Reken We r k s c h r i f t D Correctiesleutel
aar! 6
Reken Maar! 6 Auteurs: Ann Vanpaemel David Denys met medewerking van Peter De Ram Corrector: Kristof Sas
= meerdere oplossingen mogelijk
Bij sommige oefeningen is meer dan één correcte oplossing mogelijk, of kun je op verschillende manieren tot de juiste oplossing komen. Bij dat soort oefeningen zie je dit icoontje staan en wordt er meestal een mogelijke oplossing en/of oplossingsweg gegeven. Dat geldt ook voor schattingen en tussenstappen bij hoofdrekenen. Als leerlingen dan een afwijkend antwoord hebben, kunnen ze dat het best even laten controleren.
Fotokopieerapparaten zijn algemeen verspreid en vele mensen maken er haast onnadenkend gebruik van voor allerlei doeleinden. JJammer ammer genoeg ontstaan boeken niet met hetzelfde gemak als kopieën. Boeken samenstellen kost veel inzet, tijd en geld. De vergoeding De vergoeding van de auteurs en van iedereen die bij het maken en verhandelen van boeken betrokken is, komt voort uit de verkoop van die boeken. In België beschermt de auteurswet de rechten van die mensen. Wanneer u van boeken of van gedeelten eruit zonder toestemming kkopieën opieën maakt, buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen, ontneemt u hun dus een stuk van die vergoeding. Daarom vragen auteurs en uitgevers u beschermde teksten niet zonder schriftelijke toestemming te kopiëren buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen. Verdere informatie over kopieerrechten en de wetgeving met betrekking tot reproductie vindt u op www.reprobel.be. Ook voor het digitale lesmateriaal gelden deze voorwaarden. De licentie die toegang persoonlijk. Bij Bij vermoeden vermoeden van vanmisbruik misbruikkan kandie diegedeactiveerd gedeactiveerdworden. worden. verleent tot dat materiaal is persoonlijk. © Uitgeverij VAN IN, Wommelgem, 2018 De uitgever heeft ernaar gestreefd de relevante auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Wie desondanks meent zekere rechten te kunnen doen gelden, wordt verzocht zich tot de uitgever te wenden. Coverontwerp: Banananas Covertekening: Frieda Van Raevels Lay-outconcept: Michelangela, Utrecht Vormgeving en opmaak: PPMP Prepress Tekeningen: Jonas Van de Vyver Tekeningen bollobo’s: Frieda Van Raevels Eerste druk, tweede bijdruk 2020 978-90-306-8315-5 ISBN 978-90-306-8314-8 D/2018/0078/41 D/2018/0078/47 569953/03 Art. 569952/03 NUR 192
BLOK 7
1 12 8 13
15 14 6
7
10 11 3
2
4 9 5 16
BLOK 7 1
INSTAPLES
Zoek de antwoorden in het diagram. Reken met je zakrekenmachine. Bezoekersaantallen pretpark Fun van dit jaar (afgerond op 1 000)
aantal bezoekers
25 000 20 000 15 000 10 000 5 000 0
apr
mei
jun
jul aug maanden
sep
okt
nov
en oktober • In welke maanden kwamen er evenveel bezoekers? april • In welke maand waren er de meeste bezoekers? juli • Hoeveel waren er dat? 23 000 • Hoeveel bezoekers waren er meer in augustus dan in september? 6 000 000 • Hoeveel bezoekers had het pretpark dit jaar in totaal? 100 000 : 8 = 12 500 • Hoeveel bezoekers waren dat gemiddeld per maand? 100 • Bereken de mediaan. 5 000, 7 000, 7 000, 9 000, 14 000, 15 000, 20 000, 23 000 23 000 : 2 = 11 500
2
3
Reken handig uit. 0,5 × 0,7 = 0,35
0,01 × 6,2 = 0,062
0,4 × 0,07 = 0,028
0,3 × 0,9 = 0,27
0,7 × 0,8 = 0,56
0,6 × 0,5 = 0,30 of 0,3
4,8 × 0,1 = 0,48
2,3 × 0,2 = 0,46
0,08 × 0,8 = 0,064
Reken uit. Vergeet niet te schatten. 8,4 × 0,9 = 8×1=8
≈ 8, 4 0, 9 × 7, 5 6 4
3
3,6 × 7,5 = 4 × 7 =28
≈ 3, 7, × 1 8 2 5 2 + 2 7, 0
6 5 0 0 0
3 4
4
Bereken de korting en de nieuwe prijs.
− 15 %
25 % kort
€ 56
€ 120
ing
5
Korting: 25 % van € 56
Korting: 15 % van € 120
= 1 van € 56 = € 14 4 Nieuwe prijs: € 56 − € 14 = € 42
= 3 van €120 = € 18 20 Nieuwe prijs: € 120 − € 18 = € 102
Zoek het temperatuurverschil. a Zondag was het overdag 3 °C en ’s nachts –5 °C. Dat was een temperatuurverschil van
8
graden.
b Maandag was het overdag –2 °C. Het was dan 6 °C warmer dan ’s nachts. −8
’s Nachts was de temperatuur
6
°C.
Waar stond de fotograaf? Schrijf het juiste cijfer bij de foto’s.
a
b
standpunt 3
c
standpunt 4
standpunt 2 5
LES 73 1
Tabellen en grafieken maken en interpreteren
10
Stel de gegevens uit de tabel voor in een staafdiagram. Wat doen kinderen en jongeren op het internet? activiteiten
0-5 jaar
6-12 jaar
spelletjes spelen
57 %
77 %
8%
3%
17 %
12 %
sociale media
1%
39 %
filmpjes kijken
47 %
62 %
surfen
3%
7%
huiswerk maken
0%
22 %
chatten
0%
19 %
downloaden
3%
6%
10 %
0%
skypen televisie kijken
niets
0-5 jaar 6-12 jaar
100 90
percent
80 70 60 50 40 30 20 10 0
k
n de oa nl
s
et
ni
w do
n
te at
ch
er isw
hu
n
6
rfe
su
s
ia ed m
es
pj
m
fil
le cia so
e
isi
en
ev
yp
l te
sk je
t le
el
sp
activiteiten
BLOK 7
2
Zoek de antwoorden in het diagram. • Waarvoor gebruiken alle kinderen het internet het meest? om spelletjes te spelen • Welke activiteit is het minst populair bij jongeren tussen 6 en 12 jaar? skypen • Welke activiteiten zijn populairder bij kleuters dan bij kinderen van de lagere school?
3
skypen en televisie kijken
Stel de gegevens uit de tabel voor in een lijngrafiek.
leeftijd
gewicht
0 jaar
3,5 kg
1 jaar
9 kg
2 jaar
12 kg
3 jaar
15 kg
4 jaar
16,5 kg
5 jaar
18 kg
gewicht in kg
Gewichtstoename van Iva
19 18 17 16 15 14 13 12 11 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0
4
1
2 3 leeftijd in jaren
4
5
Kruis de best passende voorstelling(en) aan. a De veranderingen in het gewicht van een babyolifant tijdens zijn eerste levensjaar stel je het best voor in een ... lijngrafiek
staafdiagram
tabel
b De hobby’s van jongeren tussen 6 en 12 jaar stel je het best voor in een ... lijngrafiek
staafdiagram
tabel
c De punten op de toetsen voor Frans noteert de leerkracht in een ... lijngrafiek
staafdiagram
tabel 7
5
Zoek de antwoorden in de lijngrafiek. Mehdi was vorige week enkele dagen ziek. Elke ochtend om 9 uur nam hij zijn lichaamstemperatuur. Hieronder zie je zijn koortsgrafiek. koortsgrafiek
40 °C
temperatuur
39 °C 38 °C 37 °C 36 °C 35 °C dag 1
dag 2
dag 3
dag 4
dag 5
• Hoeveel koorts had Mehdi op de derde dag?
38,2
dag °C
dag 4 en dag 5 • Tussen welke dagen is zijn koorts het sterkst gedaald? tussen • Hoeveel verschil is er tussen de hoogste en de laagste temperatuur?
2,1
°C
• Hoeveel dagen was Mehdi ziek? 4 dagen
6
Maak zelf een tabel met deze gegevens. Elke nieuwjaarsdag weegt oma de kleinkinderen. In 2015 woog Lore 19 kg, Joona 4 kg, Senne 15 kg en Mirthe 22 kg. In 2016 woog Lore 21 kg, het gewicht van Joona was verdubbeld, Senne was 10 % bijgekomen en Mirthe was een halve kg vermagerd omdat ze ziek was geweest. In 2017 woog Lore 5 kg meer dan in 2015, Joona 4 kg meer dan in 2016, Senne 3 kg minder dan Lore in 2016 en Mirthe het dubbel van Senne in 2015.
8
2015
2016
2017
Lore
19 kg
21 kg
24 kg
Joona
4 kg
8 kg
12 kg
Senne
15 kg
16,5 kg
18 kg
Mirthe
22 kg
21,5 kg
30 kg
BLOK 7
LES 74 1
10, 20
Het gemiddelde berekenen en de mediaan bepalen
Bereken het gemiddelde en bepaal de mediaan. Rond af tot op 0,1 nauwkeurig.
Anna Finn Kasper Lucas Marie Manar Noor Olivia Sem Tijs Zoé
wiskunde ./20 17 12 12 16 20 8 15 12 14 13 19
WO ./30 21,5 24 25 18,5 29 15 22 23,5 15 26 24,5
Frans ./10 ziek 8 0 7 7 10 9 8 8 6 5
TOTAAL
158
244
68
gemiddelde
14,4
22,2
6,8
14
23,5
7,5
mediaan
Kan dat gemiddelde wel? Om het gemiddelde goed in te schatten, zoek ik eerst de hoogste en dan de laagste waarde. Het gemiddelde ligt daar altijd tussenin.
Noteer hier hoe je de mediaan bepaalt. • wiskunde: 8, 12, 12, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 19, 20 • WO: 15, 15, 18,5, 21,5, 22, 23,5, 24, 24,5, 25, 26, 29 • Frans: 0, 5, 6, 7, 7, 8, 8, 8, 9, 10
2
Lees en los op. Je mag een ZRM gebruiken. a De populaire muziekgroep M4 trad dit weekend 6 keer op. Er kwamen 2 635; 5 804; 964; 1 560; 1 780 en 4 221 fans kijken. Hoeveel muziekliefhebbers woonden gemiddeld een optreden bij? Rond af op een geheel. Antwoord: Er woonden gemiddeld 2 827 muziekliefhebbers een optreden bij.
9
b Shakira is een echte boekenwurm. Op maandag las ze 40 bladzijden, op dinsdag 23, op woensdag 52 en op donderdag 14. Hoeveel bladzijden heeft ze op vrijdag gelezen als je weet dat ze gemiddeld 35 bladzijden per dag las? Antwoord: Op vrijdag heeft ze 46 bladzijden gelezen.
3
Noteer de temperaturen van het staafdiagram in de tabel en bereken de gemiddelde temperatuur. Rond af tot op 0,1 graad nauwkeurig. 25
Dagtemperaturen in Ukkel tijdens de eerste week van januari, juli en oktober
temperatuur in °C
20
15
10
5
0
ma
di
januari ma
juli di
do dagen oktober
vr
za
zo
wo
do
vr
za
zo
gemiddeld
2 °C
4 °C
5 °C
3 °C
1 °C
2 °C
4 °C
juli
17 °C
18 °C
17 °C
20 °C
21 °C
23 °C
20 °C
19,4 °C
oktober
12 °C
13 °C
11 °C
9 °C
9 °C
10 °C
8 °C
10,3 °C
januari
10
wo
3
°C
BLOK 7
4
Los op. Rond het gemiddelde en de mediaan af tot op 0,1 nauwkeurig. De leerlingen uit klas 6A van Basisschool ‘Reken Maar!’ gingen naar het medisch onderzoek. Hier zie je hun lengte en hun gewicht. Klas 6A – jongens
1
2
3
4
5
6
7
8
Lengte in cm
151
156
145
146
139
152
160
142
Gewicht in kg
37
38
34
34
32
38
40
34
Klas 6A – meisjes
1
2
3
4
5
6
7
Lengte in cm
146
154
161
150
141
146
151
Gewicht in kg
39
42
45
38
37
41
39
a De jongens zijn gemiddeld 148,9
149,9
cm groot.
De mediaan van hun lengtes is
148,5
cm.
De mediaan van hun 35,5
149,3
cm.
De meisjes wegen gemiddeld kg.
De mediaan van hun kg.
c De leerlingen van 6A zijn gemiddeld
150
lengtes is
40,1
kg.
gewichten is
cm groot.
De mediaan van hun
b De jongens wegen gemiddeld 35,9
De meisjes zijn gemiddeld
gewichten is
39
kg.
Hier kun je de tussenstappen voor de mediaan noteren.
cm groot.
De mediaan van hun lengtes is
150
cm.
De leerlingen van 6A wegen gemiddeld
37,9
kg.
De mediaan van hun gewichten is
38
kg.
11
LES 75 1
12c
Hoofdrekenen: kommagetallen vermenigvuldigen met kommagetallen
Bereken de oppervlaktes.
100 m
brandweer
hangars
300 m
1,2 km
250 m
3,2 km
aan 1
startb
aan
2,9 km 2
aan 3
startb
3,3
100 m
ter m
km 0,4 al 1 min ter
ina
parking
l2
parking kantoren 250 m 0,4 km personeel 300 m
0,6 km
250 m
200 m hoofdgebouw
km
0,5 km cargo
200 m
politie
0,8 km 0,4 km 4 km
Bewerking parking
0,6 km × 0,4 km
0,24
km²
groenzone
2,5 km × 0,4 km
1
km²
startbaan 3
2,9 km × 0,1 km
0,29
km²
hangars
1,2 km × 0,25 km
0,3
km²
cargoruimte
0,5 km × 0,2 km
0,1
km²
startbaan 1
3,2 km × 0,1 km
0,32
km²
hoofdgebouw
0,8 km × 0,2 km
0,16
km²
0,3 km × 0,25 km
0,075
km²
parking personeel 12
Oppervlakte
2,5 km
rtb
groenzone
sta
100 m
BLOK 7
2
Los op. Denk aan de maaltafels. a
3
6×3=
18
0,8 × 0,3 =
0,24
0,6 × 3 =
1,8
0,7 × 0,7 =
0,49
0,6 × 0,3 =
0,18
0,07 × 0,4 =
0,028
0,06 × 0,3 =
0,018
0,9 × 0,6 =
0,54
0,03 × 0,6 =
0,018
0,7 × 0,8 =
0,56
b
Reken handig uit door de factoren aan te passen. a 0,4 × 0,5 ↓ :2 ↓×2
1,2 × 0,2 ↓ :5 ↓ ×5
0,2 × 1 = 0,2 b 1,2 × 2,5 ↓ :4 ↓ ×4 0,3 × 10 =
4
Als je vermenigvuldigt met een getal kleiner dan 1, is het product kleiner dan het vermenigvuldigtal.
0,24 × 1 = 0,24 0,25 × 0,8 ↓ ×4 ↓ :4
3
1 × 0,2 = 0,2
0,9 × 0,3 ↓ ×3 ↓ :3 2,7 × 0,1 = 0,27 22,8 × 0,1 ↓ : 10 ↓ × 10 2,28 × 1 = 2,28
Zet een of beide factoren om in een breuk en los op. 0,25 × 0,84 = 1 van 0,84 = 0,84 : 4
4
= 0,21
64 0,4 × 1,6 = 4 × 16 = . = 0,64 10 10 100 . 0,5 × 3,2 = 1 van 3,2 = 3,2 : 2 = 1,6 2 1,4 × 0,25 = 1 van 1,4 = 1,4 : 4 = 0,35 4 0,75 × 1,2 = 3 van 1,2 = (1,2 : 4) × 3 = 0,9 4 30,5 × 0,2 = 1 van 30,5 = 30,5 : 5 = 6,1 5 0,6 × 2,2 = 6 × 22 = 132 = 1,32 10 10 100
5
Los op. Kies een manier die jij handig vindt. 1,7 × 1,5 = 2,55 0,25 × 1,6 = 0,4 4,4 × 0,4 = 1,76 13
6
Vul in: >, < of =. Noteer eerst de producten onder de bewerkingen als dat nodig is. a
0,3 × 0,6
>
0,18 × 0,1
0,18 0,01 × 3,6
b
5,76
0,36
1 van 15,5 5 3,1
>
10,5 × 0,5
0,5 × 8,2
>
5,25
4,1
<
7
<
=
0,018
0,036 1 × 10,5 5 2,1
7,2 × 0,8
0,9 × 6,4 5,76 0,2 × 1,55 0,31 (1 × 8,2) : 5 1,64
Lees en los op. a Een restauranthouder koopt bij slager Hanssens 2,5 kg biefstuk. Hoeveel moet hij betalen? Bewerking: 2,5 × € 24,40 = 10 × € 6,1 = € 61 Antwoord: Hij moet 61 euro betalen. b In de schooltuin komt een nieuw tuinhuis. Het oude tuinhuis is 6 meter lang, 1,80 meter breed en 3,20 meter hoog. Het nieuwe tuinhuis wordt dubbel zo breed, maar de oppervlakte blijft dezelfde. Hoe lang wordt het nieuwe tuinhuis? Bewerking: 6 m:2=3m Antwoord: Het nieuwe tuinhuis wordt 3 meter lang.
8
14
Geef alle opgaven met dezelfde uitkomst dezelfde kleur. 0,5 × 0,8
1 van 0,8 2
(0,8 × 1) : 2
10 % van 0,8
1 van 8 4 10
5 × 0,8 10
0,25 × 0,8
(0,8 × 1) : 4
1 × 8t 4
25 % van 0,8
0,8 × 1t
1 van 0,8 10
0,1 × 0,8
de helft van 8t
(0,8 × 1) : 10
25 × 8 100 10
50 % van 0,8
10 × 8 100 10
0,2 0,4 0,08
BLOK 7
LES 76 1
Cijferen: kommagetallen met elkaar vermenigvuldigen
18c-d
Bereken de oppervlakte en controleer met de zakrekenmachine. De directeur wil een nieuwe vloerbekleding in de eetzaal. Bereken de oppervlakte van de vloer. Bewerking: 28,5 m × 16,4 m
16,4 m
Schatting: 30 m × 15 m = 450 m
×
1 1 7 2 8 + 4 6
2 1 1 1 5 7,
8, 6, 4 0 0 4
5 4 0 0 0 0
28,5 m 2 3 3 5 Als mijn oplossing afwijkt van de schatting, spoor ik op waar ik iets fout heb gedaan.
De oppervlakte van de eetzaal is 467,4 m2
2
.
Bepaal de plaats van de komma in het product zonder te rekenen ... a door te schatten. → 2 1, 7 6
6,8 × 3,2 ≈
7
× 3 =
21
29,4 × 0,3 ≈
30
× 0,3 =
9
38,79 × 4,5 ≈
40
× 4 =
160
→ 8,8 2
446,7 × 8,31 ≈ 450 × 8 =
3 600
205,04 × 0,75 ≈ 200 × 0,75 =
150
Met deze dubbele controle staat je komma altijd juist.
→ 1 7 4, 5 5 5 → 3 7 1 2, 0 7 7 → 1 5 3, 7 8
b door de som van de cijfers in de factoren te maken. 2,8 × 5,32 = 1 4,8 9 6
472,6 × 41,9 = 1 9 8 0 1, 9 4
7 487,3 × 0,4 = 2 9 9 4,9 2
639,62 × 4,4 = 2 8 1 4,3 2 8
40,8 × 207,53 = 8 4 6 7, 2 2 4
0,06 × 0,8 =
0,0
48
15
3
Reken uit door te cijferen. Maak altijd eerst een schatting. Controleer achteraf met je zakrekenmachine. a ≈
2 7 4 0 4
50 × 900 = 45 000
≈
×
7 0 4 3 6 + 4 4 3
1 6 1 2
8 7 2, 5 8 4 9 0 0 0 0 7 0 9 1, 9
1 0, 2 0 0 2
4 9 6 0 0 6
3 1 1 6 2 1 3
Zoek de ontbrekende cijfers. Let ook op de plaats van de komma. a
c
b 2 8 5, 7 0, 6 × 1 7 1, 4 2
5
50,9 × 872,14 =
4 000 × 4 = 16 000
4 2 0 9, 3, × 2 9 4 6 4 1 2 6 2 7 6 + 1 5 5 7 4, 0
4
b
4 209,2 × 3,7 =
3 5, 8 9, 3 × 1 0 7 4 3 2 2 2 0 + 3 3 2, 9 4
×
1 1 2 + 2 4 3 8,
2, 1 4 2 5 2
4 5, 7 5 0 2
5 6 0 0 0 0
Los op. Controleer achteraf met je zakrekenmachine. a De directeur laat offertes maken voor verschillende soorten vloerbekleding. Reken uit hoeveel het kost om de eetzaal van oefening 1 te bekleden. Dekvloer
Bewerking: 467,4 × 26,4 Schatting: 500 × 25 = 12 500
×
1 2 8 9 3 + 1 2 3
26,40 €/m² 16
4 6 2 8 6 0 4 4 8 3 9,
7, 6, 9 4 0 3
Prijs: € 12 339,36
4 4 6 0 0 6
1 2 2 2 4 4 1 1
BLOK 7
Vloertegel
Laminaat
58,90 €/m²
34,49 €/m²
× 58,9 Bewerking: 467,4
× 34,49 Bewerking: 467,4
× 60 = 30 000 Schatting: 500
× 30 = 15 000 Schatting: 500
×
4 3 7 2 3 3 + 2 7 5
4 6 5 2 0 3 9 7 0 2 9,
7, 8, 6 2 0 8
4 9 6 0 0 6
3 6 6 3 5 5 2 3 3
Prijs: € 27 529,86 b Om geld in te zamelen voor de nieuwe vloer, houdt de school een pannenkoekenverkoop. De leerlingen verkopen in totaal 876,5 kg pannenkoeken tegen 5,50 euro per kg. Hoeveel euro brengt de actie op?
7, 4 6 6 0 0 2
4 9 6 0 0 0 6
8 7 6, 5, × 4 3 8 2 4 3 8 2 5 + 4 8 2 0, 7
5 5 5 0 5
× 1 1 8 1 4 0 + 1 6 1
4 8 6 2 2
4 3 2 6 9 2 0,
6 4, 0 9 6 0 6
3 1 1 1
6 2 2 2
6 2 2 2
Prijs: € 16 120,63
2 3 3 2 3 3
× 5,5 Bewerking: 876,5 × 5 = 4 500 Schatting: 900 Antwoord: De actie brengt 4 820,75 euro op.
17
LES 77 1
24, 38
Bij koopjes de korting en de nieuwe prijs berekenen
Omkring de biljetten en munten die Louise gebruikt om te betalen. Louise koopt sportschoenen van 72,80 euro. Ze betaalt aan de kassa met zo weinig mogelijk biljetten en munten. Dit zit in haar portemonnee:
2
Los op. Anna krijgt 20 euro om naar de kermis te gaan. Ze geeft in totaal 18,85 euro uit. De rest spaart ze. Hoeveel muntstukken kan Anna minstens in haar spaarpot steken? 3
3
muntstukken
Bereken de nieuwe prijs. b
a
Korting: 30 % van € 60
Korting: 25 % van € 40
= 3 van € 60 = € 18 10 Nieuwe prijs: € 60 − € 18 = € 42
18
= 1 van € 40 = € 10 4 Nieuwe prijs: € 40 − € 10 = € 30
BLOK 7
c
4
d
Korting: 20 % van € 55
Korting: 11 % van € 220
= 1 van € 55 = € 11 5 Nieuwe prijs: € 55 − € 11 = € 44
= 11 van 220 = € 24,20 100 Nieuwe prijs: € 220 − € 24,20 = € 195,80
Hoeveel kost de uitrusting? Schat eerst en reken dan precies uit met je rekenmachine. a
b
c
€ 15,95 € 9,99 € 24,50 € 44,90 € 12,49 € 59,95 € 13,20
tutu balletrokje cache-coeur balletschoenen kousenbroek
€ 39,99 € 25 € 28,50 € 18,95 € 10
doos ballen € 9,90 racket € 125 tennisschoenen € 79,50 sokken € 7,50 T-shirt € 38,95 short € 22,40 sporttas € 49,99
rijlaarzen kousen rijbroek sweater zweepje tok handschoenen
Ik schat:
Ik schat:
Ik schat:
Totaal:
Totaal:
Totaal:
10 % korting:
5 % korting:
15 % korting:
Te betalen:
Te betalen:
Te betalen:
Ik reken:
Ik reken:
Ik reken:
Totaal: € 333,24
Totaal: € 180,98
Totaal: € 122,44
10 % korting: € 33,32
5 % korting: € 9,05
15 % korting: € 18,37
Te betalen: € 299,92
Te betalen: € 171,93
Te betalen: € 104,07
19
5
Bereken de korting in percent. a
b
6
van
voor
korting in %
€ 24
€ 18
25 %
€ 105
€ 68,25
35 %
€ 150
€ 123
18 %
nieuwe prijs
18
3
75
oude prijs
24
4
100
nieuwe prijs
68,25
3,25
65
oude prijs
105
5
100
van
voor
korting in %
€ 65
€ 48,75
25 %
nieuwe prijs
123
41
82
€ 88
€ 52,80
40 %
oude prijs
150
50
100
€ 142
€ 103,66
27 %
Wat is de oorspronkelijke prijs? Reken uit met behulp van de verhoudingstabel. a Papa is binnenkort jarig en mama koopt voor hem een flesje parfum. Met haar klantenkaart krijgt ze 40 % korting. Ze moet nog 36 euro betalen voor een flesje van 50 ml. Wat is de normale prijs van dat flesje parfum? Berekening: nieuwe prijs
60
6
36
oude prijs
100
10
60
Antwoord: De normale prijs van dat flesje parfum is 60 euro.
b Marie krijgt van haar vriendinnetjes een onesie cadeau. Ze krijgen 30 % korting en moeten nog 28 euro betalen. Wat was de oorspronkelijke prijs van de onesie? Berekening: nieuwe prijs
70
7
28
oude prijs
100
10
40
Antwoord: De oorspronkelijke prijs van de onesie was 40 euro.
20
BLOK 7
1
De temperatuur aflezen en het temperatuurverschil berekenen
1b, 10, 20, 39
LES 78
Lees de temperaturen juist af en zoek dan het temperatuurverschil. 1 15
°C
2 15
°C
3 15
4
°C
15
°C
5 15
10
10
10
10
10
5
5
5
5
5
0
0
0
0
0
–5
–5
–5
–5
–5
–10
–10
–10
–10
–10
7 °C
−4 °C
−6 °C
12 °C
°C
−9 °C
Het temperatuurverschil tussen:
2
• thermometer 1 en thermometer 4 bedraagt
5
graden.
• thermometer 2 en thermometer 5 bedraagt
5
graden.
• thermometer 2 en thermometer 4 bedraagt
16
graden.
• thermometer 3 en thermometer 1 bedraagt
13
graden.
• thermometer 5 en thermometer 3 bedraagt
3
graden.
Bereken het aantal graden verschil tussen deze temperaturen. • tussen 3 °C en 9 °C
→ 6 graden
• tussen –7 °C en –16 °C → 9 graden • tussen 12 °C en –3 °C → 15 graden • tussen –11 °C en 9 °C → 20 graden • tussen –6 °C en 5 °C
→ 11 graden
• tussen –14 °C en –8 °C → 6 graden • tussen 0 °C en –5 °C → 5 graden • tussen –4 °C en 14 °C → 18 graden • tussen 26 °C en 18 °C → 8 graden
Bewerkingen met een negatief getal stel ik altijd voor op een verticale getallenlijn. Dat helpt!
16 15 14 13 12 11 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 –1 –2 –3 –4 –5 –6 –7 –8 –9 –10 –11 –12 –13 –14 –15 –16
21
3
Reken uit op de ruitjes en vul het juiste antwoord in. a
b
Aan de Zuidpool bedraagt de laagste gemiddelde maandtemperatuur –56 °C. Aan de Noordpool is dat –29 °C. Het verschil tussen beide temperaturen is
c
27
Luna parkeert haar auto in de ondergrondse garage van een winkelcentrum op niveau –3. Ze neemt de lift naar de tweede verdieping. 5
De lift moet
graden. d
Op de zichtrekening van papa staat 700 euro. Hij koopt een koersfiets en betaalt met zijn bankkaart. Zijn rekening staat nu 199 euro in het rood. Papa betaalde € 899 voor die fiets.
verdiepingen stijgen.
De top van de Signal de Botrange, het hoogste punt van België, ligt 694 meter boven de zeespiegel. De Noordzee is gemiddeld 95 meter diep. Het hoogteverschil tussen beide is 789 meter.
Noteer de temperaturen in de tabel en bereken de gemiddelde temperatuur.
temperatuur in °C
4
Temperatuurmeting
11 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 –1 –2
maximumtemperatuur minimumtemperatuur
ma
di
wo do vr za dagen van de week
ma
22
di
zo
wo
do
vr
za
zo
gemiddeld
maximum
10 °C
9 °C
7 °C
9 °C
6 °C
5 °C
10 °C
8
°C
minimum
8 °C°
6 °C
3 °C
3 °C
1 °C
0 °C
7 °C
4
°C
BLOK 7
Verwerk de gegevens van de tabel in een grafiek of een diagram. Temperaturen in West-Europa (minimum / maximum in °C) stad
11 jan
12 jan
13 jan
14 jan
Parijs
1/5
1/5
0/6
–1 / 4
–3 / 2
–2 / 4
–2 / 5
–4 / 1
Rome
5/9
Brussel
–1 / 5
Londen
–3 / 3
6 / 11
4 / 10
3/9
–2 / 5
0/6
–1 / 4
–1 / 5
2/6
0/5
a Maak een lijngrafiek met de temperaturen in Brussel van 11 tot 14 januari. Teken de minimumtemperatuur in het blauw en de maximumtemperatuur in het rood.
temperatuur in °C
Amsterdam
10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 –1 –2 –3 –4 11
12
13
14
januari b Maak een staafdiagram met de minimumtemperaturen van 13 januari in de verschillende steden. temperatuur in °C
5
10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 –1 –2 –3 –4
l
n
e nd Lo
se
us
Br
e m Ro m da er st
Am
s
rij Pa
steden 23
LES 79 1
31j, 49
De oppervlakte van een cirkel berekenen
Beantwoord de vragen. a
Bepaal bij benadering de oppervlakte van deze cirkel. Maak gebruik van het rooster. 16 cm2 + 12 cm2 = 28 cm2
b Bereken de oppervlakte nu volgens de formule.
Formule: π ×r×r
c Beoordeel je benaderende berekening uit opgave a. Kruis aan wat past.
Mijn benaderende berekening was ...
× 3 cm × 3 cm = 28,26 cm2 Oppervlakte: 3,14
heel nauwkeurig. vrij nauwkeurig. onnauwkeurig.
2
Bereken de oppervlakte van de cirkels.
8 dm 15 m
24
Oppervlakte: π ×r×r
Oppervlakte: π ×r×r
3,14 × 8 dm × 8 dm = 200,96 dm2
3,14 × 7,5 m × 7,5 m = 176,625 m2
BLOK 7
3
Vul de tabel aan. Formule a r=7m
3,14 × 7 m × 7 m = 153,86 m2
b d = 28 cm
3,14 × 14 cm × 14 cm = 615,44 cm2
c r = 5 dm
3,14 × 5 dm × 5 dm = 78,5 dm2
d r=
4
Heb je altijd de juiste maateenheid genoteerd?
Oppervlakte cirkel: π ×r×r
9 cm
254,34 cm²
Bereken de oppervlakte van ... a een trampoline met een diameter van 3,6 meter.
b een ronde tafel met een straal van 45 centimeter.
π ×r×r
π ×r×r
3,14 × 1,8 m × 1,8 m = 10,1736 m2
3,14 × 45 cm × 45 cm = 6 358,5 cm2
c een cirkelvormig vijvertje met een straal van 1,5 meter.
d een dartsbord met een diameter van 34 centimeter.
π ×r×r
π ×r×r
3,14 × 1,5 m × 1,5 m = 7,065 m2
3,14 × 17 cm × 17 cm = 907,46 cm2 25
5
Lees en los op. a Maalik heeft een nieuw geitenvel voor zijn djembé nodig. Het slagvel heeft een diameter van 30 cm. Wat is de oppervlakte van het slagvel van de djembé? Bewerking: π ×r×r 3,14 × 15 cm × 15 cm = 706,5 cm2 Antwoord: De oppervlakte van het slagvel van de djembé is 706,5 cm2.
b Dimitri krijgt de opdracht om de rode rand van het verkeersbord opnieuw te spuiten. Wat is de oppervlakte van het rode vlak? 35 cm
Bewerking: 3,14 × 35 cm × 35 cm = 3 846,5 cm2
25 cm
3,14 × 25 cm × 25 cm = 1 962,5 cm2 − 1 884 cm2 Antwoord: De oppervlakte van het rode vlak is 1 884 cm2.
12 dm
c Bereken de oppervlakte van de blauwe stukjes glas uit dit glasraam. Bewerking: 12 dm × 12 dm = 144 dm2
3,14 × 6 dm × 6 dm = 113,04 dm2 − 30,96 dm2
Antwoord: De oppervlakte van de blauwe stukjes glas
26
is 30,96 dm2.
BLOK 7
LES 80 1
58
Kijklijnen tekenen en gebruiken om aan te duiden wat zichtbaar is
Teken kijklijnen en noteer de aantallen. De leerlingen van basisschool ‘Het Koekoeksnest’ laten ballonnen op om de opening van een nieuw schoolgebouw te vieren. Hoeveel ballonnen kan elke persoon van op zijn plaats zien? A ziet
27
ballonnen.
A
2
B ziet
17
ballonnen.
C ziet
5
ballonnen.
B C
Situeer de foto’s. Deze foto’s werden van op verschillende afstanden gemaakt. Schrijf het cijfer 1 bij de foto waar de fotograaf het dichtst bij het reuzenrad stond, het cijfer 2 bij de foto waar hij er verder af stond en het cijfer 3 bij de foto waar hij er het verst af stond.
2
1
3 27
3
Wie ziet wie? Teken kijklijnen en noteer de namen.
a An, Seppe, Bjorn, Vic en Eva zijn in het park. Gebruik kijklijnen om te achterhalen wie wie kan zien. Geef alle mogelijkheden. • Welke kinderen kan Seppe zien? An en Bjorn • Welke kinderen kan Vic zien? An en Bjorn • Wie kan alle andere kinderen zien? An en Eva • Welke kinderen kunnen An zien, maar Vic niet? Seppe Geef met kijklijnen aan welk gebied van het park de circustent voor Eva verbergt. Kleur dat gebied grijs.
b Teken een kind dat iedereen kan zien, behalve Seppe. Toon dat aan met kijklijnen.
c Wie kan Bjorn zien? An, Seppe en Vic
28
BLOK 7
4
Vanuit welk bootje zijn de foto’s gemaakt? Zet er de passende letter bij. A C
B D
B
A
D C
5
Wie ziet wie? Voer de opdrachten uit. Amber ziet Nya en Ellemieke. Juul kan Nya en Zoran zien, maar Amber en Ellemieke zijn voor hem onzichtbaar. Zoran ziet iedereen behalve Amber. • Geef elk kind de juiste plaats op de plattegrond. • Kruis aan.
Kan Nya de fontein zien? ja
Nya
Ellemieke
nee
Kan Ellemieke de frituur zien? ja
Zoran
Amber
nee
• Teken een hindernis waardoor Juul alleen nog Zoran kan zien. 29
LES 81 1
Zich in gedachten verplaatsen in de ruimte
58, 60
Wat zien de kinderen? Noteer hun naam onder de juiste tekening. Ann
David
Ann
Chris
Bert
Chris
David
2
Bert
Kleur en kruis aan. De familie Leacari geeft een tuinfeest. a Kleur de stoelen die je al ziet klaarstaan op de plattegrond.
C B A
b Als straks iedereen aan tafel zit ...
30
zal de tante op stoel A haar nichtje op stoel B kunnen zien?
ja
nee
zal het nichtje op stoel B haar broer op stoel C kunnen zien?
ja
nee
zal de tante op stoel A haar neef op stoel C kunnen zien?
ja
nee
BLOK 7
3
Hoe ziet Billie het poortje? Kruis de juiste tekening aan.
4
Voer de opdrachten uit.
18 cm 20 cm
Yousra wil dit nestkastje maken. Ze tekent een bouwplan. a Noteer de juiste afmetingen bij het bouwplan.
27 cm 25 cm 14 cm
16 cm achter
voor
27
16
cm
25
16
cm
links
rechts
14
cm bodem
27
cm
25
cm
20
cm
cm dak
cm 14
14
cm
16
cm
cm
18
cm 31
b Als het nestkastje klaar is, maakt Yousra er fotoâ&#x20AC;&#x2122;s van om op Facebook te zetten. Van welke kant heeft ze deze fotoâ&#x20AC;&#x2122;s gemaakt? Schrijf het juiste nummer op. 3 4
2
1
5
2
5
4
Kruis aan wie voorrang heeft. Bij deze kruispunten heeft wie van rechts komt voorrang.
32
3
LES 82 â&#x20AC;&#x201C; HERHALING
Wat heb ik geleerd in blok 7?
Getallenkennis Ik kan:
les rekenwijzer herhaling nr. nr. nr.
gegevens van een tabel, staafdiagram of lijngrafiek aflezen en er bewerkingen mee uitvoeren.
73
10
1
zelf gegevens in een tabel, staafdiagram of lijngrafiek voorstellen.
73
10
2
1b, 39c
3
rekenen met negatieve getallen, onder andere temperatuurverschillen 78 berekenen.
Bewerkingen Ik kan:
les rekenwijzer herhaling nr. nr. nr.
het gemiddelde en de mediaan bepalen van een reeks gegevens.
74
20
4
hoofdrekenen: kommagetallen vermenigvuldigen met kommagetallen, ook in eenvoudige vraagstukjes.
75
12c
5
cijferen: kommagetallen vermenigvuldigen met kommagetallen.
76
18c-d
6
de schatting gebruiken om de plaats van de komma in het product te controleren.
76
18b-d
6
Meten en metend rekenen Ik kan:
les rekenwijzer herhaling nr. nr. nr.
bij koopjes het bedrag van de korting en de nieuwe prijs berekenen.
77
bij koopjes het percent korting berekenen.
77
gepast betalen en teruggeven.
77
38
9
de gemiddelde temperatuur berekenen van positieve temperaturen.
78
20
10
de oppervlakte van een cirkel berekenen.
79
31j
11
Meetkunde Ik kan:
24
7 8
les rekenwijzer herhaling nr. nr. nr.
kijklijnen gebruiken om te bepalen wat iemand kan zien.
80
58
12
kijklijnen gebruiken om de plaats van de waarnemer te bepalen.
80
58
13
aangeven wat je ziet vanuit verschillende gezichtspunten.
81
60
14
een plattegrond aan een getekende situatie koppelen.
81
15
Ik durf hulp vragen als ik iets niet begrijp. Ik hoor graag hoe andere leerlingen een probleem oplossen. Ik kijk mijn oefeningen goed na en verbeter ze foutloos.
33
1
Lees de gegevens af in het staafdiagram en beantwoord de vragen. a In een les beeld mogen de leerlingen van het zesde leerjaar van basisschool ‘De Kwast’ kiezen met welk materiaal ze een werkje maken. Dit is het resultaat.
24 22 20 18
% leerlingen
16 14 12 10 8 6 4 2
jongens meisjes
0 stift
potlood
verf houtskool materiaal
krijt
wasco
• Welke groep werkt het liefst met stift? de jongens • Welk materiaal is het minst populair bij de jongens? potlood • Is dat ook zo bij de meisjes? ja • Hoeveel percent van de meisjes vindt werken met wasco het leukst? • Hebben alle jongens een keuze opgegeven? Nee
22
%
, want als je alle percentages
optelt, bekom je 97 %.
.
b Noteer de gegevens uit het staafdiagram in de tabel.
34
stift
potlood
verf
houtskool
krijt
wasco
jongens
14 %
11 %
18 %
21 %
17 %
16 %
meisjes
10 %
9 %
23 %
19 %
17 %
22 %
2
Stel de gegevens van de tabel voor in een lijngrafiek. Beantwoord dan de vragen. Teken de minimumtemperatuur in het blauw en de maximumtemperatuur in het rood. minimummaximumtemperatuur temperatuur
ma
3 °C
9 °C
di
5 °C
6 °C
wo
4 °C
8 °C
do
1 °C
6 °C
vr
2 °C
5 °C
za
3 °C
8 °C
zo
3 °C
7 °C
10 temperatuur in °C
dag
Temperatuurmeting
8 6 4 2 0 ma
di
wo do vr za dagen van de week
zo
• Hoeveel graden verschil is er tussen de hoogste en laagste minimumtemperatuur? 4 graden • Tussen welke dagen is de maximumtemperatuur het sterkst gestegen? tussen vrijdag en zaterdag • Op welke dag is het verschil tussen de minimum- en maximumtemperatuur het grootst? op maandag
3
Rekenen met negatieve getallen a Bereken het aantal graden verschil tussen deze temperaturen. tussen 9 °C en 0 °C
→
9
graden
tussen –6 °C en 5 °C
→
11
graden
7
graden
tussen –11 °C en –4 °C → b Lees en los op.
Op de bankrekening van Aline staat 250 euro. Ze heeft een iPad gekocht en nu staat haar rekening op –400 euro. Aline heeft haar iPad.
650
euro betaald voor
Na 5 wedstrijden had FC Penalty een doelpuntensaldo van –8. Na 15 wedstrijden was dat +3. Hun doelpuntensaldo is met 11
doelpunten gestegen.
35
4
Bereken het gemiddelde en bepaal de mediaan. Op zijn wiskundetoetsen haalde Lowie dit schooljaar 42, 36, 44, 43, 33 en 38 op een totaal van 50 punten. Wat komt er als gemiddelde op zijn rapport? Rond af tot op 0,1.
gemiddelde : 42 + 36 + 44 + 43 + 33 + 38 = 236 236 : 6 ≈ 39,3
Lowie haalde gemiddeld 39,3 op 50. De mediaan van zijn punten is
40
mediaan :
.
33, 36, 38, 42, 43, 44 38 + 42 = 80 80 : 2 = 40
5
Hoofdrekenen: kommagetallen vermenigvuldigen met kommagetallen a Reken uit op een manier die jij handig vindt. Noteer tussenstappen als het kan. 0,2 × 0,07 = 0,014 6,4 × 1,1 = (6,4 × 1) + (6,4 × 0,1) = 6,40 + 0,64 = 7,04 13,2 × 0,01 = 13,2 : 100 = 0,132 1,5 × 2,2 = (1 × 2,2) + (0,5 × 2,2) = 2,2 + 1,1 = 3,3 0,75 × 4,4 = 3 van 4,4 = (4,4 : 4) × 3 = 1,1 × 3 = 3,3 4 0,36 0,4 × 0,9 = 0,5 × 0,14 = 0,14 : 2 = 0,07 0,1 × 7,8 = 7,8 : 10 = 0,78
b Lees en los op. Lobke mag van mama 0,3 kg schepsnoep kopen. Die kost 7,50 euro per kilogram. Hoeveel moet ze voor de snoepjes betalen? Bewerking: 0,3 × 7,5 = 2,25 Antwoord: Ze moet 2,25 euro voor de snoepjes betalen. 36
6
Cijferen: kommagetallen vermenigvuldigen met kommagetallen a Los op door te cijferen. Vergeet niet te schatten. 2,9 × 514,3 =
3 028,4 × 70,6 =
3 × 500 = 1 500
≈
5 1 4, 2, × 4 6 2 8 1 0 2 8 6 + 1 4 9 1, 4
3 9 7 0 7
3 000 × 70 = 210 000
≈
×
2 3 1
1 0 2 1 1 + 2 1 3
Ik heb mijn uitkomst gecontroleerd.
3 0 2 7 8 1 7 0 0 0 9 8 8 8 0 5,
8, 0, 0 0 0 0
4 6 4 0 0 4
2 5 1 2 5 1
Ik heb mijn uitkomst gecontroleerd.
b Bepaal de plaats van de komma door te schatten.
7
312,89 × 58,4 ≈
300
×
60
215,5 × 789,2 ≈
200
×
800
6,2 × 4 879,36 ≈
6
= 18 000
→ 1 8 2 7 2,7 7 6
= 160 000
→ 1 7 0 0 7 2,6
× 5 000 = 30 000
→ 3 0 2 5 2,0 3 2
Bereken de nieuwe prijs. Korting: 20 % van € 40 = 1 van € 40 = € 8 5
€ 40
Nieuwe prijs: € 40 − € 8 = € 32
8
20 % korting
Bereken de korting in percent. Gebruik een verhoudingstabel om uit te rekenen. van
voor
korting in %
€ 70
€ 49
€ 120
€ 108
nieuwe prijs
49
7
70
30 %
oude prijs
70
10
100
10 %
nieuwe prijs
108
18
90
oude prijs
120
20
100
37
9
Kleur hoe je betaalt of teruggeeft met zo weinig mogelijk briefjes en muntstukken. Betaal gepast.
€ 89,85
Bereken eerst hoeveel euro je terugkrijgt. Berekening: 50 − 32,35 = 17,65
€ 32,35
Geef nu terug.
Betaald met:
10
Bereken de gemiddelde minimum- en maximumtemperatuur. • De gemiddelde minimumtemperatuur: 3 + 5 + 4 + 1 + 2 + 3 + 3 = 21
21 °C : 7 = 3 °C
• De gemiddelde maximumtemperatuur: 9 + 6 + 8 + 6 + 5 + 8 + 7 = 49 49 °C : 7 = 7 °C
11
ma di wo do vr za zo
minimummaximumtemperatuur temperatuur 3 °C 9 °C 5 °C 6 °C 4 °C 8 °C 1 °C 6 °C 2 °C 5 °C 3 °C 8 °C 3 °C 7 °C
Bereken de oppervlakte van de cirkels.
12 cm
38
dag
15 dm
Oppervlakte: π ×r×r
Oppervlakte: π ×r×r
3,14 × 12 cm × 12 cm = 452,16 cm2
3,14 × 7,5 dm × 7,5 dm = 176,625 dm2
12
Kijklijnen a Wat kan juf Katia zien? Teken eerst de kijklijnen en kruis dan het juiste antwoord aan.
Kan de juf het potlood zien?
ja
nee
Is de gum voor de juf zichtbaar?
ja
nee
Kan de juf de schaar zien?
ja
nee
b Wie ziet wie? Teken eerst de kijklijnen en beantwoord dan de vragen.
• Welke kinderen kan Leona zien? Sam, Wout en Peter • Wie kan Virginie zien? Peter • Welk kind kan Leona zien, maar Peter niet? Sam
13
Omkring de persoon die de foto van het huis gemaakt heeft.
39
14
Waar stond de fotograaf toen hij de fotoâ&#x20AC;&#x2122;s maakte? Noteer de nummers. a
standpunt
3
standpunt
1
standpunt
5
b
c
15
Omkring de letter van de plattegrond die bij het museum van oefening 14 hoort.
A 40
B
C
Lees de lijngrafiek correct af en bereken de gemiddelde temperatuur. Ethel heeft in de krokusvakantie elke ochtend om 8 uur de temperatuur gemeten. Ze stelde die temperaturen voor in een lijngrafiek. Wat is in die week de gemiddelde temperatuur om 8 uur ’s morgens? Bewerking:
temperatuur in °C
1
5 + 2 + 4 + 1 − 3 − 4 + 2 = 7
6 5 4 3 2 1 0 –1 –2 –3 –4 –5 ma
7 °C : 7 = 1 °C Antwoord: In die week is de gemiddelde
di
wo do vr za dagen van de week
zo
temperatuur om 8 uur 's morgens 1 °C.
2
Zet de komma op de juiste plaats in het product door te schatten.
3 8 2, 9 3, × 3 5 7 2 9, 2 3 6
3
5 0 7, 2 8 9, × 1 4 6 9 6 4, 8 1
4 8 6 7, 6, × 3 0 1 7 9, 6 7 8
Lees en los op. Ariano wil voor dictee gemiddeld 8 op 10 halen. Op zijn eerste drie dictees haalde hij 7, 7,5 en 8 op 10. Hoeveel moet Ariano op zijn laatste dictee halen om gemiddeld 8 op 10 te hebben? Bewerking: 4 × 8 = 32 7 + 7,5 + 8 = 22,5 32 − 22,5 = 9,5 Antwoord: Ariano moet op zijn laatste dictee
9,5/10 halen.
41
4
Lees en los op. Bereken de oppervlakte van het rode stuk uit dit glasraam. Bewerking:
20 dm × 20 dm = 400 dm2
3,14 × 10 dm × 10 dm = 314 dm2 − 86 dm2 Antwoord: De oppervlakte van het rode stuk uit dit glasraam
20 dm
5
is 86 dm2.
Lees en vul de beginletter van de namen aan op de plattegrond. Boris, Gust, Aaron, Mathieu, Salma en Juliette bezoeken een tentoonstelling. Noteer de beginletters van hun namen bij de juiste kruisjes op de plattegrond. • Boris ziet Salma en Gust. • Aaron ziet enkel Juliette. • Mathieu ziet Gust en Salma. • Gust kan Salma niet zien, maar wel het andere meisje van de groep. J
B of M
S
42
A
G
M of B
BLOK 8
BLOK 8 1
INSTAPLES
Zet een kruisje als het getal vooraan deelbaar is door het getal bovenaan. deelbaar door →
2
4
5
10
25
100
1 000
84 700 123 492
2
Bepaal de rest zonder de deling te maken. delen door →
3
2
4
5
10
25
100
1 000
6 258
r 0
r 2
r 3
r 8
r 8
r 58
r 258
49 689
r 1
r 1
r 4
r 9
r 14
r 89
r 689
Los op. × 10 = 72,5 a 7,25 : 0,1 = 7,25
1,9 : 0,001 = 1,9 × 1 000 = 1 900
× 100 = 3 870 38,7 : 0,01 = 38,7
6,4 : 0,5 = 6,4 × 2 = 12,8
:7=9 b 6,3 : 0,7 = 63 : 6 = 90 5,4 : 0,06 = 540 0,21 : 0,3 = 2,1 : 3 = 0,7 : 8 = 106 8,48 : 0,08 = 848
4
Los op door te cijferen. Vergeet niet te schatten. a
65 : 2,6 = ≈ 6 5 − 1 1
q 44
650
: 26 (tot 0,1)
60 : 3 = 20
36 : 1,4 =
3 6 2 8 − 8 7 − 1 −
r
0
360
: 14 (tot 0,01)
30 : 1,5 = 20
≈
5 0, 0 2 6 2 2 5, 0 3 0 3 0 0 0 0 − 0
25,0
b
q
0, 0 0 1 4 2 5, 7 1 0 0 0 0 9 8 2 0 1 4 − 6 25,71
r
0,006
5
Lees en los op. Wesley opent een spaarrekening bij de bank. Hij zet 340 euro op de rekening. De rentevoet is 1,7 %. Hoeveel euro staat er na een jaar op zijn spaarrekening?
6
75 ml
200
Antwoord: Na een jaar staat er 345,78 euro op zijn spaarrekening.
l
75 cl
330 ml
Noteer de naam van de ruimtefiguur en het aantal blokjes waaruit ze bestaat. b
a
Deze 64
8
€ 340 + € 5,78 = € 345,78
Hoeveel kan erin? Vul de juiste maateenheid in. Kies uit: ml, cl, dl, l.
2 dl
7
Bewerking: 1,7 % van € 340 = € 5,78
kubus blokken.
bestaat uit
Deze 84
balk
bestaat uit
blokken.
Teken een gelijkvormige figuur waarvan de afmetingen maar half zo groot zijn.
45
LES 85 1
De deelbaarheid door 2, 4, 5, 10, 25, 100 en 1 000 onderzoeken
6c
Zet een kruisje als het getal vooraan deelbaar is door het getal bovenaan. deelbaar door →
2
4
5
10
25
100
9 730
1 000
Ben je niet zeker? Kijk dan in je Rekenwijzer bij nr. 6c.
425 875 36 000 4 848 58 776 856 400
2
46
Vul een cijfer aan op de stippen zodat het getal deelbaar wordt. door 2
832.
7 25 0.
54 67 4.
294 30 6.
395 558.
door 4
29 6.
2 332.
21 968.
521 424.
846 356.
door 5
48 0.
5 20 5.
14 68 0.
435 935.
639 27 0.
door 10
56 0.
1 860.
25 79 0.
346 820.
508 18 0.
door 25
42 5.
27 25 0.
36 80 0.
257 65. 0
419 27. 5
door 2 en 4
96.
36 8.
4 324.
35 416.
64 872.
door 2 en 5
8 0.
64 0.
2 670.
78 130.
10 35 0.
door 5 en 25
125 ..
675.
36 850.
40 00.0
61 725.
BLOK 8
3
Waar of niet waar? Kruis aan. waar
niet waar
100
1 000
Elk getal dat deelbaar is door 2, is ook deelbaar door 4. Alle even getallen zijn deelbaar door 4. Elk getal dat deelbaar is door 100, is ook deelbaar door 4 en 25. Elk getal dat je kunt delen door 25, is ook deelbaar door 5. Als een getal deelbaar is door 2 en 5, dan is het ook deelbaar door 10.
4
Bepaal en noteer de rest zonder de deling te maken. delen door →
2
4
5
10
25
430
r
0
r
2
r
0
r
0
r
5
r
30
795
r
1
r
3
r
0
r
5
r
20
r
95
5 168
r
0
r
0
r
3
r
8
r
18
r
68
100 000
r
0
r
0
r
0
r
0
r
0
r
0
224 586
r
0
r
2
r
1
r
6
r
11
r
86
r 586
745 102
r
0
r
2
r
2
r
2
r
2
r
2
r 102
r 168 r
0
47
5
Maak het getal deelbaar. Wat is het kleinste getal dat je aan 55 555 moet toevoegen om een getal te hebben dat deelbaar is ... door 2? + 1
Het getal dat je toevoegt is altijd kleiner dan het getal waardoor je moet delen.
door 5?
+ 0
door 4?
+ 1
door 25?
+ 20
door 10?
+ 5
door 100?
+ 45
door 1 000? + 445
6
Los op. a Zoek een getal: • van drie cijfers dat deelbaar is door 4. • groter dan 10 000 dat deelbaar is door 25.
296 10 250
• van vier cijfers dat deelbaar is door 4 en eindigt op een 0.
1 360
• van vier verschillende cijfers dat deelbaar is door 5.
2 375
• van vier verschillende cijfers dat deelbaar is door 2 en 10.
1 460
b Noteer: • het grootste natuurlijk getal van vier cijfers dat deelbaar is door 2.
9 998
• het grootste natuurlijk getal van vier verschillende cijfers dat deelbaar is door 2 en ook door 4.
9 876
• het kleinste natuurlijk getal van vijf verschillende cijfers dat deelbaar is door 2 en ook door 25.
7
Vorm de getallen. Gebruik per getal elk cijfer één keer. Vorm met de cijfers 0, 3, 6 en 9 alle getallen die deelbaar zijn ... • door 4: 3 096, 3 960, 9 036, 9 360 • door 5: 3 690, 3 960 , 6 390, 6 930, 9 360, 9 630 • door 4 en door 5: 3 960, 9 360 • door 2 en niet door 4: 3 690, 3 906, 6 390, 6 930, 9 306, 9 630
48
12 350
BLOK 8
LES 86 1
2
6c
De deelbaarheid door 3 en 9 onderzoeken
Kleur de getallen die deelbaar zijn. door 3
door 9
6 318
16 318
20 801
46 773
37 473
38 481
55 361
11 628
78 609
69 966
Bepaal de rest zonder de deling te maken. a Ga na of de getallen vooraan deelbaar zijn door 3. Maak de som van de cijfers en omkring ‘ja’ of ‘nee’. Als het getal niet deelbaar is, noteer je de rest. getal 5 014 825 26 246 453 571 208
som van de cijfers
Deelbaar door 3?
rest bij deling door 3
5 + 0 + 1 + 4 = 10
ja / nee
10 − 9 = 1
8 + 2 + 5 = 15
ja / nee
2 + 6 + 2 + 4 + 6 = 20
ja / nee
4 + 5 + 3 =12
ja / nee
5 + 7 + 1 + 2 + 0 + 8 = 23
ja / nee
20 − 18 = 2
23 − 21 = 2
b Ga na of de getallen vooraan deelbaar zijn door 9. Maak de som van de cijfers en omkring ‘ja’ of ‘nee’. Als het getal niet deelbaar is, noteer je de rest. getal 9 865 540 423 7 907 692 415 84 512
som van de cijfers
Deelbaar door 9?
rest bij deling door 9
9 + 8 + 6 + 5 = 28
ja / nee
28 − 27 = 1
5 + 4 + 0 + 4 + 2 + 3 = 18
ja / nee
7 + 9 + 0 + 7 = 23
ja / nee
6 + 9 + 2 + 4 + 1 + 5 = 27
ja / nee
8 + 4 + 5 + 1 + 2 = 20
ja / nee
23 − 18 = 5
20 − 18 = 2
49
3
Waar of niet waar? Kruis aan. Probeer het uit als je twijfelt. waar
niet waar
Elk getal dat deelbaar is door 3, is ook deelbaar door 9. Als een getal deelbaar is door 2 en door 3, is het ook deelbaar door 6. Als een getal deelbaar is door 3 en door 4, is het ook deelbaar door 12. Een getal dat deelbaar is door 2 en door 3, is ook deelbaar door 5.
4
5
Vul een cijfer aan op de stippen zodat het getal deelbaar wordt. door 3
27 327.
16 9. 35
2 5. 893
140 208.
613 22. 4
door 9
2 511.
604 1 5. 2
4 2. 345
8. 7 048
6 1. 245
Hoeveel blijven er telkens over? Noteer de rest. In de snoepfabriek wordt vandaag alles per 3 of per 9 verpakt. Op het einde van de dag maakt men deze inventaris. Noteer hoeveel losse stuks er telkens overblijven. product
product
50
aantal
verpakt
rest
581
per 3
2
1 892
per 3
2
4 120
per 3
1
2 725
per 3
1
aantal
verpakt
rest
2 649
per 9
3
2 524
per 9
4
698
per 9
5
7 387
per 9
7
BLOK 8
6
Lees en los op. a Juf Lieselot telt eind juni 192 werkende zakrekenmachines die ze volgend schooljaar over 9 klassen moet verdelen. Hoeveel zakrekenmachines moet ze minstens bijbestellen om elke klas evenveel toestelletjes te geven? :9 Bewerking: 192 Antwoord: Ze moet minstens 6 zakrekenmachines bijbestellen.
b De school heeft van een groot bedrijf in de buurt 148 gebruikte tablets gekregen. Hoeveel tablets moet de school nog minstens bijkopen om elk van de 9 klassen er precies evenveel te geven? :9 Bewerking: 148 Antwoord: De school moet nog minstens 5 tablets bijkopen.
7
Zet een kruisje als het getal vooraan deelbaar is door het getal bovenaan. deelbaar door →
2
3
6
deelbaar door →
9 730
2 634
415 875
14 076
35 010
812 200
4 248
242 844
58 774
19 766
855 402
34 596
3
4
12
51
LES 87 1
Hoofdrekenen: kommagetallen delen door kommagetallen
12d
Los op. Denk aan de deeltafels. Zeg het eens anders.
Het quotiënt verandert niet als je deeltal en deler allebei met 10, 100 of 1 000 vermenigvuldigt.
a
4,5 : 0,5 =
Hoeveel keer gaat 0,5 in 4,5?
4,5 : 0,5 = 45 : 5 = 9
b
1,2 : 0,3 = 12 : 3 = 4
0,24 : 0,6 = 2,4 : 6 = 0,4
0,025 : 0,005 = 25 : 5 = 5
3,2 : 0,008 = 3 200 : 8 = 400
0,36 : 0,9 = 3,6 : 9 = 0,4
d
3,2 : 0,4 = 32 : 4 = 8
0,48 : 1,2 = 4,8 : 12 = 0,4
1,5 : 0,003 = 1 500 : 3 = 500
0,03 : 0,6 = 0,3 : 6 = 0,05
Los ook deze delingen handig op. a 3,422 : 0,001 = 3,422 × 1 000 = 3 422
b
7,7 : 0,1 = 7,7 × 10 = 77
2,305 : 0,01 = 2,305 × 100 = 230,5
5,739 : 0,001 = 5,739 × 1 000 = 5 739
52
6,3 : 0,01 = 6,3 × 100 = 630 4,85 : 0,1 = 4,85 × 10 = 48,5
8,56 : 0,01 = 8,56 × 100 = 856
3
2,7 : 0,5 = 2,7 × 2 = 5,4 0,8 : 0,02 = 80 : 2 = 40
0,63 : 0,7 = 6,3 : 7 = 0,9
2
0,06 : 0,2 = 0,6 : 2 = 0,3 0,081 : 0,9 = 0,81 : 9 = 0,09
0,72 : 0,08 = 72 : 8 = 9
c
?
91,5 : 0,001 = 91,5 × 1 000 = 91 500
Los op door het deeltal te splitsen of de deler te ontbinden. a 7,8 : 0,6 =
78 : 6
= ( 60
:
6
) + ( 18
:
6
) = 13
0,87 : 0,3 =
8,7 : 3
=(
:
3
) − ( 0,3 :
3
) = 2,9
20,4 : 0,8 =
204 : 8
= ( 204 :
4
) : 2 = 25,5
9
BLOK 8
b 6,3 : 0,3 = 63 : 3 = (60 : 3) + (3 : 3) = 21 0,72 : 0,4 = 7,2 : 4 = (8 : 4) − (0,8 : 4) = 1,8 74,9 : 0,07 = 7 490 : 7 = (7 000 : 7) + (490 : 7) = 1 070 : 3 = (600 : 3) − (30 : 3) = 190 5,7 : 0,03 = 570 : 3 = (210 : 3) − (3 : 3) = 69 20,7 : 0,3 = 207 : 8 = (124,8 : 2) : 2 : 2 = (62,4 : 2) : 2 = 15,6 c 12,48 : 0,8 = 124,8 8,4 : 1,2 = 84 :12 = (84 : 2) : 6 = 42 : 6 = 7 : 16 = (40,8 : 8) : 2 = 5,10 : 2 = 2,55 4,08 : 1,6 = 40,8
4
Reken uit op een manier die jij handig vindt.
4,8 : 0,8 = 6
5,6 : 0,07 = 80
5,02 : 0,1 = 50,2
3,5 : 0,5 = 7
2,58 : 0,3 = 8,6
50,4 : 0,7 = 72
Werk altijd eerst de komma uit de deler weg. Daarna is het uitrekenen gemakkelijk.
1,02 : 0,006 = 170 10,8 : 0,9 = 12
5
Lees en los op. a Van boomstammen van 5,4 meter worden stukken van 0,6 meter lang gezaagd om een apenbrug te maken. Hoeveel stukken gaan er uit een boom? Bewerking: 5,4 : 0,6 = 54 : 6 = 9 Antwoord: Er gaan 9 stukken uit een boom.
53
b De apenbrug is 40,5 meter lang. De houten balkjes worden op 0,3 meter afstand van elkaar vastgemaakt. Hoeveel balkjes zijn er nodig om aan de overkant te geraken? Bewerking: 40,5 : 0,3 = 405 : 3
= (390 : 3) + (15 : 3) = 135
Antwoord: Er zijn 135 balkjes nodig om
aan de overkant te geraken.
c Van boomstammen van 7,2 meter worden paaltjes van 1,2 meter lang gezaagd om in het waterparcours te plaatsen. Hoeveel paaltjes gaan er uit een boomstam?
d Met die paaltjes worden in het waterparcours over een afstand van 14,7 meter hindernissen gebouwd. Ze staan op 0,35 meter van elkaar. Hoeveel paaltjes zijn er nodig?
Bewerking: 7,2 : 1,2 = 72 : 12
Bewerking: 14,7 : 0,35 = 1 470 : 35
= (72 : 2) : 6 = 36 : 6 = 6
Antwoord: Er gaan 6 paaltjes uit een
6
Hoeveel muntstukken van 50 cent zitten er in de spaarpotten?
35,5 : 0,5 = 35,5 × 2 =
54
Antwoord: Er zijn 42 paaltjes nodig.
boomstam.
= (1 470 : 7) : 5 = 42
71
stukken
42,5 : 0,5 = 42,5 × 2 =
85
stukken
×2 61,5 : 0,5 = 61,5 = 123 stukken
BLOK 8
LES 88 1
19d, 19f
Cijferen: kommagetallen delen door kommagetallen
Schrijf elke deling opnieuw zoals je ze cijferend zou uitwerken. a
4 563 : 0,7 = 45 630 : 7
b
1 572 : 3,54 = 157 200 : 354
235 : 0,47 = 23 500 : 47
34,9 : 2,8 = 349 : 28
2
43,8 : 0,56 = 4 380 : 56
2,846 : 3,98 = 284,6 : 398
481,6 : 3,57 = 48 160 : 357
54,02 : 7,3 = 540,2 : 73
86,186 : 3,6 = 861,86 : 36
90,37 : 5,82 = 9 037 : 582
Los op door te cijferen. Maak eerst een schatting. a
150,57 : 3,5 =
1 505,7
: 35 (tot 0,01)
≈
160 : 4 = 40
1 5 0 5, 7 0 3 5 1 4 0 4 3, 0 2 − 1 0 5 1 0 5 − 0 7 0 − 7 0 7 0 − 0
q
43,02
r
b
78,56 : 1,6 =
785,6
≈
80 : 2 = 40
7 6 − 1 1 −
0
: 16 (tot 0,01)
8 5, 6 0 1 6 4 4 9, 1 0 4 5 4 4 1 6 1 6 0 0 0 − 0
q
49,10
r
0
Controleer je resultaat achteraf met je zakrekenmachine.
55
c
830,8 : 4,32 = 8 3080,0 : 432 (tot 0,1) 800 : 4 = 200
≈ 8 4 − 3 3 −
3 3 9 8 1
− −
0 2 8 8 0 8 1 1
r
799,185 : 12,6 = 7 991,85 : 126 (tot 0,01) 840 : 12 = 70
≈
8 0, 0 4 3 2 1 9 2, 3 8 8 0 0 6 4 3 6 0 2 9 6 6 4
192,3
q
3
d
1, 8 5 1 2 6 6 3, 4 2 1 8 3 8 0 4 3 4 5 2 5 2 − 9 3
7 9 9 7 5 6 − 4 3 3 7 − 5 5 −
0,064
63,42
q
Zoek de fout in de oefening, omkring ze en verbeter met een kleurtje. a
4,8 : 6,14 = (tot op 0,01 nauwkeurig)
−
0
6
1
7,
8 0,78
b
365,15 : 32,4 =
4
4
8
0,
0
4
2
9
8
5
0
2
0 rest = 0,0108
4
9
1
2
1
0
8
−
−
5
2
4
1
1,
2
6
5
3
2
4
4
1
1
rest = 22,7
3
2
4
2,27
8
7
5
6
4
8
2
2
7
−
1,
3
3
−
56
0,093
r
9 2
2 4
BLOK 8
4
Cijfer tot op 0,01 nauwkeurig op de ruitjes onderaan. Controleer op de manier die jij het handigst vindt. a Anna werkt op zaterdag 7,5 uur in een supermarkt en verdient € 66,45 per dag. Hoeveel verdient ze per uur?
b Finn werkt op zondag 4,5 uur bij de bakker en verdient daarmee € 39,69. Hoeveel verdient hij per uur?
Bewerking: 66,45 : 7,5
: 4,5 Bewerking: 39,69
= 664,5 : 75
: 45 = 396,9
≈ 63 : 7 = 9
≈ 40 :5=8
Antwoord: Ze verdient 8,86 euro per uur.
Antwoord: Hij verdient 8,82 euro per uur.
c Sem ging vrijdag 5,5 uur babysitten en kreeg daar € 40,70 voor. Hoeveel euro verdient hij gemiddeld per uur?
Kruis de persoon aan die het meest verdient per uur.
Bewerking: 40,70 : 5,5 = 407 : 55 ≈ 42 : 6 = 7 Antwoord: Hij verdient gemiddeld 7,40 euro
per uur.
Anna Finn Sem 6 6 4, 6 0 0 − 6 4 6 0 − 4 4 −
5 0 7 5 8, 8 6 5 0 5 0 5 0 0
3 9 6, 9 0 4 5 3 6 0 8, 8 2 − 3 6 9 3 6 0 − 9 0 9 0 − 0
4 0 7, 0 0 5 5 3 8 5 7, 4 0 − 2 2 0 2 2 0 − 0 0 0 − 0
57
LES 89 1
Kapitaal en enkelvoudige interest berekenen
23
Vul de tabellen aan. a Juf Heleen heeft op 1 januari 4 250 euro op haar spaarrekening staan. Daarop krijgt ze 1,3 % interest. Hoeveel staat er op 1 januari van het volgende jaar op haar rekening als ze haar kapitaal het hele jaar door laat staan? kapitaal €
interestvoet
4 250
interest na 1 jaar
1,3 %
nieuw kapitaal € 4 250 + € 55,25
55,25
€
= € 4 305,25
b Bereken de interest en het nieuwe kapitaal. kapitaal interestvoet interest na 1 jaar
2
€
700
+€
€ 18,24
€
960
+ € 18,24 = € 978,24
1,4 %
€ 45,50
€ 3 250 + € 45,50 = € 3 295,50
1,2 %
€ 97,50
€ 8 125 + € 97,50 = € 8 222,50
bank 1
€ 700
1%
bank 2
€ 960
1,9 %
bank 3
€ 3 250
bank 4
€ 8 125
€
7
Lees en los op. a Simone gaat naar de bank om een spaarrekening te openen. Ze zet 250 euro op de rekening. De rentevoet is 1,5 %. Hoeveel staat er na een jaar op haar spaarrekening? Bewerking: 1,5 % van € 250 = € 3,75
€ 250 + € 3,75 = € 253,75
Antwoord: Na een jaar staat er 253,75 euro op 58
nieuw kapitaal
haar spaarrekening.
7
= € 707
BLOK 8
b Karim heeft een jaar lang 660 euro op zijn spaarrekening laten staan. Hij heeft daar 1,8 % rente op gekregen. Welk bedrag staat er dan op zijn rekening? Bewerking: 1,8 % van € 660 = € 11,88
€ 660 + € 11,88 = € 671,88
Antwoord: Er staat dan 671,88 euro op zijn rekening.
c Sam heeft 520 euro op haar spaarrekening staan. Daarop krijgt ze 0,9 % basisrente en 0,3 % getrouwheidspremie. Hoeveel staat er na een jaar op haar rekening? Bewerking: 1,2 % van € 520 = € 6,24
€ 520 + € 6,24 = € 526,24
Antwoord: Na een jaar staat er 526,24 euro op
3
haar rekening.
Bereken de interest. a Mevrouw De Bondt heeft 12 550 euro op haar spaarrekening staan. De jaarlijkse rentevoet bedraagt 1,5 %. Na 4 maanden haalt ze het geld van haar spaarrekening, omdat ze een nieuwe keuken laat plaatsen. Hoeveel bedraagt de interest op dat moment? Bewerking: 1,5 % van € 12 550 = € 188,25
€ 188,25 : 3 = € 62,75
Antwoord: Op dat moment bedraagt de interest
62,75 euro.
59
b Vul de tabel aan.
4
interest na 1 jaar
periode
interest
kapitaal
interestvoet
€ 600
3%
€
18
6 maanden
€
9
€ 8 400
2%
€
168
4 maanden
€
56
€ 30 600
1,8 %
€
550,80
2 maanden
€
91,80
€ 4 250
3,5 %
€
148,75
3 maanden
€
37,19
€ 15 300
1,4 %
€
214,20
1 maand
€
17,85
Lees aandachtig en los op.
€ 20 000
a Haroun leent bij de bank 20 000 euro om een hybridewagen te kopen. De interestvoet bedraagt 3 %. Hoeveel interest moet hij per jaar betalen?
Bewerking: 3 % van € 20 000 = € 600 Antwoord: Hij moet per jaar 600 euro interest betalen.
b Maïté leent 250 000 euro bij de bank om een huis te kopen. De interestvoet bedraagt 3,3 %. Hoeveel interest moet ze per jaar betalen?
Bewerking: 3,3 % van € 250 000 = € 8 250 Antwoord: Ze moet per jaar 8 250 euro interest betalen.
60
€ 250 000
BLOK 8
10, 26, 28a-b
LES 90 1
Noteer de maateenheid of het maatgetal.
l
30 000
75
2
Inhoud schatten, meten en meetresultaten noteren
1
ml
ml
100
dl
2
cl
7
1,5 (of 1)
2,5
l
dl
Noteer deze meetresultaten in de gevraagde maateenheden. 4,7 l =
47
dl
37 ml =
3,7
cl
7,5 dl =
750
ml
223 cl =
2,23
l
575 ml =
5,75
dl
b 2 dl 3 ml =
203
ml
5 l 8 dl =
580
cl
2 l 5 cl =
20,5
dl
a
Gebruik de tabel van het kopieerblad als je twijfelt.
c
3 dl = 7,5 cl 4 1 van 1 000 l = 1 250 dl 8 15 % van 100 cl = 150 ml 5 l= 2 25 × 20 cl =
18,2 dl = 1 l 8 dl 2 cl 1,55 l = 15 dl 5 cl
3
l
250
cl
5
l
Voer de meetopdrachten uit. Werk in groepjes. a Rangschik de voorwerpen op de meettafel, zonder te meten, van minder naar meer inhoud. Noteer hun nummer op de juiste plaats.
4 < 3 < 2 < 5 < 1 1 dm³
1
2
3
4
5
61
b • Schat en meet de inhoud van de voorwerpen. Noteer ze in een zinvolle maateenheid. voorwerp
We schatten:
We meten:
1 kubus
1l
2 soepbord
3 dl
3 koffiemok
25 cl
4 fles hoestsiroop
200 ml
5 drinkbus
4 dl
• Omkring de schattingen die dicht in de buurt van de meting zaten met groen.
c • Hadden jullie de voorwerpen in opgave a juist gerangschikt?
ja nee
• Noteer ze hieronder in de volgorde die je afleidt uit de metingen. 4 < 3 < 2 < 5 < 1 d Stel de inhouden voor op het staafdiagram. Zoek samen een geschikte indeling voor de verticale as. 10 dl 9 dl 8 dl 7 dl
inhoud
6 dl 5 dl 4 dl 3 dl 2 dl 1 dl 0 dl 62
1
2
3 voorwerpen
4
5
BLOK 8
e • Bereken de gemiddelde inhoud van de voorwerpen. Let op: noteer de inhouden eerst in dezelfde maateenheid. Bewerking: 10 dl + 3 dl + 2,5 dl + 2 dl + 4 dl = 21,5 dl 21,5 dl : 5 = 4,3 dl
• Duid die gemiddelde inhoud met een horizontale lijn aan op het staafdiagram van opgave d.
Beantwoord de vragen met behulp van het staafdiagram. Wat drinken 12-jarigen gemiddeld per dag?
600 500 inhoud in ml
4
400 300 200 100 0 frisdrank jongens
vruchtensap
water
zuiveldrank
meisjes
• Welk soort drank is bij beide groepen het minst populair? frisdrank • Welk soort drank drinken de meisjes het meest? water • Hoeveel ml van die drank drinken ze gemiddeld per dag? 460 ml • Hoeveel ml frisdrank drinken de jongens gemiddeld per dag meer dan de meisjes? 150 ml − 120 ml = 30 ml • Bij welk soort drank is het verschil tussen de jongens en de meisjes het grootst? bij vruchtensap
63
LES 91
26, 33a-b
Volumematen herkennen en naar elkaar omzetten
Het volume van een voorwerp is de hoeveelheid plaats die het inneemt in de ruimte.
• Een kubus met een ribbe van 1 cm heeft een volume van 1 kubieke centimeter
of 1 cm3
(ook wel 1 cc
).
Denk aan deze referentie maten als je het volume van voorwerpen of een ruimte wilt schatten, zoals in oefening 1.
Denk daarbij aan een blokje van 1 van het MAB-materiaal. • Een kubus met een ribbe van 1 dm heeft een volume van of 1 dm3
1 kubieke decimeter
.
Denk daarbij aan een blok van 1 000 van het MAB-materiaal. • Een kubus met een ribbe van 1 m heeft een volume van of 1 m3
1 kubieke meter
.
Dat kun je vergelijken met de inhoud van twee koelkasten.
1
Schat het volume. Kruis de best passende volumemaat aan. a
b
1 cm³ 10 cm³ 1 dm³ 10 dm³ 1 m³ 64
c
4 cm³ 40 cm³ 4 dm³ 40 dm³ 4 m³
200 dm³ 500 dm³ 2 m³ 5 m³ 10 m³
BLOK 8
d
e
f
7 cm³ 0,7 dm³ 2 dm³ 7 dm³ 0,7 m³
2
6 cm³ 60 cm³ 6 dm³ 60 dm³ 0,6 m³
4 000 cm³ 0,4 m³ 40 m³ 400 dm³ 400 m³
Herleid. Maak gebruik van de tabel als je twijfelt. m³ a
b
c
dm³
3 dm³ =
3 000
cm³
7,4 m³ =
7 400
dm³
5,8 dm³ =
5 800
cc
8 500 dm³ =
8,5
m³
0,5 m³ =
500
dm³
230 cc =
0,23
dm³
8,25 dm³ =
8 250
cm³
7,34 m³ =
7 340
dm³
7
3
4
0
6 800 dm³ =
6,8
m³
6
8
0
0
0,75 dm³ =
750
cm³
1 028 dm³ = 1 m³
28
3
3 125
4
0
0
0
0
8
0
0
0
2
3
0
8
2
5
0
7
5
0
5
0
0
4
5
0
0 5
8
5
0
0
0
5
0
0
0 1
0
dm³
30 500 cm³ = 30 dm³ 500 cm³ 3 m³ 125 dm³ =
7
dm³
4 dm³ 450 cm³ =
4 450
cm³
7 m³ 8 dm³ =
7,008
m³
3
1
2
8
3
0
2
5 4
7
0
0
cm³ (of cc)
8
65
3
Los op. a Verbind elk maatgetal met de juiste maateenheid om telkens 7 000 cm³ te hebben. 0,007
cc
7
m³ dm³
7 000
b Doorstreep wat niet past zodat de uitspraak klopt. Karola meet het volume van het klaslokaal in m³. Laurens meet hetzelfde klaslokaal in dm³. Ze noteren allebei het meetresultaat. Het maatgetal van Karola zal groter / kleiner zijn dan dat van Laurens.
4
Rangschik de meetresultaten van klein naar groot. Zet ze eerst om naar dezelfde maateenheid. Gebruik de herleidingstabel van het kopieerblad als je dat nodig vindt.
a
b
c
543 cm³
45 dm³
5 m³
0,543 dm3
45 dm3
5 000 dm3
5,8 dm³
0,05 m³
45 000 cm³
5,8 dm3
50 dm3
45 dm3
0,6 m³
1 dm³ 4 0,25 dm3
790 dm³
3 dm³ 4 0,75 dm3
0,075 m³
600 dm3
d
7 500 cm³ 7,5 dm3
66
790 dm3
75 dm3
543 cm3 <
5,8 dm3
45 dm3
<
< 45 000 cm3 <
5 m3
0,05 m3
1 dm3 4
<
3 dm3 4
< 7 500 cm3 < 0,075 m3
0,6 m3
< 790 dm3
BLOK 8
LES 92 1
33c
Het volume van een kubus en een balk bepalen
Voer de opdrachten uit. 1 Noteer de naam van de ruimtefiguur. 2 Noteer de vermenigvuldiging die aangeeft hoeveel blokjes er in de grondlaag liggen. Reken uit. 3 Noteer de vermenigvuldiging die aangeeft hoeveel blokjes er in totaal zijn. Reken uit. 4 Noteer het volume van elke ruimtefiguur in cm³.
= 1 cm³ a 1 balk 2 10 × 3 = 30 3 30 × 4 = 120 4 120
cm³
b 1 kubus 2 4 × 4 = 16 3 16 × 4 = 64 4 64
cm³
c 1 balk 2 8 × 5 = 40 3 40 × 4 = 160 4 160
cm³
67
2
Bereken het volume van deze ruimtefiguren. a
b
2m
5m
2m
7m Formule: l × b × h
Formule: l × b × h
Bewerking: 5 m × 5 m × 5m
Bewerking: 7 m × 2 m × 2m
Volume: 125 m3
Volume: 28 m3
c
d
1m 3m
3
1m
50 cm
6m
50 cm
Formule: l × b × h
Formule: (l × b × h) : 2
Bewerking: 3 m × 0,5 m × 1 m
Bewerking: (6 m × 0,5 m × 1 m) : 2
Volume: 1,5 m3
Volume: 1,5 m3
Beantwoord de vragen. Alle ribben van het grote blok zijn tweemaal zo lang als die van het kleine blok.
• Hoe lang zijn de ribben van het grote blok?
6 dm
• Hoe groot is het volume van het kleine blok?
3 dm × 3 dm × 3 dm = 27 dm3
• Hoeveel keer kan het kleine blok in het grote? 3 dm
• Hoe groot is dan het volume van het grote blok? Controleer door het volume van het grote blok te berekenen.
68
8 keer
8 x 27 dm3 = 216 dm3 6 dm × 6 dm × 6 dm = 216 dm3
BLOK 8
4
Lees en los op. a Mitte graaft samen met haar papa een put in de tuin. Daarin komt een zandbak in de vorm van een balk. De put is 2 m lang, 1 m breed en 50 cm diep. Hoeveel m³ aarde graven Mitte en haar papa weg? Formule: l × b × h Bewerking: 2 m × 1 m × 0,5 m = 1 m3 en haar papa graven 1 m3 aarde weg. Antwoord: Mitte
b Midas is leider bij de scouts. Hij wil een grote dobbelsteen maken uit piepschuim. De dobbelsteen is een kubus met een ribbe van 2 dm. Bereken het volume van de dobbelsteen. Formule: l × b × h Bewerking: 2 dm × 2 dm × 2dm = 8 dm3 Antwoord: Het volume van de dobbelsteen is 8 dm3
c Het volume van mijn slaapkamer is 40 m³. Als de lengte 5 m is en de breedte 4 m, hoe hoog is mijn kamer dan? Formule: l × b × h Bewerking: 40 m3 = 5 m × 4 m × ? 40 m³ : 5 m : 4 m = 2 m kamer is dan 2 meter hoog. Antwoord: Mijn
69
LES 93 1
51a-b
Gelijkvormig vergroten, verkleinen of vervormen
Onderzoek de eigenschappen en kleur de gelijkvormige figuren. Vergelijk telkens met de blauwe figuur. Kruis de eigenschappen aan die gelijk blijven.
2
hoeken verhoudingen
hoeken verhoudingen
hoeken verhoudingen
hoeken verhoudingen
hoeken verhoudingen
hoeken verhoudingen
hoeken verhoudingen
hoeken verhoudingen
hoeken verhoudingen
Kruis het vakje aan als de figuur rechts gelijkvormig is met de figuur links. Onderzoek de eigenschappen van gelijkvormigheid. Werk nauwkeurig. a
70
b
c
BLOK 8
3
Teken gelijkvormige figuren. a Maak de afmetingen 2 keer zo groot.
b Verklein de afmetingen 3 keer.
c Verdubbel de afmetingen.
d Halveer de afmetingen.
71
4
Teken deze figuur over in de andere roosters.
5
Teken de figuur na in een vervormd rooster. a
b
72
c
LES 94 – HERHALING
Wat heb ik geleerd in blok 8?
Getallenkennis Ik kan:
les nr.
rekenwijzer herhaling nr. nr.
de kenmerken van deelbaarheid door 2, 4, 5, 10, 25, 100 en 1 000 toepassen.
85
6c
1
de kenmerken van deelbaarheid door 3 en 9 toepassen.
86
6c
2
Bewerkingen Ik kan:
les nr.
rekenwijzer herhaling nr. nr.
hoofdrekenen: kommagetallen delen door kommagetallen.
87
12d
3
cijferen: kommagetallen delen door kommagetallen en het resultaat controleren door de omgekeerde bewerking te maken.
88
19d, 19f
4
de schatting gebruiken om de plaats van de komma in het quotiënt te controleren.
88
19d, 19f
4
Meten en metend rekenen Ik kan:
les nr.
rekenwijzer herhaling nr. nr.
de termen ‘kapitaal, rente, rentevoet, interest, interestvoet, percent’ begrijpen en passend gebruiken.
89
23
5
de interest en het nieuwe kapitaal berekenen.
89
23
6
inhoudsmaten naar elkaar omzetten.
90
28b
7
inhouden schatten.
90
28a
8
een staafdiagram met inhouden lezen en met de gegevens ervan berekeningen uitvoeren.
90
10
9
volumematen naar elkaar omzetten.
91
33b
10
volumes schatten.
91
33a
11
het volume van een kubus en een balk berekenen.
92
33c
12
Meetkunde Ik kan:
les nr.
rekenwijzer herhaling nr. nr.
een figuur gelijkvormig vergroten, verkleinen of vervormen.
93
51a-b
13
gelijkvormige veelhoeken herkennen door de basiseigenschappen ervan te onderzoeken.
93
51a-b
14
Ik blijf doorzetten tot ik het kan. Ik vind het leuk om iets nieuws te leren. Ik kan andere leerlingen helpen om eenvoudige problemen op te lossen.
73
1
Onderzoek de deelbaarheid door 2, 4, 5, 10, 25, 100 en 1 000. a Zet een kruisje als het getal vooraan deelbaar is door het getal bovenaan. deelbaar door →
2
4
5
10
25
100
1 000
10
25
100
1 000
26 890 321 672 68 425 613 000 842 600 576 386 b Bepaal de rest zonder de delingen te maken. delen door →
2
4
5
468 566
r
0
r
2
r
1
r
6
r
16
r
66
r 566
728 495
r
1
r
3
r
0
r
5
r
20
r
95
r 495
c Vul een cijfer aan op de stip zodat je een getal krijgt dat deelbaar is.
2
door 2
65 316.
28 674.
door 5
97 535.
12 74 0.
door 4
47 856.
35 368.
door 25
82 475.
60 85 0.
Onderzoek de deelbaarheid door 3 en 9. a Zet een kruisje als het getal vooraan deelbaar is door het getal bovenaan. delen door → 27 582 73 611 483 192 803 695 212 718
74
3
9
: 3?
: 9?
b Bepaal de rest zonder de delingen te maken. 52 608
25 457
28 864
82 736
202 515
694 647
delen door 3
r
0
r
2
r
1
r
2
r
0
r
0
delen door 9
r
3
r
5
r
1
r
8
r
6
r
0
c Vul een cijfer aan op de stip zodat je een getal krijgt dat deelbaar is.
3
door 3
52 437.
77 241.
405 168.
174 003.
door 9
16 812.
94 176.
162 954.
302 121.
Hoofdrekenen: kommagetallen delen door kommagetallen a Reken uit op een manier die jij handig vindt. Noteer je tussenstappen. 23,5 : 0,5 = 23,5 × 2 = 47 17,7 : 0,3 = 177 : 3 = (180 : 3) − (3 : 3) = 59 7,2 : 0,08 = 720 : 8 = 90 8,4 : 0,06 = 840 : 6 = (600 : 6) + (240 : 6) = 140 3,2 : 0,001 = 3,2 × 1 000 = 3 200 12,6 : 0,7 = 126 : 7 = (70 : 7) + (56 : 7) = 18
b Lees en los op. Meester Jan knipt 15,2 meter ijzerdraad in stukken van 0,8 meter. Daarmee mogen de leerlingen een leuke figuur maken. Hoeveel stukken kan meester Jan uitdelen? Bewerking: 15,2 : 0,8 = 152 : 8
= (160 : 8) − (8 :8) = 19
Antwoord: Meester Jan kan 19 stukken uitdelen.
75
4
Cijferen: kommagetallen delen door kommagetallen a Cijfer tot op 0,01 nauwkeurig. Controleer het resultaat door de omgekeerde bewerking te maken. 2 912,60
291,26 : 0,4 =
4
:
Controle:
280 : 0,4 = 700
≈
2 9 1 2, 6 0 4 2 8 7 2 8, 1 5 − 1 1 8 − 3 2 3 2 − 0 6 4 − 2 0 2 0 − 0 728,15
q
7 2 8, 1 5 0, 4 × 2 9 1, 2 6 0
0
r
28 631,70
2 863,17 : 5,8 =
58
:
Controle:
3 000 : 6 = 500
≈
3 1, 7 0 5 8 4 9 3, 6 5 3 2 1 1 7 4 3 7 7 3 4 8 − 2 9 0 2 9 0 − 0
2 8 6 2 3 2 − 5 4 5 2 − 2 1 −
q
493,65
4 9 3 6 5, × 3 9 4 9 2 2 4 6 8 2 5 + 2 8 6 3, 1 7
0
r
b Bepaal de plaats van de komma door te schatten.
76
2 3 1
: 0,6 = 4 000
→ 4 1 2 9, 4
: 0,5 = 400
→ 3 9 6,4 5
2 477,64 : 0,6 ≈
2 400
190,296 : 0,48 ≈
200
27 308,82 : 3,3 ≈
27 000
:
3
= 9 000
→ 8 2 7 5, 4
1 426,68 : 2,7 ≈
1 500
:
3
= 500
→ 5 2 8, 4
5 8 0 0 0
4 5 2 7 2 3 1 4
5
6
Verbind wat samen hoort. interest
het percent waarmee je de vergoeding berekent die je van de bank krijgt voor een gespaard bedrag
kapitaal
het bedrag dat je op je spaarrekening hebt staan
interestvoet
de vergoeding die je van de bank krijgt voor een gespaard bedrag
Kapitaal en interest a Bereken de interest en het nieuwe kapitaal. kapitaal
interestvoet
interest na 1 jaar
nieuw kapitaal
€ 680
2,1 %
€
14,28
€
694,28
€ 4 590
1,6 %
€
73,44
€
4 663,44
b Bereken de interest.
7
8
kapitaal
interestvoet
interest na 1 jaar
€ 8 360
1,5 %
€
€ 46 240
2,8 %
€ 1 294,72
125,40
periode
interest
6 maanden
€
62,70
3 maanden
€
323,68
Vul de maatgetallen in. Je mag de tabel van kopieerblad 8-2 gebruiken. 85 dl =
8,5
l
57 dl =
570
cl
3 l 8 dl = 9 dl 7 ml =
38
dl
256 cl =
2,56
907
ml
172 cl = 1 l 7 dl 2 cl
l
Schat de inhoud. Omkring het juiste antwoord. Denk aan de referentiematen!
Deze tube tandpasta bevat:
Een pot verf bevat:
75 ml
0,15 l
75 cl
1,5 l
75 dl
15 l
77
9
Lees de antwoorden af van de grafiek. De directeur heeft het drankverbruik tijdens het schoolfeest van dit en vorig schooljaar in een staafdiagram bijgehouden. 30 25
inhoud in liter
20 15 10 5 0
d ro e
e itt w
r
e bi
ijn
w
ijn
w
ap its
fru e
ad
on
lim
er at tw
ui sp
er at w at pl
dranken dit jaar
vorig jaar
• Welke dranken werden dit jaar meer gedronken dan vorig jaar? plat water en witte wijn wijn • Welke drank werd dit jaar het minst gedronken? rode
Was dat vorig jaar ook zo? nee
water • Welke drank werd dit jaar het meest gedronken? plat
10
Was dat vorig jaar ook zo? nee
Vul de maatgetallen in. Maak gebruik van de tabel als je twijfelt. m³
cm³
472 cm³ =
0,472
dm³
0
4
7
2
9 dm³ 42 cm³ =
9 042
cm³
9
0
4
2
7 dm³ =
0,007
m³
0
0
0
7
0,2 m³ =
200
dm³
0
2
0
0
43 800
cm³
4
3
8
0
0
6 092
dm³
48 990
dm³
43,8 dm³ = 6 m³ 92 dm³ = 48,99 m³ = 78
dm³
4
6
0
9
2
8
9
9
0
11
12
Schat het volume. Omkring het best passende antwoord. 24 dm³
12 dm³
0,24 m³
1,2 dm³
2,4 m³
12 cm³
240 cm³
120 cm³
Bereken het volume van de kubus en de balk.
4 dm
5m 4m 9m
13
Formule: l × b × h
Formule: l × b × h
Bewerking: 4 dm × 4 dm × 4 dm
Bewerking: 9 m×4m×5m
Volume: 64 dm3
m3 Volume: 180
Teken de figuren. a Teken een gelijkvormige figuur waarvan de afmetingen 3 keer zo groot zijn.
79
b Teken een gelijkvormige figuur waarvan de afmetingen 2 keer kleiner zijn.
c Teken de figuur over in een vervormd rooster.
14
Kleur de gelijkvormige figuren. Vergelijk telkens met de blauwe figuur. Kruis de eigenschappen aan die gelijk blijven.
hoeken verhoudingen
80
hoeken verhoudingen
hoeken verhoudingen
1
Vul een cijfer aan op de stippen zodat het getal deelbaar wordt. 42 252.
door 3 en 4
25 632.
171 684.
2
94 536.
283 716.
door 2 en 9
302 112.
43 824.
532 020.
51 228.
74 44 8.
827 964.
20 250.
Zoek een getal van 4 cijfers en kraak de code. a • Het getal is groter dan 2 000 en kleiner dan 5 000. CODE:
• Je kunt het zowel van links naar rechts als van rechts naar links lezen. • De som van de cijfers van de H en de T is gelijk aan het cijfer van de E. • Alle cijfers zijn even. • Het getal is deelbaar door 3 en door 4.
–4 –2 –2 –4 7
8
9
4
5
6
1
2
3
0
b • Het getal is kleiner dan 4 000. CODE:
• De som van de cijfers van de D en de E is gelijk aan de som van de cijfers van de H en de T.
–3 –6 –6 –9
• Het cijfer van de H is het dubbele van het cijfer van de D.
7
8
9
4
5
6
1
2
3
• De som van alle cijfers is 24. • Het getal is deelbaar door 3, maar niet door 2.
3
0
Lees en los op. Leonora heeft 500 euro op haar spaarrekening staan. De rekening geeft elk jaar 2 % rente. Leonora haalt haar jaarlijkse rente niet af. Hoeveel staat er na drie jaar op haar rekening? Rond af tot op een cent. startkapitaal
rentevoet
interest
nieuw kapitaal
na één jaar
€ 500
2%
€ 10
€ 510
na twee jaar
€ 510
2%
€ 10,20
€ 520,20
na drie jaar
€ 520,20
2%
€ 10,40
€ 530,60
81
4
Lees en los op. Een koelkast is 60 cm breed en 40 cm diep. Ze heeft een volume van 288 dm³. Hoe hoog is de koelkast? Bewerking: l × b × h 288 dm3 = 6 dm × 4 dm × ? 288 dm3 : 6 dm : 4 dm = 12 dm Antwoord: De koelkast is 12 dm hoog.
5
Bereken het volume van deze ruimtefiguur. Volume: A
2,5 m × 2 m × 1,5 m = 7,5 m3
B
7 m × 2 m × 2,5 m = 35 m3
totale volume = 7,5 m3 + 35 m3 = 42,5 m3
2,5 m 4,5 m 1,5 m A 4m
2,5 m B
6
Teken een gelijkvormige figuur. Verklein de afmetingen 2 keer.
82
2m 7m
Extra kladblaadje nodig? Dat vind je hier.
83
84