Praktisch burgerlijk recht_2022_voorbeeldhoofdstuk

Page 1

Hoofdstuk 1 Personenrecht

Binnen het personenrecht gaan we in de eerste plaats nader in op het begrip persoon. Vervolgens wordt aandacht besteed aan de staat en de bekwaamheid van de persoon.

1 Het begrip persoon

Er bestaan in het recht twee soorten personen, namelijk natuurlijke en rechtspersonen.

Deze uitgave staat alleen stil bij de natuurlijke personen, met andere woorden de personen van vlees en bloed. De kenmerken en het juridisch statuut van de rechtspersonen vormen het voorwerp van het vennootschapsrecht. Het vennootschapsrecht onderging recent grondige hervormingen.

Bij de levende wezens zijn alleen mensen natuurlijke personen. Dieren hebben dus geen persoonlijkheid in ons recht. Zij krijgen in het goederenrecht wel een bijzonder statuut (zie het hoofdstuk 'Definitie en indeling van goederen'). Bovendien zijn enkel levende mensen personen. Voor lijken geldt wel een zekere bescherming. Een lijk kan dus niet zomaar worden beschouwd als een zaak.

De persoonlijkheid neemt een aanvang op het moment van de geboorte (dus niet bij de verwekking) en eindigt op het moment van het overlijden. Ook het reeds verwekte, maar nog niet geboren kind geniet een zekere bescherming en kan reeds een aantal rechten laten gelden.

VOORBEELD

Een ongeboren kind wordt onder bepaalde voorwaarden reeds als een persoon beschouwd voor het erfrecht, voor schenkingen of voor testamenten.

2 Staat van de persoon

De staat van de persoon is het geheel van hoedanigheden van een persoon die zijn juridische plaats in de maatschappij en de familie bepalen. Zij laten als het ware toe hem te situeren op ‘de landkaart’ van de maatschappij.

De materie van de staat van de persoon raakt de openbare orde. Dit heeft tot gevolg dat iemand een aspect van zijn staat niet zomaar kan wijzigen. Bovendien is de materie van de staat van de persoon niet vatbaar voor ‘verjaring’ (zie omtrent dit begrip het deel over de verjaring).

VOORBEELD

Iemand kan niet zomaar van naam veranderen.

In deze uitgave gaan we dieper in op vier elementen van de staat van de persoon, zijnde de naam, het geslacht, de nationaliteit en de woonplaats.

43 Hoofdstuk 1 Personenrecht

2.1 Naam

De naam heeft als doel bepaalde personen te onderscheiden van andere. Binnen de naam van de persoon, moet een onderscheid worden gemaakt tussen de voornaam en de familienaam.

2.1.1 Voornaam

De voornaam wordt in principe vrij gekozen. Er gelden slechts drie beperkingen aan deze principiële keuzevrijheid. Zo mag de naam geen aanleiding geven tot verwarring, hij mag het kind niet kunnen schaden en hij mag geen schade toebrengen aan derden. Als er niet aan deze voorwaarden werd voldaan, mag de ambtenaar van de burgerlijke stand weigeren de naam te acteren. Tegen deze weigering hebben de ouders een mogelijkheid tot verhaal bij de burgerlijke rechtbank.

VOORBEELD

Het is niet toegelaten een jongen een typische meisjesnaam te geven of omgekeerd een meisje een typische jongensnaam te geven. Verder is het bijvoorbeeld ook niet toegelaten om een kind een overdreven aantal voornamen te geven. Men mag een kind bijvoorbeeld ook geen belachelijke of aanstootgevende naam geven.

Het recht een voornaam te kiezen behoort toe aan de ouders. Als de ouders het niet eens zijn, kan een van hen zich wenden tot de familierechtbank, die uitspraak doet in het belang van het kind. Een wijziging van de voornaam kan verkregen worden ongeacht de reden die men daarvoor heeft. Om een wijziging te vragen, moet dus geen wettig belang worden aangetoond. De voornaam die men door wijziging wenst te krijgen, mag evenwel niet in strijd zijn met de drie hogervermelde beperkingen.

Om de voornaam te kunnen wijzigen, moet een administratieve procedure worden gevolgd. Daarbij moet de aanvrager een verzoek indienen bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente waar de betrokkene in het bevolkingsregister, vreemdelingenregister of wachtregister is ingeschreven. De procedure duurt maximaal drie maanden. De lokale overheid beslist welke kost ze aanrekent voor de wijziging van de voornaam. Als de lokale overheid de voornaamswijziging weigert, kan daartegen verhaal worden aangetekend via een verzoekschrift dat wordt neergelegd bij de familierechtbank.

VOORBEELD

Een kind krijgt bij de geboorte drie voornamen, waarvan de derde de naam is van zijn meter. Voor het doopfeest ontstaat er echter ruzie met de meter. Iemand anders wordt aangezocht om het meterschap op zich te nemen. In dat geval kan een procedure tot voornaamswijziging overwogen worden. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor iemand die van vreemde oorsprong is, de Belgische nationaliteit verwierf maar toch graag een meer Europees klinkende voornaam heeft om de integratie te bevorderen.

2.1.2 Familienaam

Kinderen hebben niet automatisch de familienaam van de vader. Ouders kunnen integendeel kiezen voor de familienaam van de vader, van de moeder of van beiden in de volgorde die zij wensen. Als de ouders niet tot een akkoord komen geldt voor kinderen geboren op of na 1 januari 2017 dat het kind de naam draagt van de vader (of de meemoeder) en de naam van de moeder naast elkaar in alfabetische volgorde met niet meer dan één naam voor elk van hen.

44
Deel 2 Personen, familie en relatievermogensrecht

Wanneer de vader en de moeder, of een van hen, een dubbele naam dragen, kiest de betrokkene het deel van de naam dat aan het kind wordt doorgegeven. Bij afwezigheid van keuze wordt het deel van de dubbele naam dat wordt doorgegeven bepaald op basis van de alfabetische volgorde.

De wet vergt wel dat alle kinderen van een gezin dezelfde familienaam dragen. Men kan dus niet per kind voor een verschillende familienaam kiezen.

Het kind wiens afstamming alleen van moederszijde vaststaat, draagt de naam van zijn moeder. Het kind wiens afstamming alleen van vaderszijde vaststaat, draagt de naam van zijn vader.

Het huwelijk wijzigt niets aan de naam van de gehuwden. Wel wordt het recht van elk van de echtgenoten om de familienaam van de ander te gebruiken aanvaard. In beroepsbetrekkingen geldt een bijzondere regel. Daar kan de ene echtgenoot, als de andere instemt, de naam van zijn mede-echtgenoot gebruiken voor beroepsdoeleinden.

Een wijziging van de familienaam is niet zo eenvoudig te verkrijgen als een wijziging van de voornaam. Zo is vereist dat de verzoeker een ernstige reden heeft om zijn naam te laten wijzigen. Bovendien mag de gevraagde naam geen aanleiding geven tot verwarring, en mag deze de verzoeker, noch derden schaden.

VOORBEELD

– De wens om een belachelijk klinkende familienaam of een naam die aanleiding geeft tot pesterijen te wijzigen.

– De wens om een vreemd klinkende naam die aanleiding geeft tot integratieproblemen te wijzigen.

In dit geval wordt het verzoek gericht tot de minister van Justitie, die bij KB de wijziging kan toestaan. Concreet moet de aanvraag gericht worden aan Federale Overheidsdienst Justitie, Dienst naamsveranderingen, Waterloolaan 115, 1000 Brussel. Wie zijn familienaam wil veranderen, betaalt een registratierecht van 140 EUR.

Dat bedrag moet ook betaald worden als de aanvraag wordt geweigerd. Bij zo’n weigering kan er ook een beroep worden ingesteld door een verzoekschrift neer te leggen bij de familierechtbank.

De duur van zo’n procedure bedraagt zes maanden tot één jaar.

2.2 Geslacht

Het geslacht van de persoon is het behoren tot hetzij de mannelijke, hetzij de vrouwelijke sekse.

In de meerderheid van de gevallen stelt het geen probleem te bepalen tot welk geslacht een persoon behoort; de vaststelling gebeurt aan de hand van fysieke criteria (morfologisch, gonadisch, hormonaal en genetisch), een sociaal en een psychologisch criterium.

Wel kunnen er problemen rijzen voor interseksuelen en transseksuelen. Interseksuelen zijn personen bij wie er in hun fysieke geslachtskenmerken een tegenstrijdigheid van sekse bestaat. Bij transseksuelen daarentegen wijzen de fysieke kenmerken in dezelfde richting, maar zij behoren psychologisch tot het andere geslacht.

In België bestaat er een transgenderwet. Mensen die overtuigd zijn dat hun genderidentiteit niet overeenstemt met het geslacht dat hen bij hun geboorte werd toegeschreven, kunnen hun geslachtsregistratie in hun geboorteakte laten aanpassen. Hiervoor gelden geen medische vereisten. De eigen overtuiging volstaat. Het is dus niet nodig om eerst een geslachtsoperatie te ondergaan om van geslacht te kunnen veranderen.

45 Hoofdstuk 1 Personenrecht

Woonplaats

De woonplaats van een persoon heeft in sommige domeinen van het recht een belangrijke betekenis, zo bijvoorbeeld voor proceshandelingen (bv. betekeningen door een gerechtsdeurwaarder) om fiscale redenen (hoeveel gemeentebelastingen en opcentiemen op de inkomstenbelasting men betaalt), enz.

In verschillende rechtstakken worden er onderscheiden betekenissen gegeven aan het begrip woonplaats. Zo betekent het in het burgerlijk recht de plaats waar iemand het centrum van zijn belangen heeft. Daarbij is het wel vereist dat men vrijwillig het centrum van zijn belangen op de betrokken plaats heeft. Het is niet noodzakelijk de plaats waar men is ingeschreven in de bevolkingsregisters.

VOORBEELD

Bij een langdurig verblijf in een ziekenhuis zal men daar zijn woonplaats in de burgerrechtelijke zin van het woord niet krijgen, omdat het niet gaat om een vrijwillig verblijf.

In het ‘gerechtelijk recht’ (de regels die het verloop van een gerechtelijke procedure regelen) is de woonplaats daarentegen de plaats waar de betrokkene is ingeschreven in de bevolkingsregisters als hebbende daar zijn hoofdverblijfplaats.

Op juridisch vlak hebben de begrippen ‘woonplaats’ en ‘verblijfplaats’ niet dezelfde betekenis. De verblijfplaats is immers de plaats op het grondgebied waar men vertoeft op een meer dan toevallige wijze, ook al heeft men niet de bedoeling op die plaats zijn rechten en zijn plichten uit te oefenen.

2.4 Nationaliteit

De nationaliteit van een persoon is de band die hij heeft met een bepaald land, waardoor hij onderdaan wordt van dat land en bepaalde rechten en plichten krijgt.

De nationaliteit wordt op basis van twee verschillende systemen verleend:

– Ius soli: op basis van de geboorte in een bepaald land, wordt ook de nationaliteit van dat land verkregen.

– Ius sanguinis: op basis van de nationaliteit van de ouder(s), wordt de nationaliteit verkregen.

In België overweegt het systeem van het ius sanguinis; nochtans bestaan er correcties o.a. om apatridie (staatloosheid) te vermijden.

2.5 Oefeningen

1 Martine Janssens-De Bruyne en Maarten Dalle zijn pas de trotse ouders geworden van een jongetje. Maarten die een grote voetballiefhebber is en een eindeloze bewondering had voor Diego Maradonna wenst het zoontje de voornaam Maradonna te geven. Als familienaam willen de ouders kiezen voor de gecombineerde namen Janssens-De Bruyne-Dalle.

Wat denk je (juridisch) van die keuze? Is zo’n voornaam wel mogelijk? Kan er inderdaad gekozen worden voor de familienaam die men voor ogen heeft? Wat wordt de familienaam als de ouders het niet eens worden?

2 Marcel, die mede via een oplichtingszaak heel wat geld wist te vergaren, verblijft nagenoeg steeds in een riante villa in Aalst. Om fiscale redenen liet hij zich echter inschrijven in het bevolkingsregister in Knokke waar hij een appartement heeft, hoewel hij daar bijna nooit vertoeft. Onlangs werd Marcel, omwille van de genoemde oplichtingszaak opgesloten in de gevangenis in Leuven. Waar

2.3
46
Deel 2 Personen, familie en
relatievermogensrecht

bevindt zich de woonplaats van Marcel, en dit zowel in de burgerrechtelijke zin als in de zin van het gerechtelijk recht?

3 Bekwaamheid van de persoon

Binnen de bekwaamheid van de persoon, moet een drievoudig onderscheid worden gemaakt.

– de feitelijke bekwaamheid: de feitelijke bekwaamheid houdt in dat men feitelijk in staat is om bepaalde dingen te doen. Het gaat hier om het begrip bekwaamheid zoals dat wordt gebruikt in de gewone dagelijkse omgangstaal. Het is dus geenszins een juridisch begrip, in tegenstelling tot de andere twee.

VOORBEELD

Men kan autorijden, behangen, schrijven, lezen. Men bezit met andere woorden de vaardigheid om deze handelingen te verrichten.

– de rechtsbekwaamheid: dit is het hebben van bepaalde rechten en plichten. In België is nagenoeg iedereen rechtsbekwaam. Het nieuwe Boek 1 BW zegt ook letterlijk dat, tenzij de wet anders beschikt, iedere natuurlijke of rechtspersoon rechtsbekwaamheid en handelingsbekwaamheid heeft. Op deze regel bestaat slechts een beperkt aantal uitzonderingen.

VOORBEELD

Vreemdelingen hebben beperkte politieke rechten. Zo hebben zij o.a. geen stemrecht. Strafrechtelijk veroordeelden kunnen ontzet zijn van hun burgerlijke en politieke rechten.

– de handelingsbekwaamheid: dit is de bekwaamheid om de rechten en plichten die men heeft –men is dus rechtsbekwaam voor de betreffende rechten en plichten – zelf en zelfstandig uit te oefenen. Het is deze laatste vorm van bekwaamheid waarbij in deze uitgave zal worden stilgestaan. Als uitgangspunt kan worden gesteld dat in principe iedereen handelingsbekwaam is. De voornaamste uitzonderingen hierop zijn de minderjarigen en bepaalde geestesgestoorden. Alleen de eerste categorie komt hier aan bod.

Binnen de minderjarigen maakt men een onderscheid tussen de ‘ontvoogden’ en de ‘niet-ontvoogden’ (over de ontvoogding, zie verder in dit hoofdstuk onder punt 3.2 De ontvoogde minderjarige).

In België is men meerderjarig vanaf de leeftijd van 18 jaar.

3.1 De niet-ontvoogde minderjarige 3.1.1 Algemeen

De niet-ontvoogde minderjarige is volledig en algemeen handelingsonbekwaam. Hij is volledig handelingsonbekwaam, wat betekent dat hij moet worden vertegenwoordigd en de handelingsonbekwaamheid is algemeen, d.w.z. dat ze alle rechtshandelingen betreft. Hij moet dus in beginsel worden vertegenwoordigd voor alle rechtshandelingen. Voor een aantal beperkte handelingen bestaat er wel een uitzondering.

47 Hoofdstuk 1 Personenrecht

VOORBEELD

De niet-ontvoogde minderjarige kan zelf een aantal dagelijkse handelingen stellen (zoals de aankoop van een cd) vanaf 12 jaar, een spaar- of depositoboekje openen, vanaf zestien jaar beschikken bij testament over de helft van zijn goederen waarover men als meerderjarige zou kunnen beschikken en dergelijke.

3.1.2 Vertegenwoordiging

Om te weten door wie een niet-ontvoogde minderjarige wordt vertegenwoordigd, moet een onderscheid worden gemaakt volgens het aantal (in leven zijnde) ouders dat de minderjarige heeft.

3.1.2.1 De niet-ontvoogde minderjarige heeft twee ouders

A Wie vertegenwoordigt?

Als de niet-ontvoogde minderjarige twee ouders heeft, zijn beide ouders titularis van het ouderlijk gezag.

– Als de ouders samenleven (ongeacht of ze al dan niet gehuwd zijn), oefenen zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uit (art. 373 BW). De ouders moeten dan ook in principe gezamenlijk optreden. Tegenover derden die te goeder trouw zijn, bestaat wel een vermoeden dat een ouder die alleen optreedt, handelt met instemming van de andere. Als een van de ouders zou weigeren in te stemmen om gezamenlijk op te treden, kan de zaak door de andere ouder aanhangig gemaakt worden bij de familierechtbank. De rechter kan trouwens ook een van de ouders toestemming verlenen om alleen op te treden voor een of meerdere handelingen.

– Als de ouders niet samenleven, oefenen zij in beginsel eveneens samen het ouderlijk gezag uit. Ook hier geldt het eerder vermelde vermoeden en kan bij weigering van een van de ouders de andere de zaak aanhangig maken bij de rechtbank.

De gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag zal in deze hypothese echter niet altijd mogelijk zijn. Daarom werd in de wet bepaald dat als de ouders het niet eens zijn over de huisvesting van het kind en over fundamentele beslissingen in het leven van het kind (gezondheid, opvoeding, opleiding en dergelijke) of als hun overeenstemming ter zake strijdig lijkt met het belang van het kind, de zaak aanhangig kan worden gemaakt bij de familierechtbank. Die kan dan de uitoefening van het gezag bijvoorbeeld aan een van de ouders toevertrouwen. De rechtbank kan eveneens bepalen welke beslissingen m.b.t. de opvoeding alleen met instemming van beide ouders kunnen worden genomen.

Wijzen we er nog op dat het ouderlijk gezag een reeks rechten en plichten voor de ouders omvat. Er kan o.a. worden gedacht aan het gezag over de persoon van de minderjarige, het recht om diens goederen te beheren, de verplichting het kind op te voeden en een passende opleiding te geven, de aansprakelijkheid voor de daden van de minderjarige ...

VOORBEELD

De ouders hebben het recht te bepalen met wie het kind mag omgaan, naar welke school het kind gaat, welke taal het kind spreekt e.d.

48
Deel 2 Personen, familie en relatievermogensrecht

B De verschillende rechtshandelingen en de vereiste formaliteiten

Als uitgangspunt geldt dat de ouder(s) die het ouderlijk gezag uitoefent/uitoefenen, de minderjarige kan (kunnen) vertegenwoordigen voor nagenoeg alle rechtshandelingen. Daarbij moeten geen specifieke formaliteiten worden vervuld.

Voor bepaalde handelingen hebben de ouders wel de machtiging van de vrederechter nodig.

VOORBEELD

Zo is de machtiging van de vrederechter nodig voor het vervreemden (bv. verkopen …) van de goederen van de minderjarige, behalve als er sprake is van onbruikbare voorwerpen of van de vruchten van die goederen, voor het aangaan van een lening, het hypothekeren of in pand geven van de goederen van de minderjarige …

Voor sommige handelingen is het vanzelfsprekend dat die machtiging vereist is. Voor andere is dat minder het geval. We denken bijvoorbeeld aan het vertegenwoordigen van een minderjarige in een gerechtelijke procedure of aan het vervreemden van souvenirs of persoonlijke voorwerpen van de minderjarige, zelfs als het gaat om voorwerpen van geringe waarde.

Om de machtiging te krijgen moet een verzoekschrift worden ingediend bij het vredegerecht. Dat moeten de beide ouders zelf of hun advocaat ondertekenen. Bij belangentegenstelling tussen ouders en kind zal de vrederechter een voogd ad hoc aanwijzen.

Als die formaliteiten niet worden nageleefd, kan de handeling nietig verklaard worden. Het gaat echter om een relatieve nietigheid. Ze kan alleen door of namens de minderjarige gevorderd worden en niet door de medecontractant (bv. diegene aan wie een goed van de minderjarige werd verkocht).

3.1.2.2 De niet-ontvoogde heeft één ouder

Als de niet-ontvoogde minderjarige één ouder heeft, valt de voogdij niet open. De enige ouder of de langstlevende ouder neemt in dat geval het beheer van de goederen van het kind waar.

De ouder heeft in bepaalde gevallen wel de machtiging nodig van de vrederechter.

In dat geval is er ook geen controle van een toeziende voogd of van een familieraad.

3.1.2.3 De niet-ontvoogde heeft geen ouders meer

C Wie vertegenwoordigt?

Als de minderjarige geen ouders (meer) heeft, valt de voogdij over de minderjarige open. In dat geval beveelt de vrederechter de dringende maatregelen die noodzakelijk zijn voor de bescherming van de persoon van de minderjarige en voor het beheer van zijn goederen.

D Wie wordt voogd?

Hier hangt alles af van de vraag of de langstlevende ouder (of eventueel de ouders samen) een voogd heeft of hebben aangewezen. Dat kan via testament of via een verklaring voor de notaris of de vrederechter. Door een nieuwe verklaring te doen, kan die keuze trouwens gewijzigd worden.

Als de aangewezen persoon de voogdij aanvaardt, homologeert de vrederechter de aanwijzing, behalve als er ernstige redenen zijn in het belang van het kind om zich daar tegen te verzetten.

49 Hoofdstuk 1 Personenrecht

Als de langstlevende ouder (of de ouders) geen voogd hebben aangewezen, benoemt de vrederechter de voogd. Hij kiest daarbij in beginsel uit de naaste familieleden van de minderjarige. In geval van broers en zussen duidt de vrederechter bij voorkeur dezelfde voogd aan voor alle broers en zussen, rekening houdend met het belang van elk kind. In voorkomend geval verduidelijkt de vrederechter hoe de broers en zussen persoonlijke contacten met elkaar onderhouden.

De voogd is niet verplicht de voogdij te aanvaarden. Als de voogd wettige redenen aanvoert, kan hij ook in de loop van de voogdij ontlast worden van zijn opdracht.

Als het kind 12 jaar of ouder is, zal de vrederechter het eerst horen voordat hij overgaat tot benoeming van de voogd of voordat hij de aanwijzing van de voogd homologeert. Ook worden nog een aantal andere personen gehoord.

VOORBEELD

De grootouders van de minderjarige, zijn meerderjarige broers en zussen ...

De rechtbank zou, als het belang van het kind dat vereist, de voogdij ook kunnen splitsen tussen twee personen.

E De toeziende voogd

De toeziende voogd wordt aangeduid door de vrederechter. Hij wordt bij voorkeur gekozen uit de andere familietak dan de voogd. Zijn taak bestaat erin toezicht uit te oefenen op de voogd.

De familieraad is heel wat jaren geleden afgeschaft. Wel kan de vrederechter nog individuele familieleden raadplegen, bv. bij de benoeming van de voogd.

F Werking van de voogdij

De voogd draagt zorg voor de opvoeding van de minderjarige. Hij vertegenwoordigt de minderjarige en beheert zijn goederen.

Toch moet de voogd rekening houden met heel wat verplichtingen. Zo moet er bv. een boedelbeschrijving worden opgemaakt, moet aan de vrederechter worden gevraagd over welk bedrag de voogd beschikt voor onderhoud en opvoeding van de minderjarige, moet jaarlijks een rekening van het beheer bij het vredegerecht worden ingediend ...

Voor een aantal handelingen heeft de voogd de medeondertekening nodig van de toeziende voogd. Voor een aantal andere handelingen is dan weer een bijzondere machtiging vereist van de vrederechter (zie ter zake bij de ouders).

3.1.3 Sanctieregeling als de minderjarige zelf optreedt

Als een minderjarige zelf bepaalde rechtshandelingen stelt, waarvoor hij normaal moet worden vertegenwoordigd (en waarvoor eventueel bepaalde formaliteiten moeten worden nageleefd), kan dergelijke handeling met ‘nietigheid’ worden gesanctioneerd. Deze nietigheid heeft een relatief karakter, wat wil zeggen dat enkel de minderjarige (of iemand namens hem) ze kan inroepen.

Als de minderjarige die de handeling stelt nog niet tot de zogenaamde ‘jaren des onderscheids’ is gekomen, of als het gaat om een handeling die, in de hypothese dat de minderjarige onder voogdij zou staan, de voogd voor de minderjarige niet zonder formaliteiten zou kunnen verrichten, zal de rechter de nietigheid moeten uitspreken als deze wordt gevorderd. Het gaat hier om een nietigheid rechtens. De rechter heeft dan met andere woorden geen keuze.

50
Deel
2 Personen,
familie
en relatievermogensrecht

Als de minderjarige daarentegen een handeling stelt die, in de hypothese dat hij onder voogdij zou staan, de voogd kan verrichten zonder formaliteiten, is de sanctie de facultatieve nietigheid. De rechter zal in dat geval de nietigheid alleen uitspreken als hij oordeelt dat er sprake is van benadeling; hij moet in deze hypothese de nietigheid dus niet uitspreken.

Er is sprake van een benadeling als er een groot onevenwicht is tussen de prestaties van de partijen, alsook als er een onevenwicht bestaat tussen de financiële gevolgen van de handeling voor de minderjarige en het hele vermogen van deze laatste.

VOORBEELD

– Het verkopen aan een minderjarige van een acht jaar oude wagen, met een cataloguswaarde van 1 750 EUR, voor 7 500 EUR. In dat geval is er een groot onevenwicht tussen de prestaties van de partijen en bijgevolg benadeling.

– Als een minderjarige een wagen koopt van 8 500 EUR, terwijl hij slechts over 1 250 EUR spaargeld beschikt en geen ander vermogen heeft, is er sprake van een onevenwicht tussen de financiële gevolgen van de handeling en het vermogen van de betrokkene.

Benadeling kan niet worden ingeroepen: 1° indien zij enkel het gevolg is van een toevallige en onvoorziene gebeurtenis; 2° betreffende overeenkomsten in de huwelijksovereenkomst van de minderjarige vervat, wanneer die zijn aangegaan met de bijstand van zijn ouders, één van hen, of bij ontstentenis daarvan, met de machtiging van de familierechtbank.

3.2 De ontvoogde minderjarige

De ontvoogding is een instituut waardoor de minderjarige als het ware in een tussenfase komt tussen het statuut van minderjarige en meerderjarige. De ontvoogde heeft een grotere handelingsbekwaamheid dan een niet-ontvoogde minderjarige, maar voor verschillende handelingen heeft hij nog ‘bijstand’ (wat minder verregaand is dan de vertegenwoordiging) nodig van de curator.

De ontvoogding kan op twee verschillende manieren tot stand worden gebracht, hetzij langs gerechtelijke weg (via de rechtbank), hetzij via wettelijke weg (door het huwelijk van de minderjarige wordt hij immers automatisch ontvoogd).

Sinds de burgerlijke meerderjarigheid op de leeftijd van 18 jaar werd ingesteld, verloor het instituut van de ontvoogding nagenoeg alle belang. Voorheen was het een belangrijk instrument om minderjarigen tussen 18 en 21 jaar toe te laten handel te drijven.

3.3 Oefeningen

1 Maarten, 16 jaar en zoon van Lydie en Pascal, verdiende met zijn vakantiejob 750 EUR. Bij Oscar, de plaatselijke garagehouder, koopt hij een tweedehandse BMW 316 voor de prijs van 10 000 EUR. Zijn ouders zijn helemaal niet tevreden met deze aankoop en wensen stappen te ondernemen. Kunnen zij de aankoop alsnog in vraag stellen? Zou je antwoord anders zijn als Maarten een bedrag van 25.000 euro op zijn spaarboekje heeft staan?

2 Op verzoek van zijn moeder wil de twaalfjarige Achmed in de boekhandel het werkje ‘Koken met de microgolfoven’ kopen. De verkoopster weigert evenwel het boek te verkopen, volgens haar om problemen te vermijden. Want, meent ze, een minderjarige kan niet zelf zo’n boek kopen, maar moet daarvoor door zijn ouders worden vertegenwoordigd. Wat denk je van dit standpunt? En wat als Achmed bij Mediamarkt een smartphone zou willen kopen van 750 euro? Gelden dan dezelfde regels?

51 Hoofdstuk 1 Personenrecht

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.