Agora 4 Sociologie en psychologie (editie 2025)

Page 1


NHOUDSOPGAVE (*)

(*) onder voorbehoud van wijzigingen

THEMA 1 PSYCHOLOGIE, EEN WETENSCHAP

HOOFDSTUK

1 PSYCHOLOGIE, MEER DAN MENSENKENNIS

1.1 Mensenkennis versus psychologie

1.2 De wetenschappelijke methode in de psychologie

1.3 Stromingen in de psychologie

HOOFDSTUK

2 VERSCHILLEN TUSSEN MENSEN

2.1 Nature, nurture of toch zelfbepaling

2.1.1 Het nature-nurturedebat

2.1.2 De interactie tussen nature en nurture

2.1.3 Afhankelijke en onafhankelijke variabelen

2.1.4 De rol van zelfbepaling

2.2 Verschillen van elkaar

2.2.1 Handicap en beperking

2.2.2 Psychische en mentale verschillen tussen mensen

2.2.3 Neurodiversiteit

2.3 Maatschappelijke visie op verschillen tussen mensen

2.3.1 Van exclusie naar inclusie

2.3.2 Een concrete toepassing: inclusief onderwijs

THEMA 2 ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE

EVEN HERHALEN (iDiddit)

HOOFDSTUK

3 DE ADOLESCENT

3.1 Ze noemen mij adolescent

3.2 Fysieke ontwikkeling

3.2.1 Primaire en secundaire geslachtskenmerken

3.2.2 De veranderende hormonenwerking

3.3 Cognitieve ontwikkeling

3.3.1 Formeel operationeel stadium

3.3.2 Het puberbrein

3.4 Socio-emotionele ontwikkeling

3.4.1 Ontwikkelingstaken

3.4.2 Emancipatie

3.4.3 Experimenteren als leerproces

HOOFDSTUK 4 DE VOLWASSENE

4.1 Volwassenheid: een begrip met verschillende benaderingen

4.2 Fysieke ontwikkeling

4.3 Cognitieve ontwikkeling

4.3.1 Postformeel denken

4.3.2 Dementie

4.4 Socio-emotionele ontwikkeling

4.4.1 Persoonlijkheidsontwikkeling

4.4.2 Centrale ontwikkelingstaken

4.4.3 Morele ontwikkeling

THEMA 3 PERSOONLIJKHEID, DE DYNAMIEK VAN ONS

GEDRAG

HOOFDSTUK 5 PERSOONLIJKHEID

5.1 Het doel van persoonlijkheidsinzicht

5.2 Persoonlijkheid valide en betrouwbaar meten

5.3 Trekkentheorieën over persoonlijkheid

5.3.1 Persoonlijkheid volgens de Big Five

5.3.2 Persoonlijkheid volgens het HEXACO-model

HOOFDSTUK 6 AANDRIJVERS VAN ONS GEDRAG

6.1 Sympathie of empathie

6.1.1 Niveaus van empathie

6.1.2 Empathie en altruïsme

6.2 Motivatie

6.2.1 Soorten motivatie

6.2.2 Theoretische benadering van motivatie

6.3 Coping en veerkracht

6.3.1 Coping

6.3.2 Veerkracht

THEMA 4 SOCIALE PSYCHOLOGIE, EEN BRUG TUSSEN

PSYCHOLOGIE EN SOCIOLOGIE

HOOFDSTUK 7 WAARNEMEN EN COMMUNICEREN

7.1 Het communicatieproces en waar het mis kan gaan

7.2 Soorten communicatie

7.3 Verbindende communicatie (iDiddit)

7.4 Effectieve communicatie: de axioma’s van Watzlawick

HOOFDSTUK 8 OMGAAN MET ANDEREN

8.1 Sociale cognitie

8.1.1 De eerste indruk

8.1.2 De eerste indruk: wat de wetenschap zegt

8.2 Attributie

8.2.1 Attribueren

8.2.2 De attributietheorie

8.2.3 Vertekeningen bij attributies

8.2.4 Invloed attributie op het zelfbeeld

8.3 Zelfverzekerde communicatie: de kunst van assertiviteit

8.4 Effectieve communicatie: inzicht via het TOPOI-model

THEMA 5 SOCI OLOGIE, STUDIE VAN DE SAMENLEVING

HOOFDSTUK 9 SOCIALE WETENSCHAPPEN

9.1 Studie van de samenleving: de sociologie en sociale psychologie

9.2 Groepen en groeperingsvormen

9.2.1 Primaire groep

9.2.2 Samenzijn

9.2.3 Collectiviteit

9.2.4 Sociale categorie

9.3 Sociale vergelijkingstheorie

9.4 Collectivisme versus individualisme

HOOFDSTUK 10 BEÏNVLOEDENDE MECHANISMEN

VANUIT DE MEDIA

10.1 Een generatie als sociale categorie, een levensstijl

10.2 Tertiaire socialisatie: rol van de media

10.3 Sociale media en doelgroepen

10.3.1 Sociale media: van Web 1.0 tot Web 3.0 en verder

10.3.2 De sociale, digitale media: ‘Als het gratis is, ben jij de klant!’

10.3.3 De media zoeken jou en je peers!

10.4 Hypes, trends en influencers

10.5 Nepnieuws

EXTRA THEMA (iDiddit)

EXTRA HOOFDSTUK 1 WAARNEMEN EN OBSERVEREN

E1.1 Het waarnemingsproces

E1.2 Beïnvloeding van het waarnemingsproces

E1.3 Observeren

E1.4 Interpreteren

EXTRA HOOFDSTUK 2 EMOTIES

E2.1 Begripsomschrijving

E2.2 De wetenschap op zoek naar universele emoties

E2.2.1 Filosofische kijk op emoties

E2.2.2 Natuurwetenschappelijke kijk op emoties

E2.2.3 Psychologische kijk op emoties: Ekman

E2.2.4 Neurowetenschappen en emoties

E2.3 Culturele verschillen

E2.4 Emotieregulatie

EXTRA HOOFDSTUK 3 EEN SAMENLEVING IN VERANDERING

E3.1 Emancipatie

E3.2 Secularisering

THEMA

1

proefversie©VANIN

PSYCHOLOGIE, EEN WETENSCHAP

P

SYCHOLOGIE, EEN WETENSCHAP

proefversie©VANIN

WAAROVER GAAT DIT THEMA?

In Agora 3 maakte je al kennis met enkele wetenschappelijke theorieën en onderzoekers. In Agora 4 leer je nog meer over wat wetenschappers schrijven over hoe mensen denken, ontwikkelen, voelen, met elkaar communiceren en in groep samenleven.

In dit eerste thema analyseer je wat het verschil is tussen wat de wetenschap ons zegt en wat wij denken te weten over hoe mensen in elkaar zitten. Je zal die kennis plaatsen binnen psychologische stromingen. Vervolgens ontdek je verschillen tussen mensen door te kijken naar de rol van nature (wat je van nature meekrijgt), nurture (dat wat je aangeleerd krijgt) en zelfbepaling (jouw eigen keuzes).

WAT LEER IK IN DIT THEMA?

Vink aan wat je in de loop van dit thema hebt geleerd.

Ik kan afleiden of een uitspraak over mensen gebaseerd is op mensenkennis of op kennis vanuit de psychologie.

Ik kan motiveren waarom mensenkennis wel nuttig kan zijn maar niet controleerbaar, objectief en te veralgemenen is, zoals wel geldt voor psychologisch onderzoek

Ik kan argumenteren waarom er verschillende stromingen zijn in de psychologie

Ik kan uit opgegeven situaties aanwijzingen halen die verwijzen naar een bepaalde psychologische stroming.

Ik kan mijn sterktes en beperkingen in verband brengen met aanleg (nature) en omgevingsfactoren (nurture)

Ik kan bespreken hoe zelfbepaling een rol speelt in mijn ontwikkeling.

Ik kan tendensen in een samenleving afleiden uit de manier waarop die samenleving omgaat met verschillen tussen mensen.

Ik kan het belang afwegen van inclusie voor een persoon en voor de samenleving.

Ik kan in discussie gaan met anderen over het belang van aanleg en milieu bij bepaalde politieke opvattingen en geloofsopvattingen.

BEGRIPPEN

psychologie – wetenschappelijke methode – objectieve kennis – controleerbaar – psychologische stromingen: psychodynamische stroming, behaviorisme, humanistische psychologie, cognitieve psychologie, systeemtheorie en omgevingspsychologie – nature-nurturedebat: nature en nurture –erfelijkheidsleer – genotype en fenotype – nativisme en empirisme – pedagogisch pessimisme en optimisme – afhankelijke en onafhankelijke variabele – zelfbepaling – stoornis – handicap –neurodiversiteit – diversiteit: integratie, inclusie en exclusie

BREINBREKER

proefversie©VANIN

In dit thema zoek je een antwoord op deze breinbreker:

“Hoe kan de psychologie onze mensenkennis wetenschappelijk onderbouwen of weerleggen?”

FORUM

HOOFDSTUK 1 – PSYCHOLOGIE, MEER DAN MENSENKENNIS

1.1 Mensenkennis versus psychologie

1.2 De wetenschappelijke methode in de psychologie

HOOFDSTUK 2 – VERSCHILLEN TUSSEN MENSEN

2.1 Nature, nurture of toch zelfbepaling?

2.2 Verschillen van elkaar

2.3 Maatschappelijke visie op verschillen tussen mensen

1.3 Stromingen in de psychologie EXIT

1.1

PSYCHOLOGIE, MEER DAN MENSENKENNIS 1

proefversie©VANIN

Mensenkennis versus psychologie

In je omgang met anderen denk je te gemakkelijk dat je hen kent en hun gedrag kunt benoemen en voorspellen. Soms denk je zelfs dat je hun gedrag kunt beïnvloeden, want je bent toch slim genoeg? Psychologen doen eigenlijk hetzelfde, maar zij gebruiken daarvoor een wetenschappelijke methodiek.

1 Vergelijk de beschrijvingen van Jochen, een jongen van 10. Beschrijving A komt van zijn goede vriendin, zijn klasgenote Lucia. In de beschrijvingen B en C lees je het resultaat van twee testen die afgenomen werden door psychologen.

Jochen is wel heel oké hoor. Ik ken hem al van in het tweede leerjaar. Hij is altijd actief en zit nooit stil. Altijd het haantje de voorste van de klas. Sommige leerkrachten storen zich aan zijn onrust, dat nooit stilzitten, van zijn plaats lopen ook als het niet gevraagd wordt, altijd met iets aan het wriemelen. Hoewel ik denk dat hij slim is, haalt hij niet zo’n goede resultaten op toetsen, vooral niet voor wiskunde. Waarschijnlijk kan hij zich niet concentreren. A

Intelligentie- en persoonlijkheidstesten afgenomen door psychologen

De Boomtest van Koch

De testafnemer vraagt de proefpersoon een boom te tekenen met drie essentiële elementen: wortels, stam en kroon. Dr.

Koch heeft op basis van de vormen en lijnen van het ontwerp psychologische profielen opgesteld om de innerlijke toestand van de proefpersoon te begrijpen. Inhoud van het onderbewustzijn, stabiliteit en emotionele gevoeligheid zijn allemaal verborgen achter de tekeningen van de boom, een natuurlijk element dat altijd vol mythologische en totemische betekenissen is geweest. De test kan door deskundigen worden toegepast op iedereen vanaf de leeftijd van 5-6 jaar.

Bron: Curioctopus, Janine van den Haak, 14 augustus 2019

Uit het verslag van de testafname

Wat in de tekening het meest opvalt, is de verandering van tekenwijze van de kroon. De omtrek van de kroon is beverig met streepjes weergegeven. Dat zou volgens Koch erop wijzen dat Jochen prikkelbaar, onzeker en snel afgeleid is. De versmelting van de stambasis met de grondlijn zou je kunnen verklaren, aldus Koch, als een primitieve toestand, zwakke bewustheid en een geringe mogelijkheid tot objectiveren.

Lucia over Jochen B

WISC = Wechsler

Intelligence Scale for Children

De WISC is een van de meest gebruikte, betrouwbare en valide intelligentietesten en geeft een uitgebreid beeld van de cognitieve capaciteiten en de (school)mogelijkheden van kinderen.

Kwalitatieve analyse van de testafname van Jochen Voor je de gegevens interpreteert, moet je rekening houden met de observatie dat de testafname gebeurde op een zonnige vakantiedag en dat Jochen liever buiten in de tuin wilde spelen met zijn neefje. Jochen kon zich daardoor slecht concentreren en maakte zich er snel vanaf. Hij presteert over het algemeen net beneden het gemiddelde met een duidelijke uitschieter naar boven nl. op de subtest ‘ordenen’. De hogere score op de performanceschaal in het algemeen en meer in het bijzonder op de subtest ‘ordenen’ zou te maken hebben met het spelkarakter van het materiaal. Een stripverhaal maken vond Jochen leuk. Daardoor was er een grotere inzet met een goed resultaat als gevolg. De verbale schaal daarentegen deed Jochen denken aan het schoolse gebeuren en aangezien het vakantie was, wilde hij er zo weinig mogelijk mee te maken hebben.

a Wat valt op als je de beschrijvingen vergelijkt?

Beschrijving A

persoonlijk antwoord bv. Lucia gebruikt absolute termen (altijd, nooit); ze kent hem enkel van in schoolse situaties; ze oordeelt (hij is wel oké).

Beschrijving B - C

persoonlijk antwoord bv. De psycholoog beschrijft de situatie waarin de informatie is verzameld om er rekening mee te houden. Hij spreekt in de voorwaardelijke wijze (zou kunnen duiden); de beschrijving is gebaseerd op verschillende ingewonnen

vaststellingen én observaties.

b Markeer in de teksten woorden of zinnen die specifiek zijn voor A en specifiek voor B en C.

2 Een psycholoog verzamelt kennis op een wetenschappelijke manier. Lucia maakt gebruik van mensenkennis die ze verwierf uit gesprekken met verschillende mensen en door Jochen in verschillende situaties te leren kennen. Beantwoord de vragen om te achterhalen wat de overeenkomsten en verschillen zijn tussen mensenkennis en wetenschappelijk verworven kennis.

a Als je een definitie moet geven van wat psychologie is, welke twee elementen moet je er zeker in noteren?

1 Het is een wetenschappelijke methode om kennis te verzamelen.

2 Het gaat om menselijk gedrag.

b Welke elementen van die definitie herken je ook in de mensenkennis die elke mens bezit?

proefversie©VANIN

1 kennis verzamelen

2 over menselijk gedrag

c Waarin zit het verschil met psychologie?

in de aanpak om kennis te verzamelen: via een wetenschappelijke methode

3 Er zijn verschillende manieren om kennis te verzamelen, maar ze zijn niet allemaal objectief of te controleren, en dus ook niet betrouwbaar.

Lees de teksten (A-D) over kennisverwerving en de uitspraken (1-12).

a Plaats de uitspraken bij de juiste tekst.

b Beantwoord de vraag over jouw persoonlijke situatie.

proefversie©VANIN

Je haalt kennis uit geloof en overtuigingen

Iets is waar omdat je het gelooft. Veel van wat je weet is gebaseerd op geloofssystemen of op een overtuiging over iets. Godsdiensten, mythen, politieke en filosofische overtuigingen verklaren de werkelijkheid. Een mogelijk nadeel is dat je enkel geïnteresseerd bent in informatie die je overtuigingen kan versterken en dat je zo belangrijke informatie uit het oog verliest. De belangrijkste ideeën van geloofssystemen worden vaak neergeschreven in boeken zoals de Bijbel, de Koran of de Gesprekken van Confucius. Overtuigingen staan soms in politieke manifesten, bijvoorbeeld over het klimaat, het socialisme, het liberale denken.

a Bijbehorende uitspra(a)k(en):

b Welke geloofsovertuiging neem jij voor waar?

Welke (politiek of ideologische) overtuiging heb jij?

Je aanvaardt de kennis van een autoriteit

Iets is waar omdat een belangrijk of machtig persoon het zegt.

De arts, de politieagent of een bekende tv-presentator zijn voorbeelden van autoriteiten, mensen waarvan je aanneemt dat ze het wel kunnen weten. Soms verwijs je ook graag naar pa of ma, of naar je beste vrienden. Je controleert niet altijd wat ze zeggen. Daarvoor heb je vaak niet de tijd of de middelen. Nochtans gebeurt het geregeld dat ‘autoriteiten’ het niet bij het rechte eind hebben en dat ze soms bewust misleiden. De uitspraken van een autoriteit kunnen trouwens ook evolueren naar een geloofssysteem.

Bijbehorende uitspra(a)k(en):

C 8, 9 5, 10

A B Je weet iets omdat het voor de hand ligt. Iets is waar omdat het redelijk klinkt. Van jongs af aan leer je uit je ervaringen. Zo weet je bijvoorbeeld dat een voorwerp naar beneden en niet naar boven valt. Je hebt namelijk ervaring dat een ding naar beneden valt, dus alle voorwerpen vallen naar beneden. Zo zijn er ook bepaalde dingen die als juist aanvoelen, zonder dat je altijd controleert of ze kloppen. Soms worden die wijsheden verwerkt in spreekwoorden. Dan spreek je van alledaagse kennis.

a Bijbehorende uitspra(a)k(en):

persoonlijk antwoord 1, 2, 4, 6, 7, 12

Wie beschouw jij in je familie- of vriendenkring als een betrouwbare bron van informatie?

persoonlijk antwoord

b Heb jij al eens ervaren dat iets wat je zo vanzelfsprekend vond, toch niet blijkt te kloppen?

persoonlijk antwoord

Je haalt je kennis uit wetenschappelijk onderzoek Iets is waar omdat het wetenschappelijk is vastgesteld. Wetenschappers halen hun vertrouwen in ‘iets is waar’ niet uit hun geloof, van een autoriteit of vanuit hun gezond verstand, maar vanuit de wetenschappelijke methode. De wetenschap reikt hen namelijk een aantal regels aan die ze kunnen volgen om tot kennis te komen. Daardoor heeft hun persoonlijke mening of geloof geen invloed op de resultaten. Wetenschappelijk onderzoek lijkt zo de zekerste weg naar de waarheid te bieden. Toch moeten ook de wetenschappers kritisch bekeken worden. Je zult je steeds moeten afvragen wie het onderzoek financiert en waarom het wordt uitgevoerd.

a Bijbehorende uitspra(a)k(en):

b Heb je over iets zekerheid omdat het gebaseerd is op wetenschappelijk onderzoek?

persoonlijk antwoord

1

Omdat er deze maand toevallig twee vliegtuigen zijn neergestort, neemt onze buurvrouw dit jaar de TGV om naar het zuiden van Frankrijk te reizen.

proefversie©VANIN

3

De virologen zeggen dat het nog te vroeg is om massabijeenkomsten te organiseren. Door het virus dat rondgaat, is het niet veilig genoeg.

Hersenbloedingen en verkeersongevallen kennen jammer genoeg hoge sterftecijfers. In sommige regio's zijn hersenbloedingen vaker de oorzaak van overlijden dan verkeersongevallen. Uit een enquête blijkt echter dat 80 % van de hersenbloedingen bijna twee keer zoveel sterfgevallen veroorzaken als alle verkeersongevallen bij elkaar. Een andere enquête toont dat 80 procent van de ondervraagden het aannemelijk vindt dat sterven bij een verkeersongeval meer voorkomt dan sterven als gevolg van een hersenbloeding. 2 3, 11

5

4

Jonge mannen zullen vaker te hard rijden dan oudere vrouwen.

8

De leerkracht zal het wel weten zeker?

Volgens mijn liberale visie moet je aan iedereen alle vrijheid geven, niets mag die vrijheid in de weg staan.

6

Een atleet die lang en slank is, zal eerder basketbal dan voetbal spelen.

7

Avondrood, mooi weer aan boord, morgenrood, regen in de sloot.

10

Ik volg de visie van mijn geloofsovertuiging dat alle mensen goed zijn.

9

Pa zei aan tafel dat de Chinese aanpak van het milieu de beste is en dat die hier beter ook zou worden gevolgd.

11

Volgens onderzoek van de tabaksindustrie zou vapen niet schadelijk zijn voor de gezondheid, maar het Belgisch onderzoekscentrum Sciensano weerlegt die bewering.

12

Steve is heel teruggetrokken, altijd behulpzaam maar met weinig belangstelling voor mensen. Hij is zachtmoedig en heeft nood aan structuur. Hij is bezeten door details. Steve zal wel geen landbouwer zijn, wel een bibliothecaris.

Good to know

Is ons denken onfeilbaar?

Psychologen zoals de Nobelprijswinnaar Daniël Kahneman (1934-2024) zijn geïnteresseerd in hoe mensen denken.

Kahneman is geboeid door twee herkenbare manieren van denken over dingen die we zien, ervaren en als waar en juist beoordelen.

Dit is de Müller-Lyer-illusie. Welke pijl is het langst, de bovenste of de onderste?

De illusie illustreert twee systemen van denken.

Systeem 1 werkt automatisch en snel, met weinig of geen inspanning en geen gevoel voor controle. Je antwoordt dat de onderste pijl de langste is.

Systeem 2 werkt met bewuste aandacht en is daardoor trager: je doet een mentale inspanning waarbij je soms ingewikkelde berekeningen maakt. Je antwoordt dat de pijlen even lang zijn.

Kahneman leerde uit experimenten dat het meeste van wat we denken en doen zijn oorsprong vindt in systeem 1, maar systeem 2 neemt de zaken over wanneer iets ingewikkeld wordt.

In het dagelijks leven gebruik je beide systemen soms door elkaar. Systeem 2 is onder meer verantwoordelijk voor de controle op je eigen gedrag en zorgt er bijvoorbeeld voor dat je beleefd blijft als je boos wordt.

Herken je dat bij jezelf? Kun je een situatie bedenken waarin je systeem 1 volgde in een discussie?

Bron: Kahneman, D., Ons feilbare denken. Thinking, fast en slow., Amsterdam/Antwerpen: Uitgeverij Business Contact, p. 28-35, 2013

1.2 De wetenschappelijke methode in de psychologie

De bioloog en wetenschapsfilosoof Geerdt Magiels gebruikt in zijn boek Met Freud en Darwin op de sofa (2006) het beeld van de roze olifanten om aan te tonen hoe een wetenschappelijke methode werkt: ‘Eén ervaring kan fantastisch zijn, maar duizend ervaringen zijn beter. Eén iemand die een roze olifant (of een ivoorsnavelspecht) gezien heeft, is goed voor een straf verhaal. Voor je wilt aannemen dat roze olifanten inderdaad bestaan of dat de ivoorsnavelspecht nog niet uitgestorven is, wil je meerdere waarnemingen van verschillende mensen, onder goede omstandigheden en liefst gedocumenteerd met beeld- of geluidsopnamen, afdrukken van sporen of verdroogde uitwerpselen. Het verzamelen van gegevens gebeurt dan best ook in grote hoeveelheden, zodat de bevindingen die erop gebaseerd zijn statistisch significant zijn en niet gebaseerd op toevalstreffers of zinsbegoocheling.’ Dit voorbeeld toont het belang van de wetenschappelijke methode aan. In de wetenschappelijke methode staan data, die zowel kwantitatief als kwalitatief kunnen zijn, centraal.

proefversie©VANIN

Om psychologische gegevens te verzamelen zal je vaak gaan waarnemen en observeren. Wil je hier graag meer over te weten komen? Op iDiddit vind je Hoofdstuk XX: Waarnemen en observen dat je als uitbreiding kunt maken.

1 Bekijk in de tabellen op pp. XX-XX het voorbeeld van hoe je kennis kunt verwerven over stress bij een overhoring.

Wetenschappelijke kennis in de psychologie komt op een andere manier tot stand dan mensenkennis. Bij die laatste krijg je inzicht in iemands motieven op basis van gedrag dat jij waarneemt. Maar wat maakt de psychologie nu precies wetenschappelijk?

proefversie©VANIN

a Vul de drie begrippenparen in op de juiste plaats in de tabellen op pp. XX-XX. Ze bepalen het onderscheid tussen kennis verwerven door mensenkennis enerzijds en wetenschappelijk verworven kennis in de psychologie anderzijds.

subjectief versus objectief niet te controleren versus controleerbaar toevallige ervaringen versus systematisch

b Noteer het nummer van de voorbeeldsituaties op de juiste plek in de tabellen. Maak daarbij gebruik van wat er per kenmerk beschreven staat, zowel bij de manier van werken van een psycholoog als bij het verwerven en gebruiken van onze mensenkennis.

Voorbeeldsituaties

1 Tijdens de klasdiscussie kwam het tot een relletje omdat Max niet geloofde wat ze zei over stress. Hij had andere ervaringen.

2 In haar rapport over stress bij overhoringen gebruikte ze nooit eigen formuleringen, enkel de formuleringen van de proefpersonen.

3 Ze zag dat een medeleerling die ze heel sympathiek vindt helemaal geen stress had en vond dat alle leerlingen geen stress hebben.

4 Ze heeft een ongelooflijk verhaal gehoord bij de jeugdbeweging van iemand die echt koorts had van de zenuwen.

5 De conclusies staan in tijdschriften of worden op wetenschappelijke congressen besproken door anderen die het onderzoek opnieuw doen om te zien of de resultaten wel kloppen.

6 Ze vermijdt de gangbare overtuiging dat leerlingen uit het beroepsonderwijs het meeste stress tonen bij een overhoring.

7 De discussie in de klas kan blijven duren. Iedereen kan zeggen wat hij of zij wil, wie kan het controleren?

8 Zij zal bijvoorbeeld observeren, enquêtes afnemen, interviewen, misschien zelfs een experiment doen.

9 Ze interviewt evenveel jongens als meisjes, zowel uit de doorstroom als uit de dubbele en arbeidsmarktfinaliteit.

10 Na de analyse van de verzamelde informatie, schrijft ze haar besluiten op papier.

11 Ze vertelt wat ze hoorde zeggen tijdens de klasdiscussie over het onderwerp.

12 Ze maakte gebruik van een enquêteformulier waarop de proefpersonen de gegevens moesten aanduiden door zelf een keuze te maken uit de mogelijkheden.

13 Ze heeft een vriendin die enorm zenuwachtig is voor een overhoring en die vooraf vaak naar het toilet moet.

Een klasgenote komt je iets vertellen over stress bij overhoringen.

Een psychologe doet onderzoek naar stress bij overhoringen.

Onze mensenkennis is het gevolg van Het onderzoek verloopt

• Haar informatie heeft ze waarschijnlijk verkregen uit eigen ervaringen of gesprekken met anderen.

voorbeeld nr.:

• Haar informatie kan ook komen ‘van horen zeggen.’ Zonder dat ze weet over welke leeftijd het gaat, of uit welk milieu de ervaring komt.

voorbeeld nr.:

Een klasgenote komt je iets vertellen over stress bij overhoringen.

Onze mensenkennis is altijd

• Haar verhaal kan sterk beïnvloed worden door haar persoonlijke ervaring.

voorbeeld nr.:

• Haar informatie komt volledig overeen met wat een klasgenoot in de discussie daarover vertelde.

voorbeeld nr.:

voorbeeld nr.: subjectief objectief toevallige ervaringen

• In een eerste fase maakt de psychologe gebruik van wetenschappelijke methoden om informatie te verzamelen.

voorbeeld nr.:

• Ze houdt daarbij o.a. rekening met de leeftijd van de personen, het soort onderwijs dat ze volgen, het gezin waaruit ze komen …

voorbeeld nr.:

• Uiteraard kunnen niet alle Vlaamse jongeren in het onderzoek worden betrokken. Daarom werkt ze met een steekproef. Dat wil zeggen dat ze een deel van de doelgroep selecteert dat er ongeveer uitziet als de totale bevolking.

voorbeeld nr.:

• Op basis van die ruime informatie zal ze conclusies trekken.

voorbeeld nr.:

proefversie©VANIN

Een psychologe doet onderzoek naar stress bij overhoringen.

. De psychologe gaat te werk.

• Tijdens haar onderzoek laat ze zich niet (mis)leiden door eventuele vooroordelen of persoonlijke ervaringen of ideologieën.

voorbeeld nr.:

• Ze gebruikt een instrument dat haar toelaat objectief te blijven.

voorbeeld nr.:

• In elke fase van haar onderzoek zal ze proberen zo objectief mogelijk te zijn.

Een klasgenote komt je iets vertellen over stress bij overhoringen.

Een psychologe doet onderzoek naar stress bij overhoringen.

Onze mensenkennis is niet altijd Haar onderzoek is .

• Wat de klasgenote zegt, is gebaseerd op feiten die voorbij zijn en die niemand anders heeft gezien of gehoord.

voorbeeld nr.:

• Niemand kan zeggen wie uiteindelijk gelijk heeft.

te controleren 1 7 5 controleerbaar

voorbeeld nr.:

proefversie©VANIN

• In elk stadium kunnen collegawetenschappers nagaan of de bevindingen wel kloppen met de realiteit en met de bevindingen van anderen over het onderwerp.

voorbeeld nr.:

VIP

De Duitse fysioloog, filosoof en psycholoog Wilhelm Wundt (1832-1920) wordt beschouwd als ‘de vader van de psychologie’. Waarom? In 1874 schreef hij het boek Grundzüge der Physiologischene, dat voor het eerst de wetenschappelijke psychologie beschreef. Hij was de eerste die aan de universiteit van Leipzig in 1879 een laboratorium uitbouwde voor experimentele psychologie. Via de wetenschappelijke methode zocht hij manieren om de menselijke ervaringen grondig te bestuderen, te meten en te categoriseren. Op basis van zijn kennis als fysioloog, deed hij experimenten om bijvoorbeeld de reactietijden te meten, na te gaan hoelang het duurt voordat ons organisme een reactie op een stimulus toont. Als eerste ontdekte hij de relatie tussen bepaalde delen van de hersenen en het menselijk gedrag. Hij kwam tot de vaststelling dat bepaalde psychische stoornissen een oorzaak hebben in een specifiek deel van de hersenen.

Wil je meer weten, bekijk dan het filmpje over Wundts bijdrage aan de ontwikkeling van de psychologie.

1 Psychologie

Psychologie gebruikt de wetenschappelijke methode om kennis te verzamelen over het gedrag en de mentale processen van individuen.

Het woord psychologie is samengesteld uit de Griekse woorden:

proefversie©VANIN

- ψυχο- (psycho-), betekent ‘ziel’ of ‘mentale activiteit’.

- λογία (-logia), betekent ‘studie’ of ‘wetenschap’.

Wetenschappelijke methode

Wetenschap is het systematisch verzamelen en ordenen van menselijke kennis door gebruik te maken van algemeen erkende methodes, met de bedoeling tot objectieve kennis te komen. Wetenschappelijk onderzoek is controleerbaar

2 Mensenkennis

Mensenkennis gaat over inzicht hebben in de motieven en beweegredenen van iemand.

Je beoordeelt iemand vaak op basis van gedrag dat je waarneemt.

Als je nieuwe buur je niet groet op straat, denk je misschien: Dat ziet er geen vriendelijke man uit.

1.3 Stromingen in de psychologie

Sinds Wilhelm Wundt in 1879 omwille van zijn aanpak het startsein gaf aan de psychologie als een wetenschappelijke studie van het menselijk gedrag en zijn mentale processen, zijn veel wetenschappers aan de slag gegaan. Elke tijd had een eigen kijk op het menselijke gedrag. Zo ontstonden verschillende psychologische stromingen.

1 In de ontwikkeling van de psychologie zijn er een aantal stromingen ontstaan. Agora 4 beperkt zich tot deze zes stromingen: de psychodynamische stroming, de behavioristische stroming, de humanistische stroming, de cognitieve stroming, de systeemtheorie en de omgevingspsychologie.

Het ontstaan van nieuwe stromingen gebeurde:

• dikwijls als een reactie op een vorige stroming,

• soms als een combinatie van eerdere stromingen.

a Noteer in de tabel de naam van de stromingen die je dit jaar bestudeert en zoek op het internet voor elke stroming het antwoord op deze vragen:

1→ Rond welke tijd werden de eerste teksten over de stroming gepubliceerd? Wat was het begin van de stroming?

2→ Wat is een bekende naam binnen de stroming?

Stroming

psychodynamische stroming cognitivisme

systeemtheorie behaviorisme humanistische stroming

omgevingspsychologie

1: Begin

eind 19e/begin 20e eeuw

begin 19e eeuw

1954

eigenlijk al in jaren 30, vooral impact jaren 70

jaren 50

eind 20e/begin 21e eeuw

2: Bekende naam

Freud, Mahler, Klein

proefversie©VANIN

Pavlov, Skinner

Rogers, Maslow

Piaget, Vygotsky en Chomsky

Bateson, von Bertalanffy

Roszak

b Noteer de namen van de psychologische stromingen in volgorde van ontstaan. 2 1

behavioristische stroming humanistische stroming

cognitivistische stroming

systeemtheorie

psychodynamische stroming

omgevingspsychologie

2 Elke stroming heeft een eigen manier van kijken naar de mens en de ontwikkeling van mensen.

a Noteer in kolom 3 van de tabel op de volgende pagina bij elke stroming de best passende uitspraak.

b Markeer in de uitspraken die elementen die je doen besluiten over welke stroming het gaat.

proefversie©VANIN

1

Rami is opgegroeid met een hond in huis.

‘Goed zo, Rami, wat een brave hond hebben wij’, lachten zijn ouders die hem rustig lieten wennen aan en spelen met de hond. Rami is nu 18 en gaat met een nieuwe hond naar de hondenschool. Het klikt tussen Rami en Stuf, een prachtige dalmatiër.

2

3

Ma zegt dat Sofia een onverklaarbare angst heeft voor honden. Als baby begon ze ineens zonder aanleiding hard te huilen toen hun hond – een grote labrador – haar likjes gaf. Ze hebben de hond moeten wegdoen, het huilen begon telkens als ze de hond zag. Sofia herinnert zich dat moment niet, ze was nog te jong. Maar de schrik voor honden heeft ze er wel aan overgehouden.

Stef moet en zal een hond hebben. Zijn pa ziet het niet zitten, hij kent Stef. Een sloddervos die meer aan zichzelf dan aan een ander denkt. Maar goed, als hij toch per se een hond wil, dan moet hij er zelf maar voor zorgen. Wanneer zijn vrienden na de vakantie bij Stef op bezoek komen, herkennen ze hem niet. Een pietje-precies op zijn kamer, maar ook in de tuin die hij zo heeft ingericht dat de hond het er naar zijn zin heeft. Had pa dat maar vroeger geweten, dan hadden ze al veel eerder een hond gehad.

5

‘Niet te doen in het gezin van Billie! Ik ga daar niet graag op bezoek. Er is die drukte, altijd kabaal om niets, ze lopen elkaar daar voor de voeten. Met z’n vijven wonen ze in een appartement met twee slaapkamers. De drie zonen slapen op één kamer en moeten daar hun huiswerk maken, op de tablet teksten opzoeken en de luide spelletjes van elkaar verdragen. Er is ook een hond, veel te groot voor zo’n kleine ruimte. Loebas loopt altijd in de weg en blaft de boel overhoop. Dat mijn vriend Billie geen goede resultaten haalt en makkelijk ruziet met velen, kan ik best verklaren hoor.’

Het is opmerkelijk dat veel islamitische gezinnen geen honden hebben. ‘Klopt,’ zegt Laila, ‘in het denken binnen de islam zijn honden onrein. Onze sociale contacten zullen dus niet belast worden met honden. Enkel herders en jagers mogen honden hebben. Dus daarom ga je mij nooit met een hond aan de leiband zien, hoe graag ik het ook zou willen. Ik volg wat mijn omgeving daarover zegt.’ 4

Sofia weet ook wel dat haar schrik ‘overdreven’ is. Ze heeft geleerd rustig te blijven als ze al joggend een hond in de verte ziet. Ze wil tonen aan de hond dat ze eigenlijk ‘de baas’ is, want ze las ergens dat honden willen weten of iets of iemand een bedreiging voor hen betekent. Door rustig te ademen (al lopend dan nog) weet ze dat ze haar emoties, haar angsten kan bedwingen. Dat wil wel lukken, ervaart ze. Gedaan met paniekerig rechtsomkeer maken als ze in de verte een hond ziet.

Stroming

psychodynamische stroming

Denken over de mens Uitspraak

Je levensgeschiedenis speelt een grote rol in hoe je denkt en handelt. Voornamelijk wat in het onderbewuste is verdrongen omwille van o.m. angsten of pijnlijke ervaringen, blijft toch een invloed hebben op je emoties en op je denken en handelen.

behaviorisme Alle gedrag (= behavior) is aangeleerd. Je wordt geboren met een blanco blad. Je gedrag wordt aangeleerd door de omgeving die er op een bepaalde manier op reageert.

humanistische psychologie

cognitieve psychologie

Elke mens heeft de behoefte om te groeien en zich te ontwikkelen. Zo is de mens zelf verantwoordelijk voor zijn gedrag.

De mens is een actief en creatief wezen. Mensen zijn informatieverwerkers, niet enkel wat kennis betreft, maar ook motivatie (waarom doet iemand iets), emoties, geheugen. Als mens ontwikkel je en leer je je hele leven lang.

systeemtheorie De mens wordt bekeken in relatie met zijn sociale omgeving, zijn sociaal systeem. Kenmerken van een persoon moeten niet gezien worden als uniek, maar als een kenmerk van de persoon in een bepaalde sociale context. De relatie tussen de persoon en zijn sociale omgeving staat centraal.

omgevingspsychologie Zoals in de systeemtheorie moet je de mens altijd zien in zijn omgeving. De omgevingspsychologie benadrukt ook het belang van de materiële omgeving, de leefomgeving. De mens leeft in een ecologisch systeem dat invloed op hem heeft.

Eind 19e eeuw maakte een nieuwe wetenschap zich los van de filosofie, die tot dan de enige wetenschap was die nadacht over hoe mensen denken en voelen en waarom ze dat zo doen. Zoals in de opkomende natuurwetenschappen (o.m. fysica, chemie) begonnen wetenschappers vanaf 1876 (zie VIP-kader over Wundt p. XX) via wetenschappelijk opgezette experimenten en proeven bepaalde aspecten van het menselijk gedrag te onderzoeken. Niet enkel denken over mensen maar ook steeds meer weten over mensen was het doel van de opkomende psychologie. Maar tijden veranderden en het denken over mensen en over de samenleving veranderde mee. Dat gaf aanleiding tot opeenvolgende stromingen in de psychologie. Elke nieuwe stroming was een reactie op een vorige en speelde in op nieuwe manieren van denken over de mens en de samenleving. Wel werden ideeën uit een vroegere stroming opgenomen en anders vertaald. Soms ging het ook wel over nieuwe ‘modes’ of over vragen uit de samenleving over hoe je mensen het best kon inzetten in een wisselend economisch denken en in nieuwe productiesystemen.

Zo had de industrie bij de opkomst van de massaproductie van goederen bekwame uitvoerders nodig. Vandaar de onderzoeksvraag: hoe ga je hen het best laten produceren? De hypothese was: door hen goed te laten onthouden wat zij moeten doen. Daarvoor moest er meer kennis zijn over hoe het geheugen werkt om het te kunnen vormen of trainen – een onderzoeksthema vanuit de gedragspsychologie (behaviorisme).

Vandaag is er nog weinig onderzoek naar het geheugen; in het onderwijs wordt minder aandacht besteed aan geheugentraining. Meer aandacht gaat naar het bedenken van oplossingen en manieren waarop je kunt samenwerken.

Conclusie: een stroming is nooit ‘af’, nooit definitief. Zij is vaak de start voor een nieuwe stroming, als reactie of vanuit een anders denken over de mensen. Een stroming heeft een geschiedenis. Een stroming kent een bepaald beeld over de mens.

Een keuze uit het toenemende aantal stromingen

Je bekijkt zes stromingen.

1→ De psychodynamische stroming

Citaat: ‘Een mens wordt gestuurd door aangeboren driften en lusten.’ (Sigmund Freud)

Uitgangspunt: je levensgeschiedenis speelt een grote rol in hoe je denkt en handelt.

Voornamelijk wat in het onderbewuste is verdrongen omwille van o.m. angsten of pijnlijke ervaringen, blijft toch een invloed hebben op je emoties en op je denken en handelen.

2→ Het behaviorisme

Citaat: ‘Het denken van mensen is een zwarte doos, we kunnen er niets van weten. Enkel ons waarneembaar gedrag kunnen we kennen.’ (Burrhus Frederic Skinner)

Uitgangspunt: alle gedrag (= behavior) is aangeleerd. Je wordt geboren met een blanco blad. Je gedrag wordt aangeleerd door de omgeving die er op een bepaalde manier op reageert.

3→ De humanistische psychologie

Citaat: ‘Wanneer ik naar de wereld kijk, ben ik pessimistisch. Maar wanneer ik naar mensen kijk, ben ik optimistisch.’ (Carl Rogers)

Uitgangspunt: elke mens heeft de behoefte om te groeien en zich te ontwikkelen. Zo is de mens zelf verantwoordelijk voor zijn gedrag.

4→ De cognitieve psychologie

De cognitieve psychologie is in de jaren 50 ontstaan, gelijktijdig met de kunstmatige intelligentie en de computerwetenschappen.

Uitgangspunt: de mens is een actief en creatief wezen. Mensen zijn informatieverwerkers, niet enkel wat kennis betreft, maar ook motivatie (waarom doet iemand iets), emoties, geheugen. Als mens ontwikkel je en leer je je hele leven lang.

5→ De systeemtheorie

Citaat: ‘Een leider moet begrijpen dat het systeem is samengesteld uit mensen, niet louter machines, activiteiten of organigrammen.’ (William Edwards Deming)

Uitgangspunt: de mens wordt bekeken in relatie met zijn sociale omgeving, zijn sociaal systeem. Kenmerken van een persoon moeten niet gezien worden als uniek, maar als een kenmerk van de persoon in een bepaalde sociale context. De relatie tussen de persoon en zijn sociale omgeving staat centraal.

6→ De omgevingspsychologie

Omgevingspsychologie bestudeert de uitwisselingen tussen mensen en de fysieke omgeving.

Uitgangspunt: zoals in de systeemtheorie moet je de mens altijd zien in zijn omgeving. De omgevingspsychologie benadrukt ook het belang van de materiële omgeving, de leefomgeving. De mens leeft in een ecologisch systeem dat invloed op hem heeft.

EUREKA!

proefversie©VANIN

Wat denk je nu over de breinbreker aan het begin van dit thema?

“Hoe kan de psychologie onze mensenkennis wetenschappelijk onderbouwen of weerleggen?”

Forum

Ga na met welke wetenschappelijke methodes je de volgende kennis over je klasgenoten kunt verzamelen. Motiveer jouw keuze.

Onderzoeksvraag Methode

Wat motiveert je klasgenoten om goede punten te behalen voor het vak gedragswetenschappen?

Welke elementen dragen bij tot een leuke klassfeer?

Hoeveel leerlingen maken gebruik van het openbaar vervoer om naar school te komen?

Test jezelf

Ga naar om de vragen te beantwoorden.

persoonlijk antwoord bv. Het afnemen van een interview, met deze methode wordt er meer diepte-informatie verzameld. persoonlijk antwoord bv. het uitvoeren van een klasobservatie

persoonlijk antwoord bv. het afnemen van een enquête

1 Geef in de situaties aan of je te maken hebt met het gebruik van mensenkennis of van wetenschappelijke kennis vanuit de psychologie.

2 Bekijk de twee situaties. Vanuit welke stroming in de psychologie kijkt men naar de situaties?

VERSCHILLEN TUSSEN MENSEN 2

proefversie©VANIN

2.1

Nature, nurture of toch zelfbepaling?

Wat maakt ons tot wie we zijn? Dat is een vraagstuk waar de mens zich al eeuwenlang mee bezighoudt. Is het vooral ons DNA, het erfelijk materiaal dat we hebben meegekregen van onze ouders, dat ons bepaalt? Of is het toch eerder het milieu waarin we opgroeien: onze omgeving, onze (op)voeding, onderwijs ...? En in welke mate spelen onze eigen keuzes een rol? Spoiler-alert: het antwoord is complex.

2.1.1 Het nature-nurturedebat

In Agora 3 maakte je reeds kennis met het nature-nurturedebat. Je gaat hier nu dieper op in. In het nature-nurturedebat wordt de discussie gevoerd of individuele verschillen voornamelijk verklaard kunnen worden door genen of door invloeden van de omgeving. Grote filosofen kozen een kant in de discussie waarin elk een standpunt verdedigt.

1 Aangeboren of verworven?

a Benoem twee eigenschappen van jezelf die volgens jou aangeboren zijn.

b Benoem twee eigenschappen van jezelf die je volgens jou gekregen hebt via je opvoeding.

c Bespreek klassikaal de indeling die ieder heeft gemaakt. Ben je het met de indeling van je klasgenoten eens? Waarom (niet)?

2 Lees de informatie in het VIP-kader en voer vervolgens de opdrachten uit.

VIP

René Descartes (1596-1650) is een Franse filosoof van het begin van de 17e eeuw. Hij was een rationalist. Dat wil zeggen dat hij ervan overtuigd was dat ons verstand de basis van kennis is en dus tot stand komt onafhankelijk van zintuiglijke waarneming. Hij geloofde dat kennis bij geboorte in aanleg aanwezig is. Hij is bekend van de uitspraak Ik denk dus ik ben (Cogito ergo sum) Hij is dus een voorstander van het nativisme.

John Locke (1632-1704) is een Engelse filosoof van de 17e eeuw. Hij was een empirist: hij meende dat kennis tot stand komt via de zintuiglijke waarneming. Volgens hem is het verstand van de mens bij de geboorte een onbeschreven blad (tabula rasa). Om tot kennis te komen is zintuiglijke waarneming en reflectie daarop nodig. Hij is een voorstander van het empirisme.

a Vul de zin aan.

Nativisme komt overeen met het -perspectief. Empirisme komt overeen met het -perspectief.

b Duid de kenmerken die horen bij nativisme aan met blauw en de kenmerken die horen bij empirisme met groen.

Verdedigt het standpunt dat bepaalde kennis aangeboren is.

Beweert dat alle kennis tot stand komt op basis van ervaring.

Gaat ervan uit dat menselijk gedrag wordt bepaald door genetische eigenschappen.

Nativisme Rationalisme

Volgens de filosoof Jean-Jacques Rousseau zijn mensen van nature goed maar bederft de beschaving hen, omdat die hen onderdrukt en hen in conventies en rollen duwt.

Daardoor wordt de mens volgens hem onecht, hebzuchtig en ijdel.

1 Het nature-nurturedebat in de psychologie

Empirisme

Beweert dat alle kennis aangeleerd moet worden.

Gelooft dat mensen geboren worden met de mogelijkheid om prikkels waar te nemen en dat het leren maar een kleine rol speelt bij de ontwikkeling in wat wij waarnemen.

Zegt dat ons gedrag wordt gevormd door onze ervaringen binnen een cultuur.

Plato (427 v.C.-347 v.C.) stelde dat onze ziel al kennis bevat voor hij in ons lichaam terechtkomt.

De discussie over de verklaring van verschillen tussen mensen – in uiterlijk, persoonlijkheid, mentale en intellectuele capaciteiten enzovoort – noem je het nature-nurturedebat.

→ Nature staat voor alles wat je via je genetische materiaal – je DNA – hebt meegekregen van je ouders. Het wordt ook wel je aanleg genoemd.

→ Nurture verwijst dan weer naar alles wat van buitenaf een invloed op je uitoefent: omstandigheden en ervaringen, opvoeding, levensstijl en milieufactoren.

De aanhangers van het nature-standpunt verklaren individuele verschillen voornamelijk vanuit erfelijke factoren. De aanhangers van het nurture-standpunt wijten de verschillen aan het (opvoedings)milieu.

2 Het nature-nurturedebat in de genetica

Erfelijkheidsleer of genetica speelt een belangrijke rol in het nature-nurturedebat.

Erfelijkheidsleer is de studie die zich bezighoudt met verschijnselen van erfelijkheid, met het verband tussen de eigenschappen van een organisme en die van zijn voorouders en nakomelingen. Genotype en fenotype zijn begrippen uit de erfelijkheidsleer:

proefversie©VANIN

→ Genotype verwijst naar de predisposities (geschiktheden, voorbestemdheid) die vastliggen in de genen. Een bepaalde eigenschap staat in het DNA van een organisme beschreven.

→ Fenotype verwijst naar hoe het organisme er daadwerkelijk uitziet doordat bepaalde predisposities onder invloed van omgevingsfactoren anders tot uiting komen.

3 Het nature-nurturedebat in de filosofie

In de filosofie werd de nature-nurturediscussie oorspronkelijk gevoerd vanuit de vraag hoe het komt dat mensen kennis opdoen. Die vraag lag aan de basis van de strijd tussen nativisme en empirisme. Twee grote namen van die strekkingen zijn respectievelijk Descartes en Locke.

→ Locke sluit met zijn nativistische mensvisie aan bij het nature-standpunt.

—Het nativisme stelt dat aangeboren eigenschappen zich autonoom ontwikkelen.

—Er wordt hier gesproken van pedagogisch pessimisme, want wat kun je immers nog aan jezelf veranderen als je mogelijkheden en eigenschappen al vastliggen bij je geboorte?

→ Descartes heeft eerder een empiristische mensvisie en sluit zo aan bij het nurturestandpunt.

—Het empirisme stelt dat kennis en gedrag aangeleerd worden door ervaringen. Je wordt geboren als een onbeschreven blad (tabula rasa) en opvoeding en vorming hebben een grote invloed op jouw persoonlijkheid. Je kunt ‘gekneed’ worden tot wat je maar wilt. Hier is er dan ook sprake van pedagogisch optimisme

2.1.2 De interactie tussen nature en nurture

Het nature-nurturedebat kent een woelige geschiedenis. Pas in de loop van de tweede helft van de vorige eeuw werd het idee dat beide factoren een rol spelen algemener aanvaard. Daarvoor was het lange tijd een of-of verhaal. Nu heerst het besef dat het een en-en verhaal is.

3 Aan de nurture-kant vind je bijvoorbeeld het marxisme met de overtuiging dat iedere mens in principe gelijk is en dat verschillen tussen mensen het gevolg zijn van economische, sociale en politieke factoren. Zo ontstond het geloof in de maakbare mens en de maakbare maatschappij.

Verklaar de volgende uitspraak van Karl Marx:

Vermits de mens door de omstandigheden gemaakt wordt, moeten wij de omstandigheden menselijk maken.

4 Aan de andere kant van het spectrum – bij de nature-benadering – vind je het nazisme: verschillen tussen mensen en rassen zijn aangeboren. De superioriteit van het ene ras boven het andere is volgens het nazisme dus iets natuurlijks. Het politieke beleid ging hiervan uit: om een sterke maatschappij op te bouwen, moet alles wat ‘inferieur’ is, geëlimineerd worden.

Ga op zoek naar manieren waarop (onder meer) het nazisme de maatschappij probeerde te ‘zuiveren’ van ‘inferieure’ mensen.

Sterilisatiewetten: mensen met een verstandelijke of fysieke beperking, psychiatrische patiënten en bepaalde etnische minderheden werden verplicht gesteriliseerd, zodat ze zich niet konden voortplanten en hun genetisch materiaal niet zouden doorgeven.

Vernietigingskampen: hele bevolkingsgroepen, Joden, maar ook Roma of mensen met een afwijkende seksuele voorkeur werden massaal gedood.

proefversie©VANIN

5 Na de Tweede Wereldoorlog werden wetenschappers heel voorzichtig als het erom ging kenmerken van mensen aan biologische factoren te wijten. De slinger sloeg dus weer door naar de nurture-kant. Waarom is dat niet zo gek?

Men had gezien welke gevolgen een heel strikt nature-standpunt kon hebben: uitroeiing van hele bevolkingsgroepen. Zeggen dat een mens bepaald wordt door biologische factoren deed meteen denken aan hoe de nazi’s redeneerden en werd dus al snel met argwaan bekeken.

6 Ook aan de nurture-kant zijn er schrijnende dingen gebeurd. Lees het verhaal van David Reimer en beantwoord de vragen.

David Reimer werd geboren als jongen in het jaar 1965, als deel van een tweeling. Bij zijn geboorte heette hij Bruce. Toen hij acht maanden oud was, werden hij en zijn broer besneden, maar er liep iets mis en zijn penis raakte verbrand. Enkele maanden later kregen zijn ouders het advies van psycholoog John Money (John Hopkins University) om Bruce als een meisje op te voeden, met behulp van chirurgische en hormonale ingrepen en psychologische begeleiding. Gendertypisch gedrag kon je volgens hem aanmoedigen of afremmen. Zo werd Bruce voortaan Brenda.

a Hoe is Davids verhaal afgelopen?

Money schilderde dit experiment af als een groot succes, maar niets was minder waar. Brenda (Bruce) was ongelukkig en had zich altijd een jongen gevoeld. Toen hij in zijn puberteit vernam van zijn ouders wat er gebeurd was, ging hij vanaf dan terug als man door het leven onder de naam David. In 1997 kwam hij met zijn verhaal naar buiten. David trouwde en werd stiefvader, maar bleef het heel moeilijk hebben. Na de zelfdoding van zijn broer in 2002 stapte ook hij in 2004 uit het leven.

b Hoe is dit een goed voorbeeld van een (te) ver doorgedreven nurture-benadering?

John Money was ervan overtuigd dat gendergedrag volledig werd bepaald door de omgeving. Een kind kon dus gevormd worden tot wat je wilde. Hij beschouwde het kind als een onbeschreven blad.

c Wat kun je uit dit tragisch mislukte experiment afleiden over genderidentiteit?

Dat er een belangrijke biologische component is die de genderidentiteit bepaalt.

proefversie©VANIN

7 Als je een kant kiest (óf nature óf nurture) zit je vast in een erg reductionistische manier van redeneren: je herleidt een complex verschijnsel als het menselijk gedrag of de persoonlijkheid tot één oorzaak. Uit dagelijkse ervaring blijkt dat het niet zo eenvoudig is. Neem bijvoorbeeld overgewicht. Er zijn mensen die denken dat iemand met overgewicht vast ongezond eet en niet genoeg beweegt. Maar klopt dat wel?

Nee, niet noodzakelijk. Er zijn mensen met een ongezondere levensstijl die jarenlang op hetzelfde gewicht blijven. Mogelijk is hun lichaam (hart, lever…) niet in een goede conditie, maar ze kennen geen gewichtstoename. Anderzijds zijn er ook mensen die gezond en evenwichtig eten en voldoende lichaamsbeweging nemen, en die toch nog overgewicht hebben. Dat leert dat er zowel een milieucomponent is (de voeding) als een genetische component (de aanleg om gemakkelijk aan te komen).

8 Welke kenmerken worden bepaald door nature, welke door nurture en bij welke kenmerken spelen zowel nature als nurture een rol? Vul het diagram aan.

1 sproeten

5 depressie 2 haarlengte 6 natuurlijke haarkleur 3 moedertaal 7 lichaamsgewicht 4 de kleur van je ogen 8 downsyndroom

9 bloedgroep 10 openheid 11 lichaamslengte

Nature Nurture

9 Ga naar iDiddit. Lees het tekstfragment en los de bijbehorende vragen op.

10 Vul het schema in door het analyseren van het tekstfragment over nature-nurture en onze persoonlijkheid.

In Agora 3 leerde je over persoonlijkheid: een uniek en stabiel patroon van psychologische kenmerken en gedragskenmerken waardoor de ene mens zich van de andere onderscheidt.

Persoonlijkheid bestaat uit verschillende componenten zoals temperament en karakter, maar ook intelligentie, gender/geslacht en geheugen. Al die componenten komen tot stand vanuit een samenspel tussen nature- en nurturefactoren.

Je temperament bijvoorbeeld, hangt af van de gevoeligheid voor bepaalde neurotransmitters, maar wordt ook bepaald door de socialisatie-ervaringen tijdens je leven.

Intelligentie heeft een sterke genetische component, maar zonder stimulans uit de omgeving (bijvoorbeeld door middel van onderwijs) komt je volledige potentieel waarschijnlijk niet tot ontwikkeling.

Nature-factoren:

Nurture-factoren:

gevoeligheid voor neurotransmitters aanleg socialisatie-ervaringen stimulans van de omgeving

Nurture-factoren:

11 Lees kenniskader 2.2 hieronder. Breng de onderstaande voorbeelden in verband met de verhoudingen tussen erfelijkheid en omgeving.

a Leerkrachten kunnen zich tegenover verstandelijk erg begaafde jongeren anders gaan gedragen dan tegenover minder begaafde jongeren.

Reactieve samenhang: de leerkrachten gedragen zich anders (nurture) tegenover kinderen afhankelijk van hoe begaafd ze zijn (nature). Hoe er wordt omgegaan met die kinderen (nurture) heeft dan weer een verdere invloed op hoe hun begaafdheid (nature) verder ontwikkelt.

b Anje is van nature nieuwsgierig. Elke woensdagnamiddag vind je haar in de bibliotheek.

Actieve samenhang: Anje is nieuwsgierig (nature) en zoekt daarom bibliotheken op (nurture). De keuze van Anje om veel tijd in de bib door te brengen (nurture) versterkt dan weer haar nieuwsgierige aard (nature).

c De ouders van Roel zijn allebei beroepsmuzikant. De kans is groot dat Roel over een aantal erfelijk bepaalde mogelijkheden beschikt. Bovendien wordt hij in een muzikaal milieu opgevoed.

Positieve samenhang: Roel heeft mogelijk aanleg voor muziek (nature) en wordt er ook meer aan blootgesteld en in gestimuleerd (nurture). De omgeving waarin Roel opgroeit (een muzikale familie) wordt echter mee bepaald door de muzikale aanleg (nature) van hemzelf en zijn ouders.

proefversie©VANIN

Vandaag gaan wetenschappers ervan uit dat ervaringen en invloeden uit je omgeving een effect hebben op de werking van je genen. Maar dat anderzijds je genen ook bepalen welk effect je omgeving op je heeft. Ze onderscheiden drie mogelijke verhoudingen in de samenhang tussen erfelijkheid en milieu/omgeving.

1→ Een positieve samenhang: zowel in het erfelijk materiaal van het kind als in zijn milieu zitten elementen die de ontwikkeling een bepaalde richting doen uitgaan; beide elementen ondersteunen eenzelfde richting.

2→ Een reactieve samenhang: de omgeving kan anders reageren op kinderen met een verschillende erfelijke aanleg. Die andere reactie zal de persoonlijkheidsontwikkeling beïnvloeden en een bepaald kenmerk versterken.

3→ Een actieve samenhang: in functie van zijn erfelijke aanleg zal het kind een passend milieu opzoeken of opbouwen. Tegelijk beïnvloedt die ‘gekozen’ omgeving op zijn beurt weer de verdere ontwikkeling van de aanleg.

2.1.3 Afhankelijke en onafhankelijke variabelen

Erfelijke en omgevingsfactoren staan in interactie met elkaar, blijkt uit voorgaande opdrachten. Maar hoe weet je eigenlijk welk aandeel bepaald wordt door erfelijkheid en welk aandeel door de omgeving? Op een wetenschappelijke manier de invloed van factoren onderzoeken is hiervoor belangrijk.

12 Lees het artikel en los de bijbehorende vragen op.

Studeren lukt niet beter met muziek (maar ook niet slechter)

Naar muziek luisteren terwijl je studeert, heeft geen invloed op je prestaties.

Wetenschappers lieten 199 vrouwen en mannen een lijst met Duitse woorden (hun moedertaal) uit het hoofd leren. Een derde van hen deed dat in stilte, een ander derde kreeg instrumentale muziek - klassieke muziek, maar ook soundtracks uit films - te horen via een koptelefoon, de laatste groep hoorde Duitstalige hits (van punk tot rock en hiphop). De muziek was zo uitgekozen dat ze gelinkt was met positieve emoties. Onmiddellijk daarna moesten ze zoveel mogelijk woorden neerschrijven. De test werd vier keer herhaald. Om ook het langetermijngeheugen te testen, moesten de proefpersonen tien minuten later opnieuw opschrijven wat ze nog wisten, vervolgens een halfuur later en een laatste keer twee weken later.

Alle groepen presteerden nagenoeg even goed op de geheugentests. Er was geen significant verschil tussen de groepen die muziek te horen kregen en de controlegroep. Blijkbaar kunnen we ons tijdens het studeren heel goed afsluiten van achtergrondmuziek, besluiten de onderzoekers. De studie van Lutz Jäncke en collega’s verscheen in het vakblad Behavioral and Brain Functions

Naar: EOS Wetenschap

a Een hypothese is een voorspelling die wordt getest door onderzoek. Welke hypothese wilden de onderzoekers onderzoeken?

Muziek luisteren heeft een invloed op je studeerprestaties.

b Beschrijf het experiment schematisch.

woordenlijst uit het hoofd leren

• groep A: in stilte

• groep B: instrumentale muziek

• groep C: muziek in moedertaal

test: onmiddellijk zoveel mogelijk woorden neerschrijven

 4 x herhalen

c Markeer de conclusie van het onderzoek in de tekst.

13 Lees kenniskader 2.3 onderaan over afhankelijke en onfhankelijke variabelen en beantwoord onderstaande vragen. Vertrek van de onderzoeksvraag: zorgen suikerhoudende dranken voor een toename in lichaamsgewicht?'

a De afhankelijke variabele in de onderzoeksvraag is . De onafhankelijke variabele is

het lichaamsgewicht het drinken van suikerhoudende dranken

proefversie©VANIN

b Schrap wat niet past: De onafhankelijke variabele in de onderzoeksvraag is een erfelijkheidsfactor/omgevingsfactor.

c Welke onafhankelijke variabele(n) moet je onder controle houden om zeker te zijn dat je enkel de invloed van suikerhoudende dranken op lichaamsgewicht meet?

Onafhankelijke variabelen die te maken hebben met erfelijkheidsfactoren, zoals de aanleg om gemakkelijk bij te komen.

Afhankelijke en onafhankelijke variabelen

Bij een wetenschappelijk experiment naar bijvoorbeeld lichaamsgewicht onderzoek je het effect van één factor op een andere factor.

De factor waarvan je wilt weten of die invloed heeft op een andere factor, noem je in het experiment de onafhankelijke variabele. Als die variabele invloed heeft, verwacht je dat, als je er iets aan verandert, je ook een verandering zult zien in de andere factor. De factor waarvan je verwacht dat die zal veranderen onder invloed van de onafhankelijke variabele noem je de afhankelijke variabele

In opdracht 13 hierboven is het kenmerk (bijvoorbeeld lichaamsgewicht) de afhankelijke variabele. In het experiment zul je dus de onafhankelijke variabele waarvan je de invloed wilt onderzoeken veranderen. Vervolgens ga je kijken of er ook een verandering te meten is in de afhankelijke variabele. Als je de invloed van één onafhankelijke variabele wilt weten, dan moet je zeker zijn dat andere onafhankelijke variabelen hetzelfde blijven. Anders kun je niet weten of je werkelijk de invloed van de onafhankelijke variabele meet die je wilt onderzoeken.

In de nature-nurturediscussie is een bepaald kenmerk van mensen de afhankelijke variabele en erfelijkheids- en omgevingsfactoren zijn de onafhankelijke variabelen

14 Lees opnieuw het artikel van opdracht 12 (p. XX). Bespreek de onafhankelijke en afhankelijke variabelen die in het tekstfragment aan bod komen.

Good to know

proefversie©VANIN

Tweelingenonderzoek

De invloed bepalen van erfelijkheid en omgeving is geen gemakkelijke opdracht. Zeker omdat je intussen weet dat ze bij de meeste kenmerken allebei een rol spelen.

Gelukkig kent de natuur een heel bijzonder fenomeen: tweelingen.

Tweelingen spelen een belangrijke rol in het onderzoek naar de invloed van erfelijkheid en omgeving op menselijke eigenschappen en aandoeningen.

Eeneiige tweelingen zijn voor ongeveer 100 % gelijk in hun genetisch materiaal. Ook hebben ze op veel vlakken een zeer gelijkaardige omgeving. Normaal gesproken groeien ze op in hetzelfde gezin, in dezelfde buurt.

Twee-eiige tweelingen delen gemiddeld 50 % van hun genetisch materiaal, maar kennen evenveel gelijkenissen in hun omgeving. Het enige verschil tussen eeneiige en twee-eiige tweelingen is dus die 50 % genetische (nature) invloed.

Wanneer een eeneiig tweelingpaar meer op elkaar lijkt met betrekking tot een bepaald kenmerk, kun je daar dus uit afleiden dat erfelijkheid bij dat kenmerk een grotere rol speelt.

Bij vrijwel alle menselijke kenmerken – variërend van gewicht, lengte, persoonlijkheid en IQ tot leefgewoonten, psychische stoornissen en ziekte – speelt erfelijke aanleg een rol. Eeneiige tweelingen hebben een identiek DNA-profiel en door hen te vergelijken met twee-eiige tweelingen en ‘gewone’ broers en zussen kunnen onderzoekers de invloed van genetische aanleg en de omgeving op opgroeiende kinderen van elkaar onderscheiden.

2.1.4 De rol van zelfbepaling

Omwille van de invloed van zowel nature als nurture wordt onze ontwikkeling deels bepaald door onze aanleg en omgevingsfactoren. Dat bepaal je niet zelf. Wil dat dan zeggen dat je helemaal geen vat hebt op je eigen ontwikkeling?

15 Welke keuzes heb je zelf gemaakt die een invloed hebben op je ontwikkeling? persoonlijk antwoord

16 In Agora 3 leerde je over de zindelijkheidstraining van een peuter.

a Hoe spelen de principes van nature-nurture een rol in de zindelijkheidstraining van een peuter?

De peuter moet er fysiek klaar voor zijn = nature. Er moet stimulans van de omgeving zijn, de omgeving is bezig met het stimuleren van zindelijkheidstraining = nurture.

proefversie©VANIN

b Naast kunnen en begrijpen is er nog een derde randvoorwaarde om te starten met zindelijkheidstraining. Leg uit.

De peuter moet het willen. De peuter moet de wil hebben om mee te werken en los van de omgevingsstimulans kan de peuter hier eigen keuzes in maken.

Zelfbepaling

Beide standpunten in het nature-nurturedebat hebben gemeenschappelijk dat er geen ruimte is voor vrije wil. Alles wordt bepaald door het complexe samenspel van erfelijke en omgevingsfactoren. Er is echter een factor die je wel zelf in de hand hebt: zelfbepaling. Zelfbepaling heeft te maken met de persoonlijke vrijheid van de mens om eigen levensdoelen en keuzes te realiseren.

Good to know

Fixed vs. growth mindset

Je krijgt in de wiskundeles de volgende tweedegraadsvergelijking: 2x² + 5x - 3 = 0.

Wat is jouw eerste reactie?

Als jouw eerste reactie is: help, tweedegraadsvergelijkingen zullen mij nooit lukken! Dan heb je eerder een fixed mindset

Is jouw reactie eerder: hmm, dit kan ik nog niet, maar misschien kan ik het leren? Dan sluit jouw denkpatroon eerder aan bij een growth mindset.

Bij een fixed mindset geloof je dat verandering niet mogelijk is. Dat sluit dan ook aan bij het naturestandpunt. Bij een growth mindset sta je stil bij de neuroplasticiteit van je brein. Net als een spier kan je brein immers sterker worden als je het meer gebruikt. De rol van de omgeving (nature) en je wilskracht (zelfbepaling) spelen daar dan weer een rol in.

2.2 Verschillen van elkaar

Er zijn heel veel verschillen tussen mensen. Nature, nurture en zelfbepaling spelen hier een rol in. Die interactie zorgt voor jouw unieke zelf.

2.2.1 Handicap en beperking

We komen allemaal ter wereld met een set aan mogelijkheden en beperkingen. Je zou kunnen zeggen dat je een genetisch potentieel meekrijgt dat onder invloed van omgevingsfactoren meer of minder tot ontwikkeling komt. Eerder in dit hoofdstuk heb je dat aanleg genoemd.

Als iemand veel aanleg heeft voor iets, dan wordt vaak gezegd dat het een talent is. Daartegenover staat dat genetische aanleg en omgevingsfactoren ook beperkingen voor individuen met zich mee kunnen brengen.

1 Welke verschillen tussen mensen komen in je op?

a Maak per twee een lijst van twaalf verschillen tussen mensen. Zoek er vier per ontwikkelingsdomein: fysiek, cognitief en socio-emotioneel.

b Verzamel de verschillen klassikaal en breng ze onder in categorieën.

2 In onze maatschappij staan waarden centraal die voor heel wat mensen een struikelblok kunnen zijn om zich volwaardig te kunnen ontplooien, omdat die waarden eisen stellen waaraan ze niet kunnen voldoen.

a Bestudeer aandachtig de bron. Welke gangbare maatschappelijke waarde staat er centraal?

b Hoe kan de waarde een struikelblok zijn voor sommige mensen?

Centrale waardeStruikelblok?

nadruk op prestatie

proefversie©VANIN

nadruk op perfectie/ schoonheid

Het tekstfragment legt de nadruk op productiviteit en geeft aan dat wie wil meedraaien, zo productief mogelijk moet zijn.

Wie niet voldoet aan de gangbare schoonheidsidealen, wordt als afwijkend voorgesteld of kan dit zo ervaren. Je moet er ‘iets’ aan doen.

taboe op ziekte, dood en verval

Vaak wordt er niet over dood gaan gepraat en wordt dit nog ‘doodgezwegen’.

3 Analyseer de definitie van het woord ‘handicap’ zoals door het VAPH ( Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap) omschreven.

Elk langdurig en belangrijk participatieprobleem van een persoon dat te wijten is aan het samenspel tussen functiestoornissen van mentale, psychische, lichamelijke of zintuiglijke aard, beperkingen bij het uitvoeren van activiteiten en persoonlijke en externe factoren.

a Wat wordt bedoeld met 'een participatieprobleem'?

Problemen die iemand heeft met deelname aan het maatschappelijk leven. Wat een 'participatieprobleem' is, kan ook afhangen van leeftijd of omgevingsfactoren. Het betekent dat je niet kunt deelnemen aan zaken die normaal zijn voor je leeftijd of die verwacht worden van jou gezien je leeftijdsfase en de context waarin je je bevindt.

b Geef enkele voorbeelden van participatie.

naar school gaan, een hobby beoefenen, mensen ontmoeten, werken, relaties aangaan …

c Wat bedoelt VAPH met ‘langdurig en belangrijk’?

langdurig: chronisch of definitief belangrijk: nood aan bijzondere ondersteuning, bijzondere omkadering

d Waarom denk je dat langdurig en belangrijk aan de definitie zijn toegevoegd?

Omdat je anders ook al zou spreken van een handicap bij bijvoorbeeld een gebroken voet, of bij iets kleiners waar je gemakkelijk (praktisch en financieel) zelf een oplossing voor vindt.

e Een handicap is te wijten aan een samenspel tussen verschillende factoren. Welke?

- functiestoornissen van mentale, psychische, lichamelijke of zintuiglijke aard - beperkingen bij het uitvoeren van activiteiten

- persoonlijke en externe factoren

proefversie©VANIN

4 Kun je in de volgende gevallen spreken van een handicap? Geef aan de hand van de definitie aan waarom wel of niet.

a Je bent bijziend en hebt een bril nodig.

Nee, de stoornis is aan te pakken (met een bril) waardoor die weinig storend wordt.

b Je hebt een ongeval gehad en je moet verschillende operaties ondergaan om de breuken te herstellen.

Nee, het probleem stelt zich slechts tijdelijk.

c Je bent geboren met het syndroom van Down.

Ja, de aangeboren afwijking is permanent en vraagt vaak bijzondere ondersteuning (bijvoorbeeld aangepast onderwijs en begeleid wonen).

d Door een ongeval heb je een hersenletsel opgelopen waardoor je geregeld ernstige epilepsieaanvallen hebt.

Ja, mogelijk wel. Als de aandoening blijvend is en je daardoor bijvoorbeeld niet op de gewone arbeidsmarkt terecht kunt of bijvoorbeeld ‘s nachts bewaking nodig hebt.

5 Zoals je hebt gezien bij de definitie van handicap, moet er een ernstige impact zijn op de participatiemogelijkheden van de persoon, langdurig, op verschillende terreinen in het leven. Is dat niet zo, maar is er wel een ‘last’, dan spreek je eerder van een stoornis.

a Doe een zoekactie via Google op ‘stoornis’ of ‘stoornissen’. Wat merk je?

proefversie©VANIN

b Welke definitie van psychische stoornis vind je op Wikipedia?

De meeste resultaten gaan over psychische stoornissen. ‘Een aandoening die wordt gekenmerkt door afwijkende ervaringen en gedrag’.

c Geef een aantal voorbeelden van psychische stoornissen.

depressie, eetstoornis, dwangstoornis, PTSS, angststoornis, ontwikkelingsstoornissen (ASS, ADHD ...)

d Leerstoornissen zijn ook mentale stoornissen. Geef enkele voorbeelden van leerstoornissen.

dyslexie, dyscalculie, dyspraxie, dysorthografie …

6 Tot slot zijn er verschillen die niet omschreven worden als handicap of stoornis. Ze hebben te maken met de capaciteiten/beperkingen die je hebt meegekregen (nature) in interactie met de omstandigheden waarin je leeft of de gebeurtenissen die je in je leven hebt meegemaakt (nurture).

a In het derde jaar heb je in twee hoofdstukken geleerd over de persoonlijkheid, persoonlijkheidseigenschappen en heb je die ook onderzocht aan de hand van reflectieinstrumenten. Herinner je je nog eigenschappen die je toen hebt gevonden?

b Benoem enkele van die verschillen.

persoonlijk antwoord bv. geduldig, humoristisch,empatisch, avontuurlijk, sociaal … verschillen in intelligentie, emotionele gevoeligheid, creativiteit, extraversie, impulsiviteit …

Handicap en beperking

Verschillen tussen mensen kunnen zich uiten op verschillende vlakken:

Emotionele vaardigheden: hebben te maken met inzicht en omgaan met de eigen gevoelens en die van anderen. Het gaat over het uiten, ontwikkelen en reguleren van emoties.

proefversie©VANIN

Cognitieve vaardigheden: hebben te maken met het verwerken van informatie. Dat gaat over aandacht, geheugen, oriëntatie, taal …

Sociale vaardigheden: zijn nodig bij contacten met anderen. Het gaat hier over luisteren, feedback geven, je mening geven, grenzen trekken, opkomen voor jezelf, omgaan met kritiek …

Soms zijn verschillen vervelend, wanneer een eigenschap te zeer afwijkt van ‘de norm’: heel mager zijn of net een grotere maat hebben, weinig haar op je hoofd hebben, heel verlegen zijn, een lage intelligentie hebben, geregeld opvliegend reageren, sociale clues niet begrijpen …

Afhankelijk vanuit welk perspectief je kijkt, worden er andere begrippen gebruikt:

Stoornis: wanneer er sprake is van een afwijking of verlies van functie of anatomische eigenschappen van het lichaam.

Door een ongeval ben je verlamd.

Beperking: door een stoornis kan een persoon belemmerd worden in het uitvoeren van activiteiten. In zo’n geval spreek je van een beperking. Een beperking slaat op iedere vermindering of onmogelijkheid tot een normale activiteit als gevolg van een stoornis.

Door een verlamming ben je niet meer in staat om jezelf zelfstandig te verplaatsen.

Handicap: het VAPH (Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap) omschrijft een handicap als volgt: ‘Elk langdurig en belangrijk participatieprobleem van een persoon dat te wijten is aan het samenspel tussen functiestoornissen van mentale, psychische, lichamelijke of zintuiglijke aard, beperkingen bij het uitvoeren van activiteiten en persoonlijke en externe factoren.’

Participatie gaat over iemands deelname aan het maatschappelijk leven. Als iemand participatieproblemen heeft als gevolg van stoornissen en beperkingen, zegt men dat die persoon een handicap heeft. Al dan niet een handicap hebben, is dus afhankelijk van de omgeving.

Doordat de school niet aangepast is aan het gebruik van een rolstoel, heb je een handicap.

Uit de definitie van handicap van het VAPH blijkt dat niet elke stoornis of beperking een handicap hoeft te zijn. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat je er daardoor geen moeite mee hebt. Zelfs eigenschappen die niet omschreven worden als een stoornis, kunnen het moeilijk maken om goed te functioneren in de maatschappij.

7 Je zoomt in op verschillen tussen mensen met betrekking tot het mentale: onze emotionele, cognitieve en sociale vaardigheden. Wat zijn:

a emotionele vaardigheden?

Inzicht in en omgaan met je eigen gevoelens en die van anderen. Dat gaat over het uiten, ontwikkelen en reguleren van emoties.

b cognitieve vaardigheden?

Vaardigheden die te maken hebben met het verwerken van informatie. Dat gaat over aandacht, geheugen, oriëntatie, taal …

c sociale vaardigheden?

Deze vaardigheden zijn nodig bij contacten met anderen: luisteren, feedback geven, je mening geven, grenzen kunnen trekken, opkomen voor jezelf, omgaan met kritiek.

8 Op elk van die terreinen kun je moeilijkheden hebben. Die kunnen verschillende gradaties aannemen.

a Aan welke psychische of mentale moeilijkheden denk je?

proefversie©VANIN

b Ga terug naar de definitie van handicap en beperking in kenniskader 2.5 (p. XX). Zijn er volgens jou moeilijkheden die je hierboven beschreven hebt die je een handicap zou kunnen noemen?

persoonlijk antwoord bv. depressie, dementie, dyslexie, ASS … persoonlijk antwoord

c Zoek enkele verstandelijke handicaps op die een het gevolg zijn van een genetische oorzaak.

syndroom van Down, fragiele X-syndroom, syndroom van Turner, Rett syndroom

d Op welke andere manieren kan een verstandelijke handicap nog ontstaan?

door een ongeluk (NAH), door zuurstoftekort bij de geboorte, door schadelijke invloeden tijdens de zwangerschap, door drug- of alcoholmisbruik, door een hersenbloeding

Good to know

Aangeboren, erfelijk of genetisch?

Je kunt geboren worden met een aandoening, afwijking of stoornis. Men zegt dan dat die aandoening, afwijking of stoornis aangeboren is. Soms is dat al snel na de geboorte duidelijk. Soms blijkt dat pas later in het leven. Soms weten dokters precies wat de oorzaak is. Soms is er iets mis gegaan tijdens de groei van het kind in de buik van de moeder. Soms is de aangeboren ziekte erfelijk.

Je kunt een genetisch ‘defect’ overerven van je ouders. Dan spreek je van een erfelijke aandoening. Je ouders hebben de aandoening zelf of ze zijn drager (dan worden ze zelf niet ziek maar kunnen ze het defecte gen wel doorgeven).

Een voorbeeld hiervan is mucoviscidose, een aandoening waardoor je taaie slijmen ontwikkelt, met als gevolg verstoppingen van onder meer de luchtwegen en het maagdarmstelsel. Als beide ouders drager zijn en beiden het defecte gen doorgeven aan hun kind, ontwikkelt het kind de ziekte. (Opgelet: mucoviscidose veroorzaakt geen verstandelijke handicap.)

Sommige aandoeningen zijn het gevolg van een chromosoomafwijking of de afwijking van één enkel gen. De afwijking is dan niet overgeërfd van de ouders maar het gevolg van een fout bij de meiose. Ze is dus wel aangeboren en genetisch, maar niet erfelijk.

Een genetische oorzaak van een verstandelijke beperking is vaak een spontane mutatie. Een dergelijke afwijking komt dus in de betreffende familie niet voor en kan alleen worden doorgegeven als de aangedane persoon zelf kinderen zou krijgen.

Een voorbeeld van een chromosomale afwijking (met tot gevolg een verstandelijke beperking) is het syndroom van Down. Mensen met dit syndroom hebben drie in plaats van twee exemplaren van het chromosoom 21 (trisomie 21). Gevolgen zijn de typische gelaatstrekken en verschillende mogelijke medische problemen (bijvoorbeeld hartaandoeningen) en een verstandelijke beperking.

proefversie©VANIN

2.2.2 Neurodiversiteit

Wijk ik af van de norm of is de norm misschien niet de juiste norm? Iets wat mensen met een anderswerkend brein zich meer en meer beginnen af te vragen.

10 Lees het tekstfragment over neurodiversiteit en los de bijbehorende vragen op.

proefversie©VANIN

Neurodiversiteit

Neurodiversiteit wordt omschreven als ‘variaties in het menselijke brein met betrekking tot sociaal gedrag, leren, aandacht, stemming en andere mentale functies’.

De term wordt toegeschreven aan de Australische sociologe Judy Singer (1953) en geraakte meer in gebruik sinds het einde van de twintigste eeuw. Er wordt gesproken over neurotypische en neuro-atypische mensen.

Mensen die aandacht vragen voor neurodiversiteit, hopen dat men anders gaat kijken naar mensen met een ‘anderswerkend’ brein. Ze stellen dat het gaat om een andere manier van ‘in de wereld zijn’. Men vertrekt vanuit het idee dat ‘anders zijn’ niet per se problematisch hoeft te zijn. In plaats daarvan vragen ze een neutrale benadering die meer oog heeft voor de voordelen van mensen die anders denken: mensen die anders denken komen op andere ideeën en kijken anders naar de zaken. Als we allemaal op dezelfde manier denken, hoe zouden we dan ooit iets nieuws uitvinden of nieuwe oplossingen vinden voor problemen?

Oorspronkelijk werd de term neurodiversiteit vooral gebruikt wanneer men sprak over autisme. Intussen is de term uitgebreid naar onder meer leerstoornissen en ADHD.

Critici merken op dat de meer neutrale benadering vergeet dat er mensen zijn die toch ernstige problemen en beperkingen ondervinden van hun ‘andere brein’. Toch ontkennen de voorvechters niet dat het neurologische verschil voor last en zelfs een handicap kan zorgen. Maar ze vragen om het niet alleen als een probleem te zien, maar ook als een verrijking en een opportuniteit. De maatschappij moet inzien dat andersdenkenden iets unieks te bieden hebben, iets wat neurotypische mensen wellicht niet kunnen bieden. Bovendien ontstaan sommige problemen ook net doordat die neuro-atypisch mensen leven in, en zich dus moeten aanpassen aan een neurotypische wereld.

a Waar vindt de term ‘neurodiversiteit’ zijn oorsprong?

De term werd geïntroduceerd om aan te geven dat er niet 1 juiste manier is waarop de hersenen kunnen functioneren.

b Leg het begrip neurodiversiteit uit in eigen woorden.

persoonlijk antwoord

proefversie©VANIN

c Hoe zal iemand met een neurodiverse bril autisme benaderen?

Het is een meerwaarde dat mensen met autisme op een andere manier denken, want zo komen er nieuwe oplossingen en uitvindingen. Het is een sterkte, een opportuniteit.

11 Bespreek de onderstaande afbeelding in het kader van het idee van neurodiversiteit.

a Wat wordt er met deze afbeelding bedoeld, denk je?

Dat er mensen met verschillend werkende breinen zijn is een opportuniteit: het biedt een kans op nieuwe ideeën, andere oplossingen.

b Wat vind jij van deze benadering van mentale verschillen?

persoonlijk antwoord

Neurodiversiteit

Neurodiversiteit betekent dat het brein van individuen verschillend is en er dus verschillende manieren zijn van denken, leren, waarnemen en interpreteren van de werkelijkheid.

Voortvloeiend uit dat begrip wordt er een onderscheid gemaakt tussen neurotypisch en neurodivergent denken.

Neurotypisch denken

Denken op een manier die de samenleving als ‘normaal’ beschouwt.

Neurodivergent denken

Denken op een manier die afwijkt van de dominante maatschappelijke normen.

2.3

Maatschappelijke visie op verschillen tussen mensen

Je stelde vast dat verschillen tussen mensen soms vormen kunnen aannemen die het de persoon moeilijk maken om te functioneren op één of meerdere terreinen in het leven. Kunnen we als samenleving hier een antwoord op bieden? En hoe kan dat antwoord er dan uitzien?

2.3.1 Van exclusie naar inclusie

Het verleden leert ons dat wie anders was er vaak niet bij hoorde of meetelde in de maatschappij. Geleidelijk aan wordt er met een andere bril gekeken naar mensen die ‘anders’ zijn.

1 Leg in eigen woorden uit wat de begrippen voor jou betekenen. Illustreer aan de hand van een persoonlijk voorbeeld.

Uitleg

persoonlijk antwoord

Voorbeeld diversiteit exclusie inclusie integratie

persoonlijk antwoord

proefversie©VANIN

persoonlijk antwoord

persoonlijk antwoord

persoonlijk antwoord

persoonlijk antwoord

persoonlijk antwoord

persoonlijk antwoord

2 Een maatschappij die kiest voor inclusie …

a Welke positie neemt die maatschappij in het nature-nurturedebat in?

Zo'n maatschappij gaat uit van de interactie tussen nature en nurture.

b Licht je antwoord toe.

Men probeert mensen met verschillende mogelijkheden (door nature en/of nurturefactoren) aangepaste ondersteuningskansen te bieden (nurture) zodat ze kunnen deelnemen aan de maatschappij.

Diversiteit en inclusie

Diversiteit gaat over een mix aan verschillen. Die verschillen kunnen op allerlei vlakken liggen: religie, culturele achtergrond, leeftijd, seksuele voorkeur, fysieke, mentale en intellectuele capaciteiten, socioeconomische status en ga zo nog maar even door.

Integratie betekent dat personen mee kunnen doen als ze zich voldoende kunnen aanpassen. Dat houdt in dat de maatschappij of organisatie waarin de persoon integreert zichzelf weinig aanpast aan die persoon.

Een ander woord voor inclusie is 'insluiting'. Het betekent dat achtergestelde groepen (bijvoorbeeld personen met een handicap) meedoen en erbij horen. Beide kanten doen een inspanning om dat mogelijk te maken. Inclusie gaat dus een stapje verder dan integratie: ook de maatschappij of organisatie doet grondige aanpassingen om iedereen op een evenwaardige manier deel te laten nemen.

Exclusie betekent uitsluiting. Bepaalde mensen kunnen dan niet of niet volledig deelnemen of deel uitmaken van een samenleving of organisatie.

Een inclusieve samenleving is dus een samenleving waarin iedereen meetelt en iedereen volwaardig kan participeren en waarin dat ook actief mogelijk wordt gemaakt door de samenleving. Die participatie kan plaatsvinden op verschillende terreinen: op vlak van school, werk, maar ook qua sport, sociale contacten en activiteiten.

proefversie©VANIN

2.3.2 Een concrete toepassing: inclusief onderwijs

Onze maatschappij probeert zich meer en meer te vormen naar een inclusieve samenleving die rekening houdt met ieders verschillen en die volwaardig participeren hoog in het vaandel draagt. Een concreet voorbeeld is de tendens naar inclusief onderwijs. Wil je hier graag meer over te weten komen? Maak dan de online uitbreiding op iDiddit.

EUREKA!

proefversie©VANIN

Wat denk je nu over de breinbreker aan het begin van dit thema?

“Hoe

kan de psychologie onze mensenkennis wetenschappelijk onderbouwen of weerleggen?”

Forum

Bekijk de tekeningen van de bekende personen en bespreek de vragen klassikaal.

1 Zoek meer info op over het leven van deze bekende personen.

2 Welke omgevingsfactoren en persoonlijkheidskenmerken hebben ertoe bijgedragen dat ze hun aanleg konden ontwikkelen?

3 Ken jij een persoon die vanwege diens zelfbepaling bekend is geworden ondanks minder gunstige omgevingsfactoren en/of persoonlijkheidskenmerken?

Test jezelf

Ga naar om de vragen te beantwoorden.

1 Leg uit hoe nature-nurture en zelfbepaling interageren met elkaar in de situatie.

2 Leg de begrippen fenotype en genotype uit aan de hand van een zelfgekozen voorbeeld.

3 De muziekleraar van Emma uit Test jezelf 1 wil nagaan welk effect haar lessen hebben op de prestaties van Emma. Ze zet een wetenschappelijk experiment op. Wat zijn hier de afhankelijke en onafhankelijke variabelen?

4 Leg uit: een beperking is niet noodzakelijk een handicap.

5 Leg de begrippen integratie, exclusie en inclusie uit aan de hand van een tekening.

Stephen Hawking Zendaya

SYNTHESE

Psychologie

proefversie©VANIN

Psychologie gebruikt de wetenschappelijke methode om kennis te verzamelen over het gedrag en de mentale processen van individuen.

Het woord psychologie is samengesteld uit de Griekse woorden:

- ψυχο- (psycho-), betekent ‘ziel’ of ‘mentale activiteit’.

- λογία (-logy), betekent ‘studie’ of ‘wetenschap’.

Wetenschap in de psychologie

Wetenschap is het systematisch verzamelen en ordenen van menselijke kennis door gebruik te maken van algemeen erkende methodes, met de bedoeling tot objectieve kennis te komen. Wetenschappelijk onderzoek is controleerbaar

Mensenkennis

Mensenkennis gaat over inzicht hebben in de motieven en beweegredenen van iemand. Je beoordeelt iemand vaak op basis van gedrag dat je waarneemt.

Bijvoorbeeld als je nieuwe buur je niet groet op straat, denk je misschien: Dat ziet er geen vriendelijke man uit

De opkomst van wetenschappen: stromingen in de psychologie

Eind 19e eeuw maakte een nieuwe wetenschap zich los van de filosofie, die tot dan de enige wetenschap was die nadacht over hoe mensen denken en voelen en waarom ze dat zo doen.

Zoals in de opkomende natuurwetenschappen (o.m. fysica, chemie) begonnen wetenschappers vanaf 1876 via wetenschappelijk opgezette experimenten en proeven bepaalde aspecten van het menselijk gedrag te onderzoeken. Niet enkel denken over mensen maar ook steeds meer weten over mensen was het doel van de opkomende psychologie.

Stromingen

Tijden veranderen en het denken over mensen en over de samenleving veranderde mee.

Dat gaf aanleiding tot opeenvolgende stromingen in de psychologie. Elke nieuwe stroming was een reactie op een vorige en speelde in op nieuwe manieren van denken over de mens en de samenleving. Wel werden ideeën uit een vroegere stroming opgenomen en anders vertaald.

Soms ging het ook wel over nieuwe ‘modes’ of over vragen uit de samenleving over hoe je mensen het best kon inzetten in een wisselend economisch denken en nieuwe productiesystemen.

Conclusie: een stroming is nooit ‘af’, nooit definitief. Zij is vaak de start voor een nieuwe stroming, als reactie of vanuit een anders denken over de mensen.

Een stroming heeft een geschiedenis. Een stroming kent een bepaald beeld over de mens.

Een keuze uit het toenemend aantal stromingen

1→ De psychodynamische stroming

Uitgangspunt: je levensgeschiedenis speelt een grote rol in hoe je denkt en handelt. Voornamelijk wat in het onderbewuste is verdrongen omwille van o.m. angsten of pijnlijke ervaringen, blijft toch een invloed hebben op je emoties en op je denken en handelen.

2→ Het behaviorisme

Uitgangspunt: al je gedrag (= behavior) is aangeleerd. Je wordt geboren met een blanco blad. Je gedrag wordt aangeleerd door de omgeving die op een bepaalde manier reageert op je gedrag.

3→ De humanistische psychologie

Uitgangspunt: elke mens heeft de behoefte om te groeien en zich te ontwikkelen. Zo is de mens zelf verantwoordelijk voor zijn gedrag.

proefversie©VANIN

4→ De cognitieve psychologie

Uitgangspunt: de mens is een actief en creatief wezen. Mensen zijn informatieverwerkers, niet enkel wat kennis betreft, maar ook motivatie (waarom doet iemand iets), emoties, geheugen. Als mens ontwikkel je en leer je je hele leven lang.

5→ De systeemtheorie

Uitgangspunt: de mens wordt bekeken in relatie met zijn sociale omgeving, zijn sociaal systeem. Kenmerken van een persoon moeten niet gezien worden als uniek, maar als een kenmerk van de persoon in een bepaalde sociale context. De relatie tussen de persoon en zijn sociale omgeving staat centraal.

6→ De omgevingspsychologie

Uitgangspunt: zoals in de systeemtheorie moet je de mens altijd zien in zijn omgeving. De omgevingspsychologie benadrukt ook het belang van de materiële omgeving, de leefomgeving.

De mens leeft in een ecologisch systeem dat invloed op hem heeft.

Nature – nurture - zelfbepaling

De discussie over de verklaring van verschillen tussen mensen – in uiterlijk, persoonlijkheid, mentale en intellectuele capaciteiten enzovoort – noem je het nature-nurturedebat.

Nature staat voor alles wat je via je genetisch materiaal – je DNA – hebt meegekregen van je ouders. Het wordt ook wel je erfelijke aanleg genoemd.

Nurture verwijst dan weer naar alles wat van buitenaf een invloed op je uitoefent, omstandigheden en ervaringen, opvoeding, levensstijl en milieufactoren.

Je onderscheidt drie mogelijke verhoudingen in de samenhang tussen erfelijkheid en milieu/omgeving.

1→ Een positieve samenhang

2→ Een reactieve samenhang

3→ Een actieve samenhang

Beide standpunten in het nature-nurturedebat hebben gemeenschappelijk dat er geen ruimte is voor vrije wil. Alles wordt bepaald door het complexe samenspel van erfelijke en omgevingsfactoren. Zelfbepaling is een derde begrip in de discussie. Zelfbepaling heeft te maken met de persoonlijke vrijheid van de mens om eigen levensdoelen en keuzes te realiseren.

Afhankelijke en onafhankelijke variabelen

De factor waarvan je wilt weten of die invloed heeft op een andere factor noem je de onafhankelijke variabele. Als die variabele invloed heeft, verwacht je dat, als je er iets aan verandert, je ook een verandering zult zien in de andere factor.

De factor waarvan je verwacht dat die zal veranderen onder invloed van de onafhankelijke variabele noem je de afhankelijke variabele

Handicap en beperking

Afhankelijk vanuit welk perspectief je kijkt, worden er andere begrippen gebruikt: Stoornis: wanneer er sprake is van een afwijking of verlies van functie of anatomische eigenschappen van het lichaam.

proefversie©VANIN

Beperking: door een stoornis kan een persoon belemmerd worden in het uitvoeren van activiteiten. Een beperking slaat op iedere vermindering of onmogelijkheid tot een normale activiteit als gevolg van een stoornis.

Handicap: het VAPH (Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap) omschrijft een handicap als volgt: ‘Elk langdurig en belangrijk participatieprobleem van een persoon dat te wijten is aan het samenspel tussen functiestoornissen van mentale, psychische, lichamelijke of zintuiglijke aard, beperkingen bij het uitvoeren van activiteiten en persoonlijke en externe factoren.’

Neurodiversiteit

Neurodiversiteit betekent dat het brein van individuen verschillend is en er dus verschillende manieren zijn van denken, leren, waarnemen en interpreteren van de werkelijkheid.

Maatschappelijke visie op verschillen tussen mensen

Exclusie: uitsluiting. Bepaalde mensen kunnen niet of onvolledig deelnemen aan of deel uitmaken van de samenleving

Integratie: wie anders is kan meedoen, mits voldoende aanpassing.

Inclusie: iedereen kan meedoen en erbij horen. Beide kanten leveren inspanningen om dat mogelijk te maken.

Bordschema

mensenkennis: subjectief niet te controleren toevallige ervaringen

Mensenkennis vs wetenschap

proefversie©VANIN

nature: genetisch materiaal nativisme pedagogisch pessimisme

rol erfelijkheidsleer: genotype fenotype !

uitkomst: verschillen van elkaar talenten handicap beperking psychische verschillen mentale verschillen

wetenschap: objectief controleerbaar systematisch

psychologie = een wetenschap

verschillende stromingen: behaviorisme psychodynamische humanisme cognitivisme systeemtheorie omgevingspsychologie

Wat maakt ons tot wie we zijn?

nurture: invloed van buitenaf empirisme pedagogisch optimisme

zelfbepaling: eigen keuzes

afhankelijke vs onafhankelijke variabele

definitie VAPH participatieprobleem oorzaak: samenspel, functiestoornissen

beperking participatieprobleem !

maatschappelijke visie op diversiteit: exclusie integratie inclusie

proefversie©VANIN

THEMA

2

proefversie©VANIN

ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE

NTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE

proefversie©VANIN

In Agora 3 leerde je al over de ontwikkeling van de baby, peuter, kleuter en het lagereschoolkind. In die fasen ontwikkel je fysiek, cognitief en sociaal-emotioneel. In dit thema sta je stil bij nieuwe belangrijke mijlpalen in die ontwikkelingsdomeinen. Nu word je misschien vaak ‘puber’ genoemd, maar wat typeert de puberteit? In de ontwikkelingspsychologie noem je die periode ‘de adolescentie’. Adolescentie is afgeleid van het Latijnse ‘adolescere’ en betekent ‘de persoon die zich in het proces van volwassen worden bevindt’. Na de adolescentie kondigt de fase van volwassenheid zich immers aan. Een fase die bestaat uit drie periodes: vroege volwassenheid, midden volwassenheid en late volwassenheid.

WAT LEER IK IN DIT THEMA?

Vink aan wat je in de loop van dit thema hebt geleerd.

Ik kan linken leggen met eerder opgedane kennis rond leren, groeien en rijpen.

Ik kan belangrijke mijlpalen van de fysieke ontwikkeling aangeven voor de adolescent en volwassene.

Ik kan belangrijke mijlpalen van de cognitieve ontwikkeling aangeven voor de adolescent en volwassene.

Ik kan belangrijke mijlpalen van de socio-emotionele ontwikkeling aangeven voor de adolescent en volwassene.

Ik kan de verschillende fasen van de morele ontwikkeling analyseren.

BEGRIPPEN

ontwikkelingsdomeinen: fysieke ontwikkeling, cognitieve ontwikkeling, socio-emotionele ontwikkeling – adolescentie: vroeg-adolescentie, midden-adolescentie, laat-adolescentie – puberteit –geslachtskenmerken – body image – hypothetisch-deductief denken – combinatorisch denken –puberbrein – ontwikkelingstaken – emancipatieproces – volwassenheid: biologische volwassenheid, juridische volwassenheid, maatschappelijke volwassenheid – postformeel denken – dementie –persoonlijkheidsontwikkeling – ontwikkelingstaken – morele ontwikkeling: premorele niveau, preconventionele niveau, conventionele niveau, postconventionele niveau

WAAROVER GAAT DIT THEMA?

BREINBREKER

proefversie©VANIN

In dit thema zoek je een antwoord op deze breinbreker:

“Welke mijlpalen typeren de adolescentie en volwassenheid?”

FORUM

HOOFDSTUK 3 – DE ADOLESCENT

3.1 Ze noemen mij adolescent

3.2 Fysieke ontwikkeling

3.3 Cognitieve ontwikkeling

HOOFDSTUK 4 – DE

VOLWASSENE

4.1 Volwassenheid: een begrip met verschillende benaderingen

4.2 Fysieke ontwikkeling

4.3 Cognitieve ontwikkeling

4.4 Socio-emotionele ontwikkeling

3.4 Socio-emotionele ontwikkeling EXIT

DE ADOLESCENT 3

proefversie©VANIN

De fase waarin jij je nu bevindt, is de adolescentie. Een fase die de overgang naar de volwassenheid inluidt en gekenmerkt wordt door veel lichamelijke veranderingen. Aangezien alle ontwikkelingsdomeinen voortdurend in interactie staan met elkaar, heeft dat ook een grote impact op je cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling. De ene adolescent ervaart deze periode als prettig, de andere als eerder moeilijk.

3.1 Ze noemen mij adolescent

Klinkt de uitspraak ‘Dat zijn echte puberstreken!’ jou wel bekend in de oren? Toch kiest men ervoor in de literatuur het woord ‘adolescent’ te gebruiken. De puberteit is een onderdeel van de adolescentie. Het begrip beperkt zich tot een verwijzing naar de lichamelijke ontwikkeling (pubes = schaamhaar). Het is de periode waarin hormonen ervoor zorgen dat het kind zich ontwikkelt tot een volwassene. Enerzijds merk je tijdens deze periode misschien veel veranderingen op lichamelijk vlak (hallo acné) en anderzijds weet je misschien geen blijf met je emoties. Je zag in Agora 3 dat de verschillende ontwikkelingsdomeinen voortdurend in interactie staan met elkaar, maar ken je ze nog?

1 Kijk op iDiddit aandachtig naar de trailer van de Disneyfilm Inside out 2 en beantwoord de vragen.

2 De adolescentie is een periode van veel veranderingen. Je ontwikkelt op verschillende domeinen.

Bij elk van die ontwikkelingsdomeinen horen typische veranderingen of gedragingen.

Ga naar iDiddit om de vragen te beantwoorden.

Merk je bij het maken van de opdrachten dat je kennis over ontwikkelingspsychologie wat roestig is?

Op iDiddit kun je Thema 1: Ontwikkelingspsychologie uit Agora 3 opnieuw bekijken als opfrisser.

3 Wat verwacht men van jou in de adolescentieperiode? Allereerst moet je weten in welke fase van je adolescentie-ontwikkeling jij je bevindt, want binnen de adolescentieperiode herken je drie fasen waarin een adolescent evolueert.

a Lees de onderstaande voorbeeldsituaties.

proefversie©VANIN

SITUATIE A

Kamiel vindt het vervelend dat de leraar hem tijdens het zelfstandig werk komt uitleggen hoe je een samenvatting maakt. Enerzijds is hij opgelucht dat hij hulp krijgt, anderzijds wist hij wel hoe hij het moest doen, hoor, op zijn manier.

SITUATIE C

SITUATIE B

Sophie engageert zich in de jeugdbeweging en maakt het maandblad van de groep. Maar er staan vaak typfouten in de definitieve versies. Ze laat zich niet van haar stuk brengen en probeert het de volgende keer beter te doen.

Lowie hangt op vrijdag na school met zijn vrienden rond in het park. Hij voelt zich daar stoer en volwassen. Als ze onder vrienden zijn, klagen ze over hun zeurende ouders die veel te veel van hen vragen.

b Elke adolescent maakt de drie fasen in de adolescentie op eigen tempo door. Omwille van verschillende groei en rijping is het moeilijk een leeftijd aan te geven waarop de adolescent overgaat van de ene fase naar de andere. De leeftijden zijn een aanwijzing, geen absolute leeftijdsafbakeningen. Ontdek de kenmerken van elke fase in kenniskader 3.1 (p. XX).

c Plaats de voorbeeldsituaties bij de juiste ontwikkelingsfase van de adolescentie. Markeer in de teksten de informatie die je kunt gebruiken in je antwoord.

Fase van de adolescentie

1 Vroeg-adolescentie (12 tot 14 jaar)

2 Midden-adolescentie (14 tot 17 jaar)

3 Laat-adolescentie (17 tot 20 jaar)

Situatie

Het woord adolescentie komt van het Latijnse werkwoord adolescere, wat je kunt vertalen als opgroeien, volwassen worden. De adolescentie is de periode waarin een kind zich ontwikkelt tot een volwassene. Ontwikkelen doet de mens op verschillende ontwikkelingsdomeinen Tijdens de adolescentie doen zich veranderingen voor op de drie grote ontwikkelingsdomeinen:

1→ De fysieke ontwikkeling

—de ontwikkeling van de fysieke opbouw en de rijping van het lichaam waaronder de hersenen, het zenuwstelsel, de spieren, de zintuigen —de ontwikkeling van de behoefte aan eten, drinken en slaap —de psychomotorische ontwikkeling: de coördinatie van de bewegingen, het evenwicht, de fijne en grove motoriek

2→ De cognitieve ontwikkeling

—De ontwikkeling van de manier waarop het gedrag van de mens verandert omdat zijn verstandelijke mogelijkheden veranderen. (Je herkent hierin het Franse woord connaître = weten, kennen.)

3→ De socio-emotionele ontwikkeling

—de ontwikkeling van bv. de manier waarop mensen met elkaar omgaan

—de ontwikkeling van de manier waarop mensen en situaties emotioneel worden ervaren bv. blij, bedreigend …

De adolescentie is geen homogene periode tussen de lagereschoolleeftijd en de volwassenheid. De literatuur maakt een onderscheid tussen drie fasen.

1→ De vroeg-adolescentie (12 tot 14 jaar)

Je weet niet altijd of je nu moet handelen als kind of als volwassene. Je wilt de privileges van de volwassenheid, maar je ziet de verantwoordelijkheden erbij niet zitten. Die worden je opgelegd door de volwassenen en dat is toch moeilijk om te aanvaarden.

2→ De midden-adolescentie (14 tot 17 jaar)

Als midden-adolescent zie je het verband tussen de privileges en de bijbehorende verantwoordelijkheden. Je wilt die verantwoordelijkheden wel opnemen, maar je bent bang om te falen. Volwassen worden betekent ook: kans lopen om te falen, niet te slagen.

3→ De laat-adolescentie (17 tot 20 jaar)

Als laat-adolescent neem je steeds meer verantwoordelijkheden op, ook al ben je nog wat bang om niet te slagen. Maar je beseft dat je zo een stapje dichter komt bij de volwassenheid.

De leeftijden zijn enkel een aanwijzing. Elke adolescent ontwikkelt op eigen tempo. Groei en rijping geven soms grote verschillen tussen adolescenten (maar uiteindelijk worden ze allemaal vroeg of laat volwassen).

Adolescentie en puberteit zijn begrippen die vaak door elkaar gebruikt worden. De puberteit is een onderdeel van de adolescentie en verwijst naar de periode waarin lichamelijke veranderingen optreden (zie 3.2 Fysieke ontwikkeling).

3.2 Fysieke ontwikkeling

Tijdens je adolescentie onderga je heel wat veranderingen op lichamelijk vlak. De puberteit kondigt zich aan. Hoe ga je daar als adolescent mee om?

3.2.1 Primaire en

secundaire geslachtskenmerken

1 Bekijk het filmpje over de lichamelijke veranderingen die je doormaakt in het begin van de adolescentie.

a Markeer naast de tekening de veranderingen waarvan sprake is in het filmpje.

baardgroei

lichaamsbeharing schaamhaar stemverlaging door verandering strottenhoofd

borsten brede heupen meer vetafzetting schaamhaar

eierstokken baarmoeder vagina teelballen balzak penis

b Ontdek in kenniskader 3.2 (p. XX) alles over primaire en secundaire geslachtskenmerken.

1→ Vul de tekening aan met de kenmerken die in het theoriekader aan bod komen en die niet in het filmpje besproken werden. Noteer ook bij elk kenmerk of het een primair (1) of een secundair (2) geslachtskenmerk is.

2→ Verwoord kort mondeling wat het verschil is tussen een primair en een secundair geslachtskenmerk.

2 Analyseer de grafiek en beantwoord de vragen.

a Wat is de afhankelijke en onafhankelijke variabele?

Noteer bij de juiste as

x-as =

y-as =

Lengtetoename

proefversie©VANIN

b Leid uit de grafiek af wat de gemiddelde leeftijd is waarop de groeispurt plaatsvindt bij jongens en bij meisjes.

jongens: jaar meisjes: jaar

de leeftijd, de onafhankelijke variabele de groei in lengte, de afhankelijke variabele 14 12

1 Puberteit

Door zichtbare veranderingen aan je lichaam als gevolg van de veranderende hormoonwerking kunnen jij en je omgeving zien dat je het kind-zijn verlaat. Je komt in de puberteit. Dat is de naam voor de periode waarin je lichaam sterke veranderingen vertoont.

Je wordt een puber. Het woord is afgeleid van het Latijnse woord pubes, wat schaamhaar betekent (van het Latijnse werkwoord pubescere = bedekt zijn met haar).

Je zit in een groeispurt. Die start doorgaans eerder bij meisjes dan bij jongens. Na die spurt wordt het even rustig, maar jongens groeien gemiddeld nog door tot ze 18,5 jaar zijn en meisjes tot ze 17 jaar zijn.

2 Geslachtskenmerken

Je maakt een onderscheid tussen primaire en secundaire geslachtskenmerken

1→ Primaire geslachtskenmerken

Dat zijn lichaamskenmerken die al van bij de geboorte aanwezig zijn. Ze zijn typisch voor je geslacht. Bij meisjes zijn dat de vagina, de baarmoeder en de eierstokken. Bij jongens zijn het de teelballen, de penis en de balzak.

2→ Secundaire geslachtskenmerken

Dat zijn lichaamskenmerken zoals lichaamsbeharing die verwijzen naar je geslachtsrijpheid. Het lichaam is dan klaar om zich voort te planten. Dat komt omdat er hormonen actief zijn. Bij meisjes zijn dat de oestrogenen (vrouwelijke geslachtshormonen); bij jongens gaat het om testosteron (mannelijke geslachtshormonen).

Bij het bespreken van geslachtskenmerken wordt er een onderscheid gemaakt tussen mannelijke en vrouwelijke geslachtskenmerken. Het gaat dan over het biologische geslacht. Je bent geboren met lichaamskenmerken typisch voor een biologisch geslacht, zoals een vagina of penis. Deze seksekenmerken bepalen echter niet altijd jouw innerlijk gevoel. Jouw genderidentiteit kan gelijklopen met je biologisch geslacht, maar kan ook anders zijn of een combinatie zijn van beide geslachten, zoals queerness. Daarnaast heb je ook genderexpressie.

3.2.2 De veranderende hormonenwerking

3 Lees de tekst en bekijk de tabel met gemiddeldes. Kruis in de tabel op basis van de informatie aan of de stellingen juist of fout zijn.

LAST VAN HORMONEN

Ontwikkeling van de secundaire geslachtskenmerken

leeftijd in jaren (jongens)

leeftijd in jaren (meisjes)

9101112131415161718 19 9101112131415161718 19

groei van balzak en zaadballen

sterke groeispurt

penis wordt langer

groei van schaamhaar

groei van okselhaar

baard in de keel haargroei op het gezicht

beginnende borstgroei

groei van schaamhaar

sterke groeispurt

verandering van lichaamsvorm

groei van okselhaar

eerste menstruatie (menarche) volwassen borstgrootte

Je hebt vast al gemerkt dat het moment waarop jij en je vrienden lichamelijk veranderen verschilt. Ook de intensiteit en zichtbaarheid van de lichamelijke veranderingen zijn verschillend. Dat komt door de hormonen in je lichaam. Ze maken het een puber niet altijd gemakkelijk! Sommigen hebben last van schaamte, anderen van agressie of stoerdoenerij. De ene trekt zich terug, terwijl de andere de verandering aan iedereen demonstreert door bijvoorbeeld opvallende of uitdagende kleding te dragen. Veel heeft te maken met de individuele verschillen tussen zowel jongens als meisjes in de leeftijd waarop de kenmerken optreden.

Stelling JuistFout

1 Bij meisjes groeit gemiddeld eerst het schaamhaar en nadien het okselhaar.

2 Bij jongens groeien gemiddeld eerst de baard en de snor en nadien het okselhaar.

3 De gemiddelde leeftijd waarop jongens schaamhaar krijgen, komt overeen met de gemiddelde leeftijd waarop meisjes hun eerste menstruatie krijgen. X X X

4 Lees de verhalen van Ismael en Jasmin. Beantwoord de vragen onder de teksten. Markeer in de tekst de informatie die je kunt gebruiken in je antwoord.

HET VERHAAL VAN ISMAIL

‘Ik ben 15 jaar. Een jaar geleden ben ik plots heel hard gegroeid. Ik voelde me echt ongemakkelijk in dat lichaam … een lange slungel was ik. Nu, een jaar later, ben ik het nieuwe lichaam wel gewoon. Maar mijn gedachten kan ik niet altijd volgen en mijn gevoelens al helemaal niet. Soms voel ik me nog een kind als ik leeftijdgenoten zie en hen hoor praten over hun spieren, hun haar op de borst. Als ik me met hen vergelijk, merk ik dat ik die dingen nog niet heb. Ik zoek soms online op of ik niet achterop loop in mijn ontwikkeling. Soms vraag ik me af of mijn klasgenoten niet over mij aan het praten zijn omdat ik nog niet zover sta in mijn ontwikkeling. Vooral Mo kan nogal opschepperig uit de hoek komen over zijn succes bij flirtende meisjes die al 17 zijn. En hij mag altijd meespelen op het sportterrein, terwijl ik als laatste word gekozen.’

a Wat valt je op over de gevoelens van Ismail?

proefversie©VANIN

b Hoe reageert Ismail op zijn vrienden?

c Zijn er elementen uit het verhaal van Ismail die je herkent bij jezelf? persoonlijk antwoord persoonlijk antwoord persoonlijk antwoord

HET VERHAAL VAN JASMIN

‘Als ik met mijn vriendinnen voor de spiegel sta – dat gebeurt wel vaker – word ik nogal verlegen van mijn heupen die blijkbaar breder aan het worden zijn. Ma zegt dat dat te wijten is aan het hormoon oestrogeen, dat meisjes van 14 jaar zoals ik zowel in de lengte als in de breedte doet groeien. Maar bij mij is het al bezig van mijn tiende. Bij vriendinnen begon het pas een stuk later. Het valt me wel op dat ik nu veeleer oudere vriendinnen zoek dan vorig jaar. En dat oudere jongens me wel zien zitten. Ze schatten me al 15. De klasfoto van vorig jaar vind ik verschrikkelijk! Hoe ik erbovenuit stak! Ik was zelfs groter dan de jongens van mijn klas, maar hun ontwikkeling gebeurt later, zegt ma. Ik wou dat ik dan ook veel slimmer was dan zij, maar dat verschil is er blijkbaar niet als ik onze rapporten vergelijk.

a Wat valt je op over de gevoelens van Jasmin?

persoonlijk antwoord

proefversie©VANIN

b Hoe reageert Jasmin op haar vrienden?

persoonlijk antwoord

c Zijn er elementen uit het verhaal van Jasmin die je herkent bij jezelf?

persoonlijk antwoord

De invloed van de veranderende hormonale werking

1 Hormonale veranderingen

Het woord ‘hormoon’ komt van het Griekse woord hormaino, dat betekent ‘in beweging brengen’ of ‘prikkelen’. Hormonen worden gewoonlijk geproduceerd door klieren met een inwendige afscheiding, ook wel endocriene klieren genoemd. Ze scheiden hun hormonale producten af in het bloed. Exocriene klieren, met een uitwendige afscheiding, scheiden af naar de buitenwereld (zoals bij zweetklieren, speekselklieren en traanklieren het geval is).

De hypofyse, een onderdeel van de hersenen, speelt hier een belangrijke rol in. Ze zet het lichaam ertoe aan om geslachtshormonen en groeihormonen te produceren, wat de lichamelijke veranderingen teweegbrengt.

2 Seksuele veranderingen

De hormonale veranderingen leiden tot seksuele volwassenwording en er verschijnen ook secundaire geslachtskenmerken (borstontwikkeling, beharing, groei van de testikels).

Het seksueel volwassen zijn wordt gekenmerkt door de eerste menstruatie (= menarche) bij meisjes en de eerste zaadlozing bij jongens (= spermarche).

3 Body image

De lichamelijke ontwikkeling beïnvloedt je zelfbeeld, hoe jij je voelt in dat veranderende lichaam. De meeste adolescenten zijn tijdens de ontwikkelingsfase van 12 tot 18 jaar sterk bezig met het beeld dat ze van hun lichaam hebben, hun body image. Daarbij laten adolescenten zich leiden door drie factoren:

1→ Lichaamsmaten

de lengte, het gewicht, de vorm van de ontwikkelende organen

2→ Individuele doelen

Wat adolescenten zelf willen bereiken, hoe ze eruit willen zien (sportief, trendy, slordig, modebewust, non-conformistisch …).

3→ Cultureel bepaalde (schoonheids)idealen

Adolescenten vergelijken zichzelf vaak met de ontwikkeling van anderen. Ze zijn gevoelig voor zowel vroege als late rijping.

3.3

3.3 Cognitieve ontwikkeling

Tijdens de adolescentie is je brein in volle ontwikkeling. Tot sommige denkoefeningen is jouw brein beter in staat dan dat van een lagereschoolkind, maar je hebt nog heel wat te leren en … te experimenteren.

3.3.1 Formeel operationeel stadium

In Agora 3 maakte je kennis met de denkpatronen van de baby, peuter, kleuter en het lagereschoolkind. Waar in eerdere levensfasen het logisch redeneren nog niet aanwezig is, is dat wel aanwezig bij de adolescent.

1 Ga na of je nog voldoende kennis hebt over het denkpatroon van de baby, peuter, kleuter en het lagereschoolkind.

a Welk stadium van de cognitieve ontwikkeling volgens Piaget wordt besproken?

Kies uit: preoperationeel stadium – concreet operationeel stadium – sensomotorisch stadium b Vul de juiste levensfase in.

Bespreking Stadium van ontwikkeling Levensfase

Het denken krijgt nieuwe informatie die wordt omgezet in denkschema’s. Dat is hoe het kind ervaringen in het hoofd verwerkt tot mentale schema’s, operaties. Het denkpatroon wordt gekenmerkt door egocentrisme, centratie en gebrek aan conservatie.

Het kind leert over de omringende wereld via de zintuigen en door te bewegen. Hierdoor slaat het kind ervaringen op als denkschema’s.

Het kind kan logisch redeneren over concrete dingen en problemen waarmee het te maken krijgt.

preoperationeel stadium

sensomotorisch stadium

concreet operationeel stadium peuter – kleuter baby lagereschoolkind

c Link het begrip met de juiste betekenis.

centratie

egocentrisme conservatie

d Noteer bij elke situatie het juiste stadium.

Het kind concentreert zich op één enkel aspect van een situatie of object, terwijl de andere relevante kenmerken worden genegeerd.

Het kind kan nog niet inschatten of de hoeveelheid verandert als de vorm ook verandert.

Het kind kan zich niet verplaatsen in het denken van een ander.

proefversie©VANIN

Situatie Stadium in het denken volgens Piaget

Pa zegt aan Loes: ‘Kijk wat er gebeurt: papa steekt de bal in de kast. Wat gebeurt er? Hoe komt het dat je de bal niet ziet?’

Zo zal Siebe de bal die pa wegneemt zien als: ‘is weg’. Hij ziet de bal niet, dus moet hij er niet naar zoeken: ‘is namelijk weg’.

Margo gaat op zoek naar de bal die daarnet op de grond lag en die pa verstopte in de speelgoedkist.

stadium 3: concreet operationele stadium

stadium 1: sensomotorische stadium

stadium 2: preoperationele stadium

2 Bekijk het filmpje over een onderzoek naar de cognitieve ontwikkeling van adolescenten.

a Geef aan bij welke taak jongeren beter denken.

Jongeren denken beter bij de visuele taak, de lucifertaak. Ze herkennen meer figuren in een getoond object.

b Geef daarvoor de verklaringen volgens recent hersenonderzoek.

Het adolescentenbrein is nog in ontwikkeling, en dan met name de prefrontale gebieden. De verbindingen tussen die gebieden en andere hersengebieden veranderen nog. Daardoor reageren jongeren flexibeler op beelden en switchen ze gemakkelijker tussen manieren waarop je naar iets kijkt.

Om de cognitieve ontwikkeling van de mens te analyseren, gebruik je de theorie van Piaget. In Agora 3 maakte je al kennis met de stadia:

1→ Sensomotorische fase (0-2 jaar)

Leren met de zintuigen en motoriek staat centraal.

proefversie©VANIN

2→ Preoperationele fase (2-7 jaar)

In deze fase ben je in staat om in gedachten te experimenteren. Je kunt symbolisch denken en vertoont uitgesteld imitatiegedrag. Denkpatronen worden in deze fase nog gekenmerkt door een egocentrische instelling, wat betekent dat je nog niet aan perspectiefinname kunt doen. Er is ook verwarring tussen fantasie en werkelijkheid. Naar het einde toe ontwikkelt het geheugen zich sterker.

3→ Concreet operationele fase (7-12 jaar)

Het denken ontwikkelt zich verder. Je bent in staat om in je hoofd verschillende oplossingen uit te proberen en kunt een handeling in gedachten terugdraaien. Meerdere aspecten van een probleem worden meegenomen in het denkproces. Het is mogelijk om het perspectief van een ander in te nemen. De cognitieve mogelijkheden van het lagereschoolkind nemen toe, wat de formeel operationele fase inluidt.

4→ Formeel operationele fase (12-18 jaar)

Het denkpatroon van de adolescent wordt gekenmerkt door drie nieuwe dimensies:

Abstract denken

De adolescent is in staat om na te denken over dingen die niet meteen waarneembaar zijn of over gebeurtenissen die niet zelf ervaren worden. Adolescenten kunnen nadenken over mogelijkheden en hier abstracte en logische redeneerregels bij gebruiken. Ze kunnen nadenken over alternatieve oplossingen voor een probleem en ook over onderwerpen die betrekking hebben op de toekomst.

Hypothetisch-deductief denken

Het denken bestaat uit hypotheses (= vooronderstellingen) en het maken van deducties (= gevolgtrekkingen). Er worden als-dan-redeneringen gemaakt. De adolescent zal vooronderstellingen maken en die gaan uittesten. Het denken wordt experimenterend denken.

Combinatorisch denken

Het vermogen om systematisch alle mogelijke combinaties van opties te bedenken en te analyseren.

Het veranderende denkpatroon heeft als gevolg dat adolescenten veel kritischer worden en regels niet meer zomaar accepteren. Dat kan tot de nodige discussies leiden met primaire zorgfiguren zoals ouders.

Good to know

Hoe men nu denkt over de denkontwikkeling zoals Piaget ze beschreef

Jean Piaget verdient het standbeeld dat hij in het Zwitserse Neuchâtel heeft. Maar …

Applaus voor Piaget vandaag?

1 Psychologen zijn het erover eens dat kennis ontstaat uit ervaring.

2 Jonge kinderen die voorwerpen mogen verkennen, krijgen de kans om specifieke kennisstructuren op te bouwen. Exploratie is in het kleuteronderwijs heel belangrijk

3 Er heerst vandaag een algemeen inzicht dat leren ontstaat uit het samengaan van assimilatie en accommodatie. Bij het aanleren van iets nieuws vertrekken leerkrachten van wat kinderen al kennen en kunnen.

Kritiek op Piaget vandaag?

In de psychologie evolueren inzichten en methodes van onderzoek. Kennis is altijd de ‘beste kennis op een bepaald moment’, er is altijd evolutie in wat juiste kennis is. Enige punten van kritiek op de inzichten van Piaget vandaag zijn:

1 Veranderingen in het denken verlopen continu, niet plots. Ze zijn ook niet gebonden aan bepaalde stadia zoals Piaget ze groepeerde.

2 Piaget zou de kracht van de taalontwikkeling onderschat hebben. De denkontwikkeling wordt sterk bepaald door de ontwikkeling van de taal.

3 Later onderzoek toont aan dat Piaget de cognitieve vaardigheden van jonge kinderen vaak onderschatte.

4 Hij deed zijn onderzoek bij een beperkt aantal kinderen, zijn eigen kinderen. Vandaag doet men onderzoek op veel grotere aantallen kinderen. Men gebruikt ook andere onderzoeksmethodes zoals neurologisch onderzoek. Hedendaagse methodieken zoals neuropsychologische tests die de oogbewegingen en hartslag van baby’s en peuters registreren, tonen vaak nieuwe of meer gedetailleerde wetmatigheden aan op het vlak van cognitieve ontwikkeling.

5 Anderzijds overschatte Piaget oudere kinderen. Zo zijn er een aantal kinderen die vanwege hun niveau van intelligentie het stadium van het formele denken helemaal niet of slechts voor bepaalde interesseof leergebieden bereiken.

6 Piaget hield ook te weinig rekening met sociale en culturele invloeden op ontwikkeling. Naar school gaan heeft invloed op het denken en de prestaties van kinderen, ze doen er veel ervaringen op, wat invloed heeft op de cognitieve schema’s die ze zich vormen. Het logische denken wordt op school gestimuleerd.

proefversie©VANIN

Bron: Prodia; www.prodiagnostiek.be

3.3.2 Het puberbrein

Na de groeispurt is ze daar eindelijk: de puberteit. Ook het puberbrein maakt een groeispurt door. Je hersenen worden groter, maar er verandert ook nogal wat in de structuur van je hersenen. En dat heeft gevolgen voor je gedrag, voor de ene puber al meer dan voor de andere! Weet wel dat je hersenen pas volgroeid zijn als je ongeveer 22 of 23 jaar bent. Nog een heel eind te gaan dus.

3 Bekijk de verschillende stellingen.

a Duid aan in welke mate het herkenbaar is voor jou.

b Licht toe met een voorbeeld uit je eigen leefwereld hoe je hiermee om wilt gaan.

‘Ik heb moeite met plannen en organiseren.’

proefversie©VANIN

mijn score

Tips om hiermee om te gaan?

mijn score

Tips om hiermee om te gaan?

persoonlijk antwoord

mijn score

‘Ik vind het lastig om mijn plannen aan te passen als er nieuwe informatie is.’

Tips om hiermee om te gaan?

persoonlijk antwoord

‘Bij het maken van keuzes, beslissen mijn emoties.’

mijn score

Tips om hiermee om te gaan?

persoonlijk antwoord

‘Ik ben bang om keuzes te maken en stel het bijgevolg uit.’

persoonlijk antwoord

1 Het puberbrein

Het puberbrein begint te veranderen rond het tiende levensjaar. Als gevolg van de plotse rijping en ontwikkeling van de hersenen, raken de meeste pubers wat uit hun evenwicht

De hersenen gaan zich specialiseren. Dat gebeurt in een verschillend tempo. De delen van de hersenen die verschillende functies van je ontwikkeling invullen, ontwikkelen op een ongelijke manier.

Het limbisch systeem, met daarin amygdalae, ontwikkelt zich het eerst en erg hevig. Dat deel is verantwoordelijk voor je emoties.

De prefrontale cor tex ontwikkelt zich later. Dat deel van de hersenen is verantwoordelijk voor de ratio en fungeert als een soort rem op je emoties.

2 Gedragskenmerken als uiting van het ongelijkmatig ontwikkelde puberbrein:

—risico’s nemen

—ondoordacht gedrag stellen

—uitstellen van taken —niet plannen —ongemotiveerd lijken

—moeite met concentratie en taakgerichtheid —onvoorspelbaar gedrag —moeite met inschatten

pariëtaalkwab

achterhoofdskwab

proefversie©VANIN

hersenbalk schedel 3 vliezen + hersenvocht fornix, onderdeel van de hippocampus

gebied van Broca

frontaalkwab gyrus cinguli derde ventrikel

is verantwoordelijk voor:

• mentale functies

• impulscontrole

• beoordelingsvermogen

hypothalamus

pijnappelklier

kleine hersenen

ruggenmerg

3 De ontwikkelingsmatrix

thalamus

• probleemoplossing

hypofyse pons middenhersenen verlengde merg hersenstam

• planning

• sociaal gedrag

• taal

• geheugen

De drie ontwikkelingsdomeinen zijn geen losstaande gebieden in de mens. De ontwikkeling in het ene domein heeft invloed op de andere domeinen. Dat is in elke levensfase het geval. Zo is de lichamelijke ontwikkeling van invloed op de cognitieve ontwikkeling en op de emoties.

Bron: docplayer.nl en centrumvoorjeugdzin.nl

3.4

Socio-emotionele ontwikkeling

In de adolescentie staat het vormen van een eigen identiteit centraal. Dat gaat gepaard met het ontwikkelen van belangrijke sociale en emotionele vaardigheden, waarbij vriendschappen een grote rol spelen.

3.4.1 Ontwikkelingstaken

In elke levensfase word je geconfronteerd met ‘specifieke opdrachten’ die je moet voltooien om over te gaan naar de volgende fase. Je hebt immers tijdens jouw ontwikkeling meer en andere mogelijkheden, je kunt almaar meer. Op basis van die mogelijkheden zullen volwassenen in je omgeving zoals ouders, leraren en opvoeders andere dingen van jou verwachten.

1 Analyseer de gegevens van het jongerenonderzoeksplatform (JOP) en los de bijbehorende vragen op.

Vraag Heb je de afgelopen 12 maanden een studenten- of vakantiejob gedaan?

Conceptvrijetijdskansen

Bron JOP-postmonitor (2023)

Doelgroepjongeren 15-25 jaar, in het regulier onderwijs of in een ander (tweedekans) onderwijstraject

Inhoud tabelVerschillen naar gelang kenmerken van de jongere.

Gender Jongen Meisje

proefversie©VANIN

Leeftijd

Bron: jeugdonderzoeksplatform.be

a Vanaf welke leeftijd zie je een significante stijging op het hebben van een bijbaan?

Vanaf de leeftijd van 16-17 jaar stijgt het aantal jongeren dat een bijbaan heeft met net geen 50 %.

b Welke verklaring(en) kun je hiervoor bedenken?

Het is juridisch mogelijk (vanaf 15 jaar). Jongeren willen meer financiële onafhankelijkheid om zelf keuzes te maken over wat ze doen met hun geld.

c Rond de leeftijd van 22-25 jaar daalt het hebben van een bijbaan. Kun je hier een mogelijke verklaring voor bedenken?

persoonlijk antwoord bv. Rond deze leeftijd hebben meer en meer jongeren een vaste job, waardoor de nood aan het hebben van een bijbaan daalt.

2 De overgang naar volwassenheid duurt een tijd. Het is een proces, geen welbepaald moment. Beschrijf hoe jij zelf die afhankelijkheid van je ouders/opvoeders ervaart en hoe de rolverhouding tegenover de ouders/opvoeders kan evolueren.

Afhankelijkheid van ouders/opvoeders

Wat kun je nu al zelfstandig doen?

persoonlijk antwoord

proefversie©VANIN

Welke verantwoordelijkheden draag je nu al?

persoonlijk antwoord

Zelfstandigheid

Dragen van verantwoordelijkheid

Waarin is een volwassene zelfstandig?

persoonlijk antwoord

Welke verantwoordelijkheden dragen volwassenen?

persoonlijk antwoord

3 Adolescenten streven naar onafhankelijkheid van ouders, maar tonen hierin een ambivalente houding.

a Lees welke vrijheden adolescenten vragen en welke afhankelijkheid ze nog vertonen.

b Noteer vervolgens je eigen ervaringen.

Adolescenten vragen vrijheden

• Willen het uur bepalen om te gaan slapen.

• Willen uitgaan met de vrienden die ze verkiezen.

• Willen eigen tv-programma’s bekijken.

• Willen de kleding dragen die ze verkiezen.

Wat vraag jij zoal als ‘vrijheid’?

Adolescenten tonen ook afhankelijkheid

• Verwoorden de nood aan hulp in schoolse relaties en prestaties.

• Verwoorden de nood aan hulp in persoonlijke relaties.

Wat verlang jij nog dat je ouders/opvoeders voor je regelen?

4 Lees de clichés in de tabel. Zo praten sommige volwassenen over adolescenten: in stereotypen. Gebruik jij andere uitspraken om je gedrag te benoemen? Kies de vraag die het best past bij het cliché en noteer het nummer in de tabel.

Clichés

Ze zijn moe en lui …

Ze zijn labiel, zo lichtgeraakt …

Ze doen aan waaghalzerij …

Ze gehoorzamen niet …

Ze zijn gefixeerd op hun uiterlijk …

Ze zoeken ruzie, ze zijn agressief …

Ze doen dingen stiekem, in het geheim …

Ze houden zich niet aan de afspraken …

Ze zijn brutaal en respectloos …

Ze doen alleen iets als je er iets mee kunt verdienen …

Ze wisselen van lief als van onderbroek …

Vraag

1 of zijn ze onafhankelijk?

2 of hebben ze een planningsprobleem?

3 of zijn ze veel te moe door slaapgebrek?

4 of ontwikkelen ze hun kritisch denken?

5 of hebben ze last van stemmingswisselingen?

6 of tasten ze hun (hoge) zelfwaardering af?

7 of kennen ze hun eigen grenzen niet omdat ze niet ver vooruit denken?

8 of willen ze een eigen wereld maken?

9 of willen ze graag net zo zijn als hun leeftijdgenoten?

10 of willen graag zelf nadenken over hoe ze slim geld besteden?

11 of geven ze hun grenzen aan in relaties en vriendschappen. Naar: Technische Universiteit Eindhoven

5 Havighurst introduceerde het concept ontwikkelingstaken (OT). Dat zijn taken waarvan de maatschappij en cultuur verwachten dat personen ze in een bepaalde levensfase uitvoeren.

a Plaats de vragen uit de vorige opdracht bij de passende ontwikkelingstaak. Opgelet: niet elke vraag past bij een ontwikkelingstaak.

b Licht mondeling toe

Ontwikkelingstaak (OT) Vraag

OT1 emotionele onafhankelijkheid van ouders tot stand brengen

OT2 toewerken naar economische onafhankelijkheid

OT3 relaties aangaan met leeftijdsgenoten van beide geslachten

OT4 ontwikkelen van een eigen identiteit

VIP

De Amerikaan Robert James Havighurst (1900-1991) studeerde eerst natuurkunde en later psychologie. Hij had veel interesse voor de ontwikkeling van de mens en het proces van ouder worden (hij stierf trouwens aan de ziekte van Alzheimer). In 1967 werkte hij de ontwikkelingstaken uit. Volgens Havighurst wordt de levensloop van mensen, waar ze ook leven, gekenmerkt door het kunnen uitoefenen van opdrachten die in zekere zin specifiek zijn voor een bepaalde levensfase.

6 Soms lezen ouders tips van pedagogen over het goed omgaan met adolescenten. Lees onderstaande tips.

a Wat werkt bij jou? Duid jouw top 3 aan.

b Wat werkt niet bij jou? Duid jouw flop 3 aan.

Tien tips voor ouders Jouw top 3Jouw flop 3

Tip 1: Toon oprechte belangstelling.

Tip 2: Maak van een gesprek geen verhoor.

Tip 3: Vermijd dubbele boodschappen.

Tip 4: Durf emotioneel te zijn.

Tip 5: Maak gebruik van het oplossend vermogen van de adolescent.

Tip 6: Wijs de adolescent op wat je niet oké vindt.

Tip 7: Stel grenzen.

Tip 8: Geef vertrouwen.

Tip 9: Verwacht niet dat je kind alles vertelt.

Tip 10: Vergeet niet te lachen.

Naar: www.jmouders.nl

c Verklaar de keuze van je top 3.

persoonlijk antwoord

proefversie©VANIN

d Verklaar de keuze van je flop 3.

persoonlijk antwoord

Ontwikkelingstaken zijn taken waarvan een bepaalde maatschappij en cultuur verwachten dat personen ze in een bepaalde levensfase kunnen uitvoeren. De voltooiing ervan vraagt bepaalde vaardigheden, die zich situeren op de verschillende ontwikkelingsdomeinen. Bij de adolescent situeren die vaardigheden zich vooral op vlak van sociaal-emotionele ontwikkeling.

Havighurst werkte de theorie van de ontwikkelingstaken uit. In elke levensfase bekijk je de voornaamste ontwikkelingstaken gebonden aan de huidige maatschappelijke visie in de westerse cultuur.

Levensfase Ontwikkelingstaak (OT)

vroege kindertijd

—leren stappen, praten en eten

—zindelijk worden

leren emotioneel te binden aan vaste opvoedingsfiguren —leren om goed en slecht van elkaar te onderscheiden

lagereschoolkind

—fysieke vaardigheden leren, nodig voor het spelen van simpele spelletjes

—leren omgaan met leeftijdsgenoten

—de noodzakelijke vaardigheden ontwikkelen wat betreft lezen, schrijven en rekenen

—een geweten, moraliteit en een waardenschaal ontwikkelen

—persoonlijke onafhankelijkheid verwerven

—attitudes ontwikkelen tegenover sociale groepen en ‘instituten’ adolescent

—leren omgaan met leeftijdsgenoten van beide geslachten

—ontwikkelen van een eigen identiteit

—leren aanvaarden van je uiterlijk

—ontwikkelen van een emotionele onafhankelijkheid van je ouders of andere volwassenen

—kiezen van en je voorbereiden op het uitoefenen van een beroep, toewerken naar meer economische onafhankelijkheid

—ontwikkelen van sociaal verantwoord gedrag

—een set van waarden en een ethisch systeem ontwikkelen voor gedragssturing

3.4.2 Emancipatie

De centrale ontwikkelingstaken in de adolescentieperiode tonen aan dat de adolescent streeft naar onafhankelijkheid. In deze levensfase neem je meer verantwoordelijkheid op en zet je stappen in het inrichten van een eigen leven. Een proces waarbij vrienden een belangrijke rol spelen.

7 De adolescentiefase brengt ook enkele privileges met zich mee. Dat gaat gepaard met het opnemen van verantwoordelijkheden.

a Noteer de verantwoordelijkheden bij het verworven privilege.

b Is het opnemen van de verantwoordelijkheid moeilijk of makkelijk voor jou? Motiveer jouw antwoord.

Privilege

VerantwoordelijkhedenDit vind ik... uitgaan met vrienden

persoonlijk antwoord bv. thuiskomen op het afgesproken uur, verantwoordelijk uitgaan

proefversie©VANIN

geld verdienen met een studentenjob

persoonlijk antwoord

persoonlijk antwoord

bv. balans vinden tussen werken en inzet voor school, correct omgaan met het verdiende geld

persoonlijk antwoord

persoonlijk antwoord

persoonlijk antwoord

persoonlijk antwoord

8 Lees de verschillende situaties.

SITUATIE A

Bij een creatieve opdracht tijdens de schooluitstap is Xander op zijn best. De anderen rekenen op hem om iets origineels uit te werken. ‘Hij moet serieus overwegen om zijn creatieve mogelijkheden verder te oefenen’, zeggen zijn goede vrienden.

SITUATIE C

Julia mag best fier zijn. Op een rustige en eerlijke manier verwoordde ze wat ze van de spelverdeling van Caro vond. Caro werd helemaal niet boos zoals de anderen hadden voorspeld. Integendeel, ze vond dat Julia gelijk had.

SITUATIE B

Atiba stelde voor het geld op te halen voor een cadeautje voor Jasmine, die de dicteewedstrijd van de krant won. Achteraf vond iedereen dat Atiba het knap had gedaan. Dat mag ze in het vervolg nog doen! Maar eigenlijk zit Atiba niet te wachten op een volgende opdracht: te veel werk!

SITUATIE D

De ouders van Hamid zijn niet langer ongerust wanneer hij op vrijdagavond met de oudere jongens gaat voetballen. Ze weten dat hij clean blijft, ook als de anderen hem een sigaret of andere stuff aanbieden. Dat heeft hij toch via de chat beloofd aan de andere jongens van zijn klas.

a Ontdek in kenniskader 3.7 (p. XX) de verschillende voordelen van omgaan met vrienden. b Link elke situatie met de voordelen uit het kenniskader.

proefversie©VANIN

1 Het emancipatieproces

In de adolescentie wordt de basis gelegd van je identiteit. Doordat je mogelijkheden verder ontwikkelen, kun je meer dingen zelfstandig aan. Het emancipatieproces zet zich in. Je wilt minder betutteld worden en krijgt de mogelijkheid mondiger te zijn en meer op te komen voor jezelf. Emancipatie kun je omschrijven als: zelfstandigheid en verantwoordelijkheid nastreven bij het inrichten van het eigen leven.

proefversie©VANIN

Tijdens dat ontwikkelingsproces nemen beide partijen, ouders/opvoeders en adolescenten, een andere rol aan. Ze gaan stilaan anders met elkaar om. Maar aan elke rol is een positie verbonden. Waar de jongere voordien in de positie zat van het afhankelijke kind, moet dezelfde ontwikkelende jongere die positie nu inruilen voor de positie van een meer zelfstandig beslissende jongere.

Tegenover deze onafhankelijkheid is er sprake van dubbelzinnigheid. Die wijzigt doorheen de adolescentieperiode. Bij aanvang van de adolescentie wil de jongere nog het privilege van het kind-zijn, maar ook dat van volwassenheid. De verantwoordelijkheden die daarmee gepaard gaan liggen best moeilijk. Langzamerhand ziet de adolescent het verband tussen privileges en de bijbehorende verantwoordelijkheden.

2 Voordelen van vriendschappen

1→ Sociale vaardigheden

In contacten met je leeftijdgenoten kun je bepaalde sociale vaardigheden verwerven. Het gaat om vaardigheden die je helpen om op een positieve manier te discussiëren, om vragen te stellen of om op een gepaste manier over jezelf te praten: asser tieve vaardigheden, zoals een compliment kunnen geven en er een ontvangen, vragen stellen om iets te verkrijgen van iemand, een verzoek van iemand kunnen afwijzen (leren nee zeggen), voor jezelf opkomen —vaardigheden in het omgaan met iemand van de andere sekse —het herkennen van en omgaan met agressie en andere sterke emoties van jezelf of van anderen

2→ Experimenteren

In de omgang met je leeftijdgenoten kun je experimenteren met allerlei nieuwe rollen zonder dat daaraan nieuwe verplichtingen verbonden zijn.

3→ Normen- en waardenpatroon

Pratend met je leeftijdgenoten kun je informatie opdoen die je helpt jouw normenen waardenpatroon op te bouwen (Wat is goed en wat niet?) waarop jij je gedrag kunt afstemmen.

4→ De anderen als spiegel

De groep van je leeftijdgenoten heeft ook de functie een spiegel te zijn voor je eigen gedrag. Uit de reacties van anderen kun je opmaken of je gedrag al dan niet oké is. Dat heeft op zijn beurt invloed op het versterken van je gevoel van zelfwaardering. Uiteraard wil je zoveel mogelijk positieve reacties horen van je vrienden. Maar als er geen positieve reactie komt, heb je nog liever een flink negatieve reactie dan helemaal geen reactie.

Experimenteren als leerproces

In je drang om zelfstandig te zijn, ervaar je als adolescent met vallen en opstaan dat je heel wat moet leren. Als je aantoont dat je alles geleerd krijgt, kun je die zelfstandigheid het best krijgen van je omgeving: ouders, leraren, familie en vrienden.

9 Bekijk de grafiek over online risico-ervaringen. Beantwoord de vragen onder de figuur.

proefversie©VANIN

ONLINE RISICO-ERVARINGEN

jongens meisjes

13 tot 15 jaar

16 tot 17 jaar 18+ jaar lage SES* gemiddelde SES hoge SES

De grafiek toont het antwoord op deze vraag:

‘Is er in het afgelopen jaar ooit online iets gebeurd dat je op de een of andere manier heeft gestoord of overstuur heeft gemaakt (het maakte je bijvoorbeeld van streek, oncomfortabel of bang, of gaf je het gevoel dat je het beter niet had gezien)?’

*sociaaleconomische status

Bron: Online risico’s en weerbaarheid, EU Kids Online 2020: Resultaten uit Vlaanderen, Joyce Vissenberg & Leen d’Haenens

a Welk verschil toont de grafiek in het risicogedrag op het internet tussen jongens en meisjes?

Meer meisjes (45,8 %) dan jongens (32,1 %) hadden een negatieve ervaring online.

b Is er in de adolescentie een positieve evolutie, d.w.z. nemen adolescenten minder risico bij het begin van de adolescentie dan op het einde?

Onveilige gevoelens doen zich meer voor in de categorie 1617 jaar; er worden meer risico’s genomen.

c Beschrijf het verschil in risicogedrag bij een lage en een hoge sociaaleconomische status (SES).

Jongeren met hogere SES (39,9 %) ervaarden iets minder risico en schade dan jongeren met lage (42,9 %) en gemiddelde (42,4 %) SES.

10 Activering en bevestiging

a Lees de uitleg bij activering en bevestiging.

b Lees vervolgens het verhaal van Chang. In welke fase van de adolescentie zit hij?

c Kun je de theorie in verband brengen met eigen ervaringen? Herken je in de opgegeven situaties wat je zelf al hebt ervaren? Noteer een aantal trefwoorden die je eigen ervaringen typeren.

Activering

Het is voor je persoonlijkheidsontwikkeling belangrijk dat je omgeving (ouders, leraren, leeftijdgenoten) je activeert tot zelfstandigheid

Het verhaal van Chang

proefversie©VANIN

Bevestiging

Zelfstandig optreden moet worden ondersteund, positief gewaardeerd, de eigen opvattingen serieus genomen

Chang is blij met de gitaarlessen die hij volgt. Alles begon met een gitaarkamp tijdens de vakantie. Toevallig kreeg hij de brochure voor dat kamp toegestuurd. Nog wel aan hem persoonlijk gericht! Of zouden zijn ouders de brochure voor hem hebben aangevraagd?

Niet dat Changs ouders alles echt goed vinden van wat hij uit zijn gitaar weet te halen, maar het deed hem veel plezier dat ze naar zijn examen kwamen luisteren op de muziekacademie. Ze hadden bovendien oma mee binnengesmokkeld. Ze vond Chang de beste van allemaal.

In welke fase van de adolescentie zit Chang? Waarom? Leid dat af uit kenniskader 3.1 van p. XX

Midden-adolescentie: experimenteren met verschillende keuzemogelijkheden. De periode staat in het teken van exploratie en zelfontplooiing.

Heb je die activering ook al ervaren?

persoonlijk antwoord

Heb je die bevestiging ook al ervaren?

persoonlijk antwoord

11

Bedreiging en angst

a Lees de uitleg over het ervaren van een bedreiging bij geboden hulp en de angst die je soms hebt als je er echt alleen voor staat in een probleemsituatie.

b Lees vervolgens het verhaal van de grottentocht. In welke fase van de adolescentie zit Indra?

c Kun je de theorie in verband brengen met eigen ervaringen? Noteer een aantal trefwoorden die je eigen ervaringen typeren.

Bedreiging

Als je omgeving de gevraagde hulp biedt, kan dat je helpen om in de toekomst je problemen zelfstandig op te lossen. Maar die hulp kun je ook als een bedreiging aanvoelen. Je zelfrespect kan gekwetst zijn: ‘Oei, ik ben blijkbaar iemand die het niet alleen aankan, ik heb hulp nodig.’

Daarom reageren sommigen met protest en zelfs met agressie tegen wie hulp biedt: ‘Bemoei je met je eigen zaken.’ of ‘Ik zoek het zelf wel uit.’

Het verhaal van de grottentocht

proefversie©VANIN

Angst

Als de omgeving geen hulp biedt, kan de angst bij de adolescent toenemen. Sommigen kunnen dan met verwijten reageren: ‘Ik moet hier ook alles altijd alleen doen!’ of ‘Mijn ouders hebben helemaal geen interesse voor mij.’

Stom eigenlijk dat de sfeer zo ver zoek was na de grottentocht. De tocht verliep eerst prima, maar blijkbaar kon Indra het niet verkroppen dat de begeleider van de groep op een bepaald moment het commando van haar overnam. Vanaf dan kon ze het niet laten stekelige opmerkingen te maken over de organisatie en probeerde ze de klasgenoten aan haar kant te krijgen. Achteraf was op de video goed te zien dat de tussenkomst van de specialist echt wel nodig was voor de veiligheid. Hoewel Indra daarna de groep feilloos door de grot loodste, stond haar gezicht op onweer.

De groep was duidelijk de stafkaart verkeerd aan het interpreteren. De foute keuzes stapelden zich op. Vooral toen het tegen valavond liep en de groepsleden totaal geen zicht meer hadden op de situatie, begonnen de verwijten naar de begeleider zich op te stapelen: ‘Waarom zegt hij dan niet dat we al drie uur in een rondje aan het stappen zijn in het bos? ’ ‘Goede begeleider hebben wij! Zo kan ik het ook: alles aan de groep overlaten.’

In welke fase van de adolescentie zit Indra? Waarom? Leid dat af uit kenniskader 3.1 van p. XX

Midden-adolescentie: experimenteren met verschillende keuzemogelijkheden. De periode staat in het teken van exploratie en zelfontplooiing. Als midden-adolescent zie je nu het verband tussen de privileges en de bijbehorende verantwoordelijkheden. Je wilt die verantwoordelijkheden wel opnemen, maar je bent bang om te falen. Volwassen worden betekent ook: kans lopen om te falen, niet te slagen.

Bedreiging - Noteer kenmerken van die fase die je haalt uit je eigen ervaringen.

Angst - Noteer kenmerken van die fase die je haalt uit je eigen ervaringen.

persoonlijk antwoord persoonlijk antwoord

Experimenteren is een leerproces waarbij de adolescent tijdelijk aan bepaalde activiteiten deelneemt of zich volgens bepaalde regels gedraagt. Hij doet dat volgens de verwachtingen van de omgeving, de maatschappij waarvan hij of zij deel uitmaakt. Otto schrijft zich in voor de musicallessen van de lokale musicalgroep. Hij had geen interesse in musical, maar een aantal vrienden raadden het hem aan. Hij merkt dat de musicalgroep belang hecht aan expressie en zelfvertrouwen, iets waar zijn ouders ook op hameren. Hij ontwikkelt tijdens de repetitie nieuwe sociale vaardigheden en oefent om dat naar buiten te brengen.

Om dat alles te kunnen leren, moet hij daarvoor wel de ruimte krijgen, de kansen. De sociale omgeving speelt een grote rol in die leerprocessen. De adolescent verwacht van zijn omgeving activeringskansen om te experimenteren, maar ook bevestiging van wat hij al wel en niet kan.

Ondanks alle activering en bevestiging verloopt niet alles vlekkeloos in de adolescententijd. Je kunt als adolescent niet in alle nieuwe situaties altijd aan de nieuwe eisen voldoen. In zulke gevallen kun je je mateloos schamen, je hulpeloos voelen en soms om hulp vragen. Vreemd is dat je die hulp dan als een bedreiging kunt ervaren. Als je geen hulp krijgt, kun je dan weer behoorlijk angstig zijn om te falen

EUREKA!

proefversie©VANIN

Wat denk je nu over de breinbreker aan het begin van dit thema?

“Welke mijlpalen typeren de adolescentie en volwassenheid?”

Forum

Doorheen dit hoofdstuk leerde je meer over de ontwikkeling van de adolescent. Ga na per ontwikkelingsdomein welke belangrijke mijlpalen je bij jezelf al herkend hebt.

Ik herken het volgende bij mezelf ...

persoonlijk antwoord

fysieke ontwikkeling cognitieve ontwikkeling

persoonlijk antwoord

persoonlijk antwoord

socio-emotionele ontwikkeling

Test jezelf

Ga naar om de vragen te beantwoorden.

1 Op welk moment wordt er gesproken van ‘puberteit’ en welke rol spelen hormonale veranderingen hierin?

2 Welke drie factoren spelen een rol bij de body image van de adolescent? Geef telkens een voorbeeld.

3 Welke drie elementen typeren de formeel operationele fase van de cognitieve ontwikkeling? Bespreek.

4 Wat typeert het puberbrein?

5 Leg drie ontwikkelingstaken uit van de adolescentieperiode aan de hand van een persoonlijk voorbeeld.

SYNTHESE

Adolescentie

De adolescentie is geen homogene periode tussen de lagereschoolleeftijd en de volwassenheid. De literatuur maakt een onderscheid tussen drie fasen

1→ De vroeg-adolescentie (12 tot 14 jaar)

2→ De midden-adolescentie (14 tot 17 jaar)

3→ De laat-adolescentie (17 tot 20 jaar)

De leeftijden zijn enkel een aanwijzing. Elke adolescent ontwikkelt op eigen tempo. Het woord adolescentie komt van het Latijns werkwoord adolescere, dat kun je vertalen als opgroeien, volwassen worden. De adolescentie is de periode waarin een kind zich ontwikkelt tot een volwassene. Ontwikkelen doet de mens op verschillende ontwikkelingsdomeinen:

Bij het optreden van lichamelijke veranderingen door de veranderende hormonenwerking spreek je ook van de start van de puberteit

Je onderscheidt primaire en secundaire geslachtskenmerken

proefversie©VANIN

Fysieke ontwikkeling

1→ Primaire geslachtskenmerken = je bent er mee geboren.

2→ Secundaire geslachtskenmerken = kenmerken die verwijzen naar je geslachtsrijpheid en onderhevig zijn aan de veranderende hormonenwerking.

In de veranderende hormoonwerking speelt de hypofyse een belangrijke rol. Die produceert geslachtsen groeihormonen en er is sprake van seksuele volwassenheid, wat gekenmerkt wordt door de eerste menstruatie bij meisjes en zaadlozing bij jongens. Dat alles heeft een invloed op de body image

Formeel operationele fase

Het denkpatroon van de adolescent wordt gekenmerkt door drie nieuwe dimensies:

Abstract denken

De adolescent is in staat om na te denken over dingen die niet meteen waarneembaar zijn of over gebeurtenissen die niet zelf ervaren worden. Adolescenten kunnen nadenken over mogelijkheden en hierbij abstracte en logische redeneerregels gebruiken.

proefversie©VANIN

Hypothetisch-deductief denken

Het denken bestaat uit hypotheses (= vooronderstellingen) en het maken van deducties (= gevolgtrekkingen). Er worden als-dan-redeneringen gemaakt.

Combinatorisch denken

Het vermogen om systematisch alle mogelijke combinaties van opties te bedenken en te analyseren.

De nieuwe dimensies van het denkpatroon van de adolescent zorgen ervoor dat dat adolescenten kritischer worden en regels niet zomaar accepteren.

Puberbrein

Het gebied in de hersenen dat de emoties invult, ontwikkelt in de puberteit het meest. Dat heeft een invloed op activiteiten die eerder door ratio en verstand bepaald worden. Socio-emotionele

Elke levensfase wordt gekenmerkt door ontwikkelingstaken = taken waarvan een bepaalde maatschappij en cultuur verwachten dat personen in een bepaalde levensfase ze kunnen uitvoeren.

Die ontwikkelingstaken situeren zich op de verschillende ontwikkelingsdomeinen. In de adolescentie gaat het voornamelijk over ontwikkelingstaken op vlak van socio-emotionele ontwikkeling:

—nieuwe en meer volwassen relaties ontwikkelen met leeftijdsgenoten van beide geslachten

—ontwikkelen van een eigen identiteit

—leren aanvaarden van je uiterlijk

—ontwikkelen van een emotionele onafhankelijkheid van je ouders of andere volwassenen

—kiezen van en je voorbereiden op het uitoefenen van een beroep —toewerken naar meer economische onafhankelijkheid —ontwikkelen van sociaal verantwoord gedrag

—een set van waarden en een ethisch systeem ontwikkelen voor gedragssturing

In de adolescentie wordt de basis gelegd van je identiteit. Doordat je mogelijkheden verder ontwikkelen, kun je meer dingen zelfstandig aan. Het emancipatieproces zet zich in = het streven naar zelfstandigheid en verantwoordelijkheid.

Vriendschappen en experimenteren spelen daar een belangrijke rol in.

Bordschema

Fysieke ontwikkeling

Hormoonwerking wijzigt.

puberteit: lichamelijke veranderingen primaire geslachtskenmerken secundaire geslachtskenmerken

Cognitieve ontwikkeling

formeel operationeel stadium

puberbrein: ratio < emoties

Sociaal-emotionele ontwikkeling ontwikkelingstaken basis van identiteit emancipatieproces vriendschappen en experimenteren

proefversie©VANIN

DE VOLWASSENE 4

proefversie©VANIN

4.1

Na de boeiende adolescentieperiode, kondigt de periode van volwassenheid zich aan. Een periode waarvan het einde niet gedefinieerd is. Belangrijk is dat er ook tijdens deze periode nog steeds sprake is van groeien, rijpen en leren. De volwassenheid wordt opgedeeld in drie fasen: de vroege, midden en late volwassenheid. Elk van die fasen brengt eigen uitdagingen, veranderingen en mogelijkheden met zich mee. In de vroege volwassenheid ligt de nadruk vaak op persoonlijke ontwikkeling en het aangaan van relaties, terwijl de midden volwassenheid draait om stabiliteit en reflectie. De late volwassenheid is een periode van afronding en acceptatie.

Volwassenheid: een begrip met verschillende benaderingen

Vanaf de leeftijd van 18 jaar word je in de meeste Europese landen juridisch als meerderjarig beschouwd, wat heel wat rechten, maar ook verantwoordelijkheden met zich meebrengt. Maar ben je dan ook echt volwassen in alle betekenissen van het woord op je achttiende verjaardag? Het begin van de adolescentie is makkelijk aan te geven. Bij de meisjes is dat de menarche (=de eerste menstruatie) en bij de jongens de spermarche (=de eerste zaadlozing). Het einde van de adolescentie en dus het begin van de volwassenheid, is echter minder duidelijk. Ook omdat er verschillende soorten volwassenheid zijn.

1 Juridisch gezien ben je volwassen op de leeftijd van 18 jaar. Een Australische wetenschapster pleit ervoor om deze leeftijdsgrens op te trekken tot 24 jaar. Analyseer het artikel en sta stil bij de verschillende argumenten om de volwassenheid te laten starten op 24 jaar.

24 JAAR, BEN JE DAN AL VOLWASSEN OF TOCH NOG EEN ADOLESCENT?

Wanneer ben je kind, wanneer adolescent, wanneer volwassen? Grenzen afbakenen is niet evident en al helemaal niet als het om adolescentie gaat. Tot nu toe gaat men er algemeen van uit dat de puberteit loopt van pakweg 10 tot 19 jaar. Een Australische wetenschapster pleit ervoor om die leeftijdsgrens op te trekken tot 24. En ze haalt daarvoor zowel biologische als maatschappelijke factoren aan.

Adolescentie, de puberteit, die ietwat vreemde, niet altijd makkelijke overgangsfase tussen kindertijd en volwassenheid. Een onbestemde fase ook, men slaagt er niet in ze exact af te bakenen in leeftijdsgrenzen. Vanaf wanneer ben je geen kind meer en vanaf wanneer ben je een volwassene? Moeilijke vragen, ook voor wetenschappers. Tot nu wordt in het algemeen aangehouden dat de adolescentie begint rond de leeftijd van 10 jaar en eindigt rond het 18e, 19e levensjaar.

Experts pleiten er nu voor om die laatste leeftijdsgrens op te trekken naar 24 jaar.

Adolescentie omvat zowel elementen van biologische groei als elementen van groei in de positie die iemand in de maatschappij inneemt.

Twee factoren die in de laatste eeuw grote veranderingen ondergaan hebben, zegt professor Susan Sawyer van het Centre for Adolescent Health van het Royal Children's Hospital in Melbourne, Australië, in The Lancet

Onze biologische ontwikkeling stopt niet bij 18, 19 jaar

proefversie©VANIN

Biologisch gezien begint de puberteit op het moment dat de hypothalamus, een belangrijke klier in de hersenen, een hormoon begint af te scheiden dat de hypofyse (een klier in de hersenen die een belangrijke rol speelt bij de voortplanting) en de geslachtsklieren (zaadballen bij jongens, eierstokken bij meisjes) activeert. Dat gebeurde vroeger rond de leeftijd van 14 jaar.

Door de sterk verbeterde leefomstandigheden is dat in ontwikkelde landen gedaald tot 10 jaar. Een concreet gevolg: de gemiddelde leeftijd waarop meisjes voor het eerst hun maandstonden krijgen, is in de afgelopen 150 jaar gedaald met 4 jaar. Bijna de helft van alle 12- tot 13-jarige meisjes in de geïndustrialiseerde landen menstrueert. Er zijn ook voldoende biologische argumenten om de ‘eindgrens’ van adolescentie op te trekken, betogen professor Sawyer en haar collega's. Het menselijke lichaam stopt namelijk niet met zich verder te ontwikkelen als je 18, 19 jaar bent. Zo blijft ons brein ook lang na het 20e levensjaar nog groeien, matuurder worden, waardoor het sneller en efficiënter werkt. Veel mensen krijgen ook geen wijsheidstanden voor ze 25 zijn. Wijsheidstanden worden zo genoemd omdat het de laatste tanden zijn die doorkomen (net zoals het verstand bij sommigen pas laat zou doorkomen).

Later afstuderen, werken, trouwen, kinderen krijgen Daarnaast is er ook de sociale positie die iemand inneemt. Vanaf wanneer ben je niet langer een adolescent, maar een volwassene? Ook hier kun je enorme veranderingen optekenen, schrijft Sawyer. De leeftijd waarop jongeren afstuderen, gaan werken, trouwen, kinderen krijgen - factoren die mee bepalen wanneer je door de maatschappij als ‘volwassen’ wordt bestempeld - is de afgelopen decennia almaar toegenomen.

‘De semi-onafhankelijkheid die zo typerend is voor de adolescentie wordt daardoor uitgebreid,’ valt te lezen. ‘Hoewel de wet je in vele opzichten vanaf 18 jaar als een volwassene beschouwt, met alle bijhorende wettelijke rechten, plichten en privileges, gebeurt het opnemen van volwassen rollen en verantwoordelijkheden in het algemeen pas veel later.’

‘Leeftijdsgrenzen zijn altijd willekeurig, maar onze huidige definitie van wat adolescentie is, is veel te strikt. De leeftijdscategorie van 10 tot 24 jaar past beter bij de manier waarop de adolescenten van vandaag zich ontwikkelen,’ schrijft Sawyer.

Aangepaste wetgeving?

Professor Sawyer is van mening dat het veranderen van de opvatting over adolescentie van vitaal belang is. ‘De overgangsperiode tussen kindertijd en volwassenheid neemt veel meer tijd in beslag dan ooit tevoren, en dat in een tijd waarin ‘nieuwe’ sociale krachten zoals marketing en digitale media de gezondheid en het welbevinden beïnvloeden.’

Ze pleit voor het aanpassen van de wetgeving en van sociaal beleid. Zo zouden jeugdondersteunende maatregelen moeten kunnen blijven lopen tot 25 jaar. Al is niet iedereen het daarmee eens. ‘Oudere kinderen en jongere mensen worden veel meer gevormd door de verwachtingen die de maatschappij van hen heeft, dan door hun intrinsieke biologische groei,’ zegt socioloog Jan Macvarish van de University of Kent aan de BBC. ‘Er is niets ‘kinderlijks’ aan het feit dat je in je twintigerjaren nog studeert of experimenteert op het werk. We moeten het streven en groeien naar onafhankelijkheid niet als een pathologie gaan beschouwen.’

a De puberteit begint zowel bij meisjes als jongens steeds vroeger. Welke rol speelt de omgeving (nurture) in die biologische (nature) verandering?

Verbeterde levensomstandigheden hebben ervoor gezorgd dat de hypothalamus vroeger hormonen afscheidt die de hypofyse en geslachtsklieren activeert, waardoor de menarche en spermarche vroeger starten.

b Welke biologische elementen worden aangehaald in het pleidooi om de leeftijdsgrens van de adolescentie op te trekken tot 24 jaar?

Het menselijk lichaam stopt niet met ontwikkelen op fysiek vlak. Ook na het twintigste levensjaar blijft het brein groeien en matuurder worden. Ook kunnen wijsheidstanden, de laatste tanden van het menselijk gebit, pas na de leeftijd van vijfentwintig doorkomen.

c Maatschappelijk zijn er ook argumenten om het begin van de volwassenheid later te leggen. Leg uit.

De leeftijd waarop je afstudeert, gaat werken, trouwt, kinderen krijgt ... bepaalt wanneer de maatschappij jou als volwassen ziet. Deze taken gebeuren in onze huidige samenleving gemiddeld gezien pas veel later.

2 Er zijn drie benaderingen van het begrip ‘volwassen’. Geef bij elke benadering waarom jij er wel of niet aan voldoet.

1→ Biologische volwassenheid

Je bent fysiek volgroeid. Het gaat over de lichaamsbouw en over de ontwikkeling van de lichamelijke functies.

Op zijn vierentwintigste heeft Tobias als renner nog niet alle mogelijkheden ontwikkeld. Zijn lang opgeschoten lichaam moet nog aan spierkracht winnen. In die zin is hij nog niet volgroeid.

Ben ik het al? Wat wel? Wat niet?

persoonlijk antwoord

proefversie©VANIN

2→ Maatschappelijke volwassenheid

Heeft te maken met het zelfstandig en onder eigen verantwoordelijkheid een plaats kunnen innemen in de maatschappij.

Lucas is op zijn zeventiende een volwassen persoon. Nu hij van de jeugdrechter door familiale problematiek aan begeleid zelfstandig wonen doet, merk je dat hij zijn boontjes goed kan doppen. Bovendien lijden zijn studies niet onder het zelfstandig wonen. Het is niet iedereen gegeven.

Ben ik het al? Wat wel? Wat niet?

persoonlijk antwoord

3→ Juridische volwassenheid

Legt de wettelijke leeftijdsgrenzen vast waarop men verondersteld wordt zowel persoonlijke als maatschappelijke verantwoordelijkheid te kunnen dragen.

vakantiejob: vanaf 15 jaar

meerderjarigheid: 18 jaar seksuele meerderjarigheid: vanaf 16 jaar

Ben ik het al? Wat wel? Wat niet?

persoonlijk antwoord

proefversie©VANIN

3 Wanneer je 18 jaar wordt, ben je officieel meerderjarig of ‘volwassen’ juridisch gezien. Je krijgt nieuwe rechten en verantwoordelijkheden. Zoek op welke rechten je verwerft en welke verantwoordelijkheden dat met zich meebrengt.

Recht

Je hebt het recht om zelf documenten te ondertekenen.

Verantwoordelijkheid

Je moet de verantwoordelijkheid nemen om documenten goed na te lezen alvorens ze te ondertekenen.

persoonlijk antwoord persoonlijk antwoord

persoonlijk antwoord persoonlijk antwoord

persoonlijk antwoord persoonlijk antwoord

Het begrip ‘volwassen zijn’ kun je op verschillende manieren benaderen.

Biologische volwassenheid verwijst naar het fysiek volgroeid zijn.

proefversie©VANIN

—In België word je vanaf de leeftijd van 18 jaar juridisch als meerderjarig beschouwd. De juridische volwassenheid heeft nieuwe rechten en verantwoordelijkheden tot gevolg. Vaak wordt hier ook het begrip ‘meerderjarigheid’ gebruikt. De juridische volwassenheid betekent echter nog niet dat je maatschappelijk als volwassene beschouwd wordt.

—De term maatschappelijke volwassenheid houdt in dat je als individu rollen en verwachtingen die de samenleving toekent aan die levensfase kunt vervullen.

Biologische, juridische en maatschappelijke volwassenheid overlappen vaak, maar kunnen ook op verschillende tijdstippen in iemands leven bereikt worden.

De volwassenheid wordt opgedeeld in drie grote periodes. Ook in deze fase-opdeling zijn er grote verschillen wat de leeftijd betreft. De opgegeven leeftijden zijn dan ook aanwijzingen, geen absolute leeftijdsafbakeningen.

—vroege volwassene (18 tot 40 jaar)

—midden volwassene (40 tot 65 jaar)

—late volwassene (65 jaar tot overlijden)

Good to know

Een aparte leeftijdscategorie?

Een aantal auteurs stellen voor om een bijkomende leeftijdscategorie te gebruiken tussen de adolescentie en de volwassenheid: emerging adulthood, wat je zou kunnen vertalen als ‘ontluikende volwassenheid’. Die tussenfase zou dan als een overgangsfase worden beschouwd waarin adolescenten (laattieners en twintigers) al volwassen keuzes hebben gemaakt (bv. werken), maar nog geen keuzes (kunnen) maken die hun leven voor langere tijd bepalen (bv. kinderen krijgen).

4.2 Fysieke ontwikkeling

Aangezien de volwassenheid over een ruime periode in de tijd wordt bekeken, is het op vlak van fysieke ontwikkeling een periode die start op een hoogtepunt, maar naar het einde toe evolueert naar een confrontatie met fysieke ongemakken.

proefversie©VANIN

1 Analyseer de verschillende afbeeldingen. Welke fysieke veranderingen typerend voor de volwassenheid worden in de verf gezet?

Vroege volwassenheid 18 tot 40 jaar

Midden volwassenheid 40 tot 65 jaar

Late volwassenheid 65 jaar tot overlijden zwangerschap en de impact op het lichaam van een zwangerschap minder elastische huid, veranderende hormonenhuishouding met menopauze als gevolg gehoorverlies, risico op vallen en de impact hiervan op de brozere botten

2 Analyseer de tekst. Het volledige artikel kun je nalezen op iDiddit.

Angst om te verouderen is eigenlijk angst voor het onbekende

Onze angst voor veroudering heeft vooral te maken met angst voor het onbekende en niet zozeer met het verouderingsproces zelf, blijkt uit Amerikaans onderzoek. Bovendien werkt onze maatschappij die angst in de hand.

Voor het eerst in de geschiedenis van de mensheid is het vanzelfsprekend om oud te worden. In tegenstelling tot vroeger, toen lang leven vooral voor de elite weggelegd was, wordt wereldwijd ongeveer 79 procent van de vrouwen en 70 procent van de mannen 65 jaar of ouder.

Ondanks die hoge levensverwachting beschouwen veel mensen in het Westen ouder worden nog steeds als iets onaangenaams en zelfs als iets engs. Wetenschappelijk onderzoek toont nu aan dat angst voor verouderen in feite angst voor het onbekende kan zijn.

De maatschappij focust sterk op jeugdigheid en bekwaamheid en dat kan leiden tot angst om zwak en ongewenst te worden. De alomtegenwoordige reclame voor antiverouderingsproducten versterkt het idee dat ouder worden inherent onaantrekkelijk is en verhoogt daarmee onze angst.

Sommige mensen ontwikkelen zelfs gerascofobie, een pathologische angst voor verouderen. Dat leidt tot irrationele gedachten en gedrag, zoals een fixatie op gezondheid, ziekte en sterfelijkheid en tekenen van veroudering zo veel mogelijk verbergen. (...)

Van onproductief tot minderwaardig

We zijn niet altijd bang geweest om te verouderen. Vroeger betekende een hoge leeftijd juist een hoog aanzien binnen de maatschappij. Zo werden ouderen in China en middeleeuws Europa gewaardeerd voor hun wijsheid en ervaring. Jongere generaties richtten zich vaak tot hen voor advies.

Die gerespecteerde positie veranderde in de achttiende eeuw met de industriële revolutie in het Westen. Vanaf toen werden ouderen als onproductief gezien en werden ze uitgesloten uit de maatschappij. Wie te oud was om te werken of een ongeneeslijke aandoening had, werd als een soort ‘hulpbehoevend kwaad’ gezien.

Aan het begin van de twintigste eeuw veranderde de omgang met ouderen. Vergrijzing werd wereldwijd een centraal thema binnen de welvaartsmaatschappij met de invoering van pensioenstelsels. Naarmate de vraag naar sociale zekerheid en gezondheidszorg toenam, begonnen journalisten ouderen in beeld te brengen als een last voor de maatschappij. (....)

Bron: EOS Wetenschap

proefversie©VANIN

a Zoek de betekenis op van volgende begrippen. gerascofobie vergrijzing een pathologische, wat wil zeggen ziekelijke, angst voor het verouderen met irrationele gedachten en gedrag tot gevolg

Het aandeel ouderen in de bevolkingsgroep neemt toe.

b Hoe veranderde de maatschappelijke visie tegenover ouder worden doorheen de geschiedenis?

Voor de industriële revolutie had het hebben van een hoge leeftijd aanzien en keken jongeren op naar ouderen. Met de start van de industriële revolutie werd het accent gelegd op productiviteit en werden ouderen gezien als onproductief en maatschappelijk uitgesloten. Met de vergrijzing in de 20e eeuw nam de druk op de sociale zekerheid en gezondheidszorg toe, waardoor ouderen als last voor de maatschappij werden gezien.

c Wat is het gevolg van de huidige maatschappelijke visie op het ouder worden?

We willen zo lang mogelijk jong en gezond blijven.

d Leg het begrip agisme uit en illustreer met een voorbeeld.

Agisme is een synoniem voor leeftijdsdiscriminatie. Je wordt anders behandeld, omdat je te oud of te jong bent in een situatie waar dat onwenselijk wordt geacht of volgens de wet eigenlijk niet mag. Bijvoorbeeld: geen kans maken op een bepaalde job omwille van jouw leeftijd.

Fysieke ontwikkeling

Elke fase van de volwassenheid kent verschillende mijlpalen op vlak van fysieke ontwikkeling. Terwijl de vroege volwassenheid wordt gekenmerkt door een piek op vlak van fysieke prestaties, beginnen in de midden volwassenheid de eerste tekenen van veroudering op te treden.

Vroege volwassenheid (18 tot 40 jaar)

Jongvolwassenen bevinden zich op het hoogtepunt van hun fysieke capaciteiten. Dat omvat spierkracht, snelheid, uithoudingsvermogen en coördinatie. De stofwisseling begint geleidelijk aan te vertragen, waardoor gewichtsverandering kan optreden. Bij vrouwen is de vruchtbaarheid het hoogst vanaf de late tienerjaren tot ongeveer de leeftijd van 30 jaar.

Midden volwassenheid (40 tot 65 jaar)

De eerste tekenen van veroudering beginnen zichtbaar te worden. De eerste rimpels zijn er, haar wordt grijzer ... Naast de uiterlijke veroudering kunnen spiermassa en kracht afnemen. Een proces dat vertraagd kan worden door regelmatige lichaamsbeweging. In deze periode kunnen het gezichtsvermogen en gehoor verslechteren. Bij vrouwen treedt in deze periode meestal de menopauze op.

Late volwassenheid (65 jaar tot overlijden)

De spiermassa en botdichtheid nemen verder af. Daardoor verhoogt het risico op vallen en botbreuken. Gewrichten worden stijver door het verlies van kraakbeen. De zintuigelijke scherpte neemt verder af.

proefversie©VANIN

Belangrijk om op te merken is dat ook deze levensfase onderhevig is aan een complex samenspel van nature-nurture kenmerken. Genetische aanleg kan ervoor zorgen dat bepaalde ouderdomsverschijnselen trager of sneller optreden. Maar ook omgevingsfactoren, en dus levensomstandigheden, kunnen daar een rol in spelen.

4.2

Cognitieve ontwikkeling

Het denken van de mens blijft zich verder ontwikkelen. De volwassene is in staat om (tegen)argumenten en debat in te zetten in schijnbaar logische situaties. Het denken kan in de late volwassenheid ook een terugval hebben.

4.3.1 Postformeel denken

proefversie©VANIN

1 Analyseer de reactie van Frieke aan de hand van een klasgesprek.

a Lees het tekstfragment. Bespreek met de klas hoe Frieke zal reageren.

De partner van Frieke drinkt graag een glaasje. Frieke waarschuwt haar partner dat als die nog een keer dronken thuiskomt, ze haar spullen inpakt en samen met de kinderen voorgoed vertrekt. Enkele dagen na de waarschuwing, komt haar partner dronken in het midden van de nacht thuis.

b De klas bestaat uit adolescenten. In welke fase van de cognitieve ontwikkeling bevinden adolescenten zich volgens Piaget? Pas dat denken toe op het fragment van Frieke.

Formeel operationeel stadium: de adolescent is in staat om abstract te denken, als-dan-redeneringen te maken en combinatorisch te denken. Toegepast op de situatie van Frieke wil dat zeggen dat Frieke vertrekt, want ze had haar partner gewaarschuwd.

c Psychologe en onderzoeker Giesela Labouvie-Vief (1945-2022) stelt dat er nog een fase komt na Piagets laatste stadium, namelijk het postformeel denken. Postformeel denken gaat verder dan pure logica en houdt rekening met het feit dat er in een situatie meerdere oplossingen zijn, gebaseerd op eerdere ervaringen. Welke elementen kunnen een belangrijke rol spelen in het verhaal van Frieke?

persoonlijk antwoord bv. Zal de partner van Frieke zich excuseren? Heeft Frieke een mogelijkheid om ergens te verblijven?

Het postformeel denken gaat verder dan puur logische processen met juist of fout te beantwoorden. Er wordt rekening gehouden met argumenten, tegenargumenten en debat. Er is het besef dat er in een bepaalde situatie meerdere oplossingen zijn.

4.3.2 Dementie

Reminiscentie is het bewust ophalen van herinneringen. Herinneringen zijn belangrijk en maken ons tot wie we zijn, maar wat als de herinneringen vervagen?

2 Kijk aandachtig naar het filmpje van Restaurant misverstand en beantwoord de vragen.

a Wat valt je op aan het startinterview?

Er wordt gevraagd naar de naam, leeftijd en woonplaats. De mensen aan wie de vraag gesteld wordt, vergeten elementen uit de vraag.

De mensen die geïnterviewd worden, zijn relatief jong om aan een programma mee te doen rond dementie.

b Eerder werd de maatschappelijke visie op ouder worden aangehaald. Hoe probeert dit programma hier tegenin te gaan?

Door mensen met een ziekte een rol te geven in de samenleving. Ze gaan na wat mensen met dementie wel nog kunnen.

3 Luister naar de podcastaflevering van DS Vandaag: Wat kun je doen om dementie te voorkomen of uit te stellen?

a Wat roept dementie bij jou op?

persoonlijk antwoord

proefversie©VANIN

b Waarom wordt dementie de ziekte van de 21e eeuw genoemd?

Er zijn alsmaar meer mensen met dementie, 1/5 maakt kans op dementie. De bevolking wordt ouder (cfr. vergrijzing) waardoor het aantal mensen met dementie uiteraard stijgt.

c Link het risico op dementie met het nature-nurture debat.

Erfelijke belasting is belangrijk, maar ook de omgeving speelt een rol. Er zijn enkele risicofactoren waar je aan kunt sleutelen.

d Welke specifieke persoonlijke risicofactoren worden er aangehaald in de podcast?

Gehoorverlies. Als je niet meer goed kunt horen, heb je meer risico op het krijgen van dementie.

Scholing in de kinderjaren, zodat je hersenen schade kunnen compenseren. Verhoogde cholesterol is een risicofactor voor dementie. Het heeft een impact op de doorbloeding in de bloedvaten en dus een impact op de doorbloeding in de hersenen.

proefversie©VANIN

e Welke beschermende factoren worden er aangehaald in de podcast?

Sociaal contact onderhouden, je hersenen uitdagen door bijvoorbeeld iets bij te leren, tijdig een gehoorapparaat gebruiken.

4 Dementie is een verzamelnaam voor ruim vijftig verschillende ziektes. Maak een poster met de meest voorkomende vormen van dementie waarop relevante informatie over de verschillende vormen wordt weergegeven.

Dementie is een verzamelnaam voor een groep symptomen die veroorzaakt worden door aandoeningen aan de hersenen. Het wordt gekenmerkt door een achteruitgang in cognitieve functies zoals geheugen, taal, denkvermogen en het vermogen om dagelijkse handelingen uit te voeren. Dementie is progressief, wat betekent dat de symptomen na verloop van tijd erger worden.

Dementie is een verzamelnaam voor ruim vijftig verschillende ziektes. Er zijn dan ook veel verschillende vormen van dementie. De ziekte van Alzheimer is de meest voorkomende vorm van dementie.

Vasculaire dementie 16 % Overige vormen 14 %

Soorten dementie

van Alzheimer 70 %

Dementie heeft niet alleen een impact op de persoon zelf, maar ook op de omgeving van de persoon. Familie neemt de rol van mantelzorger op. Dat is het geven van zorg en ondersteuning aan een familielid, vriend ... met een extra zorgnood. Dat is vaak niet iets waar je bewust voor kiest, maar wat op je pad komt.

Dementie 4.4
Ziekte

Socio-emotionele ontwikkeling

De mens ontwikkelt zijn hele leven lang en dat in voortdurende interactie met anderen en zijn omgeving. De basis voor wie je bent, wordt gelegd in eerdere levensfasen en elke ervaring neem je mee naar een volgende levensfase. Naarmate je ouder wordt, veranderen de uitdagingen echter. In de volwassenheid komen er nieuwe ontwikkelingstaken naar voren, die bepalend zijn voor hoe je je verhoudt tot de samenleving, je werk en je persoonlijke relaties.

4.4.1

Traditionele visies op persoonlijkheidsontwikkeling gaan ervan uit dat je doorheen je leven verschillende stadia doorloopt met in elk stadium een specifieke crisis. Hoe je omgaat met die crisis, bepaalt wie je bent in een volgende levensfase. Best wel bepalend zo’n crisis, maar als humane wetenschapper kun je hier misschien wel enkele kanttekeningen bij maken? 4.4

Persoonlijkheidsontwikkeling

proefversie©VANIN

1 Lees kenniskader 4.5 Persoonlijkheidsontwikkeling (p. XX). Met welke conflict zou je de gegeven situatie of uitspraak koppelen?

‘Het is nu of nooit om mij politiek te engageren. Ik wil bijdragen aan het uitwerken van een beleid dat rekening houdt met alle Belgen, arm of rijk.’

Jacques

‘Mijn omgeving zit volop in de luiers. Ik heb het gevoel dat ik de enige persoon in mijn vriendenkring ben die nog niet gestart is met kinderen. Onlangs las ik een artikel over social freezing, een techniek om eicellen in te vriezen omwille van niet-medische redenen. Op die manier voel ik mij niet gepusht om ook te beginnen aan het gezinsleven en heb ik nog tijd om een geschikte partner te vinden.’

Nathalie

‘Soms huil ik omdat ik bang ben of honger heb, maar er komt niemand. Ik weet niet of er ooit iemand zal komen.’

Nelson

‘Ik voel me soms verloren op school. Er zijn verschillende kliekjes, maar ik voel me nergens écht op mijn plek. Ik probeer overal een beetje in mee te gaan, maar het voelt alsof ik een rol speel in plaats van mezelf te zijn.’

Khesrow

‘Ik koos ervoor om niet mee te gaan met mijn jeugdliefde op wereldreis. Een keuze die ik mij nog steeds beklaag. Had ik met haar wel een gelukkig gezin gehad?’

Sing

Violettes vader vraagt of ze zich wil gaan aankleden om te vertrekken naar het verjaardagsfeest van oma Violette komt fier naar beneden en draagt op haar panty ’s een gebloemde zomershort. Haar sweater is een kersttrui die nog vanachter in de kleerkast lag en eigenlijk te klein is. Op het verjaardagsfeest vertelt Violette aan iedereen die het wil horen hoe trots ze is dat ze zelf haar kleren mocht kiezen.

‘Ik probeerde mama te verrassen door een tekening op de muur te maken, maar ze werd boos en zei dat ik alles kapot maak.’

Henry

‘Ik werkte echt hard aan mijn spreekbeurt en kreeg een compliment van mijn leraar. Dat voelde goed!’

Crisis Situatie

vertrouwen vs. wantrouwen

onafhankelijkheid vs. afhankelijkheid

initiatief vs. schuldgevoel

vaardigheid vs. minderwaardigheid

identiteit vs. rolverwarring

intimiteit vs. isolement

generativiteit vs. stagnatie

integriteit vs. wanhoop

proefversie©VANIN

Erikson ontwikkelde een levenslooptheorie met nadruk op onze sociale interacties met anderen. Volgens zijn theorie doorloopt de persoonlijkheidsontwikkeling van elke mens acht stadia. Elk stadium wordt gekenmerkt door een crisis of conflict. Dat conflict moet opgelost worden om te kunnen voldoen aan de eisen van het volgende ontwikkelingsstadium. De oplossing kan bestaan uit een positieve of negatieve pool.

Levensfase Centrale crisis Oplossing

baby vertrouwen vs. wantrouwen

peuter onafhankelijkheid vs. afhankelijkheid

Een baby leert vertrouwen te hebben in de wereld door consistente zorg en liefde of ontwikkelt wantrouwen door verwaarlozing. De centrale hechtingsfiguur speelt hier een belangrijke rol.

De peuter ontwikkelt zelfvertrouwen door zelfstandig handelen of ervaart schaamte en twijfel bij een gebrek aan ondersteuning.

kleuter initiatief vs. schuldgevoelKleuters leren initiatief nemen door zelf dingen te proberen, maar kunnen schuldgevoel ontwikkelen als hun acties worden afgekeurd.

lagereschoolkindvaardigheid vs. minderwaardigheid

Kinderen leren vaardigheden en competenties, maar kunnen zich minderwaardig voelen als ze falen of kritiek krijgen.

adolescent identiteit vs. rolverwarring

vroege volwassenheid

midden volwassenheid

Adolescenten ontwikkelen een eigen identiteit, maar kunnen in verwarring raken over hun plaats in de wereld.

intimiteit vs. isolementHet aangaan van hechte relaties is cruciaal, maar mislukking kan leiden tot een gevoel van isolement.

generativiteit vs. stagnatie

proefversie©VANIN

late volwassenheidintegriteit vs. wanhoop

Generativiteit verwijst naar het maken van een positieve bijdrage aan de wereld. Mensen zoeken betekenis door bij te dragen aan de maatschappij en volgende generaties, of voelen zich gestagneerd. Dat is het gevoel van vast te zitten en onproductief te zijn.

Ouderen reflecteren op hun leven met tevredenheid of ervaren spijt en wanhoop over gemiste kansen.

Onze huidige kennis over de veerkracht van de mens brengt enige nuance in de theorie van Erikson. Het gaat hier over het vermogen om te herstellen van stress en tegenslag. Veerkracht kan ervoor zorgen dat een negatieve uitkomst van een crisis niet onoverkomelijk is.

De theorie van Erikson wordt vaak aangehaald in de ontwikkelingspsychologie. Het is echter één bepaalde visie om naar persoonlijkheidsontwikkeling te kijken. Er zijn ook modellen die op een andere manier kijken naar persoonlijkheidsontwikkeling en aangeven dat persoonlijkheidsontwikkeling bepaald wordt door specifieke gebeurtenissen in iemands leven.

4.4.2 Centrale ontwikkelingstaken

In elke levensfase staan er ontwikkelingstaken centraal. In het vorige hoofdstuk kwamen de verschillende ontwikkelingstaken van eerdere levensfasen aan bod. Nu zoom je in op enkele belangrijke ontwikkelingstaken die zich situeren op het domein van de sociaal-emotionele ontwikkeling tijdens de volwassenheid.

2 Analyseer de verschillende bronnen.

1

Later en diverser ouderschap

In de overgrote meerderheid van de gevallen leeft een moeder samen met haar partner wanneer ze in 2022 een kind krijgt: 86,4 % van de gevallen. Geboorten binnen een getrouwd koppel (vroeger bekend als ‘wettige’ geboorten) maken nu nog maar 45 % uit van de geboorten. Die geboorten vormden 10 jaar geleden de meerderheid (52,1 %). In 2015 vindt er een verschuiving plaats. Dan is de verdeling bijna in evenwicht (49,4 % van de geboorten binnen het huwelijk tegenover 50,6 % buiten het huwelijk).

De gemiddelde leeftijd van de moeder bij de geboorte van haar eerste kind blijft ongewijzigd op 29,6 jaar. Alleen in Wallonië daalt deze leeftijd naar 29,3 jaar. Nieuwe moeders in Vlaanderen zijn dit jaar opnieuw 29,6 jaar oud. In Brussel zijn ze met 30,8 jaar nauwelijks jonger dan ze in 2021 waren. Sinds enkele jaren staan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het Waals Gewest nek aan nek voor de eerste plaats wat die leeftijd betreft. In 2022 is het in de provincie Waals-Brabant dat men het laatst moeder wordt: 31,1 jaar. Dat gebeurt het vroegst in het arrondissement Charleroi, dat als enige onder de grens van 28 jaar blijft. Er is een lichte verjonging van de co-ouder, die de afgelopen 5 jaar gemiddeld ouder was dan 34 jaar. In 2022 was de co-ouder 33,9 jaar oud.

proefversie©VANIN

Gemiddelde leeftijd vrouw bij eerste kind in Nederland

gemiddelde leeftijd bij geboorte eerste kind per land (CIA)

a Vat de info van elke bron in een schema samen.

persoonlijk antwoord

persoonlijk antwoordpersoonlijk antwoord

proefversie©VANIN

b Welke conclusies maak je na het analyseren van de verschillende bronnen?

3 Lees kenniskader 4.6 (p. XX) en analyseer de verschillende tekstfragmenten.

a In welke periode van de volwassenheid situeer je het tekstfragment?

b Motiveer je antwoord.

Vranckx poseert voor de foto met zijn collectie van hij-weet-niethoeveel sjaaltjes. Hij legt ze op tafel. Het zijn er een pak. Ging hij op missie, dan kwam hij terug met een nieuw. Als hij eerlijk is, maakt het hem een beetje bang, dat de stapel misschien niet meer zal groeien. Hij heeft ermee geworsteld: met pensioen moeten. Maar hij heeft een uitweg. Reportages maken voor de nieuwsdienst, dat kan niet meer. Maar hij wil als zelfstandige wel nog blijven werken aan een aantal documentaires.

Bron: Het Nieuwsblad

In België is de gemiddelde leeftijd van het krijgen van een kind 29,6 jaar. De gemiddelde leeftijd ligt in ons buurland Nederland enkele maanden hoger. De gemiddelde leeftijd waarop vrouwen moeder worden, kent de afgelopen 50 jaar een stijging van ongeveer 6 jaar. De gemiddelde leeftijd staat in contrast met landen in Afrika en Zuid-Amerika, waar de gemiddelde leeftijd tussen de 18 en 22 jaar ligt. X

vroege volwassenheid (18 tot 40 jaar) midden volwassenheid (40 tot 65 jaar) late volwassenheid (65 jaar tot overlijden)

Vranckx is net op pensioen en probeert dat te aanvaarden. Hij probeert zich aan te passen aan zijn pensioen en een invulling van zijn verdere leven te zoeken.

Gewezen voorzitter Vooruit Melissa Depraetere en Kenneth Vermeulen spreken in een dubbelinterview over hun kinderwens. Al mag het voor de een al wat sneller gaan dan voor de andere. De twee trouwden in 2019, het feest volgde door corona pas later. Gezinsuitbreiding? Haar man, zeven jaar ouder, is er klaar voor. ‘Ik wil geen oude papa zijn’, klinkt het. Maar voor de voorzitter van Vooruit is daar nu geen ruimte voor. ‘Het is totaal niet aan de orde nu. Ik ben er pas recent over beginnen nadenken, en toen werd ik voorzitter. En nu zijn het verkiezingen. Ik wil geen valse hoop geven, maar na de verkiezingen hebben we het er opnieuw over, beloofd.’

Bron: Het Nieuwsblad

proefversie©VANIN

vroege volwassenheid (18 tot 40 jaar) midden volwassenheid (40 tot 65 jaar)

late volwassenheid (65 jaar tot overlijden)

In het fragment worden elementen besproken zoals het kiezen van een partner, een gezin stichten en een job beginnen (politieke carrière).

Christel Van Dyck over mantelzorg: ‘Ik zorg graag, maar ik moet me vaak ontdubbelen’

De sandwichgeneratie is de generatie die voor haar opgroeiende kinderen zorgt, maar ook al instaat voor ouders die extra zorg nodig hebben. Christel Van Dyck, radio 2 presentatrice, is een ‘supersandwich’. Ze heeft nog een studerende zoon in huis, ze zorgt voor haar papa die in een rusthuis verblijft en op woensdag is ze er voor haar kleinzoon. ‘Ik zorg graag, maar ik moet me vaak ontdubbelen.’

Bron: radio 2

vroege volwassenheid (18 tot 40 jaar) midden volwassenheid (40 tot 65 jaar) late volwassenheid (65 jaar tot overlijden)

Christel is mantelzorger en moet zich aanpassen aan het ouder worden van haar ouders, maar tegelijkertijd ook zorg dragen voor haar zoon. Ontwikkelingstaken die aansluiten bij de midden volwassenheid.

Zoals aangegeven in het vorige hoofdstuk, wordt van mensen verwacht dat ze bepaalde taken in een levensfase kunnen uitvoeren. Dat zijn de zogenaamde ontwikkelingstaken. In de volwassenheid kunnen de ontwikkelingstaken als volgt samengevat worden:

proefversie©VANIN

4.4.3

vroege volwassenheid —een partner kiezen en leren leven met een partner —een gezin stichten en kinderen opvoeden —een job beginnen —verantwoordelijkheden opnemen —een sociale kring ontwikkelen

midden volwassenheid —creëren en behouden van een bepaalde levensstandaard —helpen van tienerkinderen om (gelukkige) volwassenen te worden

—ontwikkelen van een volwassen vrijetijdsbesteding —zich relateren aan de partner —leren accepteren en zich aanpassen aan de fysieke veranderingen van het lichaam —zich aanpassen aan het ouder worden van de ouders

late volwassenheid —zich aanpassen aan het dalen van de fysieke kracht en het pensioen

—leren omgaan met de dood van de partner —een band ontwikkelen met leeftijdsgenoten —tegemoetkomen aan sociale verwachtingen

De kanttekening moet gemaakt worden dat ontwikkelingstaken maatschappelijk en cultureel gebonden zijn. Doorheen de tijd en afhankelijk van cultuur tot cultuur kunnen er andere accenten liggen in de ontwikkelingstaken gebonden aan een bepaalde leeftijdsfase.

Morele ontwikkeling

Doorheen de verschillende levensfasen word je geconfronteerd met het maken van keuzes. Veel van die keuzes worden gekoppeld aan de ontwikkelingstaken van Havighurst: keuzes over onderwijs en werk, de keuze voor een partner … Naast die keuzes word je ook geconfronteerd met morele dilemma’s. Hoe je daarop reageert, is afhankelijk van de levensfase waarin je je bevindt.

4 Geef vier keuzeproblemen waarmee jij op jouw leeftijd wordt geconfronteerd en die te maken hebben met goed of kwaad, maatschappelijk verantwoord of niet.

1→ Ik lig wakker van dit leugentje om bestwil:

2→ Ik lig wakker van persoonlijk antwoord persoonlijk antwoord

3→ Ik lig wakker van

persoonlijk antwoord

4→ Ik lig wakker van

persoonlijk antwoord

proefversie©VANIN

5 In Agora 3 werden de fasen van de morele ontwikkeling volgens Kohlberg besproken.

a Bekijk het filmpje over de stadia van de morele ontwikkeling volgens Kohlberg.

b Noteer de kenmerken van elk stadium.

premoreel niveau

preconventioneel niveau

premoreel niveau (premoraliteit) Goed is wat plezierig is (voorafgaand niveau).

preconventioneel niveau kenmerken van deze fase:

persoonlijk antwoord

conventioneel niveau

postconventioneel niveau

conventioneel niveau kenmerken van deze fase:

persoonlijk antwoord

postconventioneel niveau kenmerken van deze fase:

persoonlijk antwoord

6 De drie fasen heeft Kohlberg telkens in twee stadia verdeeld. Zo komt hij tot zes stadia van morele ontwikkeling. Zet in de tabel de dertien voorbeelden van uitspraken, gedragingen of bedenkingen op de juiste plaats.

1 Iedereen heeft recht op zijn eigen mening.

2 Ik wil wel op tijd zijn op de vergadering van de jeugdbeweging, de vrienden wachten op mij.

3 Dat is zo omdat papa het leuk vindt en ik dan langer mag opblijven.

4 Ook als niemand het met mij eens is of als de gevolgen voor mij groot zijn, blijf ik mijn geweten volgen, een keuze.

5 Als jij dit doet voor mij, dan doe ik dat voor jou.

6 Dat verwachten mijn ouders van mij.

7 Je mag doen wat je wilt, je krijgt geen straf.

8 Om vriend te blijven met x zal ik doen wat hij vindt dat ik zou moeten doen.

9 Het staat zo in het reglement, dus ja.

10 Mensenrechten zijn voor mij fundamenteel.

11 Als jij dit niet aan mama zegt, mag jij mijn vriendje zijn.

12 Rechten die niet democratisch zijn, worden in vraag gesteld.

13 Elke persoon is voor mij evenveel waard en verdient evenveel respect.

proefversie©VANIN

Stadium 1 – Goed is wat me geen straf maar een beloning oplevert.

Wat is moreel aanvaardbaar? Dat wordt bepaald door de gevolgen.

Het kind houdt hier voornamelijk rekening met het negatieve gevolg ‘straf’: dat wil het liever vermijden.

Niveau Stadium premoreel niveau Tijdens de eerste levensmaanden laten kinderen zich leiden door de gevoelens plezier en pijn. Vandaar: goed is wat plezier geeft. Kwaad is alles wat pijn doet. preconventioneel niveau egocentrisch denken (tot 10 jaar)

Het kind vindt dat elk gedrag dat het ongestraft kan begaan, juist gedrag is.

Alles wat bestraft wordt, is verkeerd.

nummer:

Stadium 2 – Goed is wat wederzijds voordeel geeft.

Wat moreel aanvaardbaar is, hangt af van het persoonlijk voordeel dat het kind er kan uithalen. De uitkomst moet uiteraard zo zijn dat het in het eigen voordeel is!

Principe: als jij dit doet, dan doe ik dat (wederzijds voordeel).

nummer: 7 en 3 5 en 11

conventioneel niveau

sociaal georiënteerd denken

(tot 18 jaar)

Stadium 3 – Goed is wat beantwoordt aan de verwachtingen.

Wat moreel aanvaardbaar is, wordt door anderen bepaald. Goed gedrag is wat anderen (ouders, familie, vrienden) helpt en hen bevalt. Zo hopen kinderen en jongeren dat ze graag gezien en aardig gevonden worden.

Principe: wederkerige moraal.

proefversie©VANIN

postconventioneel niveau

zelfstandig oordelen zonder te vervallen in egoïstisch denken of het klakkeloos overnemen van de mening van autoriteiten (vanaf 18 jaar)

nummer:

6 en 8

Stadium 4 – Goed is wat de groep verwacht, wat de sociale orde in stand houdt.

Wat moreel aanvaardbaar is, wordt bepaald door de wetten en regels van de maatschappij. De wet wordt nu belangrijker dan de wensen van ouders, vrienden …

Mensen gaan ervan uit dat de samenleving een boeltje zou worden als iedereen maar doet wat hem goed lijkt. Het goed laten functioneren van de samenleving is het belangrijkste.

Principe: wetten en regels naleven.

nummer:

9 en 2

Stadium 5 – Goed is wat democratisch is overeengekomen.

Wat moreel aanvaardbaar is, wordt bepaald door een eigen visie op de maatschappelijke regels en wetten en op het oordeel van de groep. Mensen durven kritiek te uiten als ze iets onrechtvaardig vinden. In deze fase streven ze naar een zo rechtvaardig mogelijke samenleving.

Principe: sociaal contract – algemeen welzijn voor iedereen.

nummer:

Stadium 6 – Goed is wat universeel rechtvaardig is. Wat moreel aanvaardbaar is, wordt bepaald door eigen morele keuzes gebaseerd op algemene ethische principes (bijvoorbeeld gelijkheid, respect). Mensen houden zich aan die principes, niet omdat anderen dat gebieden en ook niet om straf te vermijden, maar omdat ze achter die principes staan. Ze komen los van de maatschappelijke regels en wetten. Ze zijn soms bereid om burgerlijk ongehoorzaam te zijn.

Principe: universele ethische principes als vanzelfsprekend gebruiken – het principiële geweten.

nummer:

10 en 1 4 en 13

1 Kohlberg als onderzoeker

Anders dan Piaget, die zijn onderzoek enkel bij witte kinderen uitvoerde binnen de westerse cultuur, deed Kohlberg cross-cultureel onderzoek. Hij onderzocht grote groepen kinderen, jongeren en volwassenen verspreid over verschillende culturen.

2 De stadia van morele ontwikkeling

1→ Het premorele niveau

Voorafgaand aan de zes stadia van Kohlberg is er het premorele niveau. Tijdens de eerste levensmaanden laten kinderen zich leiden door de gevoelens plezier en pijn.

Vandaar: goed is wat plezier geeft. Kwaad is alles wat pijn doet.

Daarna zijn er drie niveaus met telkens twee stadia van ontwikkeling.

2→ Het preconventionele niveau

Stadium 1 = Goed is wat me geen straf, maar een beloning oplevert.

Stadium 2 = Goed is wat wederzijds voordeel geeft.

3→ Het conventionele niveau

Stadium 3 = Goed is wat beantwoordt aan de verwachtingen.

Stadium 4 = Goed is wat de groep verwacht en wat de sociale orde in stand houdt.

4→ Het postconventionele niveau

Stadium 5 = Goed is wat democratisch is overeengekomen.

Stadium 6 = Goed is wat universeel rechtvaardig is.

EUREKA!

proefversie©VANIN

Wat denk je nu over de breinbreker aan het begin van dit thema?

“Welke mijlpalen typeren de adolescentie en volwassenheid?”

Forum

Doorheen dit hoofdstuk leerde je meer over de volwassene. Probeer nu de link te leggen tussen de theorie en de praktijk door een interview op te stellen. Noteer op een apart blad per fase in de volwassenheid vier vragen gelinkt met de leerstof. Stel je vragen daarna voor elke fase aan een geschikte respondent.

Vraag het aan de wetenschap!

Klaar om de onderzoeker in je los te laten? Lees nog eens goed de instructies in de introductie van dit boek (p XX).

1 Noteer hier de klasvraag voor een wetenschapper:

2 Noteer hier je persoonlijke onderzoeksvraag:

Vergeet niet om steeds rekening te houden met de criteria voor een goede onderzoeksvraag!

Test jezelf

Ga naar om de vragen te beantwoorden.

CRITERIA ONDERZOEKSVRAAG

1 Volwassenheid is een begrip dat je op verschillende manieren kunt benaderen. Leg uit.

2 ‘De persoonlijkheidsontwikkeling volgens Erikson verloopt met de nodige conflicten’. Leg uit.

3 Beschrijf de morele ontwikkeling van de volwassene volgens Kohlberg.

4 Hoe sluit de fase van morele ontwikkeling aan bij de cognitieve ontwikkeling van de volwassene?

SYNTHESE

Volwassenheid: een begrip met verschillende benaderingen

De volwassenheid wordt opgedeeld in drie grote periodes:

—vroege volwassene (18 tot 40 jaar)

—midden volwassene (40 tot 65 jaar)

—late volwassene (65 jaar tot overlijden)

Het begrip volwassenheid wordt op verschillende manieren benaderd:

Biologische volwassenheid = verwijst naar het fysiek volgroeid zijn.

Juridische volwassenheid = verwijst naar nieuwe rechten en verantwoordelijkheden vanaf een bepaalde leeftijd.

Maatschappelijke volwassenheid = verwijst naar de rollen en taken die je toegewezen worden in die levensfase.

vroege volwassenheid —Volwassenen zijn op het hoogtepunt van hun fysieke capaciteiten.

—Stofwisseling begint te vertraging met gewichtsverandering tot gevolg.

proefversie©VANIN

Fysieke ontwikkeling

midden volwassenheid

late volwassenheid

ontwikkeling

—Bij vrouwen is de vr uchtbaarheid het hoogst vanaf de tienerjaren tot ongeveer de leeftijd van 30 jaar.

—Eerste tekenen van veroudering zijn zichtbaar.

—Spiermassa en kracht nemen af.

—Gezichtsvermogen en gehoor kunnen verslechteren.

—Bij vrouwen treedt de menopauze in.

—Botdichtheid neemt af.

—Gewrichten worden stijver.

Fase van het postformeel denken

= gaat verder dan puur logische processen met juist of fout antwoorden. Er wordt rekening gehouden met argumenten, tegenargumenten en debat. Het besef is er dat er in een bepaalde situatie meerdere oplossingen zijn.

Dementie = een verzamelnaam voor een groep symptomen die veroorzaakt worden door aandoeningen aan de hersenen.

Cognitieve

Morele ontwikkeling

1→ Het premorele niveau

Voorafgaand aan de zes stadia van Kohlberg is er het premorele niveau. Tijdens de eerste levensmaanden laten kinderen zich leiden door de gevoelens plezier en pijn. Vandaar: goed is wat plezier geeft. Kwaad is alles wat pijn doet.

Daarna zijn er drie niveaus met telkens twee stadia van ontwikkeling.

2→ Het preconventionele niveau

Stadium 1 = Goed is wat me geen straf, maar een beloning oplevert.

Stadium 2 = Goed is wat wederzijds voordeel geeft.

3→ Het conventionele niveau

Stadium 3 = Goed is wat beantwoordt aan de verwachtingen.

Stadium 4 = Goed is wat de groep verwacht en wat de sociale orde in stand houdt.

4→ Het postconventionele niveau

Stadium 5 = Goed is wat democratisch is overeengekomen.

Stadium 6 = Goed is wat universeel rechtvaardig is.

Bordschema

proefversie©VANIN

biologisch volwassen

Fysieke ontwikkeling vruchtbaarheid stofwisseling ↓ menopauze spiermassa ↓ botdichtheid ↓

Volwassenheid

juridisch volwassen maatschappelijk volwassen

3 periodes:

vroege volwassene (18 tot 40 jaar) midden volwassene (40 tot 65 jaar) late volwassene (65 jaar tot overlijden)

Cognitieve ontwikkeling postformeel denken dementie

Sociaal-emotionele ontwikkeling persoonlijkheidsontwikkeling > centrale crisis ontwikkelingstaken morele ontwikkeling

THEMA

proefversie©VANIN

SOCIOLOGIE, STUDIE

S

OCIOLOGIE, STUDIE VAN DE SAMENLEVING

Wie je bent en hoe je ontwikkelt, wordt niet enkel door factoren in jezelf bepaald. Hoe een samenleving evolueert, hoe ze is samengesteld en wat je plaats is in die samenleving maken samen de sociologische factor uit in je ontwikkeling.

Al van bij je geboorte socialiseren je ouders, grootouders, opvoeders jou (primaire socialisatie). Je neemt hun taal over, hun gewoontes, hun manier van leven. Wanneer de schooljaren beginnen, word je bovendien opgevoed door daarvoor speciaal opgeleide leraren (secundaire socialisatie). Ook een derde partner socialiseert je in de loop van je leven: via de media word je verder beïnvloed. Dat is tertiaire socialisatie

WAT LEER IK IN DIT THEMA?

Vink aan wat je in de loop van dit thema hebt geleerd.

Ik kan de verschillen benoemen tussen de soorten groepen aan de hand van de interactie tussen de leden van de groepen.

Ik kan de kenmerken tussen de verschillende groepen in concrete situaties controleren en onderzoeken.

Ik kan de sociale vergelijkingstheorie uitleggen en toepassen op mijn omgeving.

Ik kan kenmerken herkennen van individualisme en collectivisme, zowel op individueel vlak als op samenlevingsniveau.

Ik kan sociologische mechanismen aangeven die individualisering van de samenleving kunnen verklaren.

Ik kan de oorsprong van mijn levensstijl in verband brengen met die van mijn opvoeders.

Ik kan aantonen hoe een tijdgeest door een nieuwe generatie wordt verwerkt tot een verandering in de tijdgeest.

Ik kan de voordelen en de nadelen benoemen van de impact van sociale media op het welzijn van de gebruikers.

BEGRIPPEN

groep – sociologisch perspectief – sociologie – sociale psychologie – primaire groep – samenzijn –collectiviteit – sociale categorie – sociale vergelijkingstheorie – opwaartse en neerwaartse vergelijking –collectivisme en individualisme – individualisering – individualiseringsproces – generatie –sociale media – doelgroep – influencers – nepnieuws

BREINBREKER

proefversie©VANIN

In dit thema zoek je een antwoord op deze breinbreker:

“Welke voordelen heb je als je bij een groep hoort? Zijn er ook nadelen aan verbonden? Spelen sociale media hierin een rol?”

FORUM

HOOFDSTUK

9 – SOCIALE WETENSCHAPPEN

9.1 Studie van de samenleving: de sociologie en sociale psychologie

9.2 Groepen en groeperingsvormen

9.3 Sociale vergelijkingstheorie

9.4 Collectivisme versus individualisme

HOOFDSTUK

10 – BEÏNVLOEDENDE MECHANISMEN VANUIT DE MEDIA

10.1 Een generatie als sociale categorie, een levensstijl

10.2 Tertiaire socialisatie, rol van de media

10.3 Sociale media en doelgroepen

10.4 Hypes, trends en influencers

10.5 Nepnieuws

EXIT

SOCIALE WETENSCHAPPEN

9.1 Studie van de samenleving: de sociologie en sociale psychologie

Een samenleving ontstaat niet zomaar. Vele soorten groepen vinden elkaar en wisselen soms. Samenleven is a work in progress. Vanaf je geboorte ben je al meteen lid van verschillende vormen van een samenleving, weliswaar op een passieve manier, want je kiest er zelf niet voor. Je behoort al tot een gezin en dat gezin kiest voor jou een kinderopvang en later een school. Dat gezin heeft ook al vrienden die de jouwe kunnen worden. In de loop van je ontwikkeling word je stilaan een actief lid van almaar meer groepen. Het zijn soms kleine, maar soms ook grotere groepen. Van sommige groepen ben je lid zonder dat je je er bewust van bent.

1 Zoek een paar voorbeelden van groepen per leeftijdsfase.

Kleine groep Grote groep Onbewust lid

peuter kleuter lagereschoolkind adolescent volwassene

crèche kleuterklas

2 Bekijk het filmpje aandachtig en beantwoord vervolgens de vragen. De leerlingen (16-18 jaar) van een klas uit Delft en een klas uit Leiden zien elkaar voor het eerst en gaan elkaar beoordelen op hun uiterlijk. Knap beangstigend!  gezin gezin, vriendjes gezin, vrienden gezin, vrienden gezin, vrienden

gemeente/straat, een bepaalde cultuur

school, jeugdbeweging, sportclub school werk, vereniging

land, cultuur geloofsgemeenschap 15-jarigen onderzoeksgroep van mannen tussen 25 en 35 jaar die roken

a Noteer wat je opmerkt terwijl je het filmpje bekijkt.

Leerlingen delen elkaar in op basis van de opdracht: ga staan bij iemand die ... Je mag er niet te lang bij nadenken, gewoon gaan staan bij die persoon. Leerlingen mogen alleen laten zien wie ze zijn door hun uiterlijk, ze mogen niets zeggen.

proefversie©VANIN

b Op welke basis worden hier groepjes gevormd?

Leerlingen beoordelen elkaar op basis van uiterlijke kenmerken: haarkleur, bril, kleding, uitstraling ...

c Wat is de conclusie?

Als mensen kiezen bij welke groep ze willen horen, is dat situatiegebonden. Ze kiezen niet voor wie en hoe de anderen zijn, enkel voor hoe ze overkomen. De keuze wordt bepaald door uiterlijke kenmerken.

Groepen en de wetenschap die groepen bestudeert

1 Wat is een groep?

Een groep is een verzameling van twee of meer personen die met elkaar omgaan. Dat kan zijn omdat ze zich met elkaar identificeren of omdat ze een gezamenlijk doel hebben.

Vaak zal er sprake zijn van een sociale identiteit, dat is het bewustzijn van een persoon dat hij tot een bepaalde groep behoort en door anderen als zodanig behandeld wordt.

Vanuit sociologisch perspectief bestudeert men het menselijk gedrag van sociale en maatschappelijke structuren. Om een onderscheid te maken tussen de soorten groepen waartoe men behoort, vertrek je vanuit deze kenmerken van een groep:

1→ een direct waarneembare verzameling mensen, 2→ met een gemeenschappelijke houding, 3→ gericht op een bepaald doel, 4→ met een groepsstructuur die normen en rollen aangeeft.

2 Welke wetenschappen bestuderen ‘de groep’?

Sociologie is de wetenschap die de interactie bestudeert tussen personen en ‘sociale eenheden’. Ze onderzoekt daarbij o.m. de factoren die de interactie tussen de groepsleden bepalen en de gevolgen daarvan op het menselijk gedrag.

De sociale psychologie is een onderdeel van de psychologie. Sociaal psychologen bestuderen de invloed van anderen op de gedachten, gevoelens en gedragingen van de mens. Ze zoeken daarbij antwoorden op vragen zoals: Hoe beïnvloeden mensen elkaar in groepen? Hoe worden mensen beïnvloed door overtuigende boodschappen? Hoe wordt het zelfbeeld beïnvloed door de sociale omgeving? Hoe vormt iemand zich een indruk van de ander? …

3 Lees het verhaal van Cheyenne. Welke kenmerken van een groep herken je in het verhaal? Noteer je antwoorden in de tabel.

Cheyenne (15 jaar) heeft deze ochtend niet gegeten, maar nu heeft ze wel grote honger. Ze wacht geduldig af tot de eerste speeltijd. Ze loopt naar het ‘wafelkot’ waar mevrouw Karen lekkere chocoladewafels verkoopt. Ze is al te laat, twintig leerlingen staan verzameld rond het wafelkot en ze moet haar beurt afwachten.

proefversie©VANIN

1 Direct waarneembare verzameling mensen,

2 met een gemeenschappelijke houding,

3 gericht op een bepaald doel,

4 met een groepsstructuur die normen en rollen aangeeft.

20 leerlingen wachten geduldig.

Ze hebben honger en houden van chocoladewafels.

wafel kopen en honger stillen

Je moet je beurt afwachten, je mag niet voorsteken.

4 In opdracht 1 (p. XX) haalde je een aantal concrete groepsvormen aan. Kies vier van die groepen en duid de kenmerken aan waar de groepsvorm aan voldoet.

Groep Direct waarneembare verzameling mensen, met een gemeenschappelijke houding, gericht op een bepaald doel, met een groepsstructuur die normen en rollen aangeeft.

gezin klas jeugdbeweging complotdenkers persoonlijk antwoord bv.

9.2 Groepen en groeperingsvormen

Naast de algemene sociologische criteria om groepen te benoemen, onderscheidt de socioloog Merton groepen op basis van bijkomende criteria. Hij maakt een onderscheid tussen groepen op basis van het aantal mensen dat ervan deel uitmaakt, de samenstelling van de groep, of er al dan niet fysieke contacten zijn, gemeenschappelijke doelen en of er sprake is van een samenhorigheidsgevoel.

proefversie©VANIN

1 Verzamel papieren of digitale lidkaarten, inschrijvingsbewijzen ... van groepen waarvan je deel uitmaakt.

a Noteer ze in de tabel hieronder.

b Kruis aan of die groepering beantwoordt aan de twee criteria van Robert Merton om groepen te onderscheiden.

Je bent lid van...

persoonlijk antwoord

Interactie tussen de ledenGemeenschappelijke waarden en normen

VIP

Robert King Merton (1910-2003) was een Amerikaanse socioloog met aanzien. Hij was de zoon van arme Joodse migranten uit Estland. Hij groeide op in een achterbuurt van Philadelphia, waar zijn ouders een kleine kruidenierszaak hadden. Zijn moeder moedigde hem aan zich intellectueel te ontwikkelen en als kind en jongeling trof men hem vaak aan in bibliotheken of in het kunstmuseum. Met een studiebeurs kon Merton studeren aan de universiteit van Philadelphia. In 1936 haalde hij zijn doctoraatstitel aan de Universiteit van Harvard. Robert K. Merton wordt door velen beschouwd als de grondlegger van de sociologie. Hij ontwikkelde ook opmerkelijke begrippen en concepten zoals rolmodellen, selffulfilling prophecy’s, mattheuseffect, anticiperende socialisatie en referentiegroepen. In 1994 was hij de eerste socioloog die de National Medal of Science ontving, waarmee hij voor zijn vele en belangrijke bijdragen in de sociologie erkend werd. Bron: Wikipedia

2 Duid aan of er bij de onderstaande vier groepen sprake is van:

a interactie, en op welke manier

b gemeenschappelijke waarden en normen

a interactie, en op welke manier

bv. Tussen vrienden is er onderling interactie.

b gemeenschappelijke waarden en normen

bv. Ze volgen dezelfde regels, hebben vaak dezelfde mening over belangrijke zaken …

a interactie, en op welke manier

bv. Tussen de verschillende parochies is er geen onderling contact.

b gemeenschappelijke waarden en normen

De leden van deze groep hebben dezelfde waarden en normen die ze volgen tijdens bv. de vastenperiode.

a interactie, en op welke manier

bv. Ze spreken niet per se met elkaar, er is wel interactie.

b gemeenschappelijke waarden en normen

bv. Ze hebben misschien verschillende ideeën over samenleven, respecteren andere regels, waarden, hechten veel of weinig belang aan hun gezondheid …

a interactie, en op welke manier

bv. geen interactie, geen onderlinge contacten

b gemeenschappelijke waarden en normen

Geen info over waarden en normen.

Het enige dat hen verbindt is dat er onderzoek gebeurt rond hun socialemediagebruik.

c Zet de nummers van de vier foto’s in het schema van Merton.

Gemeenschappelijke waarden en normen

Interactie en communicatie wel niet wel niet

3 Bekijk de foto’s uit opdracht 1 (p. XX) opnieuw. Markeer welke van de hieronder beschreven kenmerken op de foto’s van toepassing zijn.

Interactie en communicatie ja nee

proefversie©VANIN

Gemeen schappelijk e waarden en normen

ja Primaire groep

1 Close vrienden veel mensen complexe samenstelling fysieke contacten, face-to-facecommunicatie gemeenschappelijke doeleinden samenhorigheidsgevoel

nee Samenzijn

2 Passagiers in een vliegtuig veel mensen

complexe samenstelling fysieke contacten, face-to-facecommunicatie gemeenschappelijke doeleinden samenhorigheidsgevoel

Collectiviteit

3 Geloofsgemeenschappen veel mensen complexe samenstelling fysieke contacten, face-to-facecommunicatie gemeenschappelijke doeleinden samenhorigheidsgevoel

Sociale categorie

4 Jongeren en sociale media veel mensen complexe samenstelling fysieke contacten, face-to-facecommunicatie gemeenschappelijke doeleinden samenhorigheidsgevoel

Hoe worden groepen ingedeeld 9.2

De Amerikaanse socioloog Robert Merton deelt groepen in op basis van twee kenmerken:

1 Mate van interactie

Bij interactie is er een wederzijdse beïnvloeding, de mate waarin de leden van de groep met elkaar communiceren.

De leerlingen van 4 Humane Wetenschappen zien elkaar in de klas, spreken met elkaar, reageren op elkaar. Er is interactie tussen de leden van deze groep.

2 Aanwezigheid van gemeenschappelijke waarden, normen

De moslimgemeenschap in Vlaanderen heeft een gemeenschappelijk doel, nl. de boodschap van de profeet intens beleven. Om dat te realiseren zijn er regels en normen: ze mogen geen alcohol drinken, ze volgen de ramadan ...

Op basis van die twee dimensies krijg je een eenvoudige typologie van vier typen groepen: de primaire groep, het samenzijn, de collectiviteit en de sociale categorie. De primaire groep, de collectiviteit en de sociale categorie zijn termen die Robert Merton (zie VIP-kader hieronder) beschreven heeft. Later heeft Muzafer Sherif er de categorie samenzijn aan toegevoegd.

De indeling van Robert Merton ziet er overzichtelijk voorgesteld in een tabel zo uit:

Gemeenschappelijke waarden en normen

Interactie en communicatie wel niet wel primaire groep collectiviteit niet samenzijn sociale categorie

9.2.1

Primaire groep

De primaire groep is die groep waar er naast interactie tussen de leden onderling ook gemeenschappelijke waarden en normen zijn. Het is niet voor niets dat 'het gezin' het prototype is van een primaire groep. Naast het klassieke kerngezin zijn er heel wat andere gezinsvormen. Dit type primaire groep wordt omschreven als heel belangrijk voor mensen en je maakt er ook deel van uit vanaf je geboorte. Het woord ‘primair’ verwijst dus naar 'belangrijkste' of 'op de eerste plaats'. De vrienden in de klas met wie je dagelijks optrekt vormen ook een primaire groep. Ze wachten je op in de gang na de les en ook buiten de school houden jullie contact.

3 Benoem de gezinsvormen die je kent in je omgeving en vul aan met gezinsvormen die je klasgenoten kennen. Ter info: in de sociologie noemt men een samenwonend koppel zonder kinderen een ‘huishouden’, pas als er kinderen zijn spreekt men van een gezin.

– het klassieke kerngezin: moeder, vader en hun kinderen

– het pleeggezin: moeder, vader als pleegouders

– het adoptiegezin: moeder, vader als adoptieouders

– een gezin met beide ouders van hetzelfde geslacht

– een NSG of nieuw samengesteld gezin

– een BOM-moeder of BAM-moeder: bewust ongehuwde moeder of een bewust alleenstaande moeder

4 Een primaire groep voldoet aan een aantal eigenschappen. Geef voorbeelden van de manier waarop je die eigenschappen herkent in je gezinsvorm én in je klas.

a De contacten zijn duurzaam en affectief. Je blijft in de groep omdat je elkaar graag hebt, omdat je er emotioneel bij betrokken bent.

proefversie©VANIN

persoonlijk antwoord bv. Je hebt een emotionele relatie met je gezinsleden, er is liefde, genegenheid, vertrouwen.

Je gezin: Je klas:

persoonlijk antwoord bv. Je zoekt contact met je vrienden omdat je ze graag hebt, niet omdat je bij hen kunt spieken bij een taak, en van de meesten kun je wel een en ander verdragen.

b De contacten tussen de leden zijn intensief en informeel. Intensief betekent dat ze veel met elkaar praten. Informeel betekent dat de contacten los, spontaan en direct zijn.

persoonlijk antwoord bv. Je tutoyeert je ouders, spreekt ze niet aan met ‘meneer’ of ‘mevrouw’.

Je gezin: Je klas:

persoonlijk antwoord bv. De leerlingen spreken spontaan, op een directe manier met elkaar. Er worden onderling geen beleefdheidsvormen gebruikt.

c Er is een wij-gevoel tussen de leden. Dat wij-gevoel symboliseert het samenhorigheidsgevoel van de groep.

persoonlijk antwoord bv. Als het gezin op reis gaat, zeggen de kinderen ‘we’ zijn gaan skiën.

Je gezin: Je klas:

persoonlijk antwoord bv. Na het laatste examen voor de vakantie vraagt de leerkracht wat de leerlingen gaan doen, en ze antwoorden in koor: ‘Wij gaan shoppen’.

d Er is een zekere beslotenheid. Dat betekent dat niet iedereen zomaar toegelaten wordt tot de groep. Potentiële nieuwe leden moeten eerst een inspanning leveren om toegelaten te worden.

Je gezin:

persoonlijk antwoord bv. De vriendin van je broer komt elke avond bij jullie doorbrengen. Het zorgt misschien voor de nodige wrevel, want er is ‘een vreemde’ in huis. Het duurt dan een tijdje tot je de ‘vreemde’ beter hebt leren kennen.

Je klas:

persoonlijk antwoord bv. Nieuwe leerlingen in de klas worden niet altijd zomaar toegelaten; ze moeten op de een of andere manier bewijzen dat ze uit het juiste hout gesneden zijn.

5 Zoek voorbeelden van de onderstaande kenmerken van een primaire groep.

a Een primaire groep heeft regelmatig interne conflicten, maar als de relatie voldoende stabiel is, vormen conflicten geen probleem.

persoonlijk antwoord bv. Vaak is er een conflict met je vrienden, maar je praat dat uit en alles wordt vergeten/vergeven.

proefversie©VANIN

b Primaire groepen zijn ‘sterfelijk’: als ze verdwijnen, gaan de leden op in een andere groep.

persoonlijk antwoord bv. Je gaat samenwonen en krijgt kinderen. Je primaire groep verandert, want je partner en je kinderen maken er nu deel van uit. Als je ouders overlijden, stopt die eerste primaire groep.

9.2.2 Samenzijn

De groeperingsvorm ‘samenzijn’ als sociologisch begrip verwijst naar sociale situaties waarbij individuen fysiek of symbolisch samenkomen. De mensen zien elkaar en kunnen zonder problemen met elkaar communiceren. Er is niet noodzakelijk een uitgesproken gemeenschappelijk doel. ‘Samenzijn’ wordt gekenmerkt door informaliteit, gemeenschapsgevoel, tijdelijke aard. Het samenzijn of The togetherness situation heeft geen gemeenschappelijke waarden en normen.

proefversie©VANIN

9.2.3

6 Geef voorbeelden bij de onderstaande kenmerken van een samenzijn.

a ‘Een samenzijn ontstaat wanneer een verzameling mensen in elkaars nabijheid vertoeft en enkel met elkaar verbonden is door de situatie waarin de mensen zich bevinden.’

persoonlijk antwoord bv. de patiënten in de wachtzaal van de dokter de mensen op het perron de omstaanders bij een verkeersongeluk de toeschouwers langs de kant van de weg bij een wielerwedstrijd

b ‘Deze situatie is van voorbijgaande aard. Eens de situatie stopt, verdwijnt ook het samenzijn.’

persoonlijk antwoord bv. Als de wachtzaal ‘leeg’ is , stopt het samenzijn.

Als de trein langskomt en alle reizigers stappen in, stopt het samenzijn.

Als de takelwagen het wrak wegsleept en de ziekenwagen de gewonde vervoert, stopt het samenzijn.

Als de laatste renner passeert, stopt het samenzijn.

Collectiviteit

Een collectiviteit is een groep die zo groot is dat niet alle leden interactie met elkaar hebben, maar waarbij er wel nog sprake is van gemeenschappelijke waarden en normen. Dat kan een geloofsgemeenschap zijn of een etnische gemeenschap of een vakbond, een jeugdbeweging, een politieke partij …

7 Noteer wat volgens jou de drie belangrijke kenmerken van een collectiviteit zijn.

1 grote groep

2 geen interactie tussen de leden

3 gemeenschappelijke waarden en normen

8 Lees aandachtig de onderstaande kenmerken van een collectiviteit en beantwoord de vragen.

Kenmerken van een collectiviteit

1 Een collectiviteit is een grote tot zeer grote groep, waardoor de leden niet met iedereen kunnen communiceren.

proefversie©VANIN

We zijn lid van Chirojeugd Vlaanderen (Chiro), maar we kunnen niet met elk lid van elke afdeling communiceren.

2 Er is samenhorigheid op basis van gemeenschappelijke waarden.

Christenen, joden, moslims, protestanten, boeddhisten ... hebben elk hun eigen geloofsregels en hun eigen waarden. Christenen in Vlaanderen geloven in dezelfde evangelische boodschap.

3 Collectiviteiten zijn de meest voorkomende soort van groepen, die bestaan uit een net van kleinere netwerken.

In elk Vlaams dorp is er een jeugdbeweging of een afdeling van een Vlaamse politieke partij die gestuurd wordt door een nationale leiding.

a Noteer tot welke collectiviteiten jij denkt te behoren.

persoonlijk antwoord bv. jeugdbeweging, muziek- of dansschool, supportersclub van de Rode Duivels ...

b Kies een van je collectiviteiten en vul in hoe die collectiviteit aan de kenmerken beantwoordt.

persoonlijk antwoord bv. Jeugdbeweging: er zijn scouts over de hele wereld (het is een grote groep), ik heb geen interactie met de scouts in een andere provincie, alle scouts krijgen een totem en maken ’s avonds op kamp een kampvuur.

9.2.4 Sociale categorie

Een sociale categorie is geen volwaardige groep. Het is een verzameling van mensen met een bepaald gemeenschappelijk kenmerk. Sociale categorieën worden van buitenaf gevormd.

9 Lees enkel de titels van de tekst over het onderzoek op p. XX.

a Wat heeft men bestudeerd?

sociale media

b Bij welke groep?

bij tieners

c Wat is het resultaat?

Het gebruik van sociale media maakt tieners niet ongelukkig.

10 Lees nu aandachtig het hele onderzoek op p.XX. Bepaal met behulp van onderstaande vragen de kenmerken van een sociale categorie.

JONGERENONDERZOEK ONDER DE LOEP #10

November 2024

Het onderzoek in het kort

Sociale media spelen een prominente rol in het leven van jongeren. De ruime keuze in platforms en kanalen zorgt ervoor dat jongeren altijd wel iets kunnen vinden wat hun aandacht trekt en hen geïnteresseerd houdt. Maar wat doet al dit socialemediagebruik eigenlijk met hen? Een team van communicatiewetenschappers aan de UvA onderzocht gedurende 100 dagen de impact van socialemediagebruik op jongeren.

Hoe is het onderzocht?

Er deden 479 jongeren uit Nederland tussen de 14 en 18 jaar mee aan het onderzoek. Gedurende 100 dagen vulden zij elke avond een online vragenlijst in, waarin ze reflecteerden op hun dag. Ze beantwoordden 34 tot 38 vragen over hun socialemediagebruik en mentaal welzijn. In totaal verzamelden de onderzoekers 44.211 ingevulde vragenlijsten.

Wat zijn opvallende uitkomsten?

1. Sociale media hebben negatieve impact op het mentale welzijn van jongeren. Ruim 60 % van de jongeren ervaart negatieve gevolgen door hun socialemediagebruik. Ze hebben minder zelfvertrouwen, voelen zich ongelukkiger en merken een negatief effect op hun vriendschappen wanneer ze een langere tijd aan sociale media spenderen. Gemiddeld spenderen jongeren 2 uur en 40 minuten per dag op sociale media apps.

2. De effecten op het welzijn van jongeren verschillen per socialemediaplatform. De onderzoekers keken naar de vijf populairste socialemediaplatforms onder jongeren: TikTok, Snapchat, WhatsApp, Instagram, en YouTube. Uit het onderzoek blijkt dat die vijf platforms verschillende invloeden hebben in het leven van jongeren; sommige socialemediaplatforms zijn schadelijker dan andere. Het gebruik van met name TikTok, YouTube, en Instagram heeft negatieve gevolgen op jongeren, resulterend in: lager welzijn, lager zelfvertrouwen en een negatief effect op hun vriendschappen. De manier waarop deze platforms algoritmes inzetten, speelt daarin mogelijk een grote rol. Jongeren kunnen eindeloos swipen, scrollen en kijken en daardoor hun telefoon of laptop moeilijk wegleggen. TikTok zorgt voor overweldigend negatieve effecten op het welzijn van een groot deel van de jongeren. Daarentegen ervaren jongeren dat WhatsApp en Snapchat juist bijdragen aan sterkere vriendschappen, zoals te zien is in de twee onderstaande figuren. De apps WhatsApp en Snapchat zijn gericht op het in contact komen met anderen en het vormen van connecties, wat een positieve invloed lijkt te hebben op het mentaal welzijn van de jongeren en op hun vriendschappen.

Naar: youngworks.nl

a Is het een volwaardige groep die onderzocht werd? Is er interactie en hebben ze dezelfde waarden en normen?

Dit is geen volwaardige groep. Er is geen interactie tussen de leden en ze hebben niet dezelfde waarden en normen.

b Welke sociale categorieën vind je in deze groep terug?

proefversie©VANIN

c Wie heeft deze sociale categorieën bepaald?

jongens - meisjes jongeren tussen 10 en 15 jaar gebruikers van Facebook, Instagram en Snapchat de ouders onderzoekers, wetenschappers

d Is er een gemeenschappelijk kenmerk bij deze jongeren?

Er zijn geen gemeenschappelijke waarden en normen, wel het gebruik van sociale media.

e Heeft iemand van jullie meegewerkt aan dit onderzoek?

Dat weet je niet, want ze onderzoeken de sociale categorie, en selecteren vele jongeren om te onderzoeken. Je bent er misschien niet echt bij geweest, maar je categorie is wel onderzocht.

11 Bepaal aan de hand van de antwoorden op de bovenstaande vragen de kenmerken van een sociale categorie.

Het is geen volwaardige groep, er is geen interactie en ze hebben niet dezelfde waarden en normen. Het is louter een verzameling van mensen met een gemeenschappelijk kenmerk. Sociale categorieën worden van buitenaf gevormd, door externe instanties, zoals de overheid, wetenschappers, onderzoekers … Mensen weten niet dat ze lid zijn van een sociale categorie.

12 Welke sociale categorieën herken je in de onderstaande foto’s en wat is het gemeenschappelijke kenmerk?

Sociale categorie:

65+, ouderen, mannen en vrouwen

proefversie©VANIN

Gemeenschappelijk kenmerk:

leeftijd, hobby

Sociale categorie:

jonge meisjes, moslima, leerling

Gemeenschappelijk kenmerk:

Sociale categorie:

geloofsuiting, volgen les jongvolwassenen, jongens en meisjes

Gemeenschappelijk kenmerk:

gebruik social media, winkelbezoek

Sociale categorie:

12-14 jarigen in een jeugdbeweging, jongen en meisje

Gemeenschappelijk kenmerk:

zitten samen in de jeugdbeweging

1 Primaire groep

• Er is interactie tussen de leden.

• Er zijn gemeenschappelijke waarden en normen.

proefversie©VANIN

Eigenschappen: informele en intense contacten emotionele relatie wij-gevoel beslotenheid

Kenmerken

Regelmatig interne conflicten, want de relatie is ertegen bestand. Primaire groepen stoppen, ze zijn eindig. gezin, goede vrienden

2 Samenzijn

• Er is interactie tussen de leden.

• Er zijn geen gemeenschappelijke waarden en normen.

Eigenschappen:

Een klein aantal mensen zijn bij elkaar door de situatie waarin ze zich bevinden. Deze situatie is van voorbijgaande aard. Zodra de situatie er niet meer is, verdwijnt ook het samenzijn. wachten op de trein, in de wachtzaal van de dokter

3 Collectiviteit

• Hoewel het niet noodzakelijk aanwezig is, bestaat de mogelijkheid tot interactie.

• Er zijn gemeenschappelijke waarden en normen.

Eigenschappen: zeer grote groep meest voorkomende soort van groepen schakel tussen microniveau (primaire groep) en macroniveau (samenleving) (maatschappelijk middenveld) Collectiviteiten bestaan uit een net van kleinere netwerken. alle fanclubs van de Rode Duivels

4 Sociale categorie

• Er is geen interactie tussen de leden.

• Er zijn geen gemeenschappelijke waarden en normen.

Eigenschappen:

Het is geen volwaardige groep. Het is een verzameling mensen met een gemeenschappelijk kenmerk: geloof, geslacht, leeftijd of beroep.

Sociale categorieën worden van buitenaf gevormd. Mensen weten niet noodzakelijk dat ze lid zijn van een sociale categorie. Ze verwijzen naar betekenisvolle sociale of sociologische entiteiten: bejaard, puber, volwassene, meisjes.

Hebben 15-jarige leerlingen een leerachterstand door corona? Sporten vrouwen tussen 50 en 60 jaar nog?

13 Maak groepjes van drie en bepaal waar je de onderstaande groepen indeelt volgens de theorie van Merton.

Primaire groep

Samenzijn

Collectiviteit

Sociale categorie

proefversie©VANIN

1 Loewie en Felien zijn 15 jaar. Ze werken mee aan een onderzoek naar het rookgedrag van pubers, een boeiende onderzoeksgroep.

2 Lilly, Lobke en Aiko zitten in het tweede jaar. Ze wachten op elkaar bij het verlaten van de klas.

3 Alle leden van de verschillende jeugdbewegingen van de gemeente verzamelen op het marktplein van hun dorp om de dag van de jeugdbeweging te vieren.

4 De Vlaamse scouts mogen via een online enquête hun mening geven over hun werking.

5 Joris breekt zijn arm tijdens het jeugdkamp. De leiding gaat met hem naar de spoedafdeling. Ze moeten wachten in de wachtzaal.

6 Elise gaat op kot. Ze wil psychologie studeren. Ze zal na haar studies niet meer terugkeren naar het ouderlijk huis. Ze wil met Axel in de stad blijven wonen. Axel begrijpt haar, haar ouders niet. Ze maken constant ruzie.

9.3 Sociale vergelijkingstheorie

Hoe goed ben jij in talen, in sport, in vrienden maken, in tekenen? Heel vaak kun je jezelf maar beoordelen door de vergelijking te maken met anderen. Ben je blij met een 6 op 10 voor je toets? Nee? Misschien verandert je mening wel als je ziet dat het klasgemiddelde een 5 was.

1 Reflecteer over je eigen kwaliteiten aan de hand van volgende vragen.

a Waar ben jij goed in? Noteer drie van jouw kwaliteiten en schrijf erbij hoe je te weten bent gekomen dat je er goed in bent.

Persoonlijk antwoord, leerlingen geven wellicht aan dat ze hun kwaliteiten ontdekt hebben door de vergelijking met anderen te maken.

b Probeer een situatie te bedenken waarbij je anderen niet nodig hebt om je eigen prestatie te beoordelen.

Persoonlijk antwoord, het is niet gemakkelijk om een situatie te bedenken. Dat illustreert opnieuw dat we anderen nodig hebben om onszelf in te schatten.

2 Over sociale vergelijkingen heeft de sociaalpsycholoog Leon Festinger een interessante theorie ontwikkeld. Lees kenniskader 9.4 op p. XX. Je kunt de theorie goed toepassen op sociale media. Beantwoord onderstaande vragen.

a Denk aan wat je op sociale media te zien krijgt. Gaat het vaak om opwaartse vergelijking of neerwaartse vergelijking? Geef een voorbeeld.

proefversie©VANIN

Mensen proberen zich op sociale media van hun beste kant te tonen. Ze posten foto’s van prachtige vakantiebestemmingen, leuke feestjes … Ze wekken daarmee de indruk een fantastisch leven te leiden. Wanneer hun volgers dat zien, gaan ze zich daaraan spiegelen en doen ze aan opwaarts vergelijken. Sociale media zijn minder geschikt voor neerwaartse vergelijkingen. Verveling, verdriet, eenzaamheid … komen er weinig aan bod. Al is er de laatste jaren ook een trend om die negatieve emoties net wel te laten zien, precies als tegengewicht voor alle geïdealiseerde beelden (zie ook body positivity in de volgende vraag).

b Body positivity is een trend op sociale media. Het centrale idee van de beweging is het waarderen van lichamen in alle vormen en maten, of ze nu aan het heersende schoonheidsideaal voldoen of niet. Op welke manier past de beweging bij de sociale vergelijkingstheorie?

Mensen gaan zich beter in hun vel voelen als ze niet voortdurend geconfronteerd worden met de perfecte (vaak digitaal bewerkte) lichamen op sociale media.

c Bekijk het filmpje van de anti-pestorganisatie Ditch the Label – Weg met het label. De organisatie is actief in de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Mexico. Op basis van de sociale vergelijkingstheorie nemen mensen vrij gemakkelijk meningen en gedrag over. Door jezelf te vergelijken met anderen, pas je je soms aan aan wat anderen oké vinden. Zo hoef je zelf niet bewust te zoeken naar informatie waarom je van mening of gedrag moet veranderen. Welk gedrag herken je in de voorbeelden?

3 Lees de Good to know over het geboortemaandeffect op p.XX. Beantwoord vervolgens vragen.

a Hoe komt het dat er zo veel topsporters in de eerste maanden van het jaar werden geboren?

Wanneer ze als kind begonnen met sport waren ze iets ouder dan hun medespelers. Ze presteerden gemiddeld gezien iets beter en kregen daardoor meer aandacht en complimenten. Dat gaf hun zelfvertrouwen, waardoor ze meer gemotiveerd waren om verder te gaan in hun sport.

b Markeer in de Good to know wat het geboortemaandeffect met de sociale vergelijkingstheorie van Festinger te maken heeft.

c Om het geboortemaandeffect tegen te gaan, wil Voetbal Vlaanderen het seizoen van jeugdspelers opdelen in twee stukken. Na nieuwjaar moet iedereen die geboren is in de eerste zes maanden doorschuiven naar een hogere leeftijdsgroep. Vind je dit een goede oplossing? Waarom wel/niet?

Kinderen die in de tweede helft van het jaar geboren werden, horen dan om het half jaar bij de oudsten en krijgen dus ook de kans om hun talent te tonen. Het nadeel is wel dat de groepen voortdurend wisselen, waardoor het moeilijker is om een hechte ploeg uit te bouwen.

Good to know

Geboortemaandeffect

Wist je dat je meer kans hebt om topsporter te worden als je in het begin van het jaar werd geboren?

Van de Rode Duivels die aanwezig waren op het WK in Qatar was 69 % geboren in de maanden januari tot juni. Elk jaar wordt er in België een sportman en een sportvrouw van het jaar gekozen. 60 % van die sportmannen en sportvrouwen werden in de eerste helft van het jaar geboren.

Dat fenomeen wordt het geboortemaandeffect genoemd. Maar hoe kun je het verklaren? Het heeft niets met talent te maken. Je kan in januari geboren worden met een supertalent voor voetbal, maar dat kan net zo goed in december. En alle maanden daartussen.

De verklaring ligt bij de sociale vergelijkingstheorie. Mensen vergelijken zich voortdurend met elkaar om te weten hoe ze presteren. Dat is voordelig voor kinderen die in het begin van het jaar werden geboren. Zij zijn een paar maanden ouder dan de kinderen waarmee ze sporten en zullen dus gemiddeld gezien beter presteren. Dat levert zelfvertrouwen op, maar ook complimenten en aanmoedigingen. Die kinderen zullen meer plezier uit hun sport halen en er langer mee doorgaan.

Kinderen die in december werden geboren, moeten die dingen missen. Zij zijn jonger dan hun medespelers, presteren gemiddeld gezien wat slechter en worden dus veel minder gestimuleerd. Sport is minder leuk voor die kinderen, waardoor ze minder ambitie hebben en er sneller mee stoppen.

Het geboortemaandeffect komt niet alleen bij sport tot uiting, maar ook bijvoorbeeld in de klas. En eigenlijk overal waar kinderen worden gegroepeerd per geboortejaar.

Je hoeft overigens niet te wanhopen als je later op het jaar werd geboren. Het geboortemaandeffect verdwijnt wanneer je ouder wordt. En er zijn zelfs aanwijzingen dat het effect op een bepaald moment omkeert. Kinderen die later op het jaar werden geboren, hebben meer moeten knokken voor hun plaats.

Zij hebben leren doorzetten en dat levert hun als volwassene een voordeel op.

Bron: Het Nieuwsblad

De sociale vergelijkingstheorie 9.4

1 Uit de sociale psychologie

De sociale vergelijkingstheorie:

Het is een onderzoek door de sociaalpsycholoog Leon Festinger in de jaren 1950.

—We beoordelen onszelf en willen voldoende informatie over onszelf.

—Die informatie zoeken we o.m. door ons te vergelijken met anderen: zijn we beter of niet?

—Vaak gaan we ons ernaar gedragen: door aan te sluiten bij een groep waarnaar we opkijken en door afstand te nemen van de groep met wie we het liefst niet willen vergeleken worden.

2 Opwaartse en neerwaartse vergelijking

Opwaartse vergelijking

Wanneer mensen een beter beeld van zichzelf willen krijgen, vergelijken ze zich met iemand die in hun ogen beter af is. Ze spiegelen zich aan een ideaalbeeld.

Neerwaartse vergelijking

Om voor zichzelf te bevestigen dat ze niet zo slecht bezig zijn, vergelijken mensen zich met iemand die het volgens hen minder goed doet. Dat krikt hun zelfbeeld op.

Collectivisme versus individualisme

Wie zou je zijn zonder je familie en vrienden? Het leven zou een stuk eenzamer zijn en vooral ook veel saaier. Toch is het niet allemaal rozengeur en maneschijn. Je moet ook vaak rekening houden met de mensen rondom jou. Je kunt maar zelden volledig je eigen zin doen. Erg vermoeiend soms.

1 Sommige mensen zijn meer individualistisch ingesteld. Anderen gaan meer voor het collectief. Hoe zit dat bij jou?

a Beantwoord de onderstaande vragen met een cijfer van 1 tot 5. Er zijn geen juiste of foute antwoorden.

Je vrienden nodigen je uit om mee naar de cinema te gaan. Maar de film die zij gekozen hebben, zal volgens jou niet goed zijn en je kunt hen niet overtuigen om een andere film te kiezen. Hoe groot is de kans dat je thuisblijft?

proefversie©VANIN

Hoeveel moeite zul je doen om aanwezig te zijn op een familiefeest, zelfs wanneer het je eigenlijk niet zo goed uitkomt?

Welke rol spelen vrienden en familie wanneer jij een belangrijke beslissing moet nemen?

NEEM BESLISSINGEN HELEMAAL ALLEEN

Je doet met een paar vrienden mee aan een quiz. Waar word jij het meest gelukkig van?

HEB ZELF VEEL GOEDE ANTWOORDEN GEGEVEN

b Tel nu je antwoorden op en kijk hoe individualistisch of collectivistisch jij bent.

persoonlijk antwoord

8 of minder:

proefversie©VANIN

Je bent individualistisch ingesteld. Je vindt het belangrijk om je eigen identiteit te ontwikkelen en laat je daarbij niet erg beïnvloeden door de mensen rondom jou.

9 tot 15:

Je bent niet uitgesproken collectivistisch of individualistisch. Je vindt het belangrijk om je eigen traject te volgen, maar je verliest de mensen rondom jou niet uit het oog.

16 of meer:

Je bent collectivistisch ingesteld. Je voelt je sterk verbonden met de mensen rondom jou en probeert zoveel mogelijk met hen rekening te houden.

2 Met de enquête uit de vorige opdracht heb je een idee gekregen hoe individualistisch of collectivistisch jij bent. Stel je nu even voor dat je dezelfde vragen zou stellen aan heel veel mensen over de hele wereld. Dat is precies wat de Nederlandse socioloog Geert Hofstede heeft gedaan.

a Op onderstaande kaart zie je de resultaten van het onderzoek van Hofstede. Wat valt je op? Welke landen zijn het meest individualistisch aangelegd? Hoe scoren wij tegenover de rest van de wereld?

Wij wonen in donkergekleurde landen, wat wijst op veel individualisme. Ook in NoordAmerika, Zuid-Afrika, Australië en Nieuw-Zeeland zie je dat individualisme sterk aanwezig is. In grote delen van Afrika en Azië zie je meer collectivistische samenlevingen.

Kaart gebaseerd op het werk van Geert Hofstede rond culturele dimensies (0 = geen data)

b In de tabel hieronder vind je een aantal kenmerken van individualistische en collectivistische samenlevingen. Markeer de kenmerken die jij heel typisch vindt voor onze samenleving.

Verschillen tussen individualistische en collectivistische samenlevingen Individualistisch

Collectivistisch

1 Kinderen leren denken in de ‘ik’-vorm.Kinderen leren denken in de ‘wij’-vorm.

2De communicatie is vaak helder en direct.De communicatie is meestal indirect.

3Een misstap leidt tot schuldgevoel en verlies van zelfrespect.

4De verhouding werkgever-werknemer wordt gezien als een contract tussen beide partijen.

5Management betekent leiding geven aan individuen.

6Besluiten worden door afgevaardigden ter plekke genomen.

proefversie©VANIN

Een misstap leidt tot schaamte en gezichtsverlies voor jezelf en de groep.

De verhouding werkgever-werknemer wordt gezien als een morele band, als een familieband.

Management betekent leiding geven aan groepen.

Een afgevaardigde overlegt over een besluit met de thuisbasis.

7Mensen nemen zelf de verantwoordelijkheid.Mensen dragen als groep de verantwoordelijkheid.

8De taak gaat voor persoonlijke relaties.Persoonlijke relaties gaan voor de taak.

9Individuele zelfstandigheid is het ideaal.Vaderlandsliefde is het ideaal.

10Men gaat met zijn tweeën, alleen of met het gezin op vakantie.

Men gaat met de groep op vakantie, of met de familie.

Bron: Allemaal andersdenkenden, Geert Hofstede en Gert Jan Hofstede Over de grenzen van cultuur en management, Fons Trompenaars en Charles Hampden-Turner

c Sta even stil bij de gevolgen van de individualisering. Lees de onderstaande tekst. Herken je in je omgeving, bij familie en vrienden de gevaren waarover de tekst gaat?

‘Vroeger kenden mensen in een dorp of straat elkaar, zonder dat ze er iets voor hoefden te doen. Dat werkte soms verstikkend, maar het creëerde ook een soort van geborgenheid. Die automatische, haast organische sociale verbanden waarin we een halve eeuw geleden leefden, zijn voorgoed verdwenen. We kregen er een doorgedreven individualisering voor in de plaats.’

‘In de huidige, neoliberale prestatiemaatschappij krijgen sociale verbanden een bijna instrumenteel karakter.

Het individu en de zelfontplooiing staan bovenaan onze waardenladder. Relaties met anderen lijken zo alleen nog van strategisch belang. Hoe kan de ander bijdragen tot mijn persoonlijk succes?’

Bron: Sociaal.net, Achtergrond, verhalen en opinie voor sociale professionals

3 Welk samenlevingsmodel is overheersend: een collectivistisch of een individualistisch model?

a Situeer de zeven casussen binnen een collectivistisch of een individualistisch denken.

Welke casus? Eigen voorbeeld

proefversie©VANIN

Collectivisme = we beoordelen ‘het goede’ vanuit het oogpunt van de groep.

Individualisme = we beoordelen ‘het goede’ vanuit het oogpunt van het individu.

Casus Obamacare pro

casus:

1, 3, 6

casus:

2, 4, 5, 7

In 2012 wilde de toenmalige Amerikaanse (democratische) president Obama de zorgverzekeringswet laten stemmen. Die wet schrijft onder meer voor dat er een verplichte ziekte- en zorgverzekering komt voor de 32 miljoen Amerikanen die voorheen onverzekerd door het leven gingen. Wie zich niet verzekert, moet een boete betalen. Het Hooggerechtshof hield dit cruciale gedeelte van de 'Obamacare', zoals Obama's zorgwet wordt genoemd, overeind. (…) De wet moest in 2014 in werking treden.

3

Casus deelsteps

Deelsteps werken volgens een free floatingprincipe: ze kunnen in principe overal achtergelaten worden, waarna een volgende gebruiker ze via een app op het spoor kan komen. In Brussel en Antwerpen werden de voorbije maanden dropzones aangelegd, waarbij gebruikers vriendelijk worden verzocht om hun steps daarin achter te laten.

5

Casus reclame ‘Vreemd,’ zei ma gisteren toen ze het reclameboekje kreeg van haar favoriete schoonheidsproducten, ‘die weten precies wat ik meestal koop. Op de voorpagina van het boekje staat de laatste tijd altijd een van de twee producten die ik koop bij hen. En altijd met een korting.’ ‘Dat is artificiële intelligentie, ma,’ zei haar dochter, ‘elke consument krijgt die informatie op basis van zijn individuele koopgedrag. Reclame op maat van de consument.’

persoonlijk antwoord

persoonlijk antwoord

Casus Obamacare contra

Bij Obama's republikeinse tegenstanders was het verzet tegen de nieuwe zorgwet heel groot. De republikeinse presidentskandidaat Mitt Romney heeft het terugdraaien van de Obamacare tot speerpunt van zijn electorale campagne gemaakt. Ongeveer de helft van de Amerikaanse bevolking is tegenstander van de nieuwe wet. Een meerderheid van de Amerikanen vond namelijk dat iemand die ongezond leeft maar voor zijn eigen ziekteverzekering moet opdraaien en zich privé moet laten verzekeren. De samenleving moet niet betalen voor de ongezonde levensstijl van mensen.

4

Casus deelsteps Vilvoorde

Vilvoorde wil iets doen aan de overlast van deelsteps en deelfietsen in de stad. Heel wat mensen laten ze zomaar achter. En dat tot groot ongenoegen van het stadsbestuur. Vilvoorde heeft dan ook een reglement opgemaakt dat vanaf 1 maart in werking treedt. ‘Daarin staat waar de deelfietsen en -steps achtergelaten mogen worden’, legt de schepen uit. ‘Maar er zal ook duidelijk in staan hoeveel deelsystemen er in onze stad mogen komen, in welke straten het verboden is om met steps te rijden ...’ Wie zich niet aan de regels houdt, kan een boete krijgen.

1 2

Casus vaccinatie, versie Jolan ‘Wat een verschil met onze samenleving’, zei Jolan toen hij in het nieuws zag hoe in China met vaccinatie wordt omgegaan. ‘In de stad Chuxiong moet iedereen die 18 jaar of ouder is minstens één inenting hebben gehad voor 23 juli. Wie dat niet doet, wordt verbannen uit publieke plekken. Een maand later zijn twee doseringen verplicht. In de regio Tianhe krijgen ambtenaren geen salaris meer als ze voor 20 juli nog niet gevaccineerd zijn. Dat zou hier eigenlijk best ook wel gemogen hebben bij de eerste golf.’ 6

1 Uit de sociologie

Casus vaccinatie, versie Jolien

‘Geef mij maar ons landje’, zei Jolans protesterende zus Jolien. ‘Ieder zijn mening! Ik heb het recht om voor mijn eigen leven en lichaam op te komen; daar heeft niemand iets over te zeggen.’ 7

Sociologen stellen sinds de jaren 1950 een individualiseringsproces vast.

—Ze noemen de huidige, westerse wereld een geïndividualiseerde wereld.

—Ze leiden dat af uit de manier waarop individuen zich plaatsen tegenover de groep, het collectief.

2 Collectivisme

Dit zijn kenmerken van collectivisme

—Als je collectivistisch ingesteld bent zul je o.m. iets als goed of slecht beoordelen vanuit het oogpunt van de groep. De groep zorgt voor het individu. Roken op de trein is wettelijk verboden, want het is niet goed voor de gezondheid van alle treingebruikers.

—Het groepsbelang gaat voor op het individuele belang.

3 Individualisme

Dit zijn kenmerken van individualisme

—Als je individualistisch ingesteld bent of denkt, beoordeel je wat goed of slecht is vanuit het standpunt van het individu. Van mensen wordt verwacht dat ze verantwoordelijkheid nemen voor zichzelf.

Roken wordt niet algemeen verboden, boven de 18 jaar mag je rookwaren kopen. Dus beslist ieder voor zichzelf of hij of zij wel of niet rookt; men zorgt zelf voor de eigen gezondheid.

4 Individualisering

Met het proces van individualisering van een samenleving bedoelt men: ‘De ontwikkeling in de samenleving waarbij het individu en zijn behoeften meer centraal komen te staan. Daarbij wordt een individueel persoon niet langer beschouwd als lid van een groter geheel (zoals een gezin of maatschappij), maar ligt het accent op die persoon als zelfstandig en zelfbepalend wezen.’

Bron: Historiek. Online geschiedenismagazine

5 Individualiseringsproces

Dit zijn kenmerken van het individualiseringsproces

—Het individu krijgt meer zelfstandigheid en zelfbepaling.

—Het individu krijgt steeds meer keuzevrijheid, individuele mogelijkheden.

—Het individu krijgt steeds meer verantwoordelijkheid.

EUREKA!

proefversie©VANIN

Wat denk je nu over de breinbreker aan het begin van dit thema?

“Welke voordelen heb je als je bij een groep hoort? Zijn er ook nadelen aan verbonden? Spelen sociale media hierin een rol?”

Forum

Op welke manier wil jij graag samenleven?

een collectivistische manier van samenleven een individualistische manier van samenleven

Waar moet zo’n samenleving dan aan beantwoorden? Hoe wil je dat zo’n samenleving eruitziet?

Neem een apart blad en beschrijf jouw samenleving telkens met twee kenmerken op gebied van: —onder wijs —bejaardenzorg —gezondheidszorg

Test jezelf

Ga naar om de vragen te beantwoorden.

1 Wat is het verschil tussen een primaire groep, een sociale categorie en een collectiviteit?

Plaats volgende groepen op de juiste plaats en geef aan waarom.

2 Er komt een nieuwe leerling in de klas die zich vriendelijk en zelfverzekerd voorstelt.

- Welk effect kan dat als eerste indruk hebben op klasgenoten?

- Welk effect kan dat op de leraar hebben?

3 Volgens de sociale vergelijkingstheorie vergelijken we onszelf voortdurend met anderen. Wat is het verschil tussen opwaarts vergelijken en neerwaarts vergelijken?

4 Wat is het geboortemaandeffect?

5 Wat heeft het geboortemaandeffect met de sociale vergelijkingstheorie te maken?

6 Is onze samenleving een individualistische of een collectivistische samenleving? Leg uit.

SYNTHESE

Groepen en de wetenschap die groepen bestudeert

proefversie©VANIN

1 Wat is een groep?

Een groep is een verzameling van twee of meer personen die met elkaar omgaan. Dat kan zijn omdat zij zich met elkaar identificeren of omdat zij een gezamenlijk doel hebben. Vaak zal er sprake zijn van een sociale identiteit, dat is het bewustzijn van een persoon dat hij tot een bepaalde groep behoort en door anderen als zodanig behandeld wordt.

Vanuit sociologisch perspectief bestudeert men het menselijk gedrag van sociale en maatschappelijke structuren. Daarom maakt men een onderscheid tussen de soort groepen waartoe iemand behoort vanuit een aantal invalshoeken:

1→ een direct waarneembare verzameling mensen,

2→ met een gemeenschappelijke houding,

3→ gericht op een bepaald doel,

4→ met een groepsstructuur die normen en rollen aangeeft.

2 Welke wetenschappen bestuderen ‘de groep’?

Sociologie is de wetenschap die de interactie bestudeert tussen personen en ‘sociale eenheden’. Ze onderzoekt daarbij o.m. de factoren die de interactie tussen de groepsleden bepalen en de gevolgen daarvan op het menselijk gedrag.

De sociale psychologie is een onderdeel van de psychologie. Sociaal psychologen bestuderen de invloed van anderen op de gedachten, gevoelens en gedragingen van de mens. Ze zoeken daarbij antwoorden op vragen zoals: Hoe beïnvloeden mensen elkaar in groepen? Hoe worden mensen beïnvloed door overtuigende boodschappen?

Hoe wordt het zelfbeeld beïnvloed door de sociale omgeving? Hoe vormt iemand zich een indruk van de ander? …

Hoe worden groepen ingedeeld?

De Amerikaanse socioloog Robert Merton deelt groepen in op basis van twee kenmerken:

1 Mate van interactie

Bij interactie is er een wederzijdse beïnvloeding, de mate waarin de leden van de groep met elkaar communiceren.

De leerlingen van 4 Humane Wetenschappen zien elkaar in de klas, spreken met elkaar, reageren op elkaar. Er is interactie tussen de leden van deze groep.

2 Aanwezigheid van gemeenschappelijke waarden, normen

De moslimgemeenschap in Vlaanderen heeft een gemeenschappelijk doel, nl. de boodschap van de profeet intens beleven.

Om dat te realiseren zijn er regels en normen: ze mogen niet drinken, ze volgen de ramadan ...

Indeling van groepen

1 Primaire groep

• Er is interactie tussen de leden.

• Er zijn gemeenschappelijke waarden en normen.

Eigenschappen: informele en intense contacten emotionele relatie wij-gevoel beslotenheid

Kenmerken

Regelmatig interne conflicten, want de relatie is ertegen bestand. Primaire groepen stoppen, ze zijn eindig. gezin, goede vrienden

2 Samenzijn

• Er is interactie tussen de leden.

• Er zijn geen gemeenschappelijke waarden en normen.

Eigenschappen:

Een klein aantal mensen zijn bij elkaar door de situatie waarin ze zich bevinden. De situatie is van voorbijgaande aard. Zodra de situatie er niet meer is, verdwijnt ook het samenzijn. wachten op de trein, in de wachtzaal van de dokter

3 Collectiviteit

• Er is geen interactie tussen de leden.

• Er zijn gemeenschappelijke waarden en normen.

Eigenschappen: zeer grote groep meest voorkomende soort van groepen schakel tussen microniveau (primaire groep) en macroniveau (samenleving) (maatschappelijk middenveld) Collectiviteiten bestaan uit een net van kleinere netwerken. alle fanclubs van de Rode Duivels

4 Sociale categorie

• Er is geen interactie tussen de leden.

• Er zijn geen gemeenschappelijke waarden en normen.

Eigenschappen:

Het is geen volwaardige groep. Het is een verzameling mensen met een gemeenschappelijk kenmerk: geloof, geslacht, leeftijd of beroep. Sociale categorieën worden van buitenaf gevormd. Mensen weten niet noodzakelijk dat ze lid zijn van een sociale categorie. Ze verwijzen naar betekenisvolle sociale of sociologische entiteiten: bejaard, puber, volwassene, meisjes. Hebben 15-jarige leerlingen een leerachterstand door corona? Sporten vrouwen tussen 50 en 60 jaar nog?

De sociale vergelijkingstheorie

1 Uit de sociale psychologie

De sociale vergelijkingstheorie:

Het is een onderzoek door de sociaalpsycholoog Leon Festinger in de jaren 1950.

—We beoordelen onszelf en willen voldoende informatie over onszelf.

—Die informatie zoeken we o.m. door ons te vergelijken met anderen: zijn we beter of niet?

—Vaak gaan we ons ernaar gedragen: door aan te sluiten bij een groep waarnaar we opkijken en door afstand te nemen van de groep met wie we het liefst niet willen vergeleken worden.

2 Opwaartse en neerwaartse vergelijking

Opwaartse vergelijking

Wanneer mensen een beter beeld van zichzelf willen krijgen, vergelijken ze zich met iemand die in hun ogen beter af is. Ze spiegelen zich aan een ideaalbeeld.

Neerwaartse vergelijking

Om voor zichzelf te bevestigen dat ze niet zo slecht bezig zijn, vergelijken mensen zich met iemand die het volgens hen minder goed doet. Dat krikt hun zelfbeeld op.

Collectivisme en individualisme

1 Uit de sociologie

Sociologen stellen sinds de jaren 1950 een individualiseringsproces vast.

—Ze noemen de huidige, westerse wereld een geïndividualiseerde wereld.

—Ze leiden dat af uit de manier waarop individuen zich plaatsen tegenover de groep, het collectief.

2 Collectivisme

Dit zijn kenmerken van collectivisme

—Als je collectivistisch ingesteld bent, zul je o.m. iets als goed of slecht beoordelen vanuit het oogpunt van de groep. De groep zorgt voor het individu.

Roken op de trein is wettelijk verboden, want het is niet goed voor de gezondheid van alle treingebruikers.

—Het groepsbelang gaat voor op het individuele belang.

3 Individualisme

Dit zijn kenmerken van individualisme.

—Als je individualistisch ingesteld bent of denkt, beoordeel je wat goed of slecht is vanuit het standpunt van het individu. Van mensen wordt verwacht dat ze verantwoordelijkheid nemen voor zichzelf.

Roken wordt niet algemeen verboden, boven de 18 jaar mag je rookwaren kopen. Dus beslist ieder voor zichzelf of hij of zij wel of niet rookt; men zorgt zelf voor de eigen gezondheid.

4 Individualisering

Met het proces van individualisering van een samenleving bedoelt men: ‘De ontwikkeling in de samenleving waarbij het individu en zijn behoeften meer centraal komen te staan. Hierbij wordt een individueel persoon niet langer beschouwd als lid van een groter geheel (zoals een gezin of maatschappij), maar ligt het accent op die persoon als zelfstandig en zelfbepalend wezen.’

Bron: Historiek. Online geschiedenismagazine

5 Individualiseringsproces

Dit zijn kenmerken van het individualiseringsproces.

—Het individu krijgt meer zelfstandigheid en zelfbepaling.

—Het individu krijgt steeds meer keuzevrijheid, individuele mogelijkheden.

—Het individu krijgt steeds meer verantwoordelijkheid.

proefversie©VANIN

Bordschema

WAT?

verzameling van twee of meer personen

Sociologie: bestudeert menselijk gedrag binnen sociale en maatschappelijke structuren. Sociale psychologie: hoe beïnvloeden mensen elkaar in groepen?

GROEP

INDELING

Gemeenschappelijke waarden en normen

mate van interactie

gemeenschappelijke waarden en normen

Interactie en communicatie wel niet wel primaire groep collectiviteit nietsamenzijnsociale categorie

Het collectief of het individu?

1 Sociale psychologie: sociale vergelijking Wat?

• Het individu vergelijkt zich met anderen. Wanneer?

• op zoek zijn naar eigen identiteit

• Als er weinig – objectieve – informatie is over onszelf. Hoe?

• opwaartse vergelijking

• neerwaartse vergelijking

2 Sociologie: het individualiseringsproces

Het goede … collectivisme= vanuit het oogpunt van de groep individualisme= vanuit het oogpunt van het individu

Individualiseringsproces = het individu krijgt meer: zelfstandigheid en zelfbepaling, keuzevrijheid, verantwoordelijkheid.

BEÏNVLOEDENDE MECHANISMEN VANUIT DE MEDIA

proefversie©VANIN

Elke dag opnieuw krijgen we informatie via de nieuwste communicatietechnologieën en geven we informatie door via onze apps. Waar we ook zijn; thuis, op de trein, op straat ... een device is zelden ver weg. Makkelijk toch. Steeds meer waarschuwen specialisten dat naast de voordelen ook gevaren dreigen, over het misbruik van de media of het misleidende gemak. Hoe herken je dat bij jouw sociale categorie als adolescent? Kun jij je wapenen tegen misbruik? Welke voordelen heeft het gebruik van media voor jou?

10.1 Een generatie als sociale categorie, een levensstijl

Hoe het gebeurt kun je allicht niet precies uitleggen, maar van jongs af aan ontwikkelen we allemaal een eigen levensstijl, een eigen manier van leven. Maar zo ‘eigen’ is die levensstijl niet, want je wordt via opvoeding en andere beïnvloedingsmechanismen gewoon aan een bepaalde manier van leven. Soms ervaar je dat je levensstijl anders is dan die van anderen. Soms wil je zijn zoals je peers, je gelijken. Soms wil je helemaal niet zijn zoals anderen.

1 Een levensstijl is de manier waarop mensen zich in het sociale leven presenteren. Dat kan zijn door hun taalgebruik, hun muziekkeuze, hun kledij, hun hobby’s.

a Heb jij al een eigen levensstijl ontwikkeld? Hoe ziet die er dan uit?

persoonlijk antwoord

b In de sociale psychologie herkent men twee doelstellingen van een levensstijl.

Doel 1: een levensstijl typeert je als lid van een bepaalde sociale klasse.

Doel 2: een levensstijl is een manier om je te onderscheiden van andere groepen.

Bepaal bij de foto’s op de volgende pagina in welke mate de personages een levensstijl uitstralen en noteer of die beantwoordt aan de twee doelen.

c Tot welke van de personen op de foto’s voel jij je aangetrokken?

persoonlijk antwoord

d Kun je verklaren waarom?

persoonlijk antwoord

proefversie©VANIN

Wil zich profileren als lid van de betere sociaaleconomische klasse, sportief, mee met de modetrends zonder chique te willen overkomen …

Wil zich als een actief, sportief iemand tonen; streetstyle …

Hipster, kleding, muziek, eten en bezigheden die buiten de gebruikelijke stromingen vallen. alternatieve muziek, vintage kleding …

Wil zich profileren als lid van de hogere sociaaleconomische laag van de bevolking, blits …

Wil zich sportief uiten, in een sport die vroeger vooral door jongens werd beoefend maar nu populair is …

Toont zich als een stoere vrouw die niet met zich laat sollen.

10.1.1

Is jouw levensstijl wel van jou?

Je bent lid van een sociale categorie: een generatie. Een generatie duurt volgens sociologen in totaal vijftien jaar. Als adolescent behoor je tot de sociale categorie van de adolescenten. Sociologen zoals de Nederlandse generatiesocioloog Hans Becker (°1933), gaan ervan uit dat een generatiewissel het begin is van een verandering van de tijdgeest. Elke tijd heeft zijn eigen tijdgeest. In elke tijd ontwikkelen groepen waarden en normen. De tijdgeest verandert onder invloed van gebeurtenissen, als reactie op veranderende levensomstandigheden en vooral onder invloed van steeds nieuwe generaties die het wel eens anders willen doen. Samenlevingen hebben verfrissende invloeden nodig van nieuwe generaties om sociaal, economisch en ecologisch gezond te blijven.

2 Volgens de Nederlandse organisatiepsycholoog Aart Bontekoning (2010) bestaat een generatie uit leeftijdgenoten die met elkaar verbonden zijn door een aantal kenmerken.

a Herken jij deze kenmerken voor jouw generatie? Kun je voorbeelden geven?

1 Een gedeelde levensgeschiedenis

Jij en je klasgenoten hebben de voorbije 14 of 15 jaar dezelfde gebeurtenissen via internet, tv en radio of via gesprekken aan tafel gehoord: het wereldnieuws, Belgische sportprestaties, muziekstijlen … Ook de opvoeding door je ouder(s) onderging de invloed van de tijd.

2 Een gedeelde reactie op de tijdgeest

Naarmate je ouder wordt, zeker in je huidige ontwikkelingsfase, de adolescentie, zoek je uit waar de samenleving aan vernieuwing toe is.

Je wilt erover discussiëren en toevoegingen aanbrengen aan je (organisatie)cultuur. Door spontane interacties met je leeftijdgenoten, versterken jullie de generatievorming.

3 Een gedeelde bestemming

Samen met de leeftijdgenoten van een generatie ga je bijvoorbeeld op zoek naar talentontwikkeling, die het liefst collectief wordt beleefd.

Er is ook een drang om er fysiek op een bepaalde manier uit te zien (kleding, haartooi …).

persoonlijk antwoord bv. de resultaten van de Rode Duivels, tvprogramma’s, hits, terreurdreiging, politieke onzekerheid, klimaatproblemen, coronavirus

persoonlijk antwoord bv. opkomst klimaatbesef, tweedehands kopen

proefversie©VANIN

persoonlijk antwoord bv. wisselende haartooi, skaten of toch maar voetballen, welk instrument (wisselende populariteit van instrumentkeuze)

b Analyseer de afbeelding. Leg in je eigen woorden uit wanneer en hoe jij tijdens je primaire en secundaire socialisatie (de vormende fase) met een levensstijl vertrouwd bent geraakt. Geef aan wat jij er in je huidige leeftijdfase (de formatieve fase) mee doet.

persoonlijk antwoord bv. In de kindertijd worden we door onze ouders en de school gesocialiseerd, we nemen de tijdgeest in ons op. Nu zitten we in een levensfase waarin we als groep kritisch nadenken en bespreken wat we wel en niet oké vinden; we bouwen stilaan een eigen waarden- en normenpatroon op waarmee wij op onze beurt de tijdgeest beïnvloeden. Zodra we volwassen zijn, leidt dat tot een cultuurverandering (waarden en normen); vanuit een nieuwe tijdgeest socialiseren wij later onze kinderen, die op hun beurt dezelfde kringloop doorlopen.

c Bekijk de afbeelding. Verklaar hoe de tijdgeest deze generaties beïnvloed heeft. Vervolledig de tekening door jouw generatie van jongeren geboren na 2000, erbij te tekenen. Noteer in de tekstballon een bijbehorend begrip.

proefversie©VANIN

d Jouw generatie is ook beïnvloed door een tijdgeest. Zoek foto’s die typerend zijn voor jouw generatie. Geef aan wat typerend is voor de tijdgeest. Maak gebruik van de informatie in de Good to know.

Good to know

Generatie Z

Als je geboren bent tussen 2000 en 2015 zeggen trendwatchers dat je behoort tot de Generatie Z. Jullie zijn dus Gen Z’ers (genoemd naar analogie met de vorige generatie: de generatie Y of de millenials).

Generatie Z groeit sinds het begin van deze eeuw op in moeilijke tijden. Terroristische aanslagen, de grote economische crisis (2008), toenemende aandacht voor structurele discriminatie, plus de wetenschappelijke erkenning van de menselijke invloed op klimaatverandering, veroorzaakten grote maatschappelijke onrust. Die crisissen drukken hun stempel op de leefomgeving van Gen Z en zijn voelbaar en relevant in hun dagelijkse leefwereld.

Een trendwatcher analyseert wat een generatie herkenbaar maakt. Best boeiend om lezen, maar je vindt vaak mythes, stereotypen en clichés terug in hun analyses. Toch erkennen velen dat met Generatie Z een heel nieuwe groep op de arbeidsmarkt komt.

Gen Z’ers kennen geen wereld zonder smartphones en zijn echte digital natives. Door de crisisjaren die ze in hun ontwikkeling hebben meegemaakt, worden ze gezien als realistischer en pragmatischer dan millennials. Authenticiteit en duurzaamheid zijn key voor deze doelgroep.

Vooral Generatie Z heeft een sterke behoefte aan digitale innovatie.

Gen Z's interesse in conservatieve uitgaven is een direct gevolg van opgroeien in een tijd van economische onrust. Daarbij zijn opvallende aankopen niet aantrekkelijk voor hen. Zo zijn ze voorzichtiger en houden ze in hun achterhoofd dat het geld ook op kan raken. Liever tweedehandskleding dan de nieuwe modetrends volgen.

Momenteel overheersen drie dominante maatschappelijke thema’s in de leefwereld van jongeren.

—inclusiviteit

—duurzaamheid

—openheid

Naar: frankwatching.com

proefversie©VANIN

1941-1955 Babyboomers (protestgeneratie)

Kenmerken: opgegroeid met groeiende welvaart, relatief progressief, seksuele revolutie, ontkerkelijking, ontzuiling, vrije moraal en zelfontplooiing

1925-1940 Stille generatie (geraniumgeneratie)

Kenmerken: jong tijdens WOII en wederopbouw, plichtsbewust, spaarzaam, samenhorig, harde werkers

Generatietijdlijn

1971-1985 Pragmatische generatie (patatgeneratie)

Kenmerken: kinderen van de babyboomers, zelfontplooiing en keuzevrijheid, levensgeluk, analoge kinderen, digitale volwassenen, de leiders van straks

1956-1970 Generatie X (generatie Nix)

Kenmerken: jong tijdens de economische neergang van de jaren tachtig, jeugdwerkloosheid, zelfredzaam, individualistisch, nuchter, relativistisch

2001-2015 Generatie Z (iGeneratie)

Kenmerken: groeien op in een digitale wereld, economische crises, digital natives, nog jong maar technologisch heel vaardig

1986-2000 Generatie Y (millennials)

Kenmerken: groeien op met crises en digitale mogelijkheden, optimistisch, zelfverzekerd en authentiek, ambitieus

2016-2030 Generatie A (generatie Alpha)

Kenmerken: de kinderen van de millennials, ongekende mogelijkheden, toekomstmuziek wordt voor hen de normaalste zaak van de wereld

3 Analyseer het verhaal van Emma en haar broer.

a Noteer in de tabel je antwoord op de vragen. Het gaat om vragen die peilen naar hoe de tijd een rol speelt in wie je bent, hoe je denkt, hoe je iets aanvoelt, wat je wel en niet wilt …

proefversie©VANIN

Emma en haar broer gaan niet heel graag bij opa en oma logeren als hun ouders een avondje uit zijn. Leuke mensen hoor, oma en opa, maar op zaterdagavond met hen luisteren en kijken naar een muziekprogramma van André Rieu, nee, dank je. Opa kent die walsen uit het hoofd van toen hij zijn eerste platen kocht. Emma en haar broer zouden er op Spotify nooit naar luisteren, zoveel is zeker. En dat opa graag over de tijd van toen praat, hebben ze ooit wel leuk gevonden, maar nu hoeft het niet meer. Het ‘nu’ is immers zoveel boeiender. Maar ze blijven beleefd en als geliefde kleinkinderen laten ze hun ongeduld niet meteen merken aan opa. Oma luistert wel nog naar hun spannende verhalen over die nieuwe film, maar ze is toch eerder bezorgd of ze hun bord wel leegeten, voldoende drinken en met gepoetste tanden naar bed gaan. Net of ze daarvoor niet zelf kunnen zorgen! Wat wel leuk is, is dat ze van oma na het eten niet zelf de tafel moeten afruimen en de vaat doen zoals ze dat bij pa en ma wel moeten. ‘Kleinkinderen moet je daarmee niet vervelen,’ zegt oma. Mooi meegenomen toch, zo’n oma?

Waaraan zie je de invloed van de tijdgeest?

Waaraan zie je de invloed van de leeftijd?

Waaraan zie je de invloed van de sociale rol?

Oma en opa

muziekvoorkeur: platenspeler leven in het verleden

niet meer mee met technologische ontwikkeling

verzorgende rol, huishouden, opruimen: oma

Emma en haar broer

gebruik Spotify leven in het nu

beleefd blijven, uit respect voor leeftijd

b Leid uit de levensstijl van je grootouders en je ouders af wat hun tijdgeest kenmerkte.

Kwamen zij in hun adolescentie al in contact met media die verantwoordelijk zijn voor tertiaire socialisatie?

niet opruimen bij oma, thuis wel, zowel Emma als haar broer persoonlijk antwoord

—Een levensstijl is een manier om je te onderscheiden van andere groepen. Levensstijl,

1 Levensstijl

Een levensstijl is het geheel van manieren waarop mensen zich in het sociale leven presenteren (onder meer door taalgebruik, muziekkeuze, kledij, hobby’s …).

Mensen willen laten zien tot welke groep ze behoren en daardoor ook tot welke groep ze niet behoren. In de sociale psychologie herkent men twee doelstellingen van een levensstijl.

—Een levensstijl typeert je als lid van een bepaalde sociale klasse.

2 Een generatie als sociale categorie

In de sociologie beschouwt men een generatie als (leef)tijdgenoten die met elkaar zijn verbonden door:

—Een gedeelde levensgeschiedenis

proefversie©VANIN

Jij en je klasgenoten hebben de voorbije 14 of 15 jaar dezelfde gebeurtenissen via tv en online media of via gesprekken aan tafel gehoord: het wereldnieuws, Belgische sportprestaties, muziekstijlen, rampen … Ook de opvoeding door je ouder(s) onderging de invloed van de tijd.

—Een gedeelde reactie op de tijdgeest.

Naarmate je ouder wordt, zeker in je huidige ontwikkelingsfase, de adolescentie, zoek je uit waar de samenleving aan vernieuwing toe is. Je wilt erover discussiëren en je wilt toevoegingen aanbrengen aan je (organisatie)cultuur. Door spontane interacties met je leeftijdgenoten, versterken jullie de generatievorming.

—Een gedeelde bestemming

Samen met leeftijdgenoten van een generatie ga je bijvoorbeeld op zoek naar talentontwikkeling, die het liefst collectief wordt beleefd.

Er is ook een drang om er fysiek op een bepaalde manier uit te zien (kleding, haartooi …).

10.2 Tertiaire socialisatie,

rol van de media

In de adolescentie ben je op zoek naar wat je identiteit kan zijn. De veelheid van beïnvloeding die je daarbij gewild of ongewild moet verwerken, maakt het er niet gemakkelijker op. Kun jij aan de kant blijven staan als de media zo eenvoudig toegankelijk zijn? Eigenlijk bereiken zij jou en niet omgekeerd.

1 Media zijn alle communicatiemiddelen die het mogelijk maken boodschappen uit te zenden naar een ruim publiek. Je kunt het aantal media grofweg onderverdelen in twee grote groepen dragers van die boodschappen. Welke gebruik jij? Geef voorbeelden.

Oude media: traditionele vormen van media zoals gedrukte media, televisie en radio. De kijker of lezer heeft een veeleer passieve rol.

Ik gebruik:

Ik gebruik: persoonlijk antwoord persoonlijk antwoord

Nieuwe media: alle media die gebruikmaken van digitale technologie, alles dus wat via het internet wordt aangeboden: e-mail, streaming-apps, digitaal aangeboden krantenartikelen, blogs, podcast …

Good to know

Attitude rond technologie

45 procent van de Vlamingen geeft aan dat de digitale ontwikkelingen simpelweg te snel gaan voor hen. Voor 26 procent is de terminologie vaak te verwarrend, waardoor technologie leren kennen al een moeilijke eerste stap wordt. Dat onbekend onbemind maakt, mag blijken uit de 26 procent (ook bij jongeren 15 procent) die aangeeft dat ze technologie vaak mijden omdat ze er niet vertrouwd mee zijn of het niet snappen. Ook bij jongeren, digital by birth, merk je dat ze op het vlak van (gepercipieerde) vaardigheden niet noodzakelijk ook digital by nature zijn.

2 Van welke media maak jij gebruik?

a Bekijk de logo’s en zet ze op de juiste plaats in de tabel op de volgende pagina.. Let wel: sommige logo’s kunnen zowel verwijzen naar een printaanbod als naar een digitaal aanbod. Welke media gebruik jij? Vul aan in de tabel.

proefversie©VANIN

Bron: imec.digimeter 2020 Digitale trends in Vlaanderen, p. 158

Nieuwsmedia

1 Print kwaliteitskrant

populaire krant tijdschrift

Traditionele media

Logo Wat gebruik jij?

5, 18persoonlijk antwoord

7, 19persoonlijk antwoord

proefversie©VANIN

Nieuwe media

2 Radio openbare omroep commerciële omroep

landelijke omroep regionale omroep

3 Tv openbare omroep commerciële omroep regionale omroep

16 persoonlijk antwoord

13 persoonlijk antwoord

4, 17persoonlijk antwoord

14 persoonlijk antwoord

13 persoonlijk antwoord

1, 9persoonlijk antwoord

2, 11persoonlijk antwoord

8 persoonlijk antwoord

3, 6, 10, 12, 15, 20 persoonlijk antwoord

b Uit de bevraging voor de Digimeter (jaarlijks afgenomen bij 3 000 Vlamingen) blijkt dat jongeren steeds minder tv kijken, een traditioneel medium. Dat zie je in de eerste grafiek.

In de tweede grafiek lees je af wat het aanbod aan Vlaamse media was van je grootouders en wat er sinds 1995 bijgekomen is. Omcirkel de zenders die traditioneel worden aangeboden en waarvan jij (soms) gebruikmaakt.

Grafiek 1

Bron: imec.digimeter 2021

proefversie©VANIN

Deze kan niet groter gezet worden.

c Kijk jij naar tv-programma’s die digitaal worden aangeboden, tv als nieuw medium dus? Welke? Op welke manier? Terugkijk-tv? Uitgesteld? Bingewatchen? Real time?

d Maak een top 4 van de Vlaamse kanalen waar jij minstens één keer per week naar zapt. Waarvoor gebruik je ze? Hoe gebruik je ze? Beantwoord de vragen in de tabel.

Kanaal Waarvoor gebruik je het kanaal?

1 informatie ontspanning geen idee

2 informatie ontspanning geen idee

3 informatie ontspanning geen idee

4 informatie ontspanning geen idee

Hoeveel uur per week? Hoe gebruik je het? Via welk ander medium verneem je wat er gebeurt in de wereld?

persoonlijk antwoord persoonlijk antwoord

proefversie©VANIN

3 Zoals alle media bieden de massamedia behalve ontspanning ook informatie aan. Die wordt verzameld door journalisten. Via regels en werkwijzen zorgen de journalisten ervoor dat de informatie die jij krijgt betrouwbaar is.

a Bekijk het filmpje over het brengen van nieuws.

b Maak samen met een klasgenoot een krantenartikel over een onderwerp naar keuze. Zorg ervoor dat je het onderwerp kiest en het artikel schrijft volgens de regels die een professionele journalist moet volgen om betrouwbare informatie te geven. Geef in je afgewerkte artikel aan welke werkwijzen en regels uit het filmpje jij hebt gebruikt.

Je kunt media indelen in vier grote sectoren:

1→ Traditionele print, krant, tijdschriften

—kwaliteitskranten

—populaire kranten

2→ Traditionele radio —openbare omroepen —commerciële omroepen —landelijke omroepen —regionale omroepen

3→ Traditionele televisie —openbare omroepen —commerciële omroepen —regionale omroepen

4→ Nieuwe media (louter digitaal)

Hierbij horen de sociale media. Dat zijn digitale media waarbij gebruikers zonder tussenkomst van een redactie de informatie op het medium interactief bepalen.

10.3

proefversie©VANIN

Sociale media en doelgroepen

Binnen de digitale media heeft vrijwel iedereen vrij en gratis toegang tot de sociale media en platformen. Dat zorgt ervoor dat iedereen informatie kan delen. Door gewoon een account aan te maken, kun je anderen beïnvloeden. En beïnvloed worden! Vandaar een antwoord op de vraag: wat zijn sociale media? ‘Sociale media horen bij de nieuwe media. Het zijn digitale media waarbij gebruikers zonder tussenkomst van een redactie de informatie op het medium interactief bepalen.’ Marketeers maken er graag gebruik van. Door allerlei digitale tools en technieken kunnen zij makkelijk (tegen betaling) informatie posten en delen met jou in de hoop dat je de door hen gepromote producten van merken en diensten volgt en/of koopt.

10.3.1 Sociale media – van Web 1.0 tot Web 3.0 en verder

1 In de evolutie van de toepassingsmogelijkheden zitten we in de overgang naar fase Web 3.0, het sociale netwerk.

a Ga op het internet op zoek naar informatie over de evolutie van Web 1.0 tot Web 3.0.

b Leg in je eigen woorden uit hoe de technologie het mogelijk maakt dat er meer interactie is tussen mensen, ook ongewild. persoonlijk antwoord

c Markeer in de afbeelding alle apps en sites die jij gebruikt. Noteer ook de apps en sites die jij gebruikt en die (nog) niet op de voorstelling staan.

proefversie©VANIN

Het sociale web

Foto’s delen

Ik gebruik ook:

Publiceren

persoonlijk antwoord persoonlijk antwoord

d Op sociale media kun je alles delen met anderen … Wat vind jij? Geef aan of jij weet of alles zomaar gepost kan worden?

Sociaal
Zoeken
Mails
Audio en video
Communiceren

Good to know

Van Web 1.0 naar Web 3.0

De IT-wereld evolueert constant. Op technologisch vlak zijn almaar ruimere toepassingen mogelijk.

Een voorbeeld van Web 3.0

proefversie©VANIN

Web 1.0 – het WWW

De eerste digitale dragers van informatie behoorden tot wat men het Web 1.0 noemt. Het werkte nog zoals de traditionele media: de gebruiker als een passieve ontvanger van de informatie, een toeschouwer.

Read only, zonder interactie tussen de zender van de informatie en de ontvanger.

Web 2.0 – het sociale web

Aan het begin van de 21e eeuw konden de gebruikers ook zender worden. Web 2.0 kreeg vorm: je kon chatten, bloggen, liken en disliken … Je ouders stapten mee in de sociale netwerken zoals die dan genoemd werden. Ze hadden een avatar, werden volger, sommigen vlogger … Via sociale media bepaalden zij samen met al die andere volgers wie op Radio 1 de top 10 haalde van de 100 beste liedjes van de 20e eeuw.

Web 3.0 – het semantische web

Door technologische evoluties kan internetsoftware alle data op het internet met elkaar in verband brengen en interpreteren. Daar draait het om bij Web 3.0 toepassingen: er wordt betekenis toegekend door bronnen te linken aan elkaar en op te volgen. Web 3.0 maakt het mogelijk om alle informatie tegelijk te raadplegen, zoals bij zoekmachines (o.m. Google).

Omdat deze afbeeldingen groter gezet zijn, zijn deze momenteel eignelijk van onvoldoende resolutie - terug verkleinen of proberen 'opblazen'?

—Je boekt op het internet een treinticket naar Parijs.

—Automatisch krijg je de vraag of je een auto wilt huren. Die vraag komt er door de samenwerking tussen webapplicaties van bijvoorbeeld Transavia en Hertz.

—Automatisch krijg je ook een aanbod van alle evenementen tijdens jouw verblijfsperiode en een overzicht van alle restaurants in Parijs.

‘Als het gratis is, ben jij de klant!’

2 Welke app kan jou het meest beïnvloeden om een aankoop te doen of een mening te formuleren? Stel: je wilt publiciteit maken voor een product. Op welk sociaal medium zul je iets posten om maximaal effect te hebben bij de gebruikers? Lees de Good to know op p. XX en maak gebruik van de informatie in onderstaande grafieken van het marketingbureau Coosto om de tabel aan te vullen.

proefversie©VANIN

Maandelijks TikTokgebruik in Vlaanderen

in Vlaanderen

Product Welk sociaal medium zul je inzetten? Waarom?

1 oproep voor een klimaatbetoging

2 promo voor een concert van Sabrina Carpenter

persoonlijk antwoord

persoonlijk antwoord

proefversie©VANIN

3 zoektocht naar een boekhouder voor je organisatie

persoonlijk antwoord

persoonlijk antwoord

4 vraag voor opvang van kinderen uit een rampgebied

persoonlijk antwoord

persoonlijk antwoord

persoonlijk antwoord

persoonlijk antwoord

Good to know

Social media are searching you

Elk jaar onderzoekt het marketingbureau Coosto het gebruik van sociale media in Vlaanderen. Dat gebeurt met een doel: bedrijven die informatie of reclame willen posten, kunnen zo nagaan op welke manier ze hun doelgroep het best kunnen bereiken.

Met een doelgroep bedoelt men in marketingtermen: een subgroep consumenten binnen een grotere groep consumenten Marketeers benaderen een bepaalde doelgroep met als doel de kans op conversie te verhogen. Conversie is het percentage bezoekers op een site dat tot een aankoop besluit bij een webwinkel, of dat bijvoorbeeld een verzekering of een telefoonabonnement wil afsluiten.

10.3.3

De media zoeken jou en je peers!

Zoals je al zag in hoofdstuk 3, hebben adolescenten behoefte aan contact met leeftijdgenoten. Liefst veel contact. Sociale media zijn dan ook een zegen voor veel adolescenten, want ze zijn zeven dagen in de week, elk uur van de dag of de nacht beschikbaar. Je begint er allicht aan vanuit nieuwsgierigheid. Sommigen gaan impulsief te werk in de zoektocht naar wat hun identiteit kan zijn. Vinden ze iets online? Is er iemand die voor hen een rolmodel kan zijn? De notificaties van hun toestellen staan niet stil. En dan is er nog FOMO, de fear of missing out! Of verkies jij juist JOMO (joy of missing out)?

3 Van kindsbeen af kon je via allerlei devices op het internet van alles beleven (voor zover je ouders het toelieten en/of controleerden). De manier waarop je je nu, op jouw leeftijd, online gedraagt, verschilt allicht van toen. Je groep van gelijken – de peergroep – speelt daarin een rol. Geef aan hoe jouw gebruik van het internet veranderd is.

persoonlijk antwoord bv. tijd met elkaar online doorbrengen, informatie opzoeken, discussiegroepen opzoeken, meningen delen …

Bron: IPM Kidwise / NOMC 2011

proefversie©VANIN

4 Bekijk de resultaten uit een onderzoek (2019) naar het gebruik van sociale media. Vink aan of jij het ermee eens bent vanuit je eigen ervaring.

Ervaren voordelen

Ervaren nadelen uit onderzoek je eigen ervaring uit onderzoek je eigen ervaring

Jongeren die zowel online als offline contact onderhouden met vrienden, hebben een rijker sociaal leven dan jongeren die alleen offline of alleen online contacten hebben.

Jongeren die meer tijd besteden aan sociale media hebben meer empathie.

Hoe meer jongeren sociale media gebruiken, hoe vaker ze zich eenzaam voelen en ontevreden zijn over hun leven.

Jongeren die vooral online met anderen communiceren, ervaren een verlaagd sociaal welzijn. (Dat geldt volgens het onderzoek vooral voor meisjes.)

Ervaren voordelen

Ervaren nadelen uit onderzoek je eigen ervaring uit onderzoek je eigen ervaring

Jongeren die actief zijn op sociale media voelen zich beter thuis in hun vriendengroep. (Dat gaat volgens het onderzoek alleen op voor jongens en niet voor meisjes.)

Jongeren en ouders die elkaar als ‘vriend’ toevoegen op sociale media hebben een betere band.

Het kijken naar eigen profielfoto’s op sociale media kan zorgen voor een boost in het zelfvertrouwen.

Wanneer iemand een negatieve update op sociale media plaatst, kan dat een signaal zijn voor vrienden om hulp te bieden. Daardoor kan bijvoorbeeld een depressie vroeg worden gesignaleerd en kan erger worden voorkomen.

Bron: Bitescience

Een afwijzing op sociale media (‘ontvriend worden’) kan zorgen voor negatieve gevoelens en piekeren.

Jongeren die sociale media gebruiken om andere taken uit te stellen, ervaren vaker stress m.b.t. school en studie.

Meisjes hebben een negatiever lichaamsbeeld wanneer ze vaak sociale media gebruiken, vooral als ze actief bezig zijn met foto’s op sociale media, zoals bewerkte selfies.

Ook jongens willen meer investeren in hun uiterlijk door sociale media, maar gebruiken sociale media minder vaak en hebben er daardoor waarschijnlijk minder last van.

5 Het onderzoek van Bitescience beschrijft de situatie in 2019. Doe een onderzoek bij de leerlingen van de richting Humane wetenschappen in jouw school. Onderzoek de positieve en negatieve impact die zij ervaren door het gebruik van sociale media. Bereken het percentage per rubriek positieve en negatieve impact, verdeeld over jongens en meisjes.

10.4

Hypes, trends en influencers

Influencers worden ingezet om via sociale media je (koop)gedrag en je meningen te beïnvloeden. Een influencer is dus iemand die anderen (jou, ons) beïnvloedt in koopgedrag, mening of levensstijl. Je herkent de populariteit van influencers aan het aantal volgers dat ze hebben op bijvoorbeeld YouTube, Instagram of TikTok. Zoveel volgers, zoveel personen die naar hen luisteren en/of kijken. Zo worden de producten of diensten, zoals zij die dragen of volgen, ook door die anderen gebruikt.

1 Kijk na op de media die jij volgt welke influencers voor welke producten of diensten jou willen beïnvloeden. En werkt dat bij jou?

Medium Influencer Welke producten of diensten?Heb je ze al gekocht? 1 2 3 persoonlijk antwoord

Good to know

Influencer-marketing 1

De zogenaamde ‘influencer-marketing’, waarbij bedrijven bekende socialemediagebruikers voor hun kar spannen om producten of diensten te promoten, is de afgelopen jaren, samen met de opmars van platformen als Instagram en TikTok, fors gegroeid. De influencers maken hun volgers warm voor de laatste mode, voor gezonde shakes of idyllische vakantieadressen en niet te missen evenementen.

‘Zeker bij jongeren is het een heel effectieve manier om reclame te maken’, zegt Marijke De Veirman, die het fenomeen bestudeert aan de Arteveldehogeschool. Uit een bevraging vorig jaar bleek dat meer dan een kwart van de Belgische jongeren aangeeft al iets te hebben gekocht op aanbeveling van influencers. ‘Volgers zien hen als een betrouwbare bron van informatie’, zegt De Veirman. ‘Ook als volgers zich er bewust van zijn dat het om reclame gaat, gaan ze ervan uit dat influencers alleen producten aanprijzen waar ze zelf achter staan. Geloofwaardigheid is er de sleutel van succesvolle marketing.’

Bron: De Standaard

2 Media spelen een belangrijke rol in het socialiseren van gebruikers. Vooral door het op een aantrekkelijke manier in beeld brengen van nieuwe hypes en trends.

Geef voorbeelden van wat een trend, een hype, een rage en een mode is.

Wat?

TrendEen trend gaat om een blijvende verandering in de samenleving. Bepaalde waarden en normen die voor langere tijd meegaan, met blijvende gevolgen.

HypeEen hype krijgt op een bepaald moment heel veel media-aandacht. Die verdwijnt echter snel. Een hype is iets dat dankzij inspanningen van de media als sensationeel wordt ervaren door het publiek. Weinigen kunnen eraan weerstaan.

Rage Een rage is een fenomeen dat tijdelijk populair is.

Eigen voorbeeld

Welke trend stel je de laatste jaren vast?

persoonlijk antwoord

proefversie©VANIN

ModeMode is wat op een bepaald moment mooi wordt gevonden. Het wordt dan ook door velen gedragen. Dikwijls blijft het een stroming, ook als de hype of de trend is verdwenen.

Welke hype(s) merk je in de huidige sociale media?

persoonlijk antwoord persoonlijk antwoord

Welke rage is nu populair?

Welke mode zie je vandaag veel opduiken?

persoonlijk antwoord

1 Influencers

Influencers zijn personen die worden ingezet om via sociale media ons koopgedrag of onze mening, ons gedrag of levensstijl te beïnvloeden. Je herkent de populariteit van influencers aan het aantal volgers dat ze hebben op bv. YouTube, Instagram of TikTok. Zoveel volgers, zoveel personen die naar hen luisteren en/of kijken. Zo worden de producten of diensten zoals zij die dragen of gebruiken, ook door die anderen gebruikt.

2 Influencers bepalen trends, hypes, rages en modes

1→ Trend

Een trend gaat om een blijvende verandering in de samenleving. Bepaalde waarden en normen die voor langere tijd meegaan, met blijvende gevolgen.

2→ Hype

Een hype krijgt op een bepaald moment heel veel media-aandacht. Die verdwijnt echter snel. Een hype is iets dat dankzij inspanningen van de media als sensationeel wordt ervaren door het publiek. Weinigen kunnen eraan weerstaan.

3→ Rage

Een rage is een fenomeen dat tijdelijk populair is.

4→ Mode

Een mode is wat op een bepaald moment mooi wordt gevonden. Het wordt dan ook door velen gedragen. Dikwijls blijft het een stroming, ook als de hype of de trend is verdwenen.

Good to know

Influencer-marketing 2

Influencer is een beroep dat jongeren zien zitten. Uit een onderzoek van een marketingbureau in Engeland (AWIN), blijkt dat in de top 3 van populairste beroepen onder Britse jongeren influencer op de tweede plaats staat, gevolgd door YouTuber. Alleen arts staat hoger in de lijst. Uit een onderzoek van technologiebedrijf Morning Consult blijkt dan weer dat van je Amerikaanse leeftijdgenoten 54 procent influencer wil worden.

proefversie©VANIN

Bron: imec.digimeter 2020 Digitale trends in Vlaanderen, p. 47

10.5 Nepnieuws

Omdat je als gebruiker van media almaar meer nood hebt aan betrouwbare informatie, zijn verschillende media gestart met factcheckinitiatieven om nepnieuws tegen te gaan. De EU heeft zelfs enkele Russische staatszenders verboden bij ons uit te zenden, omdat ze herhaaldelijk onwaarheden verspreidden. Maar eens de foute info in je hersenen is beland, is het lastig ze er weer uit te krijgen: dat heet het continued influence-effect. Als je iets leest, sla je het op. Ook als je daarna hoort dat het niet waar is, blijft het plakken in het brein.

1 De voorbije jaren is het een ware pest: fake news of nepnieuws.

a Bekijk het filmpje over nepnieuws. Beantwoord vervolgens de vragen.

b Wat betekenen de begrippen ‘misinformatie’ en ‘desinformatie’?

Misinformatie:

onjuiste informatie

Desinformatie:

Nepnieuws, bedrieglijke schijninformatie die feiten al dan niet moedwillig verdraait of vervalst.

c Waarom wordt deze misleidende beïnvloeding gebruikt?

om geld te verdienen, om de publieke opinie te beïnvloeden (stemmen te krijgen …)

Good to know

proefversie©VANIN

Clickbait

Nepnieuws wordt vooral verspreid om geld te verdienen. Hoe meer er op een artikel wordt geklikt, hoe meer geld de maker van dat artikel verdient dankzij de getoonde advertenties. Daarom ‘lokt’ hij de lezer met een sensationele kop of een pakkend beeld.

Deze foto van Na-Son Nguyen werd al vaak misbruikt om de aandacht van de lezer te trekken, buiten de wil van de fotograaf om.

De ene keer gaat het om Nepalese weeskinderen na de aardbeving in Nepal, de andere keer om twee oorlogskinderen uit Syrië. In werkelijkheid gaat het echter om een broer en zus uit Vietnam. Hun ouders waren gaan werken op de maïsvelden van de familie. Het meisje was bang voor de camera en werd getroost door haar broer.

Naar: De Morgen

2 Hoe kom je erachter dat iets nepnieuws is?

Uiteraard moet je altijd kritisch kijken naar de informatie die je krijgt. Je moet als het ware een ‘onderzoeker’ zijn of worden. Volg de stappen hieronder om nepnieuws te ontmaskeren.

a Bekijk de checklist waarmee je kunt achterhalen of een artikel juiste informatie bevat of net bedoeld is om je te misleiden.

proefversie©VANIN

b Kies een document waarbij je twijfelt aan de correctheid van de informatie. Dat kan een artikel uit de krant of een tijdschrift zijn, maar ook een online post of tv-beelden.

c Vul de checklist aan op basis van het gekozen document. Duid voor elke stap aan of je het document betrouwbaar vindt of niet. Op de website Nieuws in de klas vind je extra tips bij de vragen.

d Welk gefundeerd besluit kun je vormen over je gekozen bericht?

Checklist voor nepnieuws

1 Is de titel juist gekozen?

Lees/beluister het hele bericht, niet enkel de titel of kop. Is de titel betrouwbaar of is hij er enkel op gericht om de lezer/kijker te lokken? betrouwbaar niet betrouwbaar

2 Waar komt het artikel of het filmpje vandaan?

Wie is de afzender van het bericht? Bestaat die persoon echt? Kijk bij websites altijd in de disclaimer of bij ‘over ons’. Staat de datum vermeld? betrouwbaar niet betrouwbaar

3 Is het een nieuwsbericht, een satire, een column of een opiniestuk? Waarom heeft de maker deze tekst geschreven of het filmpje gemaakt? Voor wie? Welke (politieke, financiële of andere) belangen heeft de afzender? Speelt het document in op emoties?

betrouwbaar niet betrouwbaar

4 Welke bronnen zijn gebruikt?

Baseert de maker zich op bronnen die hij vermeldt en die dus te controleren zijn? Worden er zaken weggelaten (vergelijk met een andere bron)? Baseert de maker zich op een autoriteit? Is er geen link naar de bron? Gebruik dan een zoekmachine om de bron op te zoeken. betrouwbaar niet betrouwbaar

5 Is het de hele waarheid en niets dan de waarheid? Nepnieuws kan wel degelijk waarheden bevatten. Hoe meer waarheid er in een bericht zit, hoe overtuigender het lijkt. Controleer of een bericht de hele waarheid bevat of enkel een selectie om een stelling te bewijzen.

betrouwbaar niet betrouwbaar

6 Is het een interpretatie van een waarheid van iemand anders? Zelfs feiten kunnen op verschillende manieren worden geïnterpreteerd. Daarom zijn ze nog niet fake.

betrouwbaar niet betrouwbaar

7 Zijn de gebruikte beelden betrouwbaar?

Bij nepnieuws wordt vaak gebruikgemaakt van een willekeurige afbeelding die er zomaar bijgeplakt is. Ook kunnen beeld en geluid worden gemanipuleerd waardoor de werkelijkheid wordt verdraaid.

betrouwbaar niet betrouwbaar

Naar: isdatechtzo.nl

Good to know

Beelden controleren?

Deepfake-technologie kan een beeld of geluid zo bewerken dat je iemand dingen kunt laten zeggen of doen, die hij of zij in werkelijkheid nooit gezegd of gedaan heeft. Nooit was de weg naar desinformatie en misleiding makkelijker en sneller!

Via Tineye Reverse Image Search kun je nagaan of een foto origineel is of bewerkt. Je kunt ook opsporen van welke bron de foto oorspronkelijk afkomstig is.

proefversie©VANIN

1 Echt nieuws of nepnieuws?

Het is de laatste jaren een pest: fake news of nepnieuws. Je wordt beïnvloed door mensen die je willen misleiden, omdat: —ze geld willen verdienen aan jou; —ze jou en de publieke opinie willen beïnvloeden.

2 Machtsmisbruik

Wie technologische kennis heeft en kapitaal om te investeren in beïnvloeding, kan macht uitoefenen op mensen. Machtsmisbruik vindt plaats wanneer iemand jou desinformeert of bewust misleidt.

3 Weerbaar zijn tegen desinformatie

Bij alle soorten info die je krijgt (beeld, krant, tijdschrift, sociale media, reclame …) moet je nagaan of het echte en waardevolle informatie is. Daarvoor kun je naar een aantal criteria kijken (zie de checklist op p. XX).

Bronnen controleren 10.5

Good to know

Emoties eerst

Volgens hoogleraar klinische neuropsychologie Margriet Sitskoorn van Tilburg University wordt nepnieuws vaak veel te simplistisch bekeken. Zij doet veel onderzoek naar desinformatie en schreef het boek HersenHack

‘In de hersenen werkt nepnieuws niet eenvoudig’, vertelt ze. Dat desinformatie zo hardnekkig is, komt door allerlei psychologische mechanismen die op elkaar inwerken. Er springen drie belangrijke mechanismen uit.

—Het eerste mechanisme is de manier waarop mensen zijn voorgeprogrammeerd om emotionele informatie bij de verwerking voorrang te geven. Zo gauw nieuws ons emotioneel raakt, letten we meteen op. Smeuïg nieuws of angstaanjagend nieuws: informatie die daarop inspeelt, heeft een shortcut naar onze aandacht. Mensen die desinformatie verspreiden, maken daarvan gebruik.

proefversie©VANIN

—Het tweede mechanisme is dat we de hele tijd dingen proberen te begrijpen, zelfs al zijn ze nog niet helemaal begrijpelijk. ‘Dat is in een complexere wereld moeilijker geworden’, zegt Sitskoorn. Hoe zit het met corona, wat wil Poetin? Complexe vragen, waar geen eenduidig antwoord op bestaat. En dan nemen we de snelle weg: als we een verhaal horen dat aannemelijk klinkt, zijn we al geneigd het te geloven. Speelt het ook nog eens in op onze emoties, dan geloven we het nóg eerder. Het is makkelijker te begrijpen en te aanvaarden dat er een vooropgezet complot is dan dat er allerlei complexe zaken en factoren op elkaar inwerken die niet voorspelbaar of begrijpelijk zijn. ‘Wat je meteen kunt begrijpen, blijft makkelijker hangen’, zegt Sitskoorn.

—In een tijd van een ontsporende online stammenstrijd valt het derde mechanisme extra op: ons brein is er extreem op gericht om te bewijzen wat we toch al geloofden. ‘We zijn heel goed in het zoeken naar bewijzen bij wat we al dachten en heel slecht in het ontkrachten van aannames’, zegt Sitskoorn.

Bron: isdatectzo.nl

EUREKA!

Wat denk je nu over de breinbreker aan het begin van dit thema?

“Welke voordelen heb je als je bij een groep hoort? Zijn er ook nadelen aan verbonden? Spelen sociale media hierin een rol?”

Forum

Wat denk je hierover na de bespreking van dit hoofdstuk? Wat haal je uit dit hoofdstuk aan kennis over jezelf?

Schrijf hierover een essay op een apart blad waarin je de voor- en nadelen beschrijft en aandacht besteedt aan de rol van sociale media.

Vraag het aan de wetenschap!

Klaar om de onderzoeker in je los te laten? Lees nog eens goed de instructies in de introductie van dit boek (p. XX).

1 Noteer hier de klasvraag voor een wetenschapper:

2 Noteer hier je persoonlijke onderzoeksvraag:

Vergeet niet om steeds rekening te houden met de criteria voor een goede onderzoeksvraag!

Test jezelf

Ga naar om de vragen te beantwoorden.

1 We leven in een tijd waarin landen meer op zichzelf willen staan, weg van de globalisering. Er worden handelsbelemmeringen gebruikt zodat producten die ingevoerd worden duurder worden. Beantwoord de vragen.

2 Is een ‘doelgroep’ een voorbeeld van een sociale categorie of een collectiviteit?

3 Geef twee elementen die je gemeenschappelijk hebt met alle leerlingen van jouw jaar en richting. Geef aan waarom dat typisch een levensstijlkenmerk is.

4 Waarom behoor jij tot een andere generatie dan je ouders?

5 Plaats de uitspraken bij het juiste kenmerk; een uitspraak kan bij meer dan 1 kenmerk geplaatst worden.

6 Wat is het verschil tussen een journalist en een influencer?

7 Wanneer noem je informatie via de media nepnieuws? Duid de meest juiste uitspraak aan.

CRITERIA ONDERZOEKSVRAAG

SYNTHESE

Levensstijl, generatie

proefversie©VANIN

1 Levensstijl

Een levensstijl is het geheel van manieren waarop mensen zich in het sociale leven presenteren (onder meer door taalgebruik, muziekkeuze, kledij, hobby’s …).

Mensen willen laten zien tot welke groep ze behoren en daardoor ook tot welke groep ze niet behoren. In de sociale psychologie herkent men twee doelstellingen van een levensstijl.

—Een levensstijl typeert je als lid van een bepaalde sociale klasse.

—Een levensstijl is een manier om je te onderscheiden van andere groepen.

2 Een generatie als sociale categorie

In de sociologie beschouwt men een generatie als (leef)tijdgenoten die met elkaar zijn verbonden door:

—Een gedeelde levensgeschiedenis

Jij en je klasgenoten hebben de voorbije 14 of 15 jaar dezelfde gebeurtenissen via tv en radio of via gesprekken aan tafel gehoord: het wereldnieuws, Belgische sportprestaties, muziekstijlen, rampen … Ook de opvoeding door je ouder(s) onderging de invloed van de tijd.

—Een gedeelde reactie op de tijdgeest

Naarmate je ouder wordt, zeker in je huidige ontwikkelingsfase, de adolescentie, zoek je uit waar de samenleving aan vernieuwing toe is. Je wilt erover discussiëren en toevoegingen aanbrengen aan je (organisatie)cultuur. Door spontane interacties met je leeftijdgenoten, versterken jullie de generatievorming.

—Een gedeelde bestemming

Samen met leeftijdgenoten van een generatie ga je bijvoorbeeld op zoek naar talentontwikkeling, die het liefst collectief wordt beleefd. Er is ook een drang om er fysiek op een bepaalde manier uit te zien (kleding, haartooi …).

Soorten media en doelgroepen

1 Sociale media

In grote lijnen kun je de media in twee grote groepen indelen.

Oude media

Dat zijn de traditionele vormen van media, zoals gedrukte media, televisie en radio. De kijker of lezer heeft een veeleer passieve rol.

Nieuwe media

Dat zijn alle media die gebruikmaken van digitale technologie, alles dus wat via het internet wordt aangeboden. Zoals: e-mail, streaming-apps, digitaal aangeboden krantenartikelen, blogs, podcast … Bij de nieuwe media horen de sociale media.

De sociale media zijn digitale media waarbij gebruikers zonder tussenkomst van een redactie de informatie op het medium interactief bepalen.

2 Een doelgroep volgens de marketeers

Met een doelgroep bedoelt men in marketingtermen: een subgroep consumenten binnen een grotere groep consumenten.

Influencers – hypes en trends

proefversie©VANIN

1 Influencers

Influencers zijn personen die worden ingezet om via sociale media ons koopgedrag of onze mening, ons gedrag of levensstijl te beïnvloeden.

Je herkent de populariteit van influencers aan het aantal volgers dat ze hebben op bv. YouTube, Instagram of TikTok. Zoveel volgers, zoveel personen die naar hen luisteren en/of kijken. Zo worden de producten of diensten zoals zij die dragen of gebruiken ook door die anderen gebruikt.

2 Influencers bepalen trends, hypes, rages en modes

1→ Trend

Een trend gaat om een blijvende verandering in de samenleving. Bepaalde waarden en normen die voor langere tijd meegaan, met blijvende gevolgen.

2→ Hype

Een hype krijgt op een bepaald moment heel veel media-aandacht. Die verdwijnt echter snel. Een hype is iets dat dankzij inspanningen van de media als sensationeel wordt ervaren door het publiek. Weinigen kunnen eraan weerstaan.

3→ Rage

Een rage is een fenomeen dat tijdelijk populair is.

4→ Mode

Een mode is wat op een bepaald moment mooi wordt gevonden. Het wordt dan ook door velen gedragen. Dikwijls blijft het een stroming, ook als de hype of de trend is verdwenen.

Bronnen controleren

1 Echt nieuws of nepnieuws?

Het is de laatste jaren een pest: fake news of nepnieuws. Je wordt beïnvloed door mensen die je willen misleiden, omdat:

—ze geld willen verdienen aan jou; —ze jou en de publieke opinie willen beïnvloeden.

2 Machtsmisbruik

Wie technologische kennis heeft en kapitaal om te investeren in beïnvloeding, kan macht uitoefenen op mensen. Machtsmisbruik vindt plaats wanneer iemand jou desinformeert of bewust misleidt.

3 Weerbaar zijn tegen desinformatie

Bij alle soorten info die je krijgt (beeld, krant, tijdschrift, sociale media, reclame …) moet je nagaan of het echte en waardevolle informatie is. Daarvoor kun je naar een aantal criteria kijken (zie checklist op p. XX).

Bordschema

Mechanismen van beïnvloeding via de nieuwe media

proefversie©VANIN

1 Een levensstijl

Typeert je als lid van een bepaalde sociale klasse. een manier om je te onderscheiden van anderen

2 Een tijdgeest

elke tijd: bepaalde groepswaarden en normen

Ontstaat onder invloed van bepaalde gebeurtenissen.

3 Een generatie

Is een sociale categorie.

Duurt 15 jaar (sociologie).

Beïnvloedt een volgende tijdgeest:

• een gedeelde levensgeschiedenis

• een gedeelde reactie op een tijdgeest (basis voor nieuwe tijdgeest)

• een gedeelde bestemming

4 Tertiaire socialisatie: mechanismen van beïnvloeding

Gebeurt via media:

• oude media

• Nieuwe media waaronder sociale media = gebruikers bepalen interactief het medium zonder redactie door anderen.

invloed van marketeers op sociale media

• gebruiken jongeren als consumentendoelgroep

Onderzoek naar voor- en nadelen die jongeren ervaren.

invloed van influencers: bepalen mee een trend, een hype, een rage, een mode

5 Weerbaar zijn tegen nepnieuws misinformatie desinformatie

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.