TALENT 6: taalschrift A - correctiesleutel

Page 1

5

C27 M83 Y74

C19 M30 Y75

6 Taalschrift Correctiesleutel


Coördinatie: Dirk Dobbeleers Auteurs: Erika Blomme Lize Vandevelde Anne Boon Met medewerking van: Pieter Van Biervliet

Bij TALENT voor het 6e leerjaar horen volgende materialen: Voor de leerling: Taalschriften A, B en C Spellingschrift Projectbundel - Een blik op de wereld Projectbundel - Van pool tot evenaar Projectbundel - Talent Werkwoordenblok 6 Voor de leraar: Handleidingen A, B en C Zorg- en evaluatiemappen A, B en C Map curriculumdifferentiatie 6 Correctiesleutels taalschriften A, B, C en spellingschrift Voor de klas: Talentbib 6 Wandplaten Cd- en dvd-box Digitale ondersteuning (zie ook www.talentvoortaal.be/digitaal) Bingel Max Bingel Plus Bingel Start

Fotokopieerapparaten zijn algemeen verspreid en vele mensen maken er haast onnadenkend gebruik van voor allerlei doeleinden. Jammer genoeg ontstaan boeken niet met hetzelfde gemak als kopieën. Boeken samenstellen kost veel inzet, tijd en geld. De vergoeding van de auteurs en van iedereen die bij het maken en verhandelen van boeken betrokken is, komt voort uit de verkoop van die boeken. In België beschermt de auteurswet de rechten van die mensen. Wanneer u van boeken of van gedeelten eruit zonder toestemming kopieën maakt, buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen, ontneemt u hun dus een stuk van die vergoeding. Daarom vragen auteurs en uitgevers u beschermde teksten niet zonder schriftelijke toestemming te kopiëren buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen. Verdere informatie over kopieerrechten en de wetgeving met betrekking tot reproductie vindt u op www.reprobel.be. Ook voor het digitale lesmateriaal gelden deze voorwaarden. De licentie die toegang verleent tot dat materiaal is persoonlijk. Bij vermoeden van misbruik kan die gedeactiveerd worden.

© Uitgeverij VAN IN, Wommelgem, 2019

De uitgever heeft ernaar gestreefd de relevante auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Wie desondanks meent zekere rechten te kunnen doen gelden, wordt verzocht zich tot de uitgever te wenden.

Eerste druk 2019 ISBN 978-90-306-8235-6 978-90-306-8220-2 D/2019/0078/81 D/2019/0078/78 Art. 569649/01 569431/01 NUR 191

Coverontwerp: B.AD Covertekening: Brun Croes Lay-outconcept: Springbok Vormgeving en opmaak: Crius Group Tekeningen: Rob Hadermann Tekeningen taalweters: Eric Bouwens Tekeningen Talentbib: Dirk Vandamme, Mark Borgions en Lobke van Aar p. 132-136: Alle auteurs- en merkrechten op STRATEGO berusten bij Koninklijke Jumbo BV. Zij heeft toestemming gegeven voor het gebruik in deze uitgave.


THEMA

1

Moeten of mogen?



les 3

IK MOET! Of mag ik? Ik kan een schema over een leestekst aanvullen. Ik kan oorzaak en gevolg aan elkaar linken. Ik kan een onderscheid tussen feit en mening maken en mijn mening verwoorden.

W

1

Lees de tekst.

Een stukje geschiedenis in sprongen Het kinderrechtenverdrag kwam er in sprongen.

5

10

15

de Verenigde Naties (VN) internationale organisatie die streeft naar vrede, veiligheid en respect voor de mensenrechten o.a. onder andere

De Eerste Wereldoorlog treft miljoenen kinderen. m.a.w. Kinderen hebben nood aan extra bescherming. met andere woorden Daarom wordt in 1924 de Verklaring van Genève opgesteld. Daarin staan de verplichtingen en verantwoordelijkheden van volwassenen tegenover kinderen. De Tweede Wereldoorlog treft opnieuw miljoenen kinderen. In 1945 worden de Verenigde Naties (VN) opgericht. Nu zijn 193 landen lid van de VN. De VN komt o.a. op voor vrede, veiligheid en mensenrechten. In 1946 richt de VN een kinderfonds op, nu gekend als het United Nations Children’s Fund (Unicef ). Unicef bewaakt de rechten en het welzijn van elk kind in 196 landen en gebieden, met bijzondere aandacht voor kinderen in grote nood. In 1959 stelt men een nieuwe verklaring op: de Verklaring van de Rechten van het Kind. In die verklaring wordt de Verklaring van Genève verder uitgewerkt.

De Verenigde Naties keuren in 1989 het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind goed. Zo verandert de vrijblijvende verklaring in een verdrag dat via een rechtbank afgedwongen kan worden. In het verdrag krijgen kinderen een eigen stem, zodat ze actief mee kunnen denken en handelen. 20

25

Ieder land van de VN moet de afspraak omzetten in wetten en regels. België doet dat in 1992.

Sinds 2000 zijn er drie aanvullingen aan het verdrag toegevoegd. Een eerste over ‘kinderen in gewapend conflict’, een tweede over ‘de verkoop van kinderen, kinderprostitutie en kinderpornografie’ en een derde over ‘de klachtenprocedure’. M.a.w. het verdrag blijft aangroeien, maar het duurt vaak lang voordat een afspraak een wet wordt. En ervoor zorgen dat iedereen zich aan de wet houdt, is niet eenvoudig.

Thema 1 - les 3

5


30

Bedenking De toepassing van het verdrag verschilt naargelang het land. Het verdrag wordt vaak als ‘westers’ bestempeld, ver van de cultuur en de realiteit van landen uit het Zuiden. In die landen zijn tradities sterk, o.a. daarom bestaat er ook het Afrikaans Charter van de Rechten en het Welzijn van het Kind. Bovendien zijn veel landen niet rijk genoeg om alle rechten snel te realiseren. Ik heb er recht op! | Karla Stoefs

2

Ik heb er recht op! Karla Stoefs | Dirk Vandamme

Meer lezen? Ik heb er recht op!, Karla Stoefs, Talentbib 6

a Kleur in de tekst: de woorden die je niet begrijpt. b Zoek de betekenis van de woorden op in een woordenboek, leid ze af uit de tekst of vraag uitleg aan je juf of meester. Hoe zoek je iets op in het woordenboek? – Bovenaan op elke bladzijde vind je trefwoorden. Die helpen je bij het opzoeken. – Van woorden die in het meervoud staan, zoek je altijd het enkelvoud. – Van werkwoordsvormen zoek je de infinitief.

3

Noteer de hoofdgedachte van de tekst in één zin. Na de Tweede Wereldoorlog zijn de kinderrechten ontstaan om kinderen te beschermen.

6

Thema 1 - les 3


4

a Lees de taalweter.

Wat is een oorzaak? En een gevolg?

Heb je het weer niet begrepen?

Een gevolg heeft altijd een oorzaak. En een oorzaak heeft altijd een gevolg. De oorzaak komt altijd eerst, daarna pas het gevolg. U hebt het niet goed Bv.

oorzaak ontzettend veel regen slechte oogst boeiende juf

gevolg  overstromingen  hongersnood   geïnteresseerde leerlingen

uitgelegd, juffrouw!

b Vul de tabel aan. Zoek de antwoorden in de tekst. Oorzaak

Gevolg

Na de Eerste Wereldoorlog zag men dat kinderen nood hadden aan extra bescherming.

Verschillende regeringsleiders stelden in 1924 de Verklaring van Genève op.

De Tweede Wereldoorlog trof opnieuw

In 1946 richtte de VN een kinderfonds op.

miljoenen kinderen. Het verdrag wordt vaak als ‘westers’ bestempeld.

Er bestaat ook een Afrikaans Charter van de Rechten en het Welzijn van het Kind.

5

a Lees de taalweter.

Wat is een feit? Wat is een mening? Feit Een feit is iets wat echt gebeurd is of echt waar is. Iemand heeft het gezien of gehoord.

Mening Een mening is iets wat jij van iets of iemand vindt. Het is een oordeel, een standpunt, een opinie.

Bv.  Ik luisterde vandaag voor het eerst naar klassieke muziek.

Bv.  Ik vond de muziek prachtig.

Thema 1 - les 3

7


b Drukken de zinnen een mening of een feit uit? Duid aan.

Mening

1 Unicef bevordert de rechten en het welzijn van elk kind in 196 landen en gebieden, met bijzondere aandacht voor kinderen in grote nood.

x

2 België heeft in 1992 de afspraken omgezet naar wetten en regels.

x

3 Ik ben tevreden dat België dit verdrag ondertekend heeft.

x

4 Iedereen vindt dat Unicef goed werk levert.

x

5 De VN komt op voor vrede, veiligheid en mensenrechten.

6

Lees de tekst opnieuw. Vul het schema over het ontstaan van de kinderrechten aan.

Na WO I: 1924: Verklaring van

Genève

= document met verplichtingen en

verantwoordelijkheden van volwassenen tegenover kinderen Na WO II: – 1945: oprichting Verenigde Naties (VN) – 1946: oprichting Kinderfonds, nu gekend als Unicef – 1959: nieuwe verklaring: Verklaring van de Rechten van het Kind Verklaring wordt verdrag: • verklaring = vrijblijvend • verdrag = kan via een rechtbank afgedwongen worden – 1989: De VN keurt het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind goed. – 1992: België zet de afspraak om in eigen wetten en regels. – 2000: Drie aanvullingen worden aan het verdrag toegevoegd. 1 over kinderen in gewapend conflict 2 over de verkoop van kinderen, kinderprostitutie en kinderpornografie 3 over de klachtenprocedure Besluit: Het verdrag blijft aangroeien, maar het duurt vaak lang voor een afspraak een wet wordt. En niet iedereen houdt zich aan de wet.

8

Feit

Thema 1 - les 3

x


7

Vertel aan je buur hoe de kinderrechten ontstaan zijn. Gebruik het schema.

8

Lees enkele kinderrechten uit het verdrag.

1 Elk kind heeft recht op een naam en nationaliteit. 2 Elk kind heeft recht op een thuis. 3 Elk kind heeft recht op gezonde voeding.

11 Elk kind heeft recht op bescherming tegen kinderarbeid. 12 Elk kind heeft recht op bescherming tegen mishandeling. 13 Elk kind heeft het recht om beschermd te worden tegen oorlog, ontvoering en mensenhandel.

4 Elk kind heeft recht op onderwijs. 14 Elk kind heeft recht op informatie. 5 Elk kind heeft recht op gezondheidszorg. 15 Elk kind heeft recht op een eigen mening. 6 Kinderen met een beperking hebben recht op speciale zorg en bescherming.

7 Geen enkel kind mag in armoede leven.

8 Elk kind heeft recht op spel. 16 Elk kind heeft recht op vrijheid in zijn hoofd. 9 Elk kind heeft recht op privacy. 17 Elk kind heeft het recht om anders te zijn. 10 Elk kind heeft recht op bescherming tegen misbruik.

18 Kinderen van vluchtelingen hebben recht op speciale bescherming.

Thema 1 - les 3

9


9

a Lees de stellingen. b Kleur het vakje: als je akkoord gaat. als je niet akkoord gaat.

Elk kind heeft recht op een baaldag.

Elk kind heeft recht op iedere dag wat huiswerk. Elk kind heeft recht op zottigheid.

Elk kind heeft recht op zakgeld. Elk kind heeft recht op een bril.

Elk kind heeft recht op een huisdier.

Elk kind heeft recht op voldoende slaap.

Elk kind heeft het recht om fouten te maken.

Elk kind heeft recht op een tussendoortje. c Bespreek jouw keuzes met een klasgenoot.

10

Hoe verliep de les voor jou? Ik kon het schema aanvullen met informatie uit de tekst. Ik kon de tekst navertellen aan de hand van het schema. Ik kon woorden snel opzoeken in het woordenboek. Ik kon het onderscheid maken tussen een mening en een feit. Ik kon mijn eigen mening verwoorden. Ik kon oorzaak en gevolg aan elkaar linken.

10

Thema 1 - les 3


les 4

भारत में आपका स्वागत है! Welkom in India! Ik kan mijn mening verwoorden. Ik kan vragen over een beeldfragment beantwoorden.

1

Vul de enquête in. Geef je mening en kleur: het aantal sterren (1 ster = helemaal niet akkoord, 5 sterren = helemaal akkoord).

1 Ik ga heel graag naar school. 2 Ik vind het helemaal niet erg om huiswerk te maken. 3 Het boeit me als we nieuwe leerstof krijgen. 4 Ik begin altijd op eigen initiatief aan mijn huiswerk en lessen. 5 Ik let goed op tijdens de les. 6 Ik vind naar school gaan heel nuttig. Totaal aantal gekleurde sterren:

Heb je de enquête helemaal ingevuld? Ga naar p. 12, draai je schrift om en kom te weten welk type leerling je bent!

Thema 1 - les 4

11


12

Thema 1 - les 4

Bv. geld inzamelen met verschillende acties, materialen opsturen ... b Overleg in jouw groep en formuleer samen een antwoord. a Noteer een aantal ideeën. 3

Ondanks de inspanningen zijn er overal ter wereld nog steeds kinderen die in armoede leven. Wat kunnen wij doen om hen te helpen?

2

Is de uitleg bij jouw resultaat op jou van toepassing? Waarom (niet)? W

W

van toepassing zijn kloppen, passen

de plicht iets wat je moet doen focussen op je aandacht richten op consequent voortdurend, altijd op dezelfde manier het ver schoppen veel bereiken leergierig geïnteresseerd om veel bij te leren

Dit is je score: Tussen de 24 en 30 sterren gekleurd: Proficiat! Je bent heel leergierig en geïnteresseerd. Je ziet het nut van naar school gaan in. Blijf je inzetten. Je zult het ver schoppen. Tussen de 18 en 24 sterren gekleurd: Je weet dat naar school gaan nuttig is. Je vindt het alleen niet altijd boeiend. Je vindt het moeilijk om je consequent in te zetten. Focus op je schoolwerk. Houd je werk bij en laat het niet opstapelen. Je zult merken dat het studeren vlotter gaat en dat je meer vrije tijd overhoudt.

Tussen de 12 en 18 sterren gekleurd: Je bent niet meteen een enthousiaste student. Het boeit je allemaal niet zo. Herpak je. Als je met een negatieve houding naar de school blijft kijken, is het moeilijk om dat te veranderen. Tussen de 6 en 12 sterren gekleurd: Oei, jij vindt naar school gaan vooral een last en niet nuttig. Dat is heel jammer. Je doet geen moeite om dat onder stoelen of banken te steken. Probeer naar school gaan minder als een plicht en meer als een recht te zien. Met wat je nu op school leert, sta je later steviger in het leven.


4

Beantwoord de vragen over onderwijs in India. a In India kunnen acht miljoen kinderen niet naar school. Wat zijn de oorzaken? 1 De school is te ver. 2 Er is geen geld om de schoolkosten te betalen. 3 De kinderen moeten mee gaan werken. 4 Ze komen uit een lagere kaste en worden gepest. b Welke maatregelen heeft Unicef al getroffen om die kinderen te helpen? 1 Unicef wil de school dichter bij de kinderen brengen. 2 Unicef helpt de kinderen om hun schoolkosten te betalen. 3 Sommige leerlingen krijgen een aangepast lessenrooster zodat ze kunnen werken en studeren. 4 Unicef probeert de hele Indiase bevolking ervan te overtuigen dat ze respect moeten hebben voor kinderen uit andere kasten. c Hoeveel leerlingen zitten er vaak in één klas?

60

d Wat probeert men daaraan te doen? 1 Unicef leidt elk jaar 66 000 leraren op. 2 De klas wordt opgedeeld zodat iedereen op zijn eigen tempo en niveau de lessen kan volgen. e In het fragment over Ashu wordt gezegd dat de kinderen mee moeten gaan werken ‘om de eindjes aan elkaar te knopen’. Leg uit wat dat betekent. Dat betekent dat de kinderen er mee voor moeten zorgen dat er genoeg geld is om rond te komen.

Thema 1 - les 4

13


5

a Lees nogmaals enkele kinderrechten uit het verdrag.

1 Elk kind heeft recht op een naam en nationaliteit. 2 Elk kind heeft recht op een thuis. 3 Elk kind heeft recht op gezonde voeding.

11 Elk kind heeft recht op bescherming tegen kinderarbeid. 12 Elk kind heeft recht op bescherming tegen mishandeling. 13 Elk kind heeft het recht om beschermd te worden tegen oorlog, ontvoering en mensenhandel.

4 Elk kind heeft recht op onderwijs. 14 Elk kind heeft recht op informatie. 5 Elk kind heeft recht op gezondheidszorg. 15 Elk kind heeft recht op een eigen mening. 6 Kinderen met een beperking hebben recht op speciale zorg en bescherming.

7 Geen enkel kind mag in armoede leven.

8 Elk kind heeft recht op spel. 16 Elk kind heeft recht op vrijheid in zijn hoofd. 9 Elk kind heeft recht op privacy. 17 Elk kind heeft het recht om anders te zijn. 10 Elk kind heeft recht op bescherming tegen misbruik.

14

Thema 1 - les 4

18 Kinderen van vluchtelingen hebben recht op speciale bescherming.


b Als een kind zo arm is dat het moet gaan werken in plaats van naar school te gaan, welke rechten worden er dan geschonden? 1 Elk kind heeft recht op onderwijs. 2 Geen enkel kind mag in armoede leven. 3 Elk kind heeft recht op spel. 4 Elk kind heeft recht op bescherming tegen kinderarbeid. c Wat zou jij graag veranderen aan ons schoolsysteem? Denk na over de uren, de lessen, de refter, het huiswerk, de toetsen ...

6

Hoe verliep de les voor jou? Ik kon vragen beantwoorden over een beeldfragment. Ik kon mijn mening geven en daar goede argumenten bij formuleren. Ik kon op een respectvolle manier een discussie voeren met een klasgenoot en mijn argumenten verdedigen.

Thema 1 - les 4

15


les 6

Ik betaal, wij betalen. Of betaalde jij? Ik kan werkwoorden herkennen in de tegenwoordige en verleden tijd, het enkelvoud en meervoud, de 1e, 2e en 3e persoon. Ik kan de infinitief van werkwoorden noteren. Ik kan de stam en de uitgang van werkwoorden aanduiden. Ik weet dat sommige werkwoorden van klank veranderen in de verleden tijd en kan dat toepassen.

1

a Lees de tekst en de taalweter.

Om de zaken op school goed te laten verlopen, zijn er afspraken nodig. Die staan in het schoolreglement. Wanneer je ouders kiezen voor een school, ondertekenen ze dat schoolreglement. Dat wil zeggen dat ze akkoord gaan met de afspraken van de school. Hieronder vind je enkele afspraken die in een schoolreglement kunnen voorkomen. 5

10

REGLEMENT – Ik neem de veiligste en kortste weg van en naar school. – Ik treuzel niet onderweg. – We respecteren de wegcode. – Jullie komen steeds op tijd naar school. – Als je om veiligheidsredenen een gsm nodig hebt, moet je die op school uitzetten. – Grote ballen mogen alleen op het voetbal- of basketbalveld. – Als iemand anders een opmerking krijgt, bemoei ik me daar niet mee. – Er wordt tijdens de speeltijd niet gesnoept, ook niet als er iemand jarig is.

Hoe herken ik een werkwoord? >> Werkwoorden zeggen wat iemand doet. Bv.  fietsen, lopen, koken, dansen ... >> Werkwoorden zeggen wat er gebeurt. Bv.  sneeuwen, waaien, hagelen, regenen ... >> Werkwoorden zeggen wat iemand is of wordt. Bv.  zijn, worden, lijken, blijven ... >> Werkwoorden kunnen veranderen in de zin. Ze geven aan of iets nu gebeurt of vroeger gebeurde. Bv. Ik loop naar school.   Ik liep naar school. >> In een zin kunnen meerdere werkwoorden staan. Bv.  De jongen heeft zijn boek vergeten.

16

Thema 1 - les 6

Is slapen ook geen werkwoord, juf?


b Welke woordsoort zijn de onderstreepte woorden? werkwoorden

c Kleur in de tekst: de niet onderstreepte woorden van dezelfde woordsoort.

2

a Lees de taalweter.

Wat betekenen de 1e, 2e en 3e persoon van het werkwoord? Ben ik de eerste persoon? Voor mij ben jij de tweede persoon en is hij de derde persoon.

1e persoon 2e persoon 3e persoon

Enkelvoud ik loop jij/u loopt hij/zij (ze)/het loopt

1e persoon 2e persoon 3e persoon

Meervoud wij lopen jullie lopen zij (ze) lopen

b Schrijf de gemarkeerde werkwoorden uit het reglement (r. 5-14) in de juiste kolom. Werkwoord in het enkelvoud

Werkwoord in het meervoud

neem

respecteren

treuzel

mogen

moet

bemoei

is

Thema 1 - les 6

17


c Schrijf het onderwerp en het werkwoord uit elke zin op de juiste plaats in de tabel. 1 2 3 4 5 6

De kinderen beantwoorden de vraag goed. Het boek beantwoordt niet aan de verwachtingen. Ik beantwoord die vragen morgen wel. Jullie beantwoorden helemaal aan de vereisten. Jij beantwoordt de vragen van reeks A. Wij beantwoorden enkel nog relevante vragen.

Infinitief

Enkelvoud

Meervoud

1e persoon

ik beantwoord

wij beantwoorden

2e persoon

jij beantwoordt

jullie beantwoorden

3e persoon

het boek beantwoordt

de kinderen beantwoorden

d Bekijk de tabel en vul de zin aan: Werkwoorden kunnen veranderen als het

3

onderwerp

verandert.

a Lees de taalweters.

Wat is de stam? De stam is een vorm van een werkwoord. Als je de verschillende vormen van een werkwoord naast elkaar zet, kom je telkens een gelijk deel tegen: het deel dat je overhoudt als je van de infinitief -(e)n wegneemt. Bv.  drinken – ik drink – jij drinkt – wij drinken zien – ik zie – jij ziet – wij zien Dat gelijke deel noem je de stam. De stam eindigt op de kijkletter. Bv.  infinitief: werken infinitief: antwoorden

de stam: werk de stam: antwoord

ik werk ik antwoord

Wat is de uitgang? Het deel dat je achteraan de stam toevoegt als je een werkwoord gebruikt, noem je de uitgang. Bv.

18

ik drink hij drinkt jij drinkt wij drinken jullie drinken zij drinken

Thema 1 - les 6

ik zie hij ziet jij ziet wij zien jullie zien zij zien

Ik drink nooit thee.


b Kleur in de tabel van oefening 2: de stam van elke werkwoordsvorm. c Onderstreep de uitgang.

4

a Lees de taalweter.

Wat is een infinitief? De infinitief is een soort moedervorm van een werkwoord. Het is de vorm die je terugvindt in een woordenboek.

Ik moet werken. Is dat definitief?

Werken is de infinitief.

Bv.  werken, slapen, eten, schrijven ... Je vindt de infinitief door een minizin te maken met ik zal. Bv.  Ik zal slapen. Ik zal kopen.

b Noteer van elk werkwoord de infinitief.

5

1 jullie komen

komen

2 je hebt

hebben

3 hij beantwoordt

beantwoorden

4 ik treuzel

treuzelen

5 de mensen krijgen

krijgen

6 het kind snoept

snoepen

Duid aan of de zin in de tegenwoordige of de verleden tijd staat. 1 Iedereen houdt zich aan het schoolreglement. 2 De kinderen speelden met een bal. 3 De afspraken beantwoordden niet aan de verwachtingen. 4 Jullie kwamen niet op tijd. 5 De ouders kiezen een school. 6 De juf leidde de les in goede banen. 7 We respecteren de wegcode.

t.t. x x x

v.t. x x x x

Thema 1 - les 6

19


6

a Lees de taalweter.

Welke werkwoorden veranderen van klank? Welke niet? De meeste werkwoorden krijgen in de verleden tijd -de(n) of -te(n) bij de stam. Bv.  speel – speelde, werk – werkte, hoor – hoorde ... Raar, het is ‘ik hoopte’, Sommige werkwoorden veranderen van klank in de verleden tijd. maar niet Bv.  geef – gaf, drink – dronk, loop – liep ... ‘ik loopte’?

Hoe weet ik of een werkwoord wel of niet van klank verandert? Daar bestaat jammer genoeg geen trucje voor. Of toch: veel luisteren en lezen. Je kunt ook een lijstje aanleggen van werkwoorden die van klank veranderen.

b Schrijf de werkwoorden in de verleden tijd. Tip: raadpleeg een woordenboek als je twijfelt. c Onderstreep de werkwoorden die in de verleden tijd van klank veranderen.

7

20

Infinitief

Verleden tijd

1 werken

wij

werkten

2 slapen

ik

sliep

3 worden

jij

werd

4 denken

jullie

5 koken

hij

6 verbeteren

de mannen

verbeterden

7 vergeten

de kinderen

vergaten

8 telefoneren

jullie

9 leven

de dino’s

dachten kookte

telefoneerden leefden

Vul de tabel op de volgende bladzijde aan.

Thema 1 - les 6


Thema 1 - les 6

21

zeggen

slapen

zeg

slaap

zegt

slaapt zegt

slaapt

hebt

heb

hebben

hebt

verberg

verbergen

kost

perst

opent

zeggen

slapen

hebben

zei/zegde

sliep

had

verborg

verbergen

geslapen

gehad

verborgen

gekost

geperst

geopend

Andere vorm

zeiden/zegden gezegd

sliepen

hadden

verborgen

kostten

persten

perste kostte

openden

Onderwerpen We, jullie, zij, de vrienden ...

opende

Onderwerpen Ik, jij, hij, zij, de man, de opvangmoeder ...

Meervoud

Verleden tijd Enkelvoud

kosten

persen

openen

Werkwoordvormen

verbergt

kost

kost

kosten

Meervoud

Persoonsvorm

Onderwerpen Onderwerpen Hij, zij, de man, de We, jullie, zij, de opvangmoeder ... vrienden ...

verbergt

perst

pers

persen

opent

Onderwerpen Jij (voor het werkwoord)

open

Onderwerpen Ik ... jij (na het werkwoord)

Tegenwoordige tijd Enkelvoud

openen

Infinitief


8

Hoe verliep de les voor jou? Ik kon werkwoorden herkennen in de tegenwoordige en verleden tijd. Ik kon werkwoorden herkennen in het meervoud en enkelvoud. Ik kon werkwoorden herkennen in de 1e, 2e en 3e persoon. Ik kon de infinitief van een werkwoord noteren. Ik kon de stam en de uitgang van een werkwoord aanduiden. Ik kon werkwoorden die van klank veranderen juist noteren in de verleden tijd.

22

Thema 1 - les 6


les 8

Sammy Spoetnik Ik kan mijn mening geven over een tekstfragment. Ik kan een vervolg schrijven op een tekst.

1

Bespreek de vragen met je buur. Antwoord om de beurt. a De vakantie is nog niet lang voorbij. Wat is het leukste dat je hebt gedaan? b Wat is het vervelendste dat je moest doen? c Hoe ziet jouw droomvakantie eruit?

2

Overleg en formuleer samen een antwoord. a Is vakantie hebben een recht of niet? Waarom (niet)? Bv. Mensen hebben recht op vrije tijd. Dat is niet als kinderrecht opgenomen, maar staat wel in de wet. Om te kunnen spelen (recht op spel) heb je vrije tijd of vakantie nodig. b Is op reis gaan een recht of niet? Waarom (niet)? Bv. Nee. Op reis gaan kost veel geld. Niet iedereen kan dat betalen. c Stel: je ouders gaan een maand op reis en laten jou bij je oom en tante achter. Bespreek hoe je je zou voelen. Thema 1 - les 8

23


3

Lees deel 1 van de tekst en beantwoord de vragen.

Sinds de papa van Sammy drie jaar geleden plots overleed en zijn mama sinds een jaar een nieuwe vriend heeft, gaat hij tijdens de grote vakantie een maand naar zijn oom en tante zodat mama kan genieten van haar grote liefde. Dit jaar heeft Sammy zijn nieuwe hondje meegenomen.

5

10

15

20

Tante Martha kijkt nog een tikje zuiniger dan gewoonlijk als ik met Mops in mijn armen uit de auto stap. Ze zet haar handen in haar zij: “Wat heb je daar bij je, Sammy?” vraagt ze en haar wenkbrauwen schieten een heel eind boven haar vlinderbril uit. “Dat is mijn hond”, zeg ik fier. “Zijn naam is Mops.” Margot komt op mij af en neemt mijn hond in haar armen. “Wat een grappig beestje”, lacht ze. Mops kronkelt zich in bochten zodat hij Margots gezicht kan likken; hij is onmiddellijk op haar gesteld. “Laat dat vieze dier je gezicht niet likken, Margot”, zegt tante Martha. “Je meent het niet, Katrien ... Moeten wij nu ook voor die hond zorgen?” “Die hond hoort bij Sammy. Sinds we dat beestje in huis hebben, gaat het goed met hem: hij voelt zich beter in zijn vel. Sammy wil al een hond sinds zijn vader gestorven is”, zegt mama met haar zieligste gezicht. Tante Martha strekt haar armen naar mij uit en drukt mij aan haar boezem. Mama heeft haar weke plek geraakt: ik ben het arme, vaderloze kind dat af en toe wat medeleven verdient.

a Is tante Martha blij dat Sammy een hondje bij zich heeft? Omcirkel.

Ja / nee.

Kleur in de tekst: minstens één zin die je dat vertelt.

b Waarom begint mama over de overleden papa van Sammy tegen tante Martha? Omdat tante Martha dan medelijden heeft met Sammy en niet durft zeggen dat het hondje niet mag blijven.

24

Thema 1 - les 8

W

week zacht


4

Lees deel 2 van de tekst en beantwoord de vragen.

5

10

15

20

25

30

Het is alsof de vijand onheil ruikt: de avond na de val van André* wordt ons clubhuis met de grond gelijkgemaakt door de bende van Fort X. Het houten bordje waarop Margot in sierlijke hoofdletters ‘DE TIJGERCLUB’ heeft geschilderd, ligt gebroken op een berg varens en stokken. André is razend. “Onze wraak zal zoet zijn”, zegt hij onheilspellend. “Wie gaat vanavond mee om het clubhuis van Fort X af te breken?” “Ik!” zeg ik snel. Pas daarna merk ik dat René en Dirk twijfelen. “De jongens van Fort X zijn echte vechtersbazen”, zegt Margot verschrikt. “En wat dan nog?” zegt André. “Sammy en ik gaan op pad in het donker en die twee broekventjes mogen thuisblijven.” De schrik slaat me plots om het hart, maar ik knik. “Margot hoeft niet mee te gaan; zij is een meisje”, zegt André tegen René en Dirk. “Maar welk excuus hebben jullie?” “We gaan mee,” zegt Dirk schoorvoetend, “maar we moeten stil zijn. Misschien staan die van Fort X wel op de uitkijk.” “Ik let op Mops,” zegt Margot, “hij zou jullie kunnen verraden.” Als iedereen naar bed is, klinkt buiten de roep van een uil: het afgesproken signaal! Dirk en ik sluipen onze slaapkamer uit. De deur van Margots kamer opent op een kier. “Succes”, fluistert ze. In haar kamer hoor ik Mops janken: het is maar te hopen dat mijn hond niet iedereen wakker maakt. René en André wachten ons op bij de hooischuur. We hebben geen zaklamp; onze wraakactie wordt enkel bijgelicht door een lachende maansikkel. Als tijgers sluipen we naar de plek waar de jagershut van Fort X in het veld staat. Hun clubhuis is steviger dan het onze. Het kost ons de grootste moeite om de hut neer te halen, maar het lukt. We breken het houten geraamte af en verspreiden de linnen lappen over het veld als verloren geraakte zakdoeken. * André viel in een stinkende beek terwijl hij probeerde eroverheen te springen.

W

onheil ruiken

aanvoelen dat er iets aan de hand is

De schrik slaat me om het hart.

Ik ben plots heel bang.

a Kleur: de woorden die je niet begrijpt.

Thema 1 - les 8

25


b Zoek de betekenis op in een woordenboek, leid ze af uit de tekst of vraag uitleg aan je juf of meester. c Vul de tabel aan met info uit de tekst. Oorzaak

Gevolg

Het clubhuis van de Tijgerclub wordt met

André is razend.

de grond gelijkgemaakt. Het clubhuis van Fort X is steviger dan het clubhuis van de Tijgerclub.

Het kost hen de grootste moeite om de hut neer te halen.

d Beantwoord de vragen. 1 Nadat hun hut wordt afgebroken, vraagt André zijn vrienden om de hut van Fort X ook af te breken. Begrijp je zijn reactie? Waarom (niet)? Bv. Ja, hij wil wraak nemen omdat ze zijn hut hebben afgebroken. Nee, het is niet goed om hetzelfde terug te doen. Je bent dan even slecht als de anderen. 2 Denk je dat wraak nemen voldoening geeft? Waarom (niet)? Nee, je weet dat je iets hebt gedaan dat niet mag. Je houdt daar een vervelend gevoel aan over. Je bent bovendien bang dat iemand zal ontdekken wat je hebt gedaan. 3 Sammy zegt heel snel dat hij wil meedoen en merkt pas later dat Dirk en René twijfelen. Waarom denk je dat de twee andere jongens twijfelen? Omdat ze het niet juist vinden om de hut van de anderen af te breken, omdat ze bang zijn dat ze betrapt zullen worden en/of omdat ze bang zijn voor de leden van Fort X. 4 Heeft Sammy spijt van zijn beslissing? Hoe weet je dat? Ja, want de schrik slaat hem plots om het hart. 5 Als de jongens ‘s nachts naar buiten gaan, begint Mops te janken. Waarom zou hij dat doen? Mops merkt dat zijn baasje naar buiten gaat en wil mee.

26

Thema 1 - les 8


5

Lees deel 3 van de tekst en beantwoord de vragen.

De dag nadien wachten we angstig af, maar de mannen van Fort X laten zich niet zien. “Tijd voor onze volgende actie”, zegt André. “Maandag, op de tweede kermisdag, is het zeepkistenrace in het dorp. Die van Fort X hebben vorig jaar meegedaan én gewonnen. Ik heb gehoord dat ze dit jaar weer meedoen. Ze krijgen concurrentie ... Ik heb de Tijgerclub ingeschreven!” W “Ja...hoe!” roep ik juichend uit. de concurrentie “Een zeepkist moet je kunnen besturen, hoe gaan we dat fiksen?” vraagt Dirk tegenstand aarzelend. “Geen probleem”, zegt André. “Mijn broer Johan wil ons beslist helpen.” Dat maakt indruk. Johan is de hipste jongen van het dorp. Aan hem kun je zien hoe knap André later gaat worden. “Johan studeert voor garagist. Hij zal ons helpen met het bouwen van de zeepkist”, zegt André trots. “Zal ik tijgerstrepen schilderen op onze wagen?” vraagt Margot. “Ja, schitterend idee, en we maken oren en een snuit! Misschien winnen we de prijs voor de origineelste wagen”, zeg ik dromerig.

5

10

15

Haal meer uit dit boek! Ga snel naar bingel.be.

Sammy Spoetnik | Noëlla Elpers

Sammy werd geboren op het moment waarop de Spoetnik 1 door de Russen werd gelanceerd met een raket. Geen toeval dus dat Sammy gek is op ruimtevaart en al snel Sammy Spoetnik wordt genoemd. Aan zijn vader heeft hij beloofd dat hij ‘ja’ zal zeggen tegen het leven. En dat doet Sammy, al zou hij soms beter eens ‘neen’ zeggen …

Sammy Spoetnik Noëlla Elpers Mark Borgions

Meer lezen? Sammy Spoetnik, Noëlla Elpers, Talentbib 6

6

Thema 1_Sammy Spoetnik_COVER.indd Alle pagina's

12/07/18 13:09

a Denk je dat Sammy een leuke vakantie heeft bij zijn oom en tante? Verklaar je antwoord. Ja, want hij heeft daar kinderen om mee te spelen en thuis niet. b Zou jij graag lid zijn van de Tijgerclub? Waarom (niet)? 6

a Schrijf een vervolg op het verhaal. Laat volgende elementen zeker aan bod komen:

Hoe gaan de voorbereidingen eraan toe? Wie zal de zeepkist besturen? Wat gebeurt er tijdens de wedstrijd? Wie wint er?

W

het element onderdeel

Thema 1 - les 8

27


Wat doe ik voor ik schrijf? Voor je schrijft, denk je na over: >> Wat is de bedoeling? Bv.  Wil ik iets uitleggen, een verhaal schrijven ... ? >> Waarover ga ik schrijven? Bv.  Wie wordt het hoofdpersonage? ... >> Wie leest straks mijn tekst? Bv. Ikzelf?   Oef, dan lig ik niet wakker van een foutje meer of minder! Iemand anders?   Oei, dan schrijven we best foutloos. >> Welke tekst kies ik daarvoor het best? Bv.  Wordt het een brief, een verhaal ... ? Dan pas ga ik aan de slag!

28

Thema 1 - les 8


b Laat een klasgenoot je vervolg lezen en het schema invullen.

1 Het verhaal bouwt verder op het gelezen fragment. 2 De hoofdfiguren komen voldoende aan bod. 3 De gevraagde elementen komen allemaal aan bod in het verhaal. (Indien nee, markeer bij vraag a wat ontbreekt.) 4 Het verhaal is spannend.

Ja Nee

c Laat je klasgenoot enkele tips noteren om je verhaal te verbeteren. d Herschrijf de zinnen die je na de feedback van je klasgenoot wilt aanpassen.

7

Hoe verliep de les voor jou? Ik kon oorzaak en gevolg aan elkaar koppelen. Ik kon een vervolg schrijven op het verhaal. Ik kon feedback geven aan mijn partner. Ik kon met de feedback van mijn partner omgaan. Ik kon me gemakkelijk inleven in de personages. Thema 1 - les 8

29


les 9

Wat moet ik? Ik doe het liever zo! Ik kan een schoolreglement schrijven. Ik kan spelregels uitschrijven en voorstellen aan klasgenoten die het spel spelen volgens de instructies die ze krijgen.

1

Volwassenen beslissen vaak hoe jij je leven moet leiden. Tijd voor verandering! Schrijf een realistisch schoolreglement waar je je goed bij voelt. Tip: raadpleeg oefening 9b van W les 3, oefening 5c van les 4 en realistisch oefening 1a van les 6. Kleur daar wat wat echt mogelijk is jij in je schoolreglement zeker wilt gebruiken.

2

In een reglement staan niet alleen rechten maar ook plichten. Noteer de plichten die jullie zeker in het schoolreglement opnemen. W

PLICHTEN

30

Thema 1 - les 9

de plicht iets wat je moet doen


3

Schrijf je schoolreglement. Hou rekening met volgende onderdelen.

– Beginuur school: – Einduur school: – Duur van een lesuur: – Duur van de pauze: – Huiswerk: – Toetsen:

– Pesten:

– Sancties:

– Kledij:

– Speelplaats: – Toiletten:

– Plichten:

– Waar denk je nog aan?

W

de sanctie straf die je krijgt als je je niet aan een afspraak houdt

– Wat zou jij graag in het schoolreglement opnemen, maar je groepsleden niet?

4

Schrijf jullie reglement netjes over of typ het. Voorzie het reglement van de nodige illustraties.

Thema 1 - les 9

31


5

Sammy brengt veel tijd door met de leden van de Tijgerclub. Hij zoekt korte, leuke spelletjes. Bedenk een spel dat maximaal vijf minuten duurt en waar je weinig materiaal voor nodig hebt.

Titel van het spel:

Materiaal: Tijdsduur:

min.

Aantal spelers: Spelregels:

Wat is een instructie en hoe schrijf ik er een? Een instructie is een tekst die stap voor stap zegt wat je moet doen. Bv.  een eenvoudig recept Zelf een instructie schrijven is best moeilijk. Deze tips helpen je op weg: >> Vertel wat de lezer nodig heeft. >> Noteer wat de lezer stap voor stap moet doen. >> Maak elke stap zo duidelijk en eenvoudig mogelijk. >> Lees je instructie na.

32

Thema 1 - les 9

FRUITBROCHETTES Wat heb je nodig? >> verschillende soorten fruit (bananen, appels, kiwi's, aardbeien ...) >> satéstokjes Bereiding (10 min.) >> Schil het fruit. >> Snij het fruit in stukjes of partjes. >> Steek de stukjes fruit op een satéstokje.


6

Stel je spel voor aan de klas. Geef duidelijke instructies zodat je klasgenoten het spel kunnen spelen zonder dat ze extra vragen moeten stellen.

Hoe geef ik een goede instructie?

Doe nu eens wat ik wil!

>> Spreek langzaam. >> Spreek alle woorden mooi uit. >> Houd je partner in het oog: kan hij of zij goed volgen?   Is het antwoord nee? Pas je instructie dan aan.   Is het antwoord ja? Goed zo! Volhouden!

7

Beoordeel je eigen presentatie en laat ze beoordelen door twee klasgenoten.

Zo geef ik een goede presentatie.

Ik sprak duidelijk. Ik legde de spelregels duidelijk uit. Ik vond het makkelijk om het spel in goede banen te leiden. De activiteit duurde ongeveer vijf minuten.

Beoordeeld door 1 De presentator sprak duidelijk. 2 De spelregels waren duidelijk. 3 De presentator leidde het spel in goede banen. 4 De activiteit duurde juist lang genoeg.

Ja

Nee

Ja

Nee

Beoordeeld door 1 De presentator sprak duidelijk. 2 De spelregels waren duidelijk. 3 De presentator leidde het spel in goede banen. 4 De activiteit duurde juist lang genoeg.

Thema 1 - les 9

33


8

Beoordeel de presentatie van twee klasgenoten.

Presentatie van 1 De presentator sprak duidelijk. 2 De spelregels waren duidelijk. 3 De presentator leidde het spel in goede banen. 4 De activiteit duurde juist lang genoeg.

Ja

Nee

Ja

Nee

W

Presentatie van 1 De presentator sprak duidelijk. 2 De spelregels waren duidelijk. 3 De presentator leidde het spel in goede banen. 4 De activiteit duurde juist lang genoeg.

9

Hoe verliep de les voor jou? Ik kon samen met mijn groepsgenoten een schoolreglement schrijven. Ik kon de spelregels van het spel duidelijk formuleren. Ik kon mijn spel vlot presenteren aan de rest van de klas. Ik kon mijn klasgenoten duidelijke feedback geven bij de evaluatie. Ik genoot ervan om mijn klasgenoten het spel te zien spelen.

34

Thema 1 - les 9

in goede banen leiden ervoor zorgen dat een activiteit vlot verloopt


les 11

Ik doe, jij doet, wij doen allemaal iets Ik kan het onderwerp en de rest van de zin aanduiden. Ik kan in de rest van de zin de werkwoorden, waaronder de persoonsvorm, aanduiden.

1

Lees het fragment.

Spookje is mijn kleintje. Niet echt mijn kind natuurlijk, maar zo gaat het altijd in het weeshuis. De twaalf- of dertienjarigen moeten voor een kleintje zorgen. Zo kunnen de opvoedsters zich toeleggen op belangrijkere dingen dan de zorg voor kleine kinderen. Zo moeten ze 5 die kleintjes niet aanraken. Ze kunnen er zich dan ook nooit aan hechten. En dat is nu net de bedoeling. Het wordt dan meteen een stuk gemakkelijker om streng te zijn en te straffen. Ik heb Spookje gekregen. Haar echte naam is Marie-Louise. Maar ze lijkt niet echt op een Marie-Louise. Met haar warrige bos rossig haar, 10 dat langs alle kanten eigenzinnig uit de vlechtjes piekt. De vlechtjes die ik elke ochtend en avond met zoveel zorg maak. Met haar spitse neusje vol sproeten en haar enorm grote grijze ogen met rode randjes. Met haar knokige knietjes en lange, smalle voeten. Met haar warmte en haar slappe lach. Met haar grote bek. Soms. Een echt spookje dus, en zo heb ik haar ook genoemd.

Uit: Het recht van de banaan is krom – ‘Een bordje wormenpap’, Kathleen Vereecken, Bakermat uitgevers

W

zich toeleggen op

zich bezighouden met

eigenzinnig eigenwijs knokig

zo mager dat je de beenderen kunt zien

Thema 1 - les 11

35


2

a Lees de taalweter.

Wat is een onderwerp?  In een zin zeggen we iets over iets of iemand. Waarover of over wie? Dat is het onderwerp van die zin. Het is niet altijd eenvoudig om het onderwerp in een zin op te sporen. Bv.  Opa en oma komen vandaag logeren. Ik ben het onderwerp van mijn zin, meester!

Hoe vind ik het onderwerp? Met dit trucje lukt het altijd: 1 Maak een ja-neevraag. 2 De persoonsvorm komt vooraan te staan. 3 Het onderwerp komt na de persoonsvorm. Bv.  Lotta is altijd blij als Finn komt logeren.   Is Lotta altijd blij als Finn komt logeren?

Schipper, mag ik overvaren?   Mag ik overvaren, schipper?

Het onderwerp markeer je geel.

b Lees de zinnen uit de tekst. c Markeer: het onderwerp. 1 Spookje is mijn kleintje. 2 Op deze manier moeten de gemene opvoedsters de kleintjes niet aanraken. 3 Ik heb Spookje gekregen. 4 De twaalf- of dertienjarigen moeten voor een kleintje zorgen. 5 Het haar van Spookje piekt langs alle kanten uit haar vlechten. 6 Het schattige kind lijkt niet echt op een Marie-Louise. 7 In het weeshuis regelen ze alles zo. d Schrijf het nummer van elke zin in de juiste kolom.

36

Het onderwerp bestaat uit één woord.

Het onderwerp is een woordgroep.

1–3–7

2–4–5–6

Thema 1 - les 11


3

a Lees de taalweter.

Waaruit bestaat een zin?  Een zin bestaat heel vaak uit een onderwerp en wat er over dat onderwerp wordt gezegd (= de rest van de zin).

Had je ooit gedacht dat we het onderwerp van een zin zouden zijn?

Bv.  Na deze les zijn we heel slimme kinderen.

Over wie of waarover wordt er in de zin iets gezegd? Wat is het onderwerp?

Wat wordt er in de zin over het onderwerp gezegd? (= de rest van de zin)

we

zijn heel slimme kinderen na deze les

b Markeer in elke zin: het onderwerp. de rest van de zin. 1 Heel stilletjes loop ik naar de waszaal. 2 De gemene opvoedster bekijkt me vanuit de hoogte. 3 We voelen een wederzijdse afkeer. 4 Met veel tegenzin kijk ik naar haar gezicht. 5 Ze dreigt met opgeheven arm. 6 De grotere kinderen zorgen voor de kleintjes. 7 In het weeshuis zijn de verzorgsters niet vriendelijk. 8 Spookje is een schattig, klein meisje. 9 Steken haar vlechtjes naar alle kanten? 10 Kinderen wonen niet graag in een weeshuis.

Thema 1 - les 11

37


4

a Lees de taalweter.

Wat is een persoonsvorm?  De persoonsvorm is de werkwoordsvorm die bij het onderwerp past. Dat onderwerp kan een persoon, dier, plant of voorwerp zijn. De persoonsvorm staat meestal in de buurt van het onderwerp.

Vind ik zo de persoonsvorm?

Bv.  Ik sta, de leeuw staat, de huizen staan ...

Hoe vind ik de persoonsvorm? Je vindt de persoonsvorm door een ja-neevraag te stellen. De persoonsvorm komt vooraan te staan. Bv.  Opa houdt van snorkelen.

Houdt opa van snorkelen?

Gevonden? Onderstreep dan steeds de persoonsvorm!

b Onderstreep de persoonsvorm in de zinnen van oefening 3b. Schrijf indien nodig de ja-neevraag op kladpapier.

5

Sammy heeft enkele nieuwe kinderrechten en -plichten bedacht. Bekijk zijn tekeningen. a Schrijf bij elke tekening een zin die zijn idee samenvat. b Markeer in elke zin: het onderwerp. de rest van de zin. c Onderstreep de persoonsvorm. Stel indien nodig de ja-neevraag. 1

2

1 Bv. Elk kind heeft het recht om een eigen clubhuis te bouwen. 2 Bv. Alle kinderen moeten hun koek delen met vrienden. 3 Bv. Je moet je huisdieren goed verzorgen.

38

Thema 1 - les 11

3


6

Hoe verliep de les voor jou? Ik kon het onderwerp in een zin herkennen. Ik kon de rest van een zin aanduiden. Ik kon de persoonsvorm in een zin herkennen. Ik kon correcte zinnen formuleren.

Thema 1 - les 11

39


les 12

Ik speel het wel klaar! Ik kan in een geĂŻmproviseerd rollenspel een standpunt verdedigen met respect voor mijn medespelers.

1

Lees de afspraken voor je begint te improviseren.

W

improviseren iets op het ogenblik zelf verzinnen zonder er vooraf over na te denken

1 Laat elkaar uitspreken. 2 Luister naar elkaar zodat je kunt reageren op wat je gesprekspartner zegt. 3 Beschuldig elkaar niet, maar probeer overtuigende argumenten te bedenken. 4 Blijf beleefd en let op je taalgebruik. 5 Spreek luid en duidelijk. 6 Let op je lichaamstaal en mimiek. Als je speelt dat je boos bent, sta je best niet te lachen.

2

Evalueer je eigen improvisatiespel.

Hier let ik op bij het improviseren.

3

Ik liet mijn medespelers uitspreken. Ik luisterde naar mijn medespelers. Ik bedacht goede argumenten. Ik bleef beleefd en lette op mijn taalgebruik. Ik sprak luid en duidelijk. Ik lette op mijn lichaamstaal en mimiek.

Hoe verliep de les voor jou? Ik kon een standpunt verdedigen. Ik bleef respectvol tegenover mijn medespelers. Ik luisterde naar de argumenten van mijn medespelers. Ik lette op mijn taalgebruik. Ik beleefde plezier aan het spelen.

40

Thema 1 - les 12


les 15

Focussen op woorden Ik kan woorden uit dit thema verklaren en ze gebruiken. Ik kan woorden alfabetisch rangschikken.

1

a Lees de taalweter.

Hoe rangschik ik woorden alfabetisch? Om woorden met een verschillende beginletter alfabetisch te ordenen, kijk je naar de eerste letter van het woord: aap, beer, cavia, dromedaris ... Om woorden met dezelfde beginletter alfabetisch te ordenen, kijk je naar de tweede letter van het woord: salamander, slang, stokstaartje ... Om woorden met meerdere gelijke letters vooraan alfabetisch te ordenen, kijk je naar de eerstvolgende verschillende letter van het woord: specht, spin, spreeuw ...

b Schrijf de woorden op in alfabetische volgorde. bediende – bederven – bedenking – bedevaart – bediening – kater – katapult – kathedraal – katern – katholiek 1

bedenking

2

bederven

3

bedevaart

4

bediende

5

bediening

6

katapult

7

kater

8

katern

9

kathedraal

10

katholiek

C

A

B

Thema 1 - les 15

41


2

Schrijf onder elke afbeelding een woord dat of uitdrukking die erbij past. Kies uit: improviseren – in goede banen leiden – De schrik slaat me om het hart. – de Verenigde Naties

3

de Verenigde Naties

improviseren

in goede banen leiden

De schrik slaat me om het hart.

Vul de woorden in. Kies uit: focust – het ver te schoppen – leergierig – plicht – realistisch Bastiaan is erg

leergierig

doet hij nooit, hij

focust

. Gamen

steeds op

zijn huiswerk. Elke dag zijn schoolwerk maken, dat ziet hij als zijn

plicht

het ver te schoppen

. Hij is van plan  : minister worden

lijkt hem wel wat. Met zijn knappe werkhouding is dat een uitdagend maar

42

Thema 1 - les 15

realistisch

doel!


4

Lees de uitspraken. Kleur: alle namen van personen die consequent zijn. Ik vind bewegen heel belangrijk. Ik ga op de fiets naar school en laat me niet met de auto brengen.

Ik vind dieren doden zielig. Ik eet graag elke dag een stukje vlees.

TOBY

FARIDA Ik vind het heel belangrijk om goed voor het milieu te zorgen. Ik drink nooit uit een plastic wegwerpflesje.

Ik houd niet van ruzie, maar je broer uitschelden, dat moet kunnen.

MILA

RYAN

5

6

Welke sanctie zou jij bij elke overtreding opleggen? Verbind. een gewapende overval plegen

een fikse boete

praten en vervelend doen in de klas

enkele jaren gevangenisstraf

ruzie maken met je kleine broer

ontslagen worden

steeds weer te laat op je werk komen

naar je kamer gestuurd worden

te hard rijden

straf krijgen

Noteer minstens vijf onderdelen van een fiets.

Thema 1 - les 15

43


7

Beschrijf een situatie waarin je onheil rook. Het mag echt gebeurd of verzonnen zijn.

8

Hoe verliep de les voor jou? Ik begreep de woorden uit dit thema en ik kon ze gebruiken. Ik kon woorden uit dit thema alfabetisch rangschikken.

44

Thema 1 - les 15


THEMA

2

Geheimen & roddels



les 3

Twee vogels op een bank Ik kan vragen over een verhaal beantwoorden. Ik kan hoofdpersonages benoemen en hun belangrijkste eigenschap omschrijven. Ik kan een cover ontwerpen voor een boek.

1

Vul de cover aan met volgende elementen: – de titel Twee vogels op een bank – de naam van de auteur, Kristien Dieltiens

Twee vogels op een bank

Kristien Dieltiens

Thema 2 - les 3

47


2

Lees de taalweter.

Wat is een homoniem? Er bestaan woorden die meer dan één betekenis hebben. Bv.  Wanneer iemand een kogel afvuurt, is dat een schot. Maar een kerel uit Schotland is ook een Schot. Een woord met meerdere betekenissen noem je een homoniem. Homoniemen klinken hetzelfde, maar hebben niet altijd dezelfde schrijfwijze. Denk maar aan zei – zij, mei – mij ... Ook dat zijn homoniemen!

3

Lees de korte inhoud van het boek.

5

W

Mees heeft astma, maar probeert daar zo goed als het gaat mee te leven. Als op een dag de mooie Merel in zijn klas verschijnt, is hij meteen in de ban van haar. Al snel klikt het tussen hen en Mees is in de wolken. Maar Merel is wat teruggetrokken en haar vreemde gedrag roept vragen op. En dan ontdekt Mees haar geheim.

de astma

ziekte aan de luchtwegen waardoor je moeilijker ademt

in de ban zijn van iets ergens helemaal gek van zijn

4

Vul het schema aan. De hoofdpersonages Mees

is een

heeft

astma

heeft

een geheim

(omcirkel)

Merel

is een       (omcirkel)

48

Thema 2 - les 3


5

Leg het onderstreepte deel van de titel uit. Twee vogels op een bank ‘Mees’ en ‘Merel’ zijn allebei vogelnamen.

6

Mees en Merel vertellen ieder om de beurt over hun belevenissen. Lees hun verhaal.

Mees

5

10

15

20

25

30

Mijn lerares vooraan praatte honderduit over de klasregels en deed ook een oproep om het nieuwe meisje welkom te heten. “Merel, achteraan is nog een plaatsje vrij. Neem je spullen en zet je naast Mees, de jongen met zijn rode sweater”, zei ze vriendelijk. “Haha, twee vogels naast elkaar”, grapte Evelien en ze kletste daarbij op haar dijen. “Mees en Merel! Tsjilp, Tsjilp!”

Merel Natuurlijk werd ik aangestaard; ik was de nieuwe en dat zorgt altijd voor nieuwsgierigheid. Gelukkig hield de juf zich aan de afspraken en zei ze niet waarom ik midden in het jaar van school veranderde. Ze wees me een bank aan achteraan in de klas, vlak bij de deur, waar een jongen zat met een knalrode sweater aan. Na de speeltijd werd de klas in twee groepen opgesplitst en de regels van handbal werden door de sportleraar nog eens uitgelegd. Ik nam plaats op de bank vlakbij en haalde een leesboek uit mijn schooltas. “Hou je maar rustig met iets bezig”, had de sportleraar gezegd. Ik zag hoe de kinderen naar me keken en ik hoorde hen denken: waarom doet die nieuwe niet mee? De aandacht van de jongens ging al vlug over in het balspel. Enkele haantjes-de-voorste sloofden zich uit om te winnen. De leuke jongen die Mees heette, W kreeg het steeds moeilijker met lopen en springen, zag ik. Hij honderduit praten ademde zwaar, moest even bekomen aan de zijlijn en de leraar gaf praten zonder op te houden hem de toestemming om naast mij op de bank tot rust te komen. de dijen Zijn ademhaling was hijgend toen hij hortend en stotterend zei: bovenbenen “Hier zitten we nu als twee vogels op een bank.” zich uitsloven Mees ergens veel moeite voor doen Juf Dina liet ons het volgende uur nadenken over een taak waar niemand onderuit kon. “Jongens en meisjes, vanaf donderdag komt iedereen hier, per twee, vooraan in de klas een spreekoefening houden. Het is de bedoeling dat je samenwerkt. Je mag het hebben over een dier

zwaar ademen heel moeizaam ademen hortend moeizaam, haperend

Thema 2 - les 3

49


35

40

45

of een boeiend land of je mag ook spreken over iets wat je hebt meegemaakt. Het kan ook een gezamenlijke hobby zijn, of iets waar jullie dagelijks mee bezig zijn.” Merel stompte me met haar elleboog. “Weet jij waarover je wilt spreken?” vroeg ze. Ik schudde mijn hoofd en snoot mijn neus. “Laten wij samen iets doen”, zei ze en ze keek me met vragende ogen aan. “Had jij al een onderwerp in gedachten?” vroeg ik. Ze haalde haar schouders op. “Eigenlijk heb ik er geen zin in en wil ik het het liefst van al over niets hebben”, zei ze luchtig. Dat er iets was met haar, voelde ik met iedere vezel van mijn lichaam. Maar waarom deed ze zo haar best om iedereen en alles van zich weg te houden? Had ze misschien een geheim dat ze met niemand wilde delen? Even later zag ik hoe een papiertje van hand tot hand werd doorgegeven. Petula, de ‘leading lady’ van de klas, moest haar commentaar kwijt. Zij kon nooit stilzitten en ze was de grootste babbel van de klas.

Merel 50

55

60

65

70

75

50

“Ging het een beetje, mijn meisje?” vroeg papa bezorgd. Weer zag ik de droevige blik in zijn ogen en op mijn beurt maakte ik me zorgen om hem. Ik toverde een brede glimlach op mijn wangen en antwoordde: “Alles onder controle, vadertje van me!” “Waren de kinderen een beetje aardig tegen jou?” vroeg hij me zijdelings aankijkend. “Superaardig!” riep ik vrolijk. “Ze willen allemaal mijn vriendin worden!” Ik schrok een beetje van mijn eigen leugen en zuchtte diep. “Zo, dat is fijn om te horen”, zei hij zacht en ik zag dat hij weer met zijn gedachten afdwaalde. Ik wist waar hij steeds aan moest denken en wat hem wakker hield. Aan hetzelfde waar ikzelf zo vaak aan dacht. Aan datgene wat nooit uit ons hoofd en ons hart zou verdwijnen en aan dat wat ons ons hele leven als een donkere schaduw zou blijven achtervolgen. Ik bleef zolang mogelijk op, want tijdens de nachten was de pijn soms niet te harden. De volgende dag holde ik na schooltijd naar buiten, waar papa zat te wachten in zijn auto. “Alles in orde?” vroeg hij en ik wist dat hij geen antwoord verwachtte. We reden langzaam de stad uit en passeerden het stadspark. Wat verder doemde het grote bakstenen gebouw op waaraan ik zo’n hekel had! Een jaar lang had ik hier vertoefd. Eerst zes maanden, dag en nacht, in dezelfde kleine kamer. Daarna moest ik er dagelijks van ‘s morgens tot ’s avonds naartoe. Even later parkeerde mijn vader de auto en toen ik uitstapte, zag ik Mees. Hij reed rakelings langs onze auto en ik kon me nog net bukken. Ik wilde echt niet dat hij me zag of dat hij iets te weten kwam over mij. W De pijn is niet te harden. De pijn is niet uit te houden. Mees Oma en opa waren onverwacht op bezoek gekomen en ik vond het jammer dat ik weg moest. Mama had hutsepot gemaakt en papa had oude verhalen verteld. Daardoor kwam ik bijna te laat op mijn afspraak. Om twee uur stipt moest ik er zijn, het liefst buiten adem.

Thema 2 - les 3

vertoeven verblijven de hutsepot stamppot van aardappelen, wortelen en uien


80

95

100

105

110

Ik fietste zo snel ik kon en holde het grote gebouw in. De weg kende ik als mijn broekzak: op de benedenverdieping, tweede gang links. Dat was de afdeling waar kinderen met alle soorten ademhalingsmoeilijkheden geholpen werden. Mijn bezoekje was al na tien minuten afgerond en ik wandelde op mijn gemak door de gang. Plots zag ik wat verderop in de gang Merel zitten. Waarom was ze hier in het ziekenhuis? Ik wilde het weten, dus bleef ik geduldig wachten. De deur ging open en de arts wenkte Merel en de man naast haar. Ik vermoedde dat het haar vader was. Toen de deur achter hen dichtviel, kwam 85 ik van achter de muur tevoorschijn. Ik liep naar de wachtplaats waar ze had gezeten. Op de deur zag ik een naamplaatje: R. Verboven, plastisch chirurg. Wat verder hing een bord met een 90 handleiding voor de levensreddende handelingen bij brandwonden. “Water en de rest komt later!” las ik. Had Merel brandwonden en mocht ze daarom niet mee sporten of zwemmen? Waarom zweeg ze erover en waarom droeg ze dit geheim in haar eentje? Ik ging op een rode stoel zitten en wachtte tot ze buitenkwam. Het duurde lang. Toen ze eindelijk kwam, zag ik dat ze had gehuild. Ze schrok toen ze W me daar zag zitten. iets kennen als je broekzak “Hoi, Merel!” zei ik stoer en ik schrok van mijn eigen durf. iets heel goed kennen “Ik heb je opgewacht, want we moeten het nog hebben de plastisch chirurg over ons gezamenlijk werkstuk. Of was je dat vergeten?” chirurg die afwijkingen herstelt en “Het werkstuk gaat over iets wat we gemeen hebben”, het uiterlijk mooier maakt zei ik. “Over vogels en hoe ze leven en zo”, hakkelde ze en ze werd een geheim dragen bloedrood. een geheim hebben “Ja, over vogels en over hun specifieke levenswijze”, iets gemeen hebben antwoordde ik en ik liet me niet van mijn stuk brengen. een kenmerk delen, op elkaar lijken Misschien was het door haar droevige gezichtje dat ik nog meer moed kreeg. hakkelen “We willen het hebben over twee vogels op een bank die een beetje stotteren Merel en Mees heten en die moeite hebben met vliegen en iemand van zijn stuk brengen met zwemmen en met fietsen.” # iemand onzeker maken

Haal meer uit dit boek! Ga snel naar bingel.be.

Thema 2_Twee vogels_COVER.indd Alle pagina's

Twee vogels op een bank | Kristien Dieltiens

Merel vindt het maar niets op de nieuwe school. Iedereen wil weten waarom ze op de bank blijft zitten tijdens het sporten. Niemand mag haar geheim kennen. Alleen haar vader. En Robbert, die haar zoveel pijn doet, ook al doet hij dat alleen om haar te helpen. Mees zit ook op de bank, vanwege zijn astma. Hoe vraag je aan het mooiste meisje van de klas wat er met haar scheelt?

Twee vogels op een bank

Meer lezen? Twee vogels op een bank, Kristien Dieltiens, Talentbib 6

Kristien Dieltiens | Lobke van Aar

6

12/07/18 13:11

Thema 2 - les 3

51


7

Leg nu de volledige titel van het boek uit. Twee vogels op een bank Mees en Merel voelen zich ‘vreemde vogels’. Doordat Mees astma heeft en Merel brandwonden heeft opgelopen, kunnen ze aan heel wat sportactiviteiten niet deelnemen. Ze zitten dan samen op een bankje toe te kijken.

8

Ontwerp een illustratie voor de cover op p. 47. a Bepaal eerst de plaats die bij de titel past. – Waar bevinden Mees en Merel zich als ze op hun bankje zitten?

in de turnzaal

– Hoe herken je zo’n zaal? aan de sportramen aan de muur b Teken de zaal in 3D. Volg het stappenplan. STAP 1:  Teken in het midden van je blad een verticale lijn van 8 cm (A). STAP 2:  In het midden van die lijn zet je een punt. Op die hoogte teken je links en rechts punten B en C. Dat zijn de vluchtpunten. STAP 3:  Daarna maak je drie (of meer) verticale balken. STAP 4:  Nu teken je vanuit vluchtpunt B de sportramen in zone D. Je legt je lat steeds op punt B om in zone D een lijn te trekken. Je doet hetzelfde met punt C en zone E. c Kies op het kopieerblad afbeeldingen die je wilt gebruiken. Knip ze uit en kleef ze op je achtergrond.

9

Hoe verliep de les voor jou? Ik kon de hoofdpersonages benoemen en hun belangrijkste eigenschap omschrijven. Ik kon vragen over het verhaal van Mees en Merel beantwoorden. Ik kon een mooie cover ontwerpen voor het boek.

52

Thema 2 - les 3


les 4

Dit mag niet in verkeerde handen vallen Ik kan de gewenste informatie in informatieve teksten vinden. Ik kan informatie chronologisch ordenen.

1

Blader door het boek Geheim Agent voor niet-zo-slimmies. Lees de hoofdstukken scannend door zodat je in grote lijnen weet wat erin staat.

2

Plaats de getallen 1 tot en met 7 in de vakjes. 1 plaats je bij het hoofdstuk dat je het interessantst lijkt, 7 bij het hoofdstuk dat je het minst aanspreekt.

3

Lees de hoofdstukken nauwkeurig. Start met het hoofdstuk waar je 1 bij schreef, lees daarna het hoofdstuk waar je 2 bij schreef, en ga zo door tot 7.

ijn overal!

mmies z Voor Niet-zo-sli

Geheim Agent voor

s ie m im l s o z t nie In dit boek: Het mysterie Sherlock Holmes Wat zijn bewijzen? Het misdaadbord Verstopplaatsen Je stem veranderen Soorten bronnen Op zoek naar getuigen

Thema 2 - les 4

53


Het mysterie Sherlock Holmes

S

herlock Holmes is de bekendste detective aller tijden. Waarom vinden we hem zo leuk? Wel, iedereen houdt van raadsels en we zijn dol op het ontcijferen ervan. Het is heel leuk om een mysterie stukje voor stukje te ontrafelen en niemand is daar beter in dan Sherlock. Sherlock Holmes bestaat niet echt. Hij is een fictief personage dat in 1886 bedacht werd door de Engelse schrijver Sir Arthur Conan Doyle. Sherlock woonde in Bakerstreet op nummer 221b. Er verschenen zestig verhalen over hem die zich afspelen in zijn thuisstad Londen. Hij was briljant, maar ook een beetje vreemd. De manier waarop hij misdaden oploste, was zijn tijd ver vooruit. Veel detectives baseren zich voor hun werk dan ook op de technieken van Sherlock:  Vingerafdrukken, schoenafdrukken en handschriften onderzoeken.  De plek van de misdaad grondig onderzoeken. Kijken naar de kleinste details.  Misdaden oplossen door de verdachten en hun gedrag te bestuderen.  Met een microscoop dingen in detail bekijken.  Alle aanwijzingen samenbrengen en zo het mysterie ontrafelen voor de politie dat doet. In dit boek leer je te denken zoals Sherlock Holmes. Je hoeft gelukkig geen idioot hoedje op te zetten of een pijp te roken . Je ontdekt welke eigenschappen je als detective moet bezitten en lost op verbluffende wijze raadsels op. Wie weet word jij later ook een superberoemde detective! W

23

54

Thema 2 - les 4

Geheim Agent voor niet-zo-slimmies

ontrafelen ophelderen, uitpluizen


Wat zijn bewijzen?

V

an een achtergelaten vluchtauto tot een mensenhaar – bewijsmateriaal is er in allerlei soorten en maten. Opsporingsteams gebruiken wat ze op de plaats delict vinden om de identiteit van aanwezige personen vast te stellen, een verdachte met het slachtoffer of misdrijf of de locatie in verband te brengen, of aan te tonen dat een getuigenverklaring juist is. Bewijzen kunnen ook helpen iemand uit te sluiten als verdachte.

Soorten bewijs Niet alle bewijzen bestaan uit voorwerpen, zoals kleding, kogels of glassplinters. Vinger- en voetafdrukken, foto’s van de plaats delict en digitale bewijzen van computerbestanden kunnen allemaal cruciaal zijn. Belangrijk bewijs wordt ook vaak geleverd door de verklaring van personen die ofwel getuige van het misdrijf waren of de politie over de activiteiten van een verdachte persoon informeren.

Een zaak opbouwen Zelden wordt een misdrijf opgelost dankzij één enkel bewijsstuk. Gewoonlijk moet het opsporingsteam een groter beeld van de gebeurtenissen voor, tijdens en na het misdrijf opbouwen. Elk bewijsstuk moet zorgvuldig geregistreerd en bewaard worden, want alleen dan is het toelaatbaar in een rechtszaak.

Het misdaadbord

W

het delict misdaad cruciaal van groot belang, doorslaggevend registreren vastleggen het gespuis slecht volk, gemene mensen

T

ijdens een onderzoek wordt alle informatie verzameld op een ‘misdaadbord’. Vaak prikt men in het midden de foto van de verdachte. Men zoekt verbindingen tussen de bewijsstukken en duidt die aan met een stukje touw. Op die manier hoopt de politie het schuldig gespuis achter de tralies te krijgen.

Geheim Agent voor niet-zo-slimmies

24

Thema 2 - les 4

55


W

 

Verstopplaatsen

H

et is gevaarlijk om waardevolle papieren en attributen in je kamer achter te laten, waar de vijand ze kan vinden. Met een beetje vernuft kun je uitstekende verstopplaatsen verzinnen.

het attribuut voorwerp dat iets zegt over een persoon het vernuft verstand slissen de letter s uitspreken met de tong tussen of tegen de tanden, lispelen

Papieren verstoppen Platte dingen zoals brieven zijn gemakkelijk te verstoppen. Je kunt ze onder meubels of onder de lade van een kast plakken. Kleine voorwerpen kun je kwijt in de ruimte achter de lade, maar zorg ervoor dat ze nog goed sluit, anders trekt het de aandacht en verraad je zo de verstopplaats. Je kunt papieren ook vastplakken tegen de achterkant van schilderijen. Dat is een uitstekende opbergplek en voor anderen vrijwel onmogelijk te ontdekken. In een oud boek, dat je toch niet meer nodig hebt of dat je speciaal hiervoor koopt in een tweedehandszaak, kun je de onderkant en zijkant van twee bladzijden aan elkaar lijmen, zodat je een geheime envelop hebt waarin je documenten kunt stoppen. Dat kun je ook doen met de bladzijden van een tijdschrift.

 

Je stem veranderen

H

et eenvoudigst is om met een zware of hoge stem te gaan praten. Maar als je er handig in bent, kun je ook een dialect nadoen. Er zijn nog manieren om je stem te veranderen. Sommige trucjes kun je alleen over de telefoon doen, als je dus niet zichtbaar bent! 1 2 3 4 5

Knijp je neus dicht. Zo klink je erg verkouden. Druk je tong tegen je onderste voortanden. Je gaat vanzelf slissen. Doe een zakdoekje over de telefoon als je praat. Praat met een duim of vinger in je mond. Prop een kleine zakdoek in een wang, tegen je achterste onderkiezen aan. (Daarmee kun je ook je gezicht veranderen, maar dan moet je in elke wang een zakdoek stoppen.) 6 Bind een sjaal of grote zakdoek over je neus en mond, als een bandiet.

25

56

Thema 2 - les 4

Geheim Agent voor niet-zo-slimmies

Hanno?


Soorten bronnen

B

ij een onderzoek spelen bronnen een belangrijke rol. Die bronnen kun je op verschillende manieren indelen.

Primaire en secundaire bronnen  Primaire bronnen zijn gemaakt door mensen die direct bij een zaak betrokken waren (bijvoorbeeld ooggetuigen).  Secundaire bronnen zijn gemaakt door mensen die er zelf niet bij waren, maar hun informatie hebben van horen zeggen of door iets gelezen of bestudeerd te hebben.

Geschreven en ongeschreven bronnen  Geschreven bronnen zijn bijvoorbeeld kranten, brieven en dagboeken.  Ongeschreven bronnen kun je onderverdelen in: • gesproken bronnen (bv. interviews) • gebouwen, voorwerpen ... • beeldbronnen (bv. tekeningen, schilderijen, foto’s) • bewegende beeldbronnen (bv. film, dvd)

Op zoek naar getuigen

A

ls je weet waar de dader geweest is, dan kun je getuigen zoeken. Misschien wonen er mensen langs de weg die de dader heeft afgelegd, kwamen er op dat tijdstip krantenjongens of postbodes langs of melden er zich spontaan mensen die iets verdachts hebben gezien. De verdachte Soms weet de politie zeker dat er getuigen moeten droeg een zijn, terwijl niemand zich heeft aangemeld. In zo’n geval gestreept wordt er een politiebericht gemaakt. Dat bericht komt op hemd met internet en soms ook in kranten of op televisie. Je hebt vast korte weleens programma’s als Opsporing Verzocht gezien, of een mouwen. politiebericht na een nieuwsuitzending.

Eerlijk, maar onbetrouwbaar Natuurlijk doen al die getuigen hun best. Maar dat wil nog niet zeggen dat de politie alles wat ze zeggen moet geloven. Want ook al zijn ze zo eerlijk mogelijk, hun geheugen is een grote bedrieger. Terwijl ze denken dat iemand een witte jas aan had, kan dat best een blauwe zijn geweest. Zo slecht werkt ons geheugen.

Geheim Agent voor niet-zo-slimmies

W

spontaan vrijwillig, zonder gevraagd te worden

26

Bronnen: Hoe word ik detective?, Dan Waddell; Forensisch onderzoek, Clive Gifford; Handboek Geheim Agent, Sandy Ransford; Fantastische feiten, Speuren naar sporen, Jan Paul Schutten en http://histoforum.net Thema 2 - les 4

57


4

Hoe verliep de les voor jou? Ik kon de gewenste informatie vinden in informatieve bronnen. Ik kon informatie chronologisch ordenen.

58

Thema 2 - les 4


les 6

De verdwenen Grommende Gertrude Ik kan verwijswoorden herkennen en gebruiken. Ik kan een misdaad oplossen door aandachtig te lezen.

1

Lees de taalweter.

Wat is een verwijswoord? Een verwijswoord is een woord dat verwijst naar iets dat (of iemand die) al eerder vernoemd werd. Verwijswoorden zorgen ervoor dat we niet steeds hetzelfde woord moeten herhalen. Er bestaan verwijswoorden die verwijzen naar: >> een woord in dezelfde zin. Bv.  Ziya snuit haar neus.

haar verwijst naar Ziya.

>> een woord in een andere zin. Bv.  Ziya snuit haar neus. Ze doet dat dikwijls.

ze verwijst naar Ziya.

>> een volledig andere zin. Bv.  Ziya snuit haar neus. Ze doet dat dikwijls.

dat verwijst naar Ziya snuit haar neus.

>> een woord in een ander tekstdeel Bv.  De Provence is een gebied in het zuidoosten van Frankrijk en ligt tussen de Middellandse Zee, het Rhônedal en Italië. Grote steden in het gebied zijn Marseille, Nice, Toulon en Aix-en-Provence. Veel toeristen gaan daar naartoe.   daar verwijst naar de Provence.

2

Lees de info over de zaak van de verdwenen Grommende Gertrude aandachtig en los de vragen op. Tip: de woordenschat bij de volgende pagina’s vind je hieronder. W

de analyse als je een analyse van iets maakt, dan onderzoek je nauwkeurig hoe het precies in elkaar zit verbijsterd

heel erg geschokt

een beroep doen op hulp vragen aan iemand dateren

wanneer iets gemaakt is

het motief

reden om iets te doen

Thema 2 - les 6

59


Lees onderstaande info aandachtig, maak een analyse en probeer de zaak van de verdwenen Grommende Gertrude op te lossen.

De kunstwereld blijft verbijsterd achter nadat gisternacht een van de beroemdste schilderijen werd gestolen uit de kunstgalerie van Bommelskont. Het schilderij heet Grommende Gertrude en het werd geschilderd door Vincent de Leonardo. Grommende Gertrude is een afbeelding van een knorrige vrouw die 250 jaar geleden gemaakt werd. Kort na de opening van de tentoonstelling ‘Knorrepotten doorheen de tijd’ werd het schilderij gestolen. De dief is na sluitingstijd de galerie binnengedrongen, maar heeft geen sporen van inbraak achtergelaten. De galeriehoudster is weggelokt en werd opgesloten in het toilet. Het schilderij is gestolen zonder getuigen. Ook het alarm ging niet af. De politie denkt daarom dat de dader de code kende en in het bezit was van de sleutels. De schoonmaker kwam later op de avond in de galerie aan. Hij ontdekte de diefstal, nam zijn gsm en waarschuwde de politie. De politie heeft tot nu toe weinig aanwijzingen en doet een beroep op het publiek voor informatie.

62

60

Thema 2 -

Thema 2 - les 6

De Grommende Gertrude dateert van 1760. Het is het meest waardevolle schilderij van de tentoonstelling. Ze heeft een waarde van 75 miljoen euro. Toen de dader het schilderij van de muur nam, is er ook wat gips meegekomen. Dat betekent dat er wel wat kracht nodig was om het schilderij van de muur te rukken.

Op de plaats van de misdaad zijn stukjes gips gevonden. De schoenen van de verdachten moeten binnengebracht worden bij de politie. Ze worden onderzocht op restjes gips.

Patrick maakt elke avond de galerie schoon. Hij zag dat het schilderij verdwenen was. Hij hoorde ook geluiden die afkomstig waren van het toilet. Daarvan schrok hij. Hij werkt al lang voor de galeriehoudster. Hij had nooit problemen met andere medewerkers en er werden ook geen klachten over hem genoteerd. Onder zijn schoenen werden stukjes gips gevonden.

Dorothee diende recent haar ontslag in. Dat was slecht nieuws voor de galerie. De dag van de diefstal was haar laatste werkdag. Ze hoorde geluiden op het toilet. Toen ze ging kijken wat er aan de hand was, werd ze opgesloten. Aan haar schoenen hingen stukjes gips.


Het schilderij Grommende Gertrude is verdwenen. De Amerikaan Hank Pakker verliet als laatste bezoeker de galerie om 17u30. Om 17u45 vertrok Lore Lijstjes. Om 18u30 ging galeriehoudster Dorothee Distel naar het toilet omdat ze er iets hoorde. Ze werd er opgesloten. De schoonmaker, Patrick Proper, kwam aan om 20u00. Hij ontdekte de galeriehoudster op het toilet en zag dat het verdwenen was.

De bewakingscamera werd tijdens de misdaad onklaar gemaakt. Er werd een doek over gegooid. De tape toont beelden tot 18u01. Jammer genoeg zijn die niet duidelijk. De galeriehoudster is verantwoordelijk voor de camera.

Dit is de vingerafdruk die op het gevonden toegangsticket stond. Dit stond er geschreven op het briefje dat niet meer aan het notitieboekje hing.

r ket voo angstic is geg e o t it D ing n oonstell de tent p de plaats va o r e n e g d in v von aad. De de misd en die daarop k afdruk orden onder- aat het t staan, wp het ticket s ietkaart d zocht. Oer van de kre numm nk Pakker. van Ha

Hank Pakker was enkele weken in ons land voor familiebezoek. Hij is kunstverzamelaar en al lange tijd bewonderaar van de Grommende Gertrude. Hij liet zijn ticket achter in de vuilnisbak vlak bij de ingang van de galerie. Was dat wel slim van hem? Er hing geen gips aan zijn schoenen.

Het notitieboekje is meegenomen voor onderzoek. Het lag op het bureau van de receptioniste. Op de bladzijden was een doordruk van het vorige briefje zichtbaar.

Lore Lijstjes geeft te veel geld uit met haar kredietkaarten. Daardoor heeft ze financiĂŤle problemen. Ze is niet geĂŻnteresseerd in kunst, maar werkt graag in de galerie omdat ze er interessante mensen ontmoet. Ze heeft haar notitieboekje op de dag van de diefstal niet gebruikt. Er hing geen gips aan haar schoenen.

Er werden vier paar schoenen onderzocht. Op de schoenen van de schoonmaker en die van de galeriehoudster hing er gips. De twee andere paren waren schoon, maar zijn de eigenaars daarom minder verdacht?

Wat zou Sherlock Holmes doen? 1 Onderzoeken wie het grootste motief had voor deze diefstal. 2 Het bewijsmateriaal zorgvuldig onderzoeken. Misschien zijn er opzettelijk aanwijzingen achtergelaten om anderen verdacht te maken. 3 Handschriften vergelijken met het handschrift op het notitieblokje. 4 Uitzoeken wanneer en waar de verdachten het gips aan hun schoenen kregen.

Nog steeds geen idee wie de diefstal pleegde? De naam van de schuldige zit verstopt in een van de oefeningen. Thema 2 -

63

Naar: Hoe word ik detective?, Dan Waddell Thema 2 - les 6

61


REEKS 1: Verwijswoorden die verwijzen naar een woord of naar woorden in een andere zin 3

Onderstreep de woorden die bij het omcirkelde verwijswoord horen en verbind met een pijl zoals in het voorbeeld. De politie heeft tot nu toe heel weinig aanwijzingen. Ze doet beroep op het publiek voor meer informatie.

1 De Grommende Gertrude dateert van 1760. Het is het meest waardevolle schilderij van de tentoonstelling. Ze heeft een waarde van 75 miljoen euro. Toen de dader het schilderij van de muur nam, is er ook wat gips meegekomen. Dat betekent dat er wel wat kracht nodig was om het schilderij van de muur te rukken. 2 Dit toegangsticket voor de tentoonstelling is gevonden op de plaats van de misdaad. De vingerafdrukken die daarop staan, worden onderzocht. Op het ticket staat een nummer van een kredietkaart die eigendom is van Hank Pakker uit de VS. 3 De bewakingscamera werd tijdens de misdaad onklaar gemaakt. Er werd een doek over gegooid. De tape toont beelden tot 18u01. Jammer genoeg zijn die niet duidelijk. De galeriehoudster is verantwoordelijk voor de camera. Lees onderstaande info

aandachtig, maak een analyse 4 enHet notitieboekje meegenomen voor onderzoek. Het lag op het bureau van de receptioniste. Op de probeer de zaak is van de bladzijdenGrommende was een doordruk van het vorige briefje zichtbaar. verdwenen Gertrude op te lossen. De Grommende Gertrude 5 Op de plaats van de misdaad zijn stukjes gips gevonden. De schoenen van de verdachten moeten dateert van 1760. Het is het binnengebracht worden bij de politie. Ze worden onderzocht op restjes gips. meest waardevolle schilderij Lees onderstaande info aandachtig, maak een analyse en probeer de zaak van de verdwenen Grommende Gertrude op te lossen.

De kunstwereld blijft verbijsterd achter nadat gisternacht een van de beroemdste schilderijen werd gestolen uit de kunstgalerie van Bommelskont. Het schilderij heet Grommende Gertrude en het werd geschilderd door Vincent de Leonardo. Grommende blijft Gertrude is een De kunstwereld afbeelding vannadat een knorrige vrouw verbijsterd achter die 250 jaar geleden gemaakt 62gisternacht Thema 2een - les van 6 de werd. Kort na de opening van de beroemdste schilderijen werd tentoonstelling ‘Knorrepotten

De Grommende Gertrude dateert van 1760. Het is het meest waardevolle schilderij van de tentoonstelling. Ze heeft een waarde van 75 miljoen euro. Toen de dader het schilderij van de muur nam, is er ook wat gips meegekomen. Dat betekent dat er wel wat kracht nodig was om het schilderij van de muur te rukken.

van de tentoonstelling. Ze heeft een waarde van 75 miljoen euro. Toen de dader het schilderij van de muur nam, is er ook wat gips meegekomen. Dat betekent dat er wel wat De Grommende Gertrude kracht nodig was om het dateert schilderij van 1760.van Hetdeismuur het te meestrukken. waardevolle schilderij van de tentoonstelling. Ze heeft een waarde van 75 miljoen euro. Toen de dader het schilderij van de muur nam, is er ook wat gips meegekomen. Dat betekent dat er wel wat kracht nodig was om het schilderij van de muur te rukken.

r ket voo angstic is geg e o t it D ing n oonstell de tent p de plaats va o r e n e g d in n v vo De isdaad. daarop e mde die zijn n Op de plaats dvan misdaad stukjes gips e k k u onder- at het afdr orden de sta gevonden. De schoenen verdachten moeten t e k ic staan, wpvan t kaart het kredietZe worden cht. O bij epolitie. binnengebrachtzoworden de d n a v er er. nummgips. onderzocht op restjes nk Pakk van Ha

De bew de mis werd e tape t Jamme duideli is vera camera Dit de te vonde de m afdr staa zoc n

ang Dit toeg ste on o t n e t de op de vonden aad. D de misd en die afdrukk orde staan, wp he zocht. Oer v numm n van Ha


duidelijk. De galeriehoudster toegangsticket zichtbaar. meest waardevolle schilderij onderz is meegenomen is verantwoordelijk voor de stond. van de van de tentoonstelling. voor onderzoek. camera. van de Ze heeft een waarde Het lag op het er gips. de plaats van de misdaad zijn stukjes gips van 75 miljoen euro. bureau van de warenDes Dit stond er geschreven op het vonden. De schoenen van de verdachten moetenreceptioniste. Op Toen de dader het schilderij eigenaa briefje dat niet meer aan het de nengebracht worden bij de politie. Ze worden de bladzijden was t van de muur nam, is er ook verdach notitieboekje hing. we derzocht op restjes gips. wat gips meegekomen. Dat een doordruk van ta betekent dat er wel wat vorige briefje met een vingerafdruk. Kleur: Ja 4 Het verwijswoord ishetaangeduid Het notitieboekje Er werden vier paar schoenen kracht nodig was om het r zichtbaar. du ket voo ic is meegenomen onderzocht. Op de schoenen t s g n a schilderij van de muur te geiszin is Dit toeg stellde g in waarnaar het verwijst. van de schoonmaker en die voor onderzoek. Wat zou S on n rukken. ca de tentop de plaats va van de galeriehoudster hing Het lag op het o r1 Onderzo vonden aad. De vinge er gips. De twee andere paren d p bureau van de o is m ar motief h Lore Lijstjes geeft Hank Pakker was akt elke avond 1 de rukken die da derDorothee diende diende recent Dorothee haar ontslag in.zijn Dat waren schoon, maar de receptioniste. Opwas slecht nieuws voor de galerie. De afd het haar ontslag en on staatrecent d r o w te veel geld uit met enkele weken in schoon. Hij zag 2 Het bewi , t eigenaars daarom minderwas t staan de bladzijden et ticke kaardag de diefstal was haar laatste werkdag. Ze hoorde geluiden op toilet. Toen haarhet kredietkaarten. ons land voor hilderij verdwenen zocht. Op hvan de krediet in. Dat wasvan slecht verdacht? onderzoe r een doordruk van numme nk Pakker. Daardoor heeft ze familiebezoek. Hij ze is opgesloten. Aan haar orde ook geluiden nieuws voor dekijken wat er aan de hand ze ging was, werd schoenen a opzetteli H het vorige briefjeen al van financiële Ze kunstverzamelaar galerie. De dag van tig waren van Er werden vier paar problemen. schoenen om ande zichtbaar. hingen stukjes gips. or geïnteresseerd isvniet lange tijd bewonderaar ode Daarvan schrok de diefstal was haar onderzocht. Op schoenen gsticket gen 3 Handsch a g e werkt van de Grommende kt al lang voor laatste werkdag. Ze van de schoonmaker en die Dit to g isin kunst, maar Wat zou Sherlock Holmes doen? onstellinatsgraag n in de galerie a to v n handschr e t Gertrude. Hij liet zijn houdster. Hij had hoorde geluiden op e van de galeriehoudster hing d e pla er1 Onderzoeken wieticket het achter grootste en op dDe vingomdat ondgips. ze er interessante in de ver het toilet. Toen ze emen met andere 4 Uitzoeke e twee andere paren D . d daa ropmaarontmoet. e misDaardoor had voor deze diefstal. dwaren Lore Lijstjes geeft k Pakker zijn de Ze vlak kredietkaarten. bij de ers en erwas werden 2 gingLore kijken Lijstjes wat er aan die daa mensen geeft temotief veel geld uitvuilnisbak met haar heeft ze nschoon, verdacht e k r k e u r d on heeft ahaar afd hetnotitieboekje blijft rdendaarom te geld uit werd met eigenaars le wekenover in hem 2 Het bewijsmateriaal zorgvuldig ingang van de galerie. deveel hand was, lachten sta tminder schoenen aan, wo werkt t de icketgraag r stmaar t a t a financiële problemen. Ze is niet geïnteresseerd in kunst, in e k h t p diedag van de verdacht? haar kredietkaarten. r nadat and voor Was datzijn weler slim van ze opgesloten. Aan krede onderzoeken. Misschien zocht. Oer van deop m r. m e Daardoor heeft omdat ze liebezoek. Hij is hem? Erachtergelaten hingontmoet. geen gips Ze heeft schoenen haargalerie schoenen hingen ze er opzettelijk nu haar van de werden akkdiefstal niet gebruikt. interessante mensen opErde aanwijzingen nk Pnotitieboekje van Ha financiële problemen. Ze tverzamelaar en al hing geen gips aan haar aan zijn schoenen. slderijen gevonden.werd stukjes gips. om anderen verdacht te maken. dag van de diefstal niet gebruikt. Er hing geen gips aan haar schoenen. Nog steeds is niet geïnteresseerd e tijd bewonderaar schoenen. unstgalerie 3 Handschriften vergelijken met het in kunst, maar werkt de Grommende pleegde? D nt. Wat zou Sherlock Holmes doen? handschrift op het notitieblokje. graag in de galerie trude. Hij liet zijn verstopt in rommende 1 Onderzoeken wie het grootste omdat zeOp er de interessante et achter in de Uitzoeken wanneer plaats van de 4misdaad zijn stukjes gips en waar de geschilderd motief had voor deze diefstal. Loreons Lijstjes geeftvoor familiebezoek. HankHank Pakker wasZe was enkele thee mensen ontmoet. isbakdiende vlak bij de 3 Pakker hetin gips aanland hun gevonden. De schoenen verdachten van deweken verdachten moeten nardo. te veel geld uit met enkelehaar weken in nt ontslag 2 Het bewijsmateriaal zorgvuldig heeft notitieboekje nghaar van de galerie. binnengebracht wordenschoenen bij deen politie. Ze worden is kunstverzamelaar alkregen. lange bewonderaar van de Grommende Gertrude. iswas een haar tijd kredietkaarten. onsdeHij land voor atedat slecht op dagonderzocht van de onderzoeken. Misschien zijn er wel slim van op restjes gips. norrige vrouw Daardoor heeft ze bij de ingang familiebezoek. Hij is ticket ws voor diefstal Er ? Er hingdegeen gips Hijniet lietgebruikt. zijn achter in de vuilnisbak vlak van de galerie. achtergelaten Was dat opzettelijk aanwijzingen financiële problemen. Ze kunstverzamelaar en al emaakt ie. De dag van hing geen gips aan haar zijn schoenen. om anderen verdacht te maken. wel van hem?Nog Er steeds hing geen aan schoenen. isgips nietwie geïnteresseerd lange tijd slim bewonderaar efstalvan was geen idee de zijn diefstal ning dehaar schoenen. 3 Handschriften vergelijken met het kunst,demaar werkt zit van de Grommende te werkdag. Ze rrepotten pleegde? De naamin van schuldige handschrift op het notitieblokje. graag in de galerie Gertrude. Hij liet zijn de geluiden op d het schilderij verstopt in een van de oefeningen. Het schilderij Grommende omdat ze er interessante ticket achter in de oilet. Toen ze 4 UitzoekenGertrude wanneer en waar de 63 Thema 2 a sluitingstijd is verdwenen. De Amerikaan Hank mensen ontmoet. Ze vuilnisbak vlak bij de kijken wat er aan Hank Pakkerwas. was Dorothee diende Patrick maaktmaakt elke avond verdachten het gips aan hun 4 Patrick elke avond de galerie schoon. Hij zag dat het schilderij verdwenen rongen, maar Pakker verliet als laatste bezoeker heeft haar notitieboekje ingang van schoon. de galerie. and was, werd enkele weken in de galerie Hij zag recent haar ontslag schoenen kregen. n inbraak hoorde geluiden die afkomstig van het schrok hij. Hij voor werkt devan galerie om toilet. 17u30.Daarvan Om 17u45 op dewaren dag de Was datschilderij wel slim van pgesloten. Aan ons land in. Dat was slecht dat Hij het verdwenen eriehoudster vertrok Lore Lijstjes. Om 18u30 diefstal niet gebruikt. Er hem? Erlang hing geen gips schoenen hingen familiebezoek. was.alHij hoorde ook geluiden nieuws voor de voor de galeriehoudster. Hij had nooit problemenDorothee met andere medewerkersHij is opgesloten in ging galeriehoudster hing geen gips aan aan zijn schoenen. es gips. kunstverzamelaar en al die afkomstig waren van galerie. Dehaar dag van erij is gestolen erDaarvan werden geen klachten over hem genoteerd. Distel naar omdatgeen ze eridee wielange Nog steeds de diefstal schoenen. tijd bewonderaar de diefstal was het haartoilet het en toilet. schrok k het alarm ging iets hoorde. er opgesloten. pleegde? De naam van devanschuldige zit de Grommende hij. Hij werkt al langschoenen voor werkdag.Ze Zewerd Onder zijn werden stukjes laatste gips gevonden. De schoonmaker, PatrickinProper, nkt daarom dat Gertrude. Hij liet zijn hoorde geluiden op verstopt de galeriehoudster. Hij had een van de oefeningen. kwam de en in het bezit 63de Themaachter 2ticket in nooit problemen met andere het toilet.aan Toenom ze 20u00. Hij ontdekte de galeriehoudster De schoonmaker vuilnisbak vlak bij de medewerkers en er werden ging kijken wat er aan op het toilet en zag datwas, hetwerd verdwenen was. ingang van de galerie. ook geen klachten over hem de hand nd in de galerie Was dat wel slim van ze opgesloten. Aan genoteerd. diefstal, nam hem? Er hing geen gips Onder zijn schoenen werden haar schoenen hingen uwde de politie. De bewakingscamera werd tijdens aan zijn schoenen. stukjes gips gevonden. stukjes gips. u toe weinig muur te

een beroep op rmatie. 5

or cket vo e g ng is n aats va r e g vin aarop onder- at het ta ticket s ietkaart de kred ker. Paktijdens rd aakt. Er oid. De 8u01. niet ter de

REEKS 2: Verwijswoorden die verwijzen naar een volledige andere zin

REEKS 3: Verwijswoorden die verwijzen naar een woord in een ander tekstdeel de misdaad onklaar gemaakt. Er Dit is de werd een doek over gegooid. De vingerafdruk Zet een vingerafdruk over verwijswoord dat bij de onderstreepte zin past. Gebruik je tape toonthet beelden tot 18u01. die op het Jammer genoeg zijn die niet gevonden markeerstift om je vinger te kleuren. duidelijk. De galeriehoudster toegangsticket is verantwoordelijk voor de stond. camera. 1 2 Het schilderij Grommende Gertrude is verdwenen. De Amerikaan Hank Pakker verliet als laatste bezoeker de galerie om 17u30. Om 17u45 vertrok Lore Lijstjes. Om 18u30 ging galeriehoudster Dorothee Het notitieboekje Distel naar het toilet omdat ze er is meegenomen iets hoorde. Ze werd er opgesloten. voor onderzoek. De schoonmaker, Patrick Proper, Het lag op het kwam aan om 20u00. Hij ontdekte bureau van de de galeriehoudster op het toilet en receptioniste. Op zag dat het verdwenen was.

Dit is de vingerafdruk die op het gevonden toegangsticket stond.

de bladzijden was een doordruk van het vorige briefje zichtbaar.

Dit stond er geschreven op het briefje dat niet meer aan het notitieboekje hing.

Er werden vier paar schoenen onderzocht. Op de schoenen van de schoonmaker en die van de galeriehoudster hing er gips. De twee andere paren waren schoon, maar zijn de eigenaars daarom minder

Thema 2 - les 6

63


Lees onderstaande info aandachtig, maak een analyse REEKS 4: Verwijswoorden en probeer de zaak van de die verwijzen naar een woord of naar woorden in verdwenen Grommende dezelfde zin Gertrude op te lossen.

6

De Grommende Gertrude dateert van 1760. Het is het meest waardevolle schilderij van de tentoonstelling. Grommende Gertrude is een afbeelding van een knorrige Ze heeft een waarde vrouw die 250 jaar geleden gemaakt werd. van 75 miljoen euro. Toen de dader het schilderij knorrige vrouw) ‘die’ verwijst naar een afbeelding (van een van de muur nam, is er ook wat gips meegekomen. Dat De dief is na sluitingstijd de galerie binnengedrongen, maar betekent dat er wel wat kracht nodig was om het hij heeft geen sporen van inbraak achtergelaten. schilderij van de muur te rukken. de dief ‘hij’ verwijst naar

Lees aandachtig het krantenartikel. Vul daarna de zinnen aan. 1 2

3 De galeriehoudster is weggelokt en ze werd opgesloten in het toilet.

‘ze’ verwijst naar

de galeriehoudster

4 Hij ontdekte de diefstal, nam zijn gsm en waarschuwde de politie. De kunstwereld blijft verbijsterd achter nadat gisternacht een van de beroemdste schilderijen werd gestolen uit de kunstgalerie van Bommelskont. Het schilderij heet Grommende Gertrude en het werd geschilderd door Vincent de Leonardo. Grommende Gertrude is een afbeelding van een knorrige vrouw die 250 jaar geleden gemaakt werd. Kort na de opening van de tentoonstelling ‘Knorrepotten doorheen de tijd’ werd het schilderij gestolen. De dief is na sluitingstijd de galerie binnengedrongen, maar heeft geen sporen van inbraak achtergelaten. De galeriehoudster is weggelokt en werd opgesloten in het toilet. Het schilderij is gestolen zonder getuigen. Ook het alarm ging niet af. De politie denkt daarom dat de dader de code kende en in het bezit was van de sleutels. De schoonmaker kwam later op de avond in de galerie aan. Hij ontdekte de diefstal, nam zijn gsm en waarschuwde de politie. De politie heeft tot nu toe weinig aanwijzingen en doet een beroep op het publiek voor informatie.

62

64

Thema 2 -

Thema 2 - les 6

‘zijn’ verwijst naar hij (de schoonmaker)

Op de plaats van de misdaad zijn stukjes gips gevonden. De schoenen van de verdachten moeten binnengebracht worden bij de politie. Ze worden onderzocht op restjes gips.

Patrick maakt elke avond de galerie schoon. Hij zag dat het schilderij verdwenen was. Hij hoorde ook geluiden die afkomstig waren van het toilet. Daarvan schrok hij. Hij werkt al lang voor de galeriehoudster. Hij had nooit problemen met andere medewerkers en er werden ook geen klachten over hem genoteerd. Onder zijn schoenen werden stukjes gips gevonden.

Dorothee diende recent haar ontslag in. Dat was slecht nieuws voor de galerie. De dag van de diefstal was haar laatste werkdag. Ze hoorde geluiden op het toilet. Toen ze ging kijken wat er aan de hand was, werd ze opgesloten. Aan haar schoenen hingen stukjes gips.


7

Alles door elkaar. Kleur het verwijswoord dat of de verwijswoorden die bij het onderstreepte deel hoort of horen.

TIEN TIPS voor een detective: 1 Wees opmerkzaam. Luister aandachtig en kijk goed om je heen. 2 Let op de kleinste details. Zij kunnen je helpen om een zaak op te lossen. 3 Zorg ervoor dat niemand de plek van de misdaad kan betreden. Daardoor kan het onderzoek volledig verpest worden. 4 Doe onderzoek. Lees zoveel mogelijk over misdaden en boeven. 5 Oefen je vermommingen. Het is belangrijk dat je je onherkenbaar kunt maken. 6 Kijk goed naar mensen om te zien hoe ze reageren, vooral wanneer ze ondervraagd worden. 7 Stel getuigen op hun gemak, vooral wanneer ze vertellen wat er gebeurd is. 8 Vraag om hulp aan anderen. Wees niet bang om hen in je onderzoek te betrekken. 9 Bereid je goed voor. Zorg ervoor dat je je detectivespullen altijd bij de hand hebt. Als je dat doet, maak je veel kans om een misdaad op te lossen. 10 Wees voorzichtig en neem geen onnodige risico’s. W het risico Hiermee kom je al heel ver, detective! kans dat er iets vervelends of gevaarlijks gebeurt Naar: Hoe word ik detective?, Dan Waddell

8

Hoe verliep de les voor jou? Ik kon verwijswoorden herkennen. Ik kon verwijswoorden gebruiken. Ik kon de zaak van het verdwenen schilderij oplossen door aandachtig te lezen.

Thema 2 - les 6

65


les 8

Dit mag niet in verkeerde handen vallen (2) Ik kan op een gepaste manier een brief en een e-mail schrijven en een telefoongesprek voeren. Ik kan relevante informatie selecteren.

1

Los in elke hoek de vragen op.

HOEK 1:  Cv en sollicitatiebrief onderzoeken a Lees om de beurt een stukje voor uit het cv en de sollicitatiebrief. Jullie nemen contact op met iemand die juf Le D’Or vroeger gekend heeft. Wie kun je contacteren? – naam: Warre Heyd – functie: directeur van het St.-Leugeninstituut waar juf Le D’Or gewerkt heeft – e-mailadres: directeurwarreheyd@stleugen.be W

het cv (curriculum vitae) overzicht van je levensloop, informatie over jezelf die je toevoegt bij een sollicitatiebrief de sollicitatiebrief brief waarmee iemand laat weten dat hij interesse heeft in een job, meestal wordt er een curriculum vitae (cv) meegestuurd

b Schrijf op wat je wilt vragen aan die persoon. Laat nadien nakijken door je juf of meester.

66

Thema 2 - les 8


c Werk in het sjabloon een e-mail uit en stuur die naar je juf of meester. Je juf of meester stuurt hem door naar de juiste persoon.

Hoe schrijf ik een e-mail? Deze tips kunnen je helpen: >> Bij onderwerp schrijf je in enkele woorden waarover de e-mail gaat. >> Begin met een gepaste aanspreking (vriendschappelijk tegen een vriend, formeel tegen een volwassene of iemand die je niet kent). >> Geef je boodschap duidelijk weer. >> Vat je vraag of boodschap kort samen in een laatste zin. >> Sluit af met een gepaste begroeting (hoogachtend, vriendelijke groeten, groetjes ...). >> Onderteken met je naam.

Bericht Van: Aan: CC: Onderwerp:

Thema 2 - les 8

67


HOEK 2:  Smoelenpagina onderzoeken a Bekijk aandachtig de smoelenpagina van juf Le D’Or. Zo kom je heel wat over haar te weten. Beantwoord de vragen. 1 Wat is de voornaam van juf Le D’Or? Heidi

2 Som drie interesses van haar op. lezen

reizen

knutselen

3 Hoeveel vrienden heeft ze? Vind je dat veel? Vijf: dat is erg weinig in vergelijking met andere mensen. 4 Met wie heeft ze het meest contact? met haar zus, Inneke Traele Hoe weet je dat? Ze stuurt berichten naar haar zus en ze heeft een foto van zichzelf met haar zus. 5 Wie is Jozef Traele? de papa van Heidi Le D’Or 6 Hoe weet je dat? Hij heeft dezelfde achternaam als haar zus, Inneke Traele. 7 Wat klopt er niet? Vraag een tip aan je juf of meester als je vastloopt. Het is vreemd dat Heidi en Inneke zussen zijn en toch een andere achternaam hebben. b Neem contact op met een kennis van juf Le D’or die jullie kan helpen met het onderzoek. Let op: via de smoelenpagina mogen jullie geen contact zoeken, dat mag pas wanneer je dertien jaar bent. – Wie wil je contacteren? – Hoe ga je dat doen? – Schrijf hier het nummer:

68

Thema 2 - les 8

Inneke Traele telefoneren


c Bereid het telefoongesprek voor aan de hand van deze infografiek. Laat hem nadien door je juf of meester nakijken.

VOOR het telefoneren:  Met wie bel je?

Inneke Traele

Wat wil je weten? – Is Heidi Le D’Or je zus? – Hoe komt het dat jullie een andere achternaam hebben? – Hoe komt het dat ze nooit lang op dezelfde plaats blijft werken? – Werkt ze graag met kinderen? Neem iets bij de hand om te schrijven. TIJDENS het telefoneren:  1 Begroet de ander en zeg wie je bent. Bv. Goeiemorgen, Inneke, je spreekt met ... 2 Vraag of je niet stoort. Bv. Hopelijk stoort het niet dat ik je opbel. 3 Zeg waarom je belt.

g

Zie voorbereiding.

4 Noteer wat je niet wilt vergeten. 5 Neem afscheid en bedank voor het gesprek. Bv. Bedankt voor je tijd en nog een prettige dag.

Thema 2 - les 8

69


NA het telefoneren:  Heb je je doel bereikt?

ja  nee

Heb je alles goed begrepen?

ja  nee

Moet je nog terugbellen?   ja  nee Wat moet beter?

d Bel haar op. Veel succes!

Wat bedenk ik voor ik iemand telefoneer? Denk hierover na: >> Wat wil je zeggen of vragen? >> Met wie zal of wil je spreken? >> Hoe doe je dat? Bv.  beleefd tegen de directeur, gewoon tegen een vriend >> Wanneer bel je het beste? Zorg dat je niet gestoord wordt. >> Heb je iets bij de hand om eventueel iets op te schrijven?

70

Thema 2 - les 8


HOEK 3:  Klaskrant onderzoeken a Bekijk de klaskrant aandachtig. Beantwoord de vragen. 1 Welke klas heeft dit krantje gemaakt? 3A 2 Wat is de naam van de school? De Pientere Pester 3 Waar zag je die naam al eerder? op het cv van juf Le D’Or 4 Bekijk de foto’s goed. Herken je iemand? Juf Le D’Or 5 Lees de tekstjes die de leerlingen bij hun foto schreven. Wat kun je afleiden uit de tekstjes van Bas, Maryam, Laura en Senne? Ze gaan niet zo graag naar school. 6 Wie van de leerlingen kun je contacteren? Laura 7 Hoe kun je dat doen? door een brief te schrijven b Duid de vragen aan die volgens jullie relevant zijn om aan het meisje te stellen. Laat nadien verbeteren door je juf of meester. x Klopt het dat je bij juf Le D’Or in de klas hebt gezeten?

W

x Je schreef in het klaskrantje dat je ging verhuizen en dat je dat niet

erg vond. Waarom wou je graag van school veranderen? Bij welke juffen en meesters heb je in de klas gezeten?

relevant als iets relevant is voor iets anders, heeft het ermee te maken en is het belangrijk

Welke uitstappen maakten jullie in het derde leerjaar? Welke kinderen zaten er in het derde leerjaar in jouw klas? x Was het fijn om bij juf Le D’Or in de klas te zitten? Waarom (niet)? x Wat waren de leukste dingen die jullie met juf Le D’Or deden?

?

?

?

?

?

Thema 2 - les 8

71


c Vul de omslag in. 1 postzegel

5 naam afzender (dat ben jij)

2 naam van de geadresseerde

6 straat en nummer van je school

3 straat + nummer van de geadresseerde

7 postcode en gemeente van je school

4 postcode + gemeente van de geadresseerde

1

72

Thema 2 - les 8

5

6

7

2

Laura Depraetere

3

Zonder Haatstraat 13

4

2850 BOOM


d Vul de taalweter aan met enkele sleutelwoorden over wat jij wilt zeggen. Tip: laat je inspireren door de vragen die je hebt aangeduid bij vraag b.

Welke vorm heeft een brief? Datum van vandaag

1 Aanspreking Bv.  Geachte mevrouw of Beste mijnheer Laat een witregel tussen de aanspreking en de inleiding van je brief. bv. Hallo, Laura 2 Inleiding van je brief

Dat is de inleiding.

Vertel kort wie je bent en op welke school je zit. Laat een regel open tussen de inleiding en het midden van je brief. bv. Ik heet Lucas en zit op De Basis. Dit jaar krijg ik les van juf Le D’Or. 3 Midden van je brief

Dat is het midden. Vertel de reden waarvoor je de ontvanger schrijft (uitnodigen, iets meedelen ...) en geef de nodige gegevens. Laat een regel open tussen de kern en het slot van je brief. bv. Ik had je graag wat vragen gesteld over juf Le D’Or. 4 Slot van je brief

Dat is het slot.

Formuleer in een korte zin hoe je wilt dat de ontvanger reageert. Laat een witregel open tussen het slot en de groet. bv. Het zou leuk zijn als je me hiermee kon helpen. 5 Groet Bv.  Groetjes! Hier laat je enkele witregels open om je naam of handtekening te zetten. bv. Alvast bedankt voor je hulp.

Thema 2 - les 8

73


e Schrijf je brief in het klad. Kijk daarvoor naar de vier relevante vragen bij oefening b. Laat nadien nalezen door je juf of meester en schrijf de verbeterde brief in het net over op briefpapier. Tip: denk eraan dat je tussen de verschillende delen van je brief telkens een witregel laat.

f Stop de brief in de envelop, kleef er een postzegel op en doe hem op de post.

74

Thema 2 - les 8


HOEK 4:  Krant onderzoeken Volg het stappenplan. STAP 1:  Blader door de krant en zoek een artikel dat met de zaak Le D’Or te maken heeft. Tip: je kunt niet alle artikels volledig lezen, scan ze daarom eerst. Check bij de juf of meester of je het juiste artikel vond. W relevant STAP 2:  Lees het artikel nauwkeurig door. als iets relevant is voor iets anders, heeft het ermee te maken en is het belangrijk STAP 3:  Markeer drie zinnen die voor onze zaak relevant zijn. STAP 4:  Maak van de gemarkeerde zinnen een vraag en schrijf die op een strookje. Het antwoord schrijf je op een ander strookje. STAP 5:  Het andere duo in jullie hoek doet hetzelfde. Als elk duo drie vraag- en antwoordstrookjes heeft, geven jullie de strookjes aan elkaar door. Zoek dan het antwoord bij elke vraag. STAP 6:  Zijn er vragen die beide duo’s opgeschreven hebben? Dan bevatten de antwoorden waarschijnlijk belangrijke informatie voor onze zaak. Breng de relevante informatie aan op het misdaadbord hieronder. Trek met een rode stift een lijn van de foto van juf Le D’Or naar jullie info.

Bv. Welke schokkende

Bv. Wat is de naam va

urtenis maakte het gebe

het meisje van wie de

meisje mee?

vogels levend verbra

n

nd

De vogelverschrikker

werden?

en de vogelkooi werden

Thea Traele

in brand gestoken. De

vogels werden levend

rand. verb

isje eed het me B v. Wat d ar jongens ha n adat de Ze stigvallen?

b leven la

. haar naam veranderde

Thema 2 - les 8

75


HOEK 5:  Bewakingsbeelden bekijken a Bekijk de eerste minuut van het filmpje. Los daarna de vragen op. 1 Waar zijn deze beelden gemaakt? in een lerarenzaal op een school 2 Hoe heet de school? Het Gesloten Boekje 3 Waar ligt de school? in Lier b Bekijk de rest van het filmpje. Op sommige momenten gaat het filmpje wat sneller. Dan gebeurt er niets. Doet juf Le D’Or iets wat echt niet kan? Noteer de tijdsduur.

2

VAN

:

TOT

:

VAN

:

TOT

:

VAN

:

TOT

:

VAN

:

TOT

:

VAN

:

TOT

:

VAN

:

TOT

:

Hoe verliep de les voor jou? Ik kon op een gepaste manier een brief schrijven. Ik kon op een gepaste manier een e-mail schrijven. Ik kon op een gepaste manier een telefoongesprek voeren. Ik kon relevante informatie selecteren.

76

Thema 2 - les 8


les 11

Met de neus in de boeken zoals een echte boekenwurm Ik kan signaalwoorden herkennen en ze gebruiken om verbanden aan te geven tussen verschillende zinsdelen.

1

Lees tekst A en tekst B.

A Verdronken geheimen

5

10

15

20

25

Ruben en Isa bezorgen reclamefolders. Ze vinden in een voortuin een USB-stick. De bewoner van het huis met de voortuin is een oude, norse zeeman. Ze zijn er allebei een beetje bang voor. Ze nemen de USB-stick mee. Ze kijken thuis wat erop staat. Het blijkt een verhaal te zijn van 11Â juli 1983. Een schip vaart langs een overvol bootje met vluchtelingen op de Chinese Zee. De kapitein van het schip besluit door te varen. Vluchtelingen oppikken bezorgt je een hoop ellende. Het bootje vluchtelingen dreigt te zinken. Er wordt iemand doodgeschoten. Ruben en Isa denken dat de oude zeeman de kapitein van het schip moet zijn geweest. Ze gaan op onderzoek uit. Hun speurtocht gaat via de rechtbank naar een asielzoekerscentrum en naar het scheepvaartmuseum. Ze komen er samen achter wat er gebeurd moet zijn op die noodlottige dag in 1983.

B Verdronken geheimen

5

10

15

20

25

Tijdens het bezorgen van reclamefolders vinden Ruben en Isa in een voortuin een USB-stick. De bewoner van het huis met de voortuin is een zeeman. Hij is oud en nors, waardoor ze allebei een beetje bang voor hem zijn. Daarom nemen ze de USB-stick mee. Ze kijken thuis wat erop staat. Het blijkt een verhaal te zijn van 11Â juli 1983. Een schip vaart langs een overvol bootje met vluchtelingen op de Chinese Zee. De kapitein van het schip besluit door te varen omdat vluchtelingen oppikken je een hoop ellende kan bezorgen. Het bootje vluchtelingen dreigt te zinken, maar dan wordt er iemand doodgeschoten. Ruben en Isa denken dat de oude zeeman de kapitein van het schip moet zijn geweest. Ze gaan op onderzoek uit. Hun speurtocht gaat langs veel plaatsen, zoals de rechtbank, een asielzoekerscentrum en het scheepvaartmuseum. Daardoor komen ze er samen achter wat er gebeurd moet zijn op die noodlottige dag in 1983.

Naar: www.lezenisleuk.nl

Thema 2 - les 11

77


2

a Kleur: de woorden die er in tekst B zijn bijgekomen. b Wat is hun functie? Die woorden zorgen ervoor dat het verband tussen de zinnen duidelijk wordt. Het zijn signaalwoorden. c Lees de taalweter.

Wat is een signaalwoord? Signaalwoorden zijn korte woordjes of woordgroepen. Ze leggen een verband tussen verschillende delen van een zin of zinsdeel. Ze zorgen voor structuur in een tekst. Er bestaan verschillende soorten signaalwoorden. Ze duiden allemaal een verband aan. Er zijn signaalwoorden van: >> >> >> >> >> >> >>

78

tijd tegenstelling voorwaarde vergelijking oorzaak en gevolg middel voorbeeld

Thema 2 - les 11

toen, dan, daarna ... maar, echter ... als ..., dan ... zoals, als ... omdat, zodat, doordat, waardoor ... daarmee, met behulp van ... zoals, bijvoorbeeld ...


3

a Lees de taalweter.

Wat is een signaalwoord van tijd? Signaalwoorden van tijd ordenen de informatie in een tekst chronologisch (= in de juiste tijdsvolgorde). Wat eerst gebeurde, komt op de eerste plaats. Wat later gebeurde, wordt daarna verteld. Bv.

Eerst laat ik het water koken. Vervolgens doe ik de pasta in het kokende water. Daarna schud ik de pasta in een vergiet. Ten slotte doe ik de saus erbij.

Tip Als je signaalwoorden van tijd kunt vinden in een tekst, kom je al snel tot een handige samenvatting.

b Lees de korte inhoud van het boek Het geheim van het Nachtegaalbos. c Vul de signaalwoorden van tijd in. Kies uit: dan – ten slotte – vervolgens – daarna

Het is het jaar 1919. Na de dood van haar broertje verhuist de twaalfjarige Henrietta met haar vader en moeder vanuit Londen naar Huize Hoopvol, een oud huis aan zee. Dan/Daarna

proberen ze de draad weer op te

pakken, maar dat is erg moeilijk. Vervolgens/Dan/Daarna raakt de moeder van Henrietta in een depressie en komt haar kamer bijna niet uit. Henrietta’s vader moet voor zijn werk naar het buitenland. Het gezin raakt steeds verder van elkaar verwijderd. Vervolgens/Dan/Daarna begint Henrietta maar op eigen houtje de omgeving te

verkennen. In het bos achter het huis maakt ze kennis met Mot, een mysterieuze vrouw. Mot leeft in een woonwagen. Voor Henrietta lopen werkelijkheid en fantasie steeds meer door elkaar wanneer ze de geheimen van Huize Hoopvol probeert te ontrafelen en ten slotte

haar familie probeert te redden.

Thema 2 - les 11

79


4

a Lees de taalweter.

Wat is een signaalwoord van tegenstelling? Signaalwoorden van tegenstelling geven een tegenstelling aan. Bv. maar in tegenstelling tot echter

Hij lijkt jong, maar hij is oud.   In tegenstelling tot jou maakte ik mijn huiswerk.   Ik liep goed, iemand anders liep echter beter.

b Lees de korte inhoud van het boek Robotoorlog. c Vul de signaalwoorden van tegenstelling in. Kies uit: echter – enerzijds – maar – anderzijds

Het is oorlog tussen de mensen robots

anderzijds

en de

enerzijds

. Wie gaat er winnen?

Sinds de dood van hun ouders wonen Denny en zijn broertje Flint in een weeshuis. Er verschijnen steeds meer gevaarlijke robots. Niemand doet er iets aan. Op een dag ontmoet Denny

echter

een oude

man. Die vecht in zijn eentje tegen vijf robots. Hij krijgt het zwaar te verduren,

maar

hij wint! De man hoort bij een geheime groep.

Daar wil Denny meer van weten. W

80

Thema 2 - les 11

het zwaar te verduren krijgen veel vervelende of zware dingen moeten doorstaan


5

a Lees de taalweter.

Wat is een signaalwoord van voorwaarde? Signaalwoorden van voorwaarde kondigen aan dat er eerst aan een bepaalde voorwaarde moet worden voldaan voor de volgende stap kan worden gezet. Bv.  Mag ik gaan spelen? Mag ik televisie kijken? Je mag niet op de computer.

Als je kamer opgeruimd is.   Mits je tanden gepoetst zijn.   Tenzij je klaar bent met je huiswerk.

b Lees de korte inhoud van het boek Dagboek van een muts. c Onderstreep de zin met een signaalwoord van voorwaarde. d Kleur in die zin: het signaalwoord.

Dit is een grappig verhaal over Nikki Maxwell, haar BFF’s, haar geheime liefde Brandon, en niet te vergeten haar aartsvijand MacKenzie die haar dagboek steelt! Nikki is boos, want Brandon gaat een gemene weddenschap aan. Als hij Nikki kust, krijgt hij een stuk pizza. Dat beweert roddelkoningin MacKenzie tenminste. Maar dat kan niet waar zijn, toch? Wanneer Nikki haar woede over MacKenzie uitstort, begaat ze een grote blunder. Brandon wil niks meer met haar te maken hebben. W

de blunder domme fout, flater

Thema 2 - les 11

81


6

a Lees de taalweter.

Wat is een signaalwoord van vergelijking? Signaalwoorden van vergelijking vergelijken woorden met iets dat er ongeveer hetzelfde uitziet, ruikt, aanvoelt, klinkt. Bv. als   Hij is zo sterk als een paard. zoals   Door je verkoudheid klink je zoals een zeehond. alsof   Hij doet alsof hij de baas is.

b Lees de korte inhoud van het boek Winston, kat met een geheime missie. c Kleur in de tekst: de vijf signaalwoorden van vergelijking.

Kat Winston Churchill vindt zichzelf geweldig: hij is knap, heeft goede manieren en doet alsof hij de koning is – tja, wat verwacht je dan van een echte raskat? Hij woont in Hamburg, bij professor Walter Hagedoorn, en bekijkt de wereld vanaf zijn bank. Dat bevalt hem prima! Maar dan komt de twaalfjarige Kira net als Winston bij de professor wonen. Met haar gaat hij voor het eerst naar buiten en dan gaat het mis: wanneer de bliksem inslaat, zit Winston plotseling in het lichaam van Kira en Kira in dat van hem! Nu moet hij ineens naar school zoals gewone schoolmeisjes en zich onder de mensen begeven. Help! Maar de vreemde verwisseling biedt ook kansen. Zo heeft Kira’s moeder problemen met de politie ... En wie kunnen er nu beter op onderzoek uitgaan dan een meisje zo onschuldig als een lammetje en een slimme kat? Als echte detectives trekken ze erop uit. W

82

Thema 2 - les 11

zich begeven naar iets of iemand toe gaan


7

a Lees de taalweter. Kijk ook naar de taalweter ‘Wat is een signaalwoord?’ op p. 78.

Wat is een oorzaak? En een gevolg?

Heb je het weer niet begrepen?

Een gevolg heeft altijd een oorzaak. En een oorzaak heeft altijd een gevolg. De oorzaak komt altijd eerst, daarna pas het gevolg. U hebt het niet goed Bv.

oorzaak ontzettend veel regen slechte oogst boeiende juf

gevolg  overstromingen  hongersnood   geïnteresseerde leerlingen

uitgelegd, juffrouw!

b Lees de korte inhoud van het boek Billy en het geheim onder de trap.

Billy is een jongen van acht. Doordat zijn moeder last heeft van smetvrees, verhuizen ze om de haverklap. Daardoor heeft Billy nooit een echte thuis gekend. Dat verandert als ze in de Langeveldstraat 15a komen wonen. Daar ontmoet hij Rosa, het meisje van 15b, op wie hij meteen verliefd wordt. Billy’s moeder ontmoet de buurvrouw. Zij heeft zweetoksels! Onaanvaardbaar, vindt Billy’s moeder. Daarom plant ze alweer het bord ‘Te koop’ in de voortuin. Wanneer Billy en Rosa een geheim onder de trap ontdekken, verandert alles. Ze zijn heel nieuwsgierig en dus besluiten ze op ontdekkingstocht te gaan. Ze ontdekken een geheim gangenstelsel onder de huizen van de Langeveldstraat. Omdat hun ouders niets afweten van die onderaardse gangen, krijgen de kinderen uit de straat een geheime band. Billy weet niet wat hem overkomt: ineens heeft hij vrienden! Vrienden die hem bovendien helpen met het smeden van een plannetje om niet te verhuizen ... Maar of dat lukt?

c Vul de tabel aan. Oorzaak

Gevolg

Signaalwoord

Billy’s moeder heeft smetvrees.

Ze verhuizen om de haverklap.

Ze verhuizen om de haverklap.

Billy heeft nooit een echte thuis gekend.

daardoor

De buurvrouw heeft zweetoksels.

Billy’s moeder plant het bord ‘Te koop’ in de voortuin.

daarom

Ze zijn heel nieuwsgierig.

Ze gaan op ontdekkingstocht.

dus

De ouders weten niets af van de ondergrondse gangen.

De kinderen krijgen een geheime

omdat

doordat

band. Thema 2 - les 11

83


8

a Lees de taalweter.

Wat is een signaalwoord van voorbeeld? Signaalwoorden van voorbeeld kondigen aan dat er voorbeelden volgen. Bv. zoals bijvoorbeeld

Hij gromt zoals een beer.   Fruit is bijvoorbeeld: een appel, een peer ...

b Lees de korte inhoud van het boek De Peperdans van Panzibas. c Kleur: twee signaalwoorden van voorbeeld.

Manne Mens luistert graag, met zijn voeten in het water, naar de dieren van de plas. Elk dier heeft zo zijn eigen problemen. Saar Slak is bijvoorbeeld bang dat ze opdroogt. Mors Mol strijdt met zijn somberheid en Bluebel Libel wil graag leren zoenen zoals andere libellen dat doen. Maar soms vergeten ze hun zorgen. Dan sabbelen ze op peperkorrels en dansen ze de Peperdans. En Manne Mens zelf? Hij is verliefd op Bobél, een meisje uit Zanzibar.

9

a Lees de taalweter.

Wat is een signaalwoord van middel? Signaalwoorden van middel geven aan waarmee een bepaalde taak uitgevoerd wordt. Bv.  Waarmee roer je in de pot? Waarmee maak jij je huiswerk?

Ik roer in de pot met een houten lepel.   Ik maak mijn huiswerk met behulp van een ZRM.

b Lees de korte inhoud van het boek Het geheim van meneer Hartjes.

Mara zit vaak ziek thuis. Op een dag ontdekt ze een geheime club. De aan gebak verslaafde dames van deze ‘breiclub’ helpen eenzame, zieke of ongelukkige mensen door bij hen in te breken als ze niet thuis zijn. Ze maken hun leven aangenamer door ongemerkt kleine dingen te veranderen. Zo haalden ze eens met behulp van een luchtverfrisser de geur van slaap weg in het huis van Mara. Een andere keer vulden ze ongemerkt haar verzameling slotjes aan met een goudkleurig slot. En ze maakten met een opruimactie de woonkamer onherkenbaar. Mara wil lid worden van de club ...

84

Thema 2 - les 11


c Kijk naar de tekeningen en vul het schema aan. Welke taak wordt uitgevoerd? de geur van slaap weghalen Signaalwoord? met behulp van Middel? een luchtverfrisser Welke taak wordt uitgevoerd? een verzameling aanvullen Signaalwoord? met Middel? een goudkleurig slotje Welke taak wordt uitgevoerd? de woonkamer onherkenbaar maken Signaalwoord? met Middel? een opruimactie

10

Hoe verliep de les voor jou? Ik kon signaalwoorden herkennen. Ik kon signaalwoorden gebruiken om verbanden aan te geven tussen verschillende zinsdelen.

Thema 2 - les 11

85


les 12

The Gossips Ik kan een luisterspel maken en er foto’s bij nemen.

1

86

Bekijk de personen in de tekening. Probeer ze na te doen.

Thema 2 - les 12


2

Bekijk de modellen voor de tekening. Zijn de tekeningen precies zoals de foto’s?

Thema 2 - les 12

87


3

Lees de taalweter.

Waaraan denk ik bij het spreken? Denk hierover na: >> >> >> >> >>

4

Wees hoffelijk. Respecteer elkaar. Blijf bij de boodschap. Zeg enkel wat je vooraf van plan was. Spreek traag, duidelijk en luid genoeg. Kijk je luisteraars aan. Probeer niet te haperen of stil te vallen.

Hoe verliep de les voor jou? Ik kon foto’s voor een luisterspel maken. Ik kon een luisterspel maken.

88

Thema 2 - les 12


les 15

In de ban van betekenissen Ik kan woorden uit dit thema verklaren en ze gebruiken. Ik kan woorden in het woordenboek opzoeken.

1

Speel het piepspel. Volg het stappenplan. STAP 1:  Elk groepslid kiest een woord uit de lijst. Niemand verklapt welk woord hij gekozen heeft. STAP 2:  Elk groepslid maakt met dat woord een zin die verduidelijkt wat het woord betekent. STAP 3:  Duid iemand aan die start. Hij leest de zin voor maar zegt ‘piep’ in plaats van het woord. STAP 4:  De andere groepsleden bedenken welk woord in de zin past. Ze schrijven het op. STAP 5:  Ga na wie het juiste antwoord heeft opgeschreven. STAP 6:  Daarna is het volgende groepslid aan de beurt. Voorbeeld: 1 Je kiest het woord mineralen. 2 Je maakt de volgende zin: “Deze melk is heel gezond, want er zitten vitaminen en mineralen in.” 3 Je leest voor: “Deze melk is heel gezond, want er zitten vitaminen en [piep!] in.”

2

Welk woord past bij welke zin? Verbind. zich uitsloven

Anna stelt zelf voor om haar mama te helpen in de tuin.

dateren van

De nieuwe leerling doet veel moeite om geliefd te zijn in de klas.

het zwaar te verduren krijgen spontaan

Het schilderij is gemaakt in 1627. De komende dagen zal het eiland getroffen worden door een orkaan.

Thema 2 - les 15

89


3

a Onderstreep in elke zegswijze het belangrijkste woord. b Zoek de betekenis van de zegswijze op in het woordenboek. 1 voor een appel en een ei voor heel weinig geld 2 ergens geen gras over laten groeien niet wachten met iets, maar het meteen doen 3 geen slapende honden wakker maken bewust niets zeggen om te vermijden dat anderen eraan denken 4 onder het mes gaan geopereerd worden

Hoe vind ik snel een woord in het woordenboek? Je leerde het woordenboek gebruiken. Weet je nog? 1 I n het woordenboek staan de woorden in alfabetische volgorde.

2 1

5

et eerste en laatste woord van 2 H elke pagina staan bovenaan op die pagina. Dat zijn de trefwoorden. an werkwoordsvormen zoek je 3 V de infinitief.

3

ij een zelfstandig naamwoord 4 B zoek je altijd het enkelvoud op. e betekenis van 5 D zegswijzen, uitdrukkingen en spreekwoorden vind je door het belangrijkste woord op te zoeken.

90

Thema 2 - les 15

4


4

5

Op wie doe jij een beroep als: – je kiespijn hebt?

de tandarts

– je een moeilijke som niet snapt?

de meester of juf

– het huis in brand staat?

de brandweer

– je kat ziek is?

de dierenarts

– er bij je is ingebroken?

de politie

Vul de woorden in op de juiste plaats. Kies uit: een beroep doen op – begeeft zich – cruciaal – geregistreerd – analyse – motief U had mij gebeld. Ik ben Ed de Haas, geregistreerd dierendetective. Ik onderzoek het misdrijf tegen uw kat.

begeeft zich Ed van het misdrijf.

Het misdrijf is gepleegd met een waterpistool.

analyse Een diepgaande van deze zaak is noodzakelijk. Of kan Ed

Die informatie is Maar wat is het van de daders?

cruciaal motief

.

een beroep doen op

naar de plaats

jullie inzichten?

Thema 2 - les 15

91


6

Welk attribuut hoort bij welke persoon? Verbind. 1

7

2

3

4

Welk woord hoort bij de afbeelding? Kies uit: iets gemeen hebben – het risico – het zwaar te verduren krijgen – verbijsterd

92

verbijsterd

iets gemeen hebben

het risico

het zwaar te verduren krijgen

Thema 2 - les 15


8

Beschrijf de grootste blunder die jij ooit begaan hebt.

9

Hoe verliep de les voor jou? Ik begreep de woorden uit dit thema en ik kon ze gebruiken. Ik kon de betekenis van woorden opzoeken in het woordenboek.

Thema 2 - les 15

93


94


THEMA

3

In het heetst van de strijd



les 3

Berichten uit het verleden, de Tweede Wereldoorlog Ik kan de kenmerken van een krantenartikel onderzoeken.

1

a Luister naar een radiobericht van 10 mei 1940. b Lees de taalweter en beantwoord de vragen. Let op: sommige antwoorden zitten niet in het fragment.

Wat zijn goede vragen? Je wilt zoveel mogelijk te weten komen over een tekst, over een opdracht, over iemand ... Dan moet je goede vragen stellen. Gebruik de w-vragen!

Wat?

Waar? ?

?

Wanneer? ? Waarom?

Wie? ?

?

Hoe?

Wie?

de Duitse troepen

Wat?

een inval

Waar?

in BelgiĂŤ, Nederland, Groothertogdom

Luxemburg

Wanneer? 10 mei 1940 Waarom? Duitsland wil landen veroveren en bezetten.

Hoe?

met wapens, vliegtuigen, tanks en soldaten

Thema 3 - les 3

97


2

a Neem de artikels op de volgende pagina’s scannend door. b Kies reeks 1 of reeks 2. Ik kies:    Reeks 1: valschermspringers   Reeks 2: slachtoffers c Lees de artikels en los de vragen op.

Reeks 1: valschermspringers

OPGELET VOOR VALSCHERMSPRINGERS EN SABOTEURS

De militaire overheid moet onmiddellijk worden gewaarschuwd ALLE VERDACHTE PERSONEN DIENEN AANGEGEVEN russel, 11 mei 1940 – Het ministerie B van Landsverdediging waarschuwt voor valschermspringers en saboteurs, alle verdachte personen in verband hiermee moeten aangegeven worden.

2

et ministerie van Landsverdediging H deelt aan de bevolking mee dat het mogelijk is dat de vijand in het binnenland valschermspringers laat neerkomen met opdracht de verkeerswegen en belangrijke inrichtingen te saboteren. Iedereen heeft tot plicht onmiddellijk de militaire overheid te verwittigen wanneer een valschermspringer of een vijandelijke agent wordt opgemerkt. Aan de overheid moeten alle verdachte personen die passeren worden aangeduid als ze zich zich in nabijheid van kunstwerken of belangrijke inrichtingen ophouden. Elke aarzeling in verband hiermee kan ernstige gevolgen hebben voor het leger en de bevolking.

3

4

© Shutterstock.com

1

Naar: Oorlogskranten Het Laatste Nieuws, 11 mei 1940

W

de valschermspringer parachutespringer de saboteur

iemand die saboteert

de militaire overheid bestuur van het leger saboteren het vernielen of het slecht laten werken van dingen als verzet of uit protest passeren

98

Thema 3 - les 3

ergens voorbijkomen


De tactiek van de valschermspringers mislukt

Londen, 11 mei 1940 – Een militaire medewerker vertelt dat de door de Duitsers gebruikte tactiek om troepen met behulp van valschermen neer te halen, mislukt is. Men kan zich gemakkelijk de gevaren en moeilijkheden inbeelden waaraan deze valschermspringers bloot staan. In de eerste plaats ondervinden de vliegtuigen waarmee de valschermspringers vervoerd worden, krachtige tegenstand van de jachtvliegtuigen. Ten tweede zijn de neerdalende springers het doelwit van machinegeweren en scherpschutters. Ten derde blijft op de plaatsen waar het doel bereikt wordt, de moeilijkheid van bevoorrading bestaan. Niettemin is de ruime mate waarin door de Duitsers in Nederland en in België gebruik is gemaakt van valschermspringers een verrassing. De Nederlanders en de Belgen hebben er verstandig aan gedaan troepen speciaal te belasten met de bestrijding van dit gevaar. Het doel van de Duitsers was om de vliegvelden gedurende de eerste uren van de aanval te veroveren en onbruikbaar te maken. Maar dat is hen niet gelukt. En in plaats van schade aan te brengen bij de geallieerde luchtmacht, hebben ze heel wat weerstand van diezelfde luchtmacht ondervonden.

© Everett Historical / Shutterstock.com

Het doel was de vliegvelden in handen te krijgen en onbruikbaar te maken GEEN ENKEL SUCCES BEHAALD

Naar: Oorlogskranten Het Laatste Nieuws, 11 mei 1940

W

de tactiek

manier waarop je te werk gaat om een doel te bereiken

de valschermspringer parachutespringer geallieerd die een bondgenoot is. In de Tweede Wereldoorlog waren dat de landen die tegen Duitsland vochten.

Thema 3 - les 3

99


Reeks 2: slachtoffers

Passerende krijgsgevangenen in Heerlen

Belgische en Franse soldaten op transport naar Duitsland ONGEVEER VIJFTIGDUIZEND GEVANGENEN NAAR DUITSE KAMPEN 1

Heerlen, 31 augustus 1940 – Gedurende de periode mei tot augustus 1940 trokken ongeveer 50 000 geallieerde krijgsgevangenen, vooral Belgische en Franse soldaten, door de straten van Heerlen op weg naar kampen in nazi-Duitsland. Te voet, gewond en opgejaagd kwamen ze in Heerlen voorbij vol honger en dorst.

2

Gedurende weken trokken groepen geallieerde krijgsgevangenen uit Frankrijk en België, via het stadje Heerlen in Nederland, naar Duitsland waar ze opgesloten werden in kampen door de militaire overheid. De burgemeester waarschuwde de Heerlense bevolking dat de Duitse bezetter alle mogelijke acties van de Heerlense bevolking, zoals het saboteren van de weg, verbood. De gevangenen moest men gewoonweg laten passeren. Wie hen iets wou geven, kon zijn giften achterlaten bij het plaatselijke Rode Kruis. Het Heerlense Rode Kruis was gevestigd in de voormalige molen en was dag en nacht geopend. Medewerkers reikten 38 000 met boter besmeerde en goed belegde boterhammen, 125 000 sigaretten en sigaren, 2 000 repen chocolade en andere versnaperingen zoals tabak aan de krijgsgevangenen uit. Ook werd 3 500 liter koffie en thee geschonken. “Merci bien”, “merci beaucoup”, “mille fois merci”, hoorde men vele malen uit de monden van de krijgsgevangen die blij waren met elk klein gebaar.

3

Naar: Marcel Krutzen, Heerlen vertelt, www.heerlenvertelt.nl

W

passeren

ergens voorbijkomen

de krijgsgevangene

iemand die in een oorlog door de vijand gevangengenomen wordt

geallieerd die een bondgenoot is. In de Tweede Wereldoorlog waren dat de landen die tegen Duitsland vochten. de militaire overheid bestuur van het leger saboteren het vernielen of het slecht laten werken van dingen als verzet of uit protest

100

Thema 3 - les 3


De omgekomen Belgische krijgsgevangenen

Hun schip liep op een mijn in het Hollands Diep ONGEVEER DRIEHONDERD DODEN EN EVENVEEL ZWAARGEWONDEN Willemstad, 18 juni 1940 – Het schip dat 6 000 krijgsgevangenen vervoerde, liep in het Hollands Diep op een mijn. Er vielen ongeveer driehonderd doden en evenveel zwaargewonden. In het Hollands Diep, ter hoogte van Willemstad, is een schip met Belgische krijgsgevangenen op een mijn gelopen. Het schip brak middendoor en zonk onmiddellijk. Aanstonds werden van op de oever door militairen en burgers de eerste reddingswerken ingericht. Een groot aantal zwaaren lichtgewonden konden aan wal gebracht worden en ontvingen daar de eerste zorgen. Volgens een eerste schatting zouden er een driehonderdtal doden en evenveel zwaargewonden zijn. Het transport bestaande uit drie schepen vervoerde ongeveer 6  000 krijgsgevangenen.

Naar: Oorlogskranten Het Laatste Nieuws, 18 juni 1940

W

de krijgsgevangene

iemand die in een oorlog door de vijand gevangengenomen wordt

Thema 3 - les 3

101


Hoe ziet een krantenartikel eruit? Dit zijn meestal de delen van een krantenartikel: >> krantenkop   Een titel (geen echte zin) vat het artikel samen. >> datum, plaats en bron >> inleiding   Dit is een samenvattend blokje (wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe). >> tekst   De tekst is verdeeld in alinea’s.   Het beschrijft de feiten die er gebeurd zijn in de 3e persoon enkelvoud of meervoud.   Alles wat iemand heeft gezegd, wordt aangehaald (bv. “Ik was doodsbang”, vertelde A.H. uit Kuurne). >> slot   Er is één zin als besluit of één zin die belangrijke achtergrondinformatie geeft.

Minder pesten? School kort speeltijd in 29/06 door jvde, De Standaard Basisschool De Stap in het West-Vlaamse Lauwe kort de middagpauze met veertig minuten in. Dat betekent dat de leerlingen nog één uur hebben om al hun boterhammetjes te verorberen én te ravotten.

krantenkop datum, plaats en bron inleiding

“Tijdens die lange middagpauze begonnen sommige kinderen zich te vervelen”, zegt directeur Maarten Samyn. “Zo ontstaan pesterijen. Kinderen blijven kinderen en als ze niks omhanden hebben, kan het fout lopen.” Experts erkennen de link tussen verveling en pestgedrag, maar hebben vragen bij de remedie. “Het is een zwaktebod om de speeltijd in te korten”, zegt pestexpert Gie Deboutte van hogeschool UCLL. “Met zo’n ingreep verbeter je de sfeer op school niet. Je kunt ook meer spelletjes aanbieden en op een goede manier toezicht houden.” “De nieuwe regeling heeft wel het voordeel dat de school een halfuur vroeger uit is”, zegt Samyn. “Dus hebben de kinderen dan meer tijd om te spelen.”

102

Thema 3 - les 3

tekst

slot


3

a Duid in je eerste artikel volgende elementen aan: – Omcirkel de krantenkop. – Kleur: de datum en plaats. de inleiding. het slot. – Nummer de alinea’s. b Beantwoord voor je tweede artikel de vijf w-vragen en de hoe-vraag.

Wat?

Waar? ?

?

Wanneer? ? Waarom?

Wie? ?

?

Wie?

1 Nederlanders en Belgen

2 Belgische krijgsgevangen

Wat?

1 zich verdedigen tegen Duitse

2 omgekomen krijgsgevangenen

Waar?

1 België, Nederland

2 Hollands Diep

Wanneer? 1 mei 1940

Hoe?

parachutespringers

2 18 juni 1940

Waarom? 1 bestrijding van dit gevaar

2 oorlogsvoering: zoveel mogelijk vijandige slachtoffers maken

Hoe?

1 inzetten van jachtvliegtuigen,

2 op een mijn gelopen

machinegeweren, scherpschutters

c Vat het tweede artikel samen in maximaal twee zinnen. Reeks 1: Het Duitse leger zette valschermspringers in om de vliegvelden in België en Nederland te veroveren. Ze slaagden er niet in omdat de valschermspringers een te gemakkelijk doelwit vormden voor het Belgische en Nederlandse leger. Reeks 2: Een schip met Belgische krijgsgevangenen liep op een mijn in het Hollands Diep en zonk. Er vielen ongeveer driehonderd doden en evenveel zwaargewonden.

Thema 3 - les 3

103


4

Ontdek nieuwe kenmerken in je tweede krantenartikel. a Hoeveel lijnen heeft het artikel?

22 / 18

Dat is lang / kort (schrap wat niet past). b Welke feiten of gevoelens worden beschreven? Verslag van feiten

Beschrijving van gevoelens

Reeks 1: Duitsers gebruiken

valschermspringers om vliegvelden uit te

schakelen.

Valschermspringers worden gestopt door

scherpschutters.

jachtvliegtuigen, machinegeweren en

Reeks 2: Belgische krijgsgevangenen komen om.

Schip op een mijn gelopen.

Besluit: Er worden alleen feiten beschreven, geen gevoelens. c Duid aan waar je de kern van het verhaal vindt. x in de titel

in de inleiding

in de hele tekst in het slot

d Duid aan hoe de informatie wordt meegedeeld. vanuit de eerste persoon vanuit de tweede persoon x vanuit de derde persoon e Duid de kenmerken van de titel van het krantenartikel aan. Let op: er zijn meerdere antwoorden mogelijk. De titel: x geeft informatie over de inhoud van het artikel. x maakt de lezer nieuwsgierig. moet mooi zijn. moet een volledige zin zijn. x moet geen volledige zin zijn. mag niet te veel informatie over de inhoud weergeven. f Duid het doel van het krantenartikel aan. x

104

laten ontspannen en genieten een manier geven om vrije tijd in te vullen snel en zo volledig mogelijk informeren over wat er in de wereld gebeurt of gebeurde de gevoelens leren kennen van anderen in de wereld

Thema 3 - les 3


g Vorm een duo met een leerling die de andere reeks artikels koos. Vat de kenmerken van jullie artikels samen in de tabel. De kenmerken van het krantenartikel

Lengte

kort / lang

Inhoud bestaat vooral uit

een verslag van feiten / een beschrijving van gevoelens

Belangrijkste informatie: waar? Persoon waarin tekst geschreven is Kenmerken van de titel

in de titel eerste / tweede / derde 1 geeft informatie over de inhoud van het artikel 2 maakt de lezer nieuwsgierig 3 moet geen volledige zin zijn

Doel van de tekst

De lezer snel en zo volledig mogelijk informeren over wat er in de wereld gebeurt.

5

Lees de artikels die je nog niet las. Vat elk artikel samen in maximaal twee zinnen. Reeks 1 – artikel 1: Landsverdediging laat weten dat iedereen vijandelijke agenten of valschermspringers moet aangeven. Reeks 1 – artikel 2: Duitsland zet valschermspringers in om vliegvelden in België en Nederland te veroveren, maar de springers vormen een te makkelijk doelwit.

Reeks 2 – artikel 1: Van mei tot augustus 1940 trokken er 50 000 Belgische en Franse krijgsgevangenen door Heerlen. Ze kregen eten, drinken en sigaretten van het Rode Kruis. Reeks 2 – artikel 2: Een schip met Belgische krijgsgevangenen liep op een mijn in het Hollands Diep en zonk. Er vielen ongeveer driehonderd doden en evenveel zwaargewonden.

6

Hoe verliep de les voor jou? Ik kon de vijf w-vragen en de hoe-vraag bij een krantenartikel beantwoorden. Ik kon de verschillende onderdelen van een krantenartikel aanduiden (krantenkop, datum en plaats, inleiding, alinea’s, slot). Ik kon extra kenmerken van een krantenartikel onderzoeken. Ik werkte goed samen met mijn partner.

Thema 3 - les 3

105


les 4

Oorlogswinter Ik kan de vijf w-vragen en de hoe-vraag bij een gebeurtenis uit een verhaal beantwoorden. Ik kan de kenmerken van een verhaal (in beeld en in woord) onderzoeken.

1

Kies ĂŠĂŠn gebeurtenis uit de trailer. Beantwoord de vijf w-vragen en de hoe-vraag. Ik kies de volgende gebeurtenis:

Wat?

Waar? ?

?

Wanneer? ? Waarom?

Wie? ?

?

Wie?

oplossing: zie kopieerblad

Wat?

Waar?

Wanneer?

Hoe?

2

Waarom?

Hoe?

Lees het fragment uit Oorlogswinter en beantwoord de vragen.

Ontsnapt!

5

10

106

Hij had ongeveer twintig minuten gereden toen hij op een karrenpad rechts een andere wagen met een paard ervoor zag aankomen. Het was een gewone platte wagen, die de boeren gebruiken om hooi en rogge op te vervoeren, maar het bijzondere aan deze was dat er een stelletje gewapende Duitse soldaten op zat en dat er vier paarden achter aan de wagen gebonden waren. Michiel wist wat dat betekende: paardenrazzia. Deze manschappen waren erop uitgestuurd om paarden te vorderen.

Thema 3 - les 4


Een meter of vijftig achter hem draaide de wagen met de Duitsers de weg op. Toen had Michiel de zweep al over Caesar gelegd. Gelukkig had het paard nog fut. Met nieuwe veerkracht snelde het dier voort. 15

20

25

30

35

40

45

50

“Vooruit, Caesar!” Weer hoorde hij geschreeuw achter zich. Een van de soldaten nam zijn geweer en schoot in de lucht. Michiel schrok. Hij was lang niet genoeg vóór om buiten het bereik van hun kogels te zijn. Hij zag dat een eindje verderop links een zijweg was. In volle ren stuurde hij Caesar erin, zó snel dat de tilbury bijna omsloeg. Het was een bosweg, waar kennelijk heel wat paard-en-wagens reden, want overal zag hij er sporen van. Nu weer naar links en dan naar rechts. Zou hij zijn achtervolgers kwijt kunnen raken? Nog steeds hoorde hij achter zich het woedende geschreeuw van de soldaten, maar hij zag ze niet meer. Nu hier naar links, weer links ... tot zijn schrik merkte hij dat hij op een doodlopend weggetje was, onmogelijk om te keren. “Ho, Caesar.” Michiel sprong van de bok. Hij bond het paard aan een boom en vluchtte het lage hout in. Als ze hem nu te pakken kregen, zag het er niet best voor hem uit. Hij volgde een klein paadje. Hoorde hij daar stemmen? ’s Kijken of die mensen er betrouwbaar uitzagen, misschien kon hij hun vragen hem een schuilplaats te wijzen. Toch maar voorzichtig zijn, je kon nooit weten wie het waren. Die voorzichtigheid was niet overbodig. Het bleken de stemmen van zijn achtervolgers te zijn, die in gesprek waren met twee boeren die hout aan het kappen waren. Typische boeren, een blauwe pet op het hoofd, een pruim tabak achter de kiezen. Ze kauwden op die pruim, namen de tijd om, voor ze antwoord gaven op een vraag, een brede straal tabakssap de ruimte te geven, ze krabden op hun achterhoofd, ze keken naar de lucht, ze trokken hun gezicht in een zo onnozel mogelijke plooi, kortom, ze gaven de driftige Duitsers de indruk dat ze nauwelijks slimmer waren dan het achtereind van een matig begaafd varken. “Hebben jullie hem nou gezien of niet?” schreeuwde een van de Duitsers. “Dâ was toch ’n zwart peerd dat ’r zo net langs kwam, hé Driekus”, zei een van de boeren. “Wis en waarachtig was dat ’n zwart peerd”, zei de ander. “En die kar, bedoelt meneer de soldaat daar een tilbury mee?” “Dat zal wel”, stampvoette de Duitser. “Vertel me nou wat voor kant die kar is opgegaan.” “O, wou meneer de soldaat dat weten. Nou, rechts.” Hij wees overtuigend in de richting tegenovergesteld aan die welke Michiel had genomen. De Duitsers keken hem onderzoekend aan. Sprak die man de waarheid? De boer glimlachte met de kinderlijke onschuld. “Ja, krek,” zei Driekus, “die kant uit.” Meer lezen? “Bedankt”, riep de Duitser. Oorlogswinter, Jan Terlouw, “Voorwaarts, mannen.” I N E E N D O R P J E aan de IJssel maakt de vijftienjarige Michiel de koude oorlogswinter van 1944 -’45 mee. Aanvankelijk is hij slechts toeschouwer, maar langzamerhand raakt Michiel meer en meer betrokken bij het ondergrondse verzet. Hij kan niemand in vertrouwen nemen, iedereen kan een verrader zijn. Met zijn eenzaamheid groeit zijn onafhankelijkheid.

Oorlogswinter behoort tot de klassiekers van de Nederlandse jeugdliteratuur. Het boek werd in 1973 bekroond met een Gouden Griffel.

OORLOGSWINTER | JAN TERLOUW

55

“Halt, staan blijven”, hoorde Michiel schreeuwen. Wat moest hij doen? Bedachtzaam keek hij achterom en zag dat ook de Duitse voerman de zweep hanteerde. Zou hij stilhouden? Dat betekende dat de barones haar paard kwijt was. Hij voelde de zenuwen weer in zijn maag omhoogkruipen, maar tegelijkertijd kwam het trekje van nijd en vastberadenheid op zijn gezicht, dat daarop het eerst was verschenen toen hij aan het graf van zijn vader stond.

Jan Terlouw

Als je dit leest ben ik in handen van de Duitsers. Er is iemand die hulp moet hebben. Herinner je je het luchtgevecht boven de Vlank, drie weken geleden, waarbij een Engels vliegtuig werd neergeschoten? De piloot is er met zijn parachute uitgesprongen. De Duitsers hebben vergeefs naar hem gezocht. Ik had meer succes. Ik heb hem gevonden. Hij bleek verwondingen aan zijn been en aan zijn schouder te hebben. Ik heb hem meegenomen. De wond is verzorgd en het been is in het gips gezet, door een deskundige. Door wie, dat doet er niet toe. Het probleem was daarna om hem te verbergen.

Talentbib 6

6

Thema 3 - les 4

107


W

het karrenpad pad dat gevormd wordt door het rijden met karren; pad waarlangs (de) karren rijden de razzia onverwachte inval van de politie waarbij veel mensen worden gearresteerd de platte wagen

wagen waarmee bv. balen hooi worden vervoerd

bedachtzaam

nadenkend, voorzichtig

de tilbury licht en open rijtuig met grote spaakwielen, voortgetrokken door ĂŠĂŠn paard

a Het hoofdpersonage in het verhaal is de zestienjarige Michiel. Wat kun je over zijn karakter afleiden uit de tekst? Kleur: de passende eigenschappen.

verlegen

moedig tevreden

tam

opstandig achterdochtig

humeurig

gedreven

teruggetrokken slim

luidruchtig gulzig strijdlustig

W

achterdochtig iets of iemand niet helemaal vertrouwen

b Welke nevenpersonages zijn er? de Duitse achtervolgers, de boeren (houthakkers) c Jan Terlouw beschrijft het hele gebeuren met veel details. Geef een voorbeeld van figuurlijke taal. bv. zenuwen die in zijn maag omhoog kruipen, nauwelijks slimmer dan het achtereind van een matig begaafd varken

108

Thema 3 - les 4


Wat betekent letterlijk? En figuurlijk? Als je iets letterlijk schrijft, bedoel je precies wat er staat. Bv.  Ik heb hoofdpijn. Mijn hoofd doet erg veel pijn. Als je iets figuurlijk schrijft, bedoel je eigenlijk iets anders. Bv.  Ik heb hoofdpijn. Mijn hoofd ontploft! Geen paniek! Mijn hoofd ontploft niet echt. Ik overdrijf gewoon een beetje. Ik gebruik de taal figuurlijk.

d Zoek de twee betekenissen van ‘vorderen’ (r. 11) op in het woordenboek. Betekenis 1:

opeisen

Betekenis 2:

vooruitkomen

Kleur: de betekenis die het woord heeft in het verhaal. e Duid de bedoeling van de tekst aan. leren over de Tweede Wereldoorlog x ontspannen, genieten van een verhaal feiten uit het leven van Michiel te weten komen f Geeft dit fragment je zin om het boek helemaal te lezen? Ja / Nee, omdat g Krijgt het verhaal een plotse wending? Gebeurt er iets verrassends? Leg uit. Ja, Michiel krijgt onverwacht hulp van de boeren (houthakkers).

3

Onderzoek de kenmerken van het verhaal. a Hoeveel lijnen heeft dit fragment?

57

Dat is lang / kort (schrap wat niet past).

Thema 3 - les 4

109


b Welke feiten of gevoelens worden beschreven? Verslag van feiten

Beschrijving van gevoelens

Michiel wordt achtervolgd door de

bang

Duitsers.

zenuwachtig

kwaad/boos

opgelucht

geamuseerd

Besluit: In deze spannende scène komen meer gevoelens aan bod dan feiten. c Verhalen zijn fictie: ze zijn dus verzonnen. Maar Jan Terlouw heeft de oorlog en de winter zelf meegemaakt. Is het dan toch een informatieve tekst? Leg uit. Het blijft een verzonnen tekst. Het verhaal is gebaseerd op waargebeurde feiten. Maar de dialogen, gevoelens ... werden door Jan Terlouw verzonnen. d Vat het fragment samen in maximaal drie zinnen. Michiel wordt achtervolgd door Duitse soldaten. Ze willen paarden vorderen. Dankzij boeren, die de Duitsers de verkeerde kant opsturen, kan Michiel ontsnappen. e Duid aan waar je de informatie voor je samenvatting vond. in de titel in de inleiding

x in de hele tekst

in het slot

f Duid aan hoe de informatie wordt meegedeeld. vanuit de eerste persoon

vanuit de tweede persoon

g Duid de kenmerken van de titel van het fragment aan. Let op: er zijn meerdere antwoorden mogelijk. De titel: x moet de lezer nieuwsgierig maken.

x x

110

moet mooi zijn. moet een volledige zin zijn. moet geen volledige zin zijn. mag niet te veel informatie over de inhoud weergeven.

Thema 3 - les 4

x vanuit de derde persoon


h Duid het doel van het verhaal aan. x laten ontspannen en genieten

een manier geven om vrije tijd in te vullen snel en zo volledig mogelijk informeren over wat er in de wereld gebeurt of gebeurde de gevoelens leren kennen van anderen in de wereld i Vat de kenmerken van het verhaal samen in de tabel. De kenmerken van het verhaal

Lengte

kort / lang

Inhoud bestaat vooral uit

een verslag van feiten / een beschrijving van gevoelens Het is een verzonnen verhaal gebaseerd op waargebeurde feiten.

Belangrijkste informatie: waar? Persoon waarin tekst geschreven is Kenmerken van de titel

in het hele verhaal eerste / tweede / derde 1 maakt de lezer nieuwsgierig 2 mag niet te veel info geven 3 moet geen volledige zin zijn

Doel van de tekst

4

De lezer laten ontspannen en genieten.

Hoe verliep de les voor jou? Ik kon de vijf w-vragen en de hoe-vraag bij een gebeurtenis uit een verhaal beantwoorden. Ik kon extra kenmerken van een verhaal onderzoeken. Ik werkte goed samen met mijn partners om tot een compromis komen.

Thema 3 - les 4

111


les 6

Wat hebben afleidingen en samenstellingen met elkaar gemeen? Ik kan samenstellingen en afleidingen herkennen en vormen. Ik kan afleidingen vormen door een voor- en/of achtervoegsel aan het grondwoord toe te voegen.

1

Fris je geheugen op. a Lees de woorden. Schrijf in de tweede kolom of het samenstellingen (S) of afleidingen (A) zijn. b Schrijf in de derde kolom de grondwoorden die je in de woorden vindt. Woord

S of A?

Grondwoord(en)

Oorlogswinter

S

oorlog + winter

schuldig

A

schuld

dagboek

S

dag + boek

smakelijk

A

smaak

c Volg het schema.

Ik heb alles juist. Ja!

Nee! Helaas.

Proficiat!

Dat is niet erg!

Bestudeer de taalweter bij oefening 2. Die legt alles nog eens uit.

Nu is iedereen klaar om de oefeningen te maken!

112

Thema 3 - les 6


2

Lees de taalweter.

Wat zijn grondwoorden, samenstellingen en afleidingen? We bedenken niet voor elk nieuw ding een nieuw woord. In plaats daarvan voegen we bestaande woorden samen (bv. muis + mat = muismat) of voegen we voor- en achtervoegsels toe (bv. bruikbaar, waterachtig). Nu je dat weet, kan het je helpen om de betekenis van bepaalde woorden te achterhalen of om ze correct te schrijven.

Wat is een grondwoord? Een grondwoord is de allerkortste vorm van een woord. Je kunt een grondwoord dus niet meer in afzonderlijke woorden splitsen. Bv.  bus, tand, werk, tapijt, douche ...

Wat is een samenstelling? Als je grondwoorden samenvoegt, krijg je een samenstelling. Bv.  brood + mager sport + artikelen + fabrikant

broodmager  sportartikelenfabrikant

Er zijn verschillende soorten samenstellingen: >> >> >> >> >>

met meerdere zelfstandige naamwoorden (bv. televisieaansluiting, netwerkkabel ...) met een bijvoeglijk naamwoord (bv. goedemorgen, rodekool ...) met anderstalige delen (bv. harddisk, webcam, webmaster ...) met een afkorting (bv. tv-programma, cd-speler, USB-stick ...) met als eerste deel de stam van een werkwoord (bv. springplank, looprek ...)

Wat is een afleiding? Een afleiding ontstaat als je aan een woord een voorvoegsel en/of een achtervoegsel toevoegt. Bv.  on + eer aap + in ver + werk + ing

oneer  apin  verwerking

Let op! Voorvoegsels en achtervoegsels krijgen pas hun betekenis wanneer je ze combineert met een grondwoord.

Om een samenstelling te vormen, moet je soms een letter extra, een tussenletter, toevoegen. Bv.  oorlog + wapen = oorlogswapen Ook bij afleidingen moet je met tussenletters rekening houden. Bv.  hart + loos = harteloos Bij afleidingen kunnen ook letters wegvallen: Bv.  einde + ig = eindig

Thema 3 - les 6

113


3

Onderzoek de samenstellingen. a Splits ze en noteer de twee grondwoorden. b Noteer het juiste cijfer: 1 2 3 4 5

voor samenstellingen met twee zelfstandige naamwoorden voor samenstellingen met een bijvoeglijk naamwoord voor samenstellingen met anderstalige delen voor samenstellingen met een afkorting voor samenstellingen met als eerste deel de stam van een werkwoord

Samenstelling

114

Grondwoord 1

Grondwoord 2

Cijfer

donkergrijs

donker

grijs

2

veerkracht

veer

kracht

1, 5

duikboot

duik

boot

1, 5

onlinekrant

online

krant

3

werkkamp

werk

kamp

1, 5

oorlogswapen

oorlog

wapen

1

dvd-hoes

dvd

hoes

1, 3, 4

springplank

spring

plank

5

Thema 3 - les 6


4

Speel vier op een rij. Volg het stappenplan. STAP 1:  Eén leerling neemt een rode stift, de andere een gele. STAP 2:  Draai één stift rond. De leerling naar wie de punt wijst, begint. STAP 3:  Gebruik het taalschrift van die leerling als spelbord. STAP 4:  Zoek één samenstelling. Kleur de grondwoorden die je gebruikt met jouw stift. Bv. Je kiest ‘oorlogswapen’: je kleurt de woorden ‘oorlog’ en ‘wapen’ in jouw kleur. STAP 5:  Daarna is de volgende leerling aan de beurt. STAP 6:  Wie als eerste vier grondwoorden op een rij in zijn of haar kleur heeft, wint. Let op: de woorden moeten bestaan. Als je twijfelt over een woord, zoek het dan op in een woordenboek of op het internet.

oorlog

vee

geweer

zee

oorlog

machine concentratie

wereld

man oorlog springer kamp oorlog kamp

schutter

wapen

boot

veld

jaar

artikel

valscherm

wagen

schip

joden

vlieg

slag

oorlog

gewicht

werk

oorlog

krant gewonden slachtoffer zwaar

magazijn

oorlog kamp scherp wonde duik

Thema 3 - les 6

115


5

Speel het spel een tweede keer. Gebruik nu het taalschrift van de andere leerling.

6

Lees de omschrijving en schrijf op welke afleiding we zoeken. 1 zonder dak boven je hoofd

dakloos

2 opnieuw bouwen

heropbouwen/verbouwen

3 zonder hoop

hopeloos

4 vrouwelijke leider

leidster

5 van België

Belgisch

6 wat je krijgt voor een operatie om de pijn niet te voelen

verdoving

7

Speel Boggle. Om de beurt kiest een leerling een grondwoord. De andere leerlingen noteren binnen de minuut zoveel mogelijk samenstellingen met dat grondwoord. Tips: gebruik kladpapier. Je (online)woordenboek is de scheidsrechter.

8

Hoe verliep de les voor jou? Ik kon de grondwoorden in een samenstelling vinden. Ik kon het grondwoord in een afleiding vinden. Ik kon samenstellingen met bepaalde grondwoorden maken. Ik kon afleidingen met een bepaald grondwoord maken door een voor- en/of achtervoegsel toe te voegen. Ik wist wat voor- en achtervoegsels zijn. Ik kon een spel op een sportieve manier spelen.

116

Thema 3 - les 6


les 8

Strips en dagboeken Ik kan de kenmerken van een dagboekfragment en van een strip(roman) onderzoeken. Ik kan het verschil tussen fictie en non-fictie uitleggen.

1

a Lees de taalweter.

Waarom houden sommige mensen een dagboek bij? Zo staan ze elke keer even stil bij wie ze zijn: hun gevoelens, ideeën, dromen en gedachten. Een leuke manier om jezelf nog beter te leren kennen! Bovendien is het een leuke herinnering voor later.

b Lees de uitleg over het dagboek van Anne Frank.

Anne Frank hield van 12 juni 1942 tot 1 augustus 1944 een dagboek bij. In het begin richtte ze haar brieven aan haar denkbeeldige vriendin Kitty om haar hart te luchten. Maar in de lente van 1944 hoorde ze op de radio een oproep van de minister van Onderwijs: W “Na de oorlog zullen alle getuigenissen van het zijn hart luchten lijden onder de Duitse bezetting verzameld en zijn gevoelens uiten openbaar gemaakt worden zodat iedereen weet wat er gebeurd is.” Als voorbeeld noemde hij onder andere dagboeken. Vanaf toen besloot Anne Frank zoveel mogelijk te noteren in haar dagboek zodat ze na de oorlog een boek kon schrijven en publiceren.

c Wat waren voor Anne Frank de twee redenen om een dagboek bij te houden? Eerste reden: Ze schreef brieven voor zichzelf. Tweede reden: Ze wou na de oorlog haar getuigenis openbaar maken. d Bekijk de foto van Anne op de cover van haar dagboek. Omcirkel een van de eigenschappen die volgens jou bij Anne past en leg in een zin uit waarom je die eigenschap gekozen hebt. Kies uit: stil – nieuwsgierig – brutaal – bezorgd – intelligent – opvallend – eerlijk – onhandig – bescheiden – verstrooid Leg je keuze uit:

Thema 3 - les 8

117


2

a Lees het eerste dagboekfragment.

vrijdag, 9 oktober 1942

Lieve Kitty, Niets dan nare en neerdrukkende berichten heb ik vandaag te vertellen. Onze vele joodse kennissen worden bij groepjes opgepakt. De Gestapo gaat met deze mensen allerminst zacht om, ze worden gewoon in veewagens naar Westerbork, het grote jodenkamp in Drenthe, gebracht. Miep* heeft over iemand verteld die uit Westerbork gevlucht is. Westerbork moet vreselijk zijn. De mensen krijgen haast niets te eten, laat staan te drinken. Er is maar een uur per dag water en een wc en een wastafel voor een paar duizend mensen. Slapen doen ze allemaal door elkaar, mannen, vrouwen en die laatsten en de kinderen krijgen vaak de haren afgeschoren. Vluchten is haast onmogelijk. De mensen zijn gebrandmerkt door hun afgeschoren hoofden en velen ook door hun joodse uiterlijk. Als het in Holland al zo erg is, hoe zullen ze dan in de verre en barbaarse streken leven waar ze heengezonden worden? Wij nemen aan dat de meesten vermoord worden. De Engelse radio spreekt van vergassing, misschien is dat wel de vlugste sterfmethode. W

barbaars onmenselijk

Je Anne

* Miep Gies en haar man waren vrienden van de familie Frank. Zij hielp hen onder te duiken en bracht hen alles wat ze nodig hadden. Uit: Het Achterhuis: Dagboekbrieven 12 juni 1942 – 1 augustus 1944, Anne Frank, Uitgeverij Prometheus

b Vat het fragment in maximaal twee zinnen samen. Anne vertelt over de joden die opgepakt en naar een concentratiekamp gebracht worden. De mensen worden daar misschien zelfs vermoord. Klaarstaande veewagons in Westerbork, Collectie Joods Historisch Museum, Amsterdam. Bruikleen erven mevrouw Nijstad-de Wijze

118

Thema 3 - les 8


c Lees het tweede dagboekfragment.

zaterdag, 30 januari 1943 Lieve Kitty, Ik damp van woede en ik mag het niet tonen, ik zou willen stampvoeten, schreeuwen, moeder eens hard door elkaar schudden, huilen en weet ik wat nog meer om de nare woorden, de spottende blikken, de beschuldigingen die als pijlen uit een scherp gespannen boog mij elke dag opnieuw treffen en die zo moeilijk uit mijn lichaam te trekken zijn. Ik zou moeder, Margot, Van Daan, Dussel en ook vader toe willen schreeuwen: “Laat me met rust, laat me eindelijk een nacht slapen zonder dat mijn kussen nat van de tranen is, mijn ogen branden en mijn hoofd bonst. Laat me weg, weg van alles, liefst weg van de wereld!” W Iedereen vindt me aanstellerig als ik praat, aanstellerig belachelijk als ik zwijg, brutaal als ik overdreven gedragen, antwoord geef, geslepen als ik een goed idee doen alsof heb, lui als ik moe ben, egoïstisch als ik een geslepen hap te veel eet, dom, laf, berekenend, enz. slim en gemeen, sluw enz. De hele dag hoor ik niets anders dan dat berekenend ik een onuitstaanbaar wicht ben, en hoewel op eigen voordeel uit zijn ik erom lach en doe of ik me er niets van aantrek, kan het me wel wat schelen, zou ik het wicht God wel willen vragen me een andere natuur vervelend of dom meisje te geven, die alle mensen niet tegen me in iemand tegen je in het het harnas jaagt. harnas jagen

Je Anne

iets doen waardoor iemand boos op je wordt

Uit: Het Achterhuis: Dagboekbrieven 12 juni 1942 – 1 augustus 1944, Anne Frank, Uitgeverij Prometheus

d Vat het fragment in maximaal twee zinnen samen. Anne voelt zich heel slecht omdat iedereen haar het gevoel geeft dat ze ontzettend vervelend doet. e Anne Frank stierf door ziekte in een concentratiekamp tussen eind februari en begin maart 1945. Stel dat ze nog leefde en dat je haar kon interviewen. Welke vraag zou je haar stellen? Bv. Wat deed je de hele dag in het huis? / Wat deed je als je eigenlijk wou weglopen maar dat niet kon? / Waarom was het gevaarlijk wat Miep deed? / Waarom miste je school zo?

Thema 3 - les 8

119


f Op 30 januari 1943 schrijft Anne: Ik damp van woede. Dat is een voorbeeld van figuurlijk taalgebruik. Leid uit de tekst af wat Anne ermee bedoelt. Anne is heel kwaad. Wij zeggen dan: de stoom komt uit onze oren.

3

Onderzoek de verschillende kenmerken van het dagboek. a Hoeveel lijnen hebben de twee fragmenten samen? 47 Dat is lang / kort (schrap wat niet past). b Welke feiten of gevoelens worden beschreven? Verslag van feiten

Beschrijving van gevoelens

Fragment 1: Joden worden opgepakt en

Fragment 1: angst, afschuw, medelijden,

naar concentratiekampen gebracht.

verdriet

Fragment 2: geen feiten

Fragment 2: Anne voelt zich niet

aanvaard. Ze voelt zich boos, verdrietig,

eenzaam, brutaal, aanstellerig, dom ...

Besluit: Een dagboek vertelt vooral hoe de schrijver zich voelt bij wat er gebeurt. c Is dit dagboek fictie of non-fictie? Schrap wat niet past: fictie / non-fictie.

Anne beschrijft waargebeurde feiten, maar ze schrijft er niet objectief over. Ze heeft de feiten van anderen, ze weet niet of ze waar zijn. In haar dagboek schrijft ze vooral over haar mening en gevoelens. Het is een verhaal (fictie) dat ook waargebeurde feiten bevat. d Duid aan waar je de informatie voor je samenvatting vond. in de titel in de inleiding

120

Thema 3 - les 8

x in de hele tekst

in het slot

Š United Archives GmbH / Alamy Stock Photo

Verklaar je antwoord.


e Duid aan hoe de informatie wordt meegedeeld. x vanuit de eerste persoon

vanuit de tweede persoon vanuit de derde persoon f Duid de kenmerken van de titel van het dagboek aan. Let op: er zijn meerdere antwoorden mogelijk. De titel: x moet de lezer nieuwsgierig maken. moet mooi zijn. moet een volledige zin zijn. x moet geen volledige zin zijn. x mag niet te veel informatie over de inhoud weergeven. g Duid het doel van een dagboek aan. x laten ontspannen en genieten

een manier geven om vrije tijd in te vullen snel en zo volledig mogelijk informeren over wat er in de wereld gebeurt of gebeurde de gevoelens leren kennen van anderen in de wereld h Vat de kenmerken van het dagboekfragment samen. De kenmerken van het dagboekfragment

Lengte

kort / lang

Inhoud bestaat vooral uit

een verslag van feiten / een beschrijving van gevoelens

Belangrijkste informatie: waar? Persoon waarin tekst geschreven is Kenmerken van de titel

in de hele tekst eerste / tweede / derde 1 maakt de lezer nieuwsgierig 2 moet geen volledige zin zijn 3 mag niet te veel informatie over de inhoud geven

Doel van de tekst

ontspannen en genieten

i Keer even terug naar oefening 2e. Je partner speelt de rol van Anne Frank en geeft antwoord op je interviewvraag. Daarna wisselen jullie van rol.

Thema 3 - les 8

121


4

a Lees het fragment uit de striproman ‘Het achterhuis’.

W

122

Thema 3 - les 8

de striproman stripverhaal met het karakter van een roman; = beeldroman of graphic novel


Thema 3 - les 8

123


b Omcirkel wat voor jou past. Je mag meerdere woorden omcirkelen. Ik vind de tekeningen in deze strip: meisjesachtig

onaangenaam

vrolijk

bedreigend

mysterieus

mooi

afschuwelijk

donker

vinnig

grappig

angstaanjagend

bijzonder

c Leg een van je keuzes uit.

5

Onderzoek de kenmerken van de striproman. a In een strip is het moeilijk om het aantal lijnen van het verhaal te tellen. Een strip ziet er immers helemaal anders uit dan een tekst. Vul de woorden in. Kies uit: tekeningen – tekstballonnen – een balk – een verteller – de zinnen – de tekenaar

In een strip staan elkaar. De schrijver of

niet onder

de zinnen de tekenaar

laat de personages praten met behulp van tekstballonnen een verteller

in

een balk

wordt weergegeven door

124

Thema 3 - les 8

. Er is dikwijls  . Zijn tekst komt bovenaan  . Wat de personages doen, tekeningen

.


b Welke feiten of gevoelens worden beschreven? Feiten

Gevoelens

Anne en haar zus pakken alles in om

verdriet

onder te duiken.

angst

woede

besluiteloosheid

Besluit: Er worden meer gevoelens dan feiten beschreven. c Is deze strip fictie of non-fictie? Schrap wat niet past: fictie / non-fictie. Leg uit: Anne beschrijft waargebeurde feiten, maar ze schrijft er niet objectief over. In haar dagboek schrijft ze vooral over haar mening en gevoelens. Het is een verhaal (fictie) dat waargebeurde feiten bevat. d Duid aan waar je de informatie voor je samenvatting vond. in de titel in de inleiding

x in de hele tekst

in het slot

e Duid aan hoe de informatie wordt meegedeeld. x vanuit de eerste persoon

vanuit de tweede persoon vanuit de derde persoon f Duid de kenmerken van de titel van de striproman, Het achterhuis, aan. Let op: er zijn meerdere antwoorden mogelijk. De titel: x moet de lezer nieuwsgierig maken. moet mooi zijn. moet een volledige zin zijn. x moet geen volledige zin zijn. x mag niet te veel informatie over de inhoud weergeven.

Thema 3 - les 8

125


g Duid het doel van de strip aan. x laten ontspannen en genieten

een manier geven om vrije tijd in te vullen snel en zo volledig mogelijk informeren over wat er in de wereld gebeurt of gebeurde de gevoelens leren kennen van anderen in de wereld h Vat de kenmerken van de striproman samen in de tabel. De kenmerken van de strip(roman)

Lengte

kort / lang

Inhoud bestaat vooral uit

een verslag van feiten / een beschrijving van gevoelens

Belangrijkste informatie: waar? Persoon waarin tekst geschreven is Kenmerken van de titel

in het hele verhaal eerste / tweede / derde 1 maakt de lezer nieuwsgierig 2 moet geen volledige zin zijn 3 mag niet te veel informatie over de inhoud geven

Doel van de tekst

6

ontspannen en genieten

Hoe verliep de les voor jou? Ik kon de kenmerken van een dagboekfragment onderzoeken. Ik kon fragmenten in maximaal twee zinnen samenvatten. Ik kon de kenmerken van een striproman onderzoeken. Ik kon het verschil tussen fictie en non-fictie uitleggen. Ik werkte goed samen met mijn partner.

126

Thema 3 - les 8


les 9

Wat ik beleef, verdient ook een verslag! Ik kan een verslag schrijven van een gebeurtenis, een eigen belevenis of ervaring met persoonlijke indrukken en een eigen mening.

1

Bepaal het schrijfdoel. a Vul het woordenweb aan met enkele interessante of spannende gebeurtenissen, belevenissen of ervaringen. b Omcirkel de gebeurtenis, belevenis of ervaring die je wilt beschrijven in je verslag.

gebeurtenissen belevenissen ervaringen

Thema 3 - les 9

127


2

Verzamel woorden en ideeĂŤn voor de inhoud van je verslag. Beantwoord voor jouw gebeurtenis de vijf w-vragen en de hoe-vraag.

Wat?

Waar? ?

?

Wanneer? ? Waarom?

Wie? ?

?

Wie?

Wat?

Waar?

Wanneer?

Hoe?

3

4

128

Waarom?

Hoe?

Kies een soort verslag en herlees de kenmerken in je taalschrift.

een krantenartikel (p. 105)

een dagboekfragment (p. 121)

een verhaal (p. 111)

een strip(roman) (p. 126)

Schrijf je verslag. Werk op een los blad of op de computer. Tip: houd rekening met de aandachtspunten van oefening 5.

Thema 3 - les 9


5

a Herlees en controleer je tekst. Vink aan wat in orde is.

Hoe schrijf ik een goed verslag?

Ik denk aan de indeling van een tekst: inleiding, midden en slot. Ik gebruik alle antwoorden op de vijf w-vragen en de hoe-vraag in mijn verslag. Ik controleer de kenmerken van het soort verslag dat ik koos. Ik schrijf correcte zinnen en denk daarbij aan hoofdletters en leestekens. Ik zoek de schrijfwijze van moeilijke woorden op. Ik schrijf verzorgd.

b Verbeter de items die je niet aanvinkte.

6

Maak ĂŠĂŠn of meerdere illustratie(s) bij je verslag.

Thema 3 - les 9

129


7

Lees het verslag van een andere leerling uit je groep. Beoordeel aan de hand van de onderstaande criteria.

1 Ik kon me inleven in het verslag. 2 Het verslag had een goed / grappig / spannend einde. 3 Je koos een krantenartikel: het verslag bevatte vooral feiten, weinig gevoelens. 4 Je koos een verhaal of dagboek: het verslag bevatte vooral gevoelens. 5 Je koos een striproman: het verslag bevatte vooral gevoelens.

8

Ja

Nee

Hoe verliep de les voor jou? Ik kon de vijf w-vragen en de hoe-vraag bij een gebeurtenis in een verslag verwerken. Ik kon de verschillende kenmerken van het gekozen verslag gebruiken in mijn tekst. Ik verbeterde de items in mijn verslag die nog niet in orde waren. Ik beoordeelde het verslag van een klasgenoot volgens de gegeven criteria. Ik luisterde aandachtig wanneer een groepslid zijn verslag voorlas.

130

Thema 3 - les 9


les 11

Verover je kennis over zinnen Ik kan de twee delen van een zin benoemen als onderwerp en rest van de zin. Ik kan werkwoorden rubriceren als werkwoorden die zeggen wat het onderwerp doet of wat ermee gebeurt of als werkwoorden en andere woorden die zeggen wat het onderwerp is of wordt. Ik kan de persoonsvorm herkennen.

1

a Lees de taalweters.

Wat is een onderwerp?  In een zin zeggen we iets over iets of iemand. Waarover of over wie? Dat is het onderwerp van die zin. Het is niet altijd eenvoudig om het onderwerp in een zin op te sporen. Bv.  Opa en oma komen vandaag logeren. Ik ben het onderwerp van mijn zin, meester!

Hoe vind ik het onderwerp? Met dit trucje lukt het altijd: 1 Maak een ja-neevraag. 2 De persoonsvorm komt vooraan te staan. 3 Het onderwerp komt na de persoonsvorm. Bv.  Lotta is altijd blij als Finn komt logeren.   Is Lotta altijd blij als Finn komt logeren?

Schipper, mag ik overvaren?   Mag ik overvaren, schipper?

Het onderwerp markeer je geel.

Wat is een persoonsvorm?  De persoonsvorm is de werkwoordsvorm die bij het onderwerp past. Dat onderwerp kan een persoon, dier, plant of voorwerp zijn. De persoonsvorm staat meestal in de buurt van het onderwerp.

Vind ik zo de persoonsvorm?

Bv.  Ik sta, de leeuw staat, de huizen staan ...

Hoe vind ik de persoonsvorm? Je vindt de persoonsvorm door een ja-neevraag te stellen. De persoonsvorm komt vooraan te staan. Bv.  Opa houdt van snorkelen.

Houdt opa van snorkelen?

Gevonden? Onderstreep dan steeds de persoonsvorm! Thema 3 - les 11

131


b Lees de tekst.

Je bent de opperbevelhebber van een echt leger. Jij stelt je troepen op. Alleen jij bedenkt hoe je slagkracht het beste tot zijn recht komt zonder de verdediging te verwaarlozen. Ga je aanvallen over rechts, maar is je linkerflank daardoor niet kwetsbaar? Je vlag is het belangrijkste. Is die voldoende beschermd? En bovenal: wat doet je tegenstander? Heb je door wat hij in zijn schild voert? c Markeer in elke zin: het onderwerp. d Onderstreep telkens de persoonsvorm. 1 Je bent de opperbevelhebber van een echt leger. 2 Ga je aanvallen over rechts? 3 Je linkerflank is daardoor kwetsbaar. 4 Je vlag is het belangrijkste. 5 Wat doet je tegenstander?

132

Thema 3 - les 11

W

de opperbevelhebber persoon die aan het hoofd staat van het hele leger de slagkracht kracht waarmee je de vijand aanvalt de flank zijkant iets in zijn schild voeren een geheim plan hebben


2

a Lees de taalweter.

Welk zinsdeel zegt wat het onderwerp doet of wat ermee gebeurt? ste 4 rijen; ĂŠĂŠn stuk per veld. Je plaatst de stukken met hun rang naar jou toe;

✓ Iedere Iedere speler speler beschikt beschikt over over een een leger leger van van 40 40 speelstukken. speelstukken. Plaats Plaats de de stukken stukken op op de de eereer✓

ste 4 rijen; ĂŠĂŠn stuk per veld. Je plaatst de stukken met hun rang naar jou toe; jeWelke tegenstander mag herken straks niet niet zien om welk welk stuk stuk het het gaat. gaat. werkwoorden je inzien de zin? je tegenstander mag straks om ✓ Je Je opstelling is belangrijk; belangrijk; hij kan kan beslissend zijngebeurt? voor winst winst of of verlies. verlies. Lees Lees de de regels regels Zeggen ze wat het onderwerp doetbeslissend of wat ermee ✓ opstelling is hij zijn voor voor het het verplaatsen van van de de stukken stukken en en aanvallen aanvallen aandachtig aandachtig door door en en bekijk bekijk dan dan de de voor In een zinverplaatsen kan ĂŠĂŠn werkwoord staan (de persoonsvorm). strategische tips aan het einde van deze handleiding. strategische tips aan het einde van deze Bv.  De meester geeft ons vandaag geenhandleiding. huiswerk.

DOEL VANinHET HET SPEL: Soms staan een zinSPEL: ook twee of meer werkwoorden. DOEL VAN

Verover demeester vlag van vanheeft je tegenstander tegenstander Ăłfgeen schakel al zijn zijngegeven. bewegende stukken stukken uit. uit. Bv.  De ons vandaagĂłf huiswerk Verover de vlag je schakel al bewegende dit werkwoord of deze werkwoorden altijd aan met een groene markering. DEDuid STRIJD BEGINT: DE STRIJD BEGINT: Onderstreep de persoonsvorm.

De spelers spelers doen doen om om de de beurt beurt een een zet. zet. De Rood begint. begint. Als Als je je aan aan zet zet bent bent mag mag je: je: een een stuk stuk verplaatsen verplaatsen of of een een stuk stuk aanvallen aanvallen Rood b Lees de tekst.

Je kunt kunt in in ĂŠĂŠn ĂŠĂŠn beurt beurt niet niet verplaatsen verplaatsen ĂŠn ĂŠn aanvallen aanvallen (behalve (behalve de de verkenners verkenners en en de de infi infiltrant ltrant Je zie speciale speciale stukken). stukken). Als Als je je geen geen zet zet meer meer kunt kunt doen, doen, dan dan ben ben je je verslagen. verslagen. zie

EEN STUK VERPLAATSEN EEN STUK VERPLAATSEN: EEN STUK VERPLAATSEN:

Je verplaatst per beurt maar veld (behalve de de ver Je Je1 kunt kunt per beurt beurt maar ĂŠĂŠn stukĂŠĂŠn ĂŠĂŠnstuk veldĂŠĂŠn verplaatsen (behalve per maar ĂŠĂŠn stuk ĂŠĂŠn veld verplaatsen (behalve de ververkenners, zie Speciale Stukken). Stukken mogen naar voren, naar kenners zie zie Speciale Speciale Stukken). Stukken). Stukken Stukken mogen mogen naar naar voren, voren, naar naar achteachtekenners links en naar rechts worden verplaatst, maar nooit diagonaal. ren, naar naar links links en en naar naar rechts rechts worden worden verplaatst, verplaatst, maar maar nooit nooit diagonaal. diagonaal. ren, ĂŠĂŠn veld kunnen nooit twee stukken staan. 2 Opstukken Twee kunnen nooit samen op ĂŠĂŠn veld staan Twee stukken kunnen nooit samen op ĂŠĂŠn veld staan mogen nooit over bezet veld springen. 3 Stukken Stukken Stukken kunnen niet over eeneen bezet veld springen. kunnen niet over een bezet veld springen. In het midden van het bord liggen twee meertjes. stukkenkunnen 4 In In het het midden midden van van het het bord bord liggen liggen twee twee meertjes. meertjes. De DeDe stukken kunnen stukken kunnen de meertjes niet betreden en er ook niet overheen springen. de meertjes niet betreden en er ook niet overheen springen. de meertjes niet betreden en er ook niet overheen springen. Ze verdrinken in het meer. Als je een zet hebt gedaan en je hebt je stuk losgelaten, dan mag je niet Als je een zet hebt gedaan en je hebt je stuk losgelaten, dan mag je niet meer terugzetten. je het stuk losliet, mag je het niet meer verzetten. 5 Alsterugzetten. meer Je mag eeneen stuk nietniet vaker dan drie keer over twee velden heen en en weer weer Je mag stuk meer dan drie keer heen en velden weer schuiven. 6 Je mag een stuk niet vaker dan drie keer over twee heen schuiven. De speler die als eerste begint, stopt als eerste. schuiven. De speler die hier mee begint, moet moet er als als eerste mee verplaatst. stoppen. Letspeler op! Dedie vlag enmee de bommen kunnen niet worden De hier begint, er eerste mee stoppen. Ook Ook mag mag je je niet niet voortdurend voortdurend achter achter een een vijandelijk vijandelijk stuk stuk aan aan blijven blijven lopen, zonder zonder dat dat je je het het te te pakken pakken kunt kunt krijgen. krijgen. De De aanvaller aanvaller moet moet hier hier mee mee stoppen. stoppen. lopen, Let op! De vlag en de bommen kunnen niet worden verplaatst. c Markeer in elke zin: Let op! De vlag en de bommen kunnen niet worden verplaatst. Deze stukken stukken blijven blijven gedurende gedurende het het spel spel staan staan waar waar ze ze bij bij de de opstelling opstelling zijn zijn neergezet. neergezet. Deze het onderwerp. het werkwoord of de werkwoorden die zeggen wat het onderwerp doet of wat ermee gebeurt. EEN STUK STUK AANVALLEN: EEN AANVALLEN:

Als er er een een vijandelijk vijandelijk stuk stuk naast, naast, achter achter of of voor voor jouw jouw stuk stuk staat staat mag mag je je het het aanvallen. aanvallen. Als d Onderstreep telkens de persoonsvorm. Aanvallen mag mag nooit nooit diagonaal diagonaal en en is is nooit nooit verplicht. verplicht. Aanvallen 1 Je verplaatst per beurt maar ĂŠĂŠn stuk ĂŠĂŠn veld. 2 Op ĂŠĂŠn veld kunnen nooit twee stukken staan. 3 Stukken mogen nooit over een bezet veld springen. 4 In het midden van het bord liggen twee meertjes. 5 De stukken verdrinken in het meer.

4

6 De vlag en de bommen staan op dezelfde plaats.

00495_stratego_handl.indd 44 00495_stratego_handl.indd

06-06-11 13:02 13:02 06-06-11

Thema 3 - les 11

133


3

a Lees de taalweter.

Welk zinsdeel zegt wat of hoe iemand is of wordt? Welk werkwoord (zijn of worden) + welk ander woord zeggen wat of hoe het onderwerp is of wordt? Bv.  Ik ben ziek. Ik word morgen kampioen. Duid dit werkwoord + het andere woord (of woorden) altijd aan met een roze markering. Onderstreep de persoonsvorm. b Lees de tekst.

DE SPEELSTUKKEN

Dit zijn de speelstukken van het speelbord. Op de afbeelding zie je de speelsterkte van het stuk. De maarschalk is altijd de hoogste in rang en de spion is de laagste in rang. Het cijfer in de rode bolletjes is het aantal stukken in het spel.

c Markeer in elke zin: het onderwerp. het werkwoord en de andere woorden die zeggen wat het onderwerp is of wordt. d Onderstreep telkens de persoonsvorm. 1 De maarschalk is altijd de hoogste in rang. 2 De spion is de laagste in rang. 3 De spion is een personage met eigen regels. 4 Het cijfer in de rode bolletjes is het aantal stukken in het spel. 5 Dit zijn de speelstukken van het speelbord.

134

Thema 3 - les 11


4

a Lees de tips bij het spel.

DE OPSTELLING

✓ Je zet je vlag op de laatste rij(en). Je zet er eventueel bommen omheen, zodat alleen vijandelijke mineurs je vlag kunnen veroveren. ✓ Je plaatst een aantal verkenners op de eerste rijen. Maar je bewaart er ook enkele voor het einde van het spel. Ze zijn handig om de spion of zelfs de vlag onschadelijk te maken. ✓ Je plaatst je spion best in de buurt van je generaal. Als je generaal bedreigd wordt door de vijandelijke maarschalk, dan kan de spion je generaal beschermen.

HET SPEL

✓ Het is verleidelijk om met hogere stukken onbekend vijandelijk gebied in te trekken. Het risico is groot: als je een kolonel of nog hoger verliest, leidt dat meestal tot verlies van de partij. ✓ Zodra je de vijandelijke maarschalk kent, kan jouw generaal ieder stuk slaan dat bewogen heeft en niet door de maarschalk wordt gedekt.

b Schrijf het nummer van de zin in de juiste kolom. 1 2 3 4

Je bewaart enkele verkenners voor het einde van het spel. Je plaatst je spion best in de buurt van je generaal. Jij en je vrienden spelen dit spel met heel veel plezier. Ze zijn handig om de spion onschadelijk te maken.

In deze zinnen zegt het werkwoord of zeggen In deze zinnen zegt het werkwoord samen de werkwoorden wat het onderwerp doet of met één of meer andere woorden wat het wat ermee gebeurt. onderwerp is of wordt.

5

1–2–3

4

a Markeer in elke zin: het onderwerp. het zinsdeel (dat bestaat uit één of meer werkwoorden) dat zegt wat het onderwerp doet of wat ermee gebeurt. het zinsdeel (dat bestaat uit één of meer werkwoorden en andere woorden) dat zegt wat het onderwerp is of wordt. b Onderstreep telkens de persoonsvorm. 1 Je vlag zet je op de laatste rij. 2 Je beschermt je vlag met de bommen. 3 Je spion kan de generaal beschermen. 4 Het risico is groot. Thema 3 - les 11

135


6

a Beoordeel de zinnen en kleur het juist vakje. Zo vind je de slogan van Stratego.

EEN STUK AANVALLEN

Je neemt jouw stuk en tikt het vijandelijke stuk voorzichtig aan. Je zegt de rang en het nummer van jouw stuk. Je tegenstander antwoordt met de rang en het nummer van zijn aangevallen stuk. Als de rang van jouw stuk hoger is, dan gaat het vijandelijke stuk van het bord en jouw stuk neemt de plaats in van het vijandelijke stuk. Als de rang van jouw stuk lager is, dan gaat jouw stuk van het bord. Het vijandelijke stuk blijft staan op zijn plaats. Als de rangen van beide stukken gelijk zijn, dan gaan beide speelstukken van het bord.

Majoor (7)    Kapitein (6) De majoor wint!

Zin

Waar

Niet waar

Een

Het

klassieke

modern

Je zegt de rang en het nummer van jouw stuk.  ‘Zegt de rang en het nummer van jouw stuk‘ is de rest van de zin.

spel

verhaal

De rang van jouw speelstuk is hoger.  ‘Is hoger’ zegt wat of hoe het onderwerp is.

van

over

oorlog

aanval

of

en

verdediging

vrede

Kinderen vinden Stratego een leuk spel.  ’Een leuk spel’ is het onderwerp van deze zin. Je neemt je stuk.  ‘Neemt‘ is de persoonsvorm.

Het vijandelijke stuk verdwijnt van het bord.  ‘Verdwijnt’ zegt wat het onderwerp is of wordt. Van beide stukken zijn de rangen gelijk.  ‘Van beide stukken’ is het onderwerp in deze zin. De majoor wint van de kapitein.  ‘Wint’ zegt wat het onderwerp doet of wat ermee gebeurt. b Schrijf de slogan op. Het klassieke spel van aanval en verdediging

136

Thema 3 - les 11


7

Hoe verliep de les voor jou? Ik kon het onderwerp in de zin vinden. Ik kon de rest van de zin vinden. Ik kon de persoonsvorm in de zin onderstrepen. Ik kon de werkwoorden die zeggen wat het onderwerp doet of wat ermee gebeurt, aanduiden. Ik kon de werkwoorden (en woorden) die zeggen wat of hoe het onderwerp is of wordt, aanduiden.

Thema 3 - les 11

137


les 12

Nu alles voorbij is, begint alles wat voorbij is opnieuw. Ik kan genieten van gedichten. Ik kan de gedichten lezen met aandacht voor het leestempo, de articulatie en de expressie.

1

Lees de gedichten op p. 141-143 in stilte.

2

Kies je favoriete gedicht. Ik kies gedicht

3

Oefen om dat gedicht voor te dragen. Denk daarbij aan de volgende tips:

Voor het voordragen: 1 Doe mondspieroefeningen.  Doe alsof je een banaan eet: pel een banaan en stop die in één keer in je mond.  Doe alsof je een watermeloen eet: knabbel aan een groot stuk watermeloen van links naar rechts en van rechts naar links.  Doe alsof je druiven eet: trek een druif van de tros, gooi die in de lucht, vang ze op met je mond, knabbel erop en spuug de pitjes uit. 2 Lees je gekozen gedicht minstens vijf keer in stilte. Zo struikel je bij het voorlezen niet over je woorden. 3 Zorg dat je alle woorden begrijpt. 4 Zorg dat je het gevoel bij het gedicht begrijpt en dat je dat gevoel in het gedicht kunt leggen. Tijdens het voordragen: 1 Praat traag. 2 Neem na elke strofe een pauze (tel tot drie). 3 Articuleer. 4 Zorg ervoor dat het gevoel dat je in het gedicht legt, duidelijk is. Na het voordragen: Vul de zelfevaluatie in.

138

Thema 3 - les 12


Zelfevaluatie voor het lezen: gedicht 1 Ik deed mondspieroefeningen. 2 Ik las het gedicht minstens vijf keer in stilte. 3 Ik begrijp alle woorden. 4 Ik begrijp het gevoel bij het gedicht. 5 Ik kan dat gevoel in mijn voordracht leggen.

Ja

Nee

Dit is het gevoel dat ik duidelijk wil maken: Als je kruisjes hebt staan in de kolom 'nee', oefen dan verder tot ook die punten in orde zijn.

4

Elke leerling leest zijn gedicht expressief voor. Luister aandachtig.

5

Evalueer hoe jij je gedicht voorlas.

Zo lees ik een gedicht voor. Ik sprak traag. Ik nam een pauze na elke strofe. Ik articuleerde goed. Ik maakte het gevoel van mijn gedicht duidelijk door de manier waarop ik het voordroeg.

6

De leerlingen van jouw groep evalueren jouw voordracht. Ze gebruiken daarvoor het kopieerblad en bespreken dat met jou. Neem na de bespreking hun evaluatie hier over.

Zelfevaluatie voor het lezen: gedicht 1 De luisteraar kon zich inleven in het voorgedragen gedicht. 2 Ik sprak traag. 3 Ik nam een pauze na elke strofe. 4 Ik articuleerde goed. 5 Ik maakte het gevoel van het gedicht duidelijk door de manier waarop ik het voordroeg.

Ja

Nee

Dit is het gevoel dat ik duidelijk maakte: Thema 3 - les 12

139


7

Hoe verliep de les voor jou? Ik kon de gedichten lezen met aandacht voor het leestempo, de articulatie en de expressie. Ik genoot van gedichten.

140

Thema 3 - les 12


Gedichtenbundel Gedicht 1

als niemand luistert naar niemand vallen er doden in plaats van woorden

Gedicht 2 Tot de doden Wij kunnen U niet meer bereiken Wij komen een zintuig te kort Wij leggen ons neer bij feiten Dat gij minder en minder wordt De enkele keren dat ge In dromen nog ons verschijnt Wordt ge al ijler en ijler Tot ge voor altijd verdwijnt Straten houden uw namen Voor heden en morgen in stand Maar onze kinderen brengen Ze niet meer met u in verband Het land ligt nog net als het toen lag Van polder tot polder te kijk De mensen die er in wonen Blijven zichzelven gelijk Maar éénmaal per jaar is de stilte Tot de hemel toe van u vervuld En belijden wij zonder woorden Onze dankbaarheid, onze schuld

Van: Jana Beranova

Uit: De dichter is een tovenaar: 175 gedichten voor kinderen, Jan Van Coillie, Klaas Verplancke, Averbode, 2000

Gedicht 3 School voor halve dagen Leuk was dat, van mijn bank glijden tot onder het schrijfblad, tot juf vertelde dat het een tijd was van gevaar, bij luchtalarm moesten we onder het vak roetsjen, kijk maar naar Leendert die weet hoe dat gaat en bij de tweede keer alarm netjes de gang op en tegen de stropakken liggen, zo zouden we veilig zijn en de rest van de dag naar huis mogen, we zouden dan vrij zijn en niet bang voor gevaar. Echt bang waren we nooit in die gedeelde school voor halve dagen.

Van: Ed Hoornik © 1972 Ed Hoornik en Meulenhoff Boekerij bv, Amsterdam

W

ijler dunner, vager belijden bekennen roetsjen snel naar beneden glijden

Van: Leendert Witvliet Uit: Vijf draken verslagen, Querido’s Poëziespektakel 4, Antwerpen, Querido, 2011 Thema 3 - les 12

141


Gedicht 4 Mensen met koffers Mensen met koffers gaan over de wereld, van oorlog naar vrede, van honger naar brood. Vaak zijn ze niet welkom, dan moeten ze terug, van voedsel naar honger, van leven naar dood. Mensen met koffers, ze reizen per vliegtuig, ze reizen per ezel, per trein of per vlot. Ze vluchten voor machthebbers en hun soldaten, voor beul of tiran, of een andere God. De geur van het gras dat je grootvader maaide, het wuivende graan dat je vader eens zaaide. Het kleine verdriet dat je moeder steeds suste, heur haar dat zo kriebelde als ze je kuste. Dat alles was thuis, dat alles en meer. Dat alles, dat alles, dat alles nooit weer. Mensen met koffers gaan over de wereld. Altijd op de vlucht naar de volgende grens. Ze vluchten voor tovenaars, reuzen en heksen, voor duivel en draak – die vermomd gaan als mens. Van: Sjoerd Kuyper Uit: De dichter is een tovenaar: 175 gedichten voor kinderen, Jan Van Coillie, Klaas Verplancke, Averbode, 2000

Gedicht 5 X De bommenwerpers dalen. Hoor ze grommen. Loop niet zo ver van mij in deze verraderlijke mist. Al scheiden ons maar drie meter ik heb je al drie keer gemist. Mijn blik is bewasemd als mijn bril. Kom naast mij lopen, met je elleboog tegen mijn ribben. Kom zo dicht als je kan. Zoals straks in onze kist. Van: Hugo Claus Uit: Oktober ’43, Hugo Claus, De Bezige Bij, 1998

142

Thema 3 - les 12

W

de beul iemand die mensen doodmaakt nadat ze de doodstraf hebben gekregen de tiran iemand die op een wrede manier heerst heur haar haar haren verraderlijk gevaarlijk, onbetrouwbaar bewasemd bedekt met een dun laagje vocht


Gedicht 6

Gedicht 7

De laatste brief

Oorlog

De wereld scheen vol lichtere geluiden en een soldaat sliep op zijn overjas. Hij droomde lachend dat het vrede was omdat er in zijn droom een klok ging luiden.

Hé, kleine jongen op tv, ben je soms alleen? Gister had ik nog een pop. Nu alleen nog maar een been. Arme jongen op tv, wat ga je met dat beentje doen? Dat beentje laat ik lopen. Lopen zonder schoen. Lieve jongen op tv, waarom heb je dat been bewaard? Het zal me brengen naar mijn huis. Moeder wacht al bij de haard.

Er viel een vogel die geen vogel was niet ver van hem tussen de warme kruiden. En hij werd niet meer wakker want het gras werd rood, een ieder weet wat dat beduidde. Het regende en woei. Toen herbegon achter de grijze lijn der horizon het bulderen – goedmoedig – der kanonnen. Maar uit zijn jas, terwijl hij liggen bleef, bevrijdde zich het laatste wat hij schreef: liefste, de oorlog is nog niet begonnen. Van: Bertus Aafjes

Van: Mirjam Van Houten Uit: Vijf draken verslagen, Querido’s Poëziespektakel 4, Querido, 2011

Uit: De verzamelde gedichten 1938-1988 © 1990 Bertus Aafjes – Meulenhoff Boekerij bv, Amsterdam

Gedicht 8

Januari 1943 Op die landweg moeder hield je me minuten vast je ogen waren rood je jas die rook naar stad de Duitser had per kaart gemeld mijn vader hij was dood in Neuengamme bitter oord daar hadden ze hem vermoord. Van: Remco Campert

Uit: Scènes in Hotel Morandi, Remco Campert, De Bezige Bij, 1983

W

beduiden betekenen Neuengamme concentratiekamp in Duitsland het bitter oord akelige plaats

Thema 3 - les 12

143


les 15

Bedachtzaam met woorden Ik kan woorden uit dit thema verklaren en ze gebruiken. Ik kan woorden en uitdrukkingen opzoeken in het woordenboek.

1

Lees bij elke tiran de tekst. Vul de eigenschap in die het best bij hem past. Kies uit: achterdochtig – bedachtzaam – geslepen – verraderlijk

1

Generaal Pienosjet is heel slim. Hij heeft snel door wat andere mensen denken. Hij is ook gemeen: tegenstanders gooit hij in de gevangenis of hij laat ze ‘verdwijnen’. Pienosjet is

2

.

geslepen

Keizer Leo vertrouwt niemand. Zelfs zijn vrouw en kinderen laat hij in de gaten houden. Iemand proeft altijd zijn eten en drinken voor, want hij is bang dat iemand hem wil vergiftigen. Leo is

.

achterdochtig

3

President Li doet nooit iets zonder er eerst heel goed over nagedacht te hebben. Hij is voorzichtig en probeert zijn doelen stap voor stap te bereiken. Li is

4

bedachtzaam

.

President Iman kwam aan de macht met behulp van een groep militairen. Hij deed alsof hij hun beste vriend was. Ze dachten dat ze hem konden vertrouwen, maar hij heeft de een na de ander uit de weg laten ruimen. Iman is

144

Thema 3 - les 15

verraderlijk

.


2

3

Welke zin hoort bij welk woord? Verbind. de beul

Tijdens de Tweede Wereldoorlog arresteerden de Duitsers vaak heel veel mensen tegelijk.

je hart luchten

Ik heb hem eens precies verteld wat ik van hem denk!

aanstellerig

Hij draagt een kap over zijn hoofd, zodat hij niet herkend wordt als hij mensen ter dood brengt.

de razzia

Als Timo een grapje maakt, lacht Lisa altijd heel overdreven, ook als het helemaal niet grappig is.

Vul de woorden in op de juiste plaats. Kies uit: barbaars – berekenend – in het harnas gejaagd

Boer Janssen is alleen maar uit op zijn eigen voordeel. Hij is Zijn dieren behandelt hij

barbaars

.

berekenend  : hij propt veel te veel varkens en

kippen in een hok, slaat zijn dieren en geeft ze vaak te weinig water en voedsel. Omdat hij zo gemeen is tegen zijn dieren, heeft hij dierenliefhebbers tegen zich in het harnas gejaagd

. Een van de

dierenliefhebbers zegt: “Janssen probeert ons de mond te snoeren, maar dat laten we niet gebeuren. We vertellen iedereen hoe hij met zijn dieren omgaat.”

Thema 3 - les 15

145


4

Los de rebus op. 1

je hart luchten

geslepen

2

3

in het harnas jagen

5

Beschrijf een situatie waarin het verstandig is om achterdochtig te zijn.

6

Heb jij weleens iemand tegen je in het harnas gejaagd? Leg uit.

146

Thema 3 - les 15


7

Hoe verliep de les voor jou? Ik kon woorden uit dit thema gebruiken. Ik kon woorden en uitdrukkingen vlot opzoeken in het woordenboek.

Thema 3 - les 15

147


148


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.