Sapiens 2 - Leerwerkboek (ed. 2025)

Page 1


Sapiens 2

Geschiedenis

2 Sapiens

Geschiedenis

Wouter Smets

Dries De Saveur

Els Vinckx

Bauke Verbergt

Tom Vuchelen

Thomas Schonkeren

Dit leermiddel is onderdeel van de lesmethode Sapiens van Uitgeverij VAN IN. Het is ontwikkeld met de intentie dat iedere leerling zich herkent en thuis voelt in beeld en tekst. Heb je op- of aanmerkingen, dan kun je contact opnemen met Uitgeverij VAN IN.

Fotokopieerapparaten zijn algemeen verspreid en vele mensen maken er haast onnadenkend gebruik van voor allerlei doeleinden. Jammer genoeg ontstaan boeken niet met hetzelfde gemak als kopieën. Boeken samenstellen kost veel inzet, tijd en geld. De vergoeding van de auteurs en van iedereen die bij het maken en verhandelen van boeken betrokken is, komt voort uit de verkoop van die boeken.

In België beschermt de auteurswet de rechten van deze mensen. Wanneer u van boeken of van gedeelten eruit zonder toestemming kopieën maakt, buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen, ontneemt u hen dus een stuk van die vergoeding. Daarom vragen auteurs en uitgevers u beschermde teksten niet zonder schriftelijke toestemming te kopiëren buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen. Verdere informatie over kopieerrechten en de wetgeving met betrekking tot reproductie vindt u op www.reprobel.be. Ook voor het digitale lesmateriaal gelden deze voorwaarden. De licentie die toegang verleent tot dat materiaal is persoonlijk. Bij vermoeden van misbruik kan die gedeactiveerd worden. Meer informatie over de gebruiksvoorwaarden leest u op www.ididdit.be.

© Uitgeverij VAN IN, Wommelgem, 2025

De uitgever heeft ernaar gestreefd de relevante auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Wie desondanks meent zekere rechten te kunnen doen gelden, wordt verzocht zich tot de uitgever te wenden.

Copyrightvermeldingen beelden: p. 19: bron 2 en p. 157: afbeelding D: © Imageselect / Interfoto Imageselect / INTERFOTO HERMANN HISTORICA GmbH; p. 50: afbeelding A: © Alamy / Imageselect / Leonid Serebrennikov; bron 1: © Dimitris Tsalkanis - https://ancientathens3d.com/; p. 62: afbeelding speerwerpster: © Alamy / Imageselect / IPA, Independent Photo Agency; p. 98: afbeelding G: © Shutterstock / Vladimir Wrangel; p. 119: afbeelding bij bron 1: © Imageselect / Granger Import / Granger; p. 123: afbeelding D: © Alamy / Imageselect / Florilegius, Florilegius; afbeelding E: © Alamy / Imageselect / © CM Dixon / Heritage Images, The Print Collector; p. 130: afbeelding A: © Imageselect / Zev Radovan / Alamy Stock Photo; afbeelding G: © Imageselect / www.BibleLandPictures. com / Alamy; afbeelding H: © W.A.B. van der Sanden, Geschiedenis van Drenthe - een archeologisch perspectief, Assen 2018; p. 131: afbeelding L: © Alamy / Imageselect / Then and Now Images/Heritage Images, Heritage Image Partnership Ltd; p. 143: afbeelding munt bij I: © Alamy / Imageselect / Azoor Photo; p. 157: afbeelding C: © Imageselect / Alamy / Last Refuge, robertharding p. 168: linkse afbeelding (torque uit het Verenigd Koninkrijk): © DEA / G. DAGLI ORTI / Contributor; middelste afbeelding (torque uit Frankrijk): © DEA / G. DAGLI ORTI / Contributo; p. 169: afbeelding ketel: © Alamy / Imageselect / Ann Ronan Picture Library/Heritage-Images, The Print Collector; p. 174: bron 4: © Musée royal de Mariemont © Jean-Léon Huens –SOFAM; p. 200: standbeeld: © Shutterstock / PavelJiranek; inzoom 1 en 2: © Universal Images Group, inzoom 3: © Imageselect / WHA Import / World History Archiv; p. 221: titelbeeld: © King, A. (2023, March 27). Cleopatra VII (Facial Reconstruction). World History Encyclopedia. Retrieved from https://www.worldhistory.org/image/17227/cleopatra-vii-facial-reconstruction/

Conceptgroep Sapiens eerste graad: Dries De Saveur Els Vinckx Bauke Verbergt o.l.v. Wouter Smets

Wetenschappelijk advies Laat-Romeinse periode: Eerste druk 2025 Yannis Brichant (Aspirant FWO-UGent)

ISBN 978-94-647-0825-7

D/2025/0078/144

Ontwerp cover en binnenwerk: Shtick Art. 608588/01 Zetwerk: Banananas.net

NUR 130

Kaarten: Van Oort redactie en kartografie, Almere (Nederland)

Inhoud

Starten met Sapiens 2 6

iDiddit: het onlineleerplatform bij Sapiens 10

Hoofdstuk 1: Maak kennis met Lindowman 11

Historische vraag 1: Waar en wanneer leefde Lindowman? 14

Historische vraag 2: Welke maatschappelijke domeinen kun je linken aan Lindowman? 16

Historische vraag 3: Waarom werd Lindowman vermoord? 18

Hoofdstuk 2:

De Griekse wereld voor de klassieke oudheid 25

Historische vraag 1: Hoe situeer je de Minoïsche en de Mykeense samenleving in tijd en ruimte? 28

Historische vraag 2: Waarin verschilden de Minoïsche en de Mykeense samenlevingen? 30

Historische vraag 3: Heeft er echt een oorlog plaatsgevonden tussen de Mykeners en de Trojanen? 34

Uitbreiding 1: Wat is er zeker fout aan het beeld van de stad Troje in de film Troy? 38

Historische vraag 4: Welke plotse verandering gebeurde er in de periode rond 1200 v.C. in de Griekse wereld? 40

Hoofdstuk 3: De Griekse stadstaten 49

Historische vraag 1: Hoe bepaalde het landschap het leven in Hellas? 52

Historische vraag 2: Hoe verspreidden de Grieken zich over het Middellandse Zeegebied? 55

Historische vraag 3: Welke culturele kenmerken verbonden de Grieken? 57

Uitbreiding 1: Waarin verschillen en gelijken de Griekse en de hedendaagse Olympische Spelen? 61

Historische vraag 4: Welke politieke verschillen waren er tussen de Griekse stadstaten? 63

Historische vraag 5: Waarin verschilde de Atheense van de hedendaagse democratie? 69

Uitbreiding 2: Hoe goed geeft de film 300 de Perzische Oorlogen weer? 73

Historische vraag 6: Hoe verzwakten de Griekse stadstaten? 78

Doorloper cultuur: Liefde en schoonheid in de oudheid 87

Deelvraag 1: Welk vrouwbeeld was er in de klassieke oudheid? 88

Deelvraag 2: Wat vond men van homoseksuele relaties in de klassieke oudheid? 90

Deelvraag 3: Waren de schoonheidsidealen in de klassieke oudheid anders dan vandaag? 90

Hoofdstuk 4: Alexander de Grote en het hellenisme 91

Historische vraag 1: Hoe veroverde Alexander III van Macedonië een wereldrijk? 94

Historische vraag 2: Hoe probeerde Alexander voor eenheid te zorgen in zijn rijk? 97

Uitbreiding 1: Waarom kreeg Alexander de bijnaam ‘de Grote’? 101

Historische vraag 3: Welke kritiek was er in de klassieke oudheid op Alexander de Grote? 103

Historische vraag 4: Hoe evolueerde de Griekse beeldhouwkunst? 107

Uitbreiding 2: Welke kenmerken van de Griekse bouwkunst werden later gebruikt in de Europese bouwkunst? 110

Historische vraag 5: Hoe werd Alexandrië het centrum van wetenschappen en kunst tijdens het hellenisme? 110

Doorloper sociaal: Slavenij 117

Deelvraag 1: Wat waren de kenmerken van slavernij tijdens de klassieke oudheid? 118

Deelvraag 2: Hoe zag het leven van een slaafgemaakte eruit in de klassieke oudheid? 120

Deelvraag 3: Waarin verschilde slavernij in andere historische periodes van slavernij in de klassieke oudheid? 120

Deelvraag 4: Bestaat slavernij vandaag nog? 120

Hoofdstuk 5: De opkomst van het Romeinse rijk 121

Historische vraag 1: Hoe zijn de Romeinen erin geslaagd een wereldrijk te veroveren? 124

Uitbreiding 1: Welke kenmerken uit andere samenlevingen namen de Romeinen over? 129

Historische vraag 2: Welke politieke mogelijkheden hadden de Romeinen ten tijde van de republiek? 133

Historische vraag 3: Op welke manier droeg Marius bij aan de burgeroorlogen aan het einde van de republiek? 136

Uitbreiding 2: Hoe slaagde Cicero erin om Catilina weg te werken uit Rome? 141

Historische vraag 4: Wat waren de verschillende functies van een Romeinse stad? 141

Doorloper economie: Griekse en Romeinse handelsnetwerken 149

Deelvraag 1: Hoe waren de Romeinen economisch verbonden? 150

Deelvraag 2: Hoe waren de Grieken economisch verbonden? 154

Hoofdstuk 6: De Kelten 155

Historische vraag 1: Waarom is het moeilijk om gebeurtenissen uit andere samenlevingen te situeren in de westerse tijdrekening? 158

Historische vraag 2: Welke producten zorgden voor Keltische handelsnetwerken doorheen Europa in het 1e millennium v.C.? 161

Historische vraag 3: Kenden de Kelten culturele eenheid of was er sprake van verdeeldheid? 163

Historische vraag 4: Waarom schreef Julius Caesar een verslag van de Gallische oorlog? 169

Historische vraag 5: Hoe werd het beeld van de dappere oude Belgen een mythe in het 19e- en vroeg-20e-eeuwse België? 1 73

Uitbreiding 1: Welke delen van het verhaal Epinona zijn historisch correct? 1 76

Doorloper politiek: Democratie 183

Deelvraag 1: In hoeverre heeft het volk het vandaag voor het zeggen? 184

Deelvraag 2: In hoeverre had het volk macht in Athene en Rome? 188

Deelvraag 3: Waarom hebben mensen rechten? 188

Hoofdstuk 7: Keizers in Rome 189

Historische vraag 1: Hoe veranderde de Romeinse republiek in een keizerrijk? 192

Historische vraag 2: Hoe verspreidde de Romeinse manier van leven zich over het Romeinse rijk? 196

Uitbreiding 1: Welke historische fouten over gladiatoren veranderden in mythes? 199

Historische vraag 3: Welk beeld creëerde Octavianus van zichzelf? 199

Historische vraag 4: Hoe creëerden de Romeinen hun geschiedenis? 203

Uitbreiding 2: Hoe werd het christendom de overheersende godsdienst van het Romeinse rijk? 207

Historische vraag 5: Hoe wordt de ondergang van het West-Romeinse rijk verklaard? 211

Historische vraag 6: Hoe bepaalt je standplaatsgebondenheid je perspectief op de Romeinse samenleving? 214

Hoofdstuk 8: Cleopatra, berucht en beroemd 221

Historische vraag 1: Waar en wanneer leefde Cleopatra? 222

Historische vraag 2: Hoe zag Cleopatra eruit? 2 24

Historische vraag 3: Hoe kwam Cleopatra aan haar einde? 2 27

Historische vraag 4: Hoe evolueerde het beeld van Cleopatra doorheen de eeuwen? 2 29

Histokit

233

Starten met Sapiens 2

Welkom bij Sapiens 2. We leggen graag even uit hoe je met dit leerwerkboek aan de slag gaat.

1

Op weg met Sapiens 2

Het leerwerkboek bestaat uit 8 hoofdstukken, 4 doorlopers en een Histokit. Elk hoofdstuk is op dezelfde manier opgebouwd.

Elk hoofdstuk start met een titelpagina. Die bestaat uit een afbeelding van een historische bron. Naast de bron zie je een routekaart die het pad met historische vragen en uitbreidingsvragen toont. Je doorloopt alle historische vragen door het groene pad, de hoofdweg, te volgen. Misschien wil je graag een extra uitdaging? Dan kun je even een omweg nemen via het blauwe pad. Daar staan enkele uitbreidingsvragen op je te wachten. Sommige van die uitbreidingsvragen zul je enkel op iDiddit kunnen maken.

In Wat weet je al? op de volgende pagina fris je je kennis op door een of meerdere bronnen of reconstructietekeningen klassikaal te bespreken aan de hand van enkele vragen.

Bij Situeren in de tijd maken de tijdlijn en bijbehorende afbeeldingen je nieuwsgierig naar wat je in dit hoofdstuk zult onderzoeken. De tijdlijn is ook een belangrijke houvast om de onderwerpen in het hoofdstuk te kunnen situeren.

Nu ben je klaar om Op onderzoek te gaan. Elk hoofdstuk is opgebouwd met historische vragen. Je zoekt in verschillende stappen naar een antwoord op die vragen. Daarvoor gebruik je allerlei verschillende bronnen. Aan het einde van elke historische vraag vind je een korte lestekst die je uitgebreidere achtergrondinformatie geeft. Bespreek met je leerkracht welke van de lesteksten je precies moet studeren.

In de Conclusie test je of je een antwoord weet op de historische vragen die je onderzocht.

Tijd voor een Synthese. In dit onderdeel vind je een samenvattend schema om je een schematische weergave te geven van de informatie die je zeker moet onthouden. Hier vind je ook een scan-icoon. Scan de pagina met de VAN IN Plus-app om een instructiefilmpje te bekijken dat het samenvattend schema met jou doorloopt.

Bij Historisch denken krijg je een overzicht van de historische begrippen en structuurbegrippen die je in het hoofdstuk leerde.

Begrippen die in het groen aangeduid staan zijn de kernbegrippen die je zeker moet kennen. De zwarte begrippen helpen je om de groene beter te begrijpen. Je kunt ook steeds zelf begrippen toevoegen die je moeilijk vond.

Elk hoofdstuk eindigt met een Zelfevaluatie. Met dat hulpmiddel kun je achterhalen of je de doelen bereikt hebt.

De Histokit is jouw gereedschapskist voor het vak geschiedenis.

De fiches helpen je stapsgewijs te werk te gaan en je kunt ze als hulpmiddel gebruiken bij moeilijke opdrachten.

Op onderzoek III

2 Handig voor onderweg

Historische vraag 1: Waarom is het moeilijk om gebeurtenissen uit andere samenlevingen te situeren in de westerse tijdrekening?

Doorheen het hoofdstuk kom je een aantal elementen tegen die je helpen om op het juiste pad te blijven.

Een tijdrekening is een manier om te situeren in de tijd. Vandaag gebruiken wij de christelijke tijdrekening met de geboorte van Jezus Christus als startpunt, en dus als jaar 1. Daaraan koppelen we een kalender met dagen, weken en maanden die steeds terugkomen. In deze historische vraag vergelijk je de Griekse, Romeinse en Keltische kalender en tijdrekening met de gebruikelijke christelijke of westerse kalender en tijdrekening. Zo kom je te weten waarom situeren in de tijd moeilijk is voor historici.

Bestudeer de tijdlijn op p. 156-157. Situeer de Griekse, Romeinse en Keltische samenlevingen in de tijd door vier structuurbegrippen van tijd te gebruiken. Onderlijn die structuurbegrippen in je antwoord. Gebruik indien nodig je Histokit.

BEGRIPPEN

e

De opdrachten zijn aangeduid met een voetstap.

De Histokit helpt je bij moeilijkere opdrachten.

Historische vraag 6: Hoe bepaalt je standplaatsgebondenheid je perspectief op de Romeinse samenleving?

Bv. Wij hebben een mening gevormd vanuit onze standplaatsgebondenheid. Omdat wij in een andere soort samenleving met meer gelijkheid opgroeien, is onze mening over deze onderwerpen doorgaans anders dan die van de Romeinen, die in een meer ongelijke samenleving leefden.

In deze oefening vergelijken we de mening van enkele bekende Romeinen met onze eigen mening. Daarbij onderzoeken we hoe onze standplaatsgebondenheid onze eigen opvattingen beïnvloedt.

te zijn, zullen ze jullie de baas worden.

Jij, Romein, onthoud dat het jouw taak is om met gezag over de volken te heersen.

Bestudeer bron 1 tot en met 4 op p. 159-160 en lees de bijbehorende bijschriften intensief. Maak opdracht a en b op p. 160.

Lees het kader historisch denken. 1

Uit: Cato de Oudere. (2e eeuw v.C.). Livy, Ab Urbe Condita, 34.2 Rome.

↑ Cato was een politicus, denker en schrijver die voorstander was van de oude Romeinse waarden en normen.

Historisch denken: standplaatsgebondenheid

Uit: Vergilius. (1e eeuw v.C.). Aeneis (Boek 6, 851853) Rome.

↑ Vergilius was een van de grootste en meest invloedrijke dichters in het oude Rome.

Je leerde in Sapiens 1 dat de standplaatsgebondenheid van personen verschilt. Dat betekent dat je gebonden bent aan je standplaats of leefruimte. Je perspectief of standpunt wordt bepaald door de tijd, de plaats en de context waarin je bent opgegroeid. Daaronder vallen bijvoorbeeld je taal, waarden, normen, gender, godsdienst, opvoeding … Je kunt de standplaatsgebondenheid vergelijken met een bril die je ophebt en die beïnvloedt hoe je naar dingen kijkt, ook naar fenomenen in het verleden. Daarom bestaan er verschillende perspectieven over heden en verleden. Het is niet fout om zo’n bril op te hebben, het is wel belangrijk om je bewust te worden van je standplaatsgebondenheid.

De slaaf is een instrumentum vocale (spreekwerktuig), het lastdier een instrumentum semi-vocale (halfsprekend werktuig) en het werktuig zelf een instrumentum mutum (stom werktuig).

Hoofdstuk 6: De Kelten 158

Uit: Varro. (1e eeuw v.C.). Rerum Rusticarum Libri Tres (Boek 1, 17) Rome.

↑ Varro was een Romeinse schrijver, politicus en denker. Hij schreef een belangrijk boek over de landbouw, waaruit dit fragment afkomstig is.

Filmpjes vind je terug op iDiddit.

Zoals in een goed functionerende staat er verschillende taken en rollen zijn, zo heeft elke persoon in de wereld zijn eigen plaats, en elk heeft zijn eigen bijdrage te leveren aan het geheel.

↑ Bekijk het instructiefilmpje.

Uit: Aurelius, M. (2e eeuw n.C.). Meditaties (Boek 5, 16) Rome.

↑ Marcus Aurelius was een keizer en een filosoof die veel filosofische teksten naliet.

Bestudeer de uitspraken van bekende Romeinen over de Romeinse samenleving. Maak opdracht a tot en met e.

De rode kaders helpen je te denken als een echte historicus.

a Bespreek klassikaal de mening van de schrijvers. Wat bedoelen ze precies met hun uitspraak?

b Kies twee uitspraken en geef er je eigen mening over.

Persoonlijk antwoord

Beantwoord de historische vraag bij de conclusie op p. 217. 3

Ongelijkheid in de Romeinse samenleving

c Bespreek je mening klassikaal. Onderzoek of er in de klas verschillende meningen bestaan.

d Schrap wat niet past.

De Romeinen hadden een andere kijk op de samenleving dan jij vandaag omdat jij vertrekt vanuit een andere standplaatsgebondenheid. De Romeinen kenden een patriarchale samenleving met veel ongelijkheid tussen arm en rijk. Ze dachten niet op dezelfde manier over sociale gelijkheid als de meeste mensen in de 21e eeuw. Wij leven in een samenleving waarin veel mensen het vanzelfsprekend vinden dat alle mensen gelijkwaardig zijn. We hebben in Europa ook wetten die die gelijkwaardigheid proberen te garanderen.

Mijn mening en die van mijn klasgenoten is (eerder) dezelfde als die van de Romeinen / (eerder) verschillend van die van de Romeinen.

Hoofdstuk 7: Keizers in Rome 214

Elke historische vraag sluit af met een lestekst die je kunt gebruiken bij het studeren. Je herkent de lestekst aan het pictogram en de lichtrode kantlijn.

Historische kernbegrippen vallen extra op door de stippellijn. Je vindt die woorden ook achteraan een hoofdstuk terug bij Historisch denken of in de Histokit. De groene begrippen zijn de kernbegrippen die je zeker moet kennen. De andere onderlijnde begrippen helpen je om die groene begrippen beter te begrijpen. De gele markering in een bijschrift wijst op de bronvermelding (situering in tijd en ruimte).

Mijn lesmateriaal

Het onlineleerplatform bij Sapiens

Hier vind je alle inhouden uit het boek, maar ook meer, zoals filmpjes, audiofragmenten, uitbreidingsvragen en extra oefeningen.

Extra materiaal

Bij bepaalde stukken theorie of oefeningen kun je extra materiaal openen. Dat kan een audio- of videofragment zijn, een woordenof begrippenlijst, een extra bron of een leestekst. Kortom, dit is materiaal dat je helpt om de leerstof onder de knie te krijgen.

Opdrachten

Hier vind je de opdrachten die de leerkracht voor jou heeft klaargezet.

Resultaten

Wil je weten hoever je al staat met oefenen, opdrachten en toetsen? Hier vind je een helder overzicht van al je resultaten.

Notities

Heb je aantekeningen gemaakt bij een bepaalde inhoud? Via je notities kun je ze makkelijk terug oproepen.

Meer weten?

Ga naar www.ididdit.be ↑ Bekijk de trailer. VAN IN Plus

Soms is het handig dat je extra lesinformatie of een video- of audiofragment kunt bekijken of beluisteren op je smartphone. Als je dit pictogram ziet, open dan de VAN IN Plus-app en scan de pagina.

Maak kennis met Lindowman

In 1984 vonden arbeiders in de buurt van Manchester, Groot-Brittannië, tijdens graafwerken het lijk van een man. Hij werd Lindowman genoemd naar het moeras waarin hij gevonden werd. De politie en wetenschappers startten een onderzoek. Ze ontdekten dat de man gestorven was in de 1e eeuw n.C. Dat is het moment dat de Romeinen de regio waarin Lindowman leefde, veroverden. Lindowmans lichaam werd in een veen (moeras) achtergelaten en daardoor noemen we lichamen zoals dat van deze man 'veenlijken'. Ze werden op heel wat plaatsen in Europa gevonden.

Historische vragen

Waar en wanneer leefde Lindowman?

Welke maatschappelijke domeinen kun je linken aan Lindowman?

Waarom werd Lindowman vermoord?

Wat weet je al?

Vorig jaar heb je geleerd dat geschiedkundig onderzoek vertrekt vanuit historische vragen. De afbeeldingen bij de tijdlijn zijn bronnen die je vorig jaar hebt bestudeerd, op die van Lindowman na.

Het valt op dat de bijschriften bij de bronnen ontbreken. Bespreek klassikaal de vragen.

a Wat weet jij nog over bron A tot en met F van vorig jaar? Kun je ze situeren in tijd, ruimte en maatschappelijk domein?

b Welke historische vragen hebben we toen bij die bronnen gesteld?

c Op welke historische vraag over Lindowman zou je graag een antwoord krijgen? Zoek in je Histokit op aan welke voorwaarden een goede historische vraag moet voldoen.

Hoofdstuk 1: Maak kennis met Lindowman
ca. 3,5 miljoen v.C. ca. 3500 v.C.
© RMN-Grand Palais (Musée du Louvre) / Franck Raux

Situeren in tijd II

Bekijk de extra oefeningen op iDiddit.

GESCHIEDENIS

geboorte van Jezus Christus

Imageselect / Cro Magnon © Cold Spring Harbor Laboratory DNA Learning Center
ca.

Op onderzoek

Historische vraag 1: Waar en wanneer leefde Lindowman?

Vorig jaar leerde je te situeren in tijd en ruimte en daarbij gebruikte je structuurbegrippen. In deze historische vraag oefen je opnieuw op het situeren in tijd en ruimte. Je oefent met de bron van Lindowman en het bijschrift op de titelpagina van dit hoofdstuk op p. 11.

1

Lees het kader historisch denken en maak de opdrachten.

Historisch denken: structuurbegrippen

Als je omschrijft wanneer en waar iets gebeurde of hoelang iets duurde, dan situeer je in de tijd en ruimte. Structuurbegrippen helpen je om het verleden te structureren of te ordenen.

- De meest gebruikte structuurbegrippen van tijd zijn: jaar, eeuw, millennium, periode, duur, chronologie en tijdrekening.

- De belangrijkste structuurbegrippen van ruimte zijn: lokaal, regionaal, stedelijk, ruraal, continentaal en maritiem

De structuurbegrippen van tijd en ruimte worden uitgelegd in je Histokit.

2

15b

↑ Bekijk de instructiefilmpjes.

Lees het bijschrift bij de afbeelding van Lindowman op p. 11. Maak opdracht a tot en met d en situeer Lindowman in de tijd. Gebruik daarvoor de tijdlijn op p. 12-13.

a In welk millennium situeer je Lindowman?

b In welke eeuw situeer je hem?

c De westerse tijdrekening is gebaseerd op het leven van een persoon die in dezelfde eeuw leefde als Lindowman. Wie was dat?

d In welke periode situeer je Lindowman volgens de tijdlijn?

15b

3

Maak opdracht a tot en met f en situeer de samenlevingen uit Sapiens 1 in de ruimte.

a Arceer op de kaart hieronder het continent waar de eerste mensensoorten ontstonden.

b Kleur het gebied waar de eerste rurale samenlevingen ontstonden.

c Waar in de wereld ontstonden de eerste stedelijke samenlevingen?

d Omcirkel het gebied van de Egyptische samenleving.

e Situeer Lindowman in de ruimte. Kruis zijn vindplaats aan op de kaart.

f De vindplaats van Lindowman ligt niet in de regio’s die we vorig jaar hebben bestudeerd. Zoek op tot welke samenleving hij behoorde. Kijk daarvoor op de kaart op p. 162. Over welke samenleving gaat het?

Situeren in tijd en ruimte

Door samenlevingen te situeren in de tijd en ruimte en daarbij de juiste structuurbegrippen te gebruiken proberen historici het verleden van de mens te structureren. We gebruikten Lindowman om de structuurbegrippen op te frissen. Lindowman was een Keltische man die stierf in de 1e eeuw n.C., tijdens de klassieke oudheid. Omdat het veen het lijk goed had bewaard, werd hij in 1984 teruggevonden in Manchester. Verderop in Sapiens leer je dat het hedendaagse Engeland in de periode dat Lindowman leefde aan de buitengrens van het Romeinse rijk lag. Omdat gebieden vandaag heel vaak een andere naam hebben dan in het verleden, moet je goed opletten wanneer je de naam van hedendaagse landen gebruikt.

Historische vraag 2:

Welke maatschappelijke domeinen kun je linken aan Lindowman?

Vorig jaar linkte je de historische begrippen aan de maatschappelijk domeinen. Dit jaar ga je daarmee verder en bestudeer je ook steeds vaker de verbanden tussen die domeinen. Zo leer je te begrijpen hoe kenmerken van samenlevingen elkaar beïnvloeden. Je leert dit jaar niet alleen over de kenmerken van samenlevingen, je vergelijkt de verschillende samenlevingen waarover je leert ook met elkaar. We focussen nu op de samenleving waarin Lindowman leefde.

Weet je niet goed meer wat de maatschappelijke domeinen betekenen? Kijk dan nog eens in je Histokit en bekijk het bijbehorende filmpje. Maak dan opdracht a en b.

a Kruis aan tot welk domein de stellingen over Lindowman behoren.

b Markeer een of meerdere woorden in de stellingen die wijzen op het domein dat je gekozen hebt.

stellingen

1

2

Na analyse van de maaginhoud bleek dat Lindowman nog net voor zijn dood granen had gegeten. Hij maakte dus deel uit van een samenleving die leefde van de landbouw.

Lindowman maakte deel uit van de Keltische samenleving in Brittannië, waar het schrift niet werd gebruikt vóór de komst van de Romeinen. Kelten gebruikten de mondelinge traditie om verhalen en kennis te onthouden en door te geven.

POL SOC ECO CUL

3

4

Onderzoek moet uitwijzen waarom en hoe Lindowman werd gedood. In ieder geval kwam zijn gebied vanaf de 1e eeuw onder Romeins bestuur te staan. De Romeinse samenleving werd immers gekenmerkt door imperialisme. Hadden zij misschien iets te maken met zijn dood?

Lindowman leefde in een standenmaatschappij die gekenmerkt werd door ongelijkheid.

2

Maak opdracht a tot en met d. Geef telkens één voorbeeld van een samenleving die je vorig jaar hebt bestudeerd en die dezelfde kenmerken heeft als de Keltische samenleving van Lindowman.

a Welke samenleving maakte ook gebruik van landbouw?

b Welke samenleving kende ook geen schrift?

c Welke samenleving kreeg ook te maken met imperialisme vanuit een andere samenleving?

d Welke samenleving kende ook een ongelijke standenmaatschappij?

3

Kijk nog eens naar de vier stellingen over Lindowman in de tabel. Beschrijf in één zin een verband tussen twee maatschappelijke domeinen.

De kenmerken van de samenleving van Lindowman

Door kenmerken van samenlevingen te situeren in de vier maatschappelijke domeinen proberen historici het verleden van de mens te structureren. Om inzicht te krijgen in het verleden is het belangrijk dat je verbanden legt tussen die vier maatschappelijke domeinen. Zo leefde Lindowman in een samenleving die economisch gebaseerd was op landbouw en die daardoor sociale ongelijkheid kende. Dat leiden historici onder andere af uit de graankorrels die gevonden werden in zijn maag. Zijn samenleving steunde op een mondelinge traditie en gebruikte dus geen schrift. We hebben enkel Griekse en Romeinse bronnen over die samenleving. De Romeinen waren imperialistisch ingesteld en veroverden onder andere de Keltische gebieden. Lindowman leefde in een standenmaatschappij die gekenmerkt werd door sociale ongelijkheid.

Historische vraag 3: Waarom werd Lindowman vermoord?

Je vergelijkt nu drie bronnen over Lindowman met elkaar. Je gebruikt daarvoor het stappenplan van de bronnenstudie dat je vorig jaar al leerde. In Sapiens 2 ga je steeds vaker meerdere bronnen met elkaar vergelijken. Wie onderzoek doet naar het verleden, gebruikt immers het best zo veel mogelijk bronnenmateriaal om zo tot een zo nauwkeurig mogelijk beeld te komen.

Historisch denken: historische vragen beantwoorden 13

Een historische vraag is gericht op onderzoek naar het leven van mensen in het verleden. Daarvoor bestuderen we historische bronnen: overblijfselen uit het verleden. Vaak gebruiken we ook historische werken. Via het stappenplan krijg je hulp om de bronnenstudie grondig aan te pakken. Als je klaar bent met je onderzoek, formuleer je een antwoord op de vraag. Hou volgende richtlijnen in het achterhoofd wanneer je dat doet:

✓ Begin je antwoord met een duidelijke uitspraak.

HISTORISCHE VRAGEN BEANTWOORDEN

✓ Gebruik historische redeneerwijzen om de historische vraag te beantwoorden (bv. oorzaak, verandering, bewijs …).

✓ Verwijs naar de bronnen die je gebruikt hebt om de vraag te beantwoorden.

✓ Gebruik signaalwoorden om je antwoord te structureren (bv. dus, ook, maar, bovendien, ten eerste …).

✓ Breng nuances aan (bv. waarover je twijfelt, hoe betrouwbaar de bronnen zijn …).

Bron 1:

Vergelijk bron 1 tot en met 3 met elkaar. Volg de vier stappen voor bronnenstudie die je ondertussen kent. 07

Zij [de Kelten] waren zo barbaars dat zij mensenoffers voorstonden, omdat die voor de goden de beste en aangenaamste offergaven waren.

Naar: Mela, P. (1e eeuw n.C.) De Chorographia - Boek III.

Pomponius Mela leefde ten tijde van de Romeinse keizer Claudius, die in 43 n.C. Brittannië veroverde. Hij staat bekend als een van de eerste geografen omdat hij een uitgebreide beschrijving maakte van grote delen van het Romeinse rijk. Als Romeins militair was hij daar goed van op de hoogte.

BRONNENSTUDIE

Bron 2:

← Keltisch ijzeren zwaard uit de 2e1e eeuw v.C., Zwitserland. Bij het Zwitserse dorpje La Tène vonden archeologen in een meer zo’n 2 500 Keltische voorwerpen

Bron 3:

Still uit de documentaire, 2020, Groot-Brittannië.

het fragment.

search Stap 1: Ik verzamel informatie over de bronnen.

Bron 1:

✓ Wat voor soort bron is het?

✓ Waar is de bron gemaakt?

✓ Wanneer is de bron gemaakt?

Bron 2:

✓ Wat voor soort bron is het?

✓ Waar is de bron gemaakt?

✓ Wanneer is de bron gemaakt?

Bron 3:

✓ Wat voor soort bron is het?

✓ Waar is de bron gemaakt?

✓ Wanneer is de bron gemaakt?

search Stap 2: Ik bestudeer de bronnen aandachtig.

Tussen welke bronnen is er een inhoudelijke gelijkenis? Kruis ze aan.

☐ bron 1 ☐ bron 2 ☐ bron 3

Welke gelijkenis is dat?

search Stap 3: Ik denk na over de bronnen.

✓ In bron 3 worden verbanden gelegd. Verbind elke oorzaak met het juiste gevolg.

Lindowmans lichaam is in tweeën gehakt.

In het moeras zitten bepaalde chemicaliën.

Lindowman werd gewurgd en vermoord met een slag op het hoofd.

Lindowmans lichaam is goed bewaard gebleven.

Toen men in het moeras aan het graven was, gebruikte men zware machines.

Op Lindowmans lichaam zijn sporen van geweld teruggevonden.

Bekijk

✓ Beoordeel welke bronnen bruikbaar zijn om de historische vraag te beantwoorden.

Selecteer de bronnen die volgens jou bruikbaar zijn bij deze historische vraag. Kruis aan. ☐ bron 1 ☐ bron 2 ☐ bron 3

Waarom heb je die bron(nen) geselecteerd?

✓ Beoordeel of de bruikbare bronnen ook betrouwbaar zijn om de historische vraag te beantwoorden. Plaats een kruisje.

onbetrouwbaar betrouwbaar

Geef minstens twee argumenten die je keuze staven.

De archeoloog uit de documentaire is niet 100 % zeker van zijn stelling. Daarom gebruikt men vaak woorden als: ‘vermoedelijk’, ‘hij gelooft dat …’ en ‘misschien’. Hoe noemen we stellingen die nog niet met bewijs zijn aangetoond?

search Stap 4: Ik beantwoord de historische vraag bij de conclusie op p. 21. Gebruik daarbij de richtlijnen uit het kader historisch denken op p. 18.

Bronnenstudie over Lindowman

Bij een bronnenstudie is het belangrijk dat je bronnen selecteert die bruikbaar zijn om een antwoord te geven op de historische vraag. Ook moet je de betrouwbaarheid van die bronnen in het licht van de historische vraag onderzoeken. Door verschillende bronnen met elkaar te vergelijken kom je tot een zo nauwkeurig mogelijk antwoord op de historische vraag.

Conclusie IV

Antwoorden op de historische vragen

Duid de juiste antwoorden aan. Meerdere antwoorden zijn mogelijk. Beantwoord de open vraag in volzinnen en gebruik daarbij de richtlijnen uit het kader historisch denken op p. 18.

Historische vraag 1: Waar en wanneer leefde Lindowman?

☐ in het 1e millennium v.C.

☐ in de 1e eeuw

☐ in de Brits-Keltische regio

☐ in een stedelijke samenleving

Historische vraag 2: Welke maatschappelijke domeinen kun je linken aan Lindowman?

☐ Dat Lindowman in een landbouwsamenleving leefde, kun je linken aan het politieke domein.

☐ Dat Lindowman in een gebied leefde dat uiteindelijk veroverd en bestuurd zou worden door Romeinen, kun je linken aan het economische domein.

☐ Dat Lindowman in een ongelijke (standen)samenleving leefde, kun je linken aan het sociale domein.

☐ Dat Lindowmans samenleving geen schrift gebruikte tot de Romeinen kwamen, kun je linken aan het culturele domein.

Historische vraag 3: Waarom werd Lindowman vermoord?

Synthese V

Samenvattend schema

verleden

historische vraag stellen

bronnenstudie uitvoeren en historische vragen beantwoorden

beeldvorming

geschiedenis

↑ Bekijk het instructiefilmpje.

In 1984 vonden arbeiders een goed bewaard lijk uit de 1e eeuw. Onderzoekers gaven het lijk de naam Lindowman.

Bv. Waarom werd Lindowman vermoord?

Verschillende bronnen werden onderzocht via het stappenplan van de bronnenstudie.

het lijk zelf = materiële bron

tekst van Pomponius Mela = geschreven bron

documentaire = audiovisuele bron

Dankzij het stappenplan kunnen we een antwoord geven op de historische vraag. Zo wordt een beeld gevormd van een man die mogelijk werd geofferd aan de Keltische goden.

De beeldvorming over Lindowman vormt de basis van de geschiedenislessen.

Historisch denken

Historische begrippen

Je leerde vorig jaar al volgende historische begrippen: imperialisme , landbouw, ongelijkheid, rijk , schrift , standenmaatschappij.

In dit hoofdstuk leerde je de volgende historische begrippen: cultureel: mondelinge traditiegewoonte om kennis of verhalen te onthouden en door te geven via gesproken weg

Eigen begrippen:

Structuurbegrippen

Je gebruikte in dit hoofdstuk de volgende structuurbegrippen: —tijd: jaar, eeuw, millennium, periode, duur, chronologie, tijdrekening; —ruimte: lokaal, regionaal, stedelijk, ruraal, continentaal, maritiem.

Zelfevaluatie

Ik ken het samenvattend schema op p. 22.

Ik ken de inhoudelijke teksten op p. 15, 17 en 20.

Ik ken de kaders historisch denken op p. 14 en 18.

SITUEREN IN HET REFERENTIEKADER

Ik kan Lindowman situeren in de 1e eeuw en in de klassieke oudheid, zoals op p. 14.

Ik kan Lindowman situeren in de Brits-Keltische wereld, die later werd veroverd door de Romeinen, zoals op p. 15.

Ik kan structuurbegrippen gebruiken om Lindowman te situeren in tijd en ruimte, zoals op p. 14-15.

BRONNEN EN WERKEN

Ik kan een stappenplan doorlopen bij verschillende bronnen zoals die over Lindowman op p. 19-20.

Ik kan beoordelen of bronnen bruikbaar en betrouwbaar zijn om een historische vraag te beantwoorden, zoals op p. 20.

De Griekse wereld voor de klassieke oudheid

Op deze Griekse amfoor uit ca. 510 v.C. wordt het gevecht tussen Achilles en Memnon afgebeeld. Het is een scène uit het mythologische verhaal van de Trojaanse Oorlog. Hoewel we geen enkel bewijs hebben dat deze figuren echt bestaan hebben, blijft Achilles vandaag voortleven, bijvoorbeeld in het woord ‘achillespees’. Volgens het verhaal raakte Achilles immers gewond aan zijn pees. Maar wat is de historische waarheid achter de mythe?

Historische vragen

Hoe situeer je de Minoïsche en de Mykeense samenleving in tijd en ruimte?

Waarin verschilden de Minoïsche en de Mykeense samenlevingen?

Heeft er echt een oorlog plaatsgevonden tussen de Mykeners en de Trojanen?

Wat is er zeker fout aan het beeld van de stad Troje in de film Troy?

Welke plotse verandering gebeurde er in de periode rond 1200 v.C. in de Griekse wereld?

Wat weet je al? I

Bekijk de reconstructie (bron 1) en bespreek klassikaal de vragen.

a Leg in eigen woorden uit wat je op de afbeelding ziet.

b Wat heeft deze reconstructie te maken met de Trojaanse Oorlog?

Het Minoïsch paleis van Knossos, ca. 1900 v.C.

Bron 1:

Een hedendaags rekwisiet (een voorwerp gebruikt in een toneelstuk of film) voor de film Troy uit 2004. Sinds de productie van de film is afgerond, staat het beeld tentoongesteld in Çanakkale, Turkije ↑

© Shutterstock / Georgios Kritsotakis
OUDE NABIJE OOSTEN
MINOÏSCHE
ca. 3500 v.C.

Situeren in tijd II

Gerestaureerd fresco van een stierensprong, ca. 1600 v.C., Knossos. Veel Minoïsche kunst verwijst naar stieren en de stierensprong. Het lijkt een cultureel ritueel te zijn. Toch kan het ook symbool staan voor de dapperheid die van pas komt in oorlogstijd.

De beroemde leeuwenpoort van de burcht van Mykene, ca. 1350 v.C.

KLASSIEKE OUDHEID

Uluburun-schip brandcatastrofe

Hoofdstuk 3 en 4

← De stad Troje zou doorheen de geschiedenis negen keer heropgebouwd zijn. De vernietiging van de zesde stad Troje in ca. 1200 v.C. was volgens archeologen mogelijk de oorsprong van het legendarische verhaal van de Ilias door de Griekse dichter Homeros.

© Shutterstock / Pecold
©
Trepte
C

Op onderzoek

Historische vraag 1:

Hoe situeer je de Minoïsche en de Mykeense samenleving in tijd en ruimte?

In dit hoofdstuk onderzoek je de voorlopers van de Griekse samenleving aan het einde van het oude nabije oosten. Je situeert de Minoïsche en de Mykeense samenleving eerst in tijd en ruimte.

1

Je hebt vorig jaar geleerd over de verschillende samenlevingen in het oude nabije oosten. Bekijk de tijdlijn op p. 26-27. Welke samenlevingen waarover je vorig jaar leerde, situeer je gelijktijdig met de Minoïsche en de Mykeense?

2

Bij de tijdlijn op p. 26-27 staan twee afbeeldingen die niet verbonden zijn met de tijdlijn. Situeer ze in de tijd door een lijn te trekken tussen de afbeelding en de tijdlijn.

3

Situeer de Mykeense en de Minoïsche samenlevingen in de ruimte. Beschrijf op basis van de kaart op p. 29 de belangrijkste kenmerken.

Mykeense samenleving Minoïsche samenleving

maritiem / continentaal

steden:

regio:

handelscontacten met:

maritiem / continentaal

steden: regio: handelscontacten met:

De Minoïsche en de Mykeense samenlevingen

4

Beantwoord de historische vraag bij de conclusie op p. 45.

De Minoïsche en de Mykeense cultuur

De Minoïsche cultuur bloeide op het eiland Kreta vanaf ca. 2000 tot 1450 v.C. De ‘Minoïsche cultuur’ is een term die historici gebruiken, maar die niet gebaseerd is op bronnen uit die tijd. Ze verwijst naar de Griekse mythe van koning Minos.

De Mykeense cultuur, die ongeveer tussen 1600 en 1200 v.C. bloeide, was gevestigd op het vasteland van Griekenland. Wij gebruiken de term ‘Mykeense cultuur’ omdat Mykene de belangrijkste staat was in die regio in de 14e en 13e eeuw v.C. Het land waar beide culturen ontstonden, heet vandaag Griekenland. In het 2e millennium v.C. gebruikte men die naam nog niet. We spreken wel over ‘de Griekse wereld’ omdat het een regio was waar mensen min of meer dezelfde cultuur hadden.

Historische vraag 2: Waarin verschilden de Minoïsche en de Mykeense samenlevingen?

Onderzoek de belangrijkste kenmerken van de Minoïsche en de Mykeense samenleving aan de hand van de lestekst en de bronnen. Bekijk de bronnen en ga na welke gelijkenissen en verschillen je tussen de twee samenlevingen vaststelt.

1

Onderzoek aandachtig bron 1 tot en met 7 en maak dan opdracht a tot en met d.

a Vergelijk bron 1 en 2. Welke argument vind je om te stellen dat de Mykeners waarschijnlijk meer oorlog voerden dan de Minoërs?

b Bekijk bron 3. De Minoïsche handel werd in stand gehouden door een vloot van schepen. Waarvoor konden die schepen nog gebruikt worden?

c Bekijk bron 4 en 5. De Minoërs en de Mykeners maakten fresco’s. Hun kunst lijkt geïnspireerd door de kunst van een samenleving die je in Sapiens 1 hebt bestudeerd. Welke samenleving is dat?

d Bekijk bron 7. Hoewel het als een militaire weg gezien wordt, laat de weg ook ander transport toe. Welk ander transport is dat?

← Reconstructietekening van het Minoïsche paleis van Knossos, 21e eeuw. Op de afbeelding zie je: 1 de werkplaatsen en voorraadkamers; 2 de verblijfplaatsen; 3 de religieuze en politieke ruimte.

Bron 1:
© R. Rossi, Knossos, (United Kingdom: David and Charles, 2007)

← Reconstructietekening van de burcht van Mykene, 21e eeuw. Op de afbeelding zie je: 1 het paleis; 2 de woning en de verblijfplaatsen; 3 de graanschuren. De burcht wordt gewoonlijk een paleis genoemd. Toch is dit wellicht niet meteen wat jij je voorstelt bij een paleis. Welke gelijkenissen of verschillen zie je met wat jij onder een paleis verstaat?

Fresco van een Minoïsche vloot, ca. 1600 v.C., Akrotiri

Gerestaureerd fresco van een stierensprong, ca. 1600 v.C., Knossos. Veel Minoïsche kunst verwijst naar stieren en de stierensprong. Het lijkt een cultureel ritueel te zijn. Toch kan het ook symbool staan voor de dapperheid die van pas komt in oorlogstijd.

Fresco van een vrouw met opgemaakt haar en juwelen, ca. 1300 v.C., Mykene

© Shutterstock / yiannisscheidt
Bron 3:
Bron 2:
Bron 4:
Bron 5:
© Shutterstock / Pecold

2

Minoïsche helm en pantser, ca. 1400 v.C., Dendra. Archeologen vonden meer Mykeens wapentuig dan Minoïsch wapentuig terug.

Stenen brug op een militaire weg tussen Mykeense forten, ca. 1300 v.C., Arkadiko.

Voor welke van de stellingen vind je argumenten in bron 1 tot en met 7? Beoordeel zelf welke bronnen bruikbaar zijn voor het beantwoorden van de historische vraag die je onderzoekt. Kruis de juiste stellingen aan.

☐ De Minoërs deden niet aan oorlog.

☐ De Mykeners voerden enkel oorlog.

☐ De Minoërs verheerlijkten (ook) dapperheid.

☐ De Minoërs konden oorlog voeren door middel van een vloot.

☐ De wegen die de Mykeners gebruikten voor hun legers, waren onbruikbaar om handel te drijven.

☐ De Minoërs en de Mykeners hadden handelscontacten buiten hun samenleving.

☐ De Minoërs en Mykeners lieten zich inspireren door kunst uit andere samenlevingen en imiteerden die.

3

Beantwoord de historische vraag bij de conclusie op p. 45. Gebruik daarvoor ook de kaart van de Minoïsche en Mykeense samenlevingen op p. 29.

© Alamy
Imageselect
Ioannis Mantas
Bron 7:
Bron 6:

De Minoïsche en de Mykeense samenleving

Vredevolle of oorlogszuchtige samenlevingen?

Traditioneel werd de Minoïsche samenleving gezien als een vreedzame samenleving. De Mykeners werden door historici dan weer als zeer oorlogszuchtig gezien. Niet alle wetenschappers zijn het vandaag eens over de reputatie van die twee samenlevingen.

De Minoïsche samenleving

De Minoïsche samenleving bestond op en rond het Griekse eiland Kreta van ca. 2000 tot ca. 1450 v.C. De samenleving is vernoemd naar de mythologische koning Minos. Het paleis van Knossos is heel complex opgebouwd. Daarom moest de archeoloog die het ontdekte denken aan de mythe van het labyrint van koning Minos. Volgens die mythe werd de minotaurus in het labyrint gevoed met mensen. Hoe de Minoërs zichzelf noemden, is niet geweten.

De Minoïsche samenleving was de eerste Europese samenleving die een schrift hanteerde. Daarmee kwam er een einde aan de prehistorie in deze streken. Het Minoïsche schrift, dat we Lineair A noemen, is tot vandaag nog altijd niet ontcijferd. We weten dan ook weinig over de kenmerken van de samenleving, zoals hoe ze bestuurd werd of hoe ze georganiseerd was. Archeologen hebben wel tal van bronnen gevonden die bewijzen dat de samenleving een rijk handelscentrum was. Door haar ligging in het oostelijke deel van de Middellandse Zee werd het een knooppunt tussen Europa, Noord-Afrika en het Midden-Oosten. De rijkdom van de Minoërs kwam tot uiting in archeologische vondsten, zoals hun paleizen, die prachtig versierd waren met fresco’s. Er stonden geen verdedigingsmuren rond die paleizen, waardoor ze de reputatie kregen dat ze weinig oorlog voerden.

De Mykeense samenleving

De Mykeense cultuur bestond van ca. 1600 tot ca. 1100 v.C. in het zuidelijke deel van Griekenland en op eilanden in de Egeïsche Zee. De samenleving is genoemd naar de stadstaat Mykene. De Mykeners zelf gebruikten die naam niet. Mykeense steden bestonden uit goed verdedigbare burchten. De Mykeners hebben een oorlogszuchtige reputatie omwille van de opbouw van hun steden en de archeologische vondsten van wapens en harnassen. In Pylos werd een grote hoeveelheid tabletten in het Lineair B-schrift aangetroffen die archeologen hebben kunnen ontcijferen. Daaruit blijkt dat de Mykeense koningen een groot aantal slaafgemaakten hadden. Dat waren soms opgeleide ambachtslui die instonden voor het smeden van brons of voor de productie van textiel. De slavernij en handel zorgden ervoor dat de bovenlaag van de samenleving zich luxegoederen zoals juwelen en kunstvoorwerpen kon veroorloven. Er was dus economische en sociale ongelijkheid

Historische vraag 3:

Heeft er echt een oorlog plaatsgevonden tussen de Mykeners en de Trojanen?

Een van de bekendste mythes aller tijden is het verhaal over de Trojaanse Oorlog. Het verhaal gaat over de strijd van een Mykeens leger tegen de stad Troje. De precieze details en de juistheid van de heroïsche verhalen zijn onzeker. In deze historische vraag onderscheid je zelf waarheid en mythe over de Trojaanse Oorlog. ↑

1

Bekijk het fragment uit de Amerikaanse film Troy. Hoe eindigt de oorlog? Vat samen wat je hebt gezien.

Bekijk het fragment.

Als er echt een Trojaanse Oorlog is geweest, dan was dat volgens archeologen waarschijnlijk in de 13e of 12e eeuw v.C. Het is heel moeilijk om te bepalen wat er juist klopt van het verhaal. In deze oefening onderzoek je of er ooit een oorlog was tussen de Mykeners en de Trojanen. Lees en bestudeer de historische bronnen en maak opdracht a en b. Gebruik je Histokit.

a Om welke soort bronnen gaat het? Vul de bronnen aan in het schema op p. 36.

b Omcirkel in het schema de bronnen die je bruikbaar vindt om te onderzoeken of er ooit een oorlog was tussen de Mykeners en de Trojanen.

Bron 1:

← Foto van de archeologische vindplaats Hissarlik, 21e eeuw. Archeologen beschouwen die plek in het huidige Turkije als de plaats waar de historische stad Troje zich bevond. De muren zijn lichtjes schuin gebouwd. Ze lijken op de muren die in het verhaal van de Ilias beschreven staan. Op verschillende plaatsen vonden ze sporen van brand en plundering terug. Die bewijzen dat er rond 1200 v.C. oorlog gevoerd werd. Het is niet mogelijk op basis van de sporen uit te maken tussen wie er een conflict was.

© DEA / G. DAGLI ORTI

Bron 2:

Bron 3:

Imageselect / The Picture Art Collection / Alamy

← Amfoor in aardewerk, oorspronkelijk uit Athene, gemaakt tijdens de 6e eeuw v.C. De amfoor wordt nu bewaard in Londen. Op de afbeelding zien we hoe Achilles vecht met koningin Penthesileia. Volgens de mythe kwam zij met haar volk de Trojanen helpen in de strijd tegen de Mykeners.

Bron 4:

← Fragment uit de Ilias van Homeros, ca. 6e eeuw, Milaan. De eerste geschreven versies van de Ilias dateren uit de 8e eeuw v.C. Maar die zijn niet bewaard gebleven. We beschikken wel over heel wat latere kopieën van fragmenten van de tekst. Daardoor hebben we een goede kennis van de tekst.

← Mykonos-vaas, dateert naar schatting uit 670 v.C De vaas bevat de oudste bekende afbeelding van het paard van Troje. Het paard wordt in de Ilias niet beschreven. Het werd later toegevoegd door Vergilius als de mirakeloplossing waarmee de Grieken een einde maakten aan de oorlog die al zo veel jaren duurde.

← Tawagalawa-brief, ca. 1250 v.C. Gevonden in Hattusa, de hoofdstad van het Hettitische rijk, nu Centraal-Turkije. De Hettitische koning schreef de brief aan de koning van Ahhijawa. Waarschijnlijk is Ahhijawa een andere naam voor de Mykeense stadstaten. In de brief staat een zin die vertaald wordt als: ‘Nu hebben we een overeenkomst over Wilusa, de stad waarover we oorlog voerden.’ Archeologen denken dat Wilusa een andere naam was voor de stad Troje. Ze leiden daarom uit de brief af dat er rond die tijd oorlog werd gevoerd tussen de Mykeners en de Hettieten over Troje. Maar dat weten ze niet zeker.

HISTORISCHE BRON = een overblijfsel uit het verleden

GESCHREVEN BRON

MONDELINGE BRON

MATERIËLE BRON

(AUDIO)VISUELE BRON

Historisch denken: bruikbare en betrouwbare bronnen

Enkel bruikbare bronnen helpen om historische vragen te beantwoorden. Daarom moet je altijd goed nagaan hoe bruikbaar een historische bron is. Als een bron bruikbaar is, bepaal je ook hoe betrouwbaar de bron is. Je zult daar dit jaar heel vaak op oefenen.

KRITISCH BRONNEN EVALUEREN

Bron 5:

We hebben veel bronnen over de Trojaanse Oorlog. Veel daarvan zijn niet bruikbaar of betrouwbaar, bijvoorbeeld omdat ze pas later gemaakt zijn of onnauwkeurige informatie geven. Welke van de bronnen op p. 34-36 zijn niet bruikbaar om te weten te komen wat er gebeurde tijdens de Trojaanse Oorlog? Kies één niet-bruikbare bron en leg uit waarom die niet bruikbaar is.

4

Bestudeer de archeologische bronnen opnieuw en kruis aan welke besluiten je kunt trekken op basis van het bronnenmateriaal. Wat weten we zeker?

☐ de locatie van de historische stad Troje

☐ De Mykeners voerden oorlog tegen Troje.

☐ De Mykeners voerden oorlog omwille van de ontvoering van prinses Helene van Sparta.

☐ Troje werd verwoest rond 1200 v.C.

☐ In Troje werd oorlog gevoerd rond 1200 v.C.

5

Beantwoord de historische vraag bij de conclusie op p. 45.

De Trojaanse Oorlog

Een van de bekendste mythes aller tijden is het verhaal over de Trojaanse Oorlog. Het is een bijkomende reden waarom de Mykeners een oorlogszuchtige reputatie hadden. De mythe vertelt het verhaal van de strijd van een Mykeens leger tegen de stad Troje. In het verhaal wordt de Mykeense samenleving gelijkgesteld met de Griekse samenleving. In de Ilias, een verhaal van de Griek Homeros, trokken de Grieken ten strijde voor Helene, de koningin van Sparta. Zij werd ontvoerd door Paris, de zoon van de koning van Troje. Na een jarenlange oorlog verwoestten de Grieken de stad. Het is onzeker of er echt een oorlog tussen de Mykeners en de Trojanen heeft plaatsgevonden. Archeologisch bewijs toont aan dat Troje meerdere keren werd verwoest, mogelijk door oorlogen. Veel historici denken dat er wel degelijk conflicten waren tussen Mykeense Grieken en de stad Troje rond 1200 v.C. De precieze details en de echtheid van de heroïsche verhalen over de Trojaanse Oorlog zijn onzeker.

Uitbreiding 1: Wat is er zeker fout aan het beeld van de stad Troje in de film Troy?

Om een historische film te maken moet je altijd een beetje fantasie hebben. In 2004 verscheen de film Troy. De makers wisten dat heel veel onzeker was over de Trojaanse Oorlog. Het liefdesverhaal over Helene, de heldendaden van Achilles, het paard … Slechts voor heel weinig zaken hadden ze historische bewijzen. Ze hadden wel bronnen van hoe de stad zelf eruitzag in die tijd.

De makers deden geen moeite om de stad Troje af te beelden zoals ze echt was rond 1200 v.C. Ze geven zelf toe dat ze bewust fouten maakten. Op de foto’s zie je hoe de stad Troje er in de film uitzag. Bekijk de foto’s aandachtig. Gebruik de kijkstrategieën in je Histokit. Maak dan opdracht a en b. 1

a Beschrijf in enkele kernwoorden hoe de stad eruitziet.

b Bekijk nu het filmfragment waarin de makers vertellen hoe ze de stad vormgaven.

c Duid op de foto’s aan wat er niet historisch correct is aan de stad in de film.

↑ Bekijk het fragment.

2

De filmmakers hadden hun redenen om die historische fouten te maken. Maak opdracht a tot en met c.

a Waar haalden de makers van de film hun inspiratie?

b Welke reden hadden de makers om die fouten te maken? Baseer je antwoord op wat ze zelf zeiden.

3

c Er bestaat veel onzekerheid over de Trojaanse Oorlog. We weten zelfs niet zeker of er ooit een Trojaanse Oorlog was. We weten wel zeker dat de makers van de film Troy de stad fout in beeld brachten. Hoe kunnen we daar zeker van zijn?

Beantwoord de historische vraag.

Beeldvorming in historische films

Historische films zijn een bijzondere soort van historische werken. Het zijn visuele bronnen die je kunt gebruiken om iets te leren over het verleden. Net als andere historische werken gebruiken ze historische bronnen of andere historische werken om een beeld te geven van het verleden. Toch is niet alles wat je leert over het verleden uit een historische film correct. Het doel van de makers van zo’n film is lang niet altijd om een correct beeld van het verleden te geven. De makers zijn immers niet noodzakelijk wetenschappelijke historici. Als de makers bijvoorbeeld niet voldoende budget hebben of wanneer ze vooral een populaire film willen maken, zullen ze niet altijd even nauwkeurig omspringen met wat we weten over het verleden.

Historische vraag 4:

Welke plotse verandering gebeurde er in de periode rond 1200 v.C. in de Griekse wereld?

Archeologen vonden op veel archeologische sites sporen van brand rond 1200 v.C. Dat was ook het geval op heel wat oud-Griekse sites. Ze spreken daarom over de brandcatastrofe. Je onderzoekt in deze vraag de gevolgen ervan.

Historisch denken: periodes afbakenen

Om het verleden te begrijpen proberen we er orde in aan te brengen. Vorig jaar leerde je situeren in de tijd door middel van de zeven periodes op de tijdlijn op p. 12-13. We gaan ervan uit dat samenlevingen min of meer dezelfde kenmerken hebben in een bepaalde periode. Zo leerde je vorig jaar dat de Egyptische samenleving een autocratie en een standenmaatschappij was. Dat zijn typische kenmerken voor die periode. De data waarmee we de periodes afbakenen, zijn pas veel later door historici bepaald. Het zijn meestal symbolische data: belangrijke momenten die symbool staan voor een grote verandering in de samenleving. Daarom noteren we geen exacte data maar ronden we af met circa (ca.). Ook de namen van de periodes werden achteraf bedacht. Op tijdlijn 2 op p. 41 zie je dat we ook binnen elke periode nog deelperiodes kunnen afbakenen.

Bestudeer de kaart aandachtig. Maak gebruik van het stappenplan historische kaarten. Maak opdracht a tot en met c op p. 41. 1

De brandcatastrofe (ca. 1200 v.C.)

a Rond 1200 v.C. werden tijdens enkele bijzonder woelige decennia in een groot deel van het oostelijke Middellandse Zeegebied steden verwoest. Welke naam geven we aan die periode?

b Geef minstens vier Mykeense steden die rond 1200 v.C. werden verwoest.

c Op verschillende plaatsen verdwenen machtige vorstenhuizen. Welk rijk verloor in het noorden een aantal plaatsen, maar bleef voor de rest gespaard van grote verwoestingen?

Denk na over de periodisering die we in Sapiens hanteren. Maak opdracht a tot en met c.

2 a Vul op de tijdlijn de volgende begrippen aan: Mykeense samenleving - brandcatastrofedonkere eeuwen. Gebruik de informatie uit de inleiding, de kaart op p. 40 en de tijdlijn op p. 26-27.

b De Griekse donkere eeuwen komen overeen met het begin van een van de Egyptische tussenperiodes. Welk verband bestaat er tussen het einde van de Mykeense samenleving en het einde van het Egyptische nieuwe rijk?

c We gebruiken in Sapiens 'v.C.' om jaartallen aan te duiden. Soms wordt daarvoor ook 'VGT' of het Engelse 'BCE' gebruikt. Weet jij wat beide betekenen? En waarom sommige mensen liever die letters gebruiken?

Tijdlijn 1

Tijdlijn 2

OUDE NABIJE OOSTEN

KLASSIEKE OUDHEID

OUDE RIJK MIDDENRIJK NIEUWE RIJK HELLENISTISCHE RIJK

EERSTE TUSSENPERIODE TWEEDE TUSSENPERIODE DERDE TUSSENPERIODE + LATE RIJK

Vul op basis van de lestekst op p. 44 de gevolgen van de brandcatastrofe aan. 3

DOMEIN

VERWOESTINGEN

CA. 1200 V.C.

(BV. BURCHTEN IN MYKENE, TIRYNS, PYLOS ...)

ECONOMISCH

CULTUREEL

POLITIEK

Nu je weet wat de brandcatastrofe is, kun je aan de hand van bronnen zelf onderzoeken wat de precieze gevolgen waren van die ramp.

4 a Beschrijf het economische gevolg van de brandcatastrofe met behulp van bron 1.

Maak opdracht a tot en met d. Vul de gevolgen van de brandcatastrofe aan bij de bronnen.

Bron 1:

Bron 1 is een bewijs dat

← 20e eeuw, Turkije. Een onderwaterarcheoloog verwijdert een amfoor van de vindplaats van het Uluburun-schip. In 1982 vond een duiker toevallig het Uluburun-schip voor de Turkse kust. Het bleek gezonken te zijn rond 1330 v.C. In het schip vonden ze een lading archeologische bronnen die ons heel wat leren over de handel in het oostelijke Middellandse Zeegebied. Het wrak bevatte grote hoeveelheden tin en koper. Daarnaast lagen er ook amforen met olie en wijn, ivoor, hout … De lading bleek afkomstig uit niet minder dan zeven regio’s. Er zijn nooit gelijkaardige schepen gevonden uit de periode tussen 1200 v.C. en de klassieke oudheid.

Het ontbreken van dat soort vondsten na 1200 v.C. is een aanwijzing dat

© Imageselect / Helmut Corneli

© Sharon Mollerus

b Beschrijf het culturele gevolg van de brandcatastrofe met behulp van bron 2.

Bron 2:

← Dit kleitablet werd aangetroffen in de ruïne van de burcht van Pylos. Het is geschreven in het Lineair B-schrift. Het vertelt hoe ze de huiden van runderen en varkens verdeelden onder schoenmakers. Het maakt duidelijk dat het paleis van de Mykeense koningen een grote rol speelde in de economie. Producten werden geruild, opgeslagen en verhandeld via het koninklijk paleis. Er is geen enkele bron gevonden in dit schrift van na 1200 v.C.

Bron 2 is een bewijs dat

Het ontbreken van dat soort vondsten na 1200 v.C. is een aanwijzing dat

c Beschrijf wat archeologen afleiden over de politiek in Mykene met behulp van bron 3.

Bron 3:

Bron 3 toont aan dat

← Hedendaagse foto van de Mykeense leeuwenpoort in de burcht van Mykene, ca. 1250 v.C De ruïne van het paleis van de koningen van Mykene is een beroemd voorbeeld van de welvaart en rijkdom van de Mykeense cultuur in de 13e eeuw v.C. Ook in Pylos en Tiryns werden gelijkaardige ontdekkingen gedaan. Vanuit die burchten dreven ze handel met andere regio’s. Een interessante bron voor historici zijn de fresco’s die ze vonden in sommige Mykeense burchten.

Archeologen onderzochten de ruïne en vonden veel minder sporen van bewoning vanaf de 12e eeuw v.C. Daaruit kunnen we besluiten dat

© Andreas
Trepte

5

d Beschrijf het politieke gevolg van de brandcatastrofe met behulp van bron 4.

Bron 4:

Bron 4 toont aan dat

← Archeologische resten van de burcht van Tiryns die verwoest werd rond 1200 v.C. Na de verwoesting van de burchten stortte ook de macht van de koningen in. Hoewel bijvoorbeeld Tiryns wel bewoond bleef, blijkt uit de archeologische resten dat hun macht vanaf toen veel kleiner werd.

Archeologen gebruiken die materiële resten om aan te tonen dat

Beantwoord de historische vraag bij de conclusie op p. 45.

De brandcatastrofe

Rond 1200 v.C. vond een plotselinge verandering plaats in de Griekse wereld. Die periode was het einde van de Mykeense cultuur. Er zijn vanaf dan tot ca. 800 v.C. geen geschreven bronnen meer uit de Griekse regio. Belangrijke burchten, zoals die van Mykene, werden verwoest en de koningen verloren hun macht. Er vonden grote migraties plaats en er kwam een einde aan de internationale maritieme handel. Er was een terugkeer naar een eenvoudigere landbouwsamenleving. Die periode was het begin van de ‘Griekse donkere eeuwen’ (ca. 1200 - 800 v.C.). De exacte redenen voor die instorting zijn nog altijd onderwerp van discussie, maar mogelijke oorzaken zijn bijvoorbeeld opstanden, oorlog en klimaatveranderingen. Over de gevolgen zijn historici het wel eens: er kwam een einde aan verschillende culturen en rijken in het oosten van de Middellandse Zee.

Conclusie IV

Antwoorden op de historische vragen

Historische vraag 1: Hoe situeer je de Minoïsche en de Mykeense samenleving in tijd en ruimte?

Historische vraag 2: Waarin verschilden de Minoïsche en de Mykeense samenlevingen?

Historische vraag 3: Heeft er echt een oorlog plaatsgevonden tussen de Mykeners en de Trojanen?

Historische vraag 4: Welke plotse verandering gebeurde er in de periode rond 1200 v.C. in de Griekse wereld?

Synthese V

Samenvattend schema

Minoïsche samenleving

2000 - 1450 v.C. op Kreta

Griekse samenlevingen tijdens het oude nabije oosten

kenmerken

- vreedzame reputatie

- schrift niet ontcijferd

- handelscentrum

- kunst en cultuur: fresco’s

↑ Bekijk het instructiefilmpje.

Mykeense samenleving

1600 - 1200 v.C. op het Griekse vasteland

Samenleving stort in

donkere eeuwen

1200 - 800 v.C.

- begint met brandcatastrofe - geen geschreven bronnen

kenmerken

- oorlogszuchtige reputatie

- schrift ontcijferd

- sociale ongelijkheid

- kunst en cultuur: smeedkunst

Trojaanse Oorlog

- mythe

- geen historische bronnen

- wel archeologische aanwijzingen

Historisch denken

Historische begrippen

Je leerde vorig jaar en in het vorige hoofdstuk al volgende historische begrippen: ambachtslui, autocratie , cultuur, handel, koning, migratie , mythologie , ongelijkheid, oorlog, rijk , schrift , slavernij, stadstaat , standenmaatschappij.

In dit hoofdstuk leerde je de volgende historische begrippen:

cultureel:

fresco op een muur geschilderde afbeelding

Lineair A schriftsoort van de Minoïsche samenleving

Lineair B schriftsoort van de Mykeense samenleving

economisch:

ambachtsman persoon die via handenarbeid producten maakt om die dan te ruilen of te verkopen bestuur manier waarop beleid gevoerd wordt burcht versterkte vesting

Eigen begrippen:

Structuurbegrippen

Je gebruikte in dit hoofdstuk de volgende structuurbegrippen: periode, gevolg, oorzaak .

Zelfevaluatie

Ik ken het samenvattend schema op p. 46.

Ik ken de inhoudelijke teksten op p. 29, 33, 37, 39 en 44.

Ik ken de kaders historisch denken op p. 36 en 40.

SITUEREN IN HET REFERENTIEKADER

Ik kan de Minoïsche en Mykeense samenlevingen situeren in tijd en ruimte, zoals op p. 28-29.

Ik kan de belangrijkste kenmerken van de Minoïsche en Mykeense samenlevingen vergelijken met elkaar, zoals op p. 30-32.

Ik kan de brandcatastrofe situeren in de tijd en de gevolgen ervan beschrijven, zoals op p. 40-44.

HISTORISCHE BRONNEN EN WERKEN

Ik kan uit een reeks bronnen diegene selecteren die bruikbaar zijn voor het beantwoorden van een historische vraag, zoals op p. 32, 34 en 37.

Ik kan beoordelen hoe bruikbaar een bron is voor het beantwoorden van een historische vraag, zoals op p. 32, 34 en 37.

BEELDVORMING BEARGUMENTEREN

Ik kan bewijs uit bronnen gebruiken bij het beantwoorden van een historische vraag, zoals op p. 30-32.

REFLECTEREN OVER HEDEN, VERLEDEN EN TOEKOMST

Ik kan werkelijkheid en mythe over de Trojaanse Oorlog van elkaar onderscheiden, zoals op p. 34-37.

Ik begrijp hoe de mythevorming over de Trojaanse Oorlog is ontstaan, zoals op p. 34-37.

Ik kan de begrippen ‘schriftelijke’ en ‘mondelinge traditie’ toepassen in een redenering over de Trojaanse Oorlog, zoals op p. 36-37.

De Griekse stadstaten

Korintische bronzen helm uit de 5e eeuw v.C. Griekenland bestond tijdens de klassieke oudheid uit verschillende kleine landjes die we stadstaten noemen Die stadstaten waren op cultureel vlak sterk met elkaar verwant. De Grieken spraken dezelfde taal en vereerden dezelfde goden. Toch waren ze politiek sterk verdeeld. Zo waren de Griekse stadstaten regelmatig met elkaar in conflict. Deze helm is daar een getuige van.

Historische vragen

1 Hoe bepaalde het landschap het leven in Hellas?

2 Hoe verspreidden de Grieken zich over het Middellandse Zeegebied?

3 Welke culturele kenmerken verbonden de Grieken?

1 Waarin verschillen en gelijken de Griekse en de hedendaagse Olympische Spelen?

4 Welke politieke verschillen waren er tussen de Griekse stadstaten?

5 Waarin verschilde de Atheense van de hedendaagse democratie?

2 Hoe goed geeft de film 300 de Perzische Oorlogen weer?

6 Hoe verzwakten de Griekse stadstaten?

Wat weet je al? I

Vorig jaar leerde je het begrip ‘stadstaat’ al kennen in het hoofdstuk over Mesopotamië. Ook in Hellas waren er tal van stadstaten. Bekijk bron 1 en bespreek de vragen klassikaal. a Welke gelijkenissen zie je tussen de reconstructietekeningen? Probeer de volgende elementen te herkennen op de afbeeldingen bij de tijdlijn en op de afbeelding die de leerkracht toont: aansluiting met rivier of zee - versterkt met muren - centrum heeft bebouwing rond hoger gelegen gebied - periferie heeft akkers - tempel staat centraal. b Hoe kwamen deze mensen aan eten? Hoe beschermden ze zich? Probeer dat af te leiden uit de afbeeldingen.

c Waarom vestigden de mensen zich hier?

De Grieken hadden snelle wendbare boten waardoor ze gemakkelijk de zeeën konden verkennen. Dat type boot, de trireem, had drie paar roeiriemen.

Een afbeelding van die boot staat vandaag nog op de Griekse munten van één cent.

Hedendaagse reconstructietekeningen van de stadstaat Athene in de 6e eeuw v.C., gezien vanuit het westen (rechts) en van bovenaf (links).

Bron 1:
OUDE NABIJE OOSTEN
MINOÏSCHE EN MYKEENSE SAMENLEVINGEN DONKERE
ca. 2000 v.C.
ca. 1200 v.C.

Situeren in tijd II

Schilderij van Philipp Foltz uit 1852 waarin een artistieke interpretatie wordt gegeven van een toespraak van de Atheense strateeg Perikles. De Atheners kozen 2500 jaar geleden al hun leiders. Ze leefden in een democratie.

ontstaan Atheense democratie

begin Griekse kolonisatie

ontstaan Olympische Spelen

Attische vaas uit de 6e eeuw v.C. De Grieken organiseerden 2500 jaar geleden al loopwedstrijden tijdens de Olympische Spelen.

Griekse vaas uit de 7e eeuw v.C. die toont hoe de Grieken in falanxformatie vochten. De soldaten vormden een gesloten rij met hun schilden.

KLASSIEKE OUDHEID

Op onderzoek III

Historische vraag 1: Hoe bepaalde het landschap het leven in Hellas?

Je hebt in het vorige hoofdstuk al geleerd dat de Mykeense cultuur rond 1200 v.C. eindigde. Van de daaropvolgende eeuwen weten we weinig over de samenlevingen op het Griekse schiereiland. Maar vanaf 800 v.C. namen de macht en de rijkdom van dat gebied toe. De manier waarop de Griekse samenleving zich ontwikkelde, had veel te maken met de plaats waar ze woonden. Omdat het grondgebied van het huidige Griekenland nogal verschilt van het klassieke Griekenland, gebruiken we hier de term ‘Hellas’.

1 ↑

Onderzoek het landschap van Hellas. Bekijk het filmpje en maak opdracht a en b.

a Vul de letters op de kaart aan in de tabel.

b Schrap in de stellingen onder de kaart wat fout is.

Het klassieke Griekenland

Bekijk het filmpje.

naam letter

Klein-Azië

Middellandse Zee

Peloponnesos

berg Olympos

Sparta

Delphi

Egeïsche Zee

Athene

Kreta

—Het landschap in Hellas is vlak / bergachtig.

—De vruchtbare vlaktes in Hellas zijn klein / groot.

—Er kunnen dus minder / meer mensen gevoed worden dan elders.

—Daardoor blijven de nederzettingen eerder klein / groot.

—Zo ontstaan er zelfstandige wereldrijken / stadstaten. Hellas vormt dus niet één land.

—Het grootste deel van deze kaart bestaat uit land / zee.

—De kustlijn van Hellas is recht / grillig.

—Daardoor zijn veel / weinig plaatsen bereikbaar via de zee.

Dat noemen we een maritieme samenleving / continentale samenleving.

Onderzoek het klimaat in Hellas. Bestudeer de kaart en de hedendaagse klimatogrammen. Maak opdracht a tot en met c.

Landbouw en ambachten in Attika (ca. 500 v.C.)

Ukkel (België) - 6447

50 ° 48 ’ N - Long: 4 ° 12 ‘ O - Hoogte: 100 m

Jan Feb Maa Apr Mei JunJul Aug SepOkt Nov Dec Jaar

(Griekenland) - 16716

Jan Feb Maa Apr Mei JunJul Aug SepOkt Nov Dec Jaar

a Op de klimatogrammen verbindt de rode curve de gemiddelde temperatuur van elke maand. De blauwe staafjes duiden de maandelijkse neerslag aan. Vergelijk de gemiddelde temperatuur en neerslag in Athene (Griekenland) met die in Ukkel (België).

b Welke grondstoffen worden in de streek rond Athene (Attika) verbouwd? Tot welke producten kun je die verwerken?

c K an in het hele gebied van Attika aan landbouw worden gedaan? Waarom wel of niet?

3

Bestudeer aan de hand van de kaart de handel van de Griekse wereld met andere regio’s. Gebruik zo nodig de Histokit. Maak opdracht a tot en met c.

a Welk(e) product(en) kochten de Grieken in de gebieden rond de Zwarte Zee en Zuid-Italië en Sicilië?

b Toch hadden de Grieken dat product in eigen streek. Waarom zouden ze het dan importeren?

c Welke oplossing vonden de verschillende stadstaten voor hun tekort aan grondstoffen?

De Griekse kolonisatie en handelsnetwerken (8e eeuw - 6e eeuw v.C.)

4

Beantwoord de historische vraag bij de conclusie op p. 81.

Landschap en handel in Hellas

In Hellas was de landbouwgrond arm, maar door het warme en gematigde zeeklimaat konden de Grieken toch graan, olijven en wijn verbouwen. Door het bergachtige reliëf waren de contacten tussen de Grieken beperkt, maar dankzij de aanwezigheid van de Egeïsche Zee konden de stadstaten handel drijven met volkeren uit het hele Middellandse Zeegebied. De Grieken vormden dus een maritieme samenleving. Zo waren ze in het Middellandse Zeegebied economisch en cultureel met elkaar verbonden. Toch vormden de Grieken niet één rijk, maar waren ze politiek sterk verdeeld. Ook door het bergachtige reliëf konden er geen grote rijken ontstaan, maar waren er eerder kleine stadstaten. De Grieken zelf gebruikten daarvoor de term ‘polis’.

Historische vraag 2:

Hoe verspreidden de Grieken zich over het Middellandse Zeegebied?

In de vorige historische vraag zag je dat er niet genoeg landbouwgrond was om alle Grieken te voeden. Vanaf ca. 800 v.C. stichtten ze daarom kolonies. In deze historische vraag onderzoeken we wat kolonies zijn en hoe de Grieken begonnen te koloniseren.

1

Wat betekenen de begrippen ‘migratie’ en ‘kolonisatie’? Zoek de betekenis van de woorden op en maak opdracht a tot en met c.

a Geef een voorbeeld van kolonisatie.

b Kijk nu naar de definitie van ‘migratie’. Geef een voorbeeld van (hedendaagse) migratie.

c Wat is het verschil tussen migratie en kolonisatie?

2

Gebruik de grafieken op p. 56 om te onderzoeken hoe de Griekse samenleving veranderde. Gebruik ook wat je leerde uit de kaart op p. 54. Maak opdracht a tot en met d en beantwoord de historische vraag bij de conclusie op p. 81.

a Hoe was de landbouwgrond verdeeld onder de bevolking in de polis?

b Hoe evolueerde de bevolkingsgroei in Hellas tussen 1600 en 300 v.C.?

c Hoe beïnvloedde de bevolkingsgroei de stichting van kolonies?

d Waar stichtten de Helleense poleis kolonies?

voor

werken

De verdeling van landbouwgrond in Hellas

grootgrondbezitters (druiven, olijven)

kleine boeren (graan)

slaafgemaakten

veel landbouwgrond

weinig landbouwgrond

geen grond

Gemiddelde levensverwachting in Hellas, 1600 - 300 v.C.

3

Ook België kende in de 19e en 20e eeuw een kolonie: Congo. Bekijk het filmpje over Congo. Lees de stellingen. Kruis de stellingen aan die van toepassing zijn.

stelling

De kolonisatoren vestigden zich in een overzees gebied.

Het overzeese gebied werd veroverd op de plaatselijke bevolking.

De plaatselijke bevolking werd als werkkrachten gebruikt.

De kolonisatoren gebruikten geweld om het gebied te controleren.

De kolonie werd bestuurd vanuit het moederland.

Het ontstaan van de Griekse kolonisatie

Bekijk het filmpje.

Griekse kolonies

BelgischCongo

De Griekse wereld was in de klassieke oudheid niet dezelfde als het hedendaagse Griekenland. Het was een regio die ook gebieden in Klein-Azië omvatte. De Grieken leefden er in kleine stadstaten die we ‘poleis’ noemen. Het was een bergachtige omgeving waar de hoeveelheid vruchtbare landbouwgrond schaars was. Bovendien was de landbouwgrond ongelijk verdeeld tussen rijk en arm. Toen de bevolking in Hellas toenam, kregen de Grieken te maken met een tekort aan land en grondstoffen. Daarom stichtten de Grieken vanaf ongeveer 800 v.C. kolonies aan de kusten van het Middellandse Zeegebied. Bewoners van de moederkolonie in Hellas migreerden vervolgens naar die overzeese dochterkolonies. Ze kwamen vooral terecht aan de kusten van de Zwarte Zee, NoordAfrika, Zuid-Frankrijk, Zuid-Italië en West-Turkije. De kolonisatie had verschillende gevolgen. Zo stimuleerden de kolonies de handel tussen Hellas en het Middellandse Zeegebied. Om makkelijker handel te drijven evolueerde de handel van een ruileconomie naar een geldeconomie. Door de handelscontacten verspreidde de Griekse cultuur zich over de kolonies. De Grieken namen hun taal, goden en gebruiken mee naar de overzeese gebieden en die vermengden zich met de plaatselijke culturen.

Historische vraag 3: Welke culturele kenmerken verbonden de Grieken?

Het landschap in Hellas bepaalde dat de Grieken afzonderlijk van elkaar leefden in verschillende stadstaten. De Griekse poleis waren allemaal heel anders georganiseerd: ze hadden verschillende bestuursinstellingen en -vormen. De Grieken waren politiek dus sterk verdeeld. Toch hadden ze veel met elkaar gemeen op cultureel vlak.

1

Spraken de mensen in Hellas dezelfde taal? Bekijk de tabel en maak opdracht a tot en met c om tot een conclusie te komen.

Nederlands

zee

moeder

Attisch (dialect van Athene)

Dorisch (dialect van Sparta)

Grieks alfabet Θάλαττα Θάλασσα

Griekse uitspraak Thálatta Thálassa

Grieks alfabet Μήτηρ μάτηρ

Griekse uitspraak Mítir Mátir

a Geef twee gelijkenissen tussen de Griekse dialecten.

b Geef een verschil tussen de dialecten.

c Spraken de mensen in Hellas dezelfde taal? ☐ eerder wel ☐ eerder niet

2 ↑ Bekijk het filmpje. a Hoe noem je een godsdienst die meerdere goden heeft?

Onderzoek de kenmerken van de Griekse goden. Bekijk het filmpje. Maak opdracht a tot en met c.

b Hoe noem je een godsdienst die natuurelementen vereert?

c Verbind de Olympische goden van op de volgende pagina met de juiste naam.

Atheense keramiek uit de 6e eeuw v.C. met afbeelding van de geboorte van een godin.

Atheense keramiek uit de 5e eeuw v.C. met afbeelding van een god.

4 5

Griekse vaas uit Palermo (Zuid-Italië), 5e eeuw v.C. met afbeelding van een zeegod.

Griekse vaas uit de 4e eeuw v.C. uit Zuid-Italië met voorstelling van de onderwereld.

Atheense keramiek uit de 5e eeuw v.C. met afbeelding van een godin en een titaan.

A Poseidon, broer van Zeus en god van de zee. Hij wordt vaak afgebeeld met een drietand. Vooral stadstaten die aan de kust lagen, hechtten veel belang aan deze god.

B Athena werd geboren uit het hoofd van haar vader Zeus. Ze was de godin van de wijsheid en de krijgskunst. De stadstaat Athene is naar haar vernoemd.

C Zeus was de oppergod en de baas over de natuurelementen. Alle stadstaten eerden hun oppergod in de tempel. Hij wordt afgebeeld met een bliksemschicht.

D Hera was de vrouw en zus van Zeus. Ze beschermt het huwelijk en de vruchtbaarheid. Ze wordt vaak afgebeeld met een pauw.

E Hades was de broer van Zeus en de god van de onderwereld. Hij was getrouwd met Persephone, de dochter van de landbouwgodin Demeter. Hij wordt afgebeeld met een tweetand en zijn driekoppige hond.

Wil je meer weten over de Griekse goden? Maak dan de oefening op iDiddit.

Bron 1:

Op welke manier zochten de Grieken antwoorden op belangrijke levensvragen?

Bestudeer bron 1 tot en met 3 en maak opdracht a tot en met c.

a Noteer boven elke bron welke vraag de auteur onderzoekt.

b Vul aan of dat een mythologische, wetenschappelijke of filosofische vraag is.

c Trek een algemene conclusie. Welke drie manieren zijn er om levensvragen te beantwoorden?

‘Gegroet, kinderen van Zeus! (…) Vertel hoe de eerste goden en de aarde ontstonden, en de rivieren, en de grenzeloze zee en de wijde hemel daarboven, en de goden die uit hen zijn geboren (…). Vertel over het ontstaan van de goden die nu in het huis van Olympos wonen en vertel me welke van hen eerst kwam. (…) Eerst was er Chaos, en daarna de wijdvertakte Aarde, Gaia, die zich uitstrekt van de toppen van de besneeuwde Olympos, tot de diepte van de onderwereld Tartaros. Uit Chaos ontstonden verder: Nyx de nacht, Erebos en Eros, de liefde. Uit Gaia en de hemel Ouranos ontstonden de titanen. De jongste was Chronos, de sluwste en meest verschrikkelijke van haar kinderen, en hij haatte zijn wellustige vader Ouranos.’

Naar: Hesiodos (8e eeuw v.C.). Theigonia (II. 104-115; 116-138). Boeotië.

Bron 2:

‘Tien is het zuiverste getal. Alle Grieken en alle barbaren tellen tot tien, en na het bereiken van tien keren ze weer terug naar de eenheid. En toch beweert Pythagoras dat de kracht van het getal 10 ligt in het getal 4, de tetrade. Dit is de reden: als men begint bij de eenheid (1) en het opeenvolgende nummer optelt tot 4, zal men het getal 10 vormen (1 + 2 + 3 + 4 = 10). En dus beweren de Pythagoreeërs dat de tetrade de oorsprong en de wortel van de eeuwige natuur bevat.’

Naar: Aëtius, F. (4e - 5e eeuw v.C.) Over de leer van Pythagoras 6e - 5e v.C. Op basis van verloren gegane bronnen.

Bron 3: =

‘Jullie kunnen wel zeggen: "Sokrates, kun je niet gewoon zwijgen en de rest van je leven wegblijven uit Athene?" Wel, het is moeilijk om daarop te antwoorden. (…) Maar het is voor een filosoof heel belangrijk om elke dag te praten en vragen te stellen over de deugd en andere onderwerpen. Je moet jezelf en anderen blijven onderzoeken, meer zelfs, een leven zonder onderzoek is het niet waard om te leven.’

Naar: Plato (389 v.C.) Apologia (38B-E).

4

Het geloof in goden maakte bij sommige kritische denkers plaats voor een nieuwe manier van denken. Vul de ontbrekende historische begrippen aan in het schema.

geleidelijke verandering

polytheïsme

natuurreligie

5

geleidelijke verandering

Beantwoord de historische vraag bij de conclusie op p. 82.

Cultuur in Hellas

Hellas was verbonden door een gemeenschappelijke taal

Net als in de mythe over Europa stond Hellas in contact met het Oosten. De Grieken dreven niet enkel handel met de volkeren rond het Middellandse Zeegebied, ze wisselden ook ideeën uit. Zo liep het gebruik van het schrift gelijk met de oude handelsroutes. Je weet nog van vorig jaar dat de Egyptenaren een eigen schriftsoort hadden: het beeldschrift met hiërogliefen. Ten noorden van Egypte gebruikten de Feniciërs al rond 1200 v.C. een andere schriftsoort op basis van klanken: het klankschrift. Dankzij hun handelscontacten met Hellas werd vanaf 800 v.C. een schrift gebruikt op basis van het alfabet. Die schriftsoort is dankzij de Grieken en via de Romeinen tot bij ons geraakt.

De Grieken leefden in verschillende stadstaten en spraken daar elk hun eigen dialect. Toch waren die dialecten onderling verstaanbaar, waardoor de mensen in Hellas ongeveer dezelfde taal spraken. Dankzij het gemeenschappelijke schrift konden ze elkaars geschriften ook lezen.

Hellas was verbonden door dezelfde religie

De Grieken vereerden dezelfde goden en waardeerden dezelfde deugden. De mensen in Hellas geloofden in meerdere goden. Dat noemen we polytheïsme. De goden werden als mensen voorgesteld in de Griekse kunst en literatuur. Ze zagen eruit als perfecte mensen, maar hadden ook hun kleine kantjes: ze waren vaak boos of jaloers. De goden stonden symbool voor verschillende natuurfenomenen. Zo was het Helleense geloof ook een natuurreligie. De verschillende goden vormden een soort van grote familie die samenwoonde op de berg Olympos. Aan het hoofd van de godenfamilie stond de oppergod Zeus. Hij was de baas over de natuur, donder en bliksem. Zijn broers Poseidon en Hades heersten over de zee en de onderwereld.

De Grieken vereerden hun goden door hen offers te brengen. De tempels daarvoor werden altijd op dezelfde manier gebouwd. Op die manier hoopten de Grieken in de gunst te komen van de goden. Ze brachten niet alleen offers, maar organiseerden ook religieuze feesten in de belangrijkste poleis. Zo eerden ze Zeus met de organisatie van de Olympische Spelen. Tijdens de Spelen mocht er geen oorlog worden gevoerd. Atleten uit heel Hellas kwamen samen in de polis Olympia om deel te nemen aan sportwedstrijden en religieuze rituelen.

In Hellas ontstond een nieuwe manier van denken

De verhalen van Homeros waren mythen, het waren met andere woorden fictieve verhalen. Door mythologie gaven de mensen in Hellas een goddelijke verklaring voor de natuurfenomenen waar ze geen wetenschappelijke uitleg voor hadden. In Hellas begonnen sommigen vanaf de 6e eeuw v.C. te twijfelen aan de mythologie. Vanaf toen zochten zij antwoorden op hun vragen door gebruik te maken van het verstand. We noemen dat filosofie, letterlijk betekent dat: liefde voor de wijsheid. Filosofen stellen voortdurend vragen over de werkelijkheid. Door goed na te denken proberen ze een betrouwbaar beeld te krijgen van de wereld. Na enige tijd zorgde die filosofische houding voor het ontstaan van wetenschappen die een meer betrouwbare verklaring voor de werkelijkheid boden.

Uitbreiding 1:

Waarin verschillen en gelijken de Griekse en de hedendaagse Olympische Spelen?

Ook de Olympisch Spelen zorgden voor culturele eenheid in Hellas. Dat religieuze feest werd vanaf 776 v.C. georganiseerd ter ere van Zeus in de stadstaat Olympia, vandaar de naam. Ook vandaag kennen we nog de Olympische Spelen. Maar waarin gelijken en verschillen beide van elkaar?

Maak de uitbreiding op iDiddit.

Belgische speerwerpster tijdens de Olympische Spelen van 2024 in Parijs

← Griekse bronzen schijf, 5e eeuw v.C.

Beantwoord de historische vraag. Betrek wat je online leerde in elke voetstap in je antwoord. Gebruik ook de Histokit. 13

De Olympische Spelen

Sportwedstrijden kwamen in de hele Griekse wereld voor. Er waren niet alleen de Olympische Spelen in Olympia, maar ook de Pythische Spelen in Delphi, de Isthmische Spelen in Korinthe en de Nemeïsche Spelen in Nemea. De deelnemers waren meestal mannen uit de betere klasse, die genoeg tijd en middelen hadden om te trainen en te reizen.

De Olympische Spelen waren de oudste en belangrijkste spelen van Hellas en werden gehouden ter ere van Zeus. Ze werden opgericht in 776 v.C. en vonden plaats in Olympia. De antieke Olympische Spelen werden om de vier jaar gehouden en werden georganiseerd in de zomermaanden juli en augustus. In de maanden ervoor gingen ambassadeurs overal in Griekenland rond om de Spelen aan te kondigen en de godsvrede af te kondigen. Tijdens de Spelen mochten de deelnemende poleis immers niet in oorlog zijn.

De Spelen duurden aanvankelijk maar één of twee dagen. Maar toen er meer sporten bijkwamen, werd besloten dat de Spelen vijf dagen zouden duren. De klassieke Olympische Spelen bleven bestaan tot de 4e eeuw n.C.

HISTORISCHE VRAGEN BEANTWOORDEN

Historische vraag 4:

Welke politieke verschillen waren er tussen de Griekse stadstaten?

De stadstaten in Hellas waren op politiek vlak zeer verschillend. De stadstaten werden op verschillende manieren bestuurd. In deze deelvraag leer je eerst welke bestuursvormen er waren. We vergelijken daarna de bestuursvormen in twee stadstaten: Athene en Sparta.

1

Situeer de verschillende bestuursvormen in de ruimte. Bestudeer de kaart en maak opdracht a tot en met e op p. 64.

Bestuursvormen in de Griekse stadstaten (ca. 5e eeuw v.C.)

a Welke bestuursvormen kun je op de kaart onderscheiden?

b Wat leren die bestuursvormen je over de politieke eenheid in Hellas?

c Welke bestuursvorm herinner je je uit eerdere lessen?

d Welke bestuursvorm kennen we vandaag in de meeste landen van Europa?

e In de komende voetstappen bespreek je enkel de stadstaten Athene en Sparta. Omcirkel die op de kaart.

Gebruik de leesstrategieën uit je Histokit. Maak opdracht a en b. 2

Onderzoek op basis van bron 1 op p. 65 welke bestuursvormen er waren.

a Markeer de verschillende bestuursvormen die Athene heeft gehad.

b Plaats de bestuursvormen in de juiste chronologische volgorde.

—onder het bestuur van koningen

—er felijk

—onder het bestuur van archonten

—gekozen op basis van rijkdom en geboorte

—onder het bestuur van enkele rijken

—onder het bestuur van één man (Pisistratos)

—onder het bestuur van verkozen leider —stemming door burgers op volksvergadering

Bron 1:

Eerst waren er koningen in Athene (monarchie), maar later werden daar legeraanvoerders aan toegevoegd als er oorlog was. Nog later werden de bestuurders van de polis gekozen op basis van kwalificaties van geboorte en rijkdom (aristocratie). (…) De belangrijkste waren de archonten. Zij namen de taken van de koning over toen die verdween. De negen archonten mochten één jaar het dagelijkse bestuur op zich nemen. Daarnaast zetelden de rijken in de Areopaag. Die had als taak te zorgen dat de wetten werden nageleefd, maar in de praktijk legden ze vaak straffen en boetes op aan wie zich misdroeg. (…) De Areopaag was samengesteld uit degenen die als archont hadden gediend, en ze mochten er levenslang zetelen. (…) Er was lange tijd ruzie tussen de hogere klassen en de bevolking. De grondwet was op dat moment in alle opzichten oligarchisch, omdat het bestuur in handen was van weinigen. De armere klassen, mannen, vrouwen en kinderen, waren de dienaren van de weinige rijken. Ze huurden hun landerijen van de rijken. Het hele land was in handen van een paar personen, en als de huurders hun huur niet betaalden, vielen ze in slavernij, net zoals hun kinderen. (…) Omdat er velen in slavernij waren voor de rijken, kwam het volk in opstand tegen de hogere klasse. De strijd was hevig, en lange tijd stonden de twee partijen vijandig tegenover elkaar, totdat ze eindelijk, met algemene instemming, Solon tot bemiddelaar benoemden en de hele grondwet aan hem overlieten.

Naar: Aristoteles. (330 v.C.). De Atheense Grondwet, deel 1 tot 22.

(…) Zodra hij aan het hoofd van de zaken stond, bevrijdde Solon het volk door de schuldslavernij te verbieden. Bovendien maakte hij wetten waarmee hij alle schulden annuleerde. Hij verdeelde de openbare functies op basis van rijkdom. (…)

Later nam Pisistratos het bestuur over. Hij regeerde als tiran voor enkele jaren over Athene. (…) Zijn bestuur was gematigd. Hij was niet alleen in alle opzichten humaan en mild, maar bovendien gaf hij geld aan de armere mensen om hen te helpen in hun arbeid, zodat zij hun brood konden verdienen door landbouw. Vandaar dat de tirannie van Pisistratos vaak spreekwoordelijk werd aangeduid als 'het gouden tijdperk', want toen zijn zonen hem opvolgden, werd de regering veel strenger. De zonen verdreven hun tegenstanders en waren bijzonder streng. (…)

Toen uiteindelijk de tirannen werden verdreven, kwam Kleisthenes, die behoorde tot de familie van de Alcmeonidae, terug uit ballingschap. Kleisthenes kreeg de steun van de mensen door het stemrecht ook aan de massa te geven. (…) De mensen hadden goede redenen om hun vertrouwen in Kleisthenes te stellen. Nu hij de populaire leider was, was zijn eerste stap om de hele bevolking te verdelen in districten in plaats van families, om ervoor te zorgen dat meer mensen stemrecht konden krijgen. Alle burgers konden zo stemmen in de volksvergadering. Dit was de hervorming naar een democratie.

Aristoteles was een filosoof in Athene tijdens de 4e eeuw v.C. Hij was een leerling van de filosoof Plato en de leraar van Alexander de Grote. In zijn boek Politika uit 350 v.C. onderzocht hij de grondwetten van 158 stadstaten. Hij wou die vergelijken om tot de ideale bestuursvorm te komen. Volgens hem konden verschillende bestuursvormen goed zijn, zolang er maar werd bestuurd in het belang van iedereen. Het was niet de bedoeling dat zijn werk gelezen werd door een groot publiek. Het was wel een voorbereiding op zijn lessen aan zijn leerlingen.

Onderzoek de verschillen tussen de Atheense en de Spartaanse bestuursinstellingen.

Vergelijk bron 2 en 3 kritisch op basis van het schema uit je Histokit en maak opdracht a tot en met e.

a Welke gelijkenissen tussen de bronnen zie je?

b Komen dezelfde bestuursinstellingen voor in zowel Athene als Sparta?

c Welke verschillende bestuursvormen komen volgens Aristoteles in Sparta en Athene voor?

d Hoe werden de ambten gekozen in Sparta en Athene?

Bron 2:

e Beantwoord tussentijds de historische vraag: Wat waren de verschillen tussen de Atheense en de Spartaanse bestuursinstellingen?

Sommigen zeggen inderdaad dat de beste grondwet een combinatie is van alle bestaande vormen, en zij prijzen de Spartaanse Grondwet omdat deze bestaat uit oligarchie, monarchie en democratie. De twee koningen leiden het leger en vormen de monarchie. De Gerousia (28 burgers boven de 60 jaar in de Raad van Ouden) vormt de oligarchie. Het democratische element wordt vertegenwoordigd door de eforen, want de vijf eforen worden door het volk gekozen in de volksvergadering. Alle Spartaanse burgers mogen deze functies kiezen in de volksvergadering.

Naar: Aristoteles. (330 v.C.). De Spartaanse Grondwet.

Bron 3:

Het burgerschap staat open voor iedereen die door beide ouders als Athener is geboren. (…) Alle magistraten die zich bezighouden met de gewone bestuurszaken worden door het lot gekozen. De Raad van Vijfhonderd wordt door het lot gekozen, en voert de wetten uit. (…) De Raad komt elke dag bijeen, tenzij het een feestdag is, en de volksvergadering komt 40 keer per jaar bijeen. Het is ook hun plicht te beslissen welke onderwerpen op elke afzonderlijke dag moeten worden behandeld in de raad en waar de zitting zal worden gehouden. (…) Er zijn ook de Prytanen, gekozen door het lot, die instaan voor het dagelijks bestuur. Ze bewaren de sleutels van de heiligdommen waarin de schatten en openbare registers van de staat worden bewaard, en ook het openbare zegel. (…) Verkiezingen voor de ambten van Strategen en Archonten worden gehouden in de volksvergadering.

Naar: Aristoteles (330 v.C.). De Atheense Grondwet.

4

Vergelijk de Atheense en de Spartaanse bestuursinstellingen op basis van het schema op p. 68. Gebruik ook bron 2 en 3 bij voetstap 3. Maak opdracht a tot en met d.

a Wie mocht zetelen in de Atheense en de Spartaanse volksvergadering?

b Welke ambten mochten de Atheense en de Spartaanse volksvergadering aanduiden?

c In welke mate mochten de Atheense en de Spartaanse volksvergaderingen beslissingen nemen?

d Welk systeem was volgens jou het meest democratische: het Atheense of het Spartaanse systeem?

prytanen

50 leden in dagelijks bestuur raad van 500 500 leden stellen wetten voor en voeren ze uit.

9 archonten hoge magistraten

2 koningen erfelijk bepaalde opperbevelhebber, rechter en lid van Gerousia

volksvergadering 30 000 burgers stemmen wetsvoorstellen.

alle mannelijke burgers boven 20 jaar

5

10 strategen legeraanvoerders

kiezen voor 1 jaar

Gerousia 28 Spartanen boven 60 jaar stemmen wetten en spreken recht.

5 eforen wetten uitvoeren en ambtenaren controleren

volksvergadering 10 000 burgers stemmen wetsvoorstellen.

kiezen en loting loting loting alle mannelijke Spartaanse burgers boven 30 jaar

Beantwoord de historische vraag bij de conclusie op p. 82.

Bestuursvormen in het klassieke Griekenland

Hellas bestond uit verschillende stadstaten met verschillende bestuursvormen. Alleen al Athene heeft in haar geschiedenis vijf bestuursvormen gekend. Aanvankelijk bestuurde een koning met hulp van de aristocraten over de stadstaat (= monarch / monarchie), maar al snel werd Athene alleen bestuurd door een kleine elite van rijke mensen uit de belangrijkste adellijke families (= aristocratie). Geleidelijk kwam de macht in handen van enkele mensen (= oligarchie) op basis van hun rijkdom en niet meer uitsluitend op basis van geboorte. Hun beleid leidde tot ontevredenheid onder de bevolking, die daarop één man steunde om de macht te grijpen (= tiran / tirannie). Uiteindelijk wilden de Atheners vooral zichzelf besturen. Zo ontstond geleidelijk een bestuursvorm waarbij alle burgers mochten meebeslissen over het te voeren beleid (= democratie). De stadstaat Sparta kende een oligarchisch bestuur

kiezen levenslang

kiezen

Historische vraag 5:

Waarin

verschilde de Atheense van de hedendaagse democratie?

In de stadstaat Athene ontstond een vroege vorm van democratie. Niet omdat de Atheners vooruit waren op hun tijd, maar omdat de democratie de samenlevingsproblemen van Athene kon oplossen. Iedereen die burgerrechten had, had inspraak in belangrijke politieke beslissingen. Maar had iedereen dezelfde burgerrechten?

1

Bron 1:

Onderzoek of iedereen dezelfde burgerrechten had in Athene. Maak opdracht a tot en met d.

a Bespreek bron 1 klassikaal op basis van het stappenplan bronnenstudie in je Histokit.

b Vergelijk de bron met de bevolkingspiramide van Athene.

Bron 2:

Wij hebben een staatsvorm, die niet hetzelfde is als die van onze buren. Neen, wij zijn zelf eerder een voorbeeld voor anderen, dan dat anderen voor ons een voorbeeld zijn. De naam van deze staatsvorm is volksregering (democratie), omdat de macht niet in handen is van weinigen, maar van velen. Alle burgers zijn gelijk voor de wet. En de mensen staan bij ons in hoog aanzien als ze zich onderscheiden in het openbare leven. Armoede is geen schande, want iedereen, hoe arm ook, kan de gemeenschap dienen. Wij burgers leven in vrijheid in onze gemeenschap.

Naar: Thoukydides. (430 v.C.). Perikles' lijkrede, II 37.1.

Perikles (495 - 429 v.C.) was een belangrijke generaal en politicus in Athene. Hij gaf deze toespraak bij de begrafenis van Atheense soldaten die gesneuveld waren in de Peloponnesische oorlogen, de strijd tussen Athene en aartsrivaal Sparta. In de rede probeert hij de families te troosten en uit te leggen waarom het belangrijk was om te vechten voor Athene. De Atheense politicus en historicus Thoukydides schreef deze toespraak rond 400 v.C. op om de grootsheid van Athene te onderstrepen. Hij legt in zijn werk geregeld woorden in de mond van mensen.

mannelijke burgers = inwoners van Athene die mogen deelnemen aan de volksvergadering

vrouwen en kinderen van de burgers = inwoners van Athene die niet mogen deelnemen aan de volksvergadering

metoiken = inwoners van Athene van wie een van de ouders niet in Athene is geboren. Ze mogen niet deelnemen aan de volksvergadering.

slaafgemaakten = eigendom van de inwoners van Athene. Ze hebben geen rechten. Ze mogen dus niet deelnemen aan de volksvergadering.

De Atheense standenmaatschappij.

07
BRONNENSTUDIE

c Had iedereen in Athene dezelfde burgerrechten? Leg uit.

d Als je de conclusie vergelijkt met de bron over Perikles, dan merk je dat we vandaag anders denken over de begrippen 'vrijheid' en 'gelijkheid' dan in de klassieke oudheid. Vul het schema aan op basis van je eigen kennis en de bronnen.

Wat betekent het begrip volgens jou?

Wat betekent het begrip volgens Perikles? gelijkheid

vrijheid

2

Lees de stellingen en denk erover na. Ben je het ermee eens of niet? Waarom (niet)? Bespreek de stellingen klassikaal. Maak dan opdracht a tot en met d.

Stelling 1:

Meisjes zijn dommer dan jongens, daarom beslissen wij als volksvergadering om geen les meer te geven aan meisjes.

Stelling 2:

Sport is tijdverspilling, daarom beslissen wij als volksvergadering om sporten zoals atletiek te verbieden.

a Hoeveel leerlingen hebben hun mening kunnen geven?

b Waarom kon niet iedereen zijn mening geven?

Stelling 3: Armoede is een schande, daarom beslissen wij als volksvergadering om het loon van iedereen te verdubbelen.

3

c Is de discussie democratisch verlopen volgens jou?

d Wat zouden de meeste Atheners hebben gevonden van deze discussie?

Onderzoek een fragment uit de Belgische Grondwet in bron 3. Maak opdracht a tot en met c.

Bron 3:

De Belgische Grondwet

Artikel 10: De Belgen zijn gelijk voor de wet. Er is geen onderscheid tussen groepen van mensen in België. Ook vrouwen en mannen zijn gelijk aan elkaar.

Artikel 11: Alle Belgen hebben dezelfde rechten en vrijheden. Mensen die tot een minderheid behoren, hebben dezelfde rechten en mogen niet gediscrimineerd worden.

Artikel 12: Alle Belgen zijn vrij. (…)

Artikel 33: Het volk heeft de macht. Deze wordt georganiseerd zoals deze grondwet bepaalt. (…)

Artikel 42-43 en 61: Het Belgische volk kiest vertegenwoordigers. Die vertegenwoordigers nemen beslissingen in het parlement (= de Belgische volksvergadering). Die beslissingen zijn de wetten waaraan alle Belgen zich moeten houden.

Artikel 96-100: Naast het parlement is er de regering. De regering bestaat uit maximaal 15 ministers. Zij moeten de beslissingen van het parlement uitvoeren.

Naar: De Senaat. (2024). De Belgische Grondwet.

a Is de Belgische bevolking op dezelfde manier ingedeeld als de Atheense bevolking?

b Kunnen alle Belgische burgers net als de Atheners rechtstreeks stemmen in het parlement?

c Wat kun je besluiten over het burgerrecht en de democratie in Athene en België?

Beantwoord de historische vraag bij de conclusie op p. 82.

Democratie in het oude Athene en het hedendaagse België

Letterlijk betekent democratie ‘volksbestuur’. Dat wil echter niet zeggen dat iedereen bij het ‘volk’ wordt gerekend. Om mee te mogen besturen moest je een burger zijn. Een burger is een persoon met burgerrechten. Bijvoorbeeld het recht hebben om te stemmen of het recht om je kandidaat te stellen voor verkiezingen zijn hedendaagse burgerrechten die ook bestonden in het klassieke Athene. In de polis Athene werd niet iedereen tot de burgers gerekend. Dat waren enkel mannen boven de twintig jaar die van Atheense afkomst waren, een minderheid van de bevolking dus. Vrouwen, vreemdelingen en slaafgemaakten waren uitgesloten van het bestuur. Dat is anders in het hedendaagse België. In de Belgische rechtstaat hebben we een grondwet waarin de spelregels van onze democratie zijn vastgelegd. Daarin staat dat alle burgers van ons land gelijk zijn voor de wet en vrij mogen deelnemen aan het bestuur. Toch kunnen de Belgische burgers niet rechtstreeks naar Brussel gaan om hun stem te laten horen. Ze kunnen wel onrechtstreeks meebeslissen over het bestuur door het kiezen van volksvertegenwoordigers. De mensen die verkozen worden, noemen we volksvertegenwoordigers omdat ze in de plaats van het hele volk beslissen over hoe het land bestuurd wordt. Politici hebben in ons land geen onbeperkte macht, maar moeten zich houden aan de wetten. Er zijn ook rechters in ons land die er overtreders van de wet bestraffen.

burgerrechten

kiesrecht/stemrecht

DEMOCRATIE

rechtstaat

Uitbreiding 2:

Hoe goed geeft de film 300 de Perzische Oorlogen weer?

Hoewel de Grieken politiek verdeeld waren, streden ze wel samen tegen de Perzen tijdens de verschillende Perzische Oorlogen tussen 490 en 479 v.C. In deze historische vraag onderzoek je of de film 300 een correct beeld geeft van de Perzische Oorlogen.

1

Situeer de Perzische Oorlogen in de tijd. Noteer de periode in het juiste vak bij de tijdlijn op p. 50-51.

Gebruik de kaart om te onderzoeken wie er betrokken was bij de Perzische Oorlogen en wat er toen juist gebeurde. Maak opdracht a tot en met g. Gebruik het stappenplan kaartenstudie in je Histokit. 2

De Perzische Oorlogen (490 - 479 v.C.)

a Bekijk de strijdende partijen. Vocht heel Hellas tegen de Perzen? Waarom wel/niet?

b Welke Perzische koning probeerde als eerste Hellas binnen te vallen?

c Welke veldslag vocht hij tegen de Grieken?

d Kijk even terug naar de afbeelding op de titelpagina. Wie won deze veldslag?

e Onder welke Perzische koning probeerden de Perzen opnieuw Hellas binnen te vallen?

f Welke veldslagen vochten de Perzen onder die koning?

g Wie won die veldslagen?

Historisch denken: verleden en geschiedenis

Tot vandaag spreken de Perzische Oorlogen nog steeds tot de verbeelding. Er worden nog altijd boeken, strips en films over gemaakt. De ene al waarheidsgetrouwer dan de andere. We maken daarom een onderscheid tussen ‘het verleden’ en ‘de geschiedenis’. We moeten onderzoeken of historische films, boeken … een correct beeld van het verleden geven. In het vorige hoofdstuk deed je dat met de film Troy. Nu zie je verschillende fragmenten uit de film 300. Je onderzoekt of de film een correct beeld geeft van de Perzische Oorlog.

3

Vergelijk de fragmenten uit de film 300 met de historische bronnen. Beoordeel daarna het beeld dat de film schetst van de Perzische Oorlogen. Duid de stellingen aan waarbij de film overeenkomt met de historische bronnen.

Fragmenten uit de film 300 uit 2006. De film vertelt het verhaal van de Perzische Oorlogen, met name de Slag bij Thermopylae in 480 v.C. De film is gebaseerd op een stripverhaal, dat de slag in een overdreven tekenstijl weergeeft. Met computeranimatie probeert men die stijl opnieuw op te roepen. De strip en de film baseren zich op antieke bronnen, maar dramatiseren de feiten.

↑ Bekijk de fragmenten.

Een pasgeboren kind werd nauwkeurig onderzocht, en als ze het sterk en gezond bevonden, gaven ze het bevel het groot te brengen (...), maar als ze het kwetsbaar en misvormd vonden, gaven ze de opdracht het kind naar de zogenaamde Apothetae te brengen, een soort kloof in het Taygetosgebergte. Want ze meenden dat het noch in het belang was van het kind zelf, noch in dat van de staat, dat het zou worden grootgebracht als het niet vanaf het begin een gezonde en sterke indruk maakte.

Vanaf de leeftijd van zeven jaar werden alle jongens weggehaald bij hun ouders en verplicht om in staatsinternaten school te volgen. Met zwepen werd de gehoorzaamheid erin gedrild. Soms werd een willekeurige jongen zomaar in elkaar geslagen om te zien hoe sterk hij was. Het onderwijs bestond vooral uit fysieke training: gymnastiek, hardlopen, verspringen, worstelen, speer- en discuswerpen. Ook werden ze getraind om pijn, honger, dorst, kou en slaapgebrek te verdragen. De kinderen liepen blootvoets en droegen zomer en winter dezelfde doek. De studenten werden wel ingewijd in het lezen en schrijven, maar niet meer dan nodig.

Naar: Ploutarchos (1e - 2e eeuw). Parallele levens. In een vertaling van: Dryden, J. (1906). Plutarch's lives. Little Brown and Co.

Bron 2:

← Griekse vaas, 7e eeuw v.C. De vaas toont de falanxopstelling.

Griekse vaas uit de 5e eeuw v.C. met twee strijdende hoplieten. ↓

Bron 3:

Bron 1:
© Alamy
Imageselect
Lanmas

De smalle pas van Thermopylae was de doorgang naar Midden-Griekenland. Die werd verdedigd door een minderheid van Grieken tegen een Perzische overmacht. Ondanks sterk verzet van de Spartanen, werden zij verslagen. De Perzen stootten door tot Athene. De stad werd volledig in de as gelegd. De Grieken vluchtten echter naar het eiland Salamis. Daar versloegen de Griekse schepen de Perzische vloot, waardoor Xerxes de aftocht moest blazen naar Perzië. Xerxes won dus de veldslag van Thermopylae, maar verloor de oorlog.

Naar: de Blois, L. & van der Spek, B. (2017). Een kennismaking met de oude wereld. Coutinho.

← Reliëf met koning Xerxes in zijn troonzaal, 5e eeuw v.C., Iran.

☐ De Spartanen lieten soms zwakke of misvormde baby’s achter in de Spartaanse bergen.

☐ De Spartaanse opvoeding begon voor jongens op hun zevende. De opvoeding was keihard en er lag een sterke focus op het militaire.

☐ Dankzij de Spartaanse opvoeding kregen Spartanen een ultragespierd lichaam zoals de acteurs in de film.

☐ De Spartanen vochten het liefst in hun ontblote, gespierde bovenlijf.

☐ Driehonderd Spartanen en een paar duizend hulptroepen probeerden het gigantische leger van Xerxes tegen te houden bij Thermopylae.

☐ De Spartanen en andere Grieken vochten in falanxformatie.

☐ Leonidas en enkele andere Spartanen verlieten de falanxformatie om in hun eentje een aantal Perzen af te slachten.

☐ De Spartanen stootten onderhands met hun speren en niet van boven de schouder.

☐ De Spartanen werden verraden door Ephialtes, die volledig misvormd was.

☐ Xerxes was een grote kale man die in zijn ondergoed rondliep.

☐ Xerxes had de lengte van een reus. Daarom zat hij op een gigantische troon die door slaafgemaakten werd gedragen.

☐ Na de overwinning bij de Slag bij Thermopylae trokken de Perzen verder Griekenland in. Uiteindelijk wonnen de Grieken de oorlog en moest Xerxes zich terugtrekken.

Alamy / Imageselect / Suzuki Kaku
Bron 5:
Bron 4:

Trek conclusies uit de stellingen bij voetstap 3: geeft de film 300 een goed beeld?

Kruis eerst de juiste stellingen aan en noteer daarna je antwoord.

☐ De maker van de film baseert zich soms op historische bronnen.

☐ De maker wil zijn doelpubliek historisch correct informeren over het verloop van de Perzische Oorlogen.

☐ De maker wil zijn doelpubliek amuseren met een spannend verhaal over de Slag bij Thermopylae.

☐ De maker probeert de twee kanten van het verhaal evenwichtig in beeld te brengen.

☐ Andere bronnen spreken feiten uit de film tegen.

☐ De film dramatiseert de historische feiten.

De Perzische Oorlogen

In de 5e eeuw v.C. kwamen de Griekse stadstaten in Klein-Azië in conflict met de groeiende macht van het Perzische rijk. Onder andere Athene steunde de Griekse stadstaten die tegen Perzië in opstand kwamen. Maar de Perzische koning Darius drukte de opstand neer. Als antwoord vielen de Perzen Hellas binnen in 490 v.C. Tijdens de Slag bij Marathon wisten de Atheners de Perzen te verslaan. De Perzen zonnen echter op wraak. Darius’ zoon Xerxes probeerde in 480 v.C. opnieuw Hellas binnen te vallen. De Perzen rukten op tot de bergpas bij Thermopylae. De Spartanen wisten de Perzen lang genoeg te vertragen, zodat de Grieken zich strategisch konden terugtrekken. Tijdens de Zeeslag bij Salamis versloeg de Griekse vloot onder leiding van Themistocles de Perzen uiteindelijk. Een jaar later, in 479 v.C., kwam het tot een laatste veldslag tussen de Perzen en de Grieken, waarbij Athene zelfs werd verwoest. Na de Slag bij Plataea dolven de Perzen echter het onderspit en trokken ze zich definitief terug uit Griekenland.

Historische vraag 6: Hoe verzwakten de Griekse stadstaten?

Na de Perzische Oorlogen (490 - 479 v.C.), waarbij verschillende Griekse stadstaten zich verdedigden tegen de Perzen, kwamen de stadstaten Sparta en Athene tegenover elkaar te staan. In deze historische vraag leer je hoe die oorlogen de Griekse stadstaten verzwakten.

Historisch denken: oorzaak en gevolg

Aanleiding, oorzaak en gevolg zijn drie structuurbegrippen die een verband weergeven. Ze helpen je te begrijpen waarom zaken in het verleden gebeurden. Een oorzaak is een reden waarom iets gebeurt. Het gevolg is het resultaat van wat er gebeurde. Stel dat je hele klas steeds rumoerig is en niet oplet in de les (oorzaak). Uiteraard zal je leraar zich daar dan aan ergeren. Als jouw pen op de grond valt nadat je ermee aan het spelen was (aanleiding), geeft de leraar jou straf (gevolg).

1

Situeer de Peloponnesische Oorlogen in de tijd. Noteer de oorlogen in het juiste kader bij de tijdlijn op p. 50-51.

2

Hoe verzwakten de Griekse stadstaten? Analyseer de kaart op p. 79 aan de hand van het stappenplan kaartenstudie en beantwoord opdracht a, b en c mondeling. Noteer je antwoord bij opdracht d tot en met h.

a Bespreek klassikaal wat de symbolen op de kaart betekenen.

b Welke verandering drukt de kaart uit?

c Welke stadstaten stonden tegenover elkaar in de Peloponnesische Oorlogen?

d Welke bondgenoten (= politieke vrienden) hadden de twee rivaliserende stadstaten?

e Welke militaire sterktes hadden Sparta en Athene, afgaand op de pijlen op de kaart?

f Kun je uit de kaart afleiden wie de oorlog won?

g Zijn de Griekse stadstaten verdeeld of verbonden door de Peloponnesische Oorlog? Vergelijk deze kaart met die van uitbreiding 2 op p. 73.

h Beantwoord de historische vraag: Hoe verzwakten de Griekse stadstaten?

De Peloponnesische Oorlogen (431 - 404 v.C.)

Lees bron 1. Welke landen of stadstaten stonden in de periode na de Peloponnesische Oorlogen tegenover elkaar? Markeer ze in de tekst. Vul vervolgens het schema aan.

Bron 1:

Na 404 v.C. was geen Griekse staat sterk genoeg om heel Griekenland onder zich te verenigen. In de 4e eeuw waren er steeds coalitieoorlogen die vochten om het overwicht tussen Sparta, Thebe en Athene. (…) Sparta kreeg steeds duidelijker te maken met een tekort aan Spartaanse soldaten. Men neemt aan dat er tegen 371 v.C. nog maar 2000 waren, tegenover minstens 20.000 volwassen mannelijke slaafgemaakten. Perzië speelde met geld en intriges de Griekse stadstaten tegen elkaar uit, om te voorkomen dat ze zich zouden verenigen en zich gezamenlijk tegen Perzië zouden keren. (…) De oorlogen werden steeds meer uitgevochten met professionele huursoldaten, die vooral in de Peloponnesos te vinden waren. Veel kleine boeren daar verarmden en werden slachtoffer van een concentratie van grondbezit in de handen van de rijken. Velen van hen werden huursoldaat. (…) In 371 v.C. vernietigde Thebe het Spartaans leger, bevrijdde de slaafgemaakten daar en hief de Peloponnesische bond op. Sparta verloor ruim de helft van zijn burgers. (…) Nu Sparta verslagen was, braken verschillende oorlogen tussen stadstaten uit en kwamen arme burgers in opstand. Na 360 v.C. profiteerde Macedonië van de Griekse verdeeldheid.

Naar: de Blois, L. & van der Spek, B. (2017). Een kennismaking met de oude wereld. Coutinho.

politieke oorzaak

economische oorzaak

oorzaak

Bondgenootschappen leidden tot oorlogen.

sociale oorzaak

culturele oorzaak

gevolg Hellas raakte verzwakt.

Beantwoord de historische vraag bij de conclusie op p. 82. 4

De Peloponnesische Oorlogen

Na de Perzische Oorlogen (499 - 449 v.C.) ontstonden er nieuwe militaire bondgenootschappen: de Delisch-Attische zeebond onder leiding van Athene en de Peloponnesische bond onder leiding van Sparta. Die bondgenootschappen kwamen met elkaar in conflict tijdens de Peloponnesische Oorlogen (431 - 404 v.C.). Athene had de sterkste vloot, Sparta had het sterkste landleger. Tijdens opeenvolgende conflicten probeerde Athene met zijn maritieme macht Sparta te treffen. De Spartanen probeerden hetzelfde te doen met hun landmacht. Uiteindelijk werd Athene door de Spartanen belegerd en moesten de Atheners zich gewonnen geven. Dat lange en uitputtende conflict voor beide partijen betekende het einde van de macht van de Griekse stadstaten Uiteindelijk konden de Macedoniërs uit het Noorden handig gebruikmaken van die zwakte en verdeeldheid.

IV

Conclusie

Antwoorden op de historische vragen

Historische vraag 1: Hoe bepaalde het landschap het leven in Hellas?

Historische vraag 2: Hoe verspreidden de Grieken zich over het Middellandse Zeegebied?

Historische vraag 3: Welke culturele kenmerken verbonden de Grieken?

Historische vraag 4: Welke politieke verschillen waren er tussen de Griekse stadstaten?

Historische vraag 5: Waarin verschilde de Atheense van de hedendaagse democratie?

Historische vraag 6: Hoe verzwakten de Griekse stadstaten ?

Synthese V

Samenvattend schema

Grieken spreken dezelfde taal. mythologie

landschap en klimaat

omringd door zeeën

maritieme handel

↑ Bekijk het instructiefilmpje.

zelfde goden polytheïsme

natuurreligie

delen dezelfde filosofie/wetenschap

ontstaan kolonies geldeconomie bergachtig landschap vruchtbare grond elders zoeken

weinig vruchtbare grond

kleine nederzettingen ontstaan stadstaten

meeste grond (en macht) in handen van grootgrondbezitters

gewone volk in opstand

oorlogen tussen Griekse stadstaten

monarchie

aristocratie

oligarchie

tirannie democratie Hellas verzwakt

Historisch denken

Historische begrippen

Je leerde vorig jaar en in de vorige hoofdstukken al volgende historische begrippen: bestuur, cultuur, handel, hiëroglief, koning, landbouw, migratie , mythologie , natuurreligie , oorlog, polytheïsme , rijk , ruileconomie , schrift , stadstaat .

In dit hoofdstuk leerde je de volgende historische begrippen:

cultureel:

alfabet schriftsoort die we vandaag in Europa gebruiken om te schrijven filosofie wijsbegeerte, activiteit met als doel het verkrijgen van kennis en wijsheid Olympische Spelenverzameling sportwedstrijden ter ere van de god Zeus in het oude Griekenland (ca. 800 v.C. - ca. 500 n.C.)

wetenschappengeheel van kennis waarop men kan voortbouwen om nieuwe kennis te ontwikkelen

economisch: geldeconomie systeem waarbij geld gebruikt wordt bij het verhandelen van goederen

politiek:

archont titel van een hoge gezagsdrager in het oude Griekenland aristocratie groep van vooraanstaande burgers die rijk of van goede afkomst zijn. Een regeervorm waarbij die burgers de macht hebben, heet ook een aristocratie.

burgerrechten gunst van de overheid waarop iedereen die als burger beschouwd wordt rechten heeft democratie bestuurssysteem waarbij de burgers van een samenleving zichzelf besturen

kolonisatie het vestigen van nederzettingen op nieuwe plaatsen monarch vorst, hoofd van een staat, bv. koning of kalief monarchie bestuurssysteem waarbij één persoon, vaak een koning door erfopvolging, de samenleving bestuurt oligarchie bestuurssysteem waarbij de macht in handen is van enkele mensen op basis van hun rijkdom en niet uitsluitend op basis van geboorte polis onafhankelijke plaats in de Griekse wereld; vaak, maar niet altijd, een stadstaat

rechtstaat plaats waarin de burgers duidelijke rechten hebben die door de overheid verzekerd worden

tirannie bestuurssysteem waarbij één persoon de samenleving bestuurt, met of zonder de steun van het volk

volksvergaderingbijeenkomst waar burgers overleggen en stemmen over wetten of voor leiders

volksvertegenwoordigerpersoon die namens anderen politiek verkozen is

Eigen begrippen:

Structuurbegrippen

Je gebruikte in dit hoofdstuk ook de volgende structuurbegrippen: aanleiding, oorzaak, gevolg, maritiem, verleden, geschiedenis.

Zelfevaluatie

Ik ken het samenvattend schema op p. 84.

Ik ken de inhoudelijke teksten op p. 54, 56, 60-61, 62, 68, 72, 77 en 81.

Ik ken de kaders historisch denken op p. 74 en 78.

Ik ken de extra informatie van iDiddit:

SITUEREN IN HET REFERENTIEKADER

Ik kan verklaren welke invloed landbouw en klimaat hadden op de ontwikkeling van de Griekse kolonisatie en migratie, zoals op p. 52-54.

Ik kan het onderscheid tussen migratie en kolonisatie uitleggen, zoals op p. 55.

Ik kan de culturele eenheid van Hellas illustreren met voorbeelden, zoals op p. 57-58.

Ik kan toelichten hoe de Grieken levensvragen probeerden te beantwoorden, zoals op p. 59-60.

Ik kan beoordelen in welke mate Athene en Sparta democratisch waren aan de hand van het schema en de bronnen op p. 63-68.

BEELDVORMING BEARGUMENTEREN

Ik kan bij het beantwoorden van een historische vraag gebruikmaken van bewijs uit bronnen, zoals op p. 52-54.

Ik kan het onderscheid tussen oorzaak en gevolg uitleggen aan de hand van de bronnen, zoals op p. 78-80.

REFLECTEREN OVER HEDEN, VERLEDEN EN TOEKOMST

Ik kan toelichten hoe de Griekse burgerrechten en democratie verschilden van de hedendaagse samenleving, zoals op p. 69-72.

Ik moet dit kennen. Ik kan dit. Ik kan dit nog niet.

Liefde en schoonheid in de oudheid

Hero and Leander, standbeeld door John Sartain, ca. 1850. Het beeld toont een tragisch liefdesverhaal uit de Griekse mythologie. Leander werd verliefd op de priesteres Hero, die in Sestos woonde. Iedere nacht zwom hij de zee over naar Sestos, waar Hero een fakkel aan het torentje van haar huis brandend hield om haar geliefde de weg te wijzen. Maar tijdens een stormachtige nacht doofde de fakkel. Daardoor vond Leander de kust niet terug en verdronk hij. Toen Hero de volgende ochtend het lijk van Leander aan de voet van de toren zag liggen, wierp zij zich van verdriet in zee. In deze doorloper vergelijk je de opvattingen over liefde en schoonheid uit de klassieke oudheid met de hedendaagse opvattingen daarover.

Deelvragen

1 Welk vrouwbeeld was er in de klassieke oudheid?

2 Wat vond men van homoseksuele relaties in de klassieke oudheid?

3 Waren de schoonheidsidealen in de klassieke oudheid anders dan vandaag?

Deelvraag 1: Welk vrouwbeeld was er in de klassieke oudheid?

Er zijn weinig bronnen uit de klassieke oudheid die geschreven werden door Griekse of Romeinse vrouwen. We weten dus niet goed hoe vrouwen zelf dachten over hun positie in de samenleving. Als we iets te weten willen komen over het beeld dat men had over de vrouw, moeten we ons vooral baseren op mannelijke auteurs. In deze deelvraag onderzoeken we welk vrouwbeeld sommige mannelijke auteurs hadden in de klassieke oudheid.

Lees bron 1 tot en met 4. Hoe omschrijven de auteurs de vrouw? Markeer in de bron. 1

GRIEKSE WERELD

ROMEINSE RIJK

Situeer de bronnen in de tijd door het nummer van de bron bij de tijdlijn te plaatsen.

KLASSIEKE OUDHEID

VROEGE PERIODE KLASSIEKE PERIODE HELLENISTISCHE PERIODE

ROMEINSE KONINGSTIJD ROMEINSE REPUBLIEK ROMEINSE KEIZERRIJK

Door zijn mannelijke bekwaamheid moet hij het huis verdedigen, en zij, vanwege haar rustige aard, moet erover waken. Terwijl de man buitenshuis verse voorraden haalt, mag zij die binnenshuis veilig bewaren. Wat de ambachten betreft, heeft de vrouw van nature een zittend geduld, maar geen uithoudingsvermogen; terwijl de man de kracht heeft voor elke actieve bezigheid. Beide geslachten hebben hun aandeel in het maken van kinderen, maar het is de moeder die koestert en de vader die opvoedt. (…) Nu, hoe moet een man zijn vrouw behandelen? Ten eerste mag hij haar geen kwaad doen, want de vrouw is niet in staat zich te beschermen. (…) En een man kwetst zijn vrouw wanneer hij met andere vrouwen omgaat.

Uit: Aristoteles. (4e eeuw v.C.). Economica (1344a). Athene.

In dit werk beschrijft Aristoteles hoe het huishouden moet worden gedaan.

De vrouw is een gewelddadig en ongecontroleerd dier (…) Als je hen gelijkwaardig behandelt met mannen, denk je dat ze dan gemakkelijker zullen zijn om mee te leven? Helemaal niet. Zodra ze gelijkheid hebben bereikt, zullen ze je meesters zijn.

Uit: Cato de Oudere. (195 v.C.). Toespraak in de Romeinse senaat. Rome.

Bron 1:
Bron 2:

Bron 3:

‘Van alle wezens ter wereld zijn wij vrouwen het ongelukkigst. Eerst moeten we voor een exorbitante prijs een echtgenoot en meester van ons lichaam kopen. (…) En of we een goed leven hebben, hangt ervan af of we een slechte of een goede echtgenoot nemen. Echtscheiding is voor vrouwen een schande, en het is niet mogelijk om een huwelijk te weigeren. En wij vrouwen moeten dan maar het huishouden van de man regelen. Als onze mannen onze grote inspanningen zouden waarderen, dan is ons leven de moeite waard. Anders verdient de dood de voorkeur. Een man, telkens als hij geïrriteerd is door het gezelschap van zijn huisgenoten, gaat ergens anders heen en gaat zo zijn verveling tegen. Maar wij moeten onze blik maar op één persoon richten. Mannen zeggen dat we thuis een leven leiden zonder gevaar terwijl zij vechten met de speer. Hoe verkeerd zijn ze! Ik sta liever drie keer met een schild in de strijd dan één keer te bevallen.’

Uit: Euripides (431 v.C.). Medeia (230). Athene.

Euripides was een Atheense tragedieschrijver. In het toneelstuk Medeia brengt hij het verhaal van Medeia die wordt verstoten door haar man omdat die een betere partij kan trouwen, namelijk de prinses van Korinthe. Uit wraak doodt Medeia haar rivale en haar eigen kinderen.

Bron 4:

Vrouwen moeten zwijgen in de kerk. Als ze iets willen weten, moeten ze dat maar aan hun man thuis vragen. (…) Een man hoort niets op zijn hoofd te dragen in de kerk, want hij is het beeld van God en weerspiegelt Gods glorie (…) want de man is niet van een vrouw gemaakt, maar een vrouw [is] van een man [gemaakt]; en de man is niet geschapen voor vrouwen, maar de vrouw voor de man. Daarom zou ze iets op haar hoofd moeten dragen om haar onderwerping te symboliseren.

Uit: Paulus. (58 n.C.) Eerste brief aan de christenen te Korinthe. Israël.

De apostel Paulus schreef brieven naar christenen in verschillende streken om ze tips te geven over hoe ze zich christelijk moesten gedragen. Korinthe was een stad in Hellas.

3

Analyseer de inhoud van de bron kritisch. Lees de bronnen opnieuw en maak opdracht a en b.

a Kruis het juiste antwoord aan.

De bronnen zijn …

☐ geschreven bronnen.

☐ geschreven werken.

De bronnen behoren tot het …

☐ economische domein.

☐ politieke domein.

☐ materiële bronnen.

☐ mondelinge bronnen.

☐ culturele domein.

☐ sociale domein.

De bronnen zijn geschreven vanuit het perspectief van …

☐ een vrouw.

☐ een man.

b Schrap wat niet past en vul waar nodig aan.

Het geslacht van de auteurs maakt de bronnen niet bruikbaar / minder bruikbaar / bruikbaar om de historische vraag te beantwoorden, want …

Het geslacht van de auteurs maakt de bronnen niet betrouwbaar / minder betrouwbaar / betrouwbaar om iets te weten te komen over het leven van de vrouw, omdat …

Het beeld van mannen over de vrouw in de klassieke oudheid was positief / neutraal / negatief.

Beantwoord de deelvraag op p. 87. 4

De vrouw in de klassieke oudheid

De samenleving in Hellas was patriarchaal. Mannen hadden het voor het zeggen in het publieke leven in het oude Griekenland. Ook thuis stond de man aan het hoofd van het gezin. Het leven van de vrouw speelde zich binnenshuis af, niet in het openbaar. Ook in Rome was dat het geval. Tijdens haar kindertijd stond een vrouw onder de voogdij van haar vader, na haar huwelijk stond ze onder de voogdij van haar man. Zo handelde de vrouw nooit alleen, maar altijd onder de ‘patria potestas’. Het was de taak van de vrouw om kuis te blijven en het huishouden te doen. Openbare functies waren niet gepast voor Romeinse vrouwen. Er waren soms uitzonderingen: binnenshuis konden vrouwen wel invloed hebben op hun man.

Deelvraag 2: Wat vond men van homoseksuele relaties in de klassieke oudheid?

Hoe keken de Atheners en Romeinen naar homoseksualiteit?

Deelvraag 3: Waren de schoonheidsidealen in de klassieke oudheid anders dan vandaag?

Ontdek de schoonheidsidealen in de klassieke oudheid.

Alexander de Grote en het hellenisme

Dit standbeeld van koning Alexander III van Macedonië staat in de Griekse stad Thessaloniki. Het werd in 1973 gemaakt door de Griekse beeldhouwer Vangelis Moustakas. Alexander kennen we beter bij zijn bijnaam: Alexander de Grote. Op twintigjarige leeftijd erfde hij het koninkrijk Macedonië. Korte tijd later veroverde hij het grootste rijk dat tot dan toe bestaan had. Toch duurde zijn heerschappij niet lang.

Historische vragen

1 Hoe veroverde Alexander III van Macedonië een wereldrijk?

2 Hoe probeerde Alexander voor eenheid te zorgen in zijn rijk?

1 Waarom kreeg Alexander de bijnaam ‘de Grote’?

3 Welke kritiek was er in de klassieke oudheid op Alexander de Grote?

4 Hoe evolueerde de Griekse beeldhouwkunst?

2 Welke kenmerken van de Griekse bouwkunst werden later gebruikt in de Europese bouwkunst?

5 Hoe werd Alexandrië het centrum van wetenschappen en kunst tijdens het hellenisme?

Wat weet je al? I

Op de reconstructietekening (bron 1) zie je de zeven wereldwonderen. Die bouwwerken werden door enkele schrijvers uit de Griekse oudheid beschouwd als de meest bewonderenswaardige ter wereld. Bekijk de tekening en bespreek de vragen klassikaal.

a Welke van de zeven wereldwonderen heb je vorig jaar besproken?

b Wat was de functie van dat bouwwerk?

c Herken je een van de overige zes? Wat weet je erover?

d Waarom worden die bouwwerken aangeduid als ‘wereldwonderen’?

Bekijk de extra oefeningen op iDiddit.

OUDE NABIJE OOSTEN

Standbeeld van farao Menkaoera en zijn vrouw, 2530 v.C., Egypte.

Bron 1:

Hedendaagse tekening van de zeven wereldwonderen uit een boek van de Australische auteur Matthew Reilly

De letter bij elk wereldwonder vind je ook chronologisch terug op de tijdlijn. Op iDiddit vind je een oefening rond de wereldwonderen.

1 Piramide van Khufu, ca. 2500 v.C., Egypte.

2 Hangende tuinen van Babylon, ca. 560 v.C., Babylon.

3 Tempel van Artemis, ca. 550 v.C., Efeze (Klein-Azië).

4 Beeld van Zeus, ca. 440 v.C., Olympia, Griekenland.

5 Mausoleum van Halikarnassos, ca. 350 v.C., Klein-Azië.

6 Kolossus van Rhodos, ca. 280 v.C., Rhodos, Griekenland.

7 Pharos van Alexandrië, ca. 280 v.C., Alexandrië, Egypte.

Situeren in tijd II

Kolossaal standbeeld van farao Ramses II, 13e eeuw v.C., Egypte.

Grieks standbeeld van een ‘korè’ (= jonge vrouw), ca. 550 v.C., Griekenland.

Grieks standbeeld van een ‘kouros’ (= jongeman), ca. 540 v.C., Griekenland.

HELLENISTISCHE PERIODE

KLASSIEKE OUDHEID

© Alamy / Imageselect / Dmitriy Moroz © Alamy / Imageselect / Prisma Archivo, PRISMA ARCHIVO

Romeinse marmeren kopie van het Griekse bronzen standbeeld van de ‘speerdrager’ uit 450 v.C.

Grieks standbeeld van een jongeling, ca. 480 v.C., Athene.

Standbeeld van Laocoön en zijn zonen die gewurgd worden door slangen, ca. 40 v.C., Rhodos, Griekenland.

Op onderzoek III

Historische vraag 1: Hoe veroverde Alexander III van Macedonië een wereldrijk?

Bij deze historische vraag onderzoek je aan de hand van een filmfragment en een kaart hoe Alexander de Grote een wereldrijk kon veroveren.

1

Kijk naar het filmfragment en onderzoek de kaart. Maak opdracht a tot en met e.

Bekijk het fragment. De veroveringen van Alexander III van Macedonië (4e eeuw v.C.)

a Zoek Gaugamela op de kaart en omcirkel die plaats.

b Babylon, Susa en Persepolis zijn de steden die het machtscentrum van het Perzische rijk vormden. Toch verliep de verovering niet meteen in die richting. Naar welk kostbaar landbouwgebied ging de tocht van Alexander eerst?

c Om welke strategische reden wilden de Macedoniërs eerst dat gebied veroveren?

← Reliëf van Alexander de Grote (rechts) die de Egyptische god Amon vereert op een uitbreiding van de Luxortempel in Egypte uit de 4e eeuw v.C.

d Waarom kon het Grieks-Macedonische leger de Slag bij Gaugamela tegen een veel talrijkere vijand winnen? Geef minstens drie argumenten uit het filmfragment.

© Imageselect / World History Archive

← Deze mozaïek dateert uit de 1e eeuw v.C. en komt uit Pompeï, Italië. De mozaïek toont Alexander de Grote als militaire held die koning Darius verslaat. Deze afbeelding van Alexander werd eeuwen na zijn leven gemaakt, we weten dus niet of hij er echt zo uitzag.

e Kijk naar het filmpje. Wat is er volgens professor Roel Konijnendijk onjuist aan de verfilming van de veldslag?

↑ Bekijk het filmpje.

© Neithsabes

2

3

Plaats de gebeurtenissen chronologisch door gebruik te maken van de kaart op p. 94.

Verwoord de redenering nadien mondeling in je eigen woorden.

A De Macedoniërs veroverden eerst Egypte en trokken dan verder naar het Perzische machtscentrum.

B Het Macedonische leger aan de Indus was het vechten moe en dwong Alexander om terug te keren naar Babylon.

C Macedonië veroverde de Griekse poleis.

D De Macedoniërs veroverden de Perzische hoofdsteden Babylon, Susa en Persepolis.

E Het Macedonische leger viel het Perzische rijk aan.

F Niet alle Perzische gebieden erkenden Alexander als nieuwe koning. De Macedoniërs bleven oorlog voeren.

G De Macedoniërs versloegen de Perzische koning bij Gaugamela.

C F

Beantwoord de historische vraag bij de conclusie op p. 113.

De verovering van een wereldrijk

Nadat Macedonië de Griekse poleis had veroverd, trok de Macedonische monarch Alexander III er met zijn Grieks-Macedonische leger opuit om het hele Perzische rijk te veroveren. Onder Alexander was er sprake van imperialisme, want hij had een sterke veroveringsdrang en wilde zijn territorium en macht vergroten. Tijdens zijn veroveringen zorgde de koning ook voor de bevoorrading van zijn leger: hij veroverde Egypte en kon zo voldoende voedsel voorzien voor zijn troepen. Dankzij een combinatie van persoonlijk leiderschap, goede tactieken en goed getrainde soldaten lukte het de Macedoniërs om het Perzische rijk te veroveren.

Historische

vraag 2:

Hoe probeerde Alexander voor eenheid te zorgen in zijn rijk?

Alexander de Grote veroverde een gigantisch wereldrijk en probeerde daarin voor eenheid te zorgen. Hij had invloed op de vier maatschappelijke domeinen. Via een lestekst leer je hoe hij dat deed.

1

Lees de lestekst op p. 99-101 en maak opdracht a tot en met c rond de historische begrippen.

a Verbind de verklaring met het juiste begrip.

b Zet de letters bij de afbeeldingen bij het juiste begrip in de rechterkolom. Baseer je keuze op het onderlijnde gedeelte in de bijschriften.

c Bespreek in de klas waarom je die afbeelding koos.

uitgestrekt gebied onder één bestuur imperialisme gewapend conflict rijk

persoon die voor de overheid werkt autocratie streven naar gebiedsuitbreiding multiculturele samenleving

bestuur waarbij een vorst totale macht heeft ambtenaar gebied waarin mensen van verschillende culturen met elkaar samenleven geldeconomie systeem waarbij geld gebruikt wordt bij het verhandelen van goederen oorlog

Ramses II tijdens de veldslag bij Kadesj, 13e eeuw v.C., Egypte.
De Belgische voetballer Jérémie Doku heeft Ghanese roots.

C

← Farao Narmer, ca. 3100 v.C., die zijn tegenstander de genadeslag toedient om zo Opper- en Neder-Egypte te verenigen.

Onder koning Hammurabi streefden de Babyloniërs naar gebiedsuitbreiding.

D ← Bronzen hoofd van waarschijnlijk Sargon I, de alleenheerser van het Akkadische rijk, ca. 2300 v.C., Mesopotamië.

G ← Beeld van zittende schrijver uit kalksteen, 3e millennium v.C., Egypte. © BELGAIMAGE / INTERFOTO

F ← Betalen gebeurt vandaag ook zonder munten, met elektronisch geld.

Om de eenheid in zijn rijk te bevorderen nam Alexander als autocratische koning een aantal maatregelen. Die maatregelen staan beschreven in de lestekst. Noteer boven elke alinea in de lestekst welk maatschappelijk domein aan bod komt. Noteer voor elk domein één maatregel in de tabel. 2

domein

politiek

economisch

cultureel

sociaal

maatregel

3

Maatschappelijke domeinen staan in verband met elkaar. Hieronder vind je alvast één voorbeeld van zo’n verband tussen twee maatschappelijke domeinen. Lees het voorbeeld en haal daarna zelf ook nog een voorbeeld uit de lestekst.

4

Eigen voorbeeld:

5 Voorbeeld: Door de verovering (= politiek) van het Perzische rijk kon de Griekse taal (= cultuur) zich verspreiden als bestuurstaal.

De verovering van Perzië zorgde voor veranderingen in de pas veroverde gebieden, zoals de invoering van het Grieks als bestuurstaal. Toch was er ook continuïteit. Zo liet Alexander het toe dat de Perzen hem behandelden zoals ze hun eigen koning behandeld hadden. Maak opdracht a en b.

a Markeer in de lestekst een voorbeeld van continuïteit.

b Markeer in de lestekst een voorbeeld van verandering.

Beantwoord de historische vraag bij de conclusie op p. 113.

Eenheid in een wereldrijk?

Alexander de Grote veroverde in korte tijd een enorm rijk. In tegenstelling tot in Hellas, waarover we het in het vorige hoofdstuk hadden, was er hier geen sprake meer van culturele eenheid. De inwoners van het rijk spraken en schreven verschillende talen. Ze hadden ook verschillende gewoonten en religieuze tradities. We noemen het daarom een multiculturele samenleving. Het was niet eenvoudig om de belangen van al die verschillende mensen met elkaar te verzoenen. De Macedonische koning moest heel wat maatregelen treffen om de eenheid binnen zijn rijk te verbeteren.

Maatregelen binnen het domein

Om te beginnen moest Alexander ervoor zorgen dat alle volkeren in zijn rijk hem als onbetwiste autocraat erkenden. Hij streefde ernaar zijn macht te laten gelden in alle veroverde gebieden.

Alexander liet wel vaak de oorspronkelijke Perzische gouverneurs hun functie behouden.

Veroverde gebieden konden dus verder bestuurd worden als voordien, op voorwaarde dat ze hun nieuwe koning erkenden.

Nadat hij ook de Perzische provincie Egypte veroverde, liet hij zichzelf tot farao kronen. Net als de farao’s van het oude Egypte gaf hij de opdracht om bouwwerken op te trekken. Op die manier liet hij aan zijn nieuwe volk zien dat hij perfect aansloot bij de lange rij farao’s uit het verleden. Zijn familie was een officiële nieuwe dynastie van Egyptische heersers.

Tijdens de jarenlange veldtocht waarmee de Macedoniërs het Perzische rijk veroverden, stichtte Alexander meer dan twintig steden in zijn enorme rijk. De ambtenaren en soldaten in die Griekse steden lieten het gezag van de koning gelden in de gebieden eromheen terwijl Alexander zijn veroveringstocht verderzette. Oudere of gewonde soldaten werden niet aan hun lot overgelaten, maar bleven in een nieuwe stad achter en bleven daar dan wonen.

Maatregelen binnen het

domein

In de 4e eeuw v.C. gebruikten zowel de Grieken als de Perzen al munten. De ruileconomie was dus vervangen door een geldeconomie waarbij ze muntstukken uit metaal gebruikten om goederen of diensten te kopen. De Macedoniërs introduceerden die Griekse munten op andere plekken in het rijk. Die werden naast de plaatselijke munten gebruikt en maakten het eenvoudiger om tussen verschillende gebieden van het rijk handel te drijven. Autocratische heersers lieten hun afbeelding op munten slaan om iedereen te herinneren aan hun macht. Zo maakte de nieuwe heerser van de gelegenheid gebruik om aan iedereen duidelijk te maken wie het voor het zeggen had. Ook de nieuwe steden zorgden ervoor dat de handel in het enorme rijk beter draaide.

← Grieks muntstuk uit de 3e eeuw v.C. met de afbeelding van Alexander de Grote. Je ziet hem afgebeeld met ramshorens, een verwijzing naar de Egyptische oppergod Amon.

Maatregelen binnen het domein

Alexander de Grote probeerde de Griekse en de Perzische samenlevingen te laten samensmelten door een aantal Perzische gewoonten over te nemen. Afhankelijk van zijn aanzien in de Perzische standenmaatschappij moest een Pers de koning een kus geven, een buiging maken of zelfs helemaal languit op de grond gaan liggen. Hoewel Alexander zijn eigen volk niet verplichtte om hem ook zo te behandelen, vonden veel Macedoniërs die houding van hun koning ongepast. Alexander dwong zijn edelen wel om met Perzische vrouwen te huwen. Zelf gaf hij het goede voorbeeld door te trouwen met twee prinsessen uit zijn nieuw veroverde rijk. De Macedonische samenleving liet het toe om met meerdere vrouwen getrouwd te zijn, dus voor de edelen die al gehuwd waren, was dat geen probleem. Op die manier hoopte Alexander dat de volgende generatie edelen in zijn rijk van gemengde Grieks-Perzische afkomst zou zijn.

Maatregelen binnen het domein

De Perzische gouverneurs mochten dan wel in functie blijven, het Grieks was sowieso de taal van het bestuur. Landbouwers en lokale handelaars bleven hun moedertaal spreken, maar de ambtenaren van de koning gebruikten het Grieks als bestuurstaal om met elkaar te communiceren en verslagen te schrijven. Stilaan werd het Grieks in de veroverde gebieden de taal van de aristocratie. Ook de Griekse kunstuitingen en wetenschappen werden uitgedragen over het nieuwe Grieks-Macedonische rijk. Die culturele verspreiding wordt hellenisme genoemd, naar ‘Hellas’, zoals de Grieken hun land noemden.

Uitbreiding 1:

In deze historische vraag kom je te weten waar Alexander zijn bijnaam aan te danken heeft. Daarvoor onderzoek je twee bronnen.

Onderzoek welk imago Alexander had volgens een auteur in de klassieke oudheid.

Maak opdracht a en b.

a Bestudeer bron 1 met de juiste stappen. Gebruik eventueel de Histokit.

b Welk beeld had Julius Caesar van Alexander de Grote volgens bron 1?

Bron 1:

Julius Caesar was het verhaal van Alexander aan het lezen toen hij plots in tranen uitbarstte. Zijn vrienden vroegen hem verbaasd waarom hij aan het wenen was. ‘Denk je niet,’ zei Caesar, ‘dat het bedroevend is dat Alexander, toen hij zo oud was als ik nu, al koning was van zo veel volkeren, terwijl ik nog niks bereikt heb?’

Naar: Ploutarchos. (begin 2e eeuw). Leven van Julius Caesar, 11:5-6.

BRONNENSTUDIE

Bestudeer bron 2 en maak opdracht a en b. Gebruik de Histokit.

a Welke drie figuren zie je op bron 2? Ontcijfer hun naam bovenaan de afbeelding en bespreek mondeling wat je over hen weet. Zoek eventueel informatie op via het internet.

b Wat bewijst de bron over de manier waarop sommige leiders uit de vroegmoderne tijd naar Alexander de Grote (en de andere twee figuren) keken?

← Houtsnede van Hans Burgkmair, 1519, Augsburg. De houtsnede beeldt de ‘drie goede heidenen’ af. Heidenen zijn niet-gelovigen of mensen die het verkeerde geloof aanhangen, afhankelijk van wie de uitspraak doet. Ondanks hun verkeerde geloof (het Griekse en Romeinse polytheïstische geloof) werden hun levens waardig genoeg geacht om door christelijke leiders bestudeerd te worden. Veel leiders uit de vroegmoderne tijd keken op naar figuren als Alexander de Grote, die grootse militaire prestaties geleverd had.

Beantwoord

Bron 2:

De koning en zijn bijnaam

Er zijn geen bronnen die kunnen aantonen dat Alexander III van Macedonië al tijdens zijn leven ‘de Grote’ genoemd werd. Die bijnaam kreeg hij pas later van de Romeinen. Zij zagen in Alexander een voorbeeld om te volgen. De Macedonische koning was erin geslaagd om vanuit het kleine Macedonië het enorme Perzische rijk te veroveren en dat deed hen denken aan hun eigen imperialisme. De bijnaam vertelt op die manier misschien meer over de politiek en de cultuur van de Romeinen dan over het bestuur van Alexander zelf. Verschillende Romeinse politieke en militaire leiders, zoals Julius Caesar, bestudeerden eeuwen na zijn dood het leven van Alexander de Grote om er inspiratie en inzichten uit te halen. De Romeinse verheerlijking van Alexander leefde door tot in de vroegmoderne tijd, waar Alexander als voorbeeld geplaatst werd naast andere nietchristelijke figuren.

Historische vraag 3:

Alexander werd na zijn dood vereerd met de bijnaam ‘de Grote’. Dat doet ons vermoeden dat hij na zijn overlijden gerespecteerd werd. Toch kreeg Alexander ook kritiek. Dat bestudeer je in deze historische vraag.

Lees het kader historisch denken en de drie bronnen. Doorloop dan het stappenplan van de bronnenstudie.

Historisch denken: primaire en secundaire bronnen

Primaire bronnen zijn originele bronnen die dateren uit de tijd die je onderzoekt. Brieven, rekeningen, facturen, contracten, dagboeken, ooggetuigenverslagen, monumenten, inscripties … kunnen je inzicht geven in hoe mensen uit die tijd gebeurtenissen hebben ervaren en vastgelegd. Secundaire bronnen zijn bronnen die later werden gecreëerd. Vaak baseren secundaire bronnen zich op primaire bronnen en geven ze dus ook waardevolle inzichten. In elk geval is het zowel bij primaire als bij secundaire bronnen belangrijk om kritische vragen te stellen over de inhoud van wat er geschreven staat.

Bron 1:

De koning (…) liet de stad vernietigen en stuurde op deze manier een verschrikkelijke waarschuwing naar mogelijke rebellen onder de Grieken. Door de gevangenen te verkopen kon hij 440 talenten zilver bij elkaar brengen.

Naar: Diodoros van Sicilië. (ca. 45 v.C.). Bibliotheca Historica, boek XVII, 14:4.

Diodoros was een Oud-Griekse historicus. In zijn werk gaf hij zijn eigen kijk op de geschiedenis. In dit fragment bespreekt hij de vernietiging van Thebe in 335 v.C. Hij baseerde zich daarvoor op oudere bronnen die verloren zijn gegaan. Diodoros was doorgaans gematigd in zijn oordeel over Alexander, maar hij gaf wel kritiek op zijn arrogantie en gewelddadigheid.

Bron 2:

Thebe werd ingenomen, geplunderd en met de grond gelijk gemaakt. Dat werd voornamelijk gedaan omdat Alexander verwachtte dat de Grieken zo geschrokken zouden zijn van deze ramp dat ze zich koest zouden houden (…) Daarna verkocht hij meer dan dertigduizend Thebanen in slavernij na eerst de priesters (…) en degenen die vrienden waren van de Macedoniërs vrijgesteld te hebben. (…) Vooral wanneer hijzelf iets verweten werd, was hij wreed en onverbiddelijk, want Alexander hield meer van zijn reputatie dan van zijn eigen leven of zijn koninkrijk.

Naar: Ploutarchos (ca. 100 n.C.). Leven van Alexander, 11:6, 16:6, 42:2.

Ploutarchos was een Oud-Griekse historicus. Ook hij beschrijft de vernietiging van Thebe in 335 v.C. en ook hij baseerde zich op verloren gegane bronnen. Ploutarchos bewonderde Alexander voor zijn moed, maar gaf kritiek op zijn arrogantie en wreedheid.

Bron 3:

De mannen van Gaza werden allen gedood in het gevecht. Alexander verkocht hun vrouwen en kinderen als slaafgemaakten.

Naar: Arrianos. (135 n.C.). Anabasis Alexandri, 2:27.

Arrianos was een Griekstalige schrijver in het Romeinse rijk. Ook hij moest zich baseren op oudere bronnen die ondertussen verloren zijn gegaan.

search Stap 1: Ik verzamel informatie over de bronnen.

bron 1 bron 2 bron 3

Wie schreef de bron?

In welke eeuw vonden de gebeurtenissen in de drie bronnen plaats?

Wanneer ongeveer werd de bron geschreven?

Zijn het primaire of secundaire bronnen?

De gebeurtenissen in de drie bronnen vonden plaats in de eeuw v.C.

Schrap wat fout is: het zijn primaire / secundaire bronnen.

Beargumenteer waarom je die keuze maakt:

search Stap 2: Ik bestudeer de bronnen aandachtig.

✓ Welke gebeurtenissen uit de bronnen komen met elkaar overeen?

✓ Markeer, indien mogelijk, de adjectieven die de schrijvers gebruikten om kritiek te uiten op Alexander de Grote.

✓ In welke bron wordt geen adjectief gebruikt?

search Stap 3: Ik denk na over de bronnen.

✓ Beargumenteer welke bronnen bruikbaar zijn om de historische vraag te beantwoorden.

bron 1

☐ eerder bruikbaar

☐ eerder onbruikbaar

Beargumenteer waarom dat je keuze is.

bron 2 bron 3

☐ eerder bruikbaar

☐ eerder onbruikbaar

Beargumenteer waarom dat je keuze is.

☐ eerder bruikbaar

☐ eerder onbruikbaar

Beargumenteer waarom dat je keuze is.

✓ Bij stap 1 bepaalde je de soort bronnen. Wat zegt de Histokit over de betrouwbaarheid van dat soort bronnen?

✓ Zijn de bronnen betrouwbaar om de historische vraag te beantwoorden? Zet een kruisje.

onbetrouwbaar betrouwbaar

Waarom?

search Stap 4: Ik beantwoord de historische vraag bij de conclusie op p. 113.

Kritiek op Alexander

Er bestaan geen primaire bronnen meer over Alexander. Daarom weten we niet precies hoe zijn tijdgenoten over hem dachten. Wanneer we ons een beeld vormen van Alexander, dan doen we dat dus op basis van informatie die soms pas eeuwen na zijn dood werd opgeschreven. Alexander kreeg na zijn dood dan wel de bijnaam ‘de Grote’, toch werd hij door latere schrijvers tijdens de klassieke oudheid ook bekritiseerd. Die schrijvers baseerden zich daarbij op oudere primaire bronnen die intussen verloren zijn gegaan. De betrouwbaarheid van die secundaire bronnen wordt onder andere bepaald door het doel en het publiek waarvoor zij geschreven werden. Sommige auteurs zoals Ploutarchos of Herodotos probeerden te werken als historici. Andere auteurs schreven niet noodzakelijk om een correct beeld van het verleden te geven.

KRITISCH BRONNEN EVALUEREN

Historische vraag 4: Hoe

evolueerde de Griekse beeldhouwkunst?

De beeldhouwkunst en bouwkunst zijn vandaag de bekendste kunstuitingen uit de Griekse wereld. Waarschijnlijk is het je opgevallen dat de tijdlijn op p. 92-93 vooral in het teken staat van het culturele domein. Je ziet standbeelden die behoren tot verschillende kunstperiodes van de Griekse beeldhouwkunst en ook standbeelden uit de eerdere Egyptische periode. In deze historische vraag analyseren we de typerende kenmerken van die verschillende kunstperiodes.

1

Kijk nog eens naar de tijdlijn en de bijbehorende standbeelden op p. 92-93. Bepaal of de Egyptische en Griekse beeldhouwkunst voorbeelden zijn van continuïteit of verandering.

Bij de Egyptische beeldhouwkunst is er eerder sprake van continuïteit / verandering omdat

Bij de Griekse beeldhouwkunst is er eerder sprake van continuïteit / verandering omdat

2 ↑ Bekijk het filmpje.

Kijk naar het filmpje. Noteer in de tabel tot welke kunstperiodes de volgende drie standbeelden behoren. Beargumenteer je keuze door minstens twee aspecten van het beeld te geven die kenmerkend zijn voor die periode.

standbeeldkunstperiode kenmerken

Aphrodite, de grote godin van Cyprus, 450 - 425 v.C.

3

‘De Ludovisi Galliër’, een Romeinse kopie van het Griekse originele standbeeld uit ca. 220 v.C.

‘Diskobolos of discuswerper’, marmeren kopie van het originele bronzen beeld uit 450 v.C. van de Griekse kunstenaar Myron.

De onderstaande standbeelden kregen met opzet geen bijschrift. Maak opdracht a en b.

a Welk standbeeld past volgens jou het best bij de archaïsche beeldhouwkunst?

Omcirkel: standbeeld A / B.

b Bespreek klassikaal welk standbeeld je het mooist vindt. Geef ook argumenten waarom je dat vindt.

4

Lees bron 1 van kunstvensters.com en maak opdracht a tot en met c.

a Welk standbeeld uit voetstap 3 komt het best overeen met hoe standbeelden er in de Griekse periode uitzagen?

Omcirkel: standbeeld A / B.

b Wij kijken vandaag vanuit een ander perspectief naar de standbeelden dan de oude Grieken. Onderlijn in bron 1 de zinnen die dat verklaren.

c Als wij vandaag aan de Griekse beeldhouwkunst denken, dan denken we eerder aan witte marmeren beelden. Markeer in bron 1 hoe dat komt.

Kleurrijker dan u dacht: Beelden uit het Oude Griekenland!

De beelden zien er met hedendaagse ogen vaak een beetje kitsch en overdreven fel uit. In de ogen van een Griek echter zullen hele witte marmeren beelden er waarschijnlijk onaf hebben uitgezien. Er zijn zelfs Griekse teksten die dit bevestigen.

Er wordt nog steeds veel onderzoek gedaan naar de kleur van de Griekse beelden. Prangende vragen als ‘Waren alle Griekse beelden gekleurd?’ en ‘Waren

de kleuren echt zo fel als op de kopieën?’ blijven onderdeel van de discussie. Al zijn veel wetenschappers ervan overtuigd dat de Griekse beelden bijna allemaal gekleurd moeten zijn geweest.

Door de tijd hebben de beelden hun kleur verloren of zijn slechts enkele sporen zichtbaar gebleven. Bovendien zijn we door de beelden uit de Renaissance en het Neoclassicisme (dit zijn kunstperiodes van na 1450 waarbij kunstenaars zich baseerden op de Grieks-Romeinse kunstperiode) gewend geraakt aan glanzende witte marmeren beelden. We hebben een ander idee van schoonheid dan de Griek zal hebben gehad. Gelukkig laten de kopieën ons een beetje zien hoe het mogelijk is geweest!

← Standbeeld van de Bijbelse David, gecreëerd door Michelangelo, Firenze, ca. 1502. Michelangelo was een kunstenaar die zich liet inspireren door kunstenaars uit de GrieksRomeinse periode. Rond 1500 waren de Griekse standbeelden hun kleur kwijtgespeeld en dus gingen kunstenaars zoals Michelangelo ook wit marmer gebruiken. Stel je voor dat de David gekleurd zou zijn! Dat zouden wij vandaag waarschijnlijk niet zo mooi vinden als dat wit glanzende standbeeld.

Uit: de Baaij, J. (26 januari 2016.) Kleurrijker dan u dacht: Beelden uit het Oude Griekenland! www.kunstvensters.com

Bron 1:

Beantwoord de historische vraag bij de conclusie op p. 113. 5

De evolutie van de Griekse beeldhouwkunst

De Grieken lieten zich beïnvloeden door de Egyptenaren. Maar daar waar de Egyptenaren meer dan duizend jaar lang min of meer dezelfde statische en frontale standbeelden maakten, kende de Griekse beeldhouwkunst een duidelijke evolutie. Daarom wordt de Griekse beeldhouwkunst opgedeeld in drie kunstperiodes met elk hun eigen kenmerken. De archaïsche periode had min of meer dezelfde kenmerken als de Egyptische periode: de standbeelden waren statisch en frontaal. Tijdens de klassieke periode kregen de standbeelden een meer natuurlijke houding, kwam er meer beweging aan te pas en werd er geïdealiseerd. Ook in de hellenistische periode kwamen die kenmerken aan bod, maar men voegde toen ook emotie en een verhaal toe aan de beelden. Als je vandaag aan Griekse beelden denkt, denk je waarschijnlijk aan witte marmeren beelden. Waarschijnlijk vind je die beelden ook mooier dan de gekleurde versie ervan. Dat komt omdat wij vanuit ons perspectief witte standbeelden gewend zijn. De Grieken verfden effectief hun standbeelden. Voor hen zouden witte marmeren beelden waarschijnlijk raar hebben geleken.

Uitbreiding 2:

Welke kenmerken van de Griekse bouwkunst werden later gebruikt in de Europese bouwkunst?

Ontdek hoe de typisch Griekse bouwstijl later gretig gekopieerd werd.

Historische vraag 5: Hoe werd Alexandrië het centrum van wetenschappen en kunst tijdens het hellenisme?

De term ‘hellenisme’ komt van de naam ‘Hellas’. Met de term 'hellenisme' wordt de verspreiding van de Griekse cultuur bedoeld. Niet alleen werden gebieden door Alexander veroverd, ze werden ook gehelleniseerd, waarbij de Griekse kunst en wetenschappen zich verspreidden over het grote GrieksMacedonische rijk. Bij deze historische vraag kom je aan de hand van een filmpje en bronnen te weten hoe de stad Alexandrië in Egypte het centrum van de kunst en de wetenschappen werd.

1

Bekijk het filmfragment en bestudeer de plattegrond. Maak opdracht a en b met behulp van de Histokit.

Alexandrië (300 - 100 v.C.)

↑ Bekijk het filmfragment.

a Welke kenmerken van een Griekse polis vind je terug in de film en op de kaart?

b De grote vuurtoren van Alexandrië geldt als een van de zeven klassieke wereldwonderen. Dat bouwwerk straalde de macht van de Ptolemeïsche dynastie uit en had tegelijk ook een praktische functie. Welke?

2

Onderzoek welke maatregelen in Alexandrië genomen werden om kunst en wetenschappen te bevorderen. Lees aandachtig de drie secundaire bronnen over Alexandrië op p. 112. Maak opdracht a tot en met c en beantwoord dan de historische vraag bij de conclusie op p. 114.

a Welke maatregel komt aan bod in bron 1?

b Welke maatregel komt aan bod in bron 2?

Bron 1:

c Welke maatregel komt aan bod in bron 3?

[Alexandrië] laat veel vreemdelingen toe om te studeren en stuurt heel wat van haar eigen burgers uit naar het buitenland om daar te leren.

Naar: Strabo (late 1e eeuw v.C. of vroege 1e eeuw n.C.). Geographica, XIV.5.13.

Bron 2:

Ptolemaeos, de koning van Egypte, was zo gretig om boeken te verzamelen dat hij het bevel gaf dat alle boeken van iedereen die [naar Alexandrië] reisde bij hem gebracht moesten worden. De boeken werden dan overgeschreven en de nieuwe exemplaren werden aan de eigenaars gegeven (…) maar de originele exemplaren liet hij in de bibliotheek onderbrengen met het opschrift “een boek afkomstig van de schepen”.

Naar: Galenus, C. (2e eeuw n.C.). Hippocratis de Morbis Vulgaribus, Commentarii, 17a.605.

Bron 3:

Bekende schrijvers, dichters, wetenschappers en geleerden werden door de Ptolameeën voor het leven benoemd en konden genieten van een fraai loon, vrijstelling van belastingen (wat geen onbelangrijk voordeel was in het Ptolemeïsche koninkrijk), gratis verblijf en voedsel. (…) [Ptolemaeos I] voorzag een deel van het paleis als leefruimte, met kamers om samen te eten inbegrepen. Samengevat werden ze vrijgesteld van alle details van het dagelijks leven om hun tijd te kunnen besteden aan hun intellectuele bezigheden.

Naar: Casson, L. (2001). Libraries in the Ancient World. Yale University Press.

Alexandrië als centrum van wetenschappen en kunst

De nieuwe politieke situatie na de veroveringen van Alexander de Grote had ook gevolgen voor de wetenschappen. Meer dan ooit tevoren kwamen wetenschappelijke ideeën en inzichten uit de hellenistische gebieden met elkaar in contact en beïnvloedden ze elkaar. De opvolgers van Alexander in Egypte, de Ptolemaeën, waren autocratische heersers. Zij probeerden hun eigen aanzien te vergroten door wetenschappers in dienst te nemen en te ondersteunen. In de nieuwe hoofdstad van het hellenistische Egypte, Alexandrië, werd daarom in de 3e eeuw v.C. een groot ‘museion’ opgericht: een soort van kenniscentrum met onder andere een grote bibliotheek om zo veel mogelijk kennis te verzamelen en uit te breiden.

Conclusie IV

Antwoorden op de historische vragen

Historische vraag 1: Hoe veroverde Alexander III van Macedonië een wereldrijk?

Historische vraag 2: Hoe probeerde Alexander voor eenheid te zorgen in zijn rijk?

Historische vraag 3: Welke kritiek was er in de klassieke oudheid op Alexander de Grote?

Historische vraag 4: Hoe evolueerde de Griekse beeldhouwkunst?

Historische vraag 5: Hoe werd Alexandrië het centrum van wetenschappen en kunst tijdens het hellenisme?

V

Synthese

Samenvattend schema

Alexander veroverde vanaf 334 v.C. het Perzische rijk.

Hoe?

- sterk leiderschap

- goede tactieken

- goed getrainde soldaten

Alexander probeerde eenheid te creëren in zijn rijk.

archaïsche periode statisch frontaal

Griekse beeldhouwkunst

↑ Bekijk het instructiefilmpje.

politieke maatregel: Perzische gouverneurs bleven op post.

economische maatregel: Griekse munt

sociale maatregel: menghuwelijken

culturele maatregel: Grieks werd bestuurstaal.

Alexandrië als centrum van kunst en wetenschappen

klassieke periode beweging idealisering

hellenistische periode emotie verhalend

Historisch denken

Historische begrippen

Je leerde vorig jaar en in de vorige hoofdstukken al volgende historische begrippen: ambtenaar, aristocratie , autocratie , bestuur, cultuur, dynastie , farao, geldeconomie , handel, imperialisme , koning, kunstuiting, landbouw, monarch, polis, rijk , ruileconomie , standenmaatschappij, wetenschappen.

In dit hoofdstuk leerde je de volgende historische begrippen:

cultureel: beeldhouwkunstsculptuur, kunstuiting waarbij in steen of hout beelden gesneden of gekapt worden hellenisme periode waarin de Griekse cultuur verspreid raakte over delen van Europa, Azië en Afrika kunstperiode periode waarin in een bepaald gebied kunst met dezelfde kenmerken werd geproduceerd multiculturele samenleving gebied waarin mensen van verschillende culturen met elkaar samenleven

economisch: handelaar persoon die handel drijf munt stuk metaal voorzien van stempel dat als betaalmiddel dienstdoet

politiek: gouverneur functie van iemand die een deel van het rijk bestuurt namens de vorst (bv. Perzische rijk) wereldrijk rijk met een territorium dat zich uitstrekt over meerdere continenten

Eigen begrippen:

Structuurbegrippen

Je gebruikte in dit hoofdstuk de volgende structuurbegrippen: verandering, continuïteit, chronologie, primaire bron, secundaire bron, standenmaatschappij.

Zelfevaluatie

Ik ken het samenvattend schema op p. 114.

Ik ken de inhoudelijke teksten op p. 96, 99-101, 103, 106, 110 en 112.

Ik ken het kader historisch denken op p. 103.

Ik ken de extra informatie van iDiddit:

SITUEREN IN HET REFERENTIEKADER

Ik kan de verovering van het Perzische rijk door Alexander de Grote situeren op de tijdlijn, zoals op p. 92-93.

Ik kan de drie kunstperiodes op een tijdlijn plaatsen, zoals op p. 92-93.

Ik kan het rijk en de veroveringen van Alexander de Grote aanduiden op een kaart, zoals op p. 94.

Ik kan binnen elk domein een maatregel geven die Alexander de Grote doorvoerde om eenheid in zijn rijk te creëren, zoals op p. 97-101.

Ik kan voorbeelden geven van verbanden tussen de domeinen, zoals op p. 98-99.

Ik kan voorbeelden geven van overeenkomsten of verschillen tussen de cultuur tijdens het hellenisme en kunst uit eerdere periodes en daarbij ook de juiste structuurbegrippen gebruiken, zoals op p. 107-110.

HISTORISCHE BRONNEN EN WERKEN

Ik kan een stappenplan doorlopen bij het vergelijken van bronnen, zoals op p. 105-106.

Ik kan bronnen beoordelen op bruikbaarheid en betrouwbaarheid, zoals op p. 105-106.

BEELDVORMING BEARGUMENTEREN

Ik kan uitleggen waarom Alexander de bijnaam ‘de Grote’ kreeg, zoals op p. 101-103.

Ik kan verklaren of er bij de Egyptische en Griekse beeldhouwkunst eerder sprake was van continuïteit dan wel verandering, zoals op p. 107-110.

REFLECTEREN OVER HEDEN, VERLEDEN EN TOEKOMST

Ik kan uitleggen hoe het komt dat wij vandaag bij Griekse beelden eerder denken aan witte marmeren beelden dan aan gekleurde beelden, zoals op p. 109.

Ik moet dit kennen. Ik kan dit. Ik kan dit nog niet.

Doorloper

Slavernij

Marmeren stele aan het graf van een jonge Atheense burger, ca. 430 v.C., Athene. De jongeman houdt een vogel in zijn linkerhand en reikt met zijn rechterhand naar een kooi. Vooraan leunt een slaafgemaakte tegen een pilaar terwijl hij om zijn meester treurt. Op de pilaar ligt een kat. Het huisdier en de man lijken zo op hetzelfde niveau te staan. En waarom treurt de slaafgemaakte over iemand die zijn meester was?

In deze doorloper onderzoek je de gelijkenissen en verschillen tussen slavernij in de klassieke oudheid en in latere periodes.

Deelvragen

1 Wat waren de kenmerken van slavernij tijdens de klassieke oudheid?

2 Hoe zag het leven van een slaafgemaakte eruit in de klassieke oudheid?

3 Waarin verschilde slavernij in andere historische periodes van slavernij in de klassieke oudheid?

4 Bestaat slavernij vandaag nog?

Deelvraag 1:

Wat waren de kenmerken van slavernij tijdens de klassieke oudheid?

In de voorbije hoofdstukken onderzocht je verschillende gelaagde samenlevingen. De sociale positie van de mensen in die maatschappijen was ongelijk. De laagste sociale groep bestond uit de slaafgemaakten. Zowel de Grieken als de Romeinen kenden slavernij. In deze deelvraag onderzoek je de kenmerken van slavernij in de klassieke oudheid. Welke kenmerken kenden de Grieken en Romeinen toe aan slavernij? Bestudeer de drie bronnen op p. 119-120 om tot een besluit te komen. Bespreek mondeling de vragen voor het kritisch evalueren van bronnen..

a Tot welk domein behoort de bron?

b Welke kenmerken van slavernij worden besproken?

c Vanuit welk perspectief schrijft de auteur van de bron over slavernij?

d Wat leert de bron je over de kenmerken van slavernij in de Griekse of Romeinse samenleving?

Vat nu de kenmerken van slavernij in de klassieke oudheid samen met behulp van het schema.

Gebruik de argumenten uit het schema op p. 118 om een antwoord te geven op de deelvraag op p. 117. Gebruik minstens één argument per maatschappelijk domein.

Bron 1: Aristoteles over slavernij

Laten we beginnen met het bespreken van de relatie van meester en slaaf, (…) om tot een theoretische kennis van het onderwerp te komen. (…) Sommigen beweren dat het in strijd is met de natuur om de meester te zijn van een slaaf, omdat er van nature geen verschil is tussen hen, en dat het daarom onrechtvaardig is, want het is gebaseerd op macht. (…) Aangezien eigendom een onderdeel is van een huishouden, moet de man van een huishouden ook gereedschap hebben, en van dat gereedschap zijn sommige levenloos en andere levend. Een slaaf is een levend eigendom. Daarom is slavernij gerechtvaardigd.

Uit: Aristoteles. (ca. 384 - 322 v.C.). Politeia (1.1253b) over het huishouden. Athene.

Afbeelding op aardewerk van een slaafgemaakte met beitel in een mijn, 5e eeuw v.C., Hellas.

Aristoteles schreef dit boek voor zijn leerlingen om uit te leggen hoe mensen het best besturen. Naast het bestuur van stadstaten heeft hij het ook over het bestuur van het huishouden. Een huishouden bestond uit familieleden en slaafgemaakten. In de tekst legt hij uit waarom het gerechtvaardigd is om mensen in slavernij te houden.

Bron 2: Demosthenes over slavernij

Als u, heren van de jury, de vraag wilt beantwoorden wat het verschil is tussen een slaaf en een vrij man, zult u merken dat het grootste verschil is dat een slaaf verantwoordelijk wordt gehouden voor al zijn daden. Hij krijgt lijfstraffen, want hij heeft immers geen rechten. Een vrij man krijgt zulke lijfstraffen nooit opgelegd.

Uit: Demostenes. (353 v.C.). Tegen Timokrates. Athene.

Marmeren buste van Demosthenes, Romeinse kopie, Rome, ca. 1e - 2e eeuw.

In een toespraak voor de Atheense burgers klaagde de redenaar Demosthenes zijn rivaal Timokrates aan. In die toespraak kwam dit korte fragment over slavernij terloops aan bod.

Bron 3: Plautus over slavernij

Messenio, een slaaf, zegt: 'Dit is het bewijs van een goede dienaar: hij moet de zaken van zijn meester zo goed mogelijk regelen. Als zijn meester weg is, zorg er dan net zo goed voor als zijn meester, of zelfs nog voorzichtiger. Strepen, boeien, vermoeidheid, honger, bittere kou: dat krijgen nietsnutten. Daar ben ik enorm bang voor. Het is dus veel beter om goed te zijn dan slecht te zijn. Dus ik gehoorzaam gewoon wat mijn meester me opdraagt. Ik denk dat mijn gehoorzaamheid van het grootste belang is voor mijn rug. En het loont zeker! Als ik me aan de regels houd, vermijd ik blunders; en ik hoef niet bang te zijn voor mijn meester, wat er ook gebeurt. De tijd is nabij wanneer mijn meester mijn beloning zal geven.’

Uit: Plautus. (251 - 184 v.C.). Menaechmi (V-4). Rome.

Mozaïek, 3e eeuw, Hadrumetum (Sousse, Tunesië). De mozaïek toont een scène uit een komedie van Plautus. Een geketende slaafgemaakte ontvangt een boodschapper.

Plautus was een Romeinse toneelschrijver. In deze komedie komen twee tweelingbroers aan bod. In het stuk vertelt de slaafgemaakte Messinio dit fragment.

Deelvraag 2: Hoe zag het leven van een slaafgemaakte eruit in de klassieke oudheid?

Leer hoe het leven van een slaafgemaakte eruitzag in Hellas en Rome.

Deelvraag 3: Waarin verschilde slavernij in andere historische periodes van slavernij in de klassieke oudheid?

Leer hoe slavernij in de klassieke oudheid verschilde van slavernij in andere historische periodes.

Deelvraag 4: Bestaat slavernij vandaag nog?

Onderzoek of de mensenrechten slavernij hebben kunnen uitbannen.

De opkomst van het Romeinse rijk

Marmeren buste van Gaius Marius (157 - 86 v.C.), Romeins generaal en politicus. Marius speelde een belangrijke rol tijdens de Romeinse republiek. De 1e eeuw v.C. werd gekenmerkt door burgeroorlogen waarin de Romeinen elkaar bevochten.

Historische vragen

1 Hoe zijn de Romeinen erin geslaagd een wereldrijk te veroveren?

1 Welke kenmerken uit andere samenlevingen namen de Romeinen over?

2 Welke politieke mogelijkheden hadden de Romeinen ten tijde van de republiek?

3 Op welke manier droeg Marius bij aan de burgeroorlogen aan het einde van de republiek?

2 Hoe slaagde Cicero erin om Catilina weg te werken uit Rome?

4 Wat waren de verschillende functies van een Romeinse stad?

Wat weet je al? I

Bekijk het schilderij (bron 1) en bespreek de vragen klassikaal.

a Kijk zo gericht en gedetailleerd mogelijk naar de personages. Lijken ze gelukkig?

Wat doen ze? Welke kledij dragen ze?

b Tot welke bevolkingsgroep denk je dat die mensen behoren? In het midden van het podium staat ‘STORAX SERVORUM MANGO’ geschreven op de muur. Zoek online op wat dat betekent.

c Waar komen deze mensen vandaan en hoe zijn ze in die situatie beland? Wat is het verband met de andere afbeeldingen bij de tijdlijn?

Ingekleurde prent uit 1853 van de laatste slag tegen Pyrrhus, Frankrijk, maker onbekend. Pyrrhus was de koning van Epirus, een gebied in Noord-Griekenland. In 280 v.C. landde hij met zijn leger in Zuid-Italië. De Griekse afstammelingen van de kolonisten daar hadden zijn hulp ingeroepen tegen de Romeinen. Pyrrhus en zijn leger gingen uiteindelijk ten onder, waarna de Romeinen zo goed als de hele Italiaanse laars controleerden. ↓

Bron 1:

19e-eeuws schilderij door de Franse kunstschilder Gustave Boulanger.

Ingekleurde prent uit 1917, maker onbekend. Op de afbeelding bestormen de Romeinen een Gallisch kamp. De Galliërs of Kelten woonden overal in Europa en vochten regelmatig tegen de Romeinen. Tussen 59 en 51 v.C. veroverde Julius Caesar een groot Keltisch gebied, dat min of meer overeenkwam met het hedendaagse Frankrijk en België.

OUDE NABIJE OOSTEN

Situeren in tijd II

← Ingekleurde prent uit 1567 van de Slag bij Zama door de Nederlandse tekenaar Cornelius Cort. In 202 v.C. eindigde de Tweede Punische Oorlog in het voordeel van de Romeinen tijdens de Slag bij Zama. Tussen 264 en 146 v.C. vochten de Romeinen drie grote oorlogen uit tegen Carthago (vandaag Tunis in Tunesië). De Carthagers waren van oorsprong Feniciërs (vandaag Libanon) en de Romeinen noemden hen Puni, vandaar de ‘Punische’ Oorlogen. Deze afbeelding is niet helemaal correct, maar er werd toen wel gebruikgemaakt van strijdolifanten.

KLASSIEKE OUDHEID

EEUWEN VROEGE PERIODE

ROMEINSE KONINGSTIJD

Tekening van een Parthische strijder. De Romeinen voerden tussen 66 v.C. en 217 n.C. veel oorlogen met de Parthen. De Parthische strijders stonden bekend om hun speciale vechttechniek: ze reden te paard op hun vijanden af en schoten intussen pijlen af. Vervolgens maakten ze rechtsomkeer en reden ze weg, maar intussen draaiden ze zich om op hun paard en bleven ze zo pijlen afschieten. De Romeinen hadden het ontzettend moeilijk met die tactiek.

Detailreliëf van de zuil van Trajanus uit 113 n.C. te Rome. Keizer Trajanus gaat de geschiedenis in als de keizer onder wie het Romeinse rijk zijn grootste omvang bereikte. Zo veroverde hij Dacië in 106 n.C. Op de 29 meter hoge zuil staat de hele oorlog afgebeeld in reliëf. Op dit detail zie je de testudo-formatie, of de schildpadformatie, waarbij de soldaten hun schilden naast en boven zich hielden om zich te beschermen.

Op onderzoek

Historische vraag 1: Hoe zijn de Romeinen erin geslaagd een wereldrijk te veroveren?

De tijdlijn op p. 122-123 maakte al duidelijk dat de Romeinen gedurende hun hele geschiedenis in veel oorlogen verwikkeld waren. In deze historische vraag onderzoek je aan de hand van kaarten en een filmpje hoe de Romeinen zo’n groot rijk konden veroveren.

1

Bestudeer de kaart op p. 125 aandachtig en maak opdracht a tot en met d.

a Beargumenteer of Rome eerder centraal dan wel ergens aan de rand van Italië ligt.

b Je leerde vorig jaar al dat steden niet zomaar ergens ontstaan. Waar ontstonden de eerste Mesopotamische steden?

c Is dat voor Rome ook het geval?

d Bekijk de kaart nauwkeurig. Welke andere drie voordelen had die plaats voor een stad?

De Romeinen kwamen doorgaans door middel van oorlog in contact met andere samenlevingen. Toch waren er ook vreedzame contacten. Lees het kader historisch denken, bestudeer de bronnen bij de kaart en geef twee voorbeelden van culturele kenmerken die de Romeinen van hun buren overnamen. 2

Historisch denken: interculturele contacten

Wanneer samenlevingen met elkaar in contact komen, nemen ze vaak cultuurelementen van elkaar over. Interculturele contacten kunnen op verschillende manieren plaatsvinden. Oorlog voeren is een vorm van gewelddadig contact, terwijl handel drijven een voorbeeld is van een vreedzaam contact. Toen de Romeinen in contact kwamen met andere samenlevingen, beïnvloedden de verschillende culturen elkaar.

Italië en de ligging van Rome (1e millennium v.C.)

Poort met rondboog, ca. 4e eeuw v.C., Volaterrae. De Etrusken die ten noorden van Rome leefden, hebben de Romeinen op veel vlakken beïnvloed. Zo namen ze de rondboog in de bouwkunst over. In uitbreiding 1 vind je meer informatie over hoe samenlevingen elkaar beïnvloeden.

Tempel van Hera te Paestum, ca. 450 v.C.

← Rome was via de Tiber verbonden met de zeehaven Ostia, waarvan je hier een opslagruimte ziet uit de 2e eeuw v.C

3

Onderzoek de uitbreiding van het Romeinse rijk. Bestudeer de kaart en maak opdracht a tot en met d.

Het Romeinse rijk onder keizer Trajanus (98 - 117 n.C.)

a Kijk goed naar de vijf afbeeldingen en het bijschrift bij de tijdlijn op p. 122-123. Plaats de letters van de afbeeldingen op de kaart.

b Tijdens welke Romeinse periode konden de Romeinen het meeste land veroveren?

☐ Romeinse koninkrijk

☐ Romeinse republiek

☐ Romeinse keizerrijk

c In welke eeuw kende het Romeinse rijk zijn grootste omvang?

d Verklaar waarom de Romeinen de Middellandse Zee Mare Nostrum (‘Onze Zee’) noemden.

Bron 1:

4

Bekijk het filmpje over het Romeinse imperialisme. Hoe slaagden de Romeinen erin om zo’n groot rijk uit te bouwen? Verklaar dat aan de hand van minstens drie eigenschappen van het Romeinse leger.

5

Lees bron 1. Noem nog een andere oorzaak voor de uitbouw van dat grote imperium.

↑ Bekijk het filmpje.

Er was één verplichting die de Romeinen oplegden aan iedereen die onder hun gezag kwam: het leveren van manschappen voor de Romeinse legers. Voor de meeste samenlevingen die door Rome werden verslagen en in een soort van bondgenootschap werden verwelkomd of verplicht, was de enige langdurige verplichting inderdaad het ter beschikking stellen en onderhouden van soldaten. Dit systeem van bondgenootschappen groeide uit tot een efficiënt middel om Romes verslagen vijanden in te schakelen in het leger. Vijanden werden dus bondgenoten die meevochten tegen de volgende vijand en zo ook konden delen in de buit en roem. Toen het succes van de Romeinen eenmaal op gang kwam, slaagden zij erin zichzelf in stand te houden op een manier die geen enkele andere stad in de oudheid ooit voor elkaar had gekregen. Want de belangrijkste factor achter de militaire overwinningen was niet de strategie, uitrusting, bekwaamheid of motivatie, maar wel de hoeveelheid troepen die je kon inzetten. Tegen het einde van de 4e eeuw v.C. beschikten de Romeinen vermoedelijk over zo’n half miljoen manschappen. Vergelijk dit met de ongeveer 50 000 soldaten die vochten onder Alexander de Grote of de 100 000 Perzische soldaten die Griekenland probeerden binnen te vallen, en je beseft al snel: dankzij hun numerieke meerderheid waren de Romeinen zo goed als onoverwinnelijk.

Naar: Beard, M. (2016). SPQR. Athenaeum. ↑

Mary Beard is professor aan de universiteit van Cambridge. Ze schreef verschillende bestsellers over de klassieke oudheid en wordt beschouwd als de bekendste Britse classicus. Ze kreeg verschillende eretekens, heeft een adellijke titel en mag zich nu ‘Dame Mary’ laten noemen.

Lees de lestekst op p. 129. Gebruik de strategie intensief lezen. Vul het oorzaakgevolgschema aan met de volgende woorden: ongelijkheid vergroot - boeren - imperialisme - meer slaafgemaakten - burgerrechten - multiculturele samenlevingsoldaten - proletariërs - grootgrondbezitters. 6

Arme worden armer. worden rijker. worden in de stad geen verzet + leveren van wel verzet burgerrechten geen of pas veel later

7 goed functionerend leger gebieden veroveren

Beantwoord de historische vraag bij de conclusie op p. 145.

Romeins

De verovering van een wereldrijk

Het imperialisme was een belangrijk kenmerk van de Romeinse politiek. De Romeinen streefden ernaar zo veel mogelijk gebieden te veroveren en slaagden daar ook in. Geleidelijk aan werd het hele Middellandse Zeegebied ingenomen. De Romeinen konden dat doen omdat ze een goed functionerend leger hadden met een degelijke opleiding, innovatieve tactieken, een strenge discipline en een grondige organisatie. Maar de belangrijkste verklarende factor was waarschijnlijk het feit dat ze over een numerieke meerderheid beschikten: ze hadden gewoon meer soldaten dan hun vijanden. Dat kwam omdat ze sommige overwonnen vijanden opnamen in hun leger.

Als gevolg van het Romeinse imperialisme ontstond er een multiculturele samenleving. Sommige samenlevingen die zich overgaven aan de Romeinen en/of hen hielpen in de strijd door soldaten te leveren, kregen na verloop van tijd Romeinse burgerrechten met bijbehorende voordelen. Inwoners met burgerrechten konden handelscontracten afsluiten met Romeinen, trouwen volgens het Romeinse recht, op een min of meer eerlijk proces rekenen en hun stem uitbrengen tijdens verkiezingen. Vanuit alle delen van het rijk migreerden mensen, al dan niet gedwongen, naar de hoofdstad. In Rome woonden Griekse dokters, Joodse handelaars, Syrische goudsmeden, Keltische gladiatoren …

Een ander gevolg van de vele oorlogen was de toenemende ongelijkheid tussen arm en rijk. Vanuit oorlogsgebieden werden naast allerlei rijkdommen ook grote aantallen slaafgemaakten aangevoerd. Enkel rijke grootgrondbezitters, doorgaans patriciërs, konden slaafgemaakten kopen om bijvoorbeeld het harde werk in de landbouw te verrichten. Arme boerengezinnen konden de concurrentie niet meer aan, verkochten hun boerderij en trokken naar de stad in de hoop daar werk te vinden. Dat lukte niet altijd en het aandeel arme mensen in de samenleving werd steeds groter. Vrije mensen die niets bezaten behalve hun kinderen, werden proletariërs genoemd, naar het begrip ‘proles’, dat ‘kinderen’ betekent.

Uitbreiding 1:

Welke kenmerken uit andere samenlevingen namen de Romeinen over?

Door middel van interculturele contacten beïnvloeden en verrijken samenlevingen elkaar voortdurend. In deze historische vraag onderzoek je hoe de Romeinen op die manier beïnvloed werden.

Welk begrip gebruiken we als iets typisch is voor een bepaalde samenleving?

Bekijk de historische bronnen. Die geven je een beeld van de invloed van andere samenlevingen op Rome. Enkel de tijdsaanduiding staat erbij. Op de kaart ontdek je waar de bronnen vandaan komen. Zoek telkens een paar bronnen die een kenmerk delen.

De Romeinse cultuur beïnvloed door andere samenlevingen (6e eeuw v.C. - 3e eeuw n.C.)

Ca. begin 5e eeuw v.C.
Ca. 1e eeuw v.C.
Photo 12
Ca. 4e eeuw v.C.
Ca. 1e eeuw.
Ca. 4e eeuw v.C.

3

afbeelding

Plaats de afbeeldingen op de juiste plaats in de tabel.

beïnvloeding

Een maliënkolder was een soort vest die soldaten droegen en die bestond uit heel veel metalen ringetjes. Zo’n maliënkolder beschermde de soldaten tegen snijwonden van messen en zwaarden. Het oudste voorbeeld van een maliënkolder komt uit een Keltisch graf uit de 4e eeuw v.C. De Romeinen namen de uitvinding van de Kelten over.

Dankzij een rondboog kon een deur-, poort- of raamopening meer kracht opvangen. Zo konden ze grotere gebouwen optrekken, zoals de mooie Etruskische stadspoort op een van de afbeeldingen. De Romeinen namen die manier van bouwen van de Etrusken over.

Rond 770 v.C. gebruikten de Chinezen al munten. In het Middellandse Zeegebied waren het de Lydiërs in hedendaags Turkije die rond 650 v.C. dat handige betaalmiddel begonnen te gebruiken. Later gingen ook de Grieken, Feniciërs, Etrusken en Romeinen munten gebruiken. Die geldeconomie vergemakkelijkte handelstransacties.

Zeus, Jupiter of Tinia? Eigenlijk gaat het drie keer over min of meer dezelfde god, maar dan met een andere naam. De Griekse godenwereld werd gedeeltelijk overgenomen door de Etruskische en Romeinse samenleving. Die samenlevingen waren polytheïstisch en hadden Zeus, Jupiter of Tinia als oppergod en als god van de lucht, donder en bliksem. Daarom zie je hem vaak afgebeeld met een bliksem in de hand.

4

Onderzoek de beïnvloeding van de Romeinse cultuur door andere culturen.

Maak opdracht a tot en met c.

a Markeer in de tabel het centrale woord voor elke tekst.

b Voor je de invloed op Rome onderzoekt, moet je eerst weten van waar en wanneer een invloed afkomstig is. Omcirkel de vier afbeeldingen die mogelijk de start betekenden voor de beïnvloeding.

c Net als de Romeinse samenleving kent ook onze samenleving veel interculturele contacten. Noem twee voorbeelden van culturele invloeden in jouw leefomgeving.

5

Beantwoord de historische vraag.

Interculturele contacten

Verschillende samenlevingen komen met elkaar in contact en beïnvloeden elkaar. Dat noemen we interculturele contacten. Misschien denk jij dat frieten en chocolade echt Belgisch zijn en dat spaghetti bolognese typisch Italiaans is? Wel, de aardappel, chocolade en de tomaat komen oorspronkelijk uit Amerika. Voor de moderne tijd kende niemand in Europa ze. Spaghetti werd dan weer oorspronkelijk in China gemaakt. Via handel kwamen Aziatische noedels in Europa terecht. Samenlevingen beïnvloeden elkaar dus en zelfs kenmerken die wij vandaag ‘typisch’ vinden, zijn soms ooit van elders ingevoerd. Uiteraard geldt dat niet alleen in de keuken. De Romeinen namen heel wat kenmerken van andere samenlevingen over. In de Romeinse godsdienst werden bijvoorbeeld allerlei goden en verhalen uit andere culturen overgenomen.

Historische vraag 2:

Welke politieke mogelijkheden hadden de Romeinen ten tijde van de republiek?

Aan de hand van de lestekst onderzoek je hoe de Romeinse samenleving was ingedeeld en hoe ze hun politieke bestuurssysteem hadden georganiseerd. Je onderzoekt ook of Rome net zoals Athene een democratie was in de tijd van de republiek.

1

Het Romeinse rijk kende een standenmaatschappij. Lees eerst de lestekst op p. 135-136. Zet de begrippen in het schema en maak dan opdracht a en b. Kies uit: plebejers - onvrije mensenboeren - slaafgemaakten - ambachtslieden - grootgrondbezitters - handelaars.

a Markeer in de tabel twee beroepen van personen die actief konden zijn in de politiek omdat ze rijk waren.

b Waarom konden enkel rijke mensen actief zijn in de politiek?

vrije mensen

patriciërs:

Onderzoek hoe de macht verdeeld was in de Romeinse republiek. Maak opdracht a tot en met c.

a Bestudeer het schema en noteer de juiste functie of politieke instelling bovenaan.

b Markeer drie kenmerken die het democratisch karakter van de Romeinse republiek benadrukken.

c Onderlijn in het schema de groep mensen die inspraak had in de Romeinse politiek.

—Ze waren met twee.

—Ze bestuurden het rijk één jaar.

—Ze voerden het bevel over het leger.

KIEST

—De instelling bestond uit alle mannelijke burgers.

—Ze kozen politici zoals de consuls.

—Ze stemden voor wetten.

ADVISEERT

—De instelling telde honderd leden, later zelfs negenhonderd.

—Ze gaven advies aan de consuls.

—Ze stonden in voor de belastingen, openbare veiligheid, openbare gebouwen …

3

Op welk bestuurssysteem uit eerdere samenlevingen lijkt de politiek van de Romeinse republiek het meest?

☐ de Egyptische autocratie

☐ de Spartaanse monarchie

☐ de Atheense democratie

☐ de Mykeense monarchie

Beargumenteer je keuze door minstens één gelijkenis te geven met de Romeinse republiek.

4

Vergelijk de Romeinse politiek met onze hedendaagse democratie. Geef minstens één gelijkenis en één verschil.

Gelijkenis:

Verschil:

5

Beantwoord de historische vraag bij de conclusie op p. 145.

De Romeinse sociale en politieke indeling

De Romeinse samenleving was een patriarchale samenleving: mannen hadden er het meeste macht en aanzien. Een Romeinse man was de pater familias, letterlijk ‘de familievader’. Hij had de totale macht over zijn familie. Dat betekende dat hij zelfs over leven en dood van zijn familieleden besliste. Dat kenmerk deelden de Romeinen met de inwoners van de Griekse wereld. Een andere gelijkenis met eerdere samenlevingen is dat er in het Romeinse rijk ook een grote ongelijkheid bestond. De Romeinse standenmaatschappij was opgedeeld in vrije en onvrije mensen. Slavernij was typisch voor de Romeinse samenleving. Vrije mensen waren vervolgens opgedeeld in twee groepen: de patriciërs en de plebejers. Patriciërs waren aristocraten die meestal veel grond en dus rijkdom en politieke macht hadden. De plebejers waren het gewone volk. Die groep bestond vooral uit boeren, ambachtslieden en handelaars. Zij hadden oorspronkelijk geen politieke macht, maar eisten dat gaandeweg steeds meer, vooral omdat handelaars ook heel rijk konden worden dankzij de handel via het Romeinse netwerk van handelswegen.

Rome was ergens rond 500 v.C. van een koninkrijk veranderd in een republiek. Dat woord kent haar oorsprong in de Latijnse taal: res publica betekent ‘de zaak van het volk’. De macht van de autocratische koning verschoof naar twee consuls die door het volk werden verkozen. Zij mochten telkens gedurende één jaar Rome besturen en hadden de macht over het leger. Na die korte termijn kozen de mannelijke Romeinse burgers in een volksvergadering twee nieuwe consuls. In diezelfde volksvergadering werd ook gestemd over nieuwe wetten. De Romeinse republiek leek op die manier een beetje op de Atheense democratie onder Pericles, waar er ook inspraak gold voor mannelijke burgers. Toch verschilde Rome ook van Athene omdat de Romeinen naast de volksvergadering ook nog een aparte politieke instelling kenden: de senaat.

← Romeinse munt uit de 1e eeuw met de inscriptie ‘SPQR’, een afkorting van ‘Senatus Populusque Romanus’. Dat betekent: de senaat en het volk van Rome.

Hoewel Rome tijdens de republiek verschillende democratische kenmerken had, verschilde het ook van de democratische rechtstaat die we vandaag in Europa kennen. Terwijl zowel plebejers als patriciërs mochten stemmen in de volksvergadering, zetelden in de senaat meestal patriciërs. Dat kwam omdat enkel mannen die in een politieke functie verkozen werden – en zo waren er heel wat – welkom waren in de senaat. Politieke functies werden niet vergoed, met als gevolg dat enkel rijke mannen het zich konden veroorloven om zich met het bestuur bezig te houden. Een boer of bakker kon zijn werk niet achterlaten om aan politiek te doen. Een rijke Romein, meestal een patriciër, kon dat wel. Als een Romein eenmaal actief was in de politiek, probeerde hij steeds hogerop te raken, met de functie van consul als hoogste doel.

Historische vraag 3:

Op welke manier droeg Marius bij aan de burgeroorlogen aan het einde van de republiek?

Onderzoek aan de hand van bron 1 tot en met 5 op p. 137-138 hoe de spanningen tussen de verschillende standen toenamen. Maak opdracht a tot en met c.

a Markeer met blauw in elke tekst de bevolkingsgroep waarover het gaat.

b Markeer met groen het doel of de eis van die bevolkingsgroep.

c Onderlijn hoe de bevolkingsgroep dat doel probeerde te bereiken.

← Romeinse slaafgemaakten aan het werk in de wijnbouw, 2e eeuw, Italië. Een steeds groter deel van de bevolking - schattingen spreken over 40 %bestond uit slaafgemaakten. Omdat heel wat slaafgemaakten hoopten op een beter bestaan, braken er geregeld opstanden onder de slaafgemaakten uit. De bekendste is die uit 73 v.C. onder leiding van Spartacus, een ontsnapte gladiatorslaaf.

← Mozaïek van ploegende plebejische boeren, 3e eeuw v.C., Italië. We zagen eerder al hoe boeren proletariërs of bezitloze Romeinen waren geworden. Ze konden immers niet meer concurreren met de rijke landbouwbedrijven waar slaafgemaakten goedkoop werk verrichtten. De proletariërs eisten werk, geld en goedkoop voedsel. Hun enige macht bestond erin dat ze burgerrechten hadden en mochten stemmen. Politici die verkozen probeerden te raken, betaalden de proletariërs in ruil voor hun stem.

Bron 4:

← Romeinse munt, 1e eeuw v.C. De afbeelding toont de consul Brutus. Volgens de legende zou die patriciër de laatste koning verdreven hebben. Patriciërs werden dankzij hun grootgrondgebied steeds rijker. Hun economische macht vertaalde zich in politieke macht. De senaat bestond vooral uit rijke patriciërs. Die wilden hun macht behouden en met niemand delen. Ze gebruikten geweld indien nodig. Ze werden ‘optimates’ (van ‘optimus’ = ‘beste’) genoemd.

← Mozaïek met een koopmanschip van een rijke plebejer. Het schip vervoert graan, 1e eeuw, Sardinië. Er bestonden ook rijke plebejers. Door slimme handelspraktijken konden zij veel geld verdienen. Toch hadden ze maar weinig aanzien en macht. Romeinse patriciërs keken neer op handelaars. De plebejers eisten dan ook politieke macht en kregen die geleidelijk aan ook. Via de volksvergadering werden wetten gestemd in het voordeel van de plebejers. De politici die opkwamen voor de belangen van de plebejers, werden ‘populares’ (van ‘populus’ = ‘volk’) genoemd. Sommige plebejers konden opklimmen tot senator en zelfs tot consul.

Bron 1:
Bron 2:
Bron 3:

Bron 5:

← Fresco gevonden in een graf, Etrurië, 470 v.C., Italië. De Etrusken woonden in Italië ten noorden van de Romeinen in een streek die we vandaag Toscane noemen. De Romeinen noemden hen immers de Tusci. Volgens de verhalen zou Rome ooit geregeerd zijn door Etruskische koningen. Later kregen de Romeinen militair de bovenhand en veroverden ze Etrurië. Veroverde samenlevingen gingen deel uitmaken van het Romeinse rijk, leverden soldaten voor het leger en betaalden belastingen. Zij eisten daarom het Romeinse burgerrecht op.

Lees eerst de lestekst op p. 140. Vul het schema van de spanningen binnen de Romeinse samenleving op het einde van de republiek aan met de begrippen. Kies uit: veroverde samenlevingen - populares - proletariërs - slaafgemaakten - senaat - patriciërsvolksvergadering - ambachtslieden - burgers.

optimates

—macht via de wie?

- grootgrondbezitters

SPANNINGEN

vrije Romeinse

SPANNINGEN

—macht via de wie?

- plebejers (handelaars, en boeren) -

SPANNINGEN

3

In voetstap 2 zag je dat er spanningen in de Romeinse samenleving waren. Maak de bronnenstudie bij bron 1 over Marius.

Bron 1:

Gaius Marius was een succesvolle generaal die rond 100 v.C. het Romeinse leger hervormde. Beter dan de andere generaals zag Marius in dat de rekrutering van soldaten een probleem was geworden. Tot dan konden alleen Romeinse boeren die een wapenuitrusting konden betalen soldaat worden. Marius bracht daar verandering in. Hij zorgde ervoor dat ook de proletariërs of de allerarmsten in de Romeinse samenleving konden opgeroepen worden om deel uit te maken van het leger. Die proletarische soldaten vertrouwden volledig op hun generaal en verwachtten van hem dat hij er alles aan zou doen om hun een behoorlijk aandeel in de buit te geven en na afloop van hun diensttijd ook een stukje land. De generaal op zijn beurt probeerde hun loyaliteit niet te beschamen. Na het afzwaaien van de soldaten bleef de band bestaan. De generaal kon de veteranen gebruiken als een pressiemiddel om zijn politieke ambities kracht bij te zetten, en de soldaten beseften dat zij effectief een dreiging konden vormen bij de politieke gang van zaken. De machtsstrijd tussen rivaliserende senatoren en andere politici zou voortaan niet alleen met woorden, maar ook met wapens uitgevochten worden tijdens burgeroorlogen tussen optimates en populares. Dat soldaten daarbij hun generaals volgden, kwam deels door de relatie tussen legioenen en bevelhebbers die door Marius was gecreëerd. De 1e eeuw v.C. was het begin van een periode van burgeroorlogen waarin de legers niet meer alleen in opdracht van de senaat ver van huis veroveringsoorlogen uitvochten, maar ook opkwamen voor de belangen van hun generaal.

Naar:

- Meijer, F. (2023). Goede tijden, slechte tijden in de antieke wereld. Prometheus.

- Beard, M. (2016). SPQR. Athenaeum.

Fik Meijer is een Nederlandse classicus. Hij was professor Oude Geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. Mary Beard is professor klassieke geschiedenis aan de Universiteit van Cambridge.

search Stap 1: Ik verzamel informatie over de bron.

✓ Wat voor soort bron is dit?

search Stap 2: Ik bestudeer de bron aandachtig.

✓ Markeer in de bron alle Romeinse bevolkingsgroepen die aan bod komen.

search Stap 3: Ik denk na over de bronnen.

✓ Bewijs aan de hand van de bron dat Marius de kant van de populares had gekozen.

✓ Hoe betrouwbaar schat jij deze bron in om de historische vraag mee te beantwoorden?

onbetrouwbaar betrouwbaar

Beargumenteer je keuze:

search Stap 4: Vul op basis van deze bron je beeld over de machtsstrijd in Rome aan. Op welke manier droeg Marius bij aan de burgeroorlogen? Beantwoord de historische vraag bij de conclusie op p. 145.

Burgeroorlogen tijdens de republiek

Op het einde van de Romeinse republiek waren er spanningen ontstaan tussen verschillende bevolkingsgroepen. Die spanningen mondden uit in burgeroorlogen. In Rome waren twee politieke groepen ontstaan: de populares (van het woord populus = volk) en de optimates (van het woord optimus = eerste of beste). De populares stonden aan de kant van het gewone volk en de volksvergadering, terwijl de optimates de kant kozen van de senatoren in de senaat. De populares wilden meer macht voor het volk via de volksvergadering, terwijl de optimates het liefst de macht bij de rijkere senatoren hielden. Maar zowel de senaat als de volksvergadering konden wetten bekrachtigen. Als een voorstel van een politicus werd afgewezen in de senaat, dan kon die dus nog naar de volksvergadering om daar zijn wil door te drukken en zijn wetsvoorstel te laten stemmen. Zo wisselden populares en optimates van kamp.

De 1e eeuw v.C. werd gekenmerkt door burgeroorlogen tussen verschillende Romeinse generaals, zowel populares als optimates, die allemaal op zoek waren naar macht en rijkdom. Het ging zo ver dat generaals zoals Sulla, van de optimates, en later Julius Caesar, van de populares, naar Rome trokken, zich tot dictator lieten uitroepen en hun eigen hoofdstad bezetten met hun soldaten. Soldaten volgden daarbij hun leider en zouden zelfs Rome binnenvallen. Dat kwam onder andere door de beslissing van Marius om ook de proletariërs op te nemen in het leger. Die proletariërs hadden zo nog enige kans op een beter bestaan. Marius en andere generaals konden zo rekenen op hun trouw in de oorlogen.

Uitbreiding 2: Hoe slaagde Cicero erin om Catilina weg te werken uit Rome?

Ga naar iDiddit en kom te weten hoe het eraan toeging in de Romeinse senaat.

Historische vraag 4: Wat waren de verschillende functies van een Romeinse stad?

Een goed bewaarde Romeinse stad vinden we zo’n 240 km ten zuiden van Rome. Daar werd de stad Pompeii in 79 volledig bedekt door vulkanische as na de uitbarsting van de vulkaan Vesuvius. De stad bleef bedolven onder de as tot men opgravingen begon te doen in de 18e en 19e eeuw. Wat de archeologen hebben blootgelegd, geeft ons een zeer goed beeld van hoe een Romeinse stad eruitzag.

1 foto gebouwen

Lees de teksten aandachtig en noteer bij elke omschrijving de letter van de bijbehorende plaats op p. 143.

1

2

3

Gidsen in Pompeii vertellen maar al te graag dat, als je vroeger in Pompeii de piemels op de straatstenen volgde, je dan uitkwam bij een bordeel waar je kon betalen voor seksuele diensten. In kleine kamertjes deden ze daar wat er boven de deur afgebeeld stond. Maar onderzoekers zijn niet zeker van de functie van de piemels die je her en der in het straatbeeld terugziet.

In het zuiden van de stad konden zo’n 5 000 mensen in het grote theater een voorstelling bijwonen. Een theater bestond uit een halve cirkel met stenen zitbanken en een groot podium.

Dicht bij het forum bevond zich het dichtershuis, zo genoemd omdat men vroeger dacht dat er ooit een dichter woonde. Het is een typisch Romeins huis of domus met aan de straatkant twee winkelruimtes. Binnen vind je het atrium, het centrum van het huis met een opening in het dak waardoor regenwater in een bassin werd opgevangen. Verder vond je in een domus ook een ontvangstruimte, een keuken, een eetkamer, slaapvertrekken en een tuin. Heel leuk is het mozaïek aan de voordeur van het huis waarop een hond te zien is met de spreuk ‘Cave Canem’, wat ‘opgepast voor de hond’ betekent.

4

5

6

7

8

In deze tempel vereerden ze de Egyptische godin Isis. De tempel is in tegenstelling tot andere tempels nog vrij goed bewaard omdat er nog redelijk wat bakstenen zuilen rechtstaan.

Vandaag een groot grasplein, vroeger het forum, ofwel het centrale marktplein in elke Romeinse stad. Hier konden de inwoners elkaar ontmoeten, telden ze geld neer voor producten en organiseerden ze zo goed als alle officiële politieke bijeenkomsten.

Een van de hoofdbanen in Pompeii was de Via Stabiana. De hoge trottoirs en oversteekplaatsen vallen op. Ze zijn herkenbaar aan de grote stenen in het midden van de straat. De openingen tussen die stenen zorgden ervoor dat de wielen van karren niet geblokkeerd werden. Aan deze straat bevond zich ook een bewaarde waterfontein waaruit water van het aquaduct stroomde.

Inwoners van een Romeinse stad konden gebruikmaken van de openbare badhuizen of thermen. Naast warme en koude baden vond je er een hamam om lekker uit te zweten en kon je je er laten masseren na het sporten. Water, aangevoerd door een aquaduct, werd net zoals bepaalde ruimtes verwarmd door houtkachels die warmte door holle ruimtes onder de vloeren en tussen de wanden stuurden. De armste inwoners mochten hier niet komen omdat men ze onhygiënisch vond. Vrouwen waren toegelaten, maar moesten een andere ingang nemen en naar aparte ruimtes afzakken. Slaafgemaakten waren wel welkom omdat ze hun meesters moesten begeleiden.

Net zoals Rome en vele andere Romeinse steden had ook Pompeii een omwalling en een aantal toegangspoorten. De zeepoort is een mooi bewaard voorbeeld uit de 1e eeuw.

9 Helemaal in het oosten van de stad bevond zich het amfitheater, waar gladiatoren elkaar ooit bevochten. Er konden 20 000 mensen plaatsnemen, meer dan het aantal inwoners van Pompeii zelf. In tegenstelling tot andere amfitheaters is dit grotendeels ingegraven, in plaats van op de begane grond opgebouwd.

10 Pompeii telde meer dan vijfhonderd bars of tavernes waar iets gegeten en gedronken kon worden. In de bar van Asellina bevond zich een soort toog met ronde openingen waar waarschijnlijk etenswaren in bewaard bleven.

Plaats bij elk begrip de letter van de bijbehorende plaats op p. 143.

2 begrip letter begrip letter ongelijkheid kunstuiting multiculturele samenleving bestuur geldeconomie

© Shutterstock / Diego Fiore
© Shutterstock / eFesenko

3

Noteer de begrippen uit voetstap 2 bij het juiste domein.

4 domein begrip politiek sociaal cultureel economisch

Gebruik de vorige voetstappen. Noteer een verband tussen twee maatschappelijke domeinen.

5

Beantwoord de historische vraag bij de conclusie op p. 145.

Functies van een Romeinse stad

In de klassieke oudheid ontstonden op veel plaatsen volwaardige steden. In het oosten van het rijk groeiden de Griekse en Egyptische steden verder en ontwikkelden de Romeinen een nieuwe stedelijke samenleving met politieke, culturele en sociale functies, en de bijbehorende indrukwekkende architectuur. De Romeinen brachten al die stedelijke kenmerken voor het eerst naar West-Europa met hun imperialisme. Het grondplan van de stad werd meestal gevormd door rechte straten in een dambordpatroon. Je herkent de Romeinse stad aan heel wat typerende kenmerken, zoals tempels, theaters, pleinen, waterleidingen …

Conclusie IV

Antwoorden op de historische vragen

Historische vraag 1: Hoe zijn de Romeinen erin geslaagd een wereldrijk te veroveren?

Historische vraag 2: Welke politieke mogelijkheden hadden de Romeinen ten tijde van de republiek?

Historische vraag 3: Op welke manier droeg Marius bij aan de burgeroorlogen aan het einde van de republiek?

Historische vraag 4: Wat waren de verschillende functies van een Romeinse stad?

Geef voor elk domein één functie.

politiek:

sociaal:

cultureel:

economisch:

Synthese

Samenvattend schema

ca. 500 v.C.

Romeins koningschap afgeschaft

↑ Bekijk het instructiefilmpje.

patriciërs

plebejers: - handelaars - ambachtslieden - boeren onvrije slaafgemaakten

de ongelijke Romeinse standensamenleving Romeins imperialisme = alle mannelijke burgers

bestuur twee verkozen consuls

senaat volksvergadering

Romeinse republiek Romeins leger gebieden veroveren meer slaafgemaakten

optimates populares

Marius: proletariërs naar het leger

Ongelijkheid neemt toe.

Arme boeren worden proletariërs.

Grootgrondbezitters worden (nog) rijker. multiculturele samenleving

Historisch denken

Historische begrippen

Je leerde vorig jaar en in de vorige hoofdstukken al volgende historische begrippen: ambachtsman, aristocratie , autocratie , bestuur, burgerrechten, cultuur, democratie , handel, handelaar, imperialisme , koning, landbouw, multiculturele samenleving, ongelijkheid, oorlog, patriarchale samenleving, rechtstaat , rijk , slavernij, standenmaatschappij, volksvergadering, wereldrijk.

In dit hoofdstuk leerde je de volgende historische begrippen:

cultureel: architectuur kunst en wetenschap van het ontwerpen van gebouwen

economisch: boer persoon die landbouw verricht

politiek: burgeroorlog oorlog tussen verschillende groepen burgers van hetzelfde rijk of land consul hoogste verkozen leider binnen de Romeinse republiek dictator alleenheerser optimates Romeinse politieke groepering die aan de kant van de senaat stond patriciërs hoogste aristocratische stand in de Romeinse samenleving plebejers Romeinse burgers die geen patriciër zijn populares Romeinse politieke groepering die aan de kant van het gewone volk stond republiek regeervorm met een gekozen staatshoofd Romeinse rechtde rechten die romeinse burgers genoten zoals recht op een eerlijk proces en stemrecht senaat politiek orgaan in het bestuur van het Romeinse rijk. Enkel rijke Romeinen zetelden erin.

sociaal: pater familias familievader die de macht uitoefende over zijn familie en slaafgemaakten

proletariër bezitloze Romein stedelijke samenlevingsamenleving met de kenmerken van een stad zoals dichte bewoning, een centrum, gespecialiseerde nijverheid of ambachten

Eigen begrippen:

Structuurbegrippen

Je gebruikte in dit hoofdstuk de volgende structuurbegrippen: oorzaak, gevolg, bewijs.

Zelfevaluatie

Ik ken het samenvattend schema op p. 146.

Ik ken de inhoudelijke teksten op p. 129, 133, 135-136, 140 en 144.

Ik ken het kader historisch denken op p. 125.

Ik ken de extra informatie van iDiddit:

SITUEREN IN HET REFERENTIEKADER

Ik kan de drie Romeinse periodes (koningstijd, republiek en keizerrijk) chronologisch op een tijdlijn plaatsen en daarbij de republiek situeren tussen ca. 500 en ca. 30 v.C., zoals op p. 123.

Ik kan aan de hand van een kaart de voordelen van de ligging van Rome weergeven, zoals op p. 124-125.

Ik kan de uitbreiding van het Romeinse rijk met behulp van een kaart toelichten, zoals op p. 126.

HISTORISCHE BRONNEN EN WERKEN

Ik kan een stappenplan van de bronnenstudie doorlopen, zoals op p. 139-140.

Ik kan aan de hand van een bron een bewijs geven, zoals op p. 139.

Ik kan een bron beoordelen op betrouwbaarheid, zoals op p. 140.

BEELDVORMING BEARGUMENTEREN

Ik kan de oorzaken geven van het succes van het Romeinse leger, zoals op p. 127.

Ik kan de gevolgen van het Romeinse imperialisme schematisch weergeven, zoals op p. 128, en die gevolgen ook met eigen woorden uitleggen.

Ik kan de indeling van de ongelijke Romeinse standensamenleving weergeven in een tabel en die met eigen woorden uitleggen, zoals op p. 133.

Ik kan de schematische weergave geven van de politieke machtsverdeling in de Romeinse republiek, zoals op p. 134, en kan dat ook met eigen woorden uitleggen.

Ik kan de spanningen binnen de Romeinse samenleving aan het einde van de Romeinse republiek schematisch weergeven, zoals op p. 138, en kan dat ook met eigen woorden uitleggen.

REFLECTEREN

OVER HEDEN, VERLEDEN EN TOEKOMST

Ik kan voorbeelden geven van interculturele contacten tussen de Romeinen en andere samenlevingen, maar ook voorbeelden van hoe onze hedendaagse samenleving beïnvloed werd door andere samenlevingen, zoals op p. 134-135.

Ik kan de hedendaagse democratie vergelijken met de Romeinse politiek ten tijde van de republiek door een gelijkenis en een verschil te geven, zoals op p. 135.

Ik moet dit kennen. Ik kan dit. Ik kan dit nog niet.

Doorloper

Griekse en Romeinse handelsnetwerken

Opgraving van een wijnkruik in Lavau (Frankrijk), 2015. Het Keltische graf waarin de kruik gevonden werd, dateert van de 5e eeuw v.C. Een rijke man werd erin begraven met een reeks kostbare grafgiften. Het bronzen vat waarin de kruik zat, bevat de afbeelding van de Griekse riviergod Acheloos. Omdat er ook andere gelijkaardige graven zijn gevonden, weten we dat het een traditie was in die periode om dat soort voorwerpen mee te begraven met aristocraten. Maar hoe is een Griekse vaas in Frankrijk terechtgekomen? In deze doorloper ontdek je hoe de Grieken en Romeinen economisch verbonden waren met elkaar.

Deelvragen

1 Hoe waren de Romeinen economisch verbonden?

2 Hoe waren de Grieken economisch verbonden?

Deelvraag 1:

Hoe waren de Romeinen economisch verbonden?

1

Lees de tekst. Bespreek klassikaal welke leesstrategie je daarvoor het best gebruikt: oriënterend, zoekend of intensief lezen.

De Romeinse economie was in hoofdzaak een landbouweconomie. Hoewel mijnbouw, metaalbewerking, transport, handel, ontspanning, bouwkunst en andere economische sectoren ook bestonden, was landbouw de belangrijkste. Er was heel veel arbeidskracht nodig om de vele inwoners van het Romeinse rijk elke dag van voedsel te voorzien.

Oorspronkelijk waren het de Romeinen zelf die hun grond bewerkten en hun stad bevoorraadden met landbouwproducten. Met hun veroveringen moesten de Romeinen enkele aanpassingen doorvoeren in hun economie. De arbeidsmarkt werd vanaf de 3e eeuw v.C. overspoeld met goedkope slaafgemaakten die ze tijdens oorlogen gevangen hadden genomen. In Italië en de verschillende provincies van het rijk werden grote landbouwbedrijven opgericht om met arbeid door slaafgemaakten grote winsten te kunnen maken. Een beperkt aantal rijke Romeinen werd daardoor almaar rijker. Tegelijk verarmden de boeren die werkten in de kleinere bedrijfjes. Zij trokken daarom naar de steden op zoek naar werk. De sociale en economische ongelijkheid nam dus toe.

← Mozaïek uit Pompeii (in Italië, ten zuiden van Rome), 1e eeuw v.C. De mozaïek is gevonden in de ruïne van een garumwinkel. Op de kruik staat geschreven: G(ari) F(los) SCAM(bri) SCAURI

EX OFFI(ci)NA SCAURI. De vertaling luidt: ‘Eersteklas makreelgarum van Scaurus, uit de fabriek van Scaurus.’

Ruïne van een garumfabriek in de Romeinse stad Baelo Claudia (huidige Tarifa in Spanje). Die plek was waarschijnlijk een van de grootste fabrieken van garum in het Romeinse rijk. De productie was groot genoeg om te kunnen exporteren naar verafgelegen gebieden.

De grootste en belangrijkste stad bleef Rome. De bevolking van Rome was in de keizertijd gegroeid tot minstens een miljoen bewoners. Mensen in die wereldstad hadden grote behoeften. Bij eenvoudige mensen was er vooral vraag naar kledij en voedsel. Rijkere mensen konden zich ook luxeproducten veroorloven. Via handelsnetwerken kwamen allerlei producten vanuit het hele rijk tot in de grote Romeinse steden. Net zoals mensen en producten verhuisden in dat wereldrijk, migreerden ook ideeën en technieken. De Romeinen verspreidden bijvoorbeeld landbouwtechnieken die ontwikkeld waren in Perzië of Egypte naar Europa.

Bron 1:

Jaar

Geschat aantal krijgsgevangenen (tot slaaf gemaakt)

262 v.C. 25 000

256 v.C. 20 000

254 v.C. 13 000

241 v.C. 10 000

218 v.C. 2 000

215 v.C. 5 000

214 v.C.3 000

213 v.C. 7 000

Plaats

Agrigentum

Noord-Afrika

Panormos

Lilybaion

Lilybaion

Hirpini

Munda

Atrinum

Uit: Harrison, D. (2019). De geschiedenis van de slavernij. Omniboek.

De overwinningen tijdens de oorlogen met Carthago (3e eeuw v.C.) zorgden voor een constante toestroom aan slaafgemaakten. De Romeinen namen hen krijgsgevangen na de strijd.

Bron 2:

Omdat vandaag bijna elk familiehoofd naar de stad gegaan is, de sikkel en ploeg heeft achtergelaten en liever werkt in het circus en het theater in plaats van op de akkers en de wijnvelden, zijn we verplicht om ons te voeden door Afrikaans graan te importeren en schepen te zenden om wijndruiven te halen (…)

Uit: Varro, M.T. (1e eeuw v.C.). De re rustica.

2

Verklaar de veranderingen in de Romeinse economie en beschrijf de gevolgen ervan. Vul de ontbrekende elementen in het schema aan. Gebruik informatie uit de tekst en de bijbehorende bronnen.

Romeinse boeren bewerkten hun eigen land.

Het gevolg van de oorlogen met Carthago op de Romeinse economie was

Romeinse boeren met beperkte middelen konden niet concurreren met de grote landbouwbedrijven.

Dat zorgde er op zijn beurt weer voor dat

Romeinse boeren trokken naar de stad.

Ze voerden producten in vanuit het hele rijk.

Rond het begin van de jaartelling was de stad Rome uitgegroeid tot een echte wereldstad. Voor de handel in het Romeinse rijk had dat als gevolg dat

3

Bekijk de kaart met het Romeinse handelsnetwerk. Vul het schema aan en duid aan welke producten waar geproduceerd werden. Je hoeft niet elk vak in te vullen.

landbouwproductengrondstoffenafgewerkte producten

binnen Italië bv. wijn bv. marmer bv. textiel in Hellas in onze regio

ingevoerd uit Noord-Europa

ingevoerd uit het oosten vier regio’s waar graan een belangrijk gewas was

02 KAARTEN

Beantwoord de deelvraag op p. 149.

Deelvraag 2: Hoe waren de Grieken economisch verbonden?

Ontdek welke producten de stadstaat Athene verhandelde tijdens de klassieke periode. Waar kwamen die producten terecht en hoe werden ze vervoerd?

De Kelten

Man met snor en torque (halsband), 3e - 2e eeuw v.C., Tsjechië. Dit is een van de weinige Keltische stenen beelden die ooit teruggevonden zijn.

Historische vragen

1 Waarom is het moeilijk om gebeurtenissen uit andere samenlevingen te situeren in de westerse tijdrekening?

2 Welke producten zorgden voor Keltische handelsnetwerken doorheen Europa in het 1e millennium v.C.?

3 Kenden de Kelten culturele eenheid of was er sprake van verdeeldheid?

4 Waarom schreef Julius Caesar een verslag van de Gallische oorlog?

5 Hoe werd het beeld van de dappere oude Belgen een mythe in het 19een vroeg-20e-eeuwse België?

1 Welke delen van het verhaal Epinona zijn historisch correct?

Wat weet je al? I

Bekijk het stripfragment (bron 1) en fris je voorkennis over de Kelten op. a Welke uitspraak deed Julius Caesar over de Belgen volgens Asterix?

b Hoe kwamen Asterix en Julius Caesar met elkaar in contact?

c Welke kenmerken van hun samenlevingen ken je al?

Beeld van de stervende Galliër, een marmeren kopie van het originele bronzen beeld uit de 2e eeuw v.C., Pergamom, hedendaags Turkije. Er wordt van de Galliërs verteld dat ze soms naakt ten strijde trokken. Deze Galliër draagt enkel een torque of halsband en is tussen de ribben geraakt door een puntig wapen. Wie goed kijkt ziet het bloed eruit druppelen. In hoofdstuk 4 heb je geleerd je tot welke kunstperiode dit beeld hoort. ↓

Bron 1:

Situeren in tijd II

← Romeins bronzen beeld van Mercurius, 10 x 5 x 4 cm, ca. 2e eeuw, gevonden bij Tongeren in de 19e eeuw, te bezichtigen in het Gallo-Romeins Museum te Tongeren. Eind 19e eeuw werd dit bronzen beeldje aangetroffen in een Romeins grafveld in Tongeren. Waarschijnlijk werd het in de 2e eeuw in onze streken gegoten. Aan de geldbeurs zie je dat het gaat om de Romeinse god Mercurius. Hij is immers de god van de handel. In zijn hand heeft hij een haan als boodschapper van de ontluikende dag. Het vreemde is dat enkele kenmerken van het beeldje niet-Romeins van oorsprong zijn. Zo is Mercurius versierd met drie piemels (of ‘fallus’ in het Latijn). Een fallus is een vruchtbaarheidssymbool. We gebruiken dit vreemde beeldje om meer te weten te komen over hoe de Romeinen omgingen met Keltische tradities.

ERFGOED

KLASSIEKE OUDHEID

HELLENISTISCHE PERIODE

REPUBLIEK

ROMEINSE KEIZERRIJK

GALLO-ROMEINSE SAMENLEVING

Luchtfoto van de restanten van Maiden Castle, een oppidum of heuvelfort in Zuid-Engeland dat ooit bewoond werd door Kelten en in de 1e eeuw veroverd werd door Romeinen. De gebouwen en muren zijn verdwenen maar je merkt heel goed de aarden verdedigingswallen op.

← Keltisch ijzeren zwaard, 2e - 1e eeuw v.C., Zwitserland. Bij het Zwitserse dorpje La Tène vonden archeologen in een meer zo’n 2 500 Keltische voorwerpen, zoals dit zwaard. Enkel Keltische aristocraten konden zich zo’n duur zwaard veroorloven.

Historische vraag 1:

Waarom is het moeilijk om gebeurtenissen uit andere samenlevingen te situeren in de westerse tijdrekening?

Een tijdrekening is een manier om te situeren in de tijd. Vandaag gebruiken wij de christelijke tijdrekening met de geboorte van Jezus Christus als startpunt, en dus als jaar 1. Daaraan koppelen we een kalender met dagen, weken en maanden die steeds terugkomen. In deze historische vraag vergelijk je de Griekse, Romeinse en Keltische kalender en tijdrekening met de gebruikelijke christelijke of westerse kalender en tijdrekening. Zo kom je te weten waarom situeren in de tijd moeilijk is voor historici.

1

Bestudeer de tijdlijn op p. 156-157. Situeer de Griekse, Romeinse en Keltische samenlevingen in de tijd door vier structuurbegrippen van tijd te gebruiken. Onderlijn die structuurbegrippen in je antwoord. Gebruik indien nodig je Histokit.

2

Bestudeer bron 1 tot en met 4 op p. 159-160 en lees de bijbehorende bijschriften intensief. Maak opdracht a en b op p. 160.

15b

STRUCTUURBEGRIPPEN

← Standbeeld van Poseidon, ca. 160 v.C., Melos, Griekenland. In het Oude Griekenland was de kalender vooral gebaseerd op de stand van de maan. Die bepaalde de organisatie van religieuze festivals, met als bekendste de Olympische Spelen. De eerste Olympische Spelen in 776 v.C. waren het startpunt. Daarna telden ze voor hun tijdrekening in olympiaden, ofwel periodes van vier jaar. Er bestaat echter niet zoiets als een algemene Griekse kalender. Bij de Oude Grieken had elke stadstaat immers zijn eigen manier om de jaren en maanden te berekenen. De maanden in Athene waren helemaal anders dan die in Sparta. De naam van een Atheense maand die een belletje zal doen rinkelen, is Poseideon, genoemd naar de god Poseidon voor wie in die maand een festival werd georganiseerd. De maand Poseideon komt vandaag overeen met midden december tot midden januari, de donkerste tijd van het jaar dus.

← Romeinse munt met afbeelding van de god Janus, ca. 220 v.C. De oorspronkelijke Romeinse kalender bestond uit tien maanden, te beginnen met Martius, genoemd naar de Romeinse oorlogsgod Mars. Vandaag gebruikt men de maand maart nog altijd, maar dan wel als de derde maand van het jaar. Wie Martius als eerste maand neemt en goed kan tellen, die snapt dat september de zevende maand is. Het woord verwijst naar 'septem': Latijn voor het cijfer zeven. Pas veel later werden januari, genoemd naar de god Janus, en februari als eerste maanden toegevoegd. De Romeinen gebruikten verschillende systemen om de jaren te tellen. De Romeinse geschiedschrijver Varro uit de 1e eeuw v.C. sprak als eerste over ‘Ab Urbe Condita’, wat letterlijk ‘vanaf de stichting van de stad’ betekent. Hij zag de stichting van Rome als het beginjaar voor hun tijdrekening. Volgens de christelijke tijdrekening was dat het jaar 753 v.C. Vervolgens werden jaren ook genoemd naar de consuls, en later de keizers, die aan de macht waren.

← De Coligny-kalender, 2e eeuw n.C., Coligny, Frankrijk. De Keltische kalender is moeilijker te reconstrueren omdat er veel minder bronnen voorhanden zijn. De Kelten hadden geen alfabet en begonnen pas dingen op te schrijven toen ze het Latijnse alfabet leerden gebruiken, zoals ook duidelijk te zien is op de Coligny-kalender. Die kalender werd waarschijnlijk opgesteld door de druïden, Keltische priesters die de feestdagen moesten bepalen. Op de Coligny-kalender staan de namen van maanden en dagen, maar het is moeilijk te zeggen waar die namen vandaan kwamen. Of de Kelten ook een startpunt hadden om de jaren van hun tijdrekening te bepalen, weten we niet. De Kelten leefden in honderden verschillende clans en waarschijnlijk hadden die allemaal verschillende manieren om met de tijd om te gaan.

Bron 1:
Bron 2:
Bron 3:

Bron 4: ↑

← Deze uur- en kalenderwijzerplaat uit 1500 te Leuven toont hoe het jaar is opgedeeld in twaalf maanden en hoe dagen bestaan uit twee keer twaalf uur. Bij elke maand staat de activiteit die dan doorgaans plaatsvond. Als je goed kijkt, vind je waarschijnlijk augustus, de oogstmaand, waarbij je boeren het graan ziet oogsten. Deze kalender komt vertrouwder over: hij komt uit een West-Europese samenleving die de geboorte van Jezus Christus als startpunt gebruikte. De christelijke tijdrekening ontstond pas in 525 n.C. toen de christelijke monnik

Dionysius Exiguus het paasfeest correct probeerde te bepalen en daarbij de geboorte van Jezus Christus als startpunt en dus als jaar 1 vastlegde.

a Geef voor elke samenleving een symbolische begindatum.

Griekse samenleving Romeinse samenleving

Keltische samenleving

Bekijk deze afbeelding in detail.

middeleeuwse christelijke samenleving

Is er een symbolische begindatum voor hun tijdrekening?

Welke gebeurtenis wordt daarvoor gebruikt?

ja / nee

ja / nee ja / nee ja / nee

b Meestal wordt de symbolische begindatum van een tijdrekening pas veel later vastgelegd. Geef daar twee voorbeelden van.

Beantwoord de historische vraag bij de conclusie op p. 178.

Verschillende tijdrekeningen

Vandaag werken we met de christelijke tijdrekening, waarbij de geboorte van Jezus Christus de symbolische begindatum is. We delen de kalender vervolgens verder in in dagen, weken en maanden. Die tijdrekening ontstond niet tijdens het leven van Christus zelf, maar pas in de 6e eeuw. De christelijke tijdrekening werd dus pas lang na de dood van Christus vastgelegd. Andere samenlevingen maakten voor hun tijdrekening gebruik van een andere symbolische begindatum en hadden dus kalenders met een andere indeling. De Grieken gebruikten de eerste Olympische Spelen (776 v.C.) als symbolische begindatum en de Romeinen de stichting van de stad Rome (753 v.C.). Of de Kelten ook een symbolische begindatum voor hun kalender hadden, weten we niet.

Als een historicus een gebeurtenis of bron uit een oude samenleving binnen die christelijke tijdrekening wil plaatsen, is dat niet eenvoudig. Al die bestudeerde samenlevingen gebruikten immers verschillende tijdrekeningen en kalenders. Om gebeurtenissen te kunnen situeren in de tijd worden ze meestal omgerekend naar de christelijke tijdrekening.

Historische vraag 2:

Welke producten zorgden voor Keltische handelsnetwerken doorheen Europa in het 1e millennium v.C.?

Bij deze historische vraag krijg je via een kaart inzicht in de handelsnetwerken van het 1e millennium v.C.

← 21e-eeuwse reconstructie van de Gallische nederzetting Bibracte. We noemen zo'n verhoogde of versterkte plaats een 'oppidum'. Het was niet echt een stad, maar een groter dorp waar legereenheden verzamelden in oorlogstijd. Een oppidum lag altijd op een heuvel, zodat het goed verdedigd kon worden, en werd soms omringd door een zware verdedigingsmuur. De Romeinen noemden die muur de ‘murus gallicus’.

Onderzoek met de kaart de handelsnetwerken in Europa tijdens het 1e millennium v.C. Gebruik het stappenplan in je Histokit. Maak opdracht a tot en met e.

De Keltische wereld (1e millennium v.C.)

a Welke twee producten uit de Germaanse en Keltische samenleving lagen mee aan de basis voor de ontwikkeling van handelsroute 3 op de kaart?

Barnstenen gesp in de vorm van een everzwijn, ca. 600 v.C., Hallein, Oostenrijk. ↓

b Welke twee andere regionale Keltische producten werden verhandeld?

c Welke regionale Griekse producten konden geruild worden met Keltische producten?

d Welke Keltische handelsroutes waren continentaal en welke eerder maritiem? Vul het nummer van de handelsroute in.

continentaal:

maritiem:

e De Kelten hadden ook handelsnederzettingen langs hun handelsroutes. Geef voor elke handelsroute één Keltische plaats langs die route.

route 1:

route 2:

route 3:

Keltische handelsnetwerken

Dankzij de ontginning van onder andere zout en delfstoffen zoals ijzer konden de Kelten handel drijven met de Grieken en de Romeinen. Runderen, ijzerwaren, wollen stoffen, zout en slaafgemaakten werden via continentale en maritieme handelsroutes geruild tegen Romeinse en Griekse producten zoals wijn en vazen. De Kelten hadden, net als de Romeinen, een wegennet uitgestippeld tussen hun nederzettingen, ook al was dat niet voorzien van een stenen ondergrond. Op regelmatige afstanden van elkaar ontstonden Keltische plaatsen van waaruit men de handel over grotere afstanden kon organiseren. Dat waren geen grote verstedelijkte plaatsen zoals Rome of de steden van het nabije oosten. Het waren veel kleinere maar goed gelegen versterkte plaatsen. We gebruiken de term ‘oppidum’ om die versterkte Keltische nederzettingen aan te duiden.

Historische vraag 3: Kenden de Kelten culturele eenheid of was er sprake van verdeeldheid?

Bij deze historische vraag bestudeer je de Keltische samenleving aan de hand van een lestekst. Lees de tekst op p. 167-169. Bespreek klassikaal of je het best de zoekstrategie voor oriënterend, zoekend of intensief lezen gebruikt. Maak vervolgens de opdrachten.

Je leerde vorig jaar over het einde van de prehistorie en ontdekte dat die niet voor alle samenlevingen gelijktijdig eindigde. Wanneer eindigde de prehistorie van de Kelten?

Was de Keltische samenleving verdeeld of was er sprake van eenheid? Geef voor beide zo veel mogelijk argumenten en noteer bij elk argument het maatschappelijk domein. Bespreek klassikaal welke argumenten het belangrijkst zijn.

VERDEELDHEID

EENHEID

3

Je las in de tekst over de verschillende materiële bronnen die we hebben over de Kelten.

Zij helpen ons een beeld van hen te vormen. Wat bewijzen die bronnen? De eerste krijg je cadeau.

historische bron ons beeld van het verleden

Als je een afbeelding van een godheid met hertengewei ziet …

Als we een Griekse wijnamfoor vinden in Gallië …

Als de Kelten hun doden begroeven met grafgiften …

… dan is dat een bewijs dat de Kelten in goden geloofden.

… dan is dat een bewijs

… dan is dat een bewijs

4

Als een vrouw een praalgraf kreeg … … dan is dat een bewijs

Maak opdracht a en b en oefen de historische begrippen die aan bod kwamen.

Kies uit: aristocratie - natuurreligie - standenmaatschappij - handel - polytheïsme.

a Op p. 165-166 staan vijf bronnen uit andere samenlevingen. Zet de begrippen bij die bronnen en beargumenteer je keuze. Lees de uitleg bij de bron heel aandachtig om je keuze te bepalen.

b Noteer een argument voor je keuze. Gebruik daarbij het begrip in een volzin. Het voorbeeld met Tutanchamon waaraan het begrip 'cultuur' werd gekoppeld, helpt je op weg.

← 1314 v.C., Egypte. Tutanchamon kreeg meer dan 3 500 grafgiften mee in zijn graf.

begrip: cultuur argument voor je keuze: Iemand begraven met grafgiften hoorde bij de Egyptische cultuur.

15a HISTORISCHE BEGRIPPEN

↑ 13e eeuw v.C., Egypte. In dit dodenboek staan meerdere Egyptische goden afgebeeld.

begrip: argument voor je keuze:

Standbeeld van keizer Claudius als Jupiter, 150, Romeinse rijk. Jupiter was de oppergod en god van onder andere het onweer.

begrip: argument voor je keuze:

↑ 1e eeuw v.C., Rome. Romeinse munt geslagen onder Julius Caesar, een Romein uit een gekende patriciërsfamilie.

begrip: argument voor je keuze:

↑ 5e eeuw v.C., Griekenland. Aardewerk met afbeelding van een dienende slaafgemaakte.

begrip: argument voor je keuze:

begrip: argument voor je keuze:

← 6e eeuw v.C., Griekenland. Griekse vazen werden verkocht of geruild met goederen uit andere samenlevingen.

5 a Geef drie gelijkenissen.

Vergelijk de Griekse, Romeinse en Keltische samenleving. Denk na welke gelijkenissen en verschillen je opmerkt tussen die samenlevingen en schrijf ze op bij opdracht a en b.

b Geef minstens één verschil.

tussen de Grieken en de Kelten:

tussen de Romeinen en de Kelten:

Kenmerken van de Keltische samenleving

Eenheid of verdeeldheid?

Historici hebben vaak discussies gevoerd over wie de Kelten precies waren. Vandaag beschouwen de meeste onderzoekers Kelten als mensen die een Keltische taal spraken of spreken. De Kelten spraken allemaal een bepaalde variant van de Keltische taal en die verschilde van gebied tot gebied. De Kelten kenden verder min of meer dezelfde kunstuitingen, maar van politieke eenheid was er zeker geen sprake. Er bestond in het enorme gebied waar de Kelten woonden geen eengemaakt Keltisch rijk met een autocratische leider. Ze leefden in honderden verschillende clans die elk een eigen leider hadden. In sommige clans werd een leider gekozen door de mannelijke leden, in andere clans ging het leiderschap over van vader op zoon. Waarschijnlijk hadden vrouwen soms ook een rol als leider, wat een belangrijk verschil is met de patriarchale Griekse of Romeinse politieke cultuur. De leider van een clan voerde zijn krijgers aan in de vele onderlinge oorlogen.

← Grieks mengvat, 6e eeuw v.C., Frankrijk. Het vat is 1,6 meter hoog. Met een inhoud van 1 100 liter is dit het grootste Griekse wijnmengvat ter wereld. Het werd gevonden in een Keltisch vrouwengraf in Frankrijk. Het vat werd gemaakt in het huidige Italië. Dat bewijst dat de Keltische aristocratie erin slaagde om luxeproducten uit verre oorden te importeren.

De Keltische standenmaatschappij

De macht van de Keltische leiders was afhankelijk van hun militaire prestaties en ze kregen hulp van andere vooraanstaande krijgers en druïden. Die Keltische priesters genoten veel respect. Ze kenden de geschiedenis en de ongeschreven wetten van de clan en gaven die kennis mondeling door aan de kinderen van de Keltische aristocratie. Ze hadden de leiding tijdens godsdienstige rituelen en waren rechter, genezer en bemiddelaar. Sommige druïden spraken meerdere talen, waaronder Grieks en Latijn. Clanleiders, druïden en krijgers behoorden tot de Keltische aristocratie, die profiteerde van het harde werk van een onderlaag van boeren en slaafgemaakten. Die werkten bijvoorbeeld in de landbouw en de mijnen. Een landbouwoverschot maakte handel mogelijk met onder andere de Germanen, de Grieken en de Romeinen.

De Keltische cultuur

Archeologische bronnen van de Kelten vinden we over heel Europa en worden gesitueerd tussen ca. 800 v.C. en de Romeinse veroveringen rond 50 v.C. Helaas geven de materiële bronnen voornamelijk een inkijk in het leven van de Keltische aristocratie, want die had voldoende middelen om zich te laten begraven met grafgiften. De meeste informatie over de vroegste Keltische samenlevingen in Europa komt uit die graven. Informatie over de lagere Keltische standen hebben we pas vanaf het moment dat de Grieken en Romeinen over hen begonnen te schrijven.

Rijke Kelten kregen na de dood een praalgraf. Dat was voorzien van grafgiften zoals wapens, sieraden, vazen en zelfs paardenkarren en strijdwagens. Dat toont aan dat de Kelten geloofden in een leven na de dood. Ook gouden sieraden met bepaalde vormen en patronen werden over het hele gebied teruggevonden. Heel bekend zijn de gouden torques: prachtig versierde hals- of armbanden die symbool stonden voor de macht van degene die ze droeg. Dat de Kelten ook veel respect konden hebben voor vrouwen, blijkt uit de graven en grafgiften die sommige Keltische vrouwen kregen.

Op verschillende plaatsen in Europa vonden archeologen torques: 1e eeuw, Groot-Brittannië (links), 1e eeuw, Frankrijk (midden) en 1e eeuw, Spanje (rechts).

De Kelten hadden een natuurreligie: ze geloofden in meerdere natuurgoden en waren dus polytheïsten. Honderden goden werden, onder leiding van de druïden, vereerd op heilige plekken in de natuur. Bergtoppen, waterbronnen, open plekken of grote eiken in het woud konden dienstdoen als heilige plek. Je zag in hoofdstuk 1 al dat sommige Keltische clans mensen ritueel doodden. Dat was wellicht een religieus gebruik.

Detail van de Ketel van Gundestrup, 2e eeuw v.C., Noord-Europa. Dit detail toont ons een van de weinige afbeeldingen van een Keltische godheid, te herkennen aan het feit dat hij een gewei heeft. Waarschijnlijk is het de god Cernunnos, de Keltische god van de fauna, flora, landbouw en de onderwereld.

Historische vraag 4: Waarom schreef Julius Caesar een verslag van de Gallische oorlog?

Bij deze historische vraag onderzoek je een geschreven bron van Julius Caesar. Hij was de eerste die iets schreef over de Kelten die in onze regio leefden. Die Kelten werden door Caesar aangeduid als ‘Belgae’. Je doorloopt de vier stappen van de bronnenstudie en focust daarbij op de contextualisering van bronnen.

Lees het kader historisch denken en maak dan voetstap 2. 1

Historisch denken: contextualiseren

Om een bron beter te begrijpen, stel je eerst eenvoudige vragen, zoals:

—Wie heeft de bron gemaakt?

—Waar werd de bron gemaakt?

Wanneer werd de bron gemaakt?

Vervolgens kun je ook vragen stellen die moeilijker te beantwoorden zijn, zoals:

—Voor welk doelpubliek werd de bron gemaakt?

Welke boodschap geeft de maker van de bron?

—Waarom werd de bron gemaakt?

Bekijk het instructiefilmpje.

Als je zulke vragen kunt beantwoorden, dan ontdek je de bredere context van de bron en ben je aan het contextualiseren.

Bron 1:

De Kelten lieten geen geschreven bronnen na. We moeten ons dus behelpen met Griekse en Latijnse teksten over hen. Bron 1 is daar een beroemd voorbeeld van. Onderzoek waarom Julius Caesar deze tekst schreef. Lees de bron en doorloop daarna de vier stappen van de bronnenstudie.

Heel Gallia is verdeeld in drie delen. In één daarvan wonen de Belgae, de Aquitani in een ander en in het derde diegenen die in hun eigen taal Celtae genoemd worden en in de onze Galli. Allen verschillen onderling in taal, instellingen en wetten. De Galliërs worden door de rivier de Garunna van de Aquitaniërs en door de Matrona en de Sequana van de Belgae gescheiden. De Belgae zijn de dappersten van allemaal omdat ze het verst verwijderd zijn van de cultuur en de beschaving van de provincia en er slechts zeer zelden kooplui dingen komen brengen die bijdragen tot de verzwakking van hun geesten, en omdat ze vlak bij de Germanen leven, die over de Rijn wonen en met wie ze voortdurend oorlog voeren.

Uit: Caesar, J. (1e eeuw v.C.). Commentarii De Bello Gallico. In een vertaling van: Doesburg, J.J. (1895). Verslag van de Gallische Oorlog

search Stap 1: Ik verzamel informatie over de bron.

✓ Wie schreef deze bron?

✓ Wanneer werd deze bron geschreven?

search Stap 2: Ik bestudeer de bron aandachtig.

✓ We zagen al dat er verdeeldheid bestond tussen de Kelten. Markeer de culturele verschillen die Julius Caesar beschrijft.

✓ Onderlijn de uitgesproken mening die Julius Caesar over de Belgen had.

✓ Julius Caesar verdeelde Gallië in drie delen. Omcirkel ze in de tekst en op de kaart.

De indeling van Gallië door Julius Caesar (1e eeuw v.C.)

search Stap 3: Ik denk na over de bron.

✓ Julius Caesar legt zelf uit waarom hij de Belgen de dappersten van alle Galliërs noemt. Denk goed na hoe je zijn uitspraken moet interpreteren. Link de uitspraak aan de juiste interpretatie. uitspraak Caesar Wat bedoelde hij?

‘De Belgen zijn het verst verwijderd van de cultuur en beschaving van de provincia.’

‘De Belgen zijn de buren van de Germanen, met wie ze vaak oorlog voeren.’

‘Kooplui komen zelden dingen brengen die hun geest verzwakken.’

De Belgen komen niet zo vaak in contact met luxeproducten en blijven zo echte krijgers.

De Belgen zijn barbaars en hebben weinig cultuur zoals in de Romeinse provincies.

Caesar wilde waarschijnlijk benadrukken dat de Belgen veel ervaring hadden met oorlogsvoering en dus geen doetjes waren.

✓ Vergelijk bron 1 van Caesar met de lestekst op p. 172. Die tekst werd opgesteld door moderne historici. Kruis in de tabel telkens het juiste antwoord aan.

Vanuit welk perspectief is de bron opgesteld?

Wie was het doelpubliek van de auteur?

Is de bron bruikbaar om de historische vraag te beantwoorden?

Is de bron betrouwbaar om de historische vraag te beantwoorden?

bron 1: Julius Caesar

☐ Caesar wilde correct informeren.

☐ Caesar wilde tonen dat hij een goede Romeinse veldheer was.

☐ de Belgen

☐ de Romeinen

☐ de Galliërs

☐ hedendaagse lezers

☐ Eerder niet, want in de bron staat geen informatie over zijn echte bedoelingen.

☐ Eerder wel, want het is meteen duidelijk dat Caesar zijn tekst gebruikt als propagandamiddel.

☐ Eerder niet, want Caesar probeerde zijn doelpubliek te misleiden.

☐ Eerder wel, want Caesar schreef een echt geschiedkundig verslag.

lestekst op p. 172

☐ Moderne historici willen correct informeren.

☐ Moderne historici willen een spannend verhaal over Caesar vertellen.

☐ de Belgen

☐ de Romeinen

☐ de Galliërs

☐ hedendaagse lezers

☐ Eerder niet, want moderne historici hebben het niet over Caesars bedoelingen.

☐ Eerder wel, want moderne historici geven informatie over wat de bedoelingen van Caesar waren.

☐ Eerder niet, want moderne historici leefden niet in de tijd van Caesar.

☐ Eerder wel, want moderne historici hebben zo veel mogelijk bronnen met elkaar vergeleken en geanalyseerd.

✓ Beargumenteer waarom het verslag van Julius Caesar geen betrouwbare geschiedschrijving is.

search Stap 4: Ik beantwoord de historische vraag bij de conclusie op p. 178.

Vandevorst

Erfgoed, foto: Kris

© Onroerend

ERFGOED

← In het Limburgse Grote-Brogel, bij Peer, deden archeologen een bijzondere ontdekking in 2016. Onder de akkers bleken eeuwenlang twee cultusplaatsen verborgen te liggen. Archeologen van het Agentschap Onroerend Erfgoed vonden maar liefst 2 000 sporen uit de steentijd, de ijzertijd en de Romeinse tijd. Vooral de vondsten uit die laatste periode wekken verwondering. Er is immers niet zo veel bekend over de overgang van de Keltische naar de Romeinse tijd in onze streken. Een van de sporen uit die periode is deze prachtige torque. Dat Keltische aristocratische sieraad werd door zowel mannen, vrouwen als kinderen gedragen. Het bestaat uit gevlochten goud, zilver of brons. Dergelijke vondsten komen wel vaker voor in onze streken, maar zelden in zulke grote hoeveelheden. Hoe komt dat dan? Je leert er meer over op iDiddit.

Caesar en de Kelten

Tussen 59 v.C. en 51 v.C. veroverde Julius Caesar een groot gebied dat vandaag min of meer overeenkomt met een stuk van Frankrijk en België. Na die veroveringen ontstond een GalloRomeinse samenleving waarbij Romeinse cultuurelementen zich vermengden met Gallische of Keltische elementen. Het gebied werd door de Romeinen Gallia genoemd. Caesar schreef een verslag over zijn veroveringen, maar hij schreef vanuit zijn eigen perspectief en liet daarbij uitschijnen dat zijn verslag over de Gallische oorlog een correcte en volledige geschiedschrijving was. Caesars verslag was echter propaganda waarbij hij belangrijke informatie verzweeg, zoals de gruwelijke slachtingen onder Gallische clans en zijn persoonlijke verrijking door de oorlog. Naast het bewust verzwijgen van feiten gaf hij ook foute informatie. Hij probeerde namelijk de publieke opinie in Rome naar zijn hand te zetten en creëerde zijn eigen mythe: die van de beschaafde en geniale strateeg die de Romeinse belangen diende. De Galliërs schilderde hij af als een wild, wreed en verraderlijk volk dat het verdiende om overwonnen te worden. Hij noemde de Belgen dapper, maar enkel omdat hij ze barbaars vond en om zijn eigen overwinning tegen hen in de verf te zetten. Met andere woorden: hij overwon de dappersten en dat maakte hem nog dapperder. Caesar was uit op persoonlijke roem, macht en rijkdom en wilde door middel van dit verslag zijn doelpubliek, de Romeinen, laten geloven dat de oorlogen tegen die barbaren noodzakelijk waren. Na de Gallische oorlogen zou Caesar de macht grijpen in Rome en zich laten uitroepen tot dictator

Historische vraag 5:

Hoe werd het beeld van de dappere oude Belgen een mythe in het 19e- en vroeg-20e-eeuwse België?

In deze historische vraag onderzoeken we verder het beeld dat Caesar van de Belgen creëerde. Daarvoor bestuderen we vier historische werken uit de 19e en 20e eeuw. Lees het kader historisch denken voor je verdergaat met voetstap 1.

Historisch denken: beeldvorming en mythe

We proberen een zo correct mogelijk beeld van het verleden te vormen. Dat doen we door bronnen kritisch te analyseren en die met elkaar te vergelijken. Toch kan de beeldvorming over historische personen of gebeurtenissen ook fout zijn of misbruikt worden. Als hetzelfde foute beeld maar vaak genoeg herhaald wordt, bijvoorbeeld door politici, leerkrachten, ouders … dan kan de beeldvorming resulteren in een mythe waarbij een historische persoon of gebeurtenis eigenschappen of kwaliteiten krijgt toegeschreven die we niet met historische bronnen kunnen bewijzen.

@VANIN

Bestudeer welk beeld er over de oude Belgen ontstond tijdens de 19e en de 20e eeuw. Gebruik bron 1 tot en met 4 en de bijbehorende bijschriften. Maak opdracht a tot en met g.

Bron 1:

← Dit standbeeld van Ambiorix, stamhoofd van de Eburonen (stam van Oude Belgen) werd in 1866 in Tongeren onthuld in aanwezigheid van koning Leopold II. Kunstenaar Jules Bertin creëerde met zijn standbeeld het beeld van de dappere Belg.

Bron 2:

‘AAN HET LEGER VAN DE NATIE SOLDATEN! (…) Dappere soldaten ener heilige zaak, in uw taaie heldhaftigheid betrouw Ik, en in naam van België groet ik U. Uwe medeburgers zijn fier op U. Gij zult zegepralen want gij zijt de kracht ten dienste van het recht. César heeft van Uwe voorvaderen gezegd: Onder alle volkeren van Gallië zijn de Belgen de dappersten. Roem aan U, leger van het Belgische Volk. Vóór de vijand herinner U, dat gij strijdt voor de vrijheid. (…) SOLDATEN! Ik vertrek uit Brussel om mij aan uw hoofd te stellen. Gedaan ten Paleize van Brussel, op heden 5 augustus 1914. ALBERT’

Uit: Albert I. (7 augustus 1914). Koninklijke proclamatie. Belgisch Staatsblad.

Bron 3: Caesars wraak

Om zich over de Eburonen te wreken, deed Caesar gedurende 3 jaren hun land plat branden en de inwoners vermoorden.

Ambiorix vluchtte over den Rijn. Gansch België was nu (51 voor J.-C.) onderworpen aan de Romeinse heerschappij, die omtrent 5 eeuwen duurde. Caesar schreef later “dat de Belgen de dappersten van de inwoners van heel Gallië waren”.

Uit: Rondou & Mignon. (1936). Atlas-handboek van de Belgische Geschiedenis. Uitgeverij VAN IN.

Bron 4:

J-L. Huens, ’s Lands Glorie, 1949 - 1961. Tussen 1949 en 1961 konden kinderen en volwassenen prentjes in een verzamelalbum plakken. Dit is het bijschrift bij het prentje hierboven: ‘De ontmoeting tussen de Romeinse en de Belgische legers had plaats op de oevers van de Selle. De Nerviërs, door hun koning Boduognat aangevoerd, trachten er de inval te stuiten, maar ondanks hun dapperheid werden ze verslagen.’

a Markeer in de bronnen of bijschriften het adjectief dat de Oude Belgen omschrijft.

Markeer in de bronnen de persoon die aan de oorsprong ligt van die beeldvorming.

b Niemand weet hoe Ambiorix eruitzag. Toch werd er een standbeeld van hem gemaakt. Welk imago gaf Jules Bertin aan Ambiorix? Omcirkel de juiste woorden.

bangliefstoerheldhaftighulpeloos vredelievendsterkmoedigvastberadentwijfelend

c Welk voordeel kon België halen uit het beeld van de Oude Belgen dat naar voren werd geschoven?

d Beargumenteer of dat beeld van de Belgen betrouwbaar is. Haal je antwoord eventueel ook uit de vorige historische vraag.

Het beeld van de Belgen is …

☐ eerder betrouwbaar.

☐ eerder onbetrouwbaar.

argument:

e Vul de jaartallen in voor de vier bestudeerde bronnen.

stichting België 1830

standbeeld Ambiorix

proclamatie Albert I

atlas-handboek

prenten ’s Lands Glorie

f Schrap wat fout is.

De beeldvorming over de Oude Belgen werd steeds herhaald / veranderd en dat kon aanleiding geven tot het vormen van de geschiedenis / de mythe van de dappere Oude Belgen.

g Geef minstens één argument dat aantoont dat de moderne Belgen niet veel te maken hebben met de Oude Belgen of hun dapperheid. Lees daarvoor ook de lestekst.

Dappere Belgen?

We weten niet of de Oude Belgen zichzelf ‘Belgen’ noemden. Het was Julius Caesar die het gebied tussen de Seine en de Rijn de naam ‘Belgica’ gaf en de inwoners de ‘Belgae’ noemde, een gelatiniseerde benaming. Het gebied had een heel andere vorm dan het huidige België en heeft er op de naam na niets mee te maken. Waarschijnlijk komt de term ‘Belg’ van het Keltische ‘Bhelgh’, wat ‘zwellen van trots of boosheid’ betekent, maar heel zeker weten onderzoekers dat niet. In de moderne tijd werd de benaming overgenomen en kreeg ons land de naam ‘België’. Maar de Kelten die er ooit woonden, waren toen al lang verdwenen.

Dat koning Albert I de moderne Belgische soldaten in de Eerste Wereldoorlog wees op de dapperheid van hun voorvaderen, is dus absurd. Ten eerste kunnen we vraagtekens plaatsen bij die zogenaamde dapperheid en ten tweede is het territorium van dat Keltische volk zeker niet hetzelfde als dat van het huidige België. Die waren immers Keltisch en Germaans en werden door Caesar zo goed als uitgeroeid.

Uitbreiding 1:

Welke delen van het verhaal Epinona zijn historisch correct?

In deze uitbreiding duiken we in de historische jeugdroman Epinona van Marc de Bel. De Bel laat het verhaal vertellen door het hoofdpersonage, Epinona. Zij maakt deel uit van de stam van de Eburonen, die ooit in de Maasvallei woonden.

1

Lees het fragment van het verhaal en bekijk de verklarende woordenlijst indien nodig.

Bron 1:

‘Die Caesar is sterker en sluwer dan wij ooit hebben gedacht’, zuchtte oom Arwal. ‘Nog voor het eind van de winter bracht hij drie nieuwe legioenen naar hier, dubbel zoveel als wij bij de slag in het Schemerdal in de pan hebben gehakt, en trok ermee naar het gebied van de Nerviërs. Hij roofde er al het vee, verwoestte de akkers en nam honderden van hen mee als slaven. Daarna trok hij naar het gebied van de Morinen en de Menapiërs, deed daar hetzelfde en stuurde Labienus met een heel leger naar de Trevieren. Het was duidelijk zijn bedoeling om eerst al onze bondgenoten uit te schakelen of te onderwerpen en dan pas ons land binnen te vallen. Wat hij intussen ook heeft gedaan …’

‘Wat?!’ schrok oom Hagen. ‘Is Caesar hier?’

Oom Arwal nam een flinke slok corma en knikte.

‘Hij had ons zelfs bijna te pakken. Vijf dagen geleden hadden wij onze toevlucht gezocht in een verlaten hut in een bos, toen we plotseling totaal onverwacht door een groep Romeinse soldaten werden aangevallen.

Eens we van de verrassing waren bekomen, boden we flink weerstand. Maar de overmacht was te groot.

Toen Ambiorix zag dat we geen schijn van kans maakten en alle wapens, paarden en karren in handen van de Kortzwaarden zouden vallen, verborg hij snel de gouden munten, bedoeld voor de Germaanse huurlingen die zich bij ons wilden aansluiten, in de grond en vluchtte met zijn persoonlijke lijfwachten dieper het bos in, terwijl wij zijn aftocht dekten.

Wij vochten dapper, maar tevergeefs. Ik kreeg een zware slag tegen mijn voorhoofd en viel voor dood neer.

Uit: de Bel, M. (2009). Epinona. Uitgeverij Manteau.

Verklarende woordenlijst:

– legioen: Romeins legeronderdeel bestaande uit zo’n 5 000 soldaten

– Schemerdal: misschien de Jekervallei. De Oude Belgen waren er in opstand gekomen tegen Caesar en hadden de Romeinen in een dal of vallei in de val gelokt.

– Nerviërs, Morinen, Menapiërs, Trevieren, Eburonen …: voorbeelden van Oud-Belgische stammen

– Labienus: Romeinse legeraanvoerder onder Caesar

– corma: soort bier

– Ambiorix: Oud-Belgische leider die in opstand kwam tegen Caesar

– Kortzwaarden: bijnaam voor de Romeinen omdat die met korte zwaarden vochten

– huurlingen: soldaten die vechten in dienst van iemand die hen ervoor betaalt

2

Het verhaal is fictie, maar Marc de Bel baseerde zich wel op geschiedkundige werken.

Markeer in het verhaal het stuk dat volgens het artikel uit Knack een historische basis heeft.

Goudkoorts bij de Oude Belgen

De goudschatten die de laatste jaren aan de oppervlakte kwamen, zijn volgens de onderzoekers snel begraven om ze te verbergen voor de Romeinse plunderaars. De doortocht van het Romeinse leger was dus bepalend voor het tijdstip waarop het goud werd begraven. Wellicht was er daarna niemand meer om het boven te halen.

Uit:

Deze goudschat kun je met je eigen ogen bewonderen in het Gallo-Romeins Museum in Tongeren.

3

Beantwoord de historische vraag. Kruis bij de elementen uit het verhaal aan of ze historisch correct zijn of niet. Gebruik een online zoekmachine.

14 ONLINE OPZOEKEN historisch correct verzonnen

Caesar veroverde het gebied van de Nerviërs, Morinen, Menapiërs en Trevieren.

Labienus trok met een leger naar de Trevieren om die stam te onderwerpen.

Caesar pakte clan per clan aan.

Oom Arwal hielp Ambiorix om te ontsnappen aan de Romeinen.

Redactie Knack. (4 juli 2012). Goudkoorts bij de Oude Belgen. Knack.
Alamy

Conclusie IV

Antwoorden op de historische vragen

Historische vraag 1: Waarom is het moeilijk om gebeurtenissen uit andere samenlevingen te situeren in de westerse tijdrekening?

Historische vraag 2: Welke producten zorgden voor Keltische handelsnetwerken doorheen Europa in het 1e millennium v.C.?

Historische vraag 3: Kenden de Kelten culturele eenheid of was er sprake van verdeeldheid?

Historische vraag 4: Waarom schreef Julius Caesar een verslag van de Gallische oorlog?

Historische vraag 5: Hoe werd het beeld van de dappere oude Belgen een mythe in het 19e- en vroeg-20e-eeuwse België?

Synthese V

Samenvattend schema ↑ Bekijk het instructiefilmpje.

symbolische begindata tijdrekening

Grieken: 776 v.C.

Romeinen: 753 v.C.

Kelten: onbekend

vandaag christelijke tijdrekening

eenheid: –Europees handelsnetwerk –Keltische taalvarianten –kunstuitingen

Keltische samenleving

Gallia veroverd door Julius Caesar

Caeser schrijft verslag over Gallische oorlogen.

Caesar creëert zo eigen mythe: als geniale en beschaafde strateeg.

Caesar noemt Belgen het dapperst.

beeld dappere Belgen: vaak herhaald in moderne België gevolg: mythevorming rond dappere Belgen

verspreid over bijna heel Europa

verdeeldheid: –verschillende clans –verschillende bestuursvormen –onderlinge oorlogen

Historisch denken

Historische begrippen

Je leerde vorig jaar en in de vorige hoofdstukken al volgende historische begrippen: aristocratie , autocratie , boer, clan, cultuur, dictator, handel, koning, kunstuiting, landbouw, natuurreligie , Olympische Spelen, oorlog, patriarchale samenleving, polytheïsme , rijk , standenmaatschappij.

In dit hoofdstuk leerde je de volgende historische begrippen:

cultureel:

torque Keltisch sieraad, hals- of armband met open eind

politiek: oppidum versterkte Keltische nederzetting propaganda eenzijdige of onjuiste communicatie bedoeld om aanhangers te overtuigen

publieke opinie breed gedeelde overtuiging van veel mensen in een samenleving

Eigen begrippen:

Structuurbegrippen

Je gebruikte in dit hoofdstuk de volgende structuurbegrippen: periode, millennium, gelijktijdigheid, evolutie, tijdrekening, symbolische begindatum, continentaal, maritiem.

Zelfevaluatie

Ik ken het samenvattend schema op p. 179.

Ik ken de inhoudelijke teksten op p. 161, 163, 167-169, 172 en 175.

Ik ken de kaders historisch denken op p. 169 en 173.

SITUEREN IN HET REFERENTIEKADER

Ik kan de symbolische begindata geven voor de Griekse, Romeinse, Keltische en christelijke tijdrekeningen, zoals op p. 158-160.

Ik kan uitleggen waarom het moeilijk is om gebeurtenissen uit andere samenlevingen zoals de Griekse, Romeinse of Keltische samenleving om te rekenen naar de christelijke tijdrekening die vandaag gebruikt wordt, zoals op p. 158-160.

Ik kan de Keltische handelsnetwerken en de bijbehorende producten op een kaart terugvinden, zoals op p. 162-163.

Ik kan argumenten geven voor de verdeeldheid of eenheid bij de Kelten, zoals op p 164.

HISTORISCHE BRONNEN EN WERKEN

Ik kan een stappenplan van de bronnenstudie doorlopen, zoals op p. 170-171.

Ik kan van een bron zeggen welk perspectief en doelpubliek aan bod komen, zoals op p. 171.

Ik kan een bron beoordelen op betrouwbaarheid, zoals op p. 171-172.

BEELDVORMING BEARGUMENTEREN

Ik kan verklaren waarom Julius Caesar een verslag schreef van de Gallische oorlog en hoe hij zo zijn eigen mythe creëerde, zoals op p. 173-175.

Ik kan verklaren hoe het beeld van de dappere Belgen een mythe werd in het moderne België, zoals op p. 173-175.

Democratie

Bronzen beeld van een orator, 91 v.C., Pila. Het beeld toont de Romeinse senator Aulus Metellus. Hij wordt hier voorgesteld terwijl hij aan het spreken is, als orator. Hij was geen koning of keizer, maar toch deed hij aan politiek. In hoeverre had hij macht?

Deelvragen

1 In hoeverre heeft het volk het vandaag voor het zeggen?

2 In hoeverre had het volk macht in Athene en Rome?

3 Waarom hebben mensen rechten?

Deelvraag 1:

In hoeverre heeft het volk het vandaag voor het zeggen?

Op jouw leeftijd wordt er van je verwacht dat je luistert naar je ouders en je leerkrachten. Maar wie luistert er naar jou? In deze deelvraag leer je in hoeverre jij, je ouders en je leerkrachten het voor het zeggen hebben in ons land.

1

Kies een of meerdere van de stellingen. In hoeverre ben je het ermee (on)eens? Geef steeds een argument voor je mening. Bespreek de stellingen klassikaal.

In ons land zouden alleen de allerslimste mensen het recht mogen hebben om te stemmen en te besturen.

Sommige mensen zijn van nature minderwaardig en zouden daarom minder rechten moeten krijgen dan andere burgers.

Het zou een goede zaak zijn als er andere wetten zouden zijn voor rijke mensen.

Mannen zijn sterker dan vrouwen. Daarom zouden enkel mannen nog mogen deelnemen aan het bestuur.

In ons land zou alleen de koning macht mogen hebben.

2

Lees de vijf woordrijen. Markeer per rij één woord dat er volgens jou niet bij hoort. Motiveer je keuze: waarom hoort dat woord niet in het rijtje en wat verbindt de overige woorden met elkaar? Kijk indien nodig terug naar hoofdstuk 3 en de woordenlijst.

volksheerschappij – democratie – aristocratie

ongelijkheid – burgerrechten – slavernij volksvertegenwoordigers – autocratie – parlement

tirannie – burgers – inspraak

onrecht – onvrijheid – rechtstaat

In ons land kiezen burgers hun vertegenwoordigers, maar hun macht is beperkt tot een bepaald grondgebied. Dat noemen we bestuursniveaus. Op elk niveau kiezen we mensen die voor elk gebied regels opstellen. Hoe worden we dan bestuurd? Bekijk opdracht a tot en met c. Speel eerst het rollenspel en vul dan het schema in. 3

a Je krijgt een rollenkaartje van de leerkracht. Op jouw rollenkaartje staan drie dingen: je functie, je bevoegdheid (bestuursniveau) en je wensen.

b De leerkracht geeft je enkele voorstellen voor onze samenleving. Jij moet mondeling aangeven wie bevoegd is voor het voorstel.

c Vul het schema in. Bewaar je rollenkaartje nog even.

Voorstel 1: Roken moet in heel Europa verboden worden.

Voorstel 2: In België moeten jongeren maandelijks 500 euro krijgen om naar school te gaan.

Voorstel 3: De jeugdbeweging krijgt een nieuw lokaal in je gemeente.

Voorstel 4: Er moeten meer natuurgebieden worden aangelegd in jouw streek.

Voorstel 5: Het Belgische leger moet gaan vechten in het buitenland.

Welk bestuursniveau?Wie stelt welke regels op?Wie voert de regels uit? gemeente: Wie? Welke regels?

provincie: Wie? Welke regels?

Welk bestuursniveau?Wie stelt welke regels op?Wie voert de regels uit?

regio: Wie? Welke regels?

federaal: Wie? Welke regels?

Europa: Wie? Welke regels?

Zoek naar een democratische oplossing voor elk probleem. Gebruik wat je in de vorige voetstap leerde. Los nadien de vragen bij opdracht c op.

a De leerkracht geeft je opnieuw enkele problemen uit onze samenleving.

b Kijk goed naar het derde deel van je kaartje. Wat zijn jouw wensen? Kun je vanuit jouw functie instemmen met het probleem dat de leerkracht voorstelt? Discussieer met je klasgenoten.

Probleem 1: Om de opwarming van de aarde tegen te gaan moet de CO2-uitstoot worden verminderd. Er is geld nodig om ons op een andere manier te verplaatsen: we moeten bijvoorbeeld meer met de trein in plaats van met de auto reizen. Daarnaast is er geld nodig om op een andere manier stroom op te wekken, zoals windmolens en zonnepanelen. Wat ga jij doen vanuit jouw bestuursniveau?

Probleem 2: De criminaliteit steeg de afgelopen jaren met 3 %. Er waren meer inbraken in huizen, meer diefstallen van auto’s en meer beschadigingen van openbare goederen (bv. bushokjes). De politie kan weinig doen, want ze hebben niet genoeg geld om meer agenten op straat te sturen. Wat ga jij doen vanuit jouw bestuursniveau?

Probleem 3: Het aantal mensen dat aan sport doet daalt. Er is te weinig infrastructuur (voetbalvelden, zwembaden, skateparken) om aan sport te doen. Er is veel geld nodig om die te bouwen. Wat ga jij doen vanuit jouw bestuursniveau?

5

c Los de vragen op.

—Is voor elk maatschappelijk probleem maar één bestuursniveau verantwoordelijk?

—Is een beslissing van een hoger bestuursniveau ook altijd van invloed op een lager bestuursniveau?

6

—Waarom zouden er verschillende bestuursniveaus zijn?

—Op de vorige pagina stonden de symbolen van het Vlaamse, Federale en Europese bestuursniveau. Ken je die ook van je eigen gemeente en provincie? Zoek ze op en noteer de betekenis.

Op jouw leeftijd heb je nog geen stemrecht. Pas vanaf 16 jaar heb je het recht om te kiezen voor het Europees Parlement. Vanaf 18 jaar mag je regionaal en federaal volksvertegenwoordigers kiezen en zelf deelnemen aan de verkiezingen. Toch kun je al je mening uiten over zaken die jou aanbelangen. Raadpleeg het internet en maak opdracht a tot en met d. Beoordeel zelf welke bron je voor elke opdracht het best kunt gebruiken.

a Op welke manier kun je op school je stem laten horen?

b Via welke organisaties kun je buiten school je stem laten horen?

c Welk verdrag geeft kinderen het recht om hun mening te uiten? Gebruik de Histokit om gericht een antwoord te zoeken op het internet.

d Op welke manieren kun je als jongere je mening geven? Gebruik de Histokit om gericht voorbeelden te zoeken op het internet.

Beantwoord de deelvraag op p. 183.

Democratie in België

In een democratie geven inwoners een stukje van hun vrijheid af aan de overheid in ruil voor bescherming. De overheid in ons land geeft de inwoners bescherming door hen duidelijke rechten te geven. Inwoners die op die manier beschermd zijn, noemen we burgers. De rechten die zij hebben, noemen we burgerrechten. Een land waarin de overheid de rechten van haar burgers verzekert, noemen we een rechtstaat. De overheid is geen koning of tiran die kan doen wat hij wil. Burgers nemen deel aan de besluitvorming in ons land en beslissen zo mee over hoe ons land bestuurd wordt. Dat doen ze omdat elke volwassen burger inspraak heeft wanneer er verkiezingen zijn. In een rechtstreekse democratie worden de wetten gestemd door het volk. Het is echter niet mogelijk om alle Belgen rechtstreeks wetten te laten stemmen in Brussel. Daarom kiezen de burgers volksvertegenwoordigers of bestuurders die in het parlement wetten stemmen in onze naam. Zij vertegenwoordigen met hun stem het volk. De macht van de bestuurders is afhankelijk van het gebied dat ze besturen. Sommige bestuurders hebben enkel iets te zeggen over de gemeente, andere over de provincies, en nog andere over de regio, het hele land of het Europese grondgebied. Dat zijn de bestuursniveaus. Voor elk niveau worden politici om de vijf of zes jaar gekozen.

Deelvraag 2:

In hoeverre had het volk macht in Athene en Rome?

Vergelijk de macht die het volk had in Athene en in Rome.

Deelvraag 3: Waarom hebben mensen rechten?

Alle mensen ter wereld hebben bepaalde mensenrechten, gewoon omdat ze mens zijn. Ontdek hoe die rechten ontstaan zijn.

Keizers in Rome

Standbeeld uit de 1e eeuw van Octavianus, later Augustus genoemd.

Hij wordt gezien als de eerste keizer van het Romeinse rijk.

Historische vragen

1 Hoe veranderde de Romeinse republiek in een keizerrijk?

2 Hoe verspreidde de Romeinse manier van leven zich over het Romeinse rijk?

1 Welke historische fouten over gladiatoren veranderden in mythes?

3 Welk beeld creëerde Octavianus van zichzelf?

4 Hoe creëerden de Romeinen hun geschiedenis?

2 Hoe werd het christendom de overheersende godsdienst van het Romeinse rijk?

5 Hoe wordt de ondergang van het West-Romeinse rijk verklaard?

6 Hoe bepaalt je eigen standplaatsgebondenheid je perspectief op de Romeinse samenleving?

Wat weet je al? I

Bekijk de maquette (bron 1) en bespreek klassikaal de vragen.

a Kijk zo gericht en gedetailleerd mogelijk naar de maquette. Waaraan kun je zien dat dit een Romeinse stad is?

b Culturen beïnvloeden elkaar. Bespreek aan welke andere stad uit Sapiens 2 deze stad je doet denken. Geef een gelijkenis en een verschil.

Colosseum, gebouwd in Rome tussen 72 en 80 door de keizers

Vespasianus en Titus. Het Colosseum was het grootste amfitheater in het Romeinse rijk. Er was plaats voor zo'n 50 000 toeschouwers, ongeveer evenveel als er vandaag in het Koning

Boudewijnstadion in Brussel passen. Ze konden zich vergapen aan de immens populaire gladiatorengevechten.

Bron 1:

Hedendaagse maquette van hoe

Trier, een stad in Duitsland, er rond 300 n.C. uitzag. Je kunt de maquette bewonderen in het Rheinischen Landesmuseums Trier

Situeren in tijd II

De Via Appia werd waarschijnlijk al aangelegd in de 4e eeuw v.C. door consul Appius. De weg liep van Rome naar het zuiden van Italië. In het Romeinse keizerrijk telde het wegennet 80 000 tot 100 000 kilometer. Dat is meer dan twee keer de omtrek van de aarde!

KLASSIEKE OUDHEID

HELLENISTISCHE PERIODE

ROMEINSE KEIZERRIJK

Van het Circus Maximus (grootste circus of hippodroom) blijft vandaag niet veel meer over. Deze hippodroom werd steeds verder uitgebouwd tijdens de Romeinse republiek en kende onder Caesar haar grootste omvang. Ooit was dit het grootste circus van het Romeinse rijk. Zo’n 150 000 mensen konden tijdens de keizertijd vanop stenen tribunes naar de populaire wagenrennen kijken.

De Thermen van Caracalla te Rome waren baden die in 217 werden geopend door keizer Caracalla. Met 11 hectare was dit het tot dan toe grootste badhuis ooit. Het bood plaats aan zo’n 2 500 badgasten. Er waren meerdere verwarmde zwembaden, massageruimtes, rustplaatsen …

Op onderzoek

Historische vraag 1:

Hoe veranderde de Romeinse republiek in een keizerrijk?

In de vorige hoofdstukken zagen we al hoe Rome door burgeroorlogen verscheurd raakte tijdens de 1e eeuw v.C. Verschillende politici en militairen, zoals Marius en Caesar, speelden daarin een belangrijke rol. Na de dood van Caesar brak er een nieuwe burgeroorlog uit. Wie trok daarbij aan het langste eind en veranderde uiteindelijk de Romeinse samenleving voorgoed in een autocratie?

1

Onderzoek wie de hoofdrolspelers waren in de Romeinse burgeroorlog.

Bekijk het filmfragment. Maak opdracht a tot en met c en vul het schema in.

a Noteer de twee historische figuren die tijdens de laatste burgeroorlog tegenover elkaar stonden.

b Noteer hun relatie met Julius Caesar.

c Markeer de overwinnaar van die laatste burgeroorlog.

Welke twee historische figuren stonden tegenover elkaar?

Wat was hun relatie met Julius Caesar?

↑ Bekijk het filmfragment.

2

Een van die twee historische figuren probeerde tijdens een redevoering in de senaat de senatoren te overtuigen om hem te steunen. Hoe deed hij dat? Leg ook uit hoe de senatoren hun keuze maakten vanuit hun perspectief als Romein.

3

Hoe zorgde Octavianus ervoor dat verschillende sociale groepen in de Romeinse samenleving hem zouden steunen? Lees de lestekst op p. 195-196 en vul de zinnen over Octavianus aan.

Octavianus overtuigde het volk door

Octavianus bespeelde de soldaten door

Octavianus bespeelde de patriciërs door

4

Julius Caesar maakte een fout en werd daarvoor afgestraft. Octavianus speelde het slimmer en misleidde de Romeinen. Hoe deed hij dat? Gebruik de lestekst op p. 195-196.

5

Zoals je eerder al gezien hebt, bestaan er verbanden tussen de maatschappelijke domeinen. Maak opdracht a en b.

a Zoek in de lestekst op p. 195-196 naar voorbeelden van Octavianus’ politieke invloed op de andere maatschappelijke domeinen

b Noteer in de tabel op p. 194 bij elk domein twee voorbeelden van de invloed van Octavianus.

6

politieke domein: Octavianus werd keizer en Rome werd een autocratie.

Geef twee voorbeelden van Octavianus’ invloed binnen het economische domein:

Geef twee voorbeelden van Octavianus’ invloed binnen het sociale domein:

Geef twee voorbeelden van Octavianus’ invloed binnen het culturele domein:

Onder Octavianus veranderde de Romeinse samenleving grondig. De republiek werd een keizerrijk. Beantwoord de vragen in de tabel hieronder en op de volgende pagina. Gebruik het opgegeven begrip in je antwoord.

republiek keizerrijk

Begrip: consul

Wie had de macht en voor hoelang?

Begrip: verkiezingen

Hoe kregen ze politieke macht?

Begrip: autocratie

Begrip: dynastie

Begrip: advies

Welke macht had de senaat?

Begrip: burgeroorlog

Was er oorlog of vrede?

Begrip: tegenstanders

Begrip: Romeinse vrede

Beantwoord de historische vraag bij de conclusie op p. 216.

Octavianus veranderde de Romeinse samenleving

Octavianus, de neef en erfgenaam van Caesar, versloeg in 31 v.C. Marcus Antonius en Cleopatra na een beslissende zeeslag. Vanaf dan was het duidelijk: Octavianus had de alleenheerschappij in handen. Veel Romeinen waren opgelucht dat de burgeroorlogen voorbij waren en dat de vrede terugkeerde. Octavianus zou vervolgens de Romeinse samenleving ingrijpend veranderen. Ten eerste wendde hij als rijke erfgenaam van Caesar zijn rijkdom aan om de soldaten te belonen met stukken landbouwgrond. Daardoor steeg zijn populariteit in het leger. Ten tweede pakte Octavianus ook de hongersnood in Rome aan door vanuit het net veroverde Egypte goedkoop graan aan te voeren. Tijdens de burgeroorlogen hadden veel Romeinen honger geleden, maar daar kwam verandering in. Octavianus hield de graanprijs laag of liet het graan gratis uitdelen en kreeg zo ook de steun van de arme Romeinse burgers. En ten derde schakelde hij systematisch zijn tegenstanders uit en liet hele moordlijsten opstellen. Meer dan duizend tegenstanders, vooral aristocraten (patriciërs) die zijn concurrenten konden worden, werden vermoord of pleegden verplicht zelfmoord. In de senaat zetelden enkel nog medestanders van Octavianus.

Octavianus de autocraat

Zelf deed Octavianus alsof hij een gewoon lid van de senaat was, al werd hij wel vereerd met titels als ‘Princeps Senatus’ (eerste der senatoren) en later met ‘Augustus’ (de verhevene, hij die boven de rest staat). Hij kreeg steeds meer macht. Zo wezen ze hem het opperbevel van het leger toe en kreeg hij meerdere jaren na elkaar de titel van consul, waardoor het leek alsof de republiek was blijven bestaan. Toch was Rome geen democratie meer. Eigenlijk was het rijk veranderd in een autocratie waarbij één man de macht in handen had en die ook wilde behouden tot aan zijn dood.

Als autocraat bemoeide hij zich zelfs met het doen en laten van de Romeinen door bijvoorbeeld overspel te verbieden. Huwelijken en grote gezinnen werden door hem gestimuleerd. Ook op cultureel vlak had hij de macht naar zich toe getrokken. Octavianus was de pontifex maximus, de Romeinse hogepriester, geworden.

Octavianus was imperialistisch ingesteld en gebruikte zijn macht om het rijk in alle richtingen uit te breiden. Daarvoor schakelde hij zijn trouwe soldaten in, die hij na het veroveren aan de grenzen stationeerde om de vrede in het rijk te bewaren. Vanaf dan spreken we van de ‘Pax Romana’, de Romeinse vrede, die de economie liet opbloeien. In Rome, maar ook in de rest van het rijk, liet Octavianus wegen aanleggen en startte hij bouwprojecten op: tempels, aquaducten, theaters, badhuizen … Dat zorgde voor werkgelegenheid en meer welvaart in het hele rijk. Ook kunstenaars werden gestimuleerd en door hem aan het werk gezet. Beeldhouwkunstenaars maakten prachtige standbeelden van bijvoorbeeld Octavianus zelf en schrijvers gaven de geschiedenis van Rome weer.

Van Caesar naar keizer

Octavianus liet zich voortaan Caesar Augustus noemen en stichtte een nieuwe dynastie, genoemd naar zijn oorspronkelijke familienaam en die van zijn vrouw Livia: de Julisch-Claudische dynastie. Hij deed er alles aan om de macht binnen zijn familie te houden, maar had zelf geen zonen. Daarom adopteerde hij zijn stiefzoon Tiberius. Die zou op zijn beurt regeren over het rijk. Omdat de naam Caesar vanaf toen werd doorgegeven aan de verdere opvolgers, veranderde de naam in een titel: keizer in het Nederlands. Symbolisch gebruiken we het jaar 27 v.C. om de start van het Romeinse keizerrijk aan te duiden. In dat jaar vereerde de senaat Octavianus immers met de titel Augustus.

Verschillende dynastieën met keizers volgden elkaar gedurende meer dan vierhonderd jaar op. Sommige waren bekwaam en geliefd bij het volk, andere werden gehaat. Het kwam dus ook regelmatig voor dat keizers werden vermoord en dat andere families nieuwe dynastieën probeerden te stichten.

Historische vraag 2:

Hoe verspreidde de Romeinse manier van leven zich over het Romeinse rijk?

In hoofdstuk 5 leerde je al over interculturele contacten en kwam je te weten dat de Romeinen werden beïnvloed door andere samenlevingen. In deze historische vraag gaan we daarmee verder. De kaart op p. 197 toont dat de Romeinse cultuur tijdens de periode van het keizerrijk doordrong naar alle uithoeken van het rijk. Overal verschenen er Romeinse bouwwerken.

Onderzoek de architectuur in het Romeinse rijk. Bestudeer de kaart en de afbeeldingen op p. 197.

Amfitheater in Nîmes, gebouwd tijdens de 1e eeuw in Gallia (nu Frankrijk).

↑ Tempel uit de 1e eeuw in Évora, Lusitania (nu Portugal).

↑ Aquaduct uit de 2e eeuw, in Segovia, Hispania (nu Spanje).

↑ Theater in Thamugadi, Mauretania (nu Algerije), gebouwd in de 2e eeuw.

Badhuis of thermen in Bath, in het zuiden van Britannia (nu Engeland), door de Romeinen gebouwd in de 1e eeuw.

Porta Nigra ofwel de Zwarte Poort van de Romeinse stad Trier, gebouwd in de 2e eeuw in Germania (nu Duitsland).

↑ Bibliotheek in Ephese, Asia (nu Turkije), gebouwd in de 2e eeuw. Ooit werden er 12 000 boekrollen bewaard.

↑ Circus of hippodroom in Caesarea, Judea (nu Israël), gebouwd vanaf de 1e eeuw. De paardenrenbaan heeft een unieke ligging aan de kust.

2

Kijk nog eens naar de tijdlijn op p. 190-191. Maak opdracht a en b.

a Geef twee voorbeelden van gebouwen bij de kaart die ook in Rome te vinden zijn.

b In welke deelperiode van het Romeinse rijk situeer je de meeste van die gebouwen?

3

We gebruiken het begrip ‘romanisering’ wanneer de Romeinse cultuur wordt overgenomen door overwonnen volkeren. Hoe kon de Romeinse cultuur zich verspreiden over het rijk? Bekijk de kaart en legende en herlees de laatste alinea van ‘Octavianus de autocraat’ op p. 196.

Verklaring 1:

Verklaring 2:

4

Vergelijk de kenmerken van de bouwwerken met elkaar. Waarschijnlijk is het je opgevallen dat sommige kenmerken in het hele rijk terug te vinden zijn. Die kenmerken zijn dus representatief voor de Romeinse bouwkunst. Maak opdracht a en b.

a Noteer drie kenmerken.

b Noteer bij elk kenmerk uit welke samenleving de Romeinen het hebben overgenomen. Grijp eventueel terug naar de informatie uit de hoofdstuk 3, 4 en 5. kenmerken van de gebouwen invloed samenleving

Beantwoord de historische vraag bij de conclusie op p. 216.

Romanisering

De Romeinen veroverden geleidelijk aan een groot rijk. Veroverde gebieden werden Romeinse provincies waar vervolgens de romanisering zich voltrok. Daarbij namen de inwoners uit die gebieden Romeinse cultuurelementen over. Plaatselijke bestuurders leerden Latijn, er werden Romeinse tempels opgericht, er werden heirbanen aangelegd en theaters gebouwd … De Pax Romana, ofwel de Romeinse vrede, die vanaf Octavianus ongeveer tweehonderd jaar duurde, maakte de romanisering en de verspreiding van de Romeinse cultuur mogelijk.

Uitbreiding 1:

Welke historische fouten over gladiatoren veranderden in mythes?

Ga naar iDiddit en kom te weten hoe het eraan toeging in de Romeinse arena’s waar mensen op leven en dood tegen elkaar vochten.

Historische vraag 3: Welk beeld creëerde Octavianus van zichzelf?

We leerden al hoe Octavianus de macht naar zich toe trok. In deze bronnenstudie leer je hoe hij kunst gebruikte om zijn imago te verbeteren. Het standbeeld dat hij van zichzelf liet maken, werd honderden keren gekopieerd en verspreid over het hele rijk. Het moest iedereen duidelijk maken waar Octavianus voor stond. Bestudeer bron 1 en 2 op p. 200-201 om te onderzoeken welk beeld hij van zichzelf creëerde.

Marmeren standbeeld van Octavianus gevonden in de Romeinse wijk Prima Porta. Dit beeld is een kopie van het oorspronkelijke bronzen beeld van het einde van de 1e eeuw v.C. We weten niet wie het oorspronkelijke beeld gemaakt heeft.

Bron 2:

Octavianus liet zich in het begin van de 1e eeuw portretteren als een machtige maar ook nederige leider om zo zijn imago bij de inwoners van het Romeinse rijk te verbeteren.

Zijn kapsel (1) is kortgeknipt zoals dat hoort voor een Romeinse aristocraat terwijl Octavianus vroeger wilde haren had. Hij heeft een ernstige gelaatsuitdrukking (2), wat bij een goede leider past. De borstkuras (3) wijst op militaire macht en is versierd met allerlei taferelen.

Centraal zien we de teruggave van een Romeinse standaard (4) door een Parthische soldaat. De Parthen hadden ooit een oorlog gewonnen tegen de Romeinen en daarbij een aantal standaarden in beslag genomen.

Een standaard was een stok met een gouden adelaar die de macht van een legioen symboliseerde.

Boven het tafereel van de overgave zien we de hemelgod (5) die goedkeurend toekijkt en een koepel uitspreidt die de vrede doorheen het hele rijk symboliseert. Helemaal onderaan zien we Moeder Aarde met een hoorn vol fruit (6), wat wijst op economische welvaart.

Het standbeeld moest duidelijk maken dat de goden aan de kant van Octavianus stonden. Zo was het gewaad of laken rond het middel (7) van Octavianus waarschijnlijk een verwijzing naar zijn goddelijkheid en ook het feit dat Octavianus blootvoets gaat (8), toont zijn goddelijke heldenstatus aan. Helden of goden werden in de Griekse en Romeinse kunst vaak blootvoets afgebeeld.

Ten slotte wijst de aanwezigheid van Cupido (9), het kindje van Venus, nogmaals op de goddelijkheid van Octavianus. Zijn oom Julius Caesar en hijzelf beweerden afstammelingen van Venus, de godin van de liefde en schoonheid, te zijn. Met dit standbeeld probeerde Octavianus een ideaalbeeld van zichzelf te creëren: dat van de heldhaftige en goddelijke leider. Door het standbeeld honderden malen te kopiëren en te verspreiden over het rijk kregen alle inwoners van het rijk datzelfde beeld te zien.

Naar: Ramage, N.H. & Ramage, A. (1999). Romeinse kunst, van Romulus tot Constantijn. Könemann.

2

Doorloop de vier stappen van de bronnenstudie.

search Stap 1: Ik verzamel informatie over de bron.

Wanneer werd de bron gemaakt?

Wat voor soort bron is het?

bron 1

bron 2

search Stap 2: Ik bestudeer de bron aandachtig.

✓ Beschrijf zo gedetailleerd mogelijk de uiterlijke kenmerken in de vakjes bij bron 1: vakje kenmerk

A1, B1, B2

C2

C2, C3

B4, C4, D3, D4

B6, C6

B5, B6

✓ Gebruik bron 2 om de symboliek van het standbeeld te achterhalen. Vul de nummers uit bron 2 in de juiste hokjes bij bron 1 in.

search Stap 3: Ik denk na over de bron.

✓ Gebruik bron 1 en 2 om te contextualiseren.

a Welke boodschap geeft bron 1?

b Voor welk doelpubliek werd bron 1 gemaakt?

c Vanuit welk perspectief werd bron 1 gemaakt?

search Stap 4: Ik beantwoord de historische vraag bij de conclusie op p. 216.

3

Bestudeer bron 3 en de afbeelding van de Russische president Poetin. Leg uit hoe Poetin ook aan imagebuilding of zelfpromotie doet, net zoals Octavianus 2000 jaar voor hem.

Bron 3:

Imagebuilding – imago is het Latijnse woord voor ‘beeld’, ‘afbeelding’ – is sinds tijden een belangrijke bekommernis van machthebbers, bij uitstek in minder democratischgezinde en dictatoriale regimes. Dat was ook in de oudheid het geval. (…) Zonder veel aarzeling kan men stellen dat de Romein Augustus (= Octavianus), de eerste keizer, het pr-concept* tweeduizend jaar geleden als eerste in de praktijk heeft gebracht.

* pr = public relations: het beheren en verspreiden van informatie

Naar: De Rynck, P. (2024) Zeus in jeans, hoe de oude Grieken en Romeinen ons leven nog altijd bepalen. Lannoo.

Propaganda

Octavianus liet zichzelf afbeelden als een heldhaftige en goddelijke leider. Het standbeeld werd vele malen gekopieerd en verspreid over het rijk, zodat iedereen hetzelfde beeld zou krijgen van de keizer. Octavianus deed daarbij aan ‘imagebuilding’, waarbij een ideaalbeeld naar voren werd geschoven. Ook latere en huidige heersers passen dat toe. We noemen dat ook wel propaganda. Daarbij wordt de publieke opinie beïnvloed om mensen van bepaalde ideeën te overtuigen.

Historische vraag 4: Hoe creëerden de Romeinen hun geschiedenis?

In deze historische vraag ontdek je aan de hand van verschillende bronnen hoe de Romeinen hun geschiedenis zelf creëerden.

Lees bron 1 en 2 en de bijbehorende bijschriften op p. 204-205 aandachtig door middel van de leesstrategie ‘intensief lezen’. Bestudeer ook bron 3 op p. 205. Ga daarna verder met voetstap 2. 1

Foto van Vladimir Poetin, Rusland, 2009.

Bron 1:

Kom hier mijn zoon en zie op mijn bevel de roemrijke zonen die nog zullen komen; het oude Italië in zijn bloei en vrucht ziet hen nog niet, het zijn de besten van ons volk, het nageslacht dat wacht op ons. ik zal een opsomming geven, mijn woorden zullen jouw geest de grote toekomst openbaren, de Romeinse glorie dit is de man die jou beloofd wordt; Augustus Caesar, geboren uit goddelijk zaad, de stichter van een nieuwe gouden eeuw, in een gebied dat eens door Saturnus werd geregeerd over de velden van Latium. Hij zal uitgroeien tot heerser van het rijk van India tot aan de Kaspische Zee, over de grenzen van Libië en de Nijl, een gebied dat door de zon wordt afgeschermd.

Uit: Vergilius. (1e eeuw v.C.) Aeneis, Boek VI

Bron 2:

In dit fragment lees je het voorwoord van Titus Livius:

← Vergilius was een Romeinse dichter die in de 1e eeuw v.C. de Aeneis schreef, een werk over de grootheid en de oorsprong van Rome. Het werk gaat over Aeneas, de Trojaanse prins die volgens Vergilius rond 1180 v.C. uit Troje kon ontsnappen. Aeneas kwam na vele omzwervingen aan in Italië, waar hij trouwde met de plaatselijke Lavinia. Hun bekendste verre nakomelingen waren volgens dit verhaal Romulus en Remus. In dit fragment is Aeneas aangekomen in Italië en daalt hij af in de onderwereld om zijn overleden vader te bezoeken. Die is aan het woord en vertelt Aeneas over een visioen dat de toekomstige grootheid van Rome en Octavianus (Augustus) voorspelt.

De verhalen over de tijd van voor de stichting van de stad en over de stichting zelf blinken eerder uit door poëtische schoonheid dan dat ze berusten op betrouwbare documenten van werkelijke feiten, en het is niet mijn bedoeling ze te bevestigen of te weerleggen.

In het volgende fragment beschrijft Livius hoe Numitor, de koning van Alba Longa (een oude stad in de buurt van het latere Rome), door zijn broer Amulius van de troon werd verdreven. Bovendien doodde Amulius volgens het verhaal de zoon van Numitor en werd zijn dochter Rhea Silvia aangeduid als Vestaalse Maagd. De priesteressen van Vesta, godin van het haardvuur, moesten het heilige vuur in de tempel brandend houden en moesten maagd blijven. Als een Vestaalse Maagd toch haar maagdelijkheid verloor, werd ze als straf levend begraven. Numitors tak van de familie was gedoemd om uit te sterven. Maar …

(…) De Vestaalse Maagd werd overmeesterd en schonk het leven aan een tweeling. Zij noemde – misschien omdat ze dat zelf geloofde, misschien ook omdat het voor haar minder oneervol was – de oorlogsgod Mars als vader van haar bedenkelijke tweeling. (…) de priesteres werd geboeid en in de kerker geworpen; de jongetjes moesten op bevel van Amulius in de rivier worden gegooid. (…) Het verhaal gaat dat, toen het water zakte en de drijvende mand waarin de jongetjes lagen op de oever achterbleef, een wolvin uit de omringende heuvels, die haar dorst wilde lessen, op het gehuil van de kinderen afkwam en hen met veel liefde zoogde. Toen een herder hen vond, was de wolvin de jongetjes zelfs aan het likken. Volgens de overlevering heette die man Faustulus. Hij bracht die kindjes naar zijn huis en gaf ze aan zijn vrouw Larentia om ze op te voeden.

In het laatste fragment is de tweeling groot en sterk geworden. Ze hebben hun oom Amulius vermoord, waarop hun grootvader Numitor opnieuw koning van Alba Longa werd. Romulus en Remus hadden het plan opgevat om zelf een stad te stichten, maar er ontstond ruzie over wie de stad zou mogen regeren. Ze waren immers even oud …

Ze hoopten dat de beschermgoden hen zouden tonen wie de nieuwe stad haar naam zou geven en wie erover zou regeren. Vanop de Palatinusheuvel keek Romulus naar de vlucht van de vogels terwijl Remus vanaf de Aventinus keek. Volgens de overlevering deed zich eerst aan Remus een teken voor: er kwamen zes gieren aanvliegen. Dit werd bekendgemaakt maar toen vlogen er tweemaal zoveel gieren boven Romulus. Ieder werd door zijn eigen volgelingen tot koning uitgeroepen. (…) Er ontstond een hevige woordenstrijd die, toen de woede hoger en hoger oplaaide, eindigde in doodslag; in het tumult werd Remus dodelijk getroffen. Beter bekend is het verhaal dat Remus, om zijn broer te plagen, over de nieuwe muren van de stad sprong en dat Romulus hem daarvoor doodde, terwijl hij hem toeschreeuwde: “Zo zal het voortaan iedereen vergaan die over mijn muren springt!” Nu had Romulus alleen de macht in handen en de stad die gesticht werd ontleende haar naam aan de stichter.

Uit: Livius, T. (1e eeuw v.C.) Ab Urbe Condita, voorwoord + boek I, 4-7

Titus Livius is de bekendste schrijver van de geschiedenis van Rome. In zijn relaas uit de 1e eeuw v.C. staat ook het verhaal van Romulus en Remus. De stichting van Rome door Romulus en Remus vond volgens de Romeinen plaats op 21 april 753 v.C. Voor de Romeinen is dat dan ook het symbolische startjaar.

3:

← Standbeeld (Lupa Capitolina) van de wolvin die Romulus en Remus zoogt, Rome. Er is veel onduidelijkheid over het moment waarop dit beeld gemaakt werd. De wolvin zou uit de 5e eeuw v.C. dateren, terwijl de jongens veel later werden toegevoegd. Volgens de Romeinse legende werd Romulus in 753 v.C. de eerste koning van de stad Rome, die hij zelf gesticht had.

ERFGOED

Bronzen beelden uit de klassieke oudheid zijn een zeldzaamheid. Niet omdat de Romeinen geen bronzen beelden maakten, maar omdat brons een kostbaar materiaal was. Niet alleen het uiterlijk is veranderd, maar ook de plaats waar het beeld staat. Dit Romeinse beeld staat nu in een Brussels museum. Hoe kan zoiets? Hoe wordt erfgoed aan ons overgeleverd? Je leert er meer over op iDiddit.

Bron

2

Maak opdracht a tot en met c met bron 1 en 2 op p. 204-205 en de lestekst op p. 207.

a Arceer op de tijdlijn de periode waarover de Romeinen zelf geen geschreven bronnen hadden.

b Vul de kaders bij de tijdlijn aan met de symbolische data en de bijbehorende gebeurtenissen.

c Kruis aan op de tijdlijn wanneer de verhalen van Aeneas en Romulus en Remus werden geschreven door Vergilius en Titus Livius.

(vermoedelijk)

509 v.C.: afzetting laatste koning en uitroeping tot republiek

27 v.C.: eerste keizer: Octavianus

395: splitsing in Oost- en WestRomeinse rijk

476: afzetting laatste WestRomeinse keizer

3

Geef vanuit de bronnen en de bijbehorende bijschriften minstens drie argumenten die duidelijk maken dat de Romeinse geschiedenis over de stichting van Rome fictief is.

4

Gebruik bron 1 en 2 op p. 204-205 en de lestekst hieronder om opdracht a en b te beantwoorden. Beantwoord daarna de historische vraag bij de conclusie op p. 216.

a Hoe legde Vergilius een verband tussen de Romeinse geschiedenis en de Griekse geschiedenis?

b Waarom wilden de Romeinen hun geschiedenis linken aan de Griekse?

De geschiedenis van Rome

In de 2e eeuw v.C. veroverden de Romeinen een groot deel van de Griekse wereld. Van alle veroverde samenlevingen kreeg de Griekse het meeste respect van de Romeinen. De Grieken hadden immers een rijke cultuur en hun schriftelijke traditie ging terug tot aan het begin van de klassieke oudheid. De succesvolle Romeinen keken op naar de Grieken omdat de Romeinen zelf niet over zo’n geschiedenis beschikten. Daarom creëerden ze vanaf 200 v.C. hun eigen geschreven verleden. De Romeinen volgden bij de constructie van dat verleden eerder hun fantasie dan dat ze zich baseerden op wat ze in bronnen vonden. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het verhaal van Aeneas, een Trojaanse prins die het brandende Troje ontvluchtte en na veel omzwervingen in Italië aankwam. Aeneas werd door de Romeinen aangeduid als de stamvader van hun volk.

Uitbreiding 2:

Hoe werd het christendom de overheersende godsdienst van het Romeinse rijk?

1

Maak opdracht a tot en met c en plaats de gebeurtenissen op de schilderijen op p. 208 in de juiste chronologische volgorde.

a Bestudeer de zes schilderijen (1 tot en met 6) en bijschriften (A tot en met F) op p. 208-209.

b Zoek bij elk schilderij het juiste bijschrift. Zo krijg je zes combinaties van nummers en letters.

c Plaats de zes cijfer-lettercombinaties in chronologische volgorde in de hokjes op de tijdlijn.

geboorte van Jezus Christus

← Jean-Léon Gérôme, ca. 1870, Frankrijk.

Francisco de Zubaran, 1627, Spanje. ↓

← Gianfrancesco Penni, Giulio Romano en Raffaellino del Colle, ca. 1520, Vaticaanstad.

← Peter Paul Rubens, 1615, Antwerpen.

Michelangelo, ca. 1540, Firenze. ↓

Onbekend, 4e eeuw, huidige Turkije. ↓

© Alamy / Imageselect / Ayhan Altun

Tijdens de eerste eeuwen na Christus werden christenen onder verschillende Romeinse keizers vervolgd. Hun godsdienst – met waarden zoals gelijkheid in de ogen van God, naastenliefde, barmhartigheid … – paste niet in de ongelijke Romeinse standensamenleving. Voor Romeinen maakte het doorgaans niet uit waarin je geloofde, maar het feit dat christenen de keizers weigerden te vereren als goddelijk figuur, zagen de Romeinen wel als problematisch. In tijden van crisis werden christenen dan ook vaak gebruikt als zondebok. Christenen liepen het risico opgepakt, opgesloten en ter dood veroordeeld te worden, al was dat ook sterk afhankelijk van de keizer die op dat ogenblik aan de macht was.

Rond 33 n.C. werd Jezus van Nazareth, later Christus genoemd, gekruisigd door de Romeinen, die op dat ogenblik heer en meester waren in het gebied dat vandaag overeenkomt met Israël-Palestina. In die periode had Jezus, een jood, heel wat andere joden overtuigd dat hij de zoon van God en de Messias was, de ‘bevrijder’ waar de joden volgens hun geloof op wachtten.

In 390 vond in Thessaloniki in Griekenland een bloedbad plaats. Keizer Theodosius wilde daarbij de inwoners straffen die de Romeinse bestuurder van de stad hadden gedood. Het straffen liep uit de hand en meer dan 7 000 inwoners werden gedood. Ambrosius, de bisschop van Milaan en raadgever van Theodosius, weigerde de keizer nog de mis te laten bijwonen totdat die tot inzicht was gekomen. Theodosius maakte van het christendom de verplichte staatsgodsdienst in het Romeinse rijk en verbood daarbij in 391 alle andere religies. Romeinse tempels sloten en werden afgebroken. De Olympische Spelen werden verboden.

Saul, later Paulus genoemd, was een streng gelovige jood die opgroeide in Tarsus, een stad in het huidige Turkije. In Handelingen, een deel van het Nieuwe Testament uit de Bijbel, staat dat Paulus, die eerst geen volgeling van Jezus was, zich bekeerde tot het christendom toen Christus aan hem verscheen. Volgens christenen heeft niemand anders meer gedaan voor de ontwikkeling van het christendom dan Paulus. Dankzij zijn reizen en verkondigingen doorheen het Romeinse rijk kreeg die nieuwe religie steeds meer aanhangers en werd de basis gelegd voor een wereldreligie. Rond 60 n.C. zou Paulus zijn gearresteerd en geëxecuteerd door de Romeinen.

In 312 vochten de Romeinse legers van Constantijn en Maxentius tegen elkaar in de zoveelste burgeroorlog. Constantijn won de veldslag en droeg naderhand de overwinning op aan de God van de christenen en bekeerde zich. Volgens de legende zag hij voor de veldslag in een visioen een kruis aan de hemel. Dat teken liet hij aanbrengen op de schilden van de soldaten, waarna ze de veldslag wonnen. Toen Constantijn zich bekeerde tot het christendom en godsdienstvrijheid afkondigde, was het ook afgelopen met de christenvervolgingen.

In 325 vond het Concilie van Nicea plaats, een kerkvergadering waarbij alle belangrijke mannen van de kerk samenkwamen. Dat concilie werd voorgezeten door keizer Constantijn, die zich enkele jaren daarvoor had bekeerd. Op dit en andere concilies werd vastgelegd wat de christelijke leer moest inhouden. Tot dan hadden verschillende christelijke groeperingen verschillende opvattingen over de leer. Was Jezus bijvoorbeeld de zoon van God en dus ondergeschikt of was Jezus gelijk aan God? Over zulke zaken werd dan gediscussieerd.

De informatie die je op sommige afbeeldingen ziet, is geen betrouwbare weergave van het verleden. Kies één schilderij uit en argumenteer waarom jij dat onbetrouwbaar vindt.

Ik kies schilderij argument:

Onderzoek de verspreiding van het christendom. Bestudeer de kaart hieronder en maak opdracht a en b. 3

a Met welk rijk komt de verspreiding van het christendom ongeveer overeen?

b Vergelijk wat je op de kaart ziet met de informatie uit de bijschriften van de schilderijen. Komen de bronnen overeen?

Plaatsen met christelijke gemeenschappen (tot de 5e eeuw)

02
KAARTEN

4

Beantwoord de historische vraag: Hoe werd het christendom de overheersende godsdienst van het Romeinse rijk? Lees eventueel ook de lestekst hieronder.

christendom

Het christendom was ontstaan in het oosten van het rijk. Paulus, een bekeerde jood, predikte de leer van Christus op zijn reizen doorheen het Romeinse rijk en zette de verspreiding van het christendom in gang. Christenen predikten monotheïsme, het geloof in één god, gelijkheid en naastenliefde. Die ideeën kwamen niet overeen met de eeuwenoude Romeinse gebruiken van polytheïsme, geweld en slavernij. De spanningen in de Romeinse multiculturele samenleving namen dus toe en sommige Romeinse keizers vervolgden de christenen, die bovendien weigerden de 'goddelijke' keizers te vereren. De populariteit van de christelijke godsdienst leidde gedurende lange tijd tot religieuze verdeeldheid en conflicten. Vanaf 312 gunde keizer Constantijn christenen het recht om hun godsdienst te beoefenen: die godsdienstvrijheid zorgde ervoor dat christenen voortaan geen angst voor vervolging meer moesten hebben. Aan het einde van de 4e eeuw besliste keizer Theodosius om het christendom zelfs tot staatsgodsdienst te verheffen, waardoor het plots niet-christenen waren die vervolging moesten vrezen.

Historische vraag 5:

Hoe wordt de ondergang van het West-Romeinse rijk verklaard?

In deze historische vraag bestudeer je aan de hand van een lestekst de ondergang van het West-Romeinse rijk.

Lees de lestekst op p. 212-213. Probeer te begrijpen welke verklaringen de tekst geeft voor het einde van het West-Romeinse rijk. Gebruik de leesstrategie ‘intensief lezen’.

Het

2

Geef met behulp van de lestekst twee voorbeelden van verbanden tussen de maatschappelijke domeinen bij de ondergang van het West-Romeinse rijk. Je krijgt alvast één voorbeeld.

Voorbeeld: De oorlogen (POL) zorgden voor onveiligheid en legden de handel (ECO) stil.

3

Zoek naar verklaringen voor de ondergang van het Romeinse rijk. Noteer in elk kader minstens twee oorzaken.

Oorzaken binnen het rijk

Oorzaken buiten het rijk

4

DE ONDERGANG VAN HET WEST-ROMEINSE RIJK

Beantwoord de historische vraag bij de conclusie op p. 216.

De ondergang van het West-Romeinse rijk

Oorzaken binnen het rijk

In 117, onder keizer Trajanus, was het Romeinse rijk op zijn grootst. In de eeuwen daarna veroverden ze geen gebieden meer en moesten ze het rijk verdedigen tegen invallen. In de 3e eeuw werden opnieuw burgeroorlogen gevoerd die zorgden voor onveiligheid en de handel bemoeilijkten. Omdat er nu geen nieuwe gebieden meer veroverd werden, konden steeds minder mensen tot slavernij gedwongen worden. Dat was een probleem voor de eigenaars van bijvoorbeeld grote landbouwbedrijven. De vele soldaten aan de grenzen moesten worden betaald, maar er was geen oorlogsbuit meer en daarom stegen de belastingen. De Romeinse bestuurders die de leiding hadden in de verafgelegen provincies, inden wel belastingen, maar verrijkten liever zichzelf dan dat ze het belastinggeld naar de keizer in Rome opstuurden.

Gevolg

Ook het klimaat speelde een rol: vanaf de 3e eeuw daalden de landbouwopbrengsten omdat het droger was geworden. Vooral Egypte, dat veel graan leverde aan Rome, had te kampen met klimatologische problemen. Minder graan betekende dat minder monden konden worden gevoed. Vanaf het midden van de 3e eeuw kreeg het Romeinse rijk bovendien ook nog eens af te rekenen met een onverklaarbare epidemie die de bevolking teisterde en voor vele duizenden slachtoffers zorgde. Ten slotte was ook het christendom, een nieuwe godsdienst, een bron van verdeeldheid en conflicten. In 395 besliste keizer Theodosius dat het rijk te groot was om het als geheel te besturen en splitste het op in een oostelijk en een westelijk deel.

Oorzaken buiten het rijk

De Germanen woonden ten noordoosten van de Rijn. Af en toe staken ze de Rijn over om zich in het grensgebied van het West-Romeinse rijk te vestigen, bijvoorbeeld omdat de landbouwgrond daar beter was of om het Romeinse leger te helpen bij de verdediging van het rijk. Dat werd soms door de Romeinen toegelaten en zelfs aangemoedigd. Hoewel de migratie van Germanen meestal in vrij kleine groepen gebeurde, zorgde het toch voor conflicten met de geromaniseerde inwoners van het rijk.

De grenzen van het Romeinse rijk (4e - 5e eeuw)

Buiten de Germanen had het West-Romeinse rijk ook af te rekenen met invallen van de Hunnen. Dat nomadische volk kwam oorspronkelijk uit Centraal-Azië, maar trok in de 4e eeuw door CentraalEuropa. Nogal wat Germanen sloten zich bij de Hunnen aan of sloegen ervoor op de vlucht op zoek naar een veiligere plek om zich te vestigen. Zij trokken dan in de richting van de Romeinse grenzen. In het jaar 476 werd de laatste West-Romeinse keizer in Rome afgezet door de Germaan Odoaker. Het Oost-Romeinse rijk hield het nog bijna duizend jaar uit.

Historische vraag 6:

Hoe bepaalt je standplaatsgebondenheid je perspectief op de Romeinse samenleving?

In deze oefening vergelijken we de mening van enkele bekende Romeinen met onze eigen mening. Daarbij onderzoeken we hoe onze standplaatsgebondenheid onze eigen opvattingen beïnvloedt.

1

Lees het kader historisch denken.

Historisch denken: standplaatsgebondenheid

Je leerde in Sapiens 1 dat de standplaatsgebondenheid van personen verschilt. Dat betekent dat je gebonden bent aan je standplaats of leefruimte. Je perspectief of standpunt wordt bepaald door de tijd, de plaats en de context waarin je bent opgegroeid. Daaronder vallen bijvoorbeeld je taal, waarden, normen, gender, godsdienst, opvoeding … Je kunt de standplaatsgebondenheid vergelijken met een bril die je ophebt en die beïnvloedt hoe je naar dingen kijkt, ook naar fenomenen in het verleden. Daarom bestaan er verschillende perspectieven over heden en verleden. Het is niet fout om zo’n bril op te hebben, het is wel belangrijk om je bewust te worden van je standplaatsgebondenheid.

2

Bestudeer de uitspraken van bekende Romeinen over de Romeinse samenleving. Maak opdracht a tot en met e.

Bekijk het instructiefilmpje.

a Bespreek klassikaal de mening van de schrijvers. Wat bedoelen ze precies met hun uitspraak?

b Kies twee uitspraken en geef er je eigen mening over.

c Bespreek je mening klassikaal. Onderzoek of er in de klas verschillende meningen bestaan.

d Schrap wat niet past.

Mijn mening en die van mijn klasgenoten is (eerder) dezelfde als die van de Romeinen / (eerder) verschillend van die van de Romeinen.

e Leg uit hoe dat komt.

Bron 1: Over vrouwen

Als jullie ze eenmaal toestaan om gelijk te zijn, zullen ze jullie de baas worden.

Uit: Cato de Oudere. (2e eeuw v.C.). Livy, Ab Urbe Condita, 34.2. Rome.

Cato was een politicus, denker en schrijver die voorstander was van de oude Romeinse waarden en normen.

Bron 2: Over slavernij

De slaaf is een instrumentum vocale (spreekwerktuig), het lastdier een instrumentum semi-vocale (halfsprekend werktuig) en het werktuig zelf een instrumentum mutum (stom werktuig).

Uit: Varro. (1e eeuw v.C.). Rerum Rusticarum Libri Tres (Boek 1, 17). Rome.

Varro was een Romeinse schrijver, politicus en denker. Dit fragment komt uit een boek over landbouw.

Bron 3: Over het Romeinse imperialisme

Jij, Romein, onthoud dat het jouw taak is om met gezag over de volken te heersen.

Uit: Vergilius. (1e eeuw v.C.). Aeneis (Boek 6, 851853). Rome.

Vergilius was een van de grootste en meest invloedrijke dichters in het oude Rome.

Bron 4: Over de standenmaatschappij

Zoals in een goed functionerende staat er verschillende taken en rollen zijn, zo heeft elke persoon in de wereld zijn eigen plaats, en elk heeft zijn eigen bijdrage te leveren aan het geheel.

Uit: Aurelius, M. (2e eeuw n.C.). Meditaties (Boek 5, 16). Rome.

Marcus Aurelius was een keizer en een filosoof die veel filosofische teksten naliet.

Beantwoord de historische vraag bij de conclusie op p. 217. 3

Ongelijkheid in de Romeinse samenleving

De Romeinen hadden een andere kijk op de samenleving dan jij omdat jij vertrekt vanuit een andere standplaatsgebondenheid. De Romeinen kenden een patriarchale samenleving met veel ongelijkheid tussen arm en rijk. Ze dachten niet op dezelfde manier over sociale gelijkheid als de mensen in de 21e eeuw. In onze samenleving vinden veel mensen het vanzelfsprekend dat alle mensen gelijkwaardig zijn. We hebben in Europa ook wetten die die gelijkwaardigheid proberen te garanderen.

Conclusie IV

Antwoorden op de historische vragen

Historische vraag 1: Hoe veranderde de Romeinse republiek in een keizerrijk?

Historische vraag 2: Hoe verspreidde de Romeinse manier van leven zich over het Romeinse rijk?

Historische vraag 3: Welk beeld creëerde Octavianus van zichzelf?

Historische vraag 4: Hoe creëerden de Romeinen hun geschiedenis?

Historische vraag 5: Hoe wordt de ondergang van het West-Romeinse rijk verklaard?

Historische vraag 6: Hoe bepaalt je eigen standplaatsgebondenheid je perspectief op de Romeinse samenleving?

Synthese V

Samenvattend schema

Romeinse republiek

Dictator Caesar sterft.

laatste burgeroorlog

verandert

samenleving: autocratie, dynastie, Pax Romana

↑ Bekijk het instructiefilmpje.

verhoogde werkgelegenheid graanprijs laag houden

stimuleerde grote gezinnen Octavianus wint.

Romeins keizerrijk vanaf ca. 30 v.C.

verdere veroveringen

romanisering

stimuleerde kunstenaars standbeelden

geschiedenis neerschrijven imagebuilding

bij elkaar verzonnen gebeurt vandaag nog steeds binnen het rijk: –nieuwe burgeroorlogen

–minder slaafgemaakten –minder belastinginkomsten –religieuze verdeeldheid

buiten het rijk: –migratie van Germanen

–aanval van Hunnen

ondergang West-Romeinse rijk ca. 500

Historisch denken

Historische begrippen

Je leerde vorig jaar en in de vorige hoofdstukken al volgende historische begrippen: aristocratie , autocratie , beeldhouwkunst, bestuur, burgeroorlog, consul, cultuur, democratie , dynastie , handel, imperialisme , landbouw, migratie , multiculturele samenleving, ongelijkheid, patriarchale samenleving, patriciër, polytheïsme , propaganda, publieke opinie, republiek , rijk , senaat, slavernij, vrede

In dit hoofdstuk leerde je de volgende historische begrippen: cultureel: godsdienstvrijheidsituatie waarin de staat de mogelijkheid biedt om de godsdienst te belijden die je wilt monotheïsme godsdienst waarbij één god wordt aanbeden pontifex maximustitel voor de hoogste Romeinse priester schriftelijke traditiegewoonte om verhalen of ideeën door te geven aan volgende generaties door middel van tekst staatsgodsdienstofficiële religie in een land of gebied

politiek:

keizer titel van autocratische leiders van het Romeinse keizerrijk Pax Romana Romeinse vrede, periode waarin er relatief weinig oorlogen en geweld waren in het Romeinse rijk (ca. 1e - 2e eeuw)

Eigen begrippen:

Structuurbegrippen

Je gebruikte in dit hoofdstuk de volgende structuurbegrippen: verandering, oorzaak en gevolg, perspectief.

Zelfevaluatie

Ik ken het samenvattend schema op p. 218.

Ik ken de inhoudelijke teksten op p. 195-196, 199, 203, 207, 211, 212-213 en 215.

Ik ken het kader historisch denken op p. 214.

Ik ken de extra informatie van iDiddit:

SITUEREN IN HET REFERENTIEKADER

Ik kan de symbolische begindata geven voor het Romeinse keizerrijk en kan het keizerrijk op een tijdlijn plaatsen, zoals op p. 190-191.

Ik kan de kenmerken van de Romeinse republiek vergelijken met kenmerken uit het Romeinse keizerrijk, zoals op p. 194-195, en benoemen wat er veranderde.

Ik kan voorbeelden geven van verbanden tussen het politieke domein en de andere drie domeinen, zoals op p. 212.

Ik kan aan de hand van een kaart uitleggen hoe het Romeinse rijk werd opgesplitst in een westelijk en oostelijk rijk, de migratie van Germaanse stammen aanduiden en de aanvallen van de Hunnen weergeven, zoals op p. 213.

HISTORISCHE BRONNEN EN WERKEN

Ik kan een stappenplan van de bronnenstudie doorlopen, zoals op p. 201-202.

Ik kan van een bron zeggen welk perspectief, welke boodschap en welk doelpubliek aan bod komen, zoals op p. 202.

BEELDVORMING BEARGUMENTEREN

Ik kan verklaren met welk doel Octavianus standbeelden van zichzelf liet maken, zoals op p. 199-203.

Ik kan verklaren hoe en waarom de Romeinen hun geschiedenis zelf creëerden, zoals op p. 203-207.

REFLECTEREN OVER HEDEN, VERLEDEN EN TOEKOMST

Ik kan uitleggen dat ook machthebbers vandaag aan imagebuilding doen, zoals op p. 202-203.

Ik kan verklaren hoe je eigen standplaatsgebondenheid je kijk op de Romeinse samenleving bepaalt, zoals op p. 214-215.

Cleopatra, berucht en beroemd

Gezichtsreconstructie Cleopatra VII (69 - 30 v.C.). Deze reconstructie van Cleopatra is voornamelijk gebaseerd op een buste uit het Altes Museum in Berlijn, waarvan algemeen wordt aangenomen dat die Cleopatra afbeeldt. De reconstructie is ook gebaseerd op hedendaagse muntportretten en een buste uit het British Museum, die mogelijk Cleopatra voorstelt. In de portretten, en dus ook in deze reconstructie, draagt Cleopatra een stoffen diadeem die traditioneel werd gedragen door hellenistische vorsten. De afgebeelde oorbel is gebaseerd op Ptolemaeïsche sieraden uit de 1e eeuw v.C. die tentoongesteld worden in het Metropolitan Museum of Art.

Historische vragen

1 Waar en wanneer leefde Cleopatra?

2 Hoe zag Cleopatra eruit?

3 Hoe kwam Cleopatra aan haar einde?

4 Hoe evolueerde het beeld van Cleopatra doorheen de eeuwen?

Historische vraag 1:

Waar en wanneer leefde Cleopatra?

Cleopatra leefde van 69 v.C. tot 30 v.C. Ze zou de geschiedenis ingaan als de laatste Egyptische farao. Tijdens haar leven probeerde ze het Egyptische rijk te vergroten en uit de greep van het Romeinse rijk te blijven. In deze historische vraag gaan we na in welke omstandigheden ze leefde.

1

Situeer Cleopatra in de tijd. Bestudeer de tijdlijn en maak opdracht a en b.

a Vul de gevraagde gegevens aan op basis van de info op de tijdlijn.

In welke eeuw regeerde Cleopatra?

In welk millennium regeerde Cleopatra?

In welke periode regeerde Cleopatra?

b Waarom kan 30 v.C. een scharnierpunt genoemd worden voor zowel de Egyptische als de Romeinse geschiedenis?

2

Analyseer met behulp van de kaarten op p. 223 de territoriale veranderingen en de gelijktijdigheid tussen de samenlevingen. Duid in de tabellen op p. 224 aan welke structuurbegrippen van toepassing zijn. Gebruik ook de tijdlijn.

OUDE NABIJE OOSTEN

Het Romeinse rijk (264 v.C. - 1e eeuw v.C.)

Het Romeinse rijk (14 n.C.)

Ptolemeïsche dynastie aan de macht in Egypte Cleopatra aan de macht eerste keizer Octavianus (latere Augustus)

Het rijk van Cleopatra werd na haar dood opgenomen in het Romeinse rijk onder keizer Augustus. de grootte van het Romeinse rijk voor en na 31 v.C. het bestaan van andere rijken in de regio rond de Middellandse Zee, naast het Romeinse rijk

continuïteitverandering

gelijktijdigongelijktijdig

de regeerperiode van Cleopatra en Caesar de regeerperiode van Cleopatra en Augustus de regeerperiode van Cleopatra en de Slag bij Actium

Historische vraag 2: Hoe zag Cleopatra eruit?

Cleopatra wordt vaak gezien als een van de meest fascinerende historische figuren uit de oudheid. Over haar uiterlijk doen heel wat verhalen de ronde. In deze historische vraag proberen we meer te weten te komen over hoe ze eruitzag.

Lees en bekijk de bronnen over Cleopatra en doorloop daarna het stappenplan.

← Standbeeld van (vermoedelijk) Cleopatra, gemaakt in de 1e eeuw v.C., basalt. Tentoongesteld in het Hermitage in Sint-Petersburg. Het beeld toont waarschijnlijk Cleopatra in een traditioneel Egyptische stijl, waarbij vorsten rechtop en frontaal worden afgebeeld, zonder al te veel emotie. Herken je de typische kenmerken nog uit Sapiens 1? Naast Egyptische elementen zijn er ook Ptolemeïsche elementen te zien. Zo houdt ze wellicht een dikeras vast. Een dikeras was een ‘dubbele hoorn des overvloeds’, een symbool dat rijkdom, vruchtbaarheid en welvaart vertegenwoordigde. Dat symbool werd vaak geassocieerd met koninklijke en goddelijke figuren en diende als een typisch kenmerk van Ptolemeïsche koningin-godinnen. Ze draagt daarnaast een hoofddeksel dat bestaat uit gevlochten haar, wat typerend was voor Cleopatra en mogelijk ook voor andere vrouwen uit de Ptolemeïsche dynastie.

Cleopatra,

Bron 1:

Bron 2:

We weten niet hoe Cleopatra er precies uitzag omdat het bewijsmateriaal uit de Oudheid onze vragen niet goed kan beantwoorden. Bronnen uit haar eigen tijd bevatten geen gedetailleerde beschrijvingen van haar uiterlijk. Ze zeggen ons niet wat de kleur van haar huid of haar haar was. Romeinse schrijvers bestempelden haar als Egyptisch, wat voor hen een negatieve bijklank had en voor ons een onvoldoende specifieke omschrijving is. Afbeeldingen uit haar regering zijn niet natuurgetrouw. Cleopatra is in verschillende contexten afgebeeld door kunstenaars die haar misschien nooit zelf gezien hadden en die in specifieke stijlen werkten om officiële beeltenissen van haar te maken. Egyptische tempelreliëfs en beelden tonen haar als een typische, goddelijke oud-Egyptische koningin [zie bron 1]. Afbeeldingen van haar op munten en beelden in hellenistische stijl zien er misschien realistischer uit, maar zijn evengoed geïdealiseerd [zie bron 3]. Ze tonen Cleopatra met de Griekse haardracht die destijds populair was in Egypte: het haar in brede vlechten dicht op de schedel gevlochten en een knotje op het achterhoofd. Haar neus en kin zijn prominent.

Naar: Huig, E., Kuin, I. & Liebregts, M. (2022). De huid van Cleopatra - Etniciteit en diversiteit in oudheidstudies. Uitgeverij Verloren.

De hellenistische stijl waarvan sprake is in de tekst, is een kunststijl die ontstond in de periode na de dood van Alexander de Grote. Fris je geheugen eventueel even op door terug te bladeren naar hoofdstuk 3. De afgebeelde figuren werden ‘geïdealiseerd’. Dat wil zeggen dat bepaalde kenmerken van een persoon werden ‘verbeterd’ volgens de toenmalige schoonheidsidealen of eigenschappen. Bijvoorbeeld, een vorst werd vaak met een sterke kaaklijn of grote ogen afgebeeld om kracht of wijsheid te symboliseren.

3:

Zilveren munten met de beeltenis van (vermoedelijk) Cleopatra, British Museum, 1e eeuw v.C. Munten met portretten werden in deze periodes gebruikt als propaganda, waarbij idealen zoals schoonheid, kracht en wijsheid in het portret werden verwerkt. Zelfs al leken die afbeeldingen soms op de echte persoon, toch werden ze wellicht bijgewerkt om de persoon nog aantrekkelijker, heldhaftiger of indrukwekkender te laten lijken. Deze munten beelden Cleopatra af met scherpe, karakteristieke trekken, zoals een lange neus, hoekige kin en opvallend voorhoofd. Haar haarstijl, de Ptolemeïsche knoop, was typerend voor de vrouwen van haar dynastie. Bij die haarstijl werd het haar naar achteren gekamd en vastgemaakt in een strakke knoop op het achterhoofd, vaak met een brede haarband of diadeem. Die diadeem was een teken van iemands koninklijke status en heiligheid. Door die haarstijl over te nemen plaatste Cleopatra zich op één lijn met haar voorouders en met godinnen zoals Isis.

Bron
© The Trustees of the British Museum

Bron 4:

In 1963 was Cleopatra een van de duurste Hollywoodfilms ooit gemaakt. De hoofdrol werd gespeeld door Elizabeth Taylor. Cleopatra werd voorgesteld als een uitzonderlijk persoon. Haar naam, haar relaties met machtige mannen, haar karakter en haar schoonheid werden door de filmmakers extra in de verf gezet met tientallen kostuums, haartooien en indrukwekkende decors. Wat ze niet wisten over haar, vulden ze aan met eigen inzichten, waardoor er heel wat historische onwaarheden in zitten.

search Stap 1: Ik verzamel informatie over de bronnen.

bron 1

Wie heeft de bron gemaakt?

Wanneer werd de bron gemaakt?

Wat voor soort bron is het?

search Stap 2: Ik bestudeer de bronnen aandachtig.

2

3 bron 4

Duid aan op de bron of in de bijschriften wat we te weten komen over Cleopatra’s uiterlijke kenmerken.

search Stap 3: Ik denk na over de bronnen.

✓ Welke bronnen zijn bruikbaar om een antwoord te formuleren op de historische vraag?

1

Geef mondeling per bron één argument voor je keuze.

4

✓ Welke bronnen zijn voldoende betrouwbaar om een antwoord te formuleren op de historische vraag?

bron 1

bron 2

bron 3

bron 4

search Stap 4: Ik beantwoord de historische vraag.

Historische vraag 3:

Hoe kwam Cleopatra aan haar einde?

Op 2 september 31 v.C. vond de Slag bij Actium plaats: het beslissende moment in de machtsstrijd tussen Marcus Antonius, gesteund door Cleopatra, en Octavianus, de toekomstige keizer Augustus. In die zeeslag overwon de vloot van Octavianus die van Marcus Antonius en Cleopatra. Na hun nederlaag vluchtten Antonius en Cleopatra naar Egypte en stierven ze allebei. Onderzoek nu hoe ze precies aan hun einde kwamen.

Lees en bestudeer de bronnen. Achterhaal met behulp van het stappenplan hoe Cleopatra aan haar einde kwam.

search Stap 1: Ik verzamel informatie over de bronnen.

bron 1

Soort bron?

Maker/auteur?

Wanneer gemaakt?

search Stap 2: Ik bestudeer de bronnen aandachtig.

bron 2

Beide bronnen vermelden/vertonen dezelfde (mogelijke) doodsoorzaak en dat is ...

Beide bronnen spreken elkaar ook tegen. Volgens bron 1 is het geloofwaardiger dat ze stierf door ...

search Stap 3: Ik denk na over de bronnen.

✓ Welke uitspraken over de bronnen zijn juist?

☐ Beide bronnen zijn bruikbaar om een antwoord te formuleren op de historische vraag.

☐ Bron 1 is meer betrouwbaar dan bron 2 om een antwoord te formuleren op de historische vraag.

☐ Bron 2 is meer betrouwbaar dan bron 1 om een antwoord te formuleren op de historische vraag.

search Stap 4: Ik beantwoord de historische vraag: Hoe kwam Cleopatra aan haar einde?

✓ Kruis de juiste uitspraak aan en vervolledig het antwoord.

☐ Ik kan een antwoord geven op deze historische vraag, namelijk …

☐ Ik kan geen (sluitend) antwoord geven op deze historische vraag, want …

Bron 1:

Hoe ze haar laatste daad heeft voltrokken is niet duidelijk. Octavianus had de indruk – of wilde de indruk verspreiden – dat ze een aspis, een Egyptische cobrasoort had gebruikt. Hij arriveerde na zijn boodschappers ter plekke en probeerde Cleopatra weer tot leven te wekken. Hij liet Libische slangenbezweerders, Psylli, komen. Het verhaal ging dat ze bij een slangenbeet door te proeven konden bepalen van welke slangensoort de beet afkomstig was en dat ze dan de dood uit een lijk dat al koud was konden trekken door het mompelen van bezweringen en het uitzuigen van de wond. De Psylli die zich met Cleopatra bezighielden, konden dit wonder niet tot stand brengen. De Egyptische koningin was en bleef dood. Erg verrassend was dit niet. Dio en Plutarchus weten het allebei niet zo zeker van die aspis, die ongetwijfeld later de geschiedenis in kroop. (…) Vergif was een veel waarschijnlijker alternatief. (…) Het meest waarschijnlijke is dat ze een dodelijk drankje innam of zich insmeerde met een giftige zalf.

Uit: Schiff, S. (2010). Cleopatra. Ambo. New York.

Bron 2:

↑ Rosso Fiorentino, Stervende Cleopatra, ca. 1525/1530, Braunschweig: Herzog Anton Ulrich-Museum. Dit schilderij toont een stervende Cleopatra (rechts) die een slangenarmband draagt. De linkse figuur is wellicht een van Cleopatra’s dienstmeiden.

Cleopatra,

Historische vraag 4: Hoe evolueerde het beeld van Cleopatra doorheen de eeuwen?

Cleopatra mag dan wel een van de beroemdste vrouwen uit de geschiedenis zijn, toch blijft het gissen naar heel wat elementen van haar uiterlijk, leven en dood. We mogen informatie uit historische bronnen niet zomaar overnemen om een beeld te vormen van het verleden en moeten kritisch omgaan met alle bronnen. In deze historische vraag onderzoek je hoe het beeld van haar als een beruchte en beroemde heerseres doorheen de eeuwen evolueerde.

1

Blader nog eens terug door je antwoorden op historische vraag 2 en 3. Maak opdracht a tot en met c en bespreek je antwoorden mondeling.

a Omschrijf hoe Cleopatra er volgens de verschillende bronnen uitgezien zou kunnen hebben qua uiterlijk (gezicht), klederdracht en haartooi.

b Vat de verschillende mogelijke doodsoorzaken samen.

c Verklaar waarom we zo weinig met zekerheid weten over haar.

2

Gebruik bron 1 om te begrijpen hoe het beeld van Cleopatra evolueerde. Maak opdracht a en b.

a Kruis de juiste uitspraken aan.

Wat we van Cleopatra weten …

☐ … is zeer uitvoerig.

☐ … is gebaseerd op beschrijvingen van tijdgenoten.

☐ … is een beeld dat doelbewust ontstond door de propaganda onder Augustus.

☐ … focust vooral op haar politieke leven.

☐ … is bedoeld om de lezer te informeren.

☐ … is bedoeld om de lezer te imponeren.

☐ … focust op haar liefdesleven en is door de eeuwen heen versterkt door Hollywoodfilms.

b Vul de conclusie aan. Schrap wat niet past.

Het beeld van Cleopatra evolueerde doorheen de tijd. Het leert ons vooral veel over de tijd waarin Cleopatra leefde / over de tijd waarin het beeld over haar ontstond.

Achter het beeld dat over haar ontstond, zaten verschillende doelstellingen die ons vooral iets vertellen over van die tijd.

Daardoor is het beeld over haar doorheen de eeuwen

Bron 1:

‘Onze uitvoerigste bronnen hebben Cleopatra nooit ontmoet. Ploutarchos werd zesenzeventig jaar na haar dood geboren. Appianus schreef ruim een eeuw later, Dio ruim twee. Het levensverhaal van Cleopatra werd door heel wat geschiedschrijvers eerder uitvergroot dan verdoezeld.

Heel wat geschiedschrijvers die over haar schreven, leefden in de tijd van Augustus. Augustus liet bewust een ‘roddelbladversie’ van de Egyptische koning verspreiden in Rome. Ze werd afgeschilderd als vals, bloeddorstig en machtsbelust. Augustus blies Cleopatra op tot bovenmenselijke proporties om hetzelfde te kunnen doen met zijn overwinning op Marcus Antonius, en om zijn vijand, Marcus Antonius, uit beeld te laten verdwijnen. Haar geschiedenis werd dus geschreven door haar vijanden, die zich vooral baseerden op de herinnering. We vermoeden dan ook dat, naast politieke redenen, de geschiedschrijvers haar leven zo opsmukten om de lezer te imponeren.

Er zijn ook veel dingen die we over haar niet te weten komen via de Romeinse bronnen. Onze reconstructie van haar leven is dan ook erg riskant. We weten via de overgeleverde bronnen heel erg weinig over haar politieke zaken, en dat is waarschijnlijk een van de redenen dat er vaak wordt gekeken naar haar liefdesgeschiedenissen. Dat beeld werd later versterkt door de Hollywoodversie die van haar werd opgevoerd door Liz Taylor in de film Cleopatra.

Uit: Schiff, S. (2010). Cleopatra. Ambo.

3

Er bestaan verschillende perspectieven op de vraag hoe Cleopatra voorgesteld moet worden, afhankelijk van de standplaatsgebondenheid van de makers. Bestudeer bron 3 om die perspectieven te onderscheiden. Maak opdracht a tot en met c.

a Combineer de perspectieven die in de bron aan bod komen: verbind het beeld van Cleopatra met de personen die ervoor pleiten.

personen die ervoor pleiten beeld Cleopatra de Egyptenaren vandaag als witte vrouw

tijdgenoten uit de klassieke oudheid als zwarte vrouw

hedendaagse historici als typisch Egyptische vrouw

Europeanen in de 19e en 20e eeuw als typisch Griekse vrouw

hedendaagse filmmakers

b Trek een tussentijds besluit.

Welke visies spreken elkaar tegen door een verschillend perspectief?

Welke doelgroepen hanteren een gelijkaardig perspectief?

De manier waarop Cleopatra wordt voorgesteld doorheen de eeuwen wordt gekenmerkt door verandering / continuïteit. Dat komt omdat ...

c Vul het stroomschema aan met de zaken die je in dit hoofdstuk hebt geleerd over Cleopatra.

verleden

Cleopatra leefde van 69 v.C. tot 30 v.C. Ze was de laatste farao van Egypte. Na haar dood werd haar rijk opgenomen in het Romeinse rijk onder de eerste keizer Augustus.

historische vraag stellen

Hoe zag Cleopatra eruit en hoe kwam ze om het leven?

bronnenstudie

beeldvorming geschiedenis

Het beeld dat we hebben van Cleopatra evolueerde doorheen de eeuwen en wijzigt en evolueert nog steeds.

Bron 2:

Debat over zwarte Cleopatra in serie: 'We weten niet veel over haar uiterlijk'

In Egypte is er ophef over een nieuw Netflixdocudrama dat vanaf volgende week te zien is:

Queen Cleopatra. De Britse hoofdrolspeler Adele James is een zwarte vrouw en dat is volgens critici niet in overeenstemming met de historische werkelijkheid. Maar Nederlandse historici en kunstkenners noemen het historisch gezien goed verdedigbaar om te 'spelen' met de kleur van Cleopatra.

(…)

"Ik lig er niet zo wakker van, al had ik persoonlijk een andere keuze gemaakt", zegt Daniel Soliman. Hij is egyptoloog en conservator bij het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden. Soliman snapt de achtergrond van de commotie wel. "Veel van de ophef komt uit Egypte en de Egyptische diaspora. De oudheid is belangrijk voor hun identiteit en trots. Ik had gekozen voor een actrice met een Egyptische achtergrond. Dat kan ook iemand met een donkere huidskleur zijn."

Over de afkomst van Cleopatra bestaat onduidelijkheid. Haar vader was GrieksMacedonisch, maar over haar moeder is niet veel bekend. "We weten niet precies wie de moeder is", zegt Daniëlle Slootjes, hoogleraar oude geschiedenis aan Universiteit van Amsterdam.

Cleopatra werd in Hollywoodproducties meerdere malen door een witte actrice gespeeld (…) "We zijn gewend om de oudheid te beschouwen als erfgoed van witte mensen" zegt Rosemarie

Buikema, hoogleraar kunst, cultuur en diversiteit aan de Universiteit Utrecht.

Prinsje of prinsesje

Buikema snapt de politieke keuze voor een zwarte Cleopatra. "Zwarte kinderen kunnen ook nakomelingen van koningen en koninginnen zijn, en niet alleen de nakomelingen van tot slaaf gemaakte mensen. Het doet ertoe dat ze ook kunnen dromen: ik ben een prinsje of prinsesje. Het is ontzettend belangrijk om deel uit te maken van de dominante geschiedenis."

Lange zwarte pruik

Maar Cleopatra werd in de oudheid juist wel op verschillende manieren neergezet, zegt egyptoloog Soliman. "Aan de ene kant op een typisch Egyptische manier: als slanke vrouw met lange zwarte pruik en Egyptische kleding. Anderzijds wordt ze heel Grieks afgebeeld. Op oude munten heeft ze brede vlechten, een forse neus en kin." En in Shakespeares toneelstuk Antonius and Cleopatra had de koningin ook een donkere huidskleur.

"Als er volgens bronnen verschillende beelden van Cleopatra zijn, is een zwarte koningin historisch oké en politiek zeker oké," zegt Buikema. "De weerstand hiertegen legt eigenlijk alleen maar de problematische eenzijdigheid van de weergave van onze geschiedenis bloot."

Uit: Bhageloe, S. (6 mei 2023). Debat over zwarte Cleopatra in serie: 'We weten niet veel over haar uiterlijk'. www.nos.nl

Histokit: Hulpmiddelen om historisch te leren denken

Hier vind je jouw gereedschapskist voor het vak geschiedenis. Deze strategiefiches en hulpmiddelen kun je gebruiken bij moeilijke opdrachten.

Strategiefiches helpen je stapsgewijs te werk te gaan. Je zet ze bijvoorbeeld in als je redeneert met en over bronnen of als je moeilijke teksten of afbeeldingen bestudeert. Na verloop van tijd heb je ze zo vaak gebruikt dat je de stappenplannen niet meer nodig hebt. Dat is ook de bedoeling: we streven ernaar om je op het einde van het schooljaar zo veel mogelijk zonder de geheugensteuntjes te laten werken. In je Histokit vind je verder ook enkele hulpmiddelen: begrippenregisters en kaarten. Ook die kun je inzetten als je moeilijke opdrachten zelfstandig moet uitvoeren.

Ik leer historisch denken

1 01

Tijdlijn

Waar op de tijdlijn kan ik dit situeren?

Periodes van het westers historisch referentiekader ↑ Bekijk het instructiefilmpje.

PREHISTORIE

GESCHIEDENIS

KLASSIEKE OUDHEID MIDDELEEUWEN
OUDE NABIJE OOSTEN

(On)gelijktijdigheid in de Griekse wereld en het Romeinse rijk in Sapiens 2

KLASSIEKE OUDHEID

OUDE NABIJE OOSTEN

MINOÏSCHE EN MYKEENSE SAMENLEVINGEN

KONINGSTIJD

Continuïteit en verandering in de Griekse wereld in Sapiens 2

GRIEKSE WERELD

ROMEINSE RIJK

KLASSIEKE OUDHEID

BLOEIPERIODE GRIEKSE WERELD

OUDE NABIJE OOSTEN

GRIEKSE PROTO-HISTORIE

1 02

Kaarten

Waar in de ruimte kan ik dit situeren?

De wereld vandaag: staatkundig

↑ Bekijk het instructiefilmpje.

Europa vandaag: staatkundig

Maatschappelijke domeinen

In welk(e) maatschappelijk(e) domein(en) kan ik dit situeren?

Historische vragen zoals:

Hoe werden gebieden bestuurd?

Wie had macht?

Wie had welke rechten?

Waar werd oorlog gevoerd?

Tot het politieke domein behoren zaken die te maken hebben met: bestuur, macht, afspraken, rechten en plichten, oorlog ...

POLITIEK

Historische vragen zoals:

↑ Bekijk het instructiefilmpje.

Wie behoorde tot welke stand in de samenleving?

Wie had veel of weinig aanzien?

Hoe waren de verhoudingen tussen mannen en vrouwen in de samenleving?

Tot het sociale domein behoren zaken die te maken hebben met: individu, groep, rollen, verhoudingen tussen mensen …

ECONOMISCH

Tot het economische domein behoren zaken die te maken hebben met: geld, arbeid, voedsel, handel, vervoer ...

Historische vragen zoals:

Hoe verplaatsten mensen zich?

Welke producten werden verhandeld?

Wat voor beroepen voerden mensen uit?

Wie verdiende veel of weinig?

SOCIAAL CULTUREEL

Tot het culturele domein behoren zaken die te maken hebben met: kunst, vrije tijd geloof, wetenschap, mode ...

Historische vragen zoals:

Welke kunstuitingen bracht een samenleving voort?

In welke goden geloofden mensen?

Wat deden mensen in hun vrije tijd?

Wanneer werden dingen uitgevonden?

Historische beeldvorming

STROOMSCHEMA

Hoe komt ons beeld van het verleden tot stand?

historische vragen

bronnen identificeren bronnenstudie

stap 2: observeren stap 1: verzamelen

lees- en kijkstrategieën toepassen

geschiedenis beeldvorming

stap 4: vraag beantwoorden

Historische vragen

historische vraag beantwoorden

Waarover gaan historische vragen? Hoe beoordeel ik of een historische vraag onderzoekbaar is?

Een historische vraag is gericht op het menselijk verleden. Er bestaan historische vragen over het verleden, over de relatie tussen heden en verleden, over de totstandkoming van historische kennis en over representaties (beeldvorming) van het verleden.

De onderzoekbaarheid van een historische vraag kan beoordeeld worden aan de hand van de volgende hulpvragen:

✓ Is de vraag voldoende afgebakend in tijd, ruimte en/of maatschappelijk domein?

✓ Bestaan er bronnen om deze vraag te beantwoorden?

✓ Verwijst de vraag voldoende naar het gebruik van een historische redeneerwijze?

✓ Is de vraag helder en duidelijk geformuleerd?

Soorten bronnen

Hoe onderscheid ik historische bronnen en werken?

IK BESTUDEER HET VERLEDEN MET BEHULP VAN …

HISTORISCHE BRON = een overblijfsel uit het verleden

Geschreven bron —brief —cijfergegevens —verslag

Mondelinge bron —een ooggetuige die vertelt

Materiële bron —mummie —potscherf —kledij graf —ruïne

(Audio)visuele bron —geluidsfragment foto —filmfragment

↑ Bekijk het instructiefilmpje.

HISTORISCH WERK = een werk dat gebaseerd is op historische bronnen

Geschreven werk —geschiedenisboek —historische roman

Materieel werk —reconstructie van een standbeeld

Mondeling werk —de leraar die vertelt —een museumgids die vertelt

(Audio)visueel werk —documentaire —film kaart

Bronnenstudie

Welke stappen volg ik bij het redeneren met en over bronnen?

Stap 1: Ik verzamel informatie over de bron.

✓ Wat voor soort bron is het?

✓ Wie is de auteur/maker?

✓ Wanneer is de bron gemaakt?

✓ Waar is de bron gemaakt?

✓ Welk (maatschappelijk) domein koppel je aan de bron?

Stap 2: Ik bestudeer de bron aandachtig.

✓ Materiële bronnen: ik beschrijf aandachtig de uiterlijke kenmerken van de bron.

✓ Geschreven bronnen: ik vat de (hoofdlijnen van) de tekst kort samen. Ik gebruik zo nodig de leesstrategieën.

Stap 3: Ik denk na over de bron.

✓ Is het een bruikbare bron om een antwoord te formuleren op de onderzoeksvraag?

✓ Is het een betrouwbare bron om een antwoord te formuleren op de onderzoeksvraag?

✓ Voor welk doelpubliek is de bron gemaakt?

✓ Welke boodschap had de auteur/maker voor ogen?

✓ Welke oorzaken en gevolgen kan ik uit de bron halen?

✓ Wat kan ik bewijzen met de bron?

✓ Welke verbanden worden in de bron gelegd?

Stap 4: Ik beantwoord de onderzoeksvraag.

✓ Welke conclusie kan ik trekken uit de bron? Ik gebruik de bron om een antwoord te formuleren op de onderzoeksvraag.

Historische kaartenstudie

Wanneer ik werk met een historische kaart, ga ik stapsgewijs te werk. Door niet meteen naar de inhoud te kijken, maar de juiste stappen te volgen, krijg ik een dieper of meer gedetailleerd begrip van de kaart. Zo leer ik ook moeilijke vragen over kaarten te beantwoorden.

Stap 1: Ik verzamel gegevens over de kaart.

✓ Wat is de titel van de kaart?

✓ Welke situering in de tijd komt aan bod op de kaart?

✓ Welke situering in de ruimte komt aan bod op de kaart?

✓ Welke kleuren en symbolen vind ik terug in de legende?

Stap 2: Ik bestudeer de kaart aandachtig.

✓ Welke plaatsen herken ik op de kaart?

✓ Wat betekenen de kleuren en symbolen op de kaart?

✓ Welke situatie of toestand beschrijft de kaart?

✓ Welke verandering drukt de kaart uit?

Stap 3: Ik denk na over de kaart.

✓ Wat leer ik bij met de kaart?

Stap 4: Ik beantwoord de historische vraag.

1 10

Leesstrategieën

Wanneer ik een tekstbron of een historisch werk lees, denk ik goed na over welke aanpak het best geschikt is. Ik leerde deze leesstrategieën bij Nederlands aan, ik pas ze nu ook toe bij geschiedenis.

Oriënterend lezen

Ik wil nagaan of ik de tekst grondig wil/moet lezen.

✓ Ik bekijk de titel. Ik zoek naar structuur.

✓ Ik zoek het hoofdthema.

✓ Ik vraag me af wat ik al weet over de tekst.

Zoekend lezen

Ik wil gericht informatie uit een tekst halen.

✓ Ik lees de vragen die ik moet beantwoorden en vraag er zo nodig uitleg over.

✓ Ik zoek bij de alinea waar ik het meest gericht denk informatie te kunnen vinden.

✓ Ik lees de eerste en laatste zin van elke alinea.

Intensief lezen

Ik wil een tekst grondig begrijpen.

✓ Ik lees de tekst volledig en grondig.

✓ Ik let op signaalwoorden.

✓ Ik bepaal de hoofdgedachte per alinea.

✓ Ik zoek moeilijke woorden op.

Kijkstrategieën

Wanneer ik een (audio)visuele bron bekijk, denk ik goed na over welke aanpak het best geschikt is.

Afhankelijk van de vraag die ik onderzoek, let ik op andere zaken.

Groot kijken

✓ Ik oriënteer me op het ‘grote plaatje’: wat of wie staat er op de afbeelding?

✓ Ik ga na wat er op de voor- of achtergrond staat en wat er centraal of aan de zijkant staat.

Klein kijken

✓ Ik let op details.

✓ Ik zoek naar symbolen.

Kritisch bronnen evalueren

Er zijn drie kernvragen die ik kan stellen om een bron te evalueren. Meestal hangt het antwoord op de vragen af van de historische vraag die ik onderzoek.

Bijna altijd zijn de antwoorden op die vragen een schaal, bv.

zeker weleerder welmin of meereerder nietzeker niet

HOE BRUIKBAAR IS EEN BRON?

Helpt de bron me om een antwoord te vinden op de historische vraag?

Hoe meer de bron me daarbij helpt, hoe bruikbaarder ze is.

De bruikbaarheid beoordelen kan ik met de volgende hulpvragen:

✓ Is de bron volledig bewaard?

✓ Is de bron vertaald in een taal die ik begrijp?

✓ Is de bron in de juiste tijd/periode/plaats gesitueerd?

Bekijk het instructiefilmpje.

✓ Geeft de bron me een volledig of slechts een gedeeltelijk antwoord op de vraag?

Om de bruikbaarheid van een bron te beargumenteren gebruik ik steeds: een uitspraak over hoe betrouwbaar de bron is, en combineer ik die met een signaalwoord (bv. omdat, doordat, hoewel, aangezien …) en een argument.

Bv. Ik vind deze uitspraak eerder bruikbaar omdat ik er een deel van het antwoord op de onderzoeksvraag in vind.

Gebruik bijvoorbeeld deze schrijfkaders:

De bron is (eerder) wel / niet bruikbaar om meer te weten te komen over … omdat …

De bron gaat over … Ik kan ze daarom (eerder) wel / niet gebruiken om … te onderzoeken.

De bron is gesitueerd in de periode … Ze is daarom (eerder) wel / niet bruikbaar om een antwoord te geven op …

De bron geeft me enkel informatie over … Ik kan daardoor slechts een deel van de historische vraag met de bron beantwoorden. De bron is (eerder) bruikbaar.

HOE BETROUWBAAR IS EEN BRON?

Betrouwbaarheid gebruik ik om in te schatten of de bron geloofwaardig is. De bronnen die ik gebruik en de argumenten die daaruit voortkomen, moeten geloofwaardig zijn.

De betrouwbaarheid beoordelen kan ik met deze vier argumenten:

Bekijk het instructiefilmpje.

✓ de origine van de maker of het soort bron (bv. Is de maker eerder wel of niet goed geïnformeerd?);

✓ het perspectief van de maker (bv. Is de maker eerder wel of niet een betrokken partij?);

✓ het motief of doelpubliek (bv. Waarover wordt het publiek eerder wel of niet goed geïnformeerd?);

✓ de context (bv. Is de bron eerder kort of lang na de feiten gemaakt?).

Om de betrouwbaarheid van een bron te beargumenteren gebruik ik steeds: een uitspraak over hoe betrouwbaar de bron is en combineer ik die met een signaalwoord (bv. omdat, doordat, hoewel, aangezien …) en een argument.

Bv. Ik vind deze uitspraak eerder betrouwbaar omdat ze in een boek staat dat door een professor aan de universiteit werd geschreven.

Gebruik bijvoorbeeld deze schrijfkaders:

De maker van de bron is goed / slecht geïnformeerd over … en dus is de bron wel / niet betrouwbaar.

De maker van de bron weet er veel / weinig over, dus is de bron wel / niet betrouwbaar om … te beantwoorden.

De maker van de bron kiest partij voor … Hij geeft dus onbetrouwbare informatie.

De maker van de bron wil het publiek infomeren / misleiden. Daarom is de informatie die hij geeft wel / niet betrouwbaar.

Het doel van de maker is … Daarom is de bron wel / niet betrouwbaar om … te onderzoeken.

HOE REPRESENTATIEF IS EEN BRON?

Representativiteit gebruik ik om in te schatten of bewijs uit de bron veralgemeend kan worden. Dat helpt me om in te schatten hoe uniek of typisch iets is.

De bruikbaarheid beoordelen kan ik met de volgende hulpvragen:

✓ Bestaan er meerdere gelijkaardige bronnen of voorbeelden?

✓ Zijn gelijkaardige voorbeelden bewaard?

✓ Is de bron een uitzondering op de regel?

✓ Geeft de maker een uniek idee of standpunt weer?

✓ Hebben nog andere mensen in de samenleving een ander idee of standpunt?

Bekijk het instructiefilmpje.

✓ Komt wat ik ontdek in de bron overeen met de algemene kenmerken van een samenleving in de periode die ik bestudeer?

Om de betrouwbaarheid van een bron te beargumenteren gebruik ik steeds: een uitspraak over hoe betrouwbaar de bron is en combineer ik die met een signaalwoord (bv. omdat, doordat, hoewel, aangezien …) en een argument.

Bv. Ik vind dit kunstwerk eerder niet representatief voor de samenleving in deze periode omdat in de lestekst staat dat in deze periode de kunst eerder de volgende kenmerken had …

Gebruik bijvoorbeeld deze schrijfkaders:

Als … zegt dat …, dan geldt dat enkel voor … want andere mensen denken er anders over, bv. …

Het standpunt van … over … wordt waarschijnlijk (niet) gedeeld door … want … … is kenmerkend voor de periode van … tot … Uit … weet ik namelijk dat … niet kenmerkend was voor …

Historisch redeneren

12.A OORZAKEN EN GEVOLGEN

De begrippen ‘oorzaak’ en ‘gevolg’ gebruiken we om verbanden aan te geven.

Door oorzaak en gevolg schematisch voor te stellen krijgen we inzicht in het verleden. Verbanden kun je ook herkennen aan signaalwoorden.

oorzaak gevolg doel want —omdat —de oorzaak is —dankzij

—het gevolg van … is zodat

—daardoor

—hierdoor

—het effect was dus

Meervoudige oorzaken

OORZAAK A

GEVOLG

OORZAAK B

Meervoudige gevolgen

GEVOLG A

OORZAAK

Een oorzaak-gevolgketen

GEVOLG B

↑ Bekijk het instructiefilmpje.

—het doel hiervan is —de bedoeling is —het dient als —de functie is

Het gevolg van A is B.

De oorzaak van C is B. gebeurtenis A gebeurtenis B gebeurtenis C

De oorzaak van B is A.

Het gevolg van B is C.

12.B CONTINUÏTEIT EN VERANDERING ANALYSEREN

We bestuderen in het verleden niet alleen wat veranderd is, maar ook wat gedurende lange periodes onveranderd bleef. Vandering kan plots komen, of in grote schokken. Het kan ook heel geleidelijk plaatsvinden.

plotse verandering

verandering in schokken

geleidelijke verandering

EVOLUTIE geen verandering

CONTINUÏTEIT REVOLUTIE

↑ Bekijk het instructiefilmpje.

12.C BEWIJS GEBRUIKEN

Om historische vragen te beantwoorden, maak je gebruik van bewijsmateriaal. We gebruiken enkel bewijs uit betrouwbare en bruikbare bronnen. Als een bron onbetrouwbaar of onbruikbaar is, gebruik je ze beter niet. Wanneer er meerdere bronnen zijn, dan weeg je het belang van verschillende argumenten af.

VOOR

argument C

TEGEN

argument A

argument B

argument D

14 1 14a

Historische vragen beantwoorden

Ik heb nu alle stappen van het onderzoek doorlopen. In deze laatste stap moet ik een antwoord formuleren op de onderzoeksvraag. Schrijfkaders helpen me om mijn antwoord correcter te formuleren. Ik hou me aan volgende richtlijn om mijn antwoord gestructureerd op te bouwen:

✓ Ik begin mijn antwoord met een duidelijke uitspraak.

✓ Ik verwijs in mijn antwoord naar de bronnen die ik gebruik om de vraag te beantwoorden.

✓ Als ik meerdere argumenten heb, dan noteer ik die gestructureerd na elkaar en gebruik ik signaalwoorden.

✓ Als dat nodig is, geef ik weer waarover ik twijfel (bv. hoe betrouwbaar, bruikbaar of representatief de bron is).

✓ Ik gebruik historische redeneerwijzen om de historische vraag te beantwoorden.

Bv. Waarin verschilde de Atheense van de hedendaagse democratie?

Zowel Athene en België zijn een democratie, maar de betekenis ervan is veranderd doorheen de tijd. In Athene mochten burgers rechtstreeks stemmen, in België kiezen burgers vertegenwoordigers. Bovendien was in Athene het burgerrecht beperkt tot volwassen Atheense mannen. In België zijn alle Belgen gelijk voor de wet.

Online opzoeken

Gericht online opzoeken

Hoe zoek ik informatie op het internet?

Stap 1: Ik bepaal welke zoekstrategie ik moet toepassen.

✓ Ik kies een geschikte zoekmachine (bv. Google, website bib, databank …).

✓ Ik brainstorm over de geschikte zoektermen.

Stap 2: Ik voer mijn zoekstrategie uit.

✓ Ik voer de zoektermen in de zoekmachine in en noteer of kopieer tussentijds de resultaten.

✓ Ik gebruik synoniemen voor mijn zoektermen als ze onvoldoende resultaat opleveren.

Stap 3: Ik beoordeel of de informatie geschikt is voor mijn onderzoek.

✓ Is de informatie voldoende actueel? Of is ze (te) verouderd?

✓ Helpt de informatie om mijn onderzoeksvraag te beantwoorden?

✓ Heeft de schrijver of maker voldoende autoriteit? Weet hij er veel over?

✓ Is de informatie nauwkeurig, volledig en betrouwbaar?

Stap 4: Ik herhaal stap 1 tot en met 3 zolang ik onvoldoende of ongeschikte informatie vind.

AI verstandig gebruiken

Hoe gebruik ik de hulp van AI om een historische vraag te onderzoeken?

Stap 1: Ik bepaal welke zoekstrategie ik moet toepassen.

✓ Ik kies een geschikte AI-tool (bv. Bard, ChatGPT …).

✓ Ik brainstorm over een geschikte vraag.

✓ Ik brainstorm over parameters die de vraag meer sturing geven (bv. hoeveel woorden, wat voor soort schrijfstijl, welk leespubliek …).

Stap 2: Ik voer mijn vraagstrategie uit.

✓ Ik stel mijn vraag in de chatrobot en noteer of kopieer tussentijds de resultaten.

✓ Ik filter daarbij wat nuttig is en wat niet nuttig is.

✓ Ik stel een vervolgvraag om het antwoord verder te verfijnen (bv. een antwoord dat meer wetenschappelijk of geschiedkundig onderbouwd is, gebruikmaken van een bepaalde bron …).

Stap 3: Ik beoordeel of de informatie geschikt is voor mijn onderzoek.

✓ Is de informatie voldoende actueel? Of is ze (te) verouderd?

✓ Helpt de informatie om mijn onderzoeksvraag te beantwoorden?

✓ Is de informatie nauwkeurig, volledig en betrouwbaar?

Stap 4: Ik herhaal stap 1 tot en met 3 zolang ik onvoldoende of ongeschikte informatie vind.

alfabet

Begrippen

Begrip

ambachtsman

Betekenis

schriftsoort die we vandaag in Europa gebruiken om te schrijven 3

Hoofdstuk

persoon die via handenarbeid producten maakt om die dan te ruilen of te verkopen 2, 5

ambtenaar persoon die voor de overheid werkt 4

architectuur kunst en wetenschap van het ontwerpen van gebouwen5 archont titel van een hoge gezagsdrager in het oude Griekenland3

aristocratie

autocratie

beeldhouwkunst

groep van vooraanstaande burgers die rijk of van goede afkomst zijn. Een regeervorm waarbij die burgers de macht hebben, heet ook een aristocratie.

3, 4, 5, 6, 7

bestuur waarbij een vorst totale macht heeft 2, 4, 5, 6, 7

sculptuur, kunstuiting waarbij in steen of hout beelden gesneden of gekapt worden 4, 7

bestuur manier waarop beleid gevoerd wordt

bestuursniveau

2, 3, 4, 5, DP, 7

onderdeel van het bestuur van een gebied dat een deel van de beslissingen voor dat gebied mag nemen DP boer persoon die landbouw verricht 5, DE, 6 burcht versterkte vesting 2

burgeroorlog

burgerrechten

oorlog tussen verschillende groepen burgers van hetzelfde rijk of land 5, 7

gunst van de overheid waarop iedereen die als burger beschouwd wordt rechten heeft 3, 5, DP clan

groep van mensen die op een of andere manier samen proberen te overleven 6 consul hoogste verkozen leider binnen de Romeinse republiek 5, 7 cultuur uiting van menselijk gedrag, tegengestelde van natuur

2, 3, 4, 5, 6, 7

democratie

bestuurssysteem waarbij de burgers van een samenleving zichzelf besturen

3, 5, DP, 7 dictator alleenheerser 5, 6 dynastie familie van opeenvolgende heersers 4, 7 farao titel van de Egyptische vorsten; hadden veel macht bij het besturen van het Egyptische rijk 4

Hulpbegrip Kernbegrip

filosofie

Begrip

Betekenis

wijsbegeerte, activiteit met als doel het verkrijgen van kennis en wijsheid 3

fresco op een muur geschilderde afbeelding 2

geldeconomie

godsdienstvrijheid

gouverneur

Hoofdstuk

systeem waarbij geld gebruikt wordt bij het verhandelen van goederen 3, 4

situatie waarin de staat de mogelijkheid biedt om de godsdienst te belijden die je wilt 7

functie van iemand die een deel van het rijk bestuurt namens de vorst (bv. Perzische rijk) 4

handel economische activiteit waarbij goederen worden uitgewisseld tegen betaling 2, 3, 4, 5, DE, 6, 7

handelaar persoon die handel drijft 4, 5 hellenisme periode waarin de Griekse cultuur verspreid raakte over delen van Europa, Azië en Afrika 4

hiërogliefen

Egyptische schriftsoort waarbij kleine tekeningen klanken uitdrukken 3

imperialisme streven naar gebiedsuitbreiding 1, 4, 5, 7 keizer titel van autocratische leiders van het Romeinse keizerrijk7 kolonisatie het vestigen van nederzettingen op nieuwe plaatsen 3

koning erfelijke titel voor de leider van een land of gebied 2, 3, 4, 5, 6, DP

kunstperiode periode waarin in een bepaald gebied kunst met dezelfde kenmerken werd geproduceerd 4 kunstuiting product van menselijke creativiteit 4, 6

landbouw economische activiteit waarbij land wordt gebruikt om dieren of planten te kweken 1, 3, 4, 5, DE, 6, 7

Lineair A schriftsoort van de Minoïsche samenleving 2

Lineair B schriftsoort van de Mykeense samenleving 2

migratie verplaatsing van groepen mensen van de ene naar de andere plaats 2, 3, 7 monarch vorst, hoofd van een staat, bv. koning of kalief 3, 4

monarchie bestuurssysteem waarbij één persoon, vaak een koning door erfopvolging, de samenleving bestuurt 3

mondelinge traditie gewoonte om kennis of verhalen te onthouden en door te geven via gesproken weg 1

monotheïsme godsdienst waarbij een god wordt aanbeden 7 multiculturele samenleving gebied waarin mensen van verschillende culturen met elkaar samenleven 4, 5, 7

Begrip

munt

mythologie

natuurreligie

oligarchie

Olympische Spelen

Betekenis

stuk metaal voorzien van stempel dat als betaalmiddel dienstdoet 4

Hoofdstuk

geheel van verhalen die verklaringen bieden voor belangrijke vragen 2, 3

godsdienst die vooral gebaseerd is op het verklaren van natuurverschijnselen 3, 6

bestuurssysteem waarbij de macht in handen is van enkele mensen op basis van hun rijkdom en niet uitsluitend op basis van geboorte 3

verzameling sportwedstrijden ter ere van de god Zeus in het oude Griekenland (ca. 800 v.C. - ca. 500 n.C.) 3, 6

ongelijkheid toestand van verschil

oorlog gewapend conflict

1, 2, DS, 5, DE, 7

2, 3, 5, DE, 6

oppidum versterkte Keltische nederzetting 6 optimates

pater familias

Romeinse politieke groepering die aan de kant van de senaat stond 5

familievader die de macht uitoefende over zijn familie en slaafgemaakten 5

patria potestas de vaderlijke macht, het recht van de huisvader om beslissingen te nemen over zijn familie DC

patriarchale samenleving samenleving waarbij mannen meer macht en aanzien hebben dan vrouwen DC, 5, 6, 7

patriciër hoogste aristocratische stand in de Romeinse samenleving 5, 7

Pax Romana

Romeinse vrede, periode waarin er relatief weinig oorlogen en geweld waren in het Romeinse rijk (ca. 1e - 2e eeuw) 7 plebejer

Romeinse burgers die geen patriciër zijn 5 polis onafhankelijke plaats in de Griekse wereld; vaak, maar niet altijd, een stadstaat 3, 4

polytheïsme godsdienst waarbij meer dan één god wordt aanbeden 3, 6, 7 pontifex maximustitel voor de hoogste Romeinse priester 7

populares

Romeinse politieke groepering die aan de kant van het gewone volk stond 5

proletariër bezitloze Romein 5 propaganda

eenzijdige of onjuiste communicatie bedoeld om aanhangers te overtuigen 6, 7 provincie

deelgebied binnen een land of rijk

DE, DP, 7

Begrip Betekenis

publieke opinie

rechtstaat

Hoofdstuk

breed gedeelde overtuiging van veel mensen in een samenleving 6, 7

plaats waarin de burgers duidelijke rechten hebben die door de overheid verzekerd worden 3, 5, DP

republiek regeervorm met een gekozen staatshoofd 5, 7 rijk uitgestrekt gebied onder een bestuur 1, 2, 3, 4, 5, DE, 6, 7

Romeinse recht de rechten die romeinse burgers genoten zoals recht op een eerlijk proces en stemrecht 5 ruileconomie systeem waarbij goederen geruild worden zonder gebruik te maken van geld 3, 4

schrift manier waarop geschreven tekens boodschappen weergeven 1, 2, 3

schriftelijke traditie

gewoonte om verhalen of ideeën door te geven aan volgende generaties door middel van tekst 7

senaat politiek orgaan in het bestuur van het Romeinse rijk. Enkel rijke Romeinen zetelden erin. 5, 7

slavernij

sociale ongelijkheid waarbij mensen het bezit zijn van andere mensen 2, DS, 5, 7

staatsgodsdienstofficiële religie in een land of gebied 7 stadstaat stad en omgeving eromheen met een eigen bestuur 2, 3

standenmaatschappij

stedelijke samenleving

tirannie

samenleving waarbij je sociale en economische positie bepaald wordt door het gezin waarin je geboren bent 1, 2, 4, 5, 6

samenleving met de kenmerken van een stad zoals dichte bewoning, een centrum, gespecialiseerde nijverheid of ambachten 5

bestuurssysteem waarbij één persoon de samenleving bestuurt, met of zonder de steun van het volk 3, DP torque Keltisch sieraad, hals- of armband met open einde 6

volksvergadering bijeenkomst waar burgers overleggen en stemmen over wetten of voor leiders 3, 5 volksvertegenwoordigerpersoon die namens anderen politiek verkozen is 3, DP vrede afwezigheid van gewapende conflicten 7

wereldrijk rijk met een territorium dat zich uitstrekt over meerdere continenten 4, 5

wetenschappen geheel van kennis waarop men kan voortbouwen om nieuwe kennis te ontwikkelen 3, 4

Structuurbegrippen

Tijd

anachronismepersoon of zaak die niet in een bepaald tijdvak thuishoort

chronologie ordening in de tijd eeuw periode van 100 jaar historische periodetijdvak. We verdelen het verleden in zeven tijdvakken met een verschillende duur.

jaar periode waarin een planeet rond haar ster draait. De aarde heeft 365 dagen, 6 uren, 9 minuten en 10 seconden nodig om rond de zon te draaien.

millennium periode van 1 000 jaar

periode afbakening in de tijd

symbolische datum datum of jaartal dat verwijst naar een verandering die eigenlijk langer duurde, verwijst naar één belangrijke gebeurtenis in een langere keten van gebeurtenissen

tijdrekening manier om te situeren in de tijd. We gebruiken meestal de tijdrekening ‘voor en na Christus’. Soms drukken we tijd ook uit in ‘aantal jaar geleden’.

Verandering

breuk plotse verandering continuïteit periode waarin iets voortduurt (niet verandert) evolutie periode van geleidelijke verandering gelijktijdig wanneer twee zaken zich op hetzelfde moment voordoen ongelijktijdigwanneer twee zaken zich op verschillende momenten voordoen revolutie periode van plotse en/of grote verandering scharniermoment moment van grote maatschappelijke verandering, overgang tussen twee periodes verandering wijziging, het anders worden

Verband

doel

reden waarom iets gedaan, gezegd of geschreven wordt factor bijdrage tot een gebeurtenis of fenomeen menselijke factorbijdrage van individuele mensen tot een gebeurtenis of fenomeen

structurele factor bijdrage van groepen, afspraken, normen en instituties tot een gebeurtenis of fenomeen

gevolg resultaat van feiten en/of gebeurtenissen

(on)bedoeld gevolg(niet) gepland resultaat van feiten en/of gebeurtenissen

(on)beoogd effect (niet) gepland resultaat van een handeling oorzaak reden waarom iets gebeurt incidentele oorzaak oorzaak die op korte termijn verklaart waarom iets gebeurt. Het gevolg ervan is direct.

structurele oorzaak oorzaak die op lange termijn verklaart waarom iets gebeurt. Het gevolg ervan is indirect.

toeval gebeurtenis waarvoor geen oorzaak te vinden is

Bewijs aanwijzing bron die we kunnen gebruiken om iets te bewijzen argument motief of reden waarmee je iets aantoont argumentatie redenering waarbij je met behulp van een aantal argumenten iets aantoont bewijs datgene waarmee iets met zekerheid aangetoond wordt drogredeneringargumenten en/of redeneringen die niet juist zijn, maar wel juist lijken feit iets waarvan de waarheid vaststaat hypothese veronderstelling, mogelijk antwoord op een onderzoeksvraag dat (nog) niet (helemaal) bewezen is interpretatie proces van het zoeken van betekenis en verklaring mening overtuiging of opvatting representativiteitmate waarin een bron typisch is voor een bepaalde groep of samenleving veralgemeningsamenvatten van aparte gevallen onder één algemene noemer vooroordeel mening waarvoor geen bewijs is geleverd, bv. op basis van traditie of intuïtie stereotypering beschrijving van een groep of individu op basis van een overdreven of onterechte veralgemening

Ruimte

centrum

voornaamste gebied, plaats waar macht van uitgaat continent grote landmassa die (bijna) niet met andere landmassa’s is verbonden (bv. Europa, Afrika …)

Europees uit Europa

West-Europees uit regio in Europa waartoe de huidige Benelux, Frankrijk en Duitsland horen continentaal van het vasteland lokaal plaatselijk, van beperkte geografische schaal of invloed maritiem behorend tot de zee periferie randgebied, plaats die afhankelijk is van een centrum platteland landelijk gebied met beperkte bevolkingsdichtheid ruraal behorend tot het platteland regio streek

regionaal op een grotere schaal dan lokaal ruimte regio of continent

gesloten ruimte geïsoleerde regio of geïsoleerd continent, zonder of met minimaal contact met andere regio’s

open ruimte regio of continent dat in contact staat met andere regio’s stad grotere plaats waar mensen wonen stedelijk behorend tot de stad

(niet-)westers wel of niet behorend tot het Westen. Dit is een verwijzing naar de cultuur, politiek en economie van West-Europese samenlevingen en bij uitbreiding van andere regio’s die die gebruiken hebben overgenomen.

Standplaatsgebondenheid

analogie overeenkomst beeldvorming

Wanneer we het verleden bestuderen, vormen we ons een beeld van het verleden. Dat beeld is niet noodzakelijk een correct beeld. Daarom moeten we kritische vragen stellen aan historische bronnen en werken.

contextualiseringhet analyseren van kennis (over het verleden) vanuit verschillende perspectieven geschiedenis wetenschap die probeert een beeld te vormen van het verleden door de studie van historische bronnen perspectief gezichtspunt verleden dat wat voorbij is

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.