Praktisch staatsrecht_2023_inhoudstafel

Page 1

Inleiding 17 HOOFDSTUK 1 Basisbeginselen van de Belgische staatsstructuur 1 Het beginsel van de scheiding der machten 21 1.1 Het begrip ‘scheiding der machten’ 21 1.2 Een samenwerking der machten 22 2 België is een democratische rechtsstaat 23 2.1 Het begrip ‘democratie’ 23 2.2 Het begrip ‘rechtsstaat’ 24 3 België is een monarchie 25 3.1 Een koning als staatshoofd 25 3.2 De koning heeft enkel toegewezen bevoegdheden 25 3.3 De koning is onschendbaar en onverantwoordelijk 25 3.3.1 De onschendbaarheid van de koning 25 3.3.2 De onverantwoordelijkheid van de koning 26 3.4 Toch is de rol van de koning niet enkel symbolisch 26 4 België is een federale staat 27 4.1 Van een eenheidsstaat naar een federale staat 27 4.2 De indeling van België in vier taalgebieden 28 4.2.1 De vier taalgebieden 28 4.2.2 De vier taalgebieden als hoeksteen van de federale staatsstructuur 30 4.2.2.1 Het territorialiteitsbeginsel 30 4.2.2.2 De afbakening van de territoriale bevoegdheden van de deelgebieden 33 HOOFDSTUK 2 De hiërarchie van de rechtsnormen 1 Een veelheid aan regels 39 1.1 Nationale regels 39 1.2 Internationale en supranationale regels 40 2 De hiërarchie van de rechtsnormen 42 2.1 Plaats van de rechtsregels in de hiërarchie van de rechtsnormen 42 2.2 Betekenis van de hiërarchie van de rechtsnormen 43 3 De Grondwet als hoogste norm in de hiërarchie van de rechtsnormen 44 3.1 Wat is een grondwet? 44 3.2 De inhoud van de Belgische Grondwet 44 3.3 Kenmerken van de Belgische Grondwet 45 5 Inhoud Inhoud

HOOFDSTUK 3 Rechten en vrijheden

1 Wetgeving ter bescherming van de rechten en vrijheden 49 1.1 De Grondwet 49 1.2 Internationale verdragen 49 1.2.1 Verdragen van de Verenigde Naties 49 1.2.2 Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens 50 1.3 Het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie 51 2 Drie generaties rechten en vrijheden 51 2.1 Rechten en vrijheden van de eerste generatie 51 2.2 Rechten en vrijheden van de tweede generatie 52 2.3 Rechten en vrijheden van de derde generatie 53 3 De afdwingbaarheid van rechten en vrijheden 53 3.1 De afdwingbaarheid voor de nationale rechter 54 3.1.1 Gewone rechtscolleges 54 3.1.2 Het Grondwettelijk Hof en de Raad van State 54 3.2 De afdwingbaarheid voor de internationale rechter 55 4 De beperking van rechten en vrijheden 55 4.1 De beperking van grondwettelijke rechten en vrijheden 56 4.1.1 Het wettigheidsbeginsel 56 4.1.2 Het evenredigheidsbeginsel 56 4.1.3 Preventieve maatregelen 57 4.1.4 Repressieve en ‘regelende’ maatregelen 57 4.2 De beperking van rechten en vrijheden van het EVRM 58 5 Samenloop en botsende rechten en vrijheden 59 5.1 Samenloop van rechten en vrijheden 59 5.2 Botsende rechten en vrijheden 61 6 Bespreking van enkele rechten en vrijheden 61 6.1 Het recht op leven 61 6.1.1 Bescherming tegen levensberoving 62 6.1.2 De doodstraf 63 6.1.3 Abortus 63 6.1.4 Euthanasie 64 6.1.5 Het recht op een menswaardig leven 65 6.2 Het gelijkheidsbeginsel en het discriminatieverbod 66 6.2.1 De betekenis van het gelijkheidsbeginsel en het discriminatieverbod 66 6.2.1.1 Rechtsongelijkheid en feitelijke ongelijkheid 66 6.2.1.2 Algemene draagwijdte 67 6.2.1.3 Het gelijkheidsbeginsel en het discriminatieverbod in verhouding tussen burgers onderling 67 6.2.2 Niet elke rechtsongelijkheid is een discriminatie 68 6 Inhoud
6.2.3 Ook een gelijke behandeling kan discriminatie zijn 69 6.2.4 Directe en indirecte discriminatie 70 6.2.5 Positieve discriminatie 71 6.3 De vrijheid van vergadering en vereniging 71 6.3.1 De vrijheid van vergadering 71 6.3.1.1 Betekenis van de vrijheid van vergadering 71 6.3.1.2 Beperkingen op de vrijheid van vergadering 72 6.3.2 De vrijheid van vereniging 73 6.4 De vrijheid van de persoon 74 6.4.1 Betekenis van de vrijheid van de persoon 74 6.4.2 De vrijheidsberoving als inbreuk op de vrijheid van de persoon 75 6.4.2.1 De bestuurlijke aanhouding 75 6.4.2.2 De gerechtelijke aanhouding 75 6.4.2.3 Het aanhoudingbevel 76 6.5 Het recht op een eerlijk proces 76 6.6 Waarborgen bij bestraffing 77 6.6.1 Geen misdrijf zonder wet 77 6.6.2 Geen straf zonder wet 78 6.7 Het recht op de eerbiediging van het privéleven en het gezinsleven 78 6.7.1 De eerbiediging van het privéleven 79 6.7.1.1 De onschendbaarheid van de woning 80 6.7.1.2 De onschendbaarheid van het briefgeheim 81 6.7.2 De eerbiediging van het gezinsleven 81 6.8 Het eigendomsrecht 82 6.9 De godsdienstvrijheid 83 6.9.1 De betekenis van de godsdienstvrijheid 83 6.9.2 Beperkingen op de godsdienstvrijheid 84 6.10 De vrijheid van meningsuiting 84 6.10.1 De betekenis van de vrijheid van meningsuiting 85 6.10.2 Beperkingen op de vrijheid van meningsuiting 85 6.10.2.1 Repressieve maatregelen 85 6.10.2.2 Preventieve maatregelen 86 6.11 De taalvrijheid 87 6.12 De onderwijsvrijheid 88 HOOFDSTUK 4 De federale overheid 1 De wetgevende macht 93 1.1 De samenstelling van de wetgevende macht 93 1.1.1 De drie takken van de wetgevende macht 93 1.1.2 De samenstelling van het federale parlement 93 7 Inhoud
1.1.2.1 De samenstelling van de Kamer van Volksvertegenwoordigers 93 1.1.2.2 De samenstelling van de Senaat 99 1.2 De bevoegdheden van de wetgevende macht 103 1.2.1 Het maken van wetten 103 1.2.1.1 De bevoegdheidsverdeling tussen de Kamer van Volksvertegenwoordigers en de Senaat 103 1.2.1.2 De totstandkoming van een wet 105 1.2.1.3 Schematische voorstelling wetgevingsprocedures 114 1.2.2 Het controleren van de uitvoerende macht 118 1.2.2.1 De ‘government making power’ 118 1.2.2.2 De jaarlijkse goedkeuring van de beleidsverklaring 119 1.2.2.3 De jaarlijkse goedkeuring van de begroting 119 1.2.2.4 De vertrouwensstemming 120 1.2.2.5 Het interpellatierecht 123 1.2.3 Het oprichten van onderzoekscommissies 124 1.2.4 Het goedkeuren van verdragen 125 1.2.4.1 Aangelegenheden waarvoor de federale overheid verdragen tot stand kan brengen 126 1.2.4.2 De totstandkoming van een verdrag 127 1.2.5 Het wijzigen van de Grondwet 129 1.2.5.1 De procedure tot wijziging van de Grondwet 129 1.2.5.2 Situaties waarin een grondwetswijziging niet mogelijk is 131 1.2.6 Andere bevoegdheden 131 1.3 Het statuut van de parlementsleden 132 1.3.1 De eedaflegging 132 1.3.2 Onverenigbaarheden 132 1.3.3 De duur van de functie 133 1.3.3.1 In beginsel: duur van vijf jaar 133 1.3.3.2 Uitzonderlijk korter dan vijf jaar: vroegtijdige verkiezingen 133 1.3.4 Parlementaire immuniteiten 134 1.3.4.1 De parlementaire onverantwoordelijkheid 134 1.3.4.2 De parlementaire onschendbaarheid 135 2 De uitvoerende macht 137 2.1 De samenstelling van de uitvoerende macht 137 2.1.1 De samenstelling van de federale regering 137 2.1.1.1 Ministers 137 2.1.1.2 De staatssecretarissen 140 2.1.1.3 Samenstelling van de federale regering bij haar aantreden in 2020 141 2.1.2 De vorming van de federale regering 143 8 Inhoud
2.1.2.1 Het ontslag van de zittende federale regering 143 2.1.2.2 Raadplegingen van de koning 144 2.1.2.3 De aanstelling van een informateur 144 2.1.2.4 De aanstelling van een formateur 144 2.1.2.5 De benoeming en eedaflegging van de nieuwe regering 145 2.1.2.6 De regeringsverklaring 145 2.2 Vergaderingen binnen de uitvoerende macht 145 2.2.1 De ministerraad 146 2.2.2 Het kernkabinet 147 2.2.3 De kroonraad 147 2.3 De bevoegdheden van de uitvoerende macht 148 2.3.1 De uitvoerende macht heeft enkel toegewezen bevoegdheden 148 2.3.2 Het uitvoeren van wetten 149 2.3.2.1 Het begrip ‘wetgeving uitvoeren’ 149 2.3.2.2 Koninklijke besluiten ter uitvoering van wetgeving 150 2.3.2.3 Plaats van een koninklijk besluit in de hiërarchie van de rechtsnormen 150 2.3.3 Het bepalen en uitvoeren van het algemene beleid 151 2.3.3.1 De regeringsverklaring en beleidsverklaringen 151 2.3.3.2 Het handhaven van de openbare orde, veiligheid, gezondheid en rust 152 2.3.3.3 Bevoegdheden bij de totstandkoming van wetgeving 152 2.3.3.4 Het sluiten van verdragen 153 2.3.3.5 Het bevel voeren over het leger 154 2.3.3.6 Het organiseren van de administratie 154 2.3.3.7 Het verlenen van genade 155 2.3.3.8 Het slaan van munt 155 2.3.3.9 Het verlenen van adeldom 155 2.4 De beslissingen van de uitvoerende macht 156 2.4.1 Wetsontwerpen 156 2.4.2 Koninklijke besluiten 156 2.4.2.1 Algemeen 156 2.4.2.2 De totstandkoming van een koninklijk besluit 157 2.4.2.3 Een bijzondere soort koninklijk besluit: een volmachtenbesluit 159 2.4.3 Ministeriële besluiten en besluiten van staatssecretarissen 161 2.4.3.1 Algemeen 161 2.4.3.2 De totstandkoming van een ministerieel besluit of van een besluit van de staatssecretaris 162 2.4.3.3 Schematische voorstelling totstandkoming ministerieel besluit en besluit van de staatssecretaris 162 2.4.4 Omzendbrieven 163 2.4.4.1 Interpretatieve omzendbrieven 163 2.4.4.2 Indicatieve omzendbrieven 163 2.4.4.3 Verordenende omzendbrieven 163 9 Inhoud
2.5 Het statuut van de leden van de uitvoerende macht 164 2.5.1 De koning 164 2.5.2 De ministers en de staatssecretarissen 164 2.5.2.1 De eedaflegging 164 2.5.2.2 Onverenigbaarheden 164 2.5.2.3 De duur van de functie 165 2.5.2.4 De ‘freedom of speech’ en de strafrechtelijke aansprakelijkheid van ministers en staatssecretarissen 166 3 De rechterlijke macht 168 3.1 De samenstelling van de rechterlijke macht 168 3.1.1. De gewone en de administratieve rechtscolleges 170 3.1.2 Enkele administratieve rechtscolleges nader bekeken 171 3.1.2.1 Federale administratieve rechtscolleges 171 3.1.2.2 Vlaamse administratieve rechtscolleges 172 3.1.3 De piramidale structuur van de rechterlijke macht 174 3.1.3.1 Vier niveaus 174 3.1.3.2 De territoriale bevoegdheid van de rechtscolleges 175 3.1.4 Magistraten van de rechterlijke macht 180 3.1.4.1 Algemeen 180 3.1.4.2 De zetel en het Openbaar Ministerie van de rechtscolleges van de rechterlijke macht 181 3.1.5 Ondersteunende diensten binnen de rechterlijke macht 187 3.1.5.1 De griffie 187 3.1.5.2 Het parketsecretariaat 188 3.1.5.3 Steundiensten 189 3.1.5.4 Referendarissen en parketjuristen 189 3.2 De rechtsprekende bevoegdheid van de rechtscolleges van de rechterlijk macht 189 3.2.1 Subjectieve geschillen 190 3.2.2 Basisbeginselen 190 3.2.3 De materiële bevoegdheid van de rechtscolleges van de rechterlijke macht 196 3.2.3.1 De vrederechter 196 3.2.3.2 De politierechtbank 197 3.2.3.3 De rechtbank van eerste aanleg 197 3.2.3.4 De arbeidsrechtbank 198 3.2.3.5 De ondernemingsrechtbank 199 3.2.3.6 De arrondissementsrechtbank 199 3.2.3.7 Het hof van beroep 200 3.2.3.8 Het arbeidshof 200 3.2.3.9 Het hof van assisen 200 3.2.3.10 Het Hof van Cassatie 200 3.2.3.11 De voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, van de arbeidsrechtbank en de ondernemingsrechtbank 201 10 Inhoud
3.3 Het Grondwettelijk Hof en de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 202 3.3.1 Objectieve geschillen 202 3.3.2 Het Grondwettelijk Hof 203 3.3.2.1 Samenstelling van het Grondwettelijk Hof 203 3.3.2.2 De vernietigingsbevoegdheid 204 3.3.2.3 De schorsingsbevoegdheid 206 3.3.2.4 De kennisneming van prejudiciële vragen 206 3.3.2.5 Bevoegdheden met betrekking tot de gewestelijke volksraadpleging en beslissingen betreffende de controle van verkiezingsuitgaven 207 3.3.3 De afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 207 3.3.3.1 Samenstelling van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 207 3.3.3.2 De vernietigingsbevoegdheid van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 208 3.3.3.3 De schorsingsbevoegdheid en voorlopige maatregelen 210 3.4 Het statuut van de leden van de rechterlijke macht 211 3.4.1 De benoeming door de koning 211 3.4.1.1 De benoemingsvoorwaarden 211 3.4.1.2 Diplomavereisten, examen, stage 211 3.4.1.3 De voordracht tot benoeming 212 3.4.2 Onverenigbaarheden 213 3.4.3 Een benoeming voor het leven 213 3.4.4 De onafzetbaarheid en overplaatsing van rechters 213 3.4.5 Het strafrechtelijk statuut 213
1 Algemene bespreking van de gemeenschappen en de gewesten 223 1.1 Drie gemeenschappen en drie gewesten 223 1.1.1 De gemeenschappen als antwoord op het streven naar meer Vlaamse autonomie 224 1.1.2 De gewesten als antwoord op het streven naar meer Waalse autonomie 224 1.2 Vijf parlementen en vijf regeringen voor de gemeenschappen en de gewesten 224 1.3 De bevoegdheden van de gemeenschappen en de gewesten 225 1.3.1 Toegewezen bevoegdheden en residuaire bevoegdheden 225 1.3.1.1 De gemeenschapsbevoegdheden 225 1.3.1.2 De gewestbevoegdheden 229 1.3.2 Impliciete bevoegdheden 231 1.3.3 Constitutieve bevoegdheden 232 1.4 Overleg en samenwerking tussen de federale overheid, de gemeenschappen en de gewesten 233 1.4.1 Overleg binnen het Overlegcomité 234 1.4.1.1 De samenstelling van het Overlegcomité 234 1.4.1.2 Het voorkomen en beslechten van belangenconflicten 234 1.4.2 Interministeriële conferenties binnen het Overlegcomité 236 1.4.3 Informeren, advies inwinnen en overleg plegen 236 11 Inhoud
HOOFDSTUK 5 De gemeenschappen en gewesten
1.4.3.1 Informeren 237 1.4.3.2 Advies inwinnen 237 1.4.3.3 Overleg plegen 237 1.4.4 Samenwerkingsakkoorden 238 1.4.5 Gezamenlijke decreten en besluiten 238 1.4.6 De hoofdstedelijke gemeenschap van Brussel 239 2 De wetgevende macht van de gemeenschappen en de gewesten 239 2.1 De samenstelling van de wetgevende macht 239 2.1.1 De verkiezing van de parlementsleden 239 2.1.1.1 Verkiesbaarheidsvoorwaarden 240 2.1.1.2 Voorwaarden om te gaan stemmen 241 2.1.1.3 Kieskringen 241 2.1.1.4 Kiesdrempel 242 2.1.2 De samenstelling van de deelparlementen 242 2.1.2.1 Het Vlaams Parlement 242 2.1.2.2 Het Waals Parlement 244 2.1.2.3 Het Brussels Hoofdstedelijk Parlement 244 2.1.2.4 Het Parlement van de Franse Gemeenschap 244 2.1.2.5 Het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap 245 2.2 De bevoegdheden van de wetgevende macht 245 2.2.1 Het maken van decreten (ordonnanties) 245 2.2.1.1 Het wetgevend initiatief 245 2.2.1.2 Het advies van de afdeling wetgeving van de Raad van State 246 2.2.1.3 De behandeling in het parlement 247 2.2.1.4 De bekrachtiging en afkondiging van het decreet (de ordonnantie) door de deelregering 251 2.2.1.5 De publicatie van het decreet (de ordonnantie) in het Belgisch Staatsblad 251 2.2.1.6 De inwerkingtreding van het decreet (de ordonnantie) 252 2.2.1.7 Schematische voorstelling totstandkoming van een decreet (ordonnantie) 252 2.2.2 Het controleren van de uitvoerende macht 253 2.2.2.1 De ‘government making power’ 253 2.2.2.2 De jaarlijkse goedkeuring van de beleidsverklaring en de begroting 254 2.2.2.3 De vertrouwensstemming 254 2.2.2.4 Het interpellatierecht 256 2.2.3 Het oprichten van onderzoekscommissies 256 2.2.4 Het goedkeuren van verdragen 257 2.2.5 Het houden van een gewestelijke volksraadpleging 258 2.3 Het statuut van de leden van de wetgevende macht 259 2.3.1 De eedaflegging 259 2.3.2 Onverenigbaarheden 259 2.3.3 De duur van de functie 260 12 Inhoud
2.3.4 De parlementaire immuniteiten 260 2.3.4.1 De parlementaire onverantwoordelijkheid 260 2.3.4.2 De parlementaire onschendbaarheid 260 3 De uitvoerende macht van de gemeenschappen en de gewesten 261 3.1 De samenstelling van de uitvoerende macht 261 3.1.1 Algemeen 261 3.1.1.1 De regeringsvorming 261 3.1.1.2 Voorwaarden om minister te kunnen worden 261 3.1.1.3 De ministers en de minister-president 262 3.1.1.4 Beleidsdomeinen 262 3.1.2 De samenstelling van de deelregeringen 262 3.1.2.1 De Vlaamse Regering 262 3.1.2.2 De Waalse Regering 264 3.1.2.3 De Brusselse Hoofdstedelijke Regering 265 3.1.2.4 De Regering van de Franse Gemeenschap 265 3.1.2.5 De Regering van de Duitstalige Gemeenschap 265 3.2 De bevoegdheden van de uitvoerende macht 266 3.2.1 De uitvoerende macht heeft enkel toegewezen bevoegdheden 266 3.2.2 Het uitvoeren van decreten (ordonnanties) 266 3.2.3 Het bepalen en het uitvoeren van het algemeen beleid 268 3.2.3.1 De regeringsverklaring en beleidsverklaringen 268 3.2.3.2 Bevoegdheden bij de totstandkoming van decreten (ordonnanties) 269 3.2.4 Het sluiten van verdragen 269 3.3 De werkwijze en beslissingen van de uitvoerende macht 269 3.3.1 Een collegiale besluitvorming 270 3.3.2 Ontwerpen van decreten (ordonnanties) 270 3.3.3 Besluiten van de regering 270 3.3.3.1 De totstandkoming van een besluit van de regering 271 3.3.3.2 Besluiten van de regering met een algemene en individuele draagwijdte 272 3.3.3.3 Schematische voorstelling totstandkoming van een besluit van de regering 272 3.3.4 Ministeriële besluiten 273 3.3.5 Omzendbrieven 274 3.4 Het statuut van de leden van de uitvoerende macht 274 3.4.1 De eedaflegging 274 3.4.2 Onverenigbaarheden 274 3.4.3 De duur van de functie 275 3.4.4 De freedom of speech en de strafrechtelijke aansprakelijkheid van ministers en staatssecretarissen 275 3.4.4.1 De freedom op speech 275 3.4.4.2 De strafrechtelijke aansprakelijkheid 276 13 Inhoud

HOOFDSTUK 6 De gemeenten, de OCMW’s en de provincies

4 Bijzonderheden met betrekking tot het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad 276 4.1 Brussel: een gewest maar geen afzonderlijke gemeenschap 276 4.2 De bevoegdheden van de Vlaamse en Franse Gemeenschap in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad 277 4.3 De Vlaamse en de Franse Gemeenschapscommissie 279 4.3.1 De bevoegdheden van de Vlaamse en de Franse Gemeenschapscommissie 279 4.3.2 De organen van de Vlaamse en de Franse Gemeenschapscommissie 279 4.3.2.1 De samenstelling van de vergadering en het college 279 4.3.2.2 Beslissingen van de vergadering en het college 280 4.3.2.3 De werkwijze van de vergadering en het college 280 4.4 De Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie 281 4.4.1 De bevoegdheden van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie 281 4.4.2 De organen van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie 281 4.4.2.1 De samenstelling van de verenigde vergadering en het verenigd college 282 4.4.2.2 De beslissingen van de verenigde vergadering en het verenigd college 282 4.4.2.3 De werkwijze van de verenigde vergadering en het verenigd college 282
1 De gemeente en het OCMW 291 1.1 Algemeen 291 1.1.1 Het wetgevend kader 293 1.1.2 De inkanteling van het OCMW in de gemeente 293 1.1.3 De bevoegdheden van de gemeente en het OCMW 293 1.1.4 Ondergeschikte besturen 294 1.2 De organen van de gemeente 295 1.2.1 De gemeenteraad 295 1.2.1.1 De samenstelling van de gemeenteraad 295 1.2.1.2 De bevoegdheden van de gemeenteraad 296 1.2.1.3 De werking van de gemeenteraad 299 1.2.1.4 Het statuut van de leden van de gemeenteraad 300 1.2.2 Het college van burgemeester en schepenen 301 1.2.2.1 De samenstelling van het college van burgemeester en schepenen 301 1.2.2.2 De bevoegdheden van het college van burgemeester en schepenen 302 1.2.2.3 De werking van het college van burgemeester en schepenen 302 1.2.2.4 Het statuut van de leden van het college van burgemeester en schepenen 303 1.2.3. De burgemeester 304 1.2.3.1 De benoeming van de burgemeester 304 1.2.3.2 De bevoegdheden van de burgemeester 305 1.2.3.3 De werkwijze van de burgemeester 306 1.2.3.4 Het statuut van de burgemeester 306 1.3 De organen van het OCMW 307 14 Inhoud
1.3.1 De raad voor maatschappelijk welzijn 307 1.3.1.1 De samenstelling van de raad voor maatschappelijk welzijn 307 1.3.1.2 De bevoegdheden van de raad voor maatschappelijk welzijn 307 1.3.1.3 De werking van de raad voor maatschappelijk welzijn 308 1.3.1.4 Het statuut van de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn 308 1.3.2 Het vast bureau 308 1.3.2.1 De samenstelling van het vast bureau 308 1.3.2.2 De bevoegdheden van het vast bureau 309 1.3.2.3 De werking van het vast bureau 309 1.3.2.4 Het statuut van de leden van het vast bureau 309 1.3.3 Het bijzonder comité voor de sociale dienst 310 1.3.3.1 De samenstelling van het bijzonder comité voor de sociale dienst 310 1.3.3.2 De bevoegdheden van het bijzonder comité voor de sociale dienst en van de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst 311 1.3.3.3 De werking van het bijzonder comité voor de sociale dienst 311 1.3.3.4 Het statuut van de leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst 312 1.4 De algemeen directeur en de financieel directeur 312 1.4.1 De algemeen directeur 313 1.4.3 Het statuut van de algemeen directeur en de financieel directeur 313 2 De provincie 314 2.1 Algemeen 314 2.1.1 Het wetgevend kader 314 2.1.2 De afslanking van het provinciale bestuursniveau 314 2.1.3 De bevoegdheden van de provincie 315 2.1.4 Ondergeschikte besturen 316 2.2 De organen van de provincie 316 2.2.1 De provincieraad 316 2.2.1.1 De samenstelling van de provincieraad 316 2.2.1.2 De bevoegdheden van de provincieraad 317 2.2.1.3 De werking van de provincieraad 319 2.2.1.4 Het statuut van de provincieraadsleden 320 2.2.2 De deputatie 320 2.2.2.1 De samenstelling van de deputatie 320 2.2.2.2 De bevoegdheden van de deputatie 321 2.2.2.3 De werking van de deputatie 321 2.2.2.4 Het statuut van de leden van de deputatie 322 2.2.3 De provinciegouverneur 322 2.2.3.1 De benoeming van de provinciegouverneur 322 2.2.3.2 De bevoegdheden van de provinciegouverneur 322 2.2.3.3 De werkwijze van de provinciegouverneur 323 2.2.3.4 Het statuut van de provinciegouverneur 323 15 Inhoud
2.3 De provinciegriffier en de financieel beheerder 324 2.3.1 De provinciegriffier 324 2.3.2 De financieel beheerder 324 2.3.3 Het statuut van de provinciegriffier en de financieel beheerder 325 Bijlage 1–De Belgische Grondwet 331 Bijlage 2–Wetgeving opzoeken via Justel 351 16 Inhoud
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.