Recht in mijn schoenen_2023_voorbeeldhoofdstuk

Page 1

Hoofdstuk 2 Wat behoort tot de verpleegkunde?

Hoofdstuk 2

Wat behoort tot de verpleegkunde?

1 A-handelingen en B1-verstrekkingen

1.1 Casus

Karel loopt stage op de verpleegeenheid

Kortverblijf Chirurgie. Hij krijgt ‘s morgens een 70-jarige patiënt toegewezen die de dag voordien een kijkoperatie aan een liesbreuk onderging. De man heeft een bleke gezichtskleur en ziet er ziek uit. Op zijn vraag hoe hij het maakt, antwoordt hij dat hij zich onwel voelt en een drukkend gevoel heeft op de borst. Karel voelt zijn polsslag en die is traag en zwak: 52/minuut. Hij voelt klam zweet op zijn huid en ook op zijn voorhoofd merkt hij zweet dat klam aanvoelt. Hij weet nog niet veel af van pathologie, maar vindt dat de symptomen alarmerend zijn. Hij gaat met zijn bevindingen naar de hoofdverpleegkundige, die onmiddellijk meegaat naar de patiënt en vaststelt dat hij symptomen van cardiogene shock vertoont en waarschijnlijk een hartinfarct heeft.

De hoofdverpleegkundige drukt de alarmtoets in, waardoor ze de interne MUG oproept en de andere verpleegkundigen van de eenheid via hun looptelefoon alarmeert. Een verpleegkundige brengt de reanimatiekar mee. De hoofdverpleegkundige heeft intussen het rompgedeelte van het bed lager gedraaid tot een hoek van 10°. De patiënt krijgt onmiddellijk zuurstof toegediend door een hudsonmasker met 10 l O2/min. Zijn bloeddruk is RR 95/60 mmHg. Zijn ademhaling is wat versneld: 28/ min. Een verpleegkundige plaatst een i.v.-katheter, neemt bloed af en dient een infuus van 500 ml NaCl 0,9 % toe, met een traag debiet.

Na enkele minuten is de MUG ter plaatse. Een hartmonitor wordt aangelegd en het ECG wordt geregistreerd. Een ST-optrekking is zichtbaar. De zuurstofsaturatie in het bloed bedraagt 98 %. De patiënt wordt naar de spoedgevallendienst overgebracht. Karel mag hem vergezellen. De hoofdverpleegkundige belt met haar collega op de spoedgevallendienst en komt met hem overeen dat Karel de verdere behandeling van de patiënt kan volgen. Zo ziet hij dat de patiënt vrij snel een coronarografie ondergaat, waarbij een vernauwing van een kransslagader vastgesteld wordt, die gelukkig verholpen kan worden door een dilatatie van het bloedvat en het plaatsen van een stent. Daarna wordt de patiënt overgebracht naar de eenheid Intensieve Zorgen.

Karel krijgt voor zijn goede observatiegeest en snelle reactie een pluim van de hoofdverpleegkundige. In een paar uur tijd heeft Karel enorm veel bijgeleerd.

Raadpleeg ook de volgende bijlagen:

– Uittreksel uit de Wet op de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen van 10 mei 2015;

– KB van 18 juni 1990;

Verduidelijkingen bij de lijst met de technisch verpleegkundige verstrekkingen.

15

1.2 Bespreking

Het beroep verpleegkunde is beschermd door de wet. Dat houdt in dat men, voor de veiligheid en bescherming van de burgers, geoordeeld heeft dat niet om het even wie bepaalde handelingen mag verrichten. Het woord ‘handelingen’ is te eng en moet ruimer geïnterpreteerd worden dan ‘bevoegdheden’ om iets te doen dat met de persoon te maken heeft. Bevoegdheid is nog iets anders dan bekwaamheid. Bevoegdheden krijgt men door de wet, bekwaamheid verwerft men door studie, bijscholing en ervaring.

De wetgever heeft bepaald welke bevoegdheden een arts heeft, welke bevoegdheden een verpleegkundige en welke een paramedisch beroep.

Als we de casus aan de wet toetsen, dan merken we dat Karel en de verpleegkundigen een deel van de wettelijk beschermde verpleegkunde uitgeoefend hebben en dat ze de basisprincipes van de verpleegkunde toegepast hebben.

De basisprincipes van de verpleegkunde staan beschreven in de wet (zie de Gecoördineerde wet betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen 2015, art. 46, § 1). Ze worden algemeen aangeduid met de term ‘A-functies’. Daaronder valt bijvoorbeeld:

‘Het observeren, het herkennen en het vastleggen van de gezondheidsstatus zowel op psychisch, fysiek als sociaal vlak.’

Het verpleegkundige team van de verpleegeenheid heeft doeltreffend gereageerd door de levensbedreigende toestand juist in te schatten en onmiddellijk de juiste maatregelen te nemen die in de wet voorzien zijn:

‘Het bijdragen aan de medische diagnose door de arts.’

‘Het zelfstandig kunnen treffen van urgente levensreddende maatregelen en het kunnen handelen in crisisen rampensituaties.’

Het KB van 18 juni 1990 is een uitvoering van de Gecoördineerde wet betreffende de uitoefening van gezondheidsberoepen 2015 en bevat een lijst van technische verstrekkingen die de bevoegdheid van de verpleegkundige uitmaken. In de casus hebben we bijvoorbeeld:

1 Ademhalingsstelsel: Zuurstoftoediening B1.

2 Bloedsomloopstelsel: Plaatsen van intraveneuze katheters in een perifere vene, bloedafneming en intraveneuze perfusie met een isotonische zoutoplossing, eventueel met gebruik van een debietregelaar B1.

De aanduiding B1 betekent dat de verpleegkundige deze technische verpleegkundige verstrekkingen mag verrichten zonder medisch voorschrift. De verpleegkundige mag zelf beslissen wanneer en hoe hij die uitvoert. Wel moeten deze handelingen beschreven staan in een procedure (KB 18 juni 1990, art. 7 ter) en moet de verpleegkundige de nodige competentie hebben om ze toe te passen. De meeste ziekenhuizen beschikken over een protocol voor dringende medische hulp, waarin beschreven staat wat verpleegkundigen in die gevallen moeten en mogen uitvoeren. Hoe een procedure opgesteld kan worden, lees je in de bijlagen.

16
Hoofdstuk 2 Wat behoort tot de verpleegkunde?

Het Koninklijk Besluit van 18 juni 1990 geeft dus uitvoering aan het art. 46, § 1 en § 3 van de Gecoördineerde wet 2015. De Wet op de verpleegkunde van 20 december 1974, waarin de verpleegkundige als eerste ‘medische’ beroep een plaats kreeg naast artsen, werd volledig opgenomen in deze Gecoördineerde wet.

Het KB van 18 juni 1990 heeft als titel:

‘Koninklijk besluit houdende vaststelling van de lijst van de technische verpleegkundige verstrekkingen en van de handelingen die door een arts of een tandarts aan de beoefenaars van de verpleegkunde kunnen worden toevertrouwd, alsmede de wijze van uitvoering van die verstrekkingen en de handelingen en de kwalificatievereisten waaraan de beoefenaars van de verpleegkunde moeten voldoen.’

De Technische Commissie voor Verpleegkunde (TCV), die paritair samengesteld is uit artsen en verpleegkundigen, geeft regelmatig advies om het KB aan te passen aan de evolutie van de verpleegkundige praktijk. Meer info over de TCV vind je in het hoofdstuk De beroepsorganisaties en hun vertegenwoordiging in raden en commissies

Het KB bestaat in de eerste plaats uit 9 artikelen die de voorwaarden bepalen waaronder verpleegkundigen de technische verpleegkundige verstrekkingen en toevertrouwde geneeskundige handelingen kunnen stellen:

De verpleegkundige houdt een verpleegkundig dossier bij.

– De technische verpleegkundige verstrekkingen en toevertrouwde geneeskundige handelingen worden door de verpleegkundige uitgevoerd aan de hand van procedures of standaardverpleegplannen.

– De technische verpleegkundige verstrekkingen met aanduiding B1 mogen door de verpleegkundige toegepast worden zonder medisch voorschrift. De verpleegkundigen stellen de procedures en standaardverpleegplannen van deze verstrekkingen zelf op.

• Een procedure beschrijft de uitvoeringswijze van een bepaalde verpleegkundige techniek. Het is een stappenplan waarmee alle verpleegkundigen in een dienst of instelling de verpleegkundige zorg op dezelfde correcte en veilige manier uitvoeren.

• Een standaardverpleegplan (SVP) laat toe om een patiënt met een bepaalde aandoening systematisch te benaderen en te verplegen. Het is een reeks procedures, die van toepassing zijn op een of meer patiënten, die bepaalde vooraf geplande verpleegkundige zorgen nodig hebben.

De verpleegkundige voert enkel de handelingen uit waarvoor ze de nodige opleiding, ervaring en competentie heeft (ook al mag ze wettelijk alle handelingen stellen).

Het KB bestaat vervolgens uit vier bijlagen:

Bijlage I bevat de lijst met de technische verpleegkundige verstrekkingen en is als volgt ingedeeld:

1 Behandelingen (volgens functiestelsel) a Ademhalingsstelsel

b Bloedsomloopstelsel

c Spijsverteringsstelsel

d Urogenitaal stelsel

e Huid en zintuigen

f Metabolisme

g Medicamenteuze toedieningen

h Bijzondere technieken

2 Voedsel- en vochttoediening

3 Mobiliteit

17
Hoofdstuk 2 Wat behoort tot de verpleegkunde?

4 Hygiëne

5 Fysieke beveiliging

6 Verpleegkundige activiteiten die verband houden met het stellen van de diagnose en de behandeling

7 Assistentie bij medische handelingen

Bijlage II bevat de lijst met handelingen die een arts aan een verpleegkundige kan toevertrouwen. Die handelingen behoren tot de geneeskunde, maar mogen door verpleegkundigen verricht worden als een arts daartoe de opdracht geeft.

Bijlage III bevat de kwalificatievereisten en somt de diploma’s en brevetten op die in aanmerking komen om de verpleegkunde te mogen beoefenen.

Bijlage IV bevat de technische verpleegkundige verstrekkingen en toevertrouwde geneeskundige handelingen die door de houders van een welbepaalde bijzondere beroepstitel of bijzondere beroepsbekwaamheid toegepast mogen worden.

De Technische Commissie voor Verpleegkunde heeft ook een document opgesteld met verduidelijkingen bij de lijst van technische verpleegkundige verstrekkingen en toevertrouwde geneeskundige handelingen op basis van dezelfde indeling als de bijlage van het koninklijk besluit.

In de inleiding beklemtoont de TCV de volgende punten:

– De verstrekkingen en handelingen zijn meestal algemeen omschreven, zodat de verpleegkundigen de nodige ruimte krijgen om ze toe te passen.

De toepassing van verstrekkingen en handelingen is niet plaatsgebonden. Wettelijk mogen ze op alle diensten en in alle instellingen uitgevoerd worden.

– Alle observaties, verstrekkingen en handelingen die de verpleegkundige bij een patiënt verricht, worden in het verpleegkundig dossier geregistreerd.

– Wie een instrument (bv. een sonde of katheter) bij een patiënt mag inbrengen, mag dat logischerwijs ook verwijderen, zonder dat het expliciet vermeld moet staan in de lijst.

– De aanwezigheid van de arts is niet vereist bij de uitvoering van een toevertrouwde geneeskundige handeling, tenzij dat expliciet vermeld wordt.

Alle verstrekkingen en handelingen zijn van toepassing bij personen in leven of bij potentiële donoren die hersendood zijn.

1.3 Test jezelf

1 Waarom verdient Karel een pluim?

2 Onder welke voorwaarden dient een verpleegkundige zuurstof toe?

3 Onder welke voorwaarden brengt een verpleegkundige een intraveneus infuus met een isotonische zoutoplossing aan?

4 Wat is het verschil tussen een procedure en een standaardverpleegplan?

18
Hoofdstuk 2 Wat behoort tot de verpleegkunde?

2 B2-handelingen

2.1 Casus

Emma loopt stage in een woonzorgcentrum. Zij wordt begeleid door Anja, haar stagementor. Tijdens haar stage doet het onderstaande voorval zich voor.

Maria Van den Bergh is 87 jaar en verblijft sinds twee jaar in het woonzorgcentrum. Ze is slecht te been en werd onlangs opgenomen in het ziekenhuis met een longontsteking. Na een verblijf van negen dagen en een succesvolle behandeling mag ze voor het weekend naar huis. Wegens de bedlegerigheid in het ziekenhuis is haar mobiliteit echter nog achteruitgegaan. Ze eet en drinkt nog onvoldoende. Verpleegkundige Anja heeft weekenddienst en merkt op dat Maria uit het ziekenhuis gekomen is met lichte buikklachten. Ze maakt zich zorgen en na overleg met de ziekenhuisafdeling blijkt dat Maria al meer dan een week geen stoelgang meer gehad heeft.

Anja vindt dat toch wel een lange periode en oordeelt dat er geen weekend meer mag overgaan zonder iets te doen aan de constipatie bij Maria. Ze bespreekt dit met de patiënte en er wordt beslist om een fosfaatlaxativum (Fleet Enema®) toe te dienen om de stoelgang te bevorderen. Dat gebeurt en na korte tijd is Maria tot ieders opluchting naar het toilet kunnen gaan. Anja noteert alles in het verpleegkundig dossier.

Raadpleeg ook de volgende bijlagen:

Uittreksel uit de wet op de gezondheidszorgberoepen van 10 mei 2015;

KB van 18 juni 1990;

– Verduidelijkingen bij de lijst met de technisch verpleegkundige verstrekkingen.

2.2 Bespreking

Anja wordt zaterdagochtend met een probleem geconfronteerd: het is weekenddienst, de hoofdverpleegkundige en de arts zijn er niet en Maria Van den Bergh heeft last van lichte buikklachten. Anja vermoedt dat het over constipatie gaat, want Maria heeft daar al eens eerder last van gehad. Ze drinkt meestal te weinig. Omdat Maria het niet zeker weet, neemt Anja contact op met de ziekenhuisafdeling waar Maria verbleef. Daar wordt bevestigd dat Maria na haar opname geen stoelgang meer gehad heeft.

Anja denkt spontaan aan de mogelijkheid van constipatie en gaat verder na of haar vermoeden bevestigd kan worden. Ze praat met de patiënte en samen komen ze tot het besluit dat het inderdaad stoelgangproblemen zijn. Ze wil die problemen niet laten aanslepen en stelt voor om een klein lavement te proberen. Maria gaat onmiddellijk akkoord, want ze kent dat en dat heeft in het verleden ook al geholpen.

Wat Anja doet, past gedeeltelijk in de A-handelingen (cf. de Gecoördineerde wet 2015, art. 46, § 1): ‘… het observeren, het herkennen en het vastleggen van de gezondheidsstatus, zowel op psychisch, fysiek als sociaal vlak.’ Ze observeert goed, zoekt naar bevestiging van haar vermoeden en komt voor zichzelf tot een besluit.

De grens met het stellen van een diagnose is hier dun: een verpleegkundige kan en moet tekens van constipatie herkennen. Bovendien gaat ze nog verder: ze stelt een probate behandeling voor.

19
Hoofdstuk 2 Wat behoort tot de verpleegkunde?

De Gecoördineerde wet 2015, art. 46, § 1 zegt: ‘… het bijdragen aan de medische diagnose door de arts en (…) het uitvoeren van de voorgeschreven behandeling.’

Anja heeft zeker bijgedragen aan een medische diagnose, maar vervolgens is ze een stap te ver gegaan: ze heeft als niet-arts zelf de diagnose gesteld en tegelijk een behandeling ingesteld. Bovendien is het toedienen van een lavement een B2-verstrekking: een verstrekking waarvoor een voorschrift van de arts nodig is. Dat had ze duidelijk niet.

De situatie had anders kunnen verlopen als Anja getelefoneerd had met de arts. De arts had dan met Anja kunnen overleggen op basis van haar bevindingen en had kunnen zeggen wat ze wel of niet kon doen (mondeling voorschrift). Anja had dat dan kunnen noteren in het verpleegkundig dossier en daarna schriftelijk laten bevestigen door de arts.

Er bestaat nog een andere mogelijkheid: de arts noteert op voorhand in het dossier van Maria dat het toedienen van een klein lavement bij haar in bepaalde omstandigheden (bv. na x dagen zonder stoelgang) toegestaan is. Dat is een staand order

De technische verpleegkundige verstrekkingen waarover het hier gaat, zijn B2-handelingen.

– De technische verpleegkundige verstrekkingen met aanduiding ‘B2’ mogen door de verpleegkundigen alleen toegepast worden met een medisch voorschrift.

De procedures en standaardverpleegplannen van deze verstrekkingen worden opgesteld in samenspraak met de arts, die ze voorschrijft: zo weet die hoe de verpleegkundige zijn voorschrift technisch zal uitvoeren.

– Ook deze verpleegkundige zorgen worden genoteerd in het verpleegdossier.

– De voorgeschreven technische verpleegkundige verstrekkingen moeten behoren tot de normale kennis en bekwaamheid van de verpleegkundige.

– De term ‘assistentie’ veronderstelt dat de arts en de verpleegkundige samen handelingen verrichten bij een patiënt, waarbij er direct visueel en verbaal contact tussen hen bestaat.

Er zijn drie vormen van medisch voorschrift (KB van 18 juni 1990, art. 7 quater):

– een geschreven voorschrift;

een mondeling geformuleerd voorschrift;

– een staand order.

Al deze vormen van voorschrift zijn onderworpen aan wettelijke vereisten.

Het geschreven medisch voorschrift: de arts moet ervoor zorgen dat het voorschrift duidelijk leesbaar is neergeschreven in het patiëntendossier. De identiteit van de arts en patiënt moeten duidelijk aangegeven zijn. Bij een voorschrift voor geneesmiddelen is het belangrijk om het geneesmiddel, de dosis, de concentratie en de toedieningswijze correct te vermelden.

De arts kan aan de verpleegkundige mondeling zeggen wat die moet doen (mondeling voorschrift).

Als de arts aanwezig is, herhaalt de verpleegkundige het voorschrift en verwittigt hij de arts als hij het uitvoert. De arts bevestigt zo spoedig mogelijk schriftelijk in het patiëntendossier het voorschrift.

Alleen in dringende gevallen kan het mondeling geformuleerde voorschrift uitgevoerd worden in afwezigheid van de arts. Dat kan in het voorbeeld als Anja de arts opbelt, of via webcam of radiofonisch contact met de arts opneemt. Indien nodig wordt er verwezen naar een standaardverpleegplan, een staand order of een procedure. Als de verpleegkundige de aanwezigheid van de arts bij de patiënt nodig acht, en de arts weigert te komen, kan de verpleegkundige niet gedwongen worden

20
Hoofdstuk 2 Wat behoort tot de verpleegkunde?

het voorschrift uit te voeren zolang de arts er niet is. In dat geval is hij verplicht de arts hierover in te lichten. De arts bevestigt zo spoedig mogelijk schriftelijk in het patiëntendossier het voorschrift.

Een staand order is een door de arts vooraf vastgesteld behandelingsschema, dat vooraf voorschrijft welke opdrachten mogen en moeten uitgevoerd worden bij een bepaalde pathologie. Voor de uitvoering wordt verwezen naar de bestaande procedures of standaardverpleegplannen. Een staand order moet duidelijk zijn en de regels voor het geschreven voorschrift volgen.

De arts vermeldt in het staand order de voorwaarden waaronder de beoefenaar van de verpleegkunde deze handelingen kan toepassen. De verpleegkundige beoordeelt of die voorwaarden vervuld zijn en contacteert de arts. De arts moet bevestigen dat het staand order bij deze patiënt wordt toegepast.

Enkel in een dringende situatie geldt een uitzondering: daar mag de verpleegkundige het staand order onmiddellijk toepassen zonder eerst de arts te contacteren; dus zonder dat de arts de patiënt met naam noemt.

In deze casus heeft Anja de wettelijke voorschriften met betrekking tot de beroepsuitoefening niet nageleefd. Er is niets fout gelopen, zodat ze burgerlijk niet aansprakelijk is. Maar strafrechtelijk heeft ze onwettig de verpleegkunde uitgeoefend door zelf een diagnose te stellen en een verpleegkundige behandeling B2 uit te voeren zonder medisch voorschrift. Ze riskeert een geldboete en een gevangenisstraf die tot drie maanden kan oplopen; als ze onwettig de geneeskunde zou uitoefenen, kan de gevangenisstraf tot zes maanden oplopen. (zie verder in de thema’s over aansprakelijkheid)

Onder de B-handelingen valt recent ook de inenting of vaccinatie.

De Wet gezondheidszorgberoepen 2015 bepaalt dat de inenting of vaccinatie een geneeskundige handeling is (art. 3 § 1). Maar de arts mag bepaalde geneeskundige handelingen toevertrouwen aan verpleegkundigen (art. 23, § 1, 2de lid van de Gecoördineerde wet van 2015). De geneeskundige handelingen die de arts mag toevertrouwen aan een verpleegkundige moeten besproken worden in de Technische Commissie voor Verpleegkunde (TCV) en gepubliceerd worden in een koninklijk besluit na advies van die Commissie (art. 141 van de Gecoördineerde wet van 2015).

In 2016 stelden de Koninklijke Academie voor Geneeskunde en de TCV voor om van inenting of vaccinatie een B2-handeling te maken, naar analogie met de toediening van geneesmiddelen. (zie www.ejustice.just.fgov.be/wet/wet.htm).

De inenting als toevertrouwde geneeskundige handeling werd voorheen als volgt omschreven: ‘Voorbereiding en toediening van vaccins, in aanwezigheid van de arts.’

In het document ‘Verduidelijkingen bij de lijst van de technische verpleegkundige verstrekkingen en de toevertrouwde geneeskundige handelingen’ omschreef de TCV de aanwezigheid van de arts als volgt: ‘Onder aanwezigheid wordt verstaan dat de arts in de instelling aanwezig is, weet dat het vaccin wordt toegediend en dat hij, indien nodig, onmiddellijk kan tussenkomen.’

Op advies van de Koninklijke Academie voor Geneeskunde en de TCV werd de toevertrouwde geneeskundige handeling (C) dus omgezet in een technische verpleegkundige verstrekking (B2) ‘Voorbereiding en toediening van vaccins’ en mag de verpleegkundige de handeling uitvoeren zonder aanwezigheid van de arts. Er werd geoordeeld dat het risico op een ernstige allergische reactie in die mate gering is dat de aanwezigheid van de arts niet nodig is. De verpleegkundige moet, zoals voor alle verpleegkundige verstrekkingen, wel beschikken over een procedure (opgemaakt in overleg met

21
Hoofdstuk 2 Wat behoort tot de verpleegkunde?

Hoofdstuk 2 Wat behoort tot de verpleegkunde?

de arts) en de arts dient een voorschrift op te stellen. De verpleegkundigen moeten de bekwaamheid hebben om de techniek correct en veilig uit te voeren en de handeling moet genoteerd worden in het verpleegdossier. Dit advies en de wetswijziging kaderen tevens in het algemeen erkende maatschappelijk belang van de bijdrage van verpleegkundigen aan de verhoging van de vaccinatiegraad van de bevolking.

Het NETWERK VERPLEEGKUNDE stelde naar aanleiding van de wetswijziging een informatieve brochure op ‘Een preventief vaccin toedienen - Modelprocedure, stappenplan en achtergrond voor verpleegkundigen’. Dit document is te downloaden op de website van het NETWERK VERPLEEGKUNDE (leden).

2.3 Test jezelf

1 Waar vind je de lijst van de verpleegkundige handelingen?

2 Waar vind je de A-handelingen terug? Wat verstaat men onder de A-handelingen?

3 Voor alle B2-verstrekkingen is er een medisch voorschrift nodig. Juist of onjuist? Motiveer je antwoord.

4 Een mondeling en een schriftelijk medisch voorschrift moeten dezelfde elementen bevatten. Juist of onjuist? Motiveer je antwoord aan de hand van regelgeving.

5 Afgezien van het feit dat Anja een niet-voorgeschreven geneesmiddel toegediend heeft, zou je hier kunnen spreken van een voorafgaandelijke diagnosestelling? Wat zou jij doen in deze situatie? Motiveer je antwoord aan de hand van regelgeving.

6 Kun je drie voorbeelden geven van een situatie waarin een staand order nuttig is of toegepast wordt?

7 Bespreek volgende stelling: ‘De globale verpleegkundige activiteiten geven uiting aan het continue klinisch denken en handelen van een verpleegkundige’.

8 Een medisch voorschrift kan alleen een geschreven voorschrift zijn. Juist of onjuist? Motiveer je antwoord aan de hand van de regelgeving.

9 Welke soort handeling is een vaccinatie actueel, vanuit juridisch standpunt gezien? Was dit altijd zo? Bespreek de eventuele recente evoluties.

3 C-handeling (Toevertrouwde geneeskundige handeling)

3.1 Casus

Karel loopt nog altijd stage in de afdeling Kortverblijf Chirurgie. Het is een interessante dienst waar patiënten met verschillende ziektebeelden zijn opgenomen. Hij kon er ook kennis maken met ingrepen van verschillende specialismen. Doordat de chirurgische diensten in het ziekenhuis herschikt worden, komen er af en toe ook patiënten voor diagnose van zwaardere pathologieën of voor langere opnamen.

Karel verzorgt met de verpleegkundigen een 64-jarige man die reeds verschillende keren een longembolie heeft gehad. Hij komt nu binnen om te kijken wat de precieze oorzaak is, en of de chirurg een ingreep kan uitvoeren om herhaling van de embolen te voorkomen. Eén van de belangrijke

22

onderzoeken die gepland worden is een NMR-scan. Door de drukke bezetting van het toestel zal de scan na het weekend doorgaan.

Dan is Karel weer op stage en hij mag de patiënt vergezellen naar het onderzoek. Dat gaat door in een aparte afdeling. Hij wacht eerst met meneer Deprom in de wachtzaal. Die is wel wat zenuwachtig omdat hij een heupprothese heeft en dat moet speciaal gemeld worden voor de scan. Het staat wel in zijn dossier, maar toch… Hij moet plots plassen en vraagt aan Karel een urinaal. Die klopt beleefd aan de deur van de afdeling. Binnen dragen de verpleegkundigen groene pakjes zoals op Intensieve Zorgen. Karel vraagt aan de verpleegkundige een urinaal en vraagt tevens of die de dokter, die aan de bediening van het toestel zit, kan herinneren aan de heupprothese. Daarop schieten beiden in de lach.

Het blijkt dat hij de dokter aangesproken heeft voor het urinaal en dat de persoon aan de console van het toestel de verpleegkundige is. Gelukkig vinden die dat alle twee grappig. Karel is verwonderd dat een verpleegkundige zo’n gespecialiseerd en duur toestel bedient.

Raadpleeg ook de volgende bijlagen:

Wet op de gezondheidsberoepen 2015;

– KB van 18 juni 1990;

– Verduidelijkingen bij de lijst met de technisch verpleegkundige verstrekkingen.

3.2 Bespreking

Art. 3, § 1 van de Gecoördineerde wet 2015 bepaalt dat het opsporen van een ziekte en het stellen van een diagnose een geneeskundige handeling is:

‘Niemand mag de geneeskunde beoefenen die niet het wettelijk diploma bezit van dokter in de genees-, heel- en verloskunde, dat werd behaald in overeenstemming met de wetgeving op het toekennen van de academische graden en het programma van de universitaire examens, of die niet wettelijk ervan vrijgesteld is en die bovendien de voorwaarden gesteld in art. 25 niet vervult.

Wordt beschouwd als onwettige uitoefening van de geneeskunde, het gewoonlijk verrichten door een persoon die het geheel van de voorwaarden, gesteld bij het eerste lid niet vervult, van elke handeling die tot doel heeft, of wordt voorgesteld tot doel te hebben, bij een menselijk wezen, hetzij het onderzoeken van de gezondheidstoestand, hetzij het opsporen van ziekten en gebrekkigheden, hetzij het stellen van de diagnose, het instellen of uitvoeren van een behandeling van een fysieke of psychische, werkelijke of vermeende pathologische toestand, hetzij de inenting.’

De arts mag bepaalde geneeskundige handelingen toevertrouwen aan verpleegkundigen, zoals bepaald in art. 23 van de Gezondheidszorgberoepenwet:

‘De koning kan eveneens, overeenkomstig de procedure bepaald in art. 141, de voorwaarden vaststellen waaronder bepaalde handelingen kunnen worden opgedragen aan personen die bevoegd zijn om de verpleegkunde uit te oefenen. De lijst van de in de voorgaande leden bedoelde handelingen, de uitvoeringsmodaliteiten alsook de vereiste bekwamingsvoorwaarden worden door de Koning vastgesteld, overeenkomstig de bepalingen van artikel 141.’

Art. 141 bepaalt dat de geneeskundige handelingen die de arts mag toevertrouwen aan een verpleegkundige besproken moeten worden in de Technische Commissie voor Verpleegkunde (TCV).

23
Hoofdstuk 2 Wat behoort tot de verpleegkunde?

Hoofdstuk 2 Wat behoort tot de verpleegkunde?

De lijst met toevertrouwde geneeskundige handelingen (C) is ook als bijlage opgenomen in het KB van 18 juni 1990 (bijlage II). Voor deze handelingen is uiteraard altijd een medisch voorschrift nodig. De vorm daarvan is dezelfde als voor een B2-handeling (mondeling, schriftelijk of staand order).

In bijlage vinden we: ‘Uitvoering van onderzoeken en behandelingen in de medische, nucleaire en radiotherapeutische beeldvorming’ . De NMR maakt daarvan deel uit.

Vermeldenswaardig zijn de zorgen bij zwangere vrouwen. Opvolgen van (pathologie tijdens) de zwangerschap is voorbehouden aan artsen en vroedvrouwen. Om te vermijden dat er een conflict zou ontstaan wanneer verpleegkundigen hun gewone zorgen ook aan zwangere vrouwen toedienen, werd hieromtrent een bepaling opgenomen in het KB van 18 juni 1990.

3.3 Test jezelf

1 Geef twee voorbeelden van een medisch toevertrouwde handeling.

2 Onder welke voorwaarden mag een verpleegkundige een externe tracheacanule vervangen? En de interne canule?

3 Wat zijn analysen, die tot de klinische biologie behoren, op lichaamsvochten, excreties, urine en vol bloed en die door middel van eenvoudige technieken in de nabijheid van de patiënt uitgevoerd worden, onder de verantwoordelijkheid van een erkend klinisch laboratorium?

4 Waar vind je de lijst van de C-handelingen?

5 Zoek drie handelingen op die een arts kan toevertrouwen aan een verpleegkundige.

24
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.