘neen!’ op, zo overtuigd, dat het geen zin heeft hen te proberen te overtuigen van het tegendeel. Anderen menen dat het veel te vroeg is en denken dat er meer tijd nodig is … Hoeveel tijd? … ze weten het eigenlijk zelf niet. Maar tenslotte nemen de – vanuit het koloniale oogpunt – meest erudiete personen … waarmee ik de missionarissen, de magistraten en officieren bedoel, wel een bemoedigend standpunt in en geloven zij wel in de mogelijkheid van een geleidelijke ontwikkeling. Commandant Leclaire bijvoorbeeld voorspelde in niet mis te verstane woorden dat er ooit een dag komt dat Congolezen deel uitmaken van alle takken van de economische dienstverlening. Kolonel Thijs bevestigt hetzelfde als het over de spoorwegen gaat. (…) Zwarten houden in het algemeen van nieuwe dingen leren. Volgens de paters missionarissen, en wat ik zelf ook heb ervaren, krijgen ze gemakkelijk inzicht en begrijpen ze snel … misschien te snel, omdat ze soms te snel denken dat ze al genoeg weten. (…) Congo is groot, en het is onmogelijk om de beschaving overal parallel te realiseren. (…) Op alle plaatsen waar zwarten in contact staan met Europeanen, appreciëren ze zowel de weldaden als de voordelen van de beschaving. (…) Het is zeker dat allen die mijn broeders willen gaan beschaven, zullen moeten overtuigd zijn van de mogelijkheid om dat te bereiken. ‘Les Congolais sont civilisables!’ Ze zijn te beschaven door de rechtvaardigheid, door waar engagement, door loyauteit, door de godsdienst, wat al bewezen is …
Uit: Farnana, P. (1911). Toespraak tijdens een conferentie over nationalisme aan de Katholieke Universiteit van Leuven. Geciteerd in: Etalamba, M.Z. (2015). Panda Farnana, le roi Albert Ier et la question de la méthode éducative afro-américaine pour le Congo: 1911-1921. Museum Dynasticum.
Bron 4:
Op 6 april 2021 viert de Église de Jésus Christ sur la Terre par le Prophète Simon Kimbangu (in het Frans afgekort als EJCSK) de honderdste verjaardag van haar ontstaan. Op 6 april 1921 begon Simon Kimbangu immers te profeteren in Nkamba, een piepklein dorpje in Centraal-Congo. Hij predikte de bevrijding van de zwarte mens en pleitte voor de oprichting van een nieuwe, zwarte kerk die onafhankelijk was van de christelijke missies, de enige waarvan de religieuze dynamiek door het Belgische koloniale bestuur werd getolereerd. Waarom was de prediking van Kimbangu zo succesvol?

De Bakongo interpreteerden Kimbangu's boodschap als een protest tegen de bezetting van hun land. Zodra in hun streek de eerste blanken aankwamen die wilden doordringen tot in het hart van het Afrikaanse continent, werden zij gedwongen dragers te verschaffen. Dat gedwongen vervoer van lasten op de rug maakte veel slachtoffers, hetgeen langs de karavaanroutes opstanden uitlokte, vooral dan vanaf 1893. Voorts was er de vervloekte regeling in verband met grondgebruik die werd opgelegd door het Congolese bestuur van Leopold II. De Bakongo beschouwden die als een heuse confiscatie [inbeslagname] van hun gronden. (…) Het feit dat Kimbangu de koloniale orde niet eerbiedigde, maakte hem zeer verdacht, en er werd onmiddellijk een campagne tegen hem georganiseerd.
↑
Maker onbekend. (tussen 1921 en 1951). Simon Kimbangu als kok in de gevangenis van Elisabethville. Collectie KMMA. Tervuren.
De Europese handelaars en ondernemers in de omgeving van Thysville (thans Mbanza Gungu) waren woedend omdat Kimbangu's prediking veel van hun arbeiders deed deserteren. Later zouden ze eisen dat hij opgehangen zou worden. De katholieke missionarissen hadden het gemunt op deze charismatische Kimbangu, omdat hij de oorzaak was van de leegloop van hun kapellen en kerken. Het koloniale bestuur stelde de militaire bezetting in en Kimbangu moest onderduiken. Na ongeveer zes maanden op de vlucht te zijn geweest, werd Simon Kimbangu gearresteerd en tijdens een proces, dat vandaag als een schijnvertoning zou worden beschouwd, werd hij op 3 oktober 1921 ter dood veroordeeld. Koning Albert verleende Kimbangu, die niemand kwaad had gedaan, gratie en zijn straf werd omgezet in levenslange gevangenisstraf en een verbanning naar de gevangenis voor zwarten in Elisabethstad (thans Lubumbashi).
Uit: Verslag van deskundigen van de Bijzondere Commissie belast met het onderzoek over Congo-Vrijstaat (1885-1908) en het Belgisch koloniaal verleden in Congo (1908-1960), Rwanda en Burundi (1919-1962), de impact hiervan en de gevolgen die hieraan dienen gegeven te worden. (2021). www.dekamer.be
De Bijzondere Kamercommissie ‘Congo-Koloniaal Verleden’ werd in 2020 opgericht met als doel ‘het koloniale verleden van België onder ogen te zien, het trachten te verwerken en maatregelen te voorzien om het veroorzaakte leed te herstellen’. Ze stelde tien experten aan die het koloniale verleden van Congo vanuit verschillende perspectieven onderzochten en vervolgens daarover een rapport van 681 pagina’s schreven. Daarin stonden verschillende aanbevelingen voor het herstellen van de schade die in Congo werd aangericht, waaronder het aanbieden van officiële excuses. In de Kamercommissie werd echter geen consensus gevonden, waardoor de aanbevelingen niet gevolgd werden en er dus ook geen officiële excuses kwamen.
Bron 5:
‘Duivels’, dacht ik bij mezelf, ‘deze kerel [Kimbangu] gaat het me moeilijk maken en mijn gevangenis radicaal op stelten zetten! Dat laat ik niet gebeuren, mijn jongen’. En ik wachtte op de profeet. Kimbangu arriveert. Iedereen lijkt zijn verstand te verliezen. Mijn gevangenen beginnen deze kleine zwarte kerel die onzin uitkraamde en de Bijbel citeerde, te aanbidden. Ik wil iedereen tegelijk hiervan genezen, en in de eerste plaats Kimbangu! Daarom: discipline boven alles. Mijn gevangene Kimbangu had de chicotte verdiend, hij zou ze krijgen, dat is duidelijk. Er verscheen een glimlach op zijn gezicht: de chicotte zou in de lucht breken. Kimbangu en zijn opperhuid waren heilig, onaantastbaar. Er zou zich een wonder voltrekken … Emotie. Stilte. Ik knalde! Mijn profeet schreeuwde als een stinkdier! Zijn …, je begrijpt wat ik bedoel, was even gevoelig als die van jou en mij! Knal! Hij kronkelde en trok een grimas.
En het was meteen voorbij. Kimbangu had begrepen dat hij geen profeet was, en de andere gevangenen ook. Ze geneest en maakt komaf met tal van dingen, die chicotte!
Dit fragment is een gedetailleerd relaas van het gesprek dat de gevangenisdirecteur Renaut had met journalist Chalux (een pseudoniem voor Chatelleux) over de aankomst van Simon Kimbangu in de gevangenis in Elisabethville (nu: Lumumbashi). De chicotte was een zweep van nijlpaardenhuid die door de kolonisatoren werd gebruikt om de Congolese bevolking te bestraffen.
Bekijk op iDiddit welke doelen je moet halen als je dit hoofdstuk studeert.
Histokit 5: hulpmiddelen om historisch te leren denken
Deze hulpmiddelen en strategiefiches
kun je gebruiken bij moeilijke opdrachten.
Hulpmiddelen en strategiefiches helpen je stapsgewijs te werk te gaan. Je zet ze bijvoorbeeld in als je redeneert met en over bronnen of als je moeilijke teksten of afbeeldingen bestudeert. Na verloop van tijd heb je ze zo vaak gebruikt dat je de stappenplannen niet meer nodig hebt. We streven ernaar om je op het einde van het schooljaar zo veel mogelijk zonder de geheugensteuntjes te laten werken.
Ik leer historisch denken: strategiefiches
1 00
Stroomschema: historische beeldvorming
Hoe komt een beeld van het verleden tot stand?
bronnenstudie
1:
soorten historische vragen
1 01
4: historische vraag beantwoorden
Historische vragen
bronnen identificeren
bronnen contextualiseren
bruikbaarheid, betrouwbaarheid, representativiteit beoordelen
historische beeldvorming construeren
Hoe stel en onderzoek je historische vragen? Welke soorten historische vragen bestaan er?
Hoe beoordeel je of een historische vraag onderzoekbaar is?
✓ Is er een afbakening in tijd, ruimte of maatschappelijk domein?
✓ Bestaan er (bruikbare, betrouwbare en/of representatieve) bronnen waarmee de vraag onderzocht kan worden?
✓ Heb je de tijd en de middelen om de vraag te onderzoeken?
Er bestaan historische vragen over het verleden, over de relatie tussen heden, verleden en toekomst, over de totstandkoming van historische kennis, en over welk beeld van het verleden er wordt gevormd. Naast die indeling kun je historische vragen ook indelen volgens beschrijvende, vergelijkende, verklarende en beoordelende vragen.
BeschrijvendVergelijkendVerklarendBeoordelend Wat?
Wie?
Welke?
Wanneer? Waar? Hoe?
Welke gelijkenissen? Welke verschillen? Waardoor? Waarom?
Welk doel of welke functie?
Hoe?
Bronnenstudie uitvoeren
Goed of fout?
Beter of slechter?
Juist of onjuist?
Wat is typisch?
Bij een volwaardig historisch onderzoek bepaal je welke bronnen geschikt zijn om je historische vraag te beantwoorden. Meestal combineer je informatie uit verschillende bronnen, en dan formuleer je zelf een antwoord op de vraag. Volg deze vier stappen zodat je niets vergeet.
Stap 1: Ik verken (de context van) de historische vraag en de bronnen.
✓ Wat wil ik onderzoeken? Hoe is de vraag afgebakend (in de tijd, ruimte en maatschappelijke context)?
✓ Welke historische bronnen of werken heb ik ter beschikking om de vraag te beantwoorden? Welke ontbreken?
Stap 2: Ik observeer de bronnen.
✓ Ik gebruik de juiste lees- of kijkstrategieën om de bronnen te onderzoeken.
Stap 3: Ik beoordeel de bronnen.
✓ Ik stel de juiste vragen om de bronnen te contextualiseren: ik beoordeel het perspectief van de maker, het doel van de bron …
✓ Ik beoordeel welke informatie ik bruikbaar, betrouwbaar en representatief vind om de vraag te beantwoorden.
✓ Ik stel de juiste vragen om de inhoud van de bronnen te beoordelen: bevestigen de bronnen wat ik al wist of spreken de bronnen elkaar tegen? Vind ik nieuwe informatie?
✓ Telkens als ik twijfel of er informatie ontbreekt, keer ik terug naar stap 2.
Stap 4: Ik beantwoord de historische vraag.
✓ Welke conclusie kan ik trekken uit de bronnen?
✓ Ik gebruik de bronnen om mijn beeld van het verleden te construeren.
Stappenplan bronnenstudie
Stap 1: Ik verken (de context van) de historische vraag en de bronnen. search
Wanneer je bronnen of werken gebruikt om een (historische) vraag te beantwoorden, dan probeer je zo transparant mogelijk te zijn over waar je de informatie vandaan hebt. Een bronvermelding helpt daarbij. Er bestaan vele manieren van bronvermelding. Door steeds op dezelfde manier te verwijzen kun je de oorspronkelijke inhoud makkelijk terugvinden. In Sapiens kiezen we voor dit systeem:
Bronnen identificeren 1 02a
De bronvermelding van een boek
Naam auteur, Initialen voornaam. (jaar van uitgave). Titel boek. Uitgever (indien mogelijk).
Roberts, A. (2015). Napoleon de Grote. Prometheus.
De bronvermelding van een artikel (tijdschrift of krant)
Naam auteur, Initialen voornaam. (datum of jaar). Titel artikel. Titel tijdschrift of krant.
Devos, I. (19 maart 2020). Gezondheidszorg in tijden van cholera. De Standaard.
De bronvermelding van een online bron
Naam auteur, Initialen voornaam. (datum of jaar). Titel webpagina. Naam website. URL
Christensen, B. (25 mei 2021). Parfum werd Napoleon fataal. Historianet. www.historianet.nl
Foreman, G. is de redacteur van het werk en niet de auteur. Het jaartal is niet gekend.
Foreman, G. (red.). (jaar onbekend). Family Stories from the Trail of Tears (taken from the Indian-Pioneer History Collection). Center for Arkansas History and Culture. www.ualrexhibits.org
De bronvermelding van andere bronnen (kunstwerk, toespraak, brief …)
Naam auteur, Initialen voornaam. (datum of jaar). Titel of korte beschrijving.
Jefferson, T. (1820). Brief aan John Wayles Eppes.
De naam van de auteur is niet gekend. Het specifieke jaartal is niet gekend.
Museum/archief/ uitgever (indien mogelijk).
Bij museum/ archief: locatie.
Maker onbekend. (tussen 1914 en 1918). Fritz Haber en Duitse soldaten aan het westfront. Archiv der Max Planck Gesselschaft. Berlijn.
De bronvermelding van bronnen zonder specifieke auteur (wetgeving, afbeelding van document zonder specifieke auteur …)
Titel of korte beschrijving.
(datum of jaar).
Taalbesluit. (15 september 1819).
1 02b
Soorten bronnen: bronnen en werken onderscheiden
Hoe maak je een onderscheid tussen soorten historische bronnen en tussen soorten werken van historici?
IK BESTUDEER HET VERLEDEN MET BEHULP VAN …
HISTORISCHE BRON
= een overblijfsel uit de historische periode die je bestudeert
directe getuige = primaire bron indirecte getuige = secundaire bron
Let op: naargelang de historische vraag kan een bron een historische bron of een historisch werk zijn.
HISTORISCH WERK = een werk dat gebaseerd is op historische bronnen
↑
Geschreven bron
bv. boek, brief, cijfergegevens, contract, egodocument, reisverslag, register, testament, verdrag
Mondelinge bron
bv. een ooggetuige vertelt
Materiële bron bv. gebruiksvoorwerp, juweel, kledij, machine, ruïne, skelet
Geschreven werk
bv. tekst van een historicus (boek of website), historische roman, wetenschappelijk rapport of artikel (gedrukt of website)
(Audio)visuele bron
bv. film, gravure, kaart, schilderij, spotprent, tekening, toespraak
1 02c
Mondeling werk bv. audiogids, podcast
Materieel werk
bv. maquette, reconstructie van een standbeeld
(Audio)visueel werk bv. historische film, kaart, re-enactment
Het onderscheid tussen werken en bronnen hangt sterk af van de historische vraag. Ga naar iDiddit om daar oefeningen op te maken.
Situeren in tijd en ruimte
Waar op de tijdlijn en waar in de ruimte kun je dit situeren?
Bekijk de tijdlijn op de binnenkaft van dit boek. Bekijk de wereldkaart door deze pagina te scannen.
↑
1 02d
Situeren binnen de maatschappelijke domeinen
In welk(e) maatschappelijk(e) domein(en) kun je dit situeren?
Tot het politieke domein behoren zaken die te maken hebben met: bestuur, macht, afspraken, rechten en plichten ...
Tot het sociale domein behoren zaken die te maken hebben met: individu, groep, rollen, verhoudingen tussen mensen …
Tot het economische domein behoren zaken die te maken hebben met: geld, arbeid, voedsel, handel, vervoer ...
1 02e
Tot het culturele domein behoren zaken die te maken hebben met: kunst, vrije tijd geloof, wetenschap, mode ...
Je kent de stappen voor oriënterend en intensief lezen uit de eerste en tweede graad. Vergeet ze niet toe te passen wanneer je bronnen en werken analyseert.
Oriënterend lezen:
Hierna begrijp ik de grote lijnen en structuur van de tekst.
Intensief lezen:
Hierna begrijp ik grondig wat er in de tekst staat.
Kritisch lezen: Ik denk na over de tekst.
✓ Ik zoek of er strategieën worden gebruikt die wijzen op onbetrouwbaarheid (bv. drogredenering, anachronisme ...).
✓ Ik vergelijk het bronnenmateriaal (historische bronnen en/of werken) met elkaar.
✓ Ik vergelijk met andere bronnen die ik ken, of met informatie uit de lestekst.
Kijkstrategieën
Je kent de stappen voor oriënterend en gedetailleerd kijken uit de tweede graad. Vergeet ze niet toe te passen wanneer je bronnen en werken analyseert.
Oriënterend kijken: Hierna begrijp ik de grote lijnen en structuur van de visuele bron.
Gedetailleerd kijken: Hierna begrijp ik grondig wat er in de visuele bron getoond wordt.
Kritisch kijken: Ik denk na over wat ik zie.
✓ Ik zoek of er strategieën worden gebruikt die wijzen op onbetrouwbaarheid (bv. drogredenering, anachronisme ...).
✓ Ik vergelijk de bronnen met elkaar.
✓ Ik vergelijk met andere bronnen die ik ken, of met informatie uit de lestekst.
Stap 3: Ik beoordeel de bronnen.
Bronnen contextualiseren
↑ Herhaal de stappen voor oriënterend en gedetailleerd kijken.
Om een bron te kunnen beoordelen moet je bronnen in hun historische context plaatsen. Door te onderzoeken in welke historische context de bron gemaakt is, begrijp je beter de bedoelingen van de maker en/of de betekenis van de bron voor het doelpubliek. Deze hulpvragen kunnen daarbij helpen:
✓ Waar, wanneer en in welke maatschappelijke context kwam de bron tot stand?
✓ Voor welk doelpubliek is de bron gemaakt?
✓ Welke boodschap had de auteur/maker voor ogen? Waarom werd de bron gemaakt?
✓ Welk perspectief toont de maker? Welke andere perspectieven zijn mogelijk?
De waarde van bronnen beoordelen: hoe bruikbaar, betrouwbaar en representatief is een bron?
1 HOE BRUIKBAAR IS EEN BRON?
Om te weten of een bron bruikbaar is, ga je na wat de inhoud van de bron is. Je beoordeelt of de bron informatie bevat die je kan helpen om de historische vraag te beantwoorden. Let op: ook een bron die bepaalde informatie verzwijgt, kan bruikbaar zijn. Of een bron bruikbaar is, hangt af van de vraag die je wilt beantwoorden. Eenzelfde bron kan dus bruikbaar zijn voor een specifieke historische vraag, maar onbruikbaar voor een andere.
2 HOE BETROUWBAAR IS EEN BRON?
Een bruikbare bron is niet noodzakelijk een betrouwbare bron. Om de betrouwbaarheid van een bron te beoordelen ga je na hoe correct en nauwkeurig de informatie uit de bron is. Je beoordeelt ook motieven van de maker die kunnen wijzen op onbetrouwbaarheid. Voor het beoordelen van de betrouwbaarheid van een bron moet je bovendien rekening houden met de historische vraag die je wilt beantwoorden. Zo zijn de memoires van een politicus misschien niet betrouwbaar als je onderzoekt hoe een beslissing precies tot stand kwam, maar kunnen ze wel betrouwbaar zijn als je de politieke cultuur in een bepaalde periode onderzoekt.
Betrouwbaarheid en objectiviteit zijn daarom geen synoniemen: egodocumenten, zoals dagboekfragmenten of memoires, kunnen bijvoorbeeld betrouwbare informatie geven over de manier waarop de auteur bepaalde gebeurtenissen ervaarde of wilde presenteren, maar ze zijn niet objectief. Hoe betrouwbaarder het bronnenmateriaal is, hoe beter je een historische vraag kunt beantwoorden.
3 HOE REPRESENTATIEF IS EEN BRON?
Een bruikbare en betrouwbare bron is niet noodzakelijk een representatieve bron. Representativiteit gaat over de mate waarin het beeld, de ervaring en de opvattingen in de bron die van één individu of van een bredere groep (of zelfs de samenleving) vertegenwoordigen. Een bron kan representatief zijn voor de opvattingen van één groep, maar niet voor die van andere groepen. Bij het beoordelen van de representativiteit ga je na hoe typerend of breed gedragen die opvattingen of ervaringen zijn. Ook moet je de representativiteit beoordelen in het licht van de historische vraag die je wilt beantwoorden. Als je bijvoorbeeld de beleving van frontsoldaten in de Eerste Wereldoorlog wilt bestuderen, dan is een dagboek van één Britse frontsoldaat niet noodzakelijk representatief voor de beleving van alle frontsoldaten. De bron wordt representatiever als de historische vraag specifiek naar de beleving van Britse frontsoldaten vraagt.
Stap 4: Ik beantwoord de historische vraag. search
Na het doorlopen van de stappen van de bronnenstudie kun je de historische vraag beantwoorden. Je selecteert uit de verschillende bronnen de informatie die je daarvoor nodig hebt.
1 02i
Historische redeneerwijzen: oorzaken en gevolgen
Historische fenomenen hebben meestal meerdere oorzaken en/of gevolgen. Als er geen oorzakelijk verband is, dan is iets toeval.
1 02j
Historische redeneerwijzen: veralgemenen en stereotyperen
Historici, maar ook tijdgenoten, veralgemenen om helderheid te scheppen in de chaos van het verleden. Ze proberen bijvoorbeeld algemene kenmerken van een bepaalde historische periode of samenleving te identificeren. Veralgemenen is ook een typisch menselijk fenomeen dat een rol kan spelen wanneer iemand geconfronteerd wordt met personen die tot een ‘andere’ groep behoren. Wanneer die veralgemeningen het denken en gedrag van mensen bepalen, kan dat in ver doorgedreven vorm leiden tot processen van uitsluiting en discriminatie. Dat gebeurt zowel in het verleden als in het heden.
Historici bestuderen hoe die processen in het verleden tot uiting kwamen, onder meer door aandachtig te zijn voor veralgemening en stereotypering in historische bronnen. In onderstaand schema vind je het proces terug dat tot stand kan komen op basis van veralgemeningen en stereotypen.
STEREOTYPE
Je spreekt van een stereotype als je een of meerdere kenmerken van individuen uit een groep toepast op alle leden van de groep (= veralgemening). Je kijkt dan niet naar de verschillen die bestaan tussen de leden van de groep.
VOOROORDEEL
Een vooroordeel is een (negatief of positief) oordeel over een of meerdere personen uit een bepaalde groep, enkel en alleen omdat zij tot die groep behoren.
WIJ-ZIJ-DENKEN
Wij-zij-denken is een fenomeen waarbij mensen kijken naar de verschillen tussen hun ‘eigen’ groep en andere groepen. Daarbij zien ze de in-groep (‘wij’) doorgaans als de betere groep, waarbij ze oog hebben voor nuance en onderlinge verschillen, en de uit-groep (‘zij’) als anders, slechter en minderwaardig, zonder aandacht voor verschillen en nuances.
POLARISATIE
Ver doorgedreven vormen van wij-zij-denken kunnen leiden tot polarisatie. De verschillen tussen groepen worden dan uitvergroot en er is geen tussenpositie meer mogelijk. Je behoort óf tot de ene groep, óf tot de andere. Bij polarisatie spelen emoties een sterke rol en is er weinig aandacht voor ratio en nuancering.
DISCRIMINATIE EN UITSLUITING
Je spreekt van discriminatie en uitsluiting wanneer denken over groepen leidt tot concrete acties, zoals het uitsluiten of anders behandelen van personen omdat ze tot een ‘andere’ groep behoren.
Stel je bij het analyseren van historische bronnen dus steeds vragen zoals:
✓ Hoe wordt hier over een individu of over groepen gesproken?
- Is er sprake van een objectieve of van een subjectieve omschrijving van de kenmerken van die persoon of groep?
- Worden er uitspraken gedaan die bepaalde kenmerken of eigenschappen toeschrijven aan een volledige groep?
- Is er aandacht voor gelijkenissen én verschillen binnen een groep, of slechts voor een van beide?
✓ Wordt er een (negatief) oordeel geveld?
- Is er aandacht voor nuance of worden alle leden over dezelfde kam geschoren?
- Hoe wordt er over de ‘eigen’ groep en hoe wordt er over andere groepen gesproken?
- Worden er positieve eigenschappen toegeschreven aan de ‘eigen’ groep?
- Worden er negatieve eigenschappen toegeschreven aan de ‘andere’ groep?
✓ Wordt er in de bron ook gesproken over acties tegen de persoon of groep?
✓ Roept de maker ook op tot bepaalde acties?
Bewijs uit verschillende historische bronnen combineren
Als je een historische vraag beantwoordt, is het belangrijk dat je je antwoord onderbouwt met bewijs uit bronnen. Je bewijsmateriaal kan sterker zijn als het gebaseerd is op meerdere bronnen en/of afkomstig is van bronnen die heel betrouwbaar en/of representatief zijn.
✓ Wat weet ik dankzij deze bronnen dat ik voordien nog niet wist?
Ik vat het antwoord kort samen.
✓ Ik som een voor een de argumenten op die ik in de bronnen vond.
✓ Ik nuanceer mijn antwoord door ook tegenargumenten te benoemen en te ontkrachten.
✓ Ik verduidelijk waarover nog onzekerheden bestaan, of op welk stuk van de vraag de bronnen geen antwoord geven.
In welke mate zijn de bronnen betrouwbaar en/of representatief?
De bronnen stemmen overeen.
De bronnen spreken elkaar tegen.
Ik heb bewijs . ‘De bronnen zijn het erover eens dat …’
Ik heb een aanwijzing . ‘De bronnen verschillen over …’
↑ Bekijk het instructiefilmpje.
Ik ga op zoek en vergelijk
MEERDERE BRONNEN
eerder niet
Is de bron representatief?
meer bewijs nodig? op onderzoek
Is de bron betrouwbaar?
eerder wel eerder wel
Is de bron bruikbaar?
eerder niet
ÉÉN BRON GEEN BRON
Ik heb een aanwijzing . ‘De bron wijst erop dat …’
Ik kan de historische vraag niet beantwoorden met deze bron.
Online opzoeken
Hoe zoek je informatie op het internet?
Stap 1: Ik bepaal welke zoekstrategie ik moet toepassen.
✓ Ik kies een geschikte zoekmachine (bv. Google, website bib, databank …).
✓ Ik brainstorm over de geschikte zoektermen.
✓ Ik overweeg om zoektermen in een andere taal te gebruiken. Die leveren soms meer of andere informatie op.
✓ Ik gebruik eventueel logische operatoren om mijn zoekopdracht te specifiëren:
- AND: je krijgt zoekresultaten die alle opgegeven zoektermen bevatten;
- OR: je krijgt zoekresultaten die ten minste één van de opgegeven zoektermen bevatten;
- NOT: je krijgt zoekresultaten die de eerste opgegeven zoektermen bevatten, maar niet de overige zoektermen.
Stap 2: Ik voer mijn zoekstrategie uit.
✓ Ik voer de zoektermen in de zoekmachine in en noteer of kopieer tussentijds de resultaten.
✓ Ik gebruik synoniemen voor mijn zoektermen als ze onvoldoende resultaat opleveren.
✓ Ik gebruik bronverwijzingen op websites om bijkomende informatie te vinden (sneeuwbalmethode).
Stap 3: Ik beoordeel in welke mate de informatie bruikbaar, betrouwbaar en/of representatief is.
✓ Is de informatie voldoende actueel? Of is ze (te) verouderd?
✓ Helpt de informatie om mijn onderzoeksvraag te beantwoorden?
✓ Heeft de schrijver of maker voldoende autoriteit? Weet hij er veel over?
✓ Is de informatie nauwkeurig, volledig en betrouwbaar? Worden er sterke argumenten en bewijs gegeven?
✓ Ik gebruik andere websites om meer te weten te komen over wie er achter de informatie zit. Welke organisatie of welk individu is verantwoordelijk voor de informatie op de website? Heeft de maker voldoende autoriteit over dit onderwerp? Op welke informatie baseert de maker zich? Schrijft de maker vanuit een bepaald perspectief of met een bepaald doel? Vertegenwoordigt de maker een ruimere groep?
✓ Bevestigen andere websites de informatie op deze website?
Stap 4: Ik herhaal stap 1 tot en met 3 zolang ik onvoldoende of ongeschikte informatie vind.
Collectieve herinnering
Een herinnering uit het verleden die voortleeft in het geheugen van een grote groep mensen, zoals de inwoners van een stad of een land, kun je omschrijven als een collectieve herinnering.
Een collectieve herinnering kan ‘van bovenaf’ geïntroduceerd worden, bijvoorbeeld door overheden (culturele collectieve herinnering). De collectieve herinnering kan dan uiting krijgen in materieel erfgoed zoals gebouwen, schilderijen en standbeelden, maar ook in immaterieel erfgoed zoals verhalen, tradities, gewoonten, rituelen en gebruiken. Collectieve herinneringen kunnen ook ‘van onderaf’ worden doorgegeven, bijvoorbeeld via familieverhalen die over generaties heen worden doorverteld (sociale of communicatieve collectieve herinnering).
Collectieve herinnering staat doorgaans in functie van een doel, zoals het cultiveren van trots of het doorgeven van bepaalde waarden. Daardoor wordt er vaak eenzijdig en selectief omgegaan met het verleden. Het is dus belangrijk om collectieve herinneringen steeds kritisch te bestuderen.
‘van bovenaf’ culturele collectieve herinnering
dragers
via grote instanties, zoals overheden
COLLECTIEVE HERINNERING
- materieel erfgoed, bv. monumenten en standbeelden
- immaterieel erfgoed, bv. een canon, een nationale herdenkingsdag, een (religieuze) feestdag of (religieuze) rituelen
functies
in groepsverband, bv. in families of via generatiegenoten
‘van onderaf’ sociale of communicatieve collectieve herinnering
dragers
- een collectieve identiteit construeren
- samenhorigheid en/of uitsluiting aanwakkeren
- slachtofferschap en/of trots cultiveren
- waarden en normen overbrengen
Bv. Bijbelse verhalen worden gebruikt om christelijke waarden over te dragen. De Guldensporenslag wordt herinnerd om een Vlaams bewustzijn te creëren.
Onder meer:
- familieverhalen
- familietradities
- gedeelde ervaringen
Bv. Migratie - en oorlogsverhalen worden over verschillende generaties heen doorverteld.
Ik leer historisch
denken: hulpmiddelen
vind je, per maatschappelijk domein, de historische begrippen met hun betekenis. In de laatste kolom staat het hoofdstuk (of de doorloper) waarin het begrip voorkomt. Zo kun je bij elk begrip in het juiste hoofdstuk opzoeken wat je erover geleerd hebt.
4 verlichting filosofische stroming in Europa in de 18e eeuw, waarin het gebruik van de rede en het geloof in het individu centraal stonden
voertaal taal die door de meeste mensen in een gebied wordt gesproken2
geheel van kennis over mens, samenleving, natuur, wereld en heelal waarop men kan voortbouwen om nieuwe kennis te ontwikkelen
bewijs dat een deel van het eigendom van een bedrijf vertegenwoordigt en aan de eigenaar ervan (de aandeelhouder) recht geeft op zeggenschap en een deel van de winst
van de winnende partij te compenseren 6
huisnijverheid ambachtelijke productie in het eigen huis, door een gezin of ambachtsman of -vrouw, zelfstandig of in loonverband 3
(hyper)inflatie (heel sterke en plotse) algemene stijging van de prijzen van goederen en diensten waardoor de munt (sterk) in waarde daalt
industrialisering
innovatie
proces van veranderingen in de productie door mechanisering en automatisering en de daaropvolgende veranderingen in de organisatie van de arbeid
proces van vernieuwing als gevolg van nieuwe inzichten en wetenschappelijk onderzoek
5, 6
1, 2, 3, 4, 6
2, 3, 4, 5
waarbij het volk rechtstreeks of via vertegenwoordiging de wetten stemt en waarin de vrijheden van de burgers en minderheden door een grondwet worden beschermd
dictatuur
alleenheerschappij waarin alle macht berust bij één persoon of bij een kleine groep mensen, zoals een politieke partij, een militaire raad of een familie
encycliek belangrijk pauselijk document over een of meerdere katholieke grondbeginselen
enkelvoudig stemrecht
1, 6
3
stemrecht waarbij elke stemgerechtigde burger één stem uitbrengt3
expansie uitbreiding van bijvoorbeeld grondgebied, politieke en/of economische macht
4, 5
fascisme
politieke ideologie waarin volgende elementen centraal staan: een sterke natiestaat, slechts één partij, een autoritaire leider, orde en een mythisch geloof in de hergeboorte van een samenleving met een ‘zuiver’ volk
grondwet (constitutie) document waarin de rechten en plichten van elke burger en de werking van de staatsorganen staan beschreven
grootmacht
staat die door haar grote economische, politieke en militaire macht de mogelijkheid heeft om invloed en druk uit te oefenen op de internationale politiek
6
1, 2, D1
2, 4, 6
imperialismestreven naar gebiedsuitbreiding of uitbreiding van de macht1, 4, 5
inspraak belanghebbenden betrekken bij beslissingen
invloedssfeer gebied of ruimte waarbinnen grootmachten politieke en/of economische invloed uitoefenen op andere
kanselier (in het moderne Duitsland) eerste minister (premier), regeringsleider
2, D1
4, 5
2, 6
koloniaal rijk geheel van (overzeese) koloniën waarover een metropool beschikt3
kolonie nederzetting of (overzees) gebied dat onder dwang door een ander land (metropool) bestuurd wordt
kolonisatie (overzeese) gebieden onder dwang onderwerpen
kolonisator metropool of mogendheid die – vaak met geweld – een gebied inneemt en dat als kolonie onderwerpt
Kroondomein gebied dat het privébezit van een koning is en waarvan de opbrengst rechtstreeks naar die koning gaat
legitimiteitsbeginsel heersers erkennen op basis van historische traditie (wie had voorheen de macht) en internationale erkenning
liberaal
belang hechten aan een zo ruim mogelijke individuele vrijheid en minimale inmenging van de overheid
1, 4, 5, 6, D1
4, D1
4
4
2
2, 5
van een land in staat van paraatheid brengen door lichtingen soldaten op te roepen om in het leger te
5 monarchie staatsvorm waarbij de vorst door erfopvolging wordt aangeduid1,
natie gemeenschap van mensen die zich verbonden voelen door gedeelde kenmerken, zoals taal, geschiedenis en culturele tradities
natiestaat (nationale staat) staat die gevormd is op basis van één dominante natie met haar culturele identiteit 4
nationalisme
politieke ideologie die stelt dat elk volk met een historisch gegroeide culturele eenheid het recht heeft om een staat of politieke eenheid te vormen
1, 2, 6
nazisme
(nationaalsocialisme) politieke ideologie verwant aan het fascisme waarin een sterke natiestaat, slechts één partij, een autoritaire leider, orde en een mythisch geloof in een hergeboorte van een volk-zuivere samenleving centraal staan
Het nazisme wordt ook gekenmerkt door antisemitisme en extreem staatsgeweld.
republiek
waarin de burgers dankzij de grondwet en de wetten van het land beschermd worden tegen mogelijke willekeur van de machtshebbers
met een voor een bepaalde termijn verkozen staatshoofd
restauratie herstel, bijvoorbeeld van de oude (politieke en territoriale) macht2
revolutionair iemand die een omwenteling of radicale verandering van de samenleving wil realiseren 1, 2, 6
scheiding der machten de politieke macht opsplitsen in de uitvoerende, de wetgevende en de rechterlijke macht 2
sociale wetgeving
geheel van wetten die erop gericht zijn alle burgers in de samenleving te beschermen op het vlak van arbeids- en leefomstandigheden, zoals het garanderen van een bestaansminimum, pensioen, kindergeld en ziekteverzekering
antisemitisme Jodenhaat die gepaard gaat met de discriminerende en racistische behandeling van mensen met een Joodse achtergrond 6
arbeidersklasse socio-economische groep die goederen produceert en in loondienst werkt
3
asiel bescherming van een vluchteling die gevaar loopt in zijn eigen land5
bourgeoisie burgerij, (bij Marx) ‘tegenstanders van het proletariaat’ (negatieve bijklank)
burgerij
socio-economische klasse die haar vermogen niet zoals de oude adel met grondbezit opbouwde, maar via handel, industrie of andere zakelijke activiteiten
3
2, 3
burgerrechten
fundamentele rechten en vrijheden die aan de burgers van een land worden toegekend en die bescherming bieden tegen willekeurige inmenging van de overheid
demografie wetenschap die de bevolkingskenmerken bestudeert (evolutie, bevolkingsaantal, samenstelling …)
discriminatie mensen of groepen in een samenleving ongelijk behandelen omwille van persoonlijke of uiterlijke kenmerken
diversiteit verscheidenheid tussen mensen op vlak van bijvoorbeeld karakter, culturele achtergrond, gendervoorkeuren en opleiding
elite meestal kleine groep in de samenleving die op basis van buitengewone kenmerken privileges heeft
emancipatie proces waarin mensen met een achtergestelde positie een volwaardige plaats in de samenleving verwerven
emigratie de geboortegrond verlaten om zich in een andere stad, een ander gebied of een ander land te vestigen
etniciteit culturele identiteit, meestal gevormd door een gemeenschappelijkheid van taal, gebruiken, religieuze expressie en/of afkomst
gelijkheid individuen en groepen een gelijke behandeling en evenveel kansen geven
getto stadswijk waarin bijna uitsluitend mensen van dezelfde etnische of religieuze groep wonen, meestal omdat ze daartoe door de overheid of door omstandigheden worden gedwongen
geweld uitoefening van macht waarbij mentale of fysieke schade aan anderen wordt berokkend
1, D1
4
2, 6, D1
4, D1
2, 3, 6
3, D1
D2
4, D1
1, 2
3
4, 6
activiteiten van de overheid die bijdragen tot de gezondheid en het welzijn van de burgers, zoals preventie, ziekenzorg, medische hulp en bejaardenhulp
van mensen, veelal vluchtelingen, in een ander gebied of land dan hun land van herkomst
die zijn woonplaats of land ontvlucht omdat hij getroffen is door de gevolgen van de klimaatverandering, veroorzaakt door de menselijke opwarming van de aarde
groep die zich bevindt tussen de arme en de rijke klasse, gekenmerkt door een gemiddeld inkomen en een redelijk comfortabele mate
sociale en biologische categorisatie van mensen op basis van afkomst en fysieke kenmerken, zoals huidskleur, oogvorm en haartype, die historisch gezien gebruikt werd om mensen te classificeren en onderscheiden
(De moderne wetenschap verwerpt dat concept omdat er geen wetenschappelijke grenzen te definiëren zijn om rassen te onderscheiden.)
het gescheiden wonen van verschillende culturele of etnische groepen (gedwongen of vrijwillig) waarbij de contacten tussen die groepen heel beperkt blijven
Structuurbegrippen: begrippen om over het verleden te praten 1 06
Bewijs
argument (> argumentatie)
idee of voorbeeld waarmee je iets aantoont (> redenering waarbij je met behulp van een aantal argumenten iets aantoont)
hypothese veronderstelling, mogelijk antwoord op een onderzoeksvraag dat (nog) niet (helemaal) bewezen is
interpretatie proces van het zoeken van betekenis en verklaring
karikatuur (> karikaturaal)
humoristische en/of spottende tekening of beschrijving van personen of situaties, waarbij bepaalde kenmerken worden uitvergroot, meestal met de bedoeling kritiek te geven
manipulatie bewuste verdraaiing van feiten met de bedoeling iemand of een groep te beïnvloeden, vaak met slechte bedoelingen
motief beweegreden waarom je iets doet
representativiteitmate waarin een bron typisch is voor een bepaalde groep of samenleving
retorische technieken specifieke technieken in toespraken en teksten om een boodschap of ideologie te versterken
stereotype (> stereotypering)
beschrijving van een groep of individu op basis van een overdreven of onterechte veralgemening
veralgemeningaparte gevallen samenvatten onder een algemene noemer
vooroordeel mening waarvoor geen bewijs is geleverd, bijvoorbeeld op basis van traditie of intuïtie
zondebok persoon of groep die onterecht de schuld krijgt van bepaalde gebeurtenissen
Duur
symbolische datum
Plaats
datum of jaartal gebruikt om te verwijzen naar een verandering die eigenlijk langer duurde
(Een symbolische datum verwijst naar een belangrijke gebeurtenis in een langere keten van gebeurtenissen.)
continent grote landmassa die (bijna) niet met andere landsmassa’s is verbonden (bijvoorbeeld Europa, Afrika …)
extern van buiten, buiten een bepaalde groep, organisatie, samenleving
intern van binnen, binnen een bepaalde groep, organisatie, samenleving
lokaal van beperkte geografische schaal of invloed
mondiaal op wereldvlak
regio streek
regionaal op een grotere schaal dan lokaal
subcontinent groot deel van het vasteland van een continent, dat geografisch en vaak ook cultureel duidelijk afgebakend is, waardoor het bijna beschouwd kan worden als een apart en kleiner werelddeel
Standplaatsgebondenheid
beeldvorming beeld dat je vormt wanneer je het verleden bestudeert (Dat beeld is niet noodzakelijk een correct beeld. Daarom moet je kritische vragen stellen aan historische bronnen en werken.)
collectieve herinnering geheel van herinneringen van belangrijke gebeurtenissen die in het geheugen van een grote groep mensen liggen
contextualisering (> contextualiseren) analyse van feiten, gebeurtenissen, bronnen vanuit verschillende perspectieven
erfgoed
historische context
verzamelnaam voor alles wat vorige generaties maakten, wat nu nog bestaat en wat voor de samenleving een grote waarde heeft
ruimer (referentie)kader of geheel van omstandigheden in de geschiedenis waarin een gebeurtenis plaatsvindt (en die invloed hebben op de gebeurtenis)
perspectief gezichtspunt
Verandering
breuk plotse verandering
continuïteit periode waarin iets voortduurt (niet verandert)
evolutie (periode van) geleidelijke verandering
exponentieel stijging of daling met een constant percentage, waardoor die stijging of daling steeds sneller gaat
(on)gelijktijdigwanneer twee zaken zich (niet) op hetzelfde moment voordoen
revolutie (periode van) plotse en/of grote verandering
scharniermomentmoment waarop grote veranderingen plots of tegelijkertijd gebeuren
Verband
analogie overeenkomst
doel reden waarom iets gedaan, gezegd of geschreven wordt
factor bijdrage tot een gebeurtenis of fenomeen
gevolg resultaat van feiten en/of gebeurtenissen
heterogeniteit (> heterogeen) samenstelling met uiteenlopende, ongelijksoortige of verschillende kenmerken
impact invloed of effect op iets, op iemand of op een samenleving
kettingreactie opeenvolging van gebeurtenissen waarin iedere gebeurtenis door een vorige mogelijk wordt gemaakt of wordt veroorzaakt
menselijke factorbijdrage(n) van individuele mensen tot een gebeurtenis of fenomeen
metafoor vorm van beeldspraak waarbij een woord in een niet-letterlijke betekenis wordt gebruikt als vergelijking voor een bepaalde concrete toestand of eigenschap of een bepaald concreet fenomeen
onbedoeld gevolgongepland resultaat van feiten en/of gebeurtenissen
oorzaak reden waarom iets gebeurt
structurele factor bijdrage van groepen, afspraken, normen en instituties aan een gebeurtenis of fenomeen
symboliek
(in de kunst) betekenis van een abstract beeld, idee of emotie die door middel van een voorwerp of een concreet beeld wordt vertolkt (bijvoorbeeld de duif als symbool van vrede)
toeval gebeurtenis waarvoor geen oorzaak te vinden is voedingsbodemgeheel van factoren en omstandigheden die op termijn een gebeurtenis uitlokken