STORIA HD Live 3 DDG - D/A (editie 2024)

Page 1


IN

VA

N

3

Doorstroomfinaliteit domeingebonden Dubbele finaliteit

aa r

@

Leerwerkboek

In

ki

jk

ex

em

pl

Kristel Bekers Gorik Goris Senne Hendrickx Rogier Lindemans Kris Merckx Wim Moreau Jacky Philips Luc Van den Broeck Jos van Dooren o.l.v. Katleen Dillen


INHOUD Les 1

Inleiding

4

E De middeleeuwen van 900 tot 1450

111

A Over oude en nieuwe dingen

9

112 117

Les 2 Les 3

10 14

19

B De vroege middeleeuwen

28

F Cultuur in de middeleeuwen

Les 5

29

N

VA

125 136

145 146

Les 15 Kerk en christendom Onderzoek 4: misdaad en straf 39 Les 16 De kruistochten Ontdekplaat –De kruistochten 46 Les 17 Romaanse en gotische kunst 55 Ontdekplaat –Cultuur in de middeleeuwen: bouwkunst 56 Overzicht F

147 159 165

Les 7 Leven met honger, ziekten en dood Ontdekplaat –De pest Les 8 Landbouw en voedsel Ontdekplaat –Landschap Les 9 De standensamenleving Onderzoek 2: jong zijn in de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd Ontdekplaat –De vrouw in de middeleeuwen Overzicht C

57

G Synthese

184

68

Les 18 Beroemde en beruchte middeleeuwers Woordenlijst Mijn persoonlijk woordenboek Uitvouwbare tijdlijn Schema historisch denken

185

D Niet-westerse samenlevingen

94

jk

ex

em

pl

aa r

C Op stap door verschillende tijden

@

De Franken, nieuwe heersers in het westen Onderzoek 1: raadsels rond Karel de Grote Les 6 De Vikingen Overzicht B

IN

De middeleeuwen en jij De middeleeuwen, het begin van een nieuwe samenleving Ontdekplaat –De Germanen Ontdekplaat –De Hagia Sophia Les 4 Even je geheugen opfrissen

Les 11 Het leenwezen Les 12 De opkomst van de steden in onze gewesten Ontdekplaat –Kenmerken van steden Les 13 De Nederlanden Les 14 De Guldensporenslag Ontdekplaat –Wapens en belegering Overzicht E

77 85

175

183

186 192

93

In

ki

Les 10 De islam 95 Ontdekplaat –De islam in Europa Onderzoek 3: het gouden tijdperk 103 van Mansa Moussa in Mali (14e eeuw)

INHOUD

3


1

Op verkenning in STORIA HD live

IN

1

INLEIDING

VA

N

Je vindt de inhoudsopgave van dit leerwerkboek op blz. 3. Kijk eens hoeveel lessen er zijn gepland. In hoeveel groepen zijn ze verdeeld? Elk onderdeel heeft een titel. Als je die leest, weet je welke onderwerpen je dit schooljaar bestudeert.

Het leerwerkboek

aa r

@

Alle lessen hebben dezelfde structuur, maar de leerstof wordt op verschillende manieren aangebracht. Tijdens sommige lessen zal je leraar veel vertellen; andere lessen worden grotendeels of volledig opgebouwd aan de hand van verschillende soorten opdrachten. Die opdrachten kun je klassikaal, in groepjes of individueel oplossen. De onderstaande illustraties maken de structuur van elke les duidelijk.

6

5 Deze icoontjes geven aan welke domeinen in de les aan bod komen.

De Vikingen

De Vikingen zijn de geschiedenis ingegaan als woeste plunderaars. Dat beeld strookt echter niet helemaal met de waarheid. De Scandinavische landen zijn zelfs heel trots op hun Vikingverleden. Je kunt er prachtige musea bezoeken over de Vikingen.

Kaartnr(s).

jk

OPDRACHT 2

Bron 2 Restanten van Skuldelev 2

Bron 3 Reconstructie van het schip

© Vikingschipmuseum in Roskilde

© BELGA / AFP

De Vikingen zijn Germanen uit het noorden De Vikingen komen uit Scandinavië, de landen die vandaag Noorwegen, Zweden en Denemarken heten. Tussen 800 en 1050 leven ze in een periode van grote bloei. De Vikingen bouwen snelle, sterke en wendbare schepen waarmee ze niet alleen Europa afreizen, maar ook verdere gebieden. Ze verkennen, plunderen en veroveren grondgebied. Rond het jaar 1000 bereikt Leif Eriksson Amerika. Bekijk de kaart op de volgende bladzijde. a Welke hedendaagse landen zijn in de 8e en 9e eeuw belangrijke Vikinggebieden?

b In welke gebieden zijn er Vikingen in de 10e en 11e eeuw? Bespreek klassikaal en vat kort samen.

In

ki

OPDRACHT 1

±

±

10

80

50

0

ex 1

c Omcirkel het juiste antwoord. De Vikingen leven in een maritieme / continentale ruimte.

46

Skuldelev 2 is een van de vijf Skuldelevschepen die in 1962 worden opgegraven in de baai van Roskilde. De Skuldelevschepen worden daar rond het jaar 1070 tot zinken gebracht om de kust te verdedigen tegen invallen vanuit zee. Skuldelev 2 is een eiken langschip: een oorlogsschip van 30 m lang en 3,8 m breed, met een diepgang van slechts 1 m. Het schip bood plaats aan een grote bemanning van ongeveer 65 personen, waaronder 60 roeiers. Dankzij het grote zeil van ca. 112 m² kon het topsnelheden behalen van 20 knopen (36 km/u). Een langschip werd dikwijls versierd met een slangenkop of een draak. Daarom wordt het ook drakar genoemd. De restanten van de Skuldelevschepen staan tentoongesteld in het Vikingschipmuseum in Roskilde in Denemarken. Het hout kreeg een speciale behandeling zodat het goed zou bewaren en werd op een metalen skelet gemonteerd. Tussen 2000 en 2004 bouwt het Vikingschipmuseum een reconstructie van het schip.

B De Vroege miDDeleeuwen

LES 6 De Vikingen

7 Ondertitels leiden de verschillende delen van de les in.

LES 1 INLEIDING

Bron 1 Aanwezigheid van de Vikingen in de 8e-11e eeuw

Wie waren de Vikingen? Waarom zien wij de Vikingen als woeste plunderaars? Wat leert verder onderzoek ons?

6 De tijdlijn situeert de les in de tijd.

4

4 Het kaartje vertelt over welk gebied de les gaat. In het vakje onder de kaart kun je verwijzen naar kaarten uit je historische atlas.

em

1 Lesnummer

3 Een krachtige inleiding met de historische vragen waarop de les een antwoord geeft.

pl

2 Duidelijke lestitels

8 Moeilijke woorden krijgen een ander kleurtje. Ze worden verklaard vanaf blz. 186. Als er nog woorden zijn die je niet begrijpt, schrijf je ze op in je ‘persoonlijk woordenboek’ op blz. 192 in dit leerwerkboek. De verklaring zoek je op in een (online)woordenboek zoals www.woorden.org.

47

9 De contextinformatie helpt je om de bron te begrijpen.


10 In de rubriek ‘onWAARschijnlijk’ vind je extra informatie over de les: boeiende verhalen die je normaal niet in schoolboeken vindt.

11 Een schema van de lesinhoud helpt je de les te studeren.

LES 14 SCHEMA

ONWAARSCHIJNLIJK! Het Frankische Rijk betaalt aan de Vikingen grote sommen zilver en goud om de aanvallen te

De Guldensporenslag

stoppen. In 911 staat koning Karel de Eenvoudige zelfs een heel stuk van zijn grondgebied aan de monding van de Seine af aan Vikingaanvoerder Rollo. Rollo zou in ruil nieuwe invallen via de Seine verhinderen. Niet onbelangrijk, want ook Parijs ligt aan de Seine. Dat land van de Noormannen (dat is een andere naam voor de Vikingen) kennen we vandaag als Normandië. Via de Wolga en de Dnjepr dringen de Vikingen in de loop

1 De Vlaamse graaf strijdt tegen de Franse koning

van de 9e eeuw ook ver door naar het oosten. Ze stichten er het Rijk van Kiev. De lokale bevolking noemt hen ‘Roes’, een woord dat vermoedelijk van het Oudnoorse woord voor ‘roeiers’ is afgeleid. De Roes geven hun naam aan Rusland.

+

De Russen zelf willen tot vandaag weinig weten over hun Vikingverleden. Zij vinden dat dat hun volk oneer aandoet.

+

IN

Zelfs in de Hagia Sophia, de Byzantijnse kathedraal in Constantinopel, hebben Vikingen sporen achtergelaten.

leliaards

Onderaan op de foto zie je runentekens die in het marmer zijn gekrast. De inscriptie is niet helemaal ontcijferd maar

klauwaards

Franse troepen bezetten het graafschap Vlaanderen. Centrum van het verzet: Brugge

bevat zeker de naam Halfdan.

2 De Guldensporenslag wordt uitgevochten op 11 juli 1302 Brugse metten

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

Franse koning stuurt een leger.

N

KENNEN

KUNNEN

Guldensporenslag: 11 juli 1302

1 de begrippen ‘maritieme ruimte’,

1 de betrouwbaarheid, de functie

‘continentale ruimte’ en ‘handel’ uitleggen

en het doelpubliek van een bron beoordelen

Vlaamse leger steunt op voetvolk. Franse leger steunt op ruiterij.

2 informatie uit bronnen afleiden

‘reconstructie’, ‘scheepsgraf’ en ‘grafgift’ uitleggen 3 de Vikingen in de ruimte en de tijd

Leger van de Vlaamse graaf verslaat het Franse leger. Twee jaar lang is het graafschap Vlaanderen onafhankelijk.

3 de invloed van

VA

2 de begrippen ‘getuigenis’,

standplaatsgebondenheid op historische beeldvorming

1305

aantonen met een voorbeeld

situeren 4 drie voordelen van de constructie van een Vikingschip geven 5 twee redenen geven waarom de Vikingen de geschiedenis ingingen als woeste plunderaars 6 vier voorbeelden geven van archeologische vondsten die dat beeld bijstellen

4 de invloed van standplaats­ gebondenheid op historische beeldvorming analyseren met

Er is een nieuwe vredesverdrag tussen de Franse koning en de Vlaamse graaf. Vlaanderen moet een zware belasting betalen. Graafschap blijft een Frans leen, maar onder controle van graaf.

3 De Guldensporenslag wordt een mythe

behulp van opdrachten 5 met een voorbeeld aantonen hoe

Hendrik Conscience schrijft in 19e eeuw ‘De Leeuw van Vlaanderen’.

mythes onze voorstelling van het verleden beïnvloeden

Doel: de onafhankelijkheid van België verdedigen

6 historische vragen formuleren

11 juli is de Vlaamse nationale feestdag.

@

Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.

53

144

LES 14 De GulDensporenslaG

aa r

B De Vroege miDDeleeuwen

em

ex

Beluister het verhaal van Dirk Bracke over de lijkenrover. a Tegen wie vecht de stad Gent?

b Waarvoor wordt er gevochten?

13 Na enkele onderdelen vind je een handig overzicht van de geziene leerstof.

14 Op drie plaatsen in het leerwerkboek werken we met een origineel en spannend verhaal van jeugdauteur Dirk Bracke. Daarmee zul je de geschiedenis op een net iets andere manier (her)beleven. Je kunt de verhalen beluisteren bij het onlinelesmateriaal.

g Denk je dat de tekst je een betrouwbaar beeld van de situatie schetst? Argumenteer.

OPDRACHT 9

pl

12 Nadat je de les hebt geleerd, moet je deze zaken KENNEN en KUNNEN. Het icoontje verwijst naar de oefeningen op diddit. De begrippen die je moet kennen, staan altijd bovenaan.

VERHAAL

c Wie heeft de standensamenleving gewild, volgens de vader van Johan?

4

Het einde van de standensamenleving Onder invloed van ideeën zoals die van John Locke, en door het toenemende economische belang van de rijke burgerij, neemt in de loop van de 18e eeuw de kritiek op het voortbestaan van de standensamenleving toe. In 1789 breekt er in Frankrijk een opstand uit die zal leiden tot de afschaffing van de standensamenleving. Over die Franse Revolutie leer je volgend jaar meer.

OPDRACHT 10

Bron 5 John Locke Van nature zijn alle mensen volkomen vrij en onderling gelijk. Niemand kan uit die toestand van vrijheid, gelijkheid en onafhankelijkheid verwijderd worden zonder dat hij daarmee instemt.

15 De QR-codes kun je inscannen. Ze geven toegang tot ondersteunend materiaal.

Bewerking van John Locke, Second Essay Concerning Civil

jk

Government, 1689

John Locke (1632­1704), arts, politicus en filosoof, heeft met zijn geschriften het Europese vrijheidsdenken enorm beïnvloed.

a Uit welk jaar stamt de tekst? Welk tijdvak is dat?

ki

In

Doel: symbool van de Vlaamse strijd voor meer zelfstandigheid in België In de moderne en de hedendaagse tijd gebruikt men de Guldensporenslag om standpunten te verdedigen die niets met de gebeurtenissen van 1302 te maken hebben.

b Op welke wijze botsen de ideeën van Locke met de standensamenleving?

82

LES 9 De stanDensamenleVing

LES 1 INLEIDING

5


het onlineleerplatform bij STORIA HD live

Hier vind je de opdrachten die de leraar voor jou heeft klaargezet.

N VA

@

Je kunt vrij oefenen en de leraar kan ook voor jou oefeningen klaarzetten. Je kunt kiezen uit: - oefeningen per les, - oefeningen op ‘het referentiekader’, - oefeningen op ‘werken met bronnen (HD)’, - oefeningen op ‘kennis en begrippen’, - oefeningen op ‘historische redeneerwijzen’.

IN

Leerstof kun je inoefenen op jouw niveau.

aa r

Hier kan de leraar taken voor jou klaarzetten.

pl

Benieuwd hoe ver je al staat met oefenen en opdrachten? Hier vind je een helder overzicht van je resultaten.

jk

ex

em

Hier vind je het lesmateriaal per les of per leerstofonderdeel (onder andere de kennisclips, de verhalen van Dirk Bracke en de video- en audiobestanden). Daarnaast zijn er de ontdekplaten waarmee je zelf aan de slag kunt. Je vindt er bijvoorbeeld allerlei soorten bronnen en filmmateriaal rond een bepaald thema. Ga op ontdekkingstocht en voer de opdrachten uit. Veel plezier!

VERHAAL

Doopsel

DIRK BRACKE

Over Chlodovech, koning van de Franken tussen 481 en 511, en over zijn bekering tot het christendom

‘Het loopt verkeerd’, voorspelde Alderik somber. Zijn ogen stonden zorgelijk terwijl ze over alle hoeken van het slagveld schoten. ‘Nog even en de Visigoten lopen over ons heen.’ Hij trok 5 de leidsels van zijn paard strak omdat het dier nerveus trappelde. Chlodovech streek zwijgend over zijn lange baard. Samen met zijn lange haar was zijn baard een symbool van zijn koningschap. Voor 10 zijn ogen drong een lafbek zich brutaal door de rijen strijdmakkers naar achter. Zijn gezicht was verkrampt van angst. Zodra hij voorbij de achterhoede geraakt was, gooide hij zijn zwaard en schild weg en vluchtte terwijl hij 15 voortdurend schichtig om zich heen keek. ‘Er moet een ruiter achter hem aan om hem te doden!’ gromde Chlodovech woedend. Meteen stuurde Alderik iemand uit. Chlodovech volgde de ruiter met zijn ogen. De 20 lafaard moest gedood worden. Hij wist dat de man een voorbeeld voor anderen kon zijn. Als hij hem liet lopen, zouden anderen ook hun leven willen redden door te vluchten. In een oogwenk had de ruiter hem ingehaald 25 en hij dreef de lanspunt tussen de schouders van de deserteur. ‘Daar!’ wees Alderik. Een ruiterafdeling van de Visigoten drong onweerstaanbaar diep door de linies van de 30 Franken. Onafgebroken hakten en boorden zwaarden en lansen zich in schilden, in Frankische lichamen. De Franken werden langzaam achteruitgedrongen.. Chlodovech wist dat het gevecht niet lang meer 35 zou duren. Het stormde in zijn hoofd. Zijn vrouw Clotilde wilde al langer dat hij christen zou worden, net zoals zij. Het was een moeilijke keuze. Zijn mannen baden tot de oeroude goden van hun voorouders. Goden die 40 ze meegebracht hadden toen ze over de Rijn trokken om voor de Hunnen te vluchten en in 1

het Romeinse Rijk een beter leven op te bouwen. Het was niet gemakkelijk om die oude, vertrouwde goden op te geven. 45 Ook zijn vader had tot de oude goden gebeden. Kon een koning voor een andere god kiezen dan zijn volk? Maar als hij christen werd, zou hij de steun van de bisschoppen krijgen. Het zou het hem veel gemakkelijker maken om 50 de Gallo-Romeinse bevolking achter zich te krijgen. En de steun van hun soldaten kon hij best gebruiken. Omdat zijn vrouw had aangedrongen, had hij twee kinderen laten dopen; een van hen was 55 bijna meteen daarna gestorven. Het had hem sceptisch gemaakt tegenover de God van de christenen. Maar nu … Chlodovech maakte zich meer zorgen dan hij liet blijken. Zijn mannen mochten niet zien 60 dat hij nerveus was, dat hij niet meer in de overwinning geloofde. Hij had zoveel te verliezen. Wellicht zou de koning van de Visigoten zijn haar en baard laten afsnijden en hem daarna doden. Dat zou 65 hij ook doen. En zijn Rijk zou door de Visigoten worden ingepalmd. Misschien werden zijn mannen slaaf of werden ze gedwongen om in het leger van Visigoten te vechten. Alles wat zijn vader en hij zo zorgvuldig hadden opge70 bouwd, zou in deze veldslag verloren gaan. ‘Kijk!’ zei Alderik ongerust. Stap voor stap weken de Franken onder de zwaarden en de lansen. ‘Terugtrekken vooraleer we allemaal sterven?’ Chlodovech klemde zijn tanden op elkaar, 75 zodat zijn kaakspieren gespannen stonden. Hij moest iets doen! Zijn goden hielpen hem niet. Als nu … God van Clotilde, dacht hij. Als je me de overwinning geeft, laat ik me dopen. 80 Hij trok zijn zwaard. ‘Vecht met me mee! Maak ze af!’ schreeuwde hij terwijl hij zijn paard vooruitdreef. DOOPSEL - DIRK BRACKE

In

ki

Gotische kerk

6

HEt ONLINELEErpLatfOrm bIj stOrIa HD LIvE INLEIDING

LES 1

Ontdekplaat - Hagia Sophia

39


2

Geschiedenis studeren: in de klas en thuis Welkom in de geschiedenislessen van het derde jaar van het secundair onderwijs. Je ontdekte in de vorige schooljaren al dat geschiedenis veel meer is dan feiten en datums uit het hoofd leren. Geschiedenis is niet zo moeilijk, als je de lessen op de juiste manier aanpakt. Luister daarom naar de raadgevingen van je leraar. Goed opletten in de klas brengt je al een hele stap vooruit. Je leraar zal je ook uitleggen hoe je de leerstof thuis kunt herhalen en instuderen.

IN

N

Oefenen Tijdens de geschiedenislessen leer je ook historische vaardigheden. Je leert hoe je historische informatie ontdekt, onderzoekt en structureert. Je zult bijvoorbeeld leren om informatie te halen uit bronnen, tijdlijnen en kaarten. Je leert ook om kritisch om te gaan met je bronnen. Vaardigheden verwerf je door te oefenen. Maak de opdrachten opnieuw en kijk na of je antwoorden juist zijn. De vaardigheden zijn minstens even belangrijk als de inhoud van de les.

aa r

@

Als je aandachtig luistert en actief meewerkt in de klas, zul je thuis gemakkelijker de leerstof kunnen instuderen. In de klas doe je het volgende: - onthoud de titel van de les; - let op de ondertitels: ze vatten de hoofdlijnen van de les samen; - het is belangrijk dat je alles begrijpt: woorden of onderdelen die je niet begrijpt, kun je immers moeilijk onthouden; - probeer te antwoorden op vragen die je leraar stelt; - bestudeer de bronnen en de opdrachten aandachtig; - zorg ervoor dat je notities ordelijk, volledig en foutloos zijn.

kopiëren uit de woordenlijst of uit de les. Bekijk vervolgens het schema. Dat bevat de hoofdzaken en de kernwoorden. Probeer nu aan de hand van het schema de inhoud van de les op te zeggen. Als je op die manier de les verkent, wordt er heel wat informatie in je geheugen opgeslagen. Je zult dus heel wat tijd besparen bij het instuderen.

VA

In de klas

Thuis

em

pl

Voorbereiden Neem wat je nodig hebt om je les in te studeren: je agenda, je leerwerkboek, notities, een te verbeteren test ... Studeer op een rustige en ordelijke plaats, zodat je geconcentreerd kunt werken.

jk

ex

Verkennen Bestudeer eerst de opbouw van de les. Lees de inleiding en bekijk het kaartje, de maatschappelijke domeinen en de tijdlijn. Daarna noteer je de titels en de ondertitels. Zo ken je de hoofdlijnen al.

In

ki

Lezen en begrijpen Neem de hele les grondig door en controleer of je alles echt begrijpt. De teksten en de bronnen brengen het verhaal van de les. Om het verhaal te begrijpen, moet je ook alle woorden begrijpen. Bij het vak geschiedenis horen heel wat specifieke begrippen. We onderscheiden historische begrippen en structuurbegrippen. Die structuurbegrippen gaan over het vak geschiedenis. Je vindt ze in het oranje in de woordenlijst. Maak per les een woordenlijst met de begrippen die je moet kennen. De uitleg kun je meestal

Studeren Studeer de definities van de begrippen die je moet kennen. Leer het schema uit het hoofd en overloop nog eens alle opdrachten. Let daarbij extra op de titels, zodat je inzicht hebt in de opbouw van de les. Bij een toets of examen is het echter niet voldoende om enkel de informatie van je schema op te schrijven. Controleren Controleer of je het schema zelf opnieuw kunt samenstellen. Vergelijk met het schema in je leerwerkboek. Ga na of je elk woord en elk verband tussen de woorden in het schema kunt uitleggen. Raadpleeg de lijst KENNEN en KUNNEN. KENNEN geeft weer wat je van de leerstof moet onthouden en uitleggen. KUNNEN somt op welke vaardigheden in de les aan bod zijn gekomen. De lijst is een prima controlemiddel om na te gaan of je de leerstof beheerst. De puntjes die je onder de knie hebt, kruis je aan in het voorziene vakje. Zo heb je altijd een goed overzicht. Op diddit vind je interactieve opdrachten om KENNEN en KUNNEN verder in te oefenen. LES 1 INLEIDING

7


3

Historisch denken

OPDRACHT 1

Lees de krachtlijnen van historisch denken. a Probeer het woord te achterhalen dat in elke krachtlijn ontbreekt. b Onderstreep de kernwoorden in de uitleg. HD1 Historische stellen

IN

Je leert in het vak geschiedenis niet alleen verhalen over het verleden, maar ook hoe die verhalen ontstaan. Je krijgt dus inzicht in het verleden én in de wetenschappelijke methode die geschiedkundigen gebruiken om over het verleden te vertellen: je leert historisch denken. We geven je hier een overzicht van de vijf onderdelen van historisch denken. Dat hoef je niet uit het hoofd te leren.

VA

N

Historisch denken start met een historische vraag. In het begin van elke les formuleren we de vragen die we tijdens die les zullen onderzoeken. Je vindt ze in het groen in de inleiding. Alle vragen die je stelt over het verleden, over de relatie heden-verleden en over geschiedenis, zijn historische vragen.

@

HD2 Een beeld van het verleden opbouwen

aa r

Geschiedkundigen ordenen stukjes geschiedenis in de tijd, de ruimte en het maatschappelijk domein (zie les 4). Zo krijg je een beter overzicht en inzicht. Tegelijkertijd leer je historische begrippen en structuurbegrippen (zie woordenlijst) om de kenmerken van de samenlevingen die je bestudeert juist te benoemen.

HD3 Kritisch redeneren met en over

em

pl

Onze kennis over het verleden leiden we af uit bronnen: we redeneren met bronnen. Daarom is het heel belangrijk om goede bronnen uit te kiezen. Je leert controleren of een bron bruikbaar en betrouwbaar is: dat is redeneren over bronnen.

HD4 Tot historische komen

jk

ex

Het antwoord op een historische vraag is een samenhangende historische redenering. Typische historische redeneringen zijn: aanleiding – oorzaak – gevolg –toeval, evolutie – revolutie, gelijktijdigheid – ongelijktijdigheid en continuïteit – verandering. Zo vormen we ons een beeld van het verleden.

In

ki

HD5 Reflecteren over de relatie verleden, en toekomst

8

LES 1 INLEIDING

Iedereen kijkt met zijn ogen naar het heden en het verleden: vanuit het eigen perspectief. Dat heet dan standplaatsgebondenheid. We weten bovendien niet alles over het verleden. Je leert ook nadenken over het gebruik van geschiedenis in de samenleving.


A

Vul de tijdvakken in op de tijdlijn.

aa r

OPDRACHT 1

@

VA

In dit eerste onderdeel maak je al even kennis met de middeleeuwen. We gaan na hoe en hoeveel je in je dagelijkse leven met die tijd te maken hebt en wat de belangrijkste kenmerken ervan zijn. In les 4 herhalen we de historische vaardigheden. Zo ben je vanaf les 5 helemaal klaar om de middeleeuwen in te duiken.

N

In het derde jaar leer je tijdens de geschiedenislessen over de middeleeuwen. Dat tijdvak volgt op de klassieke oudheid – die je vorig schooljaar bestudeerd hebt – en gaat de vroegmoderne tijd vooraf.

IN

Over oude en nieuwe dingen

± 500

± 1450

± 1750

Bron 1 Europa tussen 500 en 1450 In de geschiedenislessen vertrekken we van een westers of West-Europees perspectief. a Kleur West-Europa op de kaart. b Geef vijf hedendaagse landen die geheel of gedeeltelijk in dat gebied liggen.

In

ki

jk

ex

OPDRACHT 2

em

pl

± 800 v.C.

c Kijk in een historische atlas. Welk groot rijk blijft in Zuidoost-Europa voortbestaan?

A OvEr OUDE EN NIEUwE DINGEN

9


2

De middeleeuwen en jij

IN

Dit schooljaar zullen de middeleeuwen heel wat van je geschiedenislessen vullen. Tijdens deze eerste les gaan we na hoe vaak jij eigenlijk met die tijd te maken hebt. Via boeken, films en games ben je misschien al heel wat over de middeleeuwen te weten gekomen.

VA

N

Welk beeld heb je van de middeleeuwen? En heb je je al eens afgevraagd of er ook in jouw gemeente nog echte sporen van de middeleeuwen terug te vinden zijn?

±

OUDE NABIJE OOSTEN

KLASSIEKE OUDHEID

pl

PREHISTORIE

1

5

17

19

±

±

4

50

14 ±

50

0 50 ±

@

aa r

±

35

80

0

0

0

v.

v.

C

C

.

.

Kaartnr(s).

MIDDELEEUWEN

HEDENDAAGSE TIJD MODERNE TIJD VROEGMODERNE TIJD

em

De middeleeuwen in populaire media

ki

jk

ex

Heel wat films, jeugdboeken en games spelen zich in de middeleeuwen af, of lijken zich daar af te spelen. De schrijvers of regisseurs zijn niet altijd even bekommerd om de historische betrouwbaarheid. Fantasie en historische realiteit worden verweven tot een boeiend eindproduct. Dikwijls gaan de verhalen over oorlog (kruistochten, Jeanne d’Arc, inval van de Vikingen …) of over rampen (pest, brandstapels, moorden in donkere burchten of geheimzinnige abdijen …). Alles bij elkaar krijgen we dus meestal geen fraai beeld van de middeleeuwen. Het is belangrijk dat jij weet dat niet alles wat je te zien of te lezen krijgt, ook echt zo is gebeurd en dat er ook veel is gebeurd wat je helemaal niet te zien krijgt.

In

OPDRACHT 1

Heb je al boeken gelezen, films gezien of games gespeeld die zich volgens jou afspelen in de middeleeuwen? Waarover gingen ze? Welke elementen doen je aan de middeleeuwen denken?

10

LES 2 De middeleeuwen en jij


IN N Assassin’s Creed Valhalla, 2020, game

@

Middle-earth –Shadow of War, 2017, game

© Warner Bros. Interactive Entertainment, Monolith Productions, IUGO

Bron 2 Valhallla

VA

Bron 1 Shadow of War

© Warner Bros. Interactive Entertainment, Monolith Productions, IUGO

OPDRACHT 2

In de productinformatie kun je lezen dat je in de rol kruipt van Eivor, een dappere Viking in een dynamische en prachtige open wereld die zich afspeelt in de duistere middeleeuwen van Engeland.

pl

aa r

In de productinformatie kun je lezen dat het een actiespel is waarin spelers een nieuwe krachtring smeden, vestingen veroveren in grootschalige gevechten en Mordor overheersen met hun eigen persoonlijke orkleger.

em

a Films, games en boeken krijgen een genre toegewezen, bijvoorbeeld ‘historisch’ of ‘fantasy’. In de praktijk lopen die twee genres door elkaar. Waar kun je deze games plaatsen? Verbind en bespreek klassikaal.

ex

Middle-earth –Shadow of War

Fantasie met middeleeuwse elementen Historisch Historisch met fantasie

jk

Assassin’s Creed Valhalla

Fantasie

b Zijn deze games betrouwbare bronnen over de middeleeuwen? Leg uit.

In

ki

c Wat is de belangrijkste bedoeling van de spelmakers? d Welk beeld van de middeleeuwen schetst de productbeschrijving van ‘Assassin’s Creed Valhalla’?

A Over oude en nieuwe dingen

11


2

Sporen van de middeleeuwen rondom ons Je vindt vandaag nog heel wat gebouwen die uit de middeleeuwen dateren: vooral kerken en kathedralen, maar ook burchten en burgerlijke gebouwen zoals lakenhallen of belforten. Het stratenplan van het centrum van veel steden is ook een restant uit de middeleeuwen. Voor andere middeleeuwse overblijfselen moet je musea binnenstappen. Maar er zijn natuurlijk ook onzichtbare invloeden: onze taal is in de middeleeuwen gevormd en de meeste Europese landen hebben hun wortels in de middeleeuwen.

IN

Bron 3 Gent

aa r

@

VA

N

OPDRACHT 3

Skyline van Gent

pl

Van links naar rechts zie je de torens van de Sint-Baafskathedraal, het belfort en de SintNiklaaskerk. Het middeleeuwse gebouw op de voorgrond is het Vleeshuis.

em

Is Gent een belangrijke stad in de middeleeuwen, denk je? Verklaar je antwoord.

ex

Zoek een middeleeuws gebouw in jouw gemeente. Voeg een afbeelding toe.

jk

OPDRACHT 4

ki

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

In

KENNEN 1 drie invloeden van de middel­ eeuwen op onze samenleving opnoemen

Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.

12

LES 2 De middeleeuwen en jij

KUNNEN 1 een kritische houding t.o.v. populaire geschiedenis aannemen 2 historische beeldvorming in films, boeken en games evalueren 3 een middeleeuws gebouw in de eigen gemeente herkennen


LES 2

SCHEMA

De middeleeuwen en jij

IN

1 De middeleeuwen in populaire media

historische realiteit

VA

fantasie

N

films jeugdboeken games

2 Sporen van de middeleeuwen rondom ons

aa r

@

Gebouwen • kerken • kathedralen • burchten • lakenhallen • belforten • …

em

pl

Stratenplan • spontaan gegroeid rond het centrum

In

ki

jk

ex

Onzichtbare invloeden • onze taal • de vorming van de meeste Europese landen • …

A Over oude en nieuwe dingen

13


3

De middeleeuwen, het begin van een nieuwe samenleving

VA

N

IN

In les 2 ben je nagegaan wat jij al weet over de middeleeuwen en welk beeld je van die tijd hebt. In deze les ontdek je hoe die samenleving is ontstaan en welk beeld mensen in de vroegmoderne, moderne en hedendaagse tijd van de middeleeuwen hebben.

@

Hoe is de middeleeuwse samenleving ontstaan? Welk beeld hebben mensen in latere tijden van de middeleeuwen?

OUDE NABIJE OOSTEN

KLASSIEKE OUDHEID

pl

PREHISTORIE

aa r

5

17

19

±

±

4

50

14 ±

50

0 50 ±

±

±

35

80

0

0

0

v.

v.

C

C

.

.

Kaartnr(s).

1

MIDDELEEUWEN

HEDENDAAGSE TIJD MODERNE TIJD VROEGMODERNE TIJD

em

Germaanse, Romeinse en christelijke invloeden versmelten tot een nieuwe samenleving

ki

jk

ex

Vanaf de 5e eeuw komen er Germaanse koninkrijken in de plaats van het West-Romeinse Rijk. De Germanen brengen nieuwe leefgewoonten naar West-Europa. Maar de klassieke samenleving gaat niet helemaal verloren: sommige Romeinse gebruiken, technieken in de bouw en in de kunst en talen blijven verderleven. Ook de christelijke godsdienst blijft behouden en wordt in de middeleeuwen zelfs heel belangrijk. Bisschoppen en abten worden belangrijke raadgevers van de koningen en de mensen leven op het ritme van de Kerk (zondagsmis, sacramenten, kerkelijk jaar ...). Uit de versmelting van de Germaanse, Romeinse en christelijke cultuur ontstaat dus een nieuwe samenleving. Die middeleeuwse samenleving legt de basis voor onze eigen samenleving.

In

OPDRACHT 1

Bekijk de kaart op de volgende bladzijde. a Welk volk vestigt zich in onze gewesten? b In 476 dwingt de Germaan Odoaker de laatste West-Romeinse keizer, Romulus Augustulus, tot troonsafstand. Daardoor houdt het West-Romeinse Rijk officieel op te bestaan. Zijn soldaten roepen hem uit tot koning. Van welk gebied wordt Odoaker koning?

14

LES 3 De middeleeuwen, het begin van een nieuwe samenleving


Het Oost-Romeinse Rijk is dichter bevolkt en rijker. Het houdt daardoor beter stand. Het West-Romeinse Rijk gaat langzaam ten onder. De bevolking daalt, waardoor er minder belastinginkomsten zijn. De troepen zijn er opstandig. De West-Romeinen proberen het tij nog

c Het Oost-Romeinse of Byzantijnse Rijk bestaat tot 1453. Vergelijk deze kaart met te keren. Enkele Germaanse stammen mogen zich in het Rijk vestigen op voorwaarde dat ze heteen helpen verdedigen tegen andere invallers. Germanen krijgen ook belangrijke functies binnen het Oosthedendaagse kaart. Welke van de onderstaande hedendaagse landen horen bij het Romeinse leger. Germanen en Romeinen weten zo samen de Hunnen te verdrijven. Steeds meer Romeinse Rijk? Omcirkel. grondgebied komt echter onder controle van vooral Germaanse aanvoerders.

België – Egypte – Griekenland – Frankrijk – Spanje – Turkije

Bron 1 De Germaanse in het West-Romeinse Rijk De Germaanse stammen instammen het West-Romeinse Rijk

- Welk volk vestigttypische zich in onze gewesten? Je ziet hier enkele kenmerken van de middeleeuwen. Hebben ze een Romeinse, een Germaanse of een christelijke oorsprong?

aa r

OPDRACHT 2

@

VA

N

IN

OPDRACHT 2

Romeins

Germaans Christelijk

- In 476 dwingt de Germaan Odoaker de laatste West-Romeinse keizer, Romulus Augustulus,

a Grootgrondbezit de basishoudt van macht en rijkdom. Rijk officieel op te bestaan. Zijn tot troonsafstand.is Daardoor het West-Romeinse

pl

soldaten roepen hem uit tot koning. Van welk gebied wordt Odoaker koning? b Rechtspraak en bestuur worden dikwijls mondeling geregeld.

c Het Latijn is de cultuurtaal en de taal van de Kerk.

- Het Oost-Romeinse of Byzantijnse Rijk bestaat tot 1453. Vergelijk de kaart met een

em

d Het christendom is een staatsgodsdienst. hedendaagse kaart. Welk van de onderstaande hedendaagse landen hoort bij het OostRomeinse Rijk?zijn Omcirkel de juiste namen. e Kaas en melk belangrijke voedingsmiddelen.

f

g HET Wijn is een populaire middeleeuwse drank. WEST-ROMEINSE RIJK LES B1 DE VAL VAN

ex

26

België – Egypte – Griekenland – Frankrijk – Spanje – Turkije

Mannen dragen een hemd en een broek.

h De mensen leven op het ritme van de Kerk. De mensen spreken er talen zoals Nederlands en Duits.

jk

i

67574_HD_STORIA 3A_DEEL1.indd 26

Hoewel de middeleeuwen de basis leggen voor onze eigen samenleving, zijn er toch belangrijke verschillen. Bij welke tijd horen deze uitspraken. Zet een kruisje in de juiste kolom. TIP Lees eerst de onWAARschijnlijk op blz. 17.

In

ki

OPDRACHT 3

15/02/16 15:47

Middeleeuwen

Hedendaagse tijd

a Er worden veel kathedralen gebouwd. b Een kunstenaar ondertekent meestal zijn werk niet. c De meeste mensen werken in de landbouw. d De meeste mensen leren kritisch om te gaan met informatie.

A Over oude en nieuwe dingen

15


2

Het beeld van de middeleeuwen evolueert doorheen de tijd In de 15e en 16e eeuw hebben Italiaanse geleerden een negatief beeld van de middeleeuwen. Ze bewonderen de klassieke oudheid en beschouwen de duizend jaar geschiedenis tussen hun tijd en het einde van de klassieke oudheid als een cultureel dieptepunt. Het zijn die geleerden die de naam ‘middeleeuwen’ voor die periode bedenken: een voor hen duistere, barbaarse, onbelangrijke ‘tussenperiode’.

IN

In de 19e eeuw ontwikkelt zich naast het negatieve beeld ook een positieve waardering voor de middeleeuwen. Men denkt met heimwee terug aan de middeleeuwse ongerepte natuur, ridderlijkheid, godsdienstigheid, moed, trouw en sociale orde.

Wat verbindt men in de vroegmoderne, moderne en hedendaagse tijd met de middeleeuwen? TIP Raadpleeg de lestekst hierboven en rangschik de begrippen bij de juiste tijd. Kies uit: sociale orde – cultureel dieptepunt – spectaculaire onderwerpen – barbaarsheid – donkere tijd – ridderlijkheid – godsdienstigheid. Vroegmoderne tijd

Hedendaagse tijd

em

OPDRACHT 5

Moderne tijd

pl

aa r

OPDRACHT 4

@

VA

N

De historici in de hedendaagse tijd weerleggen het beeld van de duistere middeleeuwen en ze verwerpen ook de romantische blik waarmee in de 19e eeuw naar de middeleeuwen wordt gekeken. Toch zijn ook hedendaagse historici niet neutraal. Ze kiezen bijvoorbeeld meestal spectaculaire onderwerpen (ketters, heksen, feesten, epidemieën, vorsten ...) om onderzoek naar te doen en boeken over te schrijven. Ook bij de restauratie van middeleeuwse gebouwen zeggen de gemaakte keuzes soms meer over ons beeld van de middeleeuwen dan over de middeleeuwen zelf. Zo houden we bijvoorbeeld de gevels van de kerken en kathedralen mooi wit, terwijl ze in de middeleeuwen beschilderd zijn.

Bron 2 Brand in de Notre-Dame

ex

De kathedraal Notre-Dame

in Parijs, gebouwd tussen 1163 en 1345

In

ki

jk

Op 15 april 2019 woedt er een hevige brand waardoor het dak en de centrale torenspits instorten. Iedereen is het erover eens dat de kathedraal heropgebouwd moet worden, maar over hoe dat moet gebeuren, lopen de meningen uiteen. De Franse president Emmanuel Macron denkt erover om de kathedraal een 21e-eeuwse renovatie te geven. Anderen vinden dat de Notre-Dame in haar oorspronkelijke staat moet worden hersteld. Maar welke oorspronkelijke staat dan? Hoort de 19e-eeuwse torenspits daar bijvoorbeeld ook bij? Of de kathedraal haar middeleeuwse kleurenpracht moet terugkrijgen, wordt nauwelijks besproken. Blijkbaar houden we meer van de witte gevels met witte beelden.

16

LES 3 De middeleeuwen, het begin van een nieuwe samenleving


Op 9 juli 2020 is de knoop doorgehakt: de kathedraal zal volgens de laatste bekende staat worden heropgebouwd, zonder verf en met de 19e-eeuwse torenspits dus. a Wat bedoelt president Macron met een 21e-eeuwse renovatie, denk je?

c Waarover is er veel minder gesproken? Hoe komt dat?

N

IN

b Waarom was er vooral veel discussie over de renovatie van de torenspits?

VA

d Onze standplaatsgebondenheid beïnvloedt onze historische beeldvorming. Leg uit.

ONWAARSCHIJNLIJK!

@

em

pl

aa r

Vele middeleeuwers geloven dat de wereld en het heelal perfect zijn. De middeleeuwse geleerden hechten erg veel belang aan de ‘kosmische orde’. Die orde is voor de middeleeuwers vanzelfsprekend. Daarom is in de middeleeuwen bewaren belangrijker dan vernieuwen, respect belangrijker dan verstand, en de samenleving belangrijker dan het individu. De kathedralen vormen het sluitstuk van de kosmische orde: de verbinding tussen hemel en aarde. In Frankrijk worden er op 100 jaar tijd (tussen 1150 en 1250) maar liefst een tachtigtal kathedralen gebouwd. Het zijn allemaal dingen die wij vanuit onze leefwereld maar moeilijk kunnen begrijpen. Met het ongelukkige gevolg dat we de neiging hebben om de middeleeuwen als een barbaarse periode af te schilderen. Fout dus: de middeleeuwen zijn gewoon anders. Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

ex

KENNEN

In

ki

jk

1 de drie culturen die met elkaar versmelten, opnoemen 2 vier bijdragen van de Germanen en vier bijdragen van de Romeinen aan de middeleeuwse samenleving opnoemen 3 het belang van de christelijke Kerk in de middeleeuwse samenleving met twee voorbeelden aantonen 4 de evolutie van het beeld van de middeleeuwen in drie stappen uitleggen

KUNNEN 1 het beeld van de middeleeuwen in een bepaalde periode herkennen 2 de middeleeuwen met de hedendaagse tijd vergelijken 3 aan de hand van de restauratie van de Notre-Dame de invloed van onze standplaatsgebondenheid op historische beeldvorming analyseren Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.

A Over oude en nieuwe dingen

17


LES 3

SCHEMA

IN

De middeleeuwen, het begin van een nieuwe samenleving

Christelijke Kerk • Bisschoppen en abten zijn belangrijke raadgevers van de koningen. • De mensen leven op het ritme van de Kerk.

@

VA

Romeinse invloed • geschreven wetten en besluiten • druiventeelt: wijn • technieken voor bouw en kunst • Romaanse talen in ZW-Europa • het gebruik van Latijn in de Kerk

pl

aa r

Germaanse invloed • mondelinge wetten en besluiten • veeteelt: kaas, melk en vlees • kleding: broek • germaanse talen in NW-Europa

N

1 Germaanse, Romeinse en christelijke invloeden versmelten tot een nieuwe samenleving

em

DE SAMENLEVING VAN DE MIDDELEEUWEN

ex

2 Het beeld van de middeleeuwen evolueert doorheen de tijd

In

ki

jk

middeleeuwen In de 15e en 16e eeuw donker en barbaars (een tussenperiode, vandaar de term ‘middeleeuwen’) In de 19e eeuw ook positieve waardering Hedendaagse historici kiezen dikwijls spectaculaire onderwerpen maken keuzes bij restauraties

18

LES 3 De middeleeuwen, het begin van een nieuwe samenleving


4

Even je geheugen opfrissen

IN

De vorige schooljaren leerde je al heel wat over het geschiedkundige onderzoek. Je weet dat een geschiedkundige zich baseert op bronnen om historische vragen te beantwoorden en een beeld te krijgen van het verleden. In deze les frissen we de historische vaardigheden op.

VA

N

Wat zijn historische vragen? Hoe ordenen we het verleden in de tijd, de ruimte en het domein? Welke beperkingen hebben bronnen? Waarom is de geschiedenis niet hetzelfde als het verleden? Welke historische redeneerwijzen ken je al?

±

OUDE NABIJE OOSTEN

KLASSIEKE OUDHEID

1

5

17

19

±

±

4

50

14 ±

50

0 50 ±

MIDDELEEUWEN

pl

PREHISTORIE

@

aa r

±

35

0

80

0

0

v.

v.

C

C

.

.

Kaartnr(s).

HEDENDAAGSE TIJD

MODERNE TIJD VROEGMODERNE TIJD

em

Historisch denken begint met het stellen van historische vragen

ex

Geschiedkundigen stellen en beantwoorden historische vragen. Die vragen gaan over het verleden, over de relatie tussen het heden en het verleden en over geschiedenis. Historische vragen horen bij het vak geschiedenis.

OPDRACHT 1

Zijn deze vragen historische vragen?

jk

• Waarom zien wij de Vikingen als woeste plunderaars? • Wat zijn de oorzaken van de Europese ontdekkingsreizen?

ki

• Is dit middeleeuwse manuscript een bruikbare bron voor onze historische vraag?

In

KENNISCLIP HISTORISCHE VRAAG

• Hoeveel procent van het gezinsbudget wordt besteed aan voedsel? • Hoe werkt het spijsverteringsstelsel? • Waarom vieren we op 11 juli de Vlaamse feestdag?

A Over oude en nieuwe dingen

19


2

Het historische referentiekader Om je weg te vinden in al die eeuwen geschiedenis, komt het erop aan dat verleden te ordenen in het referentiekader. Dat betekent situeren in de tijd, de ruimte en het maatschappelijk domein.

OPDRACHT 2

Bekijk de tijdlijn op blz. 19. Dat is de meest gebruikte indeling van de geschiedenis in WestEuropa. De jaren waarin we de tijden laten eindigen of beginnen, zijn scharnierdata.

IN

a Wanneer beginnen en eindigen de middeleeuwen? Naar welke ‘symbolische’ gebeurtenissen of ‘breukmomenten’ verwijzen deze jaartallen? Het begin: verwijst naar

.

Het einde: verwijst naar

.

N

b Wat is de duur van de middeleeuwen?

VA

c Hoeveel eeuwen zijn dat? d Hoeveel millennia zijn dat? OPDRACHT 3

a Vergelijk met de tijdlijn op blz. 95 en noteer een opvallend verschil.

@

De Chinezen delen het Vroege en Late Keizerrijk verder op volgens de vorstenhuizen of dynastieën die aan de macht zijn. De Chinese periodisering focust op de eigen politieke geschiedenis.

ex

c Wat kun je besluiten over tijdrekeningen en indelingen van de geschiedenis? TIP Gebruik de woorden ‘tijd’, ‘plaats’ en ‘afspraken’.

jk

In

ki

20

LES 4 Even je geheugen opfrissen

12

4

QING

19

13

4

YUAN MING

6

SONG

16

8

79 12

7

0

0

6

TANG

9

SUI

9

8

1

61

JIN

pl

HAN

em

QIN

58

20 4

20

6

v.

22

C

.

0 26 5

aa r

b Vergelijk de westerse indeling van de geschiedenis met de Chinese indeling hieronder en noteer een opvallend verschil.


OPDRACHT 4

a Historische gebeurtenissen kun je vanuit verschillende invalshoeken bekijken. Op ruimtelijk vlak maken we een onderscheid tussen globaal, lokaal, regionaal, continentaal en nationaal. Vul die begrippen in bij de juiste omschrijving. Begrip

Betekenis verwijst naar het plaatselijke (wijk, gemeente, stad …)

KENNISCLIP RUIMTE

verwijst naar de regio (streek, provincie, gewest …)

IN

verwijst naar de staat of het land verwijst naar het werelddeel

N

verwijst naar de wereld

Begrip

Betekenis

@

de stad

VA

b Om ruimte structuur te geven, maken we ook een onderscheid tussen: • stedelijke ruimte en rurale ruimte, • continentale ruimte en maritieme ruimte.

het platteland

landinwaarts, niet gericht op de zee

We maken verder nog onderscheid tussen: • open ruimte en gesloten ruimte, • centrum en periferie.

ex

em

Begrip

pl

OPDRACHT 5

aa r

in of aan zee

een open landschap of een open samenleving een gesloten landschap of een gesloten samenleving het middelpunt van een gebied aan de rand van een gebied, verwijderd van het centrum

Tot slot ordenen we geschiedenis volgens de maatschappelijke domeinen. a Geef bij elke omschrijving het passende domein: politiek, sociaal, economisch of cultureel. b Zoek op het stickervel het symbool dat Storia HD voor elk domein gebruikt en kleef het bij de juiste uitleg.

In

ki

jk

OPDRACHT 6

Betekenis

Domein

Omschrijving Dit domein gaat over machthebbers zoals koningen en het grondgebied waarover ze heersen. Het gaat ook over machtsverhoudingen en over rechten en plichten. Dit domein gaat over de verschillende groepen mensen in de samenleving. Die indeling kan gebeuren op veel manieren: volgens rijkdom, politieke macht, godsdienst ... A Over oude en nieuwe dingen

21


Dit domein gaat over wat mensen doen om te (over-)leven. Economische activiteiten zorgen voor voedsel, kleding, onderdak ... of voor een inkomen om dat aan te schaffen. We doen aan landbouw, handel, nijverheid ... Dit domein gaat over kunst, godsdienst, wetenschap, techniek, onderwijs ... Ook onze dagelijkse gewoonten zoals eten, drinken, mode en ontspanning behoren tot dit domein. Synthese: Lees de historische vraag bij elke bron en situeer ze in het referentiekader.* Tijd

Ruimte

Domein

N

Vraag 1

VA

Vraag 2 KENNISCLIP REFERENTIEKADER

IN

OPDRACHT 7

Vraag 3 Vraag 4

@

Vraag 5

* Dikwijls passen meerdere domeinen. Eén juist antwoord is hier voldoende.

Vraag 2 Wanneer werd de abdij van Lorsch gesticht? Bron 2 De abdijpoort van Lorsch

ex

em

pl

aa r

Vraag 1 Welke dieren staan er afgebeeld op de rotsschilderingen in Lascaux? Bron 1 Rotsschilderingen

Detail van de rotsschilderingen in Lascaux,

In

ki

jk

Frankrijk, tussen 18 000 en 15 000 jaar oud

De abdij van Lorsch wordt gesticht in 764 in de Duitse deelstaat Hessen. In de 16e eeuw wordt de abdij gesloten. De restanten zijn sinds 1991 geklasseerd als werelderfgoed.

22

LES 4 Even je geheugen opfrissen


Vraag 5 Welke maatregelen nam Solon toen hij de macht had in Athene? Bron 5 Aristoteles over Athene

@

Vraag 4 Welke landbouwtechnieken gebruiken de Egyptenaren? Bron 4 Grafschildering

VA

N

IN

Vraag 3 Hoe groot is het Romeinse Rijk bij de dood van keizer Trajanus? Bron 3 Het Romeinse Rijk in 117

Zodra hij de macht had, bevrijdde Solon de mensen voor eens en altijd. Hij verbood elke lening die een persoon als waarborg had. [Bij zo'n

aa r

lening word je een slaaf van de schuldeiser, als je de lening niet kunt terugbetalen.] Daarbij vaardigde hij

wetten uit die schulden kwijtschold.

Vrij naar Aristoteles, De staatsinrichting van Athene,

ca. 1200 v.C. Fragment van de

na 33O v.C.

grafschildering, Deir-El-Medina, Egypte

De tekst komt uit de omgeving van de Griekse filosoof Aristoteles. Hij en zijn studenten zouden het bestuurssysteem van 170 polissen beschreven hebben. De staatsinrichting of 'grondwet' van Athene is bewaard gebleven.

jk

Redeneren over bronnen Bronnen zijn de basis van onze historische kennis. We maken een onderscheid tussen ‘primaire’ en ‘secundaire’ bronnen. Primaire bronnen zijn gemaakt door mensen die rechtstreeks betrokken zijn, bijvoorbeeld ooggetuigen. Secundaire bronnen zijn gemaakt door mensen die niet rechtstreeks betrokken zijn, vaak in een andere tijd.

In

ki

3

ex

em

pl

Grafmonument van Sennedjem,

KENNISCLIP BRONNEN BEOORDELEN

Om een antwoord te vinden op een historische vraag zoeken en selecteren we bronnen. Je weet al uit de lessen van vorig schooljaar dat je daarmee voorzichtig moet omspringen. Bronnen hebben immers altijd bepaalde beperkingen. Die beperkingen zijn afhankelijk van de historische vraag die je stelt en kunnen te maken hebben met de bruikbaarheid en/of de betrouwbaarheid van de bron. In de loop van het schooljaar zullen we dat regelmatig inoefenen. Je moet er ook rekening mee houden dat de historische bronnen die in de lessen worden gebruikt, dikwijls zijn bewerkt. Dat betekent dat ze niet gelijk zijn aan de originele bron. Bronnen worden ingekort of vertaald, er wordt een titel toegevoegd ... Die ingrepen kunnen de betekenis van de bron beïnvloeden. A Over oude en nieuwe dingen

23


OPDRACHT 9

Wat wordt er bedoeld met de volgende kritische vragen die je aan bronnen moet stellen? Verbind. Is de bron bruikbaar?

Geeft de bron een juist antwoord op de historische vraag?

Is de bron betrouwbaar?

Geeft de bron een antwoord op de historische vraag?

Vorig schooljaar leerde je dat de betrouwbaarheid van een bron afhankelijk is van de maker, het doelpubliek en de bedoeling van de bron. Vul het schema aan.

IN

OPDRACHT 8

VA

N

BRON

KENNISCLIP STANDPLAATSGEBONDENHEID

@

informeren, overtuigen, ontspannen, ontroeren, activeren wie, wanneer, waar, maatschappelijke positie, persoonlijke kenmerken standplaatsgebondenheid

(...)

Detail

[…]

aa r

‘Naar ...’

Het is geen letterlijke weergave van de originele tekst. Het is bijvoorbeeld een samenvatting van de originele bron. Er wordt maar een stukje van de materiële bron getoond, dus niet de hele bron.

pl

De originele bron is in een andere taal. Er is op die plaats tekst aan de originele bron toegevoegd.

em

Vertaald

Er is op die plaats in de originele tekst een stuk tekst weggelaten.

Geschiedenis is een beeld van het verleden Geschiedenis is een reconstructie van het verleden. Over sommige periodes uit ons verleden weten we slechts weinig door het gebrek aan bronnen. Als er een nieuwe bron ontdekt wordt, kan onze kennis over het verleden veranderen. Dat gebeurt ook als de geschiedkundigen een bron anders gaan interpreteren. Dat wil dan zeggen dat ze om de een of andere reden anders gaan denken over de informatie die ze uit een bepaalde bron halen. Het is dus belangrijk om zoveel mogelijk bronnen te gebruiken en te vergelijken om een nauwkeurig beeld te krijgen van het verleden.

In

ki

jk

4

In Storia vind je de volgende vermeldingen bij of in de bronnen. Wat betekenen ze? Verbind.

ex

OPDRACHT 10

KENNISCLIP HISTORISCHE REDENEERWIJZEN

24

Om feiten met elkaar in verband te brengen of om informatie te structureren gebruiken geschiedkundigen typische historische redeneerwijzen. De vorige jaren heb je er al een aantal gezien. Die herhalen we hier. In de loop van het schooljaar komen er nog enkele nieuwe bij.

LES 4 Even je geheugen opfrissen


OPDRACHT 11

Lees de lestekst en omcirkel het juiste antwoord. • Het verleden kan veranderen / blijft hetzelfde. • Onze kennis over het verleden is volledig / onvolledig. • Ons eigen standpunt beïnvloedt wel / niet hoe wij naar het verleden kijken. • De beperkingen van bronnen hebben wel / geen invloed op ons beeld van het verleden.

OPDRACHT 12

Hoe heten deze typische, historische redeneerwijzen? Vul in. Betekenis

IN

Begrip De gebeurtenis die iets tot gevolg heeft. De reden waarom iets gebeurt.

N

Het effect van iets. Iets wat plaatsvindt zonder bedoeling.

VA

De veranderingen gebeuren geleidelijk. De veranderingen gebeuren snel. De dingen blijven hetzelfde.

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

aa r

KENNEN

@

De dingen veranderen.

In

ki

jk

ex

em

pl

1 de begrippen ’breuk’, ‘tijd’, ‘duur’, ‘millennium’, ‘eeuw’, ‘tijdrekening’, ‘ruimte’, ‘lokaal’, ‘regionaal’, ‘globaal’, ‘stedelijke en rurale ruimte’, ‘continentale en maritieme ruimte’, ‘domein’, ‘politiek’, ‘sociaal’, ‘cultureel’ en ‘economisch’ uitleggen 2 de begrippen ‘primaire bron’, ‘secundaire bron’, ‘tijdvak’ en ‘reconstructie’ uitleggen 3 de zeven tijden met begin- en eindjaar opnoemen 4 de gebeurtenissen waarnaar de scharnierdata 500 en 1450 verwijzen, opnoemen 5 de vier verschillende maatschappelijke domeinen opnoemen en uitleggen 6 twee beperkingen van bronnen opnoemen 7 de drie elementen waarvan de betrouwbaarheid van een bron afhankelijk is, opnoemen

8 het verschil tussen de geschiedenis en het verleden uitleggen 9 de begrippen ‘open en gesloten ruimte’ en ‘centrum en periferie’ uitleggen

KUNNEN 1 een historische vraag herkennen 2 een historische vraag in het referentiekader situeren 3 verschillende tijdrekeningen en indelingen in tijdvakken met elkaar vergelijken 4 de historische redeneerwijzen: ‘aanleiding’, ‘oorzaak’, ‘gevolg’, ‘toeval’, ‘evolutie’, ‘revolutie’, ‘continuïteit’ en ‘verandering’ benoemen

Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.

A Over oude en nieuwe dingen

25


LES 4

SCHEMA

Even je geheugen opfrissen 1 Historisch denken begint met het stellen van historische vragen

IN

Historische vragen zijn: • vragen over het verleden, • vragen over de relatie heden-verleden,

2 Het historische referentiekader Tijd aanduiden

tijdrekening

VA

N

• vragen over geschiedenis.

christelijke, islamitische

tijden of tijdvakken

@

ordenen Ruimte

aa r

een werelddeel, een deel van een werelddeel, een land, een streek, een gemeente … stedelijke en rurale ruimte

continentale en maritieme ruimte

pl

open en gesloten ruimte

em

centrum en periferie Domein

bestuur en grondgebied

sociaal

verschillende bevolkingsgroepen

In

ki

jk

ex

politiek

26

LES 4 Even je geheugen opfrissen

armoede en rijkdom

economisch

hoe voorziet de mens in zijn levensonderhoud?

cultureel

het streven naar wijsheid en schoonheid godsdienst, tradities en gewoonten


3 Redeneren over bronnen Bronnen worden ingedeeld in: • primaire en secundaire bronnen, Een bron moet je, in functie van de historische vraag die je stelt, beoordelen op: • bruikbaarheid = geeft ze een antwoord op de historische vraag?

IN

• betrouwbaarheid = geeft ze een betrouwbaar antwoord op de historische vraag? De betrouwbaarheid van bronnen is afhankelijk van:

• de standplaatsgebondenheid van de maker (wie, wanneer, waar, maatschappelijke positie,

N

persoonlijke kenmerken),

VA

• het doelpubliek,

• de functie of bedoeling van de bron (informeren, overtuigen, ontspannen, ontroeren, activeren).

4 Geschiedenis is een beeld van het verleden • de beschikbaarheid van bronnen,

@

De kennis die we hebben van het verleden is bepaald door: • de interpretatie die we aan de bronnen geven.

aa r

Gebruik en vergelijk zoveel mogelijk bronnen.

Geschiedkundigen gebruiken historische redeneerwijzen • om feiten met elkaar in verband te brengen,

In

ki

jk

ex

em

pl

• om informatie te structureren.

A Over oude en nieuwe dingen

27


B

De vroege middeleeuwen

VA

N

IN

In dit onderdeel bestudeer je het eerste deel van de middeleeuwen, tussen de jaren 500 en 900. De Germaanse Franken spelen hier een belangrijke rol. Zij stichten een rijk dat je min of meer als de opvolger van het West-Romeinse Rijk kunt beschouwen.

Bron 1 Roeland in een verhaal over Karel de Grote

@

OPDRACHT

aa r

Na een veldtocht tegen de moslims in Spanje trekt het leger van de Frankische koning Karel de Grote in 778 over de Pyreneeën. In de bergpas van Roncevalles overvallen Basken, boos over plunderingen, de achterhoede. Roeland, een belangrijke Frankische aanvoerder, biedt met enkele krijgers weerstand. Met zijn jachthoorn waarschuwt hij de rest van het Frankische leger. Dat schiet hem te hulp, maar voor de zwaargewonde Roeland is het te laat. Hij sneuvelt.

pl

Fragment uit een verhaal over een van de krijgstochten van de Franken

em

Over Karel de Grote en zijn krijgers ontstaan gedichten en gezangen. Dat gebeurt ook na de dood van Roeland. Die verhalen blijven zeer lang populair.

ex

Omcirkel de volgende taferelen op de tekening. Zet er telkens het juiste cijfer bij. De moslims vallen aan. Roeland blaast op zijn hoorn. Vele moslims sneuvelen. Roeland neemt afscheid van een stervende vriend. De zwaargewonde Roeland doodt een tegenstander met zijn hoorn.

ki

jk

1 2 3 4

In

5

Miniatuur, 13e eeuw

De tekening is eeuwen na de gebeurtenis gemaakt. In deze versie overvallen moslims, in plaats van Basken, de held Roeland.

28

B DE vrOEGE mIDDELEEUwEN

Bron 2 Roeland in een miniatuur


N

IN

Germaanse stammen bezetten steeds grotere stukken van het West-Romeinse Rijk. Vooral de Franken slagen erin om een nieuw rijk te stichten. Ze krijgen steun van de christelijke Kerk en na enkele eeuwen is er zelfs opnieuw een keizer in het westen.

VA

5

De Franken, nieuwe heersers in het westen

@

Wie regeert over het Frankische Rijk? Hoe wordt het bestuurd? Hoe voorzien de Franken in hun levensonderhoud? Wat gebeurt er op cultureel vlak? Komt er een einde aan het rijk?

DE FRANKEN

em

MEROVINGERS

1

0 0 10

0 0 9

pl

4

75

1

80

aa r

Kaartnr(s).

KAROLINGERS

ex

Merovingers en Karolingers regeren over het rijk

In

ki

jk

In de 5e eeuw controleren de Franken Noord-Gallië en het Rijnland. Het Frankische gebied bestaat uit verschillende koninkrijkjes die elk bestuurd worden door een machtige familie. De Merovingers zijn zo’n Frankische familie. Hun leider Chlodovech slaagt erin om alle andere Frankische koningen te verslaan. De Merovingers worden zo koning van het volledige Frankische Rijk. Ze slagen er ook in om nieuwe gebieden te veroveren en het rijk groter te maken. Vanaf de 7e eeuw laten de Merovingische koningen het bestuur over aan medewerkers die ze belonen met grote stukken grond en waardevolle voorwerpen (zilver, goud, juwelen …). De Merovingers worden armer en verliezen ook veel macht. In 751 zet een rijke familie van medewerkers, de Karolingers, de laatste Merovingische koning af. De paus steunt hen omdat ze hem helpen tegen andere Germanen in Noord-Italië. De Karolingers maken de macht van de koning weer groter. Ze breiden ook het rijk verder uit. In 800 kroont de paus de Karolinger Karel de Grote tot keizer. Het Frankische Rijk wordt daarmee de politieke opvolger van het WestRomeinse Rijk.

B DE vrOEGE mIDDELEEUwEN

29


OPDRACHT 1

De wraak van Chlodovech (466-511) In 486 overwint het leger van Chlodovech bij Soissons een Gallo-Romeins leger. De Franken slaan aan het plunderen. Zo roven zij een grote waardevolle vaas uit een kerk. Bron 2 Gregorius Van Tours De bisschop van de beroofde kerk vraagt aan Chlodovech de vaas terug. Bij het verdelen van de buit vraagt de Frankische aanvoerder zijn mannen om hem de vaas te geven bovenop zijn gewoon deel van de krijgsbuit. De meesten gaan akkoord en juichen hem toe. Eén krijger schiet echter naar voren en slaat de vaas stuk. Terwijl hij dat doet, roept hij: 'Jij gaat niet meer dan jouw rechtmatig deel ontvangen!' Chlodovech blijft kalm en zendt de brokstukken naar de bisschop. Later op het jaar houdt hij een wapeninspectie. Hij keurt de bijl van dezelfde krijger af en gooit het wapen op de grond. Terwijl de man het wapen opraapt, splijt Chlodovech zijn schedel met een bijl en roept: 'Dat is wat jij met de vaas deed in Soissons.'

Grandes Chroniques de France de Charles V

Bewerking van Gregorius Van Tours, Geschiedenis van de Franken

Gregorius (538-594) komt uit een belangrijke Gallo-Romeinse familie. Hij wordt bisschop van Tours, een zeer belangrijke functie binnen de Kerk en in het Frankische Rijk. Gregorius kent verschillende Merovingische koningen persoonlijk. Zijn werk is een van de weinige geschreven bronnen over de Franken in de 6e eeuw. Gregorius gebruikt zowel persoonlijke ervaringen als bronnen. Voor zaken waar hij zelf weinig van weet, die hij niet zelf heeft meegemaakt of waarover hij geen bronnen vindt, baseert hij zich op geruchten en roddels. Ook al wat christelijk is, vindt hij zeer belangrijk.

em

pl

aa r

Dit is een rijk geïllustreerd manuscript gemaakt in opdracht van de Franse koning Charles V tussen 1370 en 1379. Boven de tekst kun je lezen: puis comment il se venga de celui qui le contredist (en hoe hij zich wreekt op diegene die hem tegenspreekt).

@

Tekening, 14e eeuw, uit Les

VA

N

IN

Bron 1 Miniatuur

jk

ex

a Omcirkel het juiste antwoord. TIP Raadpleeg de woordenlijst. Bron 1 is een primaire / secundaire bron. Bron 2 is een primaire / secundaire bron.

ki

b Vergelijk bron 1 met het verhaal in bron 2. Wat klopt er niet op de tekening? TIP Let op de wapens.

In

c Lees de uitleg bij bron 2. Waarom moet je kritisch zijn tegenover wat Gregorius schrijft? Kruis aan. Gregorius durft geruchten en roddels gebruiken. Hij kent Chlodovech persoonlijk. d Waarom gebruiken historici het werk van Gregorius, zelfs als het niet zo betrouwbaar is? Onderstreep het antwoord in de contextinformatie over Gregorius.

30

LES 5 De Franken, nieuwe heersers in het westen


OPDRACHT 2

Bron 3 De Merovingers worden afgezet

Bewerking van Einhard, Het leven van Karel de Grote, ca. 830

IN

[De laatste Merovingische koning] werd afgezet op bevel van Stephanus, paus in Rome. Zijn haar werd kort geschoren en hij werd in een klooster opgesloten (in 751). De Merovingers bezaten geen enkele macht meer. (...) Het enige wat de koning nog overbleef, was dat hij (...) op zijn troon zat om de rol van regeerder te spelen (...) zoals men hem had voorgedaan of zelfs had opgedragen. Behalve die inhoudsloze koningstitel en de te kleine vergoeding (...) die de hofmeier [medewerker] hem verleende, had de vorst geen enkel bezit, afgezien van een enkel landgoed met een zeer kleine jaarlijkse opbrengst.

VA

N

De geleerde Einhard (770-840) komt uit de Mainstreek (nu Duitsland) en is een belangrijke medewerker van Karel de Grote en zijn opvolger Lodewijk de Vrome. Einhard schrijft de biografie omstreeks 830 in opdracht van Lodewijk de Vrome. Hij wil in zijn werk Karel vooral ophemelen.

a Op wiens bevel wordt de Merovingische koning afgezet?

@

b Wat gebeurt er met de afgezette koning?

aa r

c Lees de contextinformatie over de auteur van deze bron. Waarom moet je niet alles geloven wat hij in de tekst vertelt?

pl

2

em

De koning bestuurt het Frankische Rijk

jk

ex

De Frankische koning (of keizer) heeft alle macht en beschouwt het rijk als zijn persoonlijk bezit. Bij zijn dood wordt het daarom verdeeld over al zijn mannelijke erfgenamen. De koning is de hoogste bestuurder, wetgever en rechter. Hij regeert niet vanuit een vaste hoofdstad. Het koninklijk hof verbruikt meer voorraden dan één landgoed kan voortbrengen. De hele hofhouding reist daarom van het ene landgoed naar het andere. Dat is gemakkelijker dan de voorraden te verplaatsen.

In

ki

Het rijk wordt ingedeeld in gouwen (provincies), waar gouwgraven of hertogen de bevelen van de koning uitvoeren. De Karolingers richten in grensgebieden marken op. Daar gaan Frankische krijgers met hun gezin wonen. Een mark dient om het rijk te beschermen tegen invallers en wordt bestuurd door een markgraaf. Hertogen en markgraven hebben dezelfde taken als een gouwgraaf, maar commanderen ook nog een Frankisch leger. Onder Karel de Grote (768-814) controleren inspecteurs, zendgraven genoemd, of de graven, hertogen en markgraven de bevelen van de koning wel uitvoeren.

B De vroege middeleeuwen

31


OPDRACHT 3

Bron 4 Het Frankische Rijk van de 5e tot de 9e eeuw a 'Onze gewesten horen al lang bij het Frankische Rijk.' Juist of fout? Motiveer je antwoord.

IN

VA

N

b Geef drie gebieden of volkeren die door de Karolingers zijn onderworpen.

aa r

@

c Onderstreep de hedendaagse landen die in het Karolingische Rijk liggen (ook al is het maar een klein deeltje). België – Duitsland – Engeland – Frankrijk – Ierland – Italië – Nederland – Luxemburg – Polen – Spanje

3

Landbouw is de belangrijkste economische activiteit

em

pl

Om machtig en rijk te zijn, moet je veel grond bezitten. In het noorden van het Frankische Rijk komt steeds meer grond in handen van een klein aantal machtige families. Ze richten grote domeinen op. Die worden steeds groter omdat de gewone boeren hun boerderijtjes afstaan. Die boeren hopen op een beter leven door voor een heer en zijn familie te werken. Ze worden horigen: in ruil voor een hoeve en bescherming dienen zij de familie. Als zij niet gehoorzamen, kunnen zij hun hoeve verliezen.

jk

ex

Op een domein wonen ook ambachtslieden (een smid, een timmerman, een pottenbakker ...) die allerlei gebruiksvoorwerpen maken. Handelaars leveren producten die een domein niet zelf voortbrengt. Ze verhandelen ook goederen die een heer wenst te verkopen zoals een deel van de oogst, gebruiksvoorwerpen ... Bron 5 Schematische voorstelling van een domein

In

ki

OPDRACHT 4

Opmerking: in werkelijkheid liggen de drie delen door elkaar.

32

LES 5 De Franken, nieuwe heersers in het westen


a Uit welke drie delen bestaat een domein? b Wat is een 'mansus'? c Waaruit bestaat een tenure?

IN

d Waar woont de heer van het domein volgens jou?

N

VA

e Welk deel van de drie wordt niet bewerkt en mag gebruikt worden om hout te sprokkelen en het vee te laten grazen?

4

@

De christelijke Kerk speelt een belangrijke rol in de cultuur

aa r

Chlodovech bekeert zich omstreeks 500 tot het christendom. Hij wil dat de christelijke Kerk, die goed georganiseerd is, helpt bij het bestuur van zijn rijk. Ook de Frankische koningen na hem maken dankbaar gebruik van geestelijken om bijvoorbeeld advies te geven of wetten op te schrijven.

em

pl

In het Frankische Rijk ontstaan er honderden kloosters. Rijke en machtige families stichten zelf kloosters of schenken er gronden aan. Zo hopen zij naar de hemel te mogen. In een klooster of abdij leven verschillende geestelijken samen onder leiding van een abt of abdis. Zij doen dat volgens bepaalde regels. In de 8e eeuw beslist de Frankische koning dat ze allemaal de leefregel van de abt Benedictus uit de 6e eeuw moeten volgen. Die kloosterregel stelt dat kloosterlingen eenvoudig moeten leven en naast studeren en bidden ook met de handen moeten werken.

ex

Grote kloosters en het koninklijk hof spelen een belangrijke rol in de cultuur. Geleerden schrijven er boeken en verzamelen zo veel mogelijk klassieke literatuur. Bij sommige kloosters en kerken ontstaan scholen waar jonge geestelijken leren lezen en schrijven. Kunstenaars maken voor de Kerk en het hof schilderingen, beelden … Omdat de Kerk het Latijn gebruikt, wordt dat voor lange tijd de taal van de wetenschap. Beluister het verhaal van Dirk Bracke over het doopsel van Chlodovech.

jk

OPDRACHT 5

a Tegen wie vechten de Franken?

In

ki

VERHAAL

b Welk geloof heeft Clotilde?

c Waarom wil Chlodovech de veldslag winnen?

B De vroege middeleeuwen

33


d Welke belofte maakt Chlodovech? e Welke twee voordelen krijgt Chlodovech als hij christen wordt? Men vecht tijdens een groot deel van de middeleeuwen te voet. Paarden dienen om de krijgers over het slagveld te verplaatsen. Welk historisch foutje staat er dan in het verhaal over de aanval van de Visigoten?

IN

f

De Angelsaksische geestelijke Alcuinus van York (735-804) is een raadgever en leraar van Karel de Grote en zijn familie. Hij schreef tal van werken en verbeterde de opleiding van de geestelijken. Hij leidde ook verschillende kloosters. Bron 6 Tekening

Bron 7 Brief

VA

OPDRACHT 6

N

aa r

@

Karel bij de gratie van God, koning van de Franken en de Lombarden en de patriciërs van Rome, aan de abt Baugulf en aan iedereen van de kloostergemeenschap (…)

em

pl

Het mag geweten zijn dat wij met onze raadgevers besloten hebben dat het nuttig is voor de bisdommen en kloosters (…) bezig te zijn met schrijfwerk en ijverig te zijn in het onderwijzen van al wie de vaardigheid tot leren bezit, en dat volgens het talent van elk individu (…) De inzet voor onderwijzen en leren moet ook gelden voor de zinsbouw, zodat wie wenst God op de juiste manier te plezieren dat ook doet door op een correcte manier te spreken. (…)

Tekening, ca. 825-850

Brief van Karel de Grote aan de abt van Fulda, ca. 782

De brief is geschreven en opgesteld door Alcuinus. Karel heeft hem ondertekend.

ki

jk

ex

Alcuinus (in het midden) overhandigt met een jongere kloosterling een boek aan een bisschop.

In

a Kijk op de tekening naar het hoofd van de jonge monnik. Wat is blijkbaar een kenmerk van een kloosterling?

34

b Op welke historische vraag geeft bron 7 een betrouwbaar antwoord? Kruis aan. Is Karel de Grote de stichter van de scholen? Is Alcuinus een belangrijke raadgever van Karel de Grote? Welke rol moeten kloosters van Karel de Grote spelen in het onderwijs?

LES 5 De Franken, nieuwe heersers in het westen


5

Het Karolingische Rijk valt uiteen Karel de Grote is net zoals zijn voorgangers een vorst die regelmatig op veroveringstocht vertrekt. Daardoor krijgen zeer veel krijgers de kans om te plunderen en rijker te worden. Ze blijven Karel dan ook gehoorzamen en steunen.

IN

Lodewijk de Vrome (814-840), zijn zoon en opvolger, heeft meer interesse voor godsdienstige zaken en verwaarloost het bestuur van zijn rijk. Hij voert weinig oorlog en controleert de graven en hertogen minder. De slechte wegen en de grootte van het rijk bemoeilijken ook de contacten tussen het hof en de graven en hertogen. Die doen daardoor meer en meer hun zin.

Bron 8 Het Verdrag van Verdun (843) a Wie krijgt wat? Vul de tabel aan. Karel de Kale

aa r

Lotharius

@

OPDRACHT 7

VA

N

De zonen van Lodewijk maken nog tijdens zijn leven openlijk ruzie over de verdeling van het rijk. Drie jaar na zijn dood komen ze tot een akkoord. In het ‘Verdrag van Verdun’ (843) verdelen zij het Frankische Rijk in drie delen. Het middelste stuk valt later verder uiteen in kleinere vorstendommen. De twee andere delen leggen de basis voor het hedendaagse Frankrijk en Duitsland.

pl

Lodewijk de Duitser

em

b In welk gebied ligt het grootste deel van onze gewesten?

ex

c Geef de naam van drie buitenlandse groepen die het Frankische Rijk in de 9e eeuw aanvallen.

In

ki

jk

d Met welk hedendaags land komt West-Francië grotendeels overeen? Onderstreep. België –China –Duitsland –Frankrijk –Italië –Zweden e Wie van de zonen krijgt de keizerstitel?

B De vroege middeleeuwen

35


ONWAARSCHIJNLIJK! Waar zijn de Franken gebleven? Na de 8e eeuw vertalen historici over het algemeen het Latijnse ‘Franci’ in ‘Fransen’. De Franken worden dus Fransen. De inwoners van Oost-Francië noemt men Duitsers, net zoals hun koning Lodewijk door ons ‘de Duitser’ wordt genoemd. De bewoners van de Duitse provincie Frankenland blijft men wel Franken noemen.

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

aa r

KENNEN

@

VA

N

IN

Op het vlak van taal zijn de Vlamingen en een deel van de Nederlanders de directe afstammelingen van de Merovingers en Karolingers. Het Nederlands wordt ook wel ‘NederFrankisch’ genoemd. In het moderne Arabisch noemt men Europa nog altijd ‘Firanja’, afgeleid van Francia.

KUNNEN 1 de betrouwbaarheid, het doel en bruikbaarheid van een bron met behulp van opdrachten inschatten 2 met behulp van een kaart de groei en het uiteenvallen van het Frankische rijk uitleggen 3 informatie uit een bron halen

In

ki

jk

ex

em

pl

1 de begrippen ‘Karolingers’, ‘Merovingers’, ‘gouw’, ‘mark’, ‘gouwgraaf’, ‘markgraaf’, ‘hertog’, ‘domein’, ‘horigen’ en ‘klooster’ uitleggen 2 uitleggen wie de Franken, de Merovingers en de Karolingers zijn en hen in de tijd situeren 3 uitleggen hoe het Frankische rijk bestuurd wordt 4 de drie onderdelen van een domein geven en kort uitleggen 5 verklaren waarom de domeinen groter worden 6 aantonen dat geestelijken een belangrijke rol in het bestuur spelen 7 drie voorbeelden geven van culturele activiteiten onder de Karolingers 8 de datum van het ‘Verdrag van Verdun’ geven

10 het bestuur van Lodewijk de Vrome met dat van Karel de Grote vergelijken 11 het ontstaan van Frankrijk en Duitsland verklaren

9 een politiek, sociaal, economisch en cultureel kenmerk van het Frankische rijk geven

36

LES 5 De Franken, nieuwe heersers in het westen

Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.


LES 5

SCHEMA

1 Merovingers en Karolingers regeren over het rijk

N

Frankische gebied = verschillende koninkrijkjes o.l.v. verschillende families

IN

De Franken, nieuwe heersers in het westen

Merovingers • Veroveren nieuwe gebieden, rijk wordt groter • 7e eeuw: minder macht + worden armer - laten bestuur over aan medewerkers

@

Oorzaken

VA

• Chlodovech verslaat alle andere Frankische koningen, controle over volledige Frankische Rijk.

- belonen medewerkers met landerijen en waardevolle voorwerpen

aa r

Karolingers

• rijke familie van medewerkers van de Merovingers • worden in 751 koning met steun van de paus • breiden het rijk verder uit

pl

• 800: paus kroont Karel de Grote tot keizer.

em

2 De koning bestuurt het Frankische Rijk Koning

• heeft alle macht en het rijk is zijn persoonlijk bezit;

ex

• is hoogste bestuurder, wetgever en rechter.

jk

Rijk is ingedeeld in gouwen (provincies), bestuurd door een gouwgraaf of hertog. Karolingers richten marken op in grensgebieden, geleid door een markgraaf.

ki

• hertog + markgraaf = commando over een leger

In

• zendgraven: controle van de graven, hertogen en markgraven in de tijd van Karel de Grote

B De vroege middeleeuwen

37


3 Landbouw is de belangrijkste economische activiteit Grond = macht en rijkdom Domeinen (in het noorden van het Frankische rijk) • Ze zijn het bezit van een klein aantal machtige families. • Ze worden groter omdat gewone boeren hun boerderijtjes afstaan. - Ze worden horigen = in ruil voor een hoeve en bescherming dienen en gehoorzamen zij de

IN

familie. • Domein bestaat uit een vroonhof, tenures en woeste gronden. • Ambachtslieden maken er gebruiksvoorwerpen.

N

• Handelaars leveren producten en verhandelen goederen van het domein (deel van de oogst,

VA

gebruiksvoorwerpen ...).

4 De christelijke Kerk speelt een belangrijke rol in de cultuur

Ontstaan van honderden kloosters

@

Christelijke Kerk helpt de Frankische koningen bij het bestuur: opschrijven wetten + advies.

• Rijken en machtigen stichten zelf kloosters of schenken grond aan klooster. • Klooster of abdij = geestelijken leven er samen volgens leefregels o.l.v. een abt / abdis.

aa r

- Regel van Benedictus: eenvoudig leven, studeren, bidden en handenarbeid Kloosters en koninklijk hof spelen een belangrijke rol in de cultuur

pl

• Bijhouden klassieke literatuur en boeken schrijven

• Ontstaan van scholen om jonge geestelijken op te leiden

em

• Kunstenaars maken schilderingen en beelden. • Latijn = taal van de wetenschap

ex

5 Het Karolingische Rijk valt uiteen Lodewijk de Vrome = zoon en opvolger van Karel de Grote • minder oorlogsvoering dus minder kans voor krijgers om te plunderen

jk

• meer interesse in godsdienst • verwaarlozing bestuur

In

ki

• slechte wegen + grootte van het rijk zorgen voor slechtere contacten Gevolgen • Graven en hertogen doen meer en meer hun eigen zin. • Zonen van Lodewijk maken nog tijdens zijn leven ruzie over verdeling van het rijk. Verdrag van Verdun (843) Zonen van Lodewijk verdelen na zijn dood het rijk.

38

LES 5 De Franken, nieuwe heersers in het westen


Onderzoek 1: raadsels rond Karel de Grote

N VA

Hoe ziet Karel de Grote er eigenlijk uit? Verrast de paus Karel als hij hem tot keizer kroont? Bewonderen buitenlandse heersers Karel de Grote even hard als zijn aanhangers?

IN

De Frankische keizer Karel de Grote blijft tot lang na zijn dood tot de verbeelding spreken. Tot op vandaag beschouwt men hem bijvoorbeeld in Frankrijk, de Benelux en Duitsland als één van de belangrijkste vorsten uit de eigen geschiedenis. Ondanks die populariteit zijn de bronnen niet altijd duidelijk. In dit onderzoek tracht je drie historische vragen op te lossen.

DE FRANKEN

0 0 10

0 0

KAROLINGERS

em

MEROVINGERS

Hoe ziet Karel de Grote eruit? Bestudeer de bronnen en los daarna op blz. 44 de vragen op.

ex

BRONNEN

9

pl

4

75

1

80

aa r

@

Kaartnr(s).

Bron 2 Miniatuur Afbeeldingen van Karel de Grote op een relikwieënkast waarin zijn beenderen tot vandaag worden bewaard, begin 13e eeuw

In

ki

jk

Bron 1 Relikwieënkast

Afbeelding uit Les Grandes Chroniques de France, 13e-14e eeuw

B DE vrOEGE mIDDELEEUwEN

39


Bron 4 Tekening, 15e eeuw

IN

Bron 3 Afbeelding, 15e eeuw

N

Bron 5 Schilderij

aa r

@

VA

Bron 6 Ruiterstandbeeld

pl

Claudius Jacquand, schilderij van de kroning van

em

Karel tot koning van Italië in 774, 19e eeuw

Ruiterstandbeeld, brons met restanten van verguldsel, 23,5 cm hoog, 9e eeuw, Louvre, Parijs

jk

ex

Enkele vaststellingen van geschiedkundigen over het standbeeldje: - Het paard stamt uit de 15e eeuw. - Het beeldje is oorspronkelijk verguld. - De gewoonte van koningen om een rijksappel vast te houden, stamt uit de tijd van Karel de Kale (840-877). De kleinzoon van Karel de Grote is eerder klein en fors gebouwd.

In

ki

Bron 7 Beschrijving van keizer Karel de Grote De keizer was sterk en goed gebouwd. Hij was lang en slank, maar niet abnormaal groot, want zijn lengte was zevenmaal die van zijn voeten. De bovenkant van zijn hoofd was rond, hij had een fel doorborende blik en ongewoon grote ogen. Zijn neus was iets langer dan normaal. Hij had een mooie kop met wit haar en een vrolijke en goedgehumeurde uitdrukking. (…) Zijn nek was kort en nogal dik en hij had een buikje, maar door de goede bouw van de rest van zijn lichaam viel dat niet op.

Bewerking van Einhard, Het leven van Karel de Grote, ca. 830

De geleerde Einhard (770-840) komt uit de Mainstreek (nu Duitsland) en is een belangrijke medewerker van Karel de Grote en zijn opvolger Lodewijk de Vrome.

40

ONDERZOEK raadsels rond Karel de Grote


Verrast de paus Karel als hij hem tot keizer kroont? In 800 kroont de paus Karel in Rome tot keizer. Hij zou door de paus compleet verrast zijn geweest. Klopt dat wel? Wat zeggen de weinige bronnen waarover we beschikken daarover? Beantwoord de vragen op blz. 45. Bron 8 De Frankische Rijksannalen

IN

Toen de koning op de heilige dag van de geboorte van de Heer na zijn gebed voor het graf van de zalige apostel Petrus opstond om de mis bij te wonen, plaatste paus Leo een kroon op het hoofd en werd hij daarbij door het volk van Rome toegejuicht: ‘Leve en heil de verheven Karel, de door God gekroonde grote en vrede brengende roomse keizer’.

N

Uit: de Frankische Rijksannalen, na 800

@

VA

In annalen wordt per jaar kort vermeld wat een auteur belangrijk vindt. De Frankische Rijksannalen worden bijgehouden tussen 787 en 829. Ze vertellen de geschiedenis van de Frankische koningen tussen 741 tot 829. Vier verschillende auteurs werken eraan. Hun namen zijn niet gekend, maar waarschijnlijk zijn het leden van de hofhouding van Karel de Grote. De annalen zijn een van de belangrijkste bronnen voor de politieke geschiedenis van de Karolingische tijd.

Bron 9 Einhard

pl

aa r

[Karel] kwam daarop naar Rome, om de (...) kerkelijke zaken weer op orde te brengen, en bleef er de hele winter. In die tijd kreeg hij er ook de titel van keizer en Augustus. Oorspronkelijk had hij daar zo’n hekel aan, dat hij verzekerde, dat hij die keer, al was het nog zo’n belangrijke dag, niet naar de mis zou zijn gegaan als hij de bedoeling van de paus had kunnen vermoeden. Bewerking van Einhard, Het leven van Karel de Grote, ca. 830

ex

em

De geleerde Einhard (770-840) komt uit de Mainstreek (nu Duitsland) en is een belangrijke medewerker van Karel de Grote en zijn opvolger, Lodewijk de Vrome. Einhard schrijft de biografie omstreeks 830 in opdracht van Lodewijk de Vrome. Hij wil in zijn werk vooral Karel ophemelen. Einhard baseert zich gedeeltelijk op de Rijksannalen, maar was ook aanwezig bij de keizerskroning.

Bron 10 De annalen van de abdij van Lorsch

In

ki

jk

Daar de almachtige God al de bezittingen [het Karolingische Rijk] onder zijn gezag had geplaatst, leek het hun [de paus en zijn aanhang] (...) in overeenstemming met het verzoek van het christelijke volk, dat hij er ook de keizerlijke titel zou dragen. Die bede wilde Karel de Grote niet weigeren, maar onderwierp zich aan hun verlangen en ontving de titel van keizer met de wijding door paus Leo.

Bewerking van de annalen van de abdij van Lorsch, ca. 835

In annalen wordt per jaar kort vermeld wat een auteur belangrijk vindt. Lorsch bevindt zich in het huidige Duitsland. De annalen gaan over de periode 703-803 en er wordt door vier verschillende auteurs aan geschreven. Eén van die auteurs is mogelijk de abt Richbod, een vriend van Karel de Grote.

B De vroege middeleeuwen

41


Bewonderen buitenlandse heersers Karel de Grote even hard als zijn aanhangers? In het Frankische Rijk kan Karel op de sympathie rekenen van de krijgers, de geestelijken en uiteraard zijn eigen hofhouding. Hoe kijken belangrijke buitenlandse vorsten echter naar Karel? Maak opdracht 3 op blz. 45. Bron 11 Onenigheid met de Byzantijnen

Bewerking van ‘Frieden von Aachen’ op nl.wikipedia.org

VA

N

IN

Karel de Grote draagt na de keizerskroning de titel ‘Imperator’ of ‘Imperator Augustus’. In sommige documenten werd dat: ‘Meest genadige Augustus gekroond door God, grote vredebrengende Imperator die over het Romeinse Rijk regeert, dankzij Gods barmhartigheid ook koning van de Franken en Langobarden’. Als reactie op de keizerskroning van Karel noemt de Byzantijnse keizer zich niet langer ‘Imperator’, maar ‘Imperator van de Romeinen’. Daarmee verwijst hij naar het ganse Romeinse Rijk en zegt hij eigenlijk dat hij boven Karel staat. In 806 komt het tot een oorlog tussen de Byzantijnen en de Franken. Die laatsten veroveren Venetië en delen van het huidige Kroatië. In 812 sluiten de Franken en de Byzantijnen weer vrede. In het Vredesverdrag van Aken aanvaarden de Byzantijnen dat Karel de Grote de titel van ‘Imperator’ voert.

@

De Vrede van Aken wordt gesloten op 12 januari 812 tussen Michael I, keizer van Byzantium, en Karel de Grote.

aa r

Bron 12 Munt

em

pl

Munt van Karel de Grote als imperator

Op de munt staat rechts Imp(erator) Aug(ustus). Op zijn hoofd draagt Karel een lauwerkrans zoals de Romeinse keizers.

ex

Bron 13 De olifant Aboel Abbas

In

ki

jk

In 797 stuurt Karel de Grote de Jood Isaak als gezant naar Aaron (Haroen) al-Rashid, de kalief van Bagdad en de vorst van een groot islamitisch rijk. In 802 is Isaak terug aan het hof van Karel in Aken met geschenken van de kalief waaronder de olifant Aboel Abbas. Een blije Karel de Grote neemt het dier dikwijls mee op zijn reizen. Aboel Abbas sterft in 810 aan een longontsteking nadat hij een rivier heeft moeten overzwemmen. Wat de Frankische bronnen daarover zeggen:

802 810

Isaac de Jood kwam terug met een olifant (…) gezonden door de koning van de Perzen (…) de naam van de olifant was Aboel Abbas. (…) daar stierf de olifant (…) geschonken door de koning van de Saracenen (…)

Uit: de Frankische Rijksannalen, na 800

In annalen wordt per jaar kort vermeld wat een auteur belangrijk vindt. De Frankische Rijksannalen worden bijgehouden tussen 787 en 829.

42

ONDERZOEK raadsels rond Karel de Grote


Bron 14 De Perzische koning

IN

Zijn relaties met Aaron, koning van de Perzen, die over bijna het volledige oosten regeerde (…) waren zo vriendschappelijk dat deze prins die belangrijker vond dan die met alle andere koningen en heersers. (…) [En dat] wanneer ambassadeurs gezonden door Karel om het meest heilige graf en plaats van de verrijzenis van Onze Heer en Redder [de Grafkerk in Jeruzalem] te bezoeken zich bij hem [de Perzische koning] aanboden en hun meesters wensen [die van Karel dus] uitlegden, hij [de Perzische koning] die niet alleen inwilligde [liet uitvoeren], maar ook die heilige plek aan hem [Karel] gaf. (…) Enkele jaren daarvoor had Karel om een olifant gevraagd en hij stuurde de enige die hij toen had. Bewerking van Einhard, Het leven van Karel de Grote, ca. 830

VA

N

De geleerde Einhard (770-840) komt uit de Mainstreek (nu Duitsland) en is een belangrijke medewerker van Karel de Grote en zijn opvolger Lodewijk de Vrome. Einhard schrijft de biografie omstreeks 830 in opdracht van Lodewijk de Vrome. Hij wil in zijn werk Karel vooral ophemelen.

aa r

@

Bron 15 Tekening

Afbeelding van een Indische olifant in een

Van Aboel Abbas zijn geen tekeningen overgeleverd. Hoogstwaarschijnlijk is het een grijze Indische olifant.

ex

em

pl

middeleeuws boek, 12e eeuw

jk

Wat je na dit onderzoek moet kunnen:

In

ki

KUNNEN 1 bronnen vergelijken en beoordelen 2 historische vragen beantwoorden met behulp en opdrachten 3 de betrouwbaarheid van een bron inschatten 4 aan de hand van Karel de Grote aantonen dat men niet alles weet over het uiterlijk van historische figuren

5 verschillen tussen twee bronnen over het uiterlijk van Karel de Grote verklaren

Een aantal onderdeeltjes van ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kunt, zet je daar een kruisje voor.

B De vroege middeleeuwen

43


Naam:                                  Klas:

OPDRACHT 1

Nr.:          Score:

a Welke van de afbeeldingen is het oudst en staat het dichtst bij de tijd van Karel de Grote? Omcirkel het juiste antwoord. bron 1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 b Welke afbeeldingen gaan over een kroning? c Bekijk de haargroei op de afbeeldingen in bron 1 tot en met 5. Welke overeenkomsten stel je vast?

IN

N

d Welk verschil stel je vast met de afbeelding in bron 6?

VA

e Onderstreep in bron 7 het fragment over het haar. Wat wordt niet vermeld?

f

@

Onderstreep in bron 7 het fragment over de neus. Vergelijk met alle afbeeldingen en

aa r

omcirkel het juiste antwoord. Alle afbeeldingen komen overeen / niet overeen met de tekst. g Vergelijk bron 7 met bron 6. Welke beschrijvingen komen overeen met het beeldje? 1

3

em

4

pl

2

h Lees de contextinformatie bij het ruiterstandbeeld (bron 6). Waarom zou je eraan kunnen twijfelen dat het om Karel de Grote gaat?

ex

jk

Wat heb je in deze opdracht geleerd over afbeeldingen van historische figuren? Zijn de uitspraken juist of fout?

In

ki

i

Juist a De afbeeldingen die men van historische figuren maakt, komen niet altijd met de werkelijkheid overeen. b We weten zeer goed hoe bekende personen uit het verleden eruitzagen.

44

ONDERZOEK raadsels rond Karel de Grote

Fout


OPDRACHT 2

a Vul de tabel voor elke bron aan. Is de bron primair of secundair? Is de auteur gekend of anoniem? Primaire bron

Secundaire bron

Auteur gekend

Auteur anoniem

Bron 8 Bron 9 Bron 10 b Hoe groot is de kans dat de auteurs van de bron Karel persoonlijk gekend hebben? Misschien gekend

Niet gekend

IN

Gekend Bron 8 Bron 9

N

Bron 10

VA

c Waarom is het feit dat ze Karel persoonlijk gekend hebben, geen garantie dat ze de gebeurtenissen juist weergeven?

e Lees de drie bronnen.

aa r

@

d Bronnen 8 en 10 zijn annalen. Wat bepaalt of er iets in de annalen wordt vermeld. Kruis aan. Het belang van de gebeurtenis of de persoon Het belang dat een auteur aan een gebeurtenis of persoon hecht.

• Uit welke twee bronnen lijkt het alsof Karel door de paus compleet verrast wordt?

f

em

pl

• Uit welke bron lijkt het alsof de kroning daarvoor al besproken werd?

Kun je de historische vraag of keizer Karel echt verrast is door de keizerskroning, beantwoorden? Geef een argument of bewijs voor je je antwoord.

ex

ki

jk

g Argument en bewijs zijn historische redeneerwijzen. Voeg die toe op het schema van historisch denken op de uitvouwbare tijdlijn.

In

OPDRACHT 3

Bestudeer bronnen 11 t.e.m. 15. Welke uitspraken zijn juist? Kruis aan. De Byzantijnen hebben veel bewondering voor Karel de Grote en erkennen hem onmiddellijk als keizer of imperator. Pas na een oorlog en na gebiedsverlies erkennen de Byzantijnen Karel als keizer of imperator. Karel de Grote vindt de titel van keizer niet belangrijk en gebruikt hem niet. Karel de Grote probeert relaties aan te knopen met de kalief van Bagdad. De Frankische schrijvers kennen de kalief van Bagdad zeer goed. De kalief van Bagdad stuurt geschenken naar Karel de Grote. De Frankische schrijvers maken van Karel de belangrijkste bondgenoot van de kalief. Buitenlandse vorsten zien Karel als een concurrent of een bondgenoot.

B De vroege middeleeuwen

45


6

De Vikingen

N

IN

De Vikingen zijn de geschiedenis ingegaan als woeste plunderaars. Dat beeld strookt echter niet helemaal met de waarheid. De Scandinavische landen zijn zelfs heel trots op hun Vikingverleden. Je kunt er prachtige musea bezoeken over de Vikingen.

VA

Wie waren de Vikingen? Waarom zien wij de Vikingen als woeste plunderaars? Wat leert verder onderzoek ons?

50 10 ±

aa r

±

80

0

@

Kaartnr(s).

1

pl

De Vikingen zijn Germanen uit het noorden

ex

em

De Vikingen komen uit Scandinavië, de landen die vandaag Noorwegen, Zweden en Denemarken heten. Tussen 800 en 1050 leven ze in een periode van grote bloei. De Vikingen bouwen snelle, sterke en wendbare schepen waarmee ze niet alleen Europa afreizen, maar ook verdere gebieden. Ze verkennen, plunderen en veroveren grondgebied. Rond het jaar 1000 bereikt Leif Eriksson Amerika. OPDRACHT 1

Bekijk de kaart op de volgende bladzijde. a Welke hedendaagse landen zijn in de 8e en 9e eeuw belangrijke Vikinggebieden?

jk

In

ki

b In welke gebieden zijn er Vikingen in de 10e en 11e eeuw? Bespreek klassikaal en vat kort samen. c Omcirkel het juiste antwoord. De Vikingen leven in een maritieme / continentale ruimte.

46

LES 6 De Vikingen


Bron 2 Restanten van Skuldelev 2

Bron 3 Reconstructie van het schip

ex

em

pl

OPDRACHT 2

aa r

@

VA

N

IN

Bron 1 Aanwezigheid van de Vikingen in de 8e-11e eeuw

© BELGA / AFP

jk

© Vikingschipmuseum in Roskilde

In

ki

Skuldelev 2 is een van de vijf Skuldelevschepen die in 1962 worden opgegraven in de baai van Roskilde. De Skuldelevschepen worden daar rond het jaar 1070 tot zinken gebracht om de kust te verdedigen tegen invallen vanuit zee. Skuldelev 2 is een eiken langschip: een oorlogsschip van 30 m lang en 3,8 m breed, met een diepgang van slechts 1 m. Het schip bood plaats aan een grote bemanning van ongeveer 65 personen, waaronder 60 roeiers. Dankzij het grote zeil van ca. 112 m² kon het topsnelheden behalen van 20 knopen (36 km/u). Een langschip werd dikwijls versierd met een slangenkop of een draak. Daarom wordt het ook drakar genoemd. De restanten van de Skuldelevschepen staan tentoongesteld in het Vikingschipmuseum in Roskilde in Denemarken. Het hout kreeg een speciale behandeling zodat het goed zou bewaren en werd op een metalen skelet gemonteerd. Tussen 2000 en 2004 bouwt het Vikingschipmuseum een reconstructie van het schip.

B De vroege middeleeuwen

47


a Waarom is het langschip heel geschikt om nieuwe gebieden te verkennen? b Welke voordelen biedt het langschip nog als je oorlog wilt voeren? c Waarom versieren de Vikingen de langschepen met slangenkoppen of draken, denk je?

IN

2

N

De Vikingen zijn de geschiedenis ingegaan als woeste plunderaars

Bron 4 Alcuinus van York

aa r

OPDRACHT 3

@

VA

Het tijdperk van de Vikingen start in veel geschiedenisboeken met de plundering van het klooster op Lindisfarne in 793 n.C. In de daaropvolgende eeuwen zullen de Vikingen nog honderden andere plaatsen aanvallen en plunderen, zelfs grote steden zoals Parijs, Aken en Constantinopel. De Vikingen willen vooral zilver en slaven buitmaken. Aangezien ze zelf nauwelijks schriftelijke bronnen hebben nagelaten, kennen we de geschiedenis van de Vikingen vooral door de getuigenissen van hun slachtoffers, meestal geestelijken, die over de aanvallen vertellen. Zo ontstaat de mythe dat alle Vikingen woeste plunderaars zijn.

pl

Nooit eerder heeft zich zo’n verschrikking voorgedaan in Brittannië als we nu hebben ondergaan van een heidens ras, en niemand hield voor mogelijk dat zo’n inval vanaf zee gedaan kon worden.

em

Alcuinus van York, leraar aan het hof van Karel de Grote, schrijft in 793 over de aanval op het klooster van Lindisfarne, een eilandje voor de kust van Noordoost-Engeland.

ex

Bron 5 De Angelsaksische kroniek

jk

In 793 n.C. (…) veroorzaakten de aangrijpende aanvallen van heidense mannen een betreurenswaardige ravage in de kerk van God op het Heilige Eiland, door verkrachting en slachting.

In

ki

Uit: De Angelsaksische kroniek, 9e eeuw

Oorspronkelijk samengesteld op bevel van de Angelsaksische koning Alfred de Grote, in ongeveer 890 n.C. en aangevuld door generaties anonieme schrijvers tot in het midden van de 12e eeuw. Alfred de Grote staat bekend voor de verdediging van Zuid-Engeland tegen de invallen van de Vikingen. a Waar ligt Lindisfarne? b Waarom zijn afgelegen kloosters en abdijen dikwijls het doelwit van de Vikingen, denk je?

48

LES 6 De Vikingen


c Welke woorden vallen je op wanneer de Vikingen of hun acties beschreven worden? Onderstreep ze in de bronnen. Bespreek klassikaal wat die woorden betekenen en welk gevoel ze bij jou oproepen. d Hoe worden de invallers in beide bronnen genoemd? Bron 7 Vikinghelm

IN

Bron 6 Les barques des Normands

Vikinghelm, Museum voor Culturele Geschiedenis van de Universiteit, Oslo

em

pl

aa r

@

VA

N

OPDRACHT 4

ex

© imageselect

jk

Tekening ‘Les barques des Normands’, getekend door Alphonse de Neuville en gepubliceerd in ‘l’Histoire de France’ geschreven in 1872 door François Guizot, een Franse historicus en politicus

In

ki

De tekening illustreert de belegeringen van Parijs door de Noormannen in 845 en in 885. De Vikinghelm met hoornen en/of vleugels is een verzinsel dat uit de 19e eeuw stamt.

a Uit welke tijd komen de bronnen? b Welke functie heeft de tekening?

B De vroege middeleeuwen

49


c Hoe worden de Vikingen uitgebeeld? d Welk detail klopt er niet op de tekening?

IN

e Wat is het doel en het doelpubliek van de tekening?

N

Waarom is het dus niet onlogisch dat in dit boek de Vikingen op die manier worden afgebeeld?

VA

f

@

g Wat kun je besluiten? Kruis de juiste antwoorden aan. Het beeld van de plunderende Vikingen ontstaat in de 19e eeuw. Het beeld van de plunderende Vikingen wordt versterkt in de 19e eeuw. De standplaatsgebondenheid van de auteur heeft invloed op de historische beeldvorming.

aa r

3

De Vikingen zijn veel meer dan woeste plunderaars

Bron 8 Dierenkoppijler

In

ki

jk

ex

OPDRACHT 5

em

pl

Niet alle Vikingen gaan op plundertocht. Veel Vikingen komen zelfs nooit buiten Scandinavië, andere reizen enkel voor de handel. Archeologische vondsten geven meer informatie over hun samenleving. Er worden bijvoorbeeld scheepsgraven ontdekt met grafgiften die de rijke cultuur en het vakmanschap van de Vikingen illustreren. We weten intussen dat de Vikingen ook heel wat steden hebben gesticht. Opgravingen daar tonen aan dat ze erg succesvolle handelaars zijn met contacten tot in Constantinopel, Arabië en Rusland. Recente wetenschappelijke technieken zoals DNA-onderzoek geven ons nog meer details.

50

LES 6 De Vikingen

Dierenkoppijler, houtsnijwerk, versierd met zilveren spijkers, uit het begin van de 9e eeuw, ca. 50 cm hoog, Museum voor Culturele Geschiedenis van de Universiteit, Oslo

Dit is een van de opmerkelijke vondsten uit het Osebergschip dat in 1904 in een grote grafheuvel in de provincie Vestfold (Noorwegen) wordt gevonden. In het scheepsgraf worden in 834 twee vrouwen begraven. Het grote aantal grafgiften wijst erop dat het belangrijke personen zijn. Het graf bevat unieke vondsten zoals een volledige houten kar, kledingstukken en vijf prachtige dierenkoppijlers.


Bron 9 Bronzen weegschaal Bronzen weegschaal met zeven versierde loden gewichten

N

IN

De weegschaal is gevonden in een scheepsgraf, ontdekt in 1882 in Kiloran Bay, in Schotland. Het Vikinggraf dateert van ca. 900. De man werd op zijn zijde begraven met de weegschaal tussen zijn hoofd en zijn knieën. Vlakbij liggen ook wapens en gereedschappen. In totaal zijn er zo al tientallen weegschalen gevonden. De Vikingen gebruikten ze om zilver en soms goud te wegen om de waarde ervan te bepalen.

a Waar worden de voorwerpen gevonden?

VA

© National Museums Scotland

b Niet alle Vikingen zijn krijgers. Welke andere beroepen kun je uit de bronnen afleiden?

@

aa r

c Misschien is de handelaar uit bron 9 ook een krijger. Waarom?

Bron 10 Reconstructietekening van een graf

Reconstructietekening door Neil Price, een Britse archeoloog en professor aan de universiteit van Uppsala in Zweden

Dit graf van een Vikingstrijder wordt in 1878 gevonden in Birka, in de buurt van Stockholm. Het bevat wapens, twee geofferde paarden en een bordspel om strijdtactieken te leren. In 2017 bewijst botonderzoek dat het lichaam van een vrouw is, een Vikingstrijdster dus.

In

ki

jk

ex

em

pl

OPDRACHT 6

© By Þórhallur Þráinsson © Neil Price

B De vroege middeleeuwen

51


a Omcirkel. Welke soort bron is de reconstructietekening, als je onderzoek doet over de Vikingen? TIP Raadpleeg de woordenlijst. Primaire bron – secundaire bron b Welke wapens herken je op de tekening?

IN

C Meer dan een eeuw lang is men ervan uitgegaan dat dit het graf van een man is. Hoe komt dat?

Bron 11 Vrt nieuws

VA

OPDRACHT 7

N

aa r

@

Het internationale team met wetenschappers uit 14 landen bracht met de nieuwste technieken het volledige genoom - het geheel aan genetische informatie - in kaart van 442 skeletten uit Vikinggraven. (...) ‘We hebben ontdekt dat de Vikingen wat hun genetische afkomst betreft, niet uitsluitend Scandinaviërs waren, aangezien we genetische invloeden in hun DNA hebben gevonden vanuit Zuid-Europa en Azië die nog nooit eerder overwogen waren’, zei eerste medeauteur professor Maartin Sikora van de Københavns Universitet. (...) Ons onderzoek haalt zelfs het moderne beeld onderuit van de Viking met blond haar, aangezien veel Vikingen bruin haar hadden en beïnvloed waren door de genetische instroom van buiten Scandinavië.’ Uit: Luc De Roy, ‘Vikingen waren niet allemaal Scandinaviërs blijkt uit grootste DNA-onderzoek op

pl

skeletten ooit’, vrt nieuws, 20 september 2020

em

a Welk stereotiep beeld over de Vikingen wordt in dat onderzoek tegengesproken?

ex

b Welke techniek gebruiken de wetenschappers om dit aan te tonen?

De les geeft geen volledig overzicht van onze hedendaagse kennis over de Vikingen. Noteer hier twee historische vragen die onbeantwoord bleven.

jk

OPDRACHT 8

ki

In

52

LES 6 De Vikingen


ONWAARSCHIJNLIJK!

VA

N

IN

Het Frankische Rijk betaalt aan de Vikingen grote sommen zilver en goud om de aanvallen te stoppen. In 911 staat koning Karel de Eenvoudige zelfs een heel stuk van zijn grondgebied aan de monding van de Seine af aan Vikingaanvoerder Rollo. Rollo zou in ruil nieuwe invallen via de Seine verhinderen. Niet onbelangrijk, want ook Parijs ligt aan de Seine. Dat land van de Noormannen (dat is een andere naam voor de Vikingen) kennen we vandaag als Normandië. Via de Wolga en de Dnjepr dringen de Vikingen in de loop van de 9e eeuw ook ver door naar het oosten. Ze stichten er het Rijk van Kiev. De lokale bevolking noemt hen ‘Roes’, een woord dat vermoedelijk van het Oudnoorse woord voor ‘roeiers’ is afgeleid. De Roes geven hun naam aan Rusland. De Russen zelf willen tot vandaag weinig weten over hun Vikingverleden. Zij vinden dat dat hun volk oneer aandoet.

aa r

@

Zelfs in de Hagia Sophia, de Byzantijnse kathedraal in Constantinopel, hebben Vikingen sporen achtergelaten. Onderaan op de foto zie je runentekens die in het marmer zijn gekrast. De inscriptie is niet helemaal ontcijferd maar bevat zeker de naam Halfdan.

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

KUNNEN

pl

KENNEN

In

ki

jk

ex

em

1 de begrippen ‘maritieme ruimte’, ‘continentale ruimte’ en ‘handel’ uitleggen 2 de begrippen ‘getuigenis’, ‘reconstructie’, ‘scheepsgraf’ en ‘grafgift’ uitleggen 3 de Vikingen in de ruimte en de tijd situeren 4 drie voordelen van de constructie van een Vikingschip geven 5 twee redenen geven waarom de Vikingen de geschiedenis ingingen als woeste plunderaars 6 vier voorbeelden geven van archeologische vondsten die dat beeld bijstellen

1 de betrouwbaarheid, de functie en het doelpubliek van een bron beoordelen 2 informatie uit bronnen afleiden 3 de invloed van standplaatsgebondenheid op historische beeldvorming aantonen met een voorbeeld 4 de invloed van standplaats­ gebondenheid op historische beeldvorming analyseren met behulp van opdrachten 5 met een voorbeeld aantonen hoe mythes onze voorstelling van het verleden beïnvloeden 6 historische vragen formuleren

Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.

B De vroege middeleeuwen

53


LES 6

SCHEMA

De Vikingen 1 De Vikingen zijn Germanen uit het noorden Maritieme ruimte: Scandinavië, het hedendaagse Noorwegen, Zweden en Denemarken

Bloeiperiode: tussen 800 en 1050

Ze hebben snelle, sterke en wendbare schepen waarmee ze:

VA

- heel Europa afreizen,

N

IN

- ook verdere gebieden verkennen, plunderen en veroveren,

@

- ca. 1000 Amerika ontdekken.

2 De Vikingen zijn onze geschiedenis ingegaan als woeste plunderaars De Vikingen plunderen kloosters, dorpen en zelfs grote steden in Europa.

De meeste geschreven primaire bronnen over Vikingen komen van het standpunt van hun slachtoffers, meestal kloosters en abdijen uit het Karolingische Rijk.

pl

aa r

em

Hun standplaatsgebondenheid beïnvloedt de historische beeldvorming. De Vikingen zelf gebruiken nauwelijks schrift.

ex

3 De Vikingen zijn veel meer dan woeste plunderaars

jk

Archeologische vondsten en wetenschappelijk onderzoek geven meer informatie. Veel Vikingen zijn succesvolle handelaars.

In

ki

54

LES 6 De Vikingen

Ze hebben een rijke cultuur en gespecialiseerde vaklieden.

Ze stichten handelssteden.

Ze hebben contacten tot in Constantinopel, Arabië en Rusland.

Niet alle Vikingen hebben blond haar.


OVERZICHT B

De vroege middeleeuwen

IN

Val van het West-Romeinse Rijk (5e eeuw) Frankische Rijk (5e-9e eeuw) Koning heeft veel macht.

Herstel keizerrijk

Karel de Grote 800

Rijk verdeeld in gouwen

ambtenaren: graven, hertogen

VA

Sociaal en economisch:

N

Politiek:

Landbouw zeer belangrijk

Grote domeinen tussen Loire en Rijn horigen

gesloten economie

Cultureel:

Vermenging Romeinse en Germaanse gewoonten

aa r

@

Christelijke Kerk

Maritieme ruimte: vanuit Noord-Europa verkennen, plunderen en veroveren De Vikingen zijn niet alleen woeste plunderaars.

em

pl

De Vikingen (9e-11e eeuw)

Verdrag van Verdun (843)

ex

West-Francië

Frankrijk

Midden-Francië

jk

Oost-Francië

9e eeuw: groeiende macht voor graven en hertogen

In

ki

Duitsland

B De vroege middeleeuwen

55


C

N VA

aa r

@

In dit onderdeel leer je meer over het dagelijkse leven van de mensen: over ziekten, honger, landbouw, sociale verschillen ... Die onderwerpen veranderen niet veel in de vroegmoderne tijd, daarom lopen deze lessen door tot in de 18e eeuw. Dit onderdeel gaat dus over sociale en economische geschiedenis in de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd.

IN

Op stap door verschillende tijden

pl

± 500

± 1750

Bron 1 De maand september

em

a In dit onderdeel gaan de lessen over de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd. Vul die twee periodes in op de tijdlijn.

± 1450

schilderkunst

landbouw

oorlogen

bevolkingsgroepen

wetenschap

armoede

In

ki

jk

ex

b Welke zes onderwerpen horen thuis in het sociaal en economisch domein? Omcirkel.

bestuur

leefgewoonten

nijverheid

bevolkingsgroei

godsdienst

welvaart

Uit: Het Breviarium Grimani, getijdenboek, begin 16e eeuw

De armen werken met gebogen rug op de wijngaarden van de heer.

56

C Op stap DOOr vErscHILLENDE tIjDEN


7

Leven met honger, ziekten en dood

VA

N

IN

In 2020 maakt het coronavirus wereldwijd meer dan 1,6 miljoen slachtoffers. Mondmaskers, quarantaine en lockdown worden dagelijkse kost. Grafieken van het aantal besmettingen en overlijdens beheersen het journaal. Beelden van covidafdelingen in ziekenhuizen confronteren ons met de harde realiteit van ziekte en dood. Dat zijn we in het ‘rijke Westen’ niet meer gewend, maar eeuwenlang lag ook bij ons de dood altijd en overal op de loer. Ze maakte deel uit van het dagelijkse leven. De schrik zat er vooral in tijdens en na de pestepidemie van het midden van de 14e eeuw.

aa r

@

Waarom wordt de evolutie van de bevolking vandaag goed in het oog gehouden? Hoe evolueert het bevolkingsaantal in de middeleeuwen en in de vroegmoderne tijd? Wat weten we over de pest?

5 19 ±

4

50 17 ±

50

14 ±

ZWARTE DOOD

VROEGMODERNE TIJD

MODERNE TIJDHEDENDAAGSE TIJD

ex

6

51

4

13

13

em

MIDDELEEUWEN

pl

±

50

0

Kaartnr(s).

jk

Welke begrippen ken je al? Noteer bij elke beschrijving het passende begrip. Kies uit: bacterie – corona – epidemie – grafiek – immuniteit – pandemie – quarantaine – vaccin – virus.

In

ki

Begrip

Betekenis Dieren of mensen afzonderen zodat ze anderen niet kunnen besmetten Een microscopisch klein organisme waarvan er op en in ons lichaam miljarden voorkomen. 99 % ervan is noodzakelijk om gezond te blijven. Als een bacterie op een plaats terechtkomt waar ze niet thuishoort, bijvoorbeeld in de darmen, een wond en/of in het bloed, veroorzaakt ze ziekten. Vandaag kan men die behandelen met antibiotica. Een middel dat men toedient om dieren of mensen te beschermen tegen een ziekte Een manier om de evolutie van aantallen (stijging, daling) visueel voor te stellen C Op stap door verschillende tijden

57


Begrip

Betekenis Een nog kleiner organisme dat geen nuttige bijdrage levert voor de gezondheid en meestal zelfs schadelijk is. Sommige veroorzaken een 'gewone' verkoudheid, andere gevaarlijkere ziekten zoals griep, mazelen of aids. Omdat er steeds nieuwe types ontstaan, moet men iedere keer een geschikt vaccin ontwikkelen.

Een ziekte die zich snel op een grotere schaal verspreidt

N

Een ziekte die zich snel op wereldschaal verspreidt

IN

Een virus dat vernoemd is naar de uitstulpingen die aan een kroon doen denken

1

VA

De Verenigde Naties waken over de hedendaagse evolutie van de wereldbevolking

@

Vandaag omvat de wereldbevolking ruim 7,8 miljard mensen. Dat aantal zal toenemen tot (waarschijnlijk) 11 miljard in 2100. 77 % van de wereldbevolking leeft in Azië en Afrika. Europa is het enige continent waar het bevolkingsaantal afneemt. Nu leven daar ongeveer 742 miljoen mensen. In 2100 zouden er dat nog ongeveer 653 miljoen zijn. In Europa leven mensen langer, maar worden er relatief weinig kinderen geboren.

OPDRACHT 1

aa r

Die cijfers komen van de Verenigde Naties, een internationale organisatie die waakt over de mensenrechten: de welvaart en het welzijn van de mensen overal in de wereld. a Waarom bedreigt een teveel aan mensen onze planeet?

pl

em

b Waarom is een onevenwichtige samenstelling van het bevolkingsaantal per leeftijdsgroep ook een probleem?

ex

De bevolkingsevolutie in de middeleeuwen en in de vroegmoderne tijd vertoont continuïteit en verandering

jk

2

In

ki

In de middeleeuwen en vroegmoderne tijd wisselen periodes van bevolkingsstijging en bevolkingsdaling elkaar af. Die bevolkingsevolutie heeft verschillende oorzaken: ziekten, geweld en honger zijn de belangrijkste. Het klimaat is een indirecte oorzaak van de bevolkingsevolutie. Het heeft vooral invloed op de landbouw. Wanneer het bijvoorbeeld lang en veel regent, rot het graan weg op de velden en kan het niet meer geoogst worden. We spreken dan van misoogsten. Dat is rampzalig, want de meerderheid van de mensen leeft al continu op de rand van de hongersnood. Ook menselijke ingrepen kunnen het bevolkingsaantal beïnvloeden. In de 11e eeuw wil de Kerk, die toen heel veel macht had, de vrede op aarde bevorderen. Ze verbiedt onder andere dat er gevochten wordt op de (talrijke) kerkelijke feestdagen. Maar alles bij elkaar vertoont de bevolkingsevolutie tot 1700 meer continuïteit dan verandering: het bevolkingsaantal blijft in vergelijking met de moderne tijd laag.

58

LES 7 Leven met honger, ziekten en dood


Bron 1 Grafiek aantallen miljoen aantallen in in miljoen

OPDRACHT 2

400

300

IN

Relatief kouder klimaat 30-JARIGE OORLOG 1618-1648

100-JARIGE OORLOG

Relatief warmer klimaat

1337-1453

N

200

VA

Epidemie

150 120

542-546

INVALLEN ISLAMIETEN

STOP INVALLEN

1346-1351

In de 11e eeuw gebruikt de Kerk haar invloed om het aantal oorlogen te doen afnemen. Zo verbiedt ze bijvoorbeeld om te vechten op kerkelijke feestdagen.

587-591

300

aa r

0 200

INVALLEN GERMANEN

@

Vochtiger klimaat (veel neerslag)

100 90 80 70 60 50 40 30 20

400 500 600 700 800 900 1000 1100 1200 1300 1400 1500 1600 1700 1800 1900 jaartal jaartal

pl

De evolutie van het bevolkingsaantal in Europa tussen ca. 200 en ca. 1900

em

De grafiek is grotendeels gebaseerd op schattingen. In de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd zijn er nog geen bevolkingsregisters of regelmatige volkstellingen. Historici moeten aantallen berekenen op basis van andere bronnen. Voor bepaalde plaatsen en periodes zijn er geen bronnen (meer). Dan komen er (nog meer) wiskundige berekeningen aan te pas.

ex

a Lees de informatie over de grafiek. Onderstreep telkens welke gegevens juist zijn.

jk

• Op de grafiek kunnen we gegevens aflezen over de klassieke oudheid / de middeleeuwen / de vroegmoderne tijd / de moderne tijd / de hedendaagse tijd.

In

ki

• Deze grafiek geeft informatie over de evolutie van de Europese bevolking / de wereldbevolking.

b Bestudeer nu ook de grafiek zelf. Maak een overzicht van de evolutie van het bevolkingsaantal in de tabel op de volgende bladzijde. • Onderscheid vier periodes van daling en stijging. Geef telkens de begin- en einddatum. • Is er stijging of daling? • Geef de oorzaken van de daling en stijging.

C Op stap door verschillende tijden

59


Daling of stijging

Oorzaken (direct en indirect)

IN

Periode

VA

N

De grafiek geeft hierover geen gegevens.

c Vergelijk het bevolkingsaantal in de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd. Wat kun je besluiten? Onderstreep hieronder welke gegevens juist zijn. • De stijging van het bevolkingsaantal is hoger / lager in de vroegmoderne tijd dan in de middeleeuwen.

@

• In de middeleeuwen / de vroegmoderne tijd wisselen periodes van stijging en daling elkaar af. • In de middeleeuwen / de vroegmoderne tijd is er geen daling meer.

aa r

• In de vroegmoderne tijd hebben geweld en epidemieën een kleinere / grotere invloed op de evolutie van het bevolkingsaantal.

a Oorzaken kunnen opgedeeld worden in: structurele en incidentele oorzaken. Zoek de betekenis op in de woordenlijst.

em

OPDRACHT 3

pl

• Zowel in de middeleeuwen als in de vroegmoderne tijd is het bevolkingsaantal laag in vergelijking met de 19e eeuw. In de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd is er dus continuïteit / verandering.

• structurele oorzaak:

ex

• incidentele oorzaak:

ki

jk

b Voeg de historische redeneerwijzen ‘structurele oorzaak’ en ‘incidentele oorzaak’ toe aan het schema van historisch denken op de uitvouwbare tijdlijn.

In

c Welke oorzaak van de trage bevolkingsgroei is structureel en welke incidenteel?

60

Er is altijd maar net voldoende voedsel.

Er is hongersnood door misoogst.

LES 7 Leven met honger, ziekten en dood


OPDRACHT 4

Bron 2 De vicieuze cirkel van hongersnood en ziekten Bestudeer samen met een andere leerling het schema. Wat is het verband tussen de lage landbouwopbrengsten en ziekten? Zoek dat samen uit en vul elkaar aan.

minstens 50 % van de huishoudelijke uitgaven gaat naar voedsel

VA

N

IN

continu (op de rand van) hongersnood

verzwakte immuniteit door chronisch gebrek aan dierlijke vetten en proteïnen

aa r

@

voeding is duur

ziekten

em

pl

lage landbouwopbrengsten

In

ki

jk

ex

hoog sterftecijfer = lage bevolkingsgroei

slecht bestand tegen lichamelijke belasting

lage arbeidsproductiviteit

C Op stap DOOr vErscHILLENDE tIjDEN

61


3

De Zwarte Dood In het midden van de 14e eeuw raast een pestepidemie door Europa. Historici schatten het aantal pestdoden in West-Europa op ongeveer 40 miljoen. Dat is een derde tot de helft van de totale bevolking. Geen enkele ziekte heeft ooit zoveel slachtoffers gemaakt. Een besmette persoon sterft enkele dagen na het verschijnen van de eerste symptomen. In onze streken spreken tijdgenoten van ‘pestilentie’ (de ziekte, plaag) of de ‘haastige ziekte’. Later gaat men die grote pestepidemie de Zwarte Dood noemen.

De pest komt (ook vandaag nog) voor in verschillende vormen. Noteer bij de volgende omschrijvingen telkens de passende naam. Kies uit: builenpest – longpest – zwarte pest. Begrip

Omschrijving

@

OPDRACHT 5

VA

N

IN

Het herkomstgebied van de pestbacterie bevindt zich in Azië. Daar leeft de bacterie in vlooien op knaagdieren en andere kleine zoogdieren. In de 14e eeuw zijn er al intensieve handelscontacten tussen Azië en Europa. De pestbacterie reist mee richting Europa. In de middeleeuwen weet men niet wat bacteriën zijn. Mensen verklaren de grote pestepidemie vanuit hun (godsdienstige) visie op het leven en op de wereld (standplaatsgebondenheid). Zo wordt de pest gezien als een straf van God. Ook verdenkt men de joden ervan de pest te hebben veroorzaakt. In de middeleeuwen hebben de joden een slechte naam. Het idee leeft namelijk dat ze verantwoordelijk zijn voor de dood van Jezus.

aa r

Via besmette speekseldruppel(tje)s infecteren de pestbacteriën de longen. De pestlijder hoest schuim en bloed op. Ademhalen wordt moeilijk.

pl

De pestbacteriën dringen het lymfesysteem binnen. Via de lymfevaten bereiken ze de lymfeklieren. Die ontsteken, zwellen op, gaan etteren en bloeden. De infectie leidt uiteindelijk tot het falen van de organen, met de dood tot gevolg.

Bron 3 De geografische verspreiding van de Zwarte Dood in Europa

In

ki

jk

ex

OPDRACHT 6

em

De pestbacteriën dringen binnen in de bloedbaan en vergiftigen het bloed. Onderhuidse bloedingen veroorzaken paarse, bijna zwarte vlekken.

62

LES 7 Leven met honger, ziekten en dood


Bestudeer de kaart op de vorige bladzijde. Beantwoord de volgende vragen. a In welk jaar duikt de ziekte voor het eerst op in Europa? b Wat hebben de plaatsen die toen getroffen worden gemeenschappelijk?

IN

c In welk jaar bereikt de pest onze streken?

N

d Welke weg legt de pest af in Europa? Gebruik de windrichtingen om je antwoord concreet en duidelijk te formuleren.

In de middeleeuwen verklaren de tijdgenoten de pest vanuit hun (religieuze) visie op het leven en op de wereld (standplaatsgebondenheid). Bestudeer de bronnen. Lees de informatie. Wat zijn volgens tijdgenoten de oorzaken van de pestepidemie? Noteer ze in het kader op de volgende bladzijde.

In

ki

jk

© imageselect

ex

em

pl

aa r

Bron 4 Processie van flagellanten

@

OPDRACHT 7

VA

Piérart van Tielt, miniatuur, uit: Gilles Le Muisit, Kroniek, 1347-1349

Gilles Le Muisit (1272-1352) is abt van de abdij van Sint-Maarten in Doornik. Zijn kroniek is een geschiedenis van de wereld tot 1349. Omdat hij op dat moment al blind is, dicteert hij zijn werk. Piérart van Tielt werkt in Doornik. Hij illustreert en kopieert manuscripten. Tijdens de pestepidemie trekken steeds grotere groepen flagellanten van stad naar stad. Ze brengen zichzelf in het openbaar zweepslagen toe. Zo willen ze boeten voor hun eigen zonden en die van anderen.

C Op stap door verschillende tijden

63


Bron 5 Boek van de wraak van God

IN

Alle joden over de hele wereld hadden zich voorgenomen de christenen met gif om het leven te brengen en daarom hadden ze alle waterputten, ver en dichtbij, en ook stilstaande wateren overal laten vergiftigen. Daardoor stierven zoveel mensen dat zoiets vreemds voordien nooit was voorgekomen. Men nam de joden daarom overal gevangen en wierp ze in het vuur. Daarin stierven ze aanstonds [onmiddellijk], alles vanwege de jammerlijke sterfte, waarover u hebt gehoord. Uit: Jan van Boendale, Boek van de wraak van God, ca. 1350

VA

N

Jan van Boendale (waarschijnlijk ca. 1280-1351) werkt als secretaris en raadgever voor het Antwerpse stadsbestuur. In het boek beschrijft hij hoe God volgens hem de mensen in het verleden en in zijn eigen tijd straft voor hun slechte gedrag. In de middeleeuwen leeft het idee dat de joden verantwoordelijk zijn voor de dood van Jezus.

Oorzaken

Bron 6 Archeologisch onderzoek

In

ki

jk

ex

em

pl

OPDRACHT 8

aa r

Bron 2

@

Bron 1

64

Archeologisch onderzoek van een middeleeuws massagraf van slachtoffers van de pest in Londen

Ook vandaag hebben historici nog veel vragen over de Zwarte Dood. Daarom worden menselijke overblijfselen in (massa)graven met nieuwe technieken onderzocht om vast te stellen of mensen aan de pest gestorven zijn. Ook samenwerking met andere wetenschappers zoals archeologen en biologen leidt tot nieuwe inzichten. We hebben bijvoorbeeld lang gedacht dat alleen ratten en de rattenvlo de Zwarte Dood verspreid hebben in Europa. Dat idee wordt verlaten, omdat het praktisch niet mogelijk is. Maar hoe is het dan wel gegaan? Waarschijnlijk zijn er ook vlooien en luizen van mens op mens overgesprongen.

LES 7 Leven met honger, ziekten en dood


a Toon met twee voorbeelden aan dat de kennis over de pest verandert.

N

IN

Menselijke vlooien komen nu gelukkig niet zo veel meer voor, maar in de middeleeuwen is dat wel even anders. Dat komt omdat de mensen op stro slapen en ze hun kleding veel langer dragen. Kleding is namelijk erg duur. Bovendien kunnen vlooien en luizen ook meereizen met handelaars in oude kleren en pelzen. Onderzoek bij recente opgravingen wijst bovendien uit dat besmetting via de lucht wel eens een belangrijkere oorzaak zou kunnen zijn dan men vroeger dacht. Nu blijkt wel degelijk dat mensen elkaar besmet hebben, zonder toedoen van vlooien.

VA

Bron 7 De snaveldokter

Bron 8 Beeld van een pestheilige

ex

em

pl

aa r

OPDRACHT 9

@

b Onderstreep in de tekst waarom inzichten veranderen.

Beschilderd beeld, hout, 101 cm, eerste helft

snaveldokter in Rome, 1656

16e eeuw, Museum Hof van Busleyden, Mechelen

‘Pestdokters’ steken een mengsel van kruiden en specerijen in een masker met een vogelbek. Die vrijwilligers worden betaald om zieken in quarantaine te plaatsen.

Sint-Rochus is een van de vijf ‘pestheiligen’ die in de middeleeuwen worden aanbeden. Volgens de katholieke Kerk zou Rochus van Montpellier (1295-1327) tijdens een pelgrimstocht naar Rome besmet zijn met de pest. Een engel geneest hem, een hond voorziet hem van het nodige brood. Bij zijn thuiskomst herkennen zijn stadgenoten hem niet meer omdat hij zoveel littekens heeft door de pest. Ze denken zelfs dat hij spioneert voor de vijand. Rochus sterft in de gevangenis.

In

ki

jk

Paul Fürst, afbeelding van een

C Op stap door verschillende tijden

65


Formuleer een historische vraag waarop de bronnen een antwoord kunnen bieden.

ONWAARSCHIJNLIJK!

VA

N

IN

Tegen de plotse opkomst en de snelle verspreiding van de Zwarte Dood staat de overheid machteloos. Na die grote epidemie gaan lokale besturen wel maatregelen nemen om zo’n ramp in de toekomst te vermijden. Op 27 juli 1377 vaardigt het bestuur van de republiek Ragusa (nu Dubrovnik, Kroatië) een nieuwe wet uit. Voortaan moeten handelaars drie weken in isolement blijven op een eiland voor de kust. Als ze besmet zijn, sterven ze daar. Zijn ze na die tijd nog in leven, dan vormen ze geen gevaar meer. Nadien nemen andere overheden dat systeem over. Venetië verplicht vanaf 1448 dat schepen veertig dagen buiten de haven moeten blijven liggen alvorens de stad binnen te varen. In het Venetiaans is veertig ‘quarantena’. Dat ligt aan de oorsprong van het woord ‘quarantaine’: een verplicht isolement om de verspreiding van een ziekte te vermijden.

aa r

@

Ook in onze streken kom je eeuwenlang geen stad binnen zonder attest als bewijs dat je niet besmet bent door een ziekte. Lokale overheden verplichtten pestlijders om buiten de stad te gaan wonen.

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

pl

KENNEN

In

ki

jk

ex

em

1 de begrippen ‘continuïteit’, ‘evolutie’, ‘standplaatsgebondenheid’ en ‘verandering’ uitleggen 2 de begrippen ‘bacterie’, ‘epidemie’, ‘grafiek’, ‘immuniteit’, ‘pandemie’, ‘quarantaine’ en ‘virus’ uitleggen 3 uitleggen waarom de Verenigde Naties de (toekomstige) bevolkingsevolutie in de wereld bestuderen 4 de bevolkingsevolutie in de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd vergelijken 5 drie directe oorzaken en één indirecte oorzaak voor een daling van het bevolkingsaantal geven 6 het verband tussen voedseltekort en ziekten uitleggen 7 de Zwarte Dood in Europa situeren in de tijd

66

LES 7 Leven met honger, ziekten en dood

8 twee middeleeuwse verklaringen voor de pest geven 9 de begrippen ‘structurele oorzaak’ en ‘incidentele oorzaak’ toepassen

KUNNEN 1 een voorbeeld van continuïteit en verandering geven in de bevolkingsevolutie van Europa 2 met twee voorbeelden aantonen dat de kennis van het verleden verandert 3 een kaart interpreteren 4 informatie van een grafiek aflezen 5 historische vragen waarop bronnen een antwoord geven formuleren

Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.


LES 7

SCHEMA

Leven met honger, ziekte en dood

IN

1 De Verenigde Naties waken over de hedendaagse evolutie van de wereldbevolking

VA

N

Overbevolking is vandaag een bedreiging: • voor onze planeet, • voor onze welvaart en ons welzijn.

2 De bevolkingsevolutie in de middeleeuwen en in de vroegmoderne tijd vertoont continuïteit en verandering Periodes van daling en stijging wisselen elkaar af.

Continuïteit

In beide tijdvakken blijft het bevolkingsaantal laag in vergelijking met de 19e eeuw.

@

Evolutie

• In de vroegmoderne tijd daalt het bevolkingsaantal niet meer. • In de vroegmoderne tijd stijgt het bevolkingsaantal hoger dan in de middeleeuwen. • Geweld en epidemieën hebben een kleinere invloed op het bevolkingsaantal.

pl

aa r

Verandering

em

Oorzaken bevolkingsdaling • • •

epidemieën geweld (invallen en oorlogen) voedseltekort

Indirecte oorzaak

nat en kouder klimaat

ex

Directe oorzaken

wiskundige schattingen

jk

Bronnen: schaars en onregelmatig

In

ki

3 De Zwarte Dood Midden 14e eeuw: grote pestepidemie • bacterie • van Azië naar Europa via handelscontacten Standplaatsgebondenheid Verklaring tijdgenoten: • ‘Schuld van de joden’ • ‘Straf van God’

C Op stap door verschillende tijden

67


8

Landbouw en voedsel

VA

N

IN

Terwijl rijke westerlingen zeuren over hun slanke lijn en vaak voedselresten weggooien, is hongersnood nog steeds een van de grootste wereldproblemen. Voor het grootste deel van de bevolking is voedselvoorziening, ook bij ons, eeuwenlang een dagelijkse zorg geweest. Tot in de vroegmoderne tijd produceert vrijwel iedereen zijn eigen voedsel.

@

Wat zijn de algemene kenmerken van de landbouw? Hoe evolueren de landbouwtechnieken? Hoe wordt de landbouwproductie verhoogd?

5

17

19

±

±

4

50

14

VROEGMODERNE TIJD

MODERNE TIJD

HEDENDAAGSE TIJD

pl

MIDDELEEUWEN

±

±

50

50

0

aa r

Kaartnr(s).

em

Wat kun je allemaal maken van graan, runderen, varkens en gras? Kies uit: bier – bloem – boter – brood – hooi – kaas – leer – meel – mest – spek – stro – vlees. graan

ex

runderen varkens

jk

gras

ki

Bespreek de resultaten met je leraar.

In

1

68

Landbouw is levensnoodzakelijk Voedselvoorziening is voor de mensen tot in de vroegmoderne tijd een dagelijkse zorg. De mensen kweken, verwerken en bereiden hun eigen voedsel. Enkel voor het malen van het graan doet men een beroep op een molenaar. De meeste grond is in handen van grootgrondbezitters (de adel). De boeren krijgen een stuk grond in bruikleen en moeten in ruil daarvoor jaarlijks een bepaald deel van hun oogst afstaan. Meestal produceert men net voldoende om de familie in leven te houden. Wanneer de oogst door slechte weersomstandigheden mislukt, heeft dat vaak dramatische gevolgen.

LES 8 Landbouw en voedsel


De hele familie wordt bij het werk op de boerderij en het veld ingeschakeld. Men gebruikt de beschikbare landbouwgrond zoveel mogelijk voor de productie van gewassen en niet als weidegrond. Dieren blijven op stal of lopen rond op de vrije graslanden dicht bij een rivier, die niet voor landbouw geschikt zijn. Runderen zet men in als trekdier of om melk te produceren, maar worden zelden geslacht. Daardoor beperkt de voeding zich hoofdzakelijk tot graanproducten, zoals brood.

In de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd werkt het grootste deel van de mensen in de landbouw. Nu is die situatie helemaal anders.

N

OPDRACHT 1

IN

Omdat de meeste mensen op het platteland wonen en in de landbouw werken, spreken we van een rurale en agrarische samenleving. Vandaag wonen de meeste Europeanen in steden en nog maar weinig mensen werken in de landbouw. Wij leven in een stedelijke en industriële samenleving.

aa r

@

b Wat kun je uit de resultaten besluiten?

VA

a In 2020 telt België 11 492 641 inwoners. 90 795 van hen zijn landbouwers. Bereken hoeveel procent van de bevolking landbouwer is.

c Verklaar waarom er in onze tijd met minder boeren toch meer voedsel in ons land is. Welke uitspraken zijn juist? Kruis aan.

In

ki

jk

ex

em

pl

We hebben landbouw niet nodig, want we kopen ons voedsel in de winkel. Door betere bemesting levert een veld veel meer voedsel op dan vroeger. We kunnen uit 1 kg graan veel meer bloem halen dan 200 jaar geleden. Door nieuwe technieken en machines kunnen (minder) landbouwers toch meer produceren.

C Op stap DOOr vErscHILLENDE tIjDEN

69


2

De landbouwtechnieken evolueren

a Je ziet hier een lijst met landbouwvernieuwingen uit de middeleeuwen. Schrijf ze in de tabel. Kies uit: dorsvlegel – haam of gareel – haverteelt – hoefijzer – karploeg – water- en windmolens – pik en pikhaak.

VA

OPDRACHT 2

N

IN

Slechts weinigen van ons zijn vandaag nog vertrouwd met het boerenleven. Heel wat mensen vragen zich niet meer af waar hun voedsel vandaan komt. Boeren staan bekend als mensen die met zware tractoren of maaidorsers rondrijden. In de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd is dat helemaal anders. De boeren beschikken slechts over zeer eenvoudige houten werktuigen om het land te bewerken of om te oogsten. Heel veel stappen bij het oogsten en verwerken van de landbouwproducten gebeuren bijna volledig met de hand. Tot de belangrijkste vernieuwingen uit die tijd behoren onder andere de ploeg, eg, dorsvlegel, pik en pikhaak. Vanaf het jaar 1000 zorgen het haam en hoefijzer ervoor dat boeren ook paarden kunnen gebruiken als trekdier. De watermolens voor het malen van graan tot meel of bloem bestaan al in de klassieke oudheid. In de middeleeuwen komt daar ook de windmolen bij.

b Vul op de stippellijnen ook de ontbrekende gegevens in. Wat? / Doel?

- Ploeg op twee wielen - IJzeren ploegschaar

-

-

- Versterkt de houvast van het paard op de grond. - Meer voedsel voor de paarden

Dorsvlegel

-

-

ki

jk

ex

- Om graan te malen

- Om graan te maaien

In

- Vergemakkelijkt het trekken. - Verplaatst druk van nek naar schouders.

- Graansoort voor paarden

Eg

LES 8 Landbouw en voedsel

-

70

- Draait de grond om, waardoor plantenresten onder de grond terechtkomen.

em

aa r

pl

Voordelen

@

Vernieuwing

-

-

-


OPDRACHT 3

Zoek de afbeeldingen van deze landbouwvernieuwingen op het stickervel. Dorsvlegel

Karploeg

Pik en pikhaak

Bron 1 Landbouw in de 14e eeuw

pl

OPDRACHT 4

aa r

@

VA

Haam of gareel

N

IN

em

‘Op een groot landbouwbedrijf in Engeland was 96,8 ha met graan verbouwd. In de 14e eeuw was 275 man gedurende twee dagen bezig met het oogsten. Dat is ongeveer 5,5 mandag per hectare.’ Uit: Bernard Slicher van Bath, De agrarische geschiedenis van West-Europa (500-1850), 1987

jk

ex

Bernard Slicher van Bath is een Nederlandse historicus, gespecialiseerd in agrarische geschiedenis.

a Hoe groot is 1 ha grond?

In

ki

b Wat bedoelt de schrijver met 5,5 mandag per hectare? c Wat kun je daaruit besluiten? C Op stap door verschillende tijden

71


OPDRACHT 5

Bron 2 De maand oktober Uit: Het Breviarium Grimani, getijdenboek, begin 16e eeuw

VA

N

IN

Een getijdenboek is een gebedenboek. De talrijke miniaturen van bekende kunstenaars maken de getijdenboeken erg kostbaar. Dit is één van de twaalf kalenderminiaturen. Het Breviarium Grimani is in Vlaanderen gemaakt, voor een onbekende opdrachtgever.

a Welke landbouwwerktuigen vind je op het schilderij?

@

b Welke landbouwactiviteiten zie je op het schilderij?

3

aa r

Meer grond en meer mest zorgen voor meer voedsel

em

pl

De landbouwproductie blijft in de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd erg laag in vergelijking met de huidige opbrengsten. Oorspronkelijk oogst men slechts drie tot vier keer meer dan men heeft gezaaid. Stilaan stijgt de productie. Eeuwenlang bedraagt de gemiddelde opbrengst per hectare ongeveer 1 500 kg, terwijl de boer ongeveer 150 kg/ha moet inzaaien.

ex

Wanneer men een paar jaar dezelfde landbouwgewassen op een stuk landbouwgrond teelt, raken de voedingsstoffen in de bodem opgebruikt. De productie daalt dan enorm. Daarom verdelen de boeren hun stukken grond in twee delen. Elk jaar wordt slechts op een van de delen gezaaid en geoogst; het andere blijft een jaar ongebruikt of ‘braak’ liggen. Daardoor kunnen de boeren telkens slechts de helft van hun grond gebruiken.

In

ki

jk

Het drieslagstelsel is een enorme vooruitgang. De boeren verdelen hun grond nu in drie delen. Eén deel blijft braak liggen, op een tweede deel teelt men wintergraan (graan dat voor de winter wordt gezaaid), op het derde deel zomergraan (graan dat na de winter wordt gezaaid). Het jaar nadien wisselt men af. Op die manier kan men al twee derde van de beschikbare grond gebruiken en stijgt de totale productie.

72

Vanaf de 15e eeuw verdwijnt het braakland stilaan volledig. Boeren hebben ingezien dat stalmest en groenbemesting (het telen van planten, zoals klaver, die voedingsstoffen toevoegen aan de bodem) het braakland overbodig maken. Daardoor stijgt de productie per hectare en de klaver kan men gebruiken als veevoer.

LES 8 Landbouw en voedsel


Bron 3 Vruchtwisseling

N Uit: Les Très Riches Heures du duc de Berry, 15e eeuw

@

Een plant neemt voedingsstoffen op uit de bodem en scheidt daarbij ook afvalstoffen (toxines) af. Elke plantensoort heeft haar eigen toxines. Wanneer je jarenlang dezelfde plantensoort op een stuk grond teelt, kan de plant niet voldoende voedingsstoffen meer opnemen omdat de grond vol zit met zijn eigen afvalstoffen. De opbrengst daalt dan. Wanneer de boer de grond een jaar niet bezaait (‘braak’ laat liggen), worden door regen en wilde planten de toxines afgebroken of gefilterd. Daarom wisselen boeren jaar na jaar de vruchten op hun veld af. Men kiest dan het volgende jaar een plant die de toxines van zijn voorganger kan ‘verdragen’. De boeren in de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd leren dat principe door jarenlange ervaring of van vader op zoon.

IN

Bron 4 De maand oktober

VA

OPDRACHT 6

Bewerking van ‘Vruchtwisseling’ op nl.wikipedia.org

pl

a Wat is braakland?

em

aa r

Wikipedia geeft uitgebreid uitleg over dat onderwerp. We hebben de belangrijkste elementen voor je samengevat.

Het prachtige getijdenboek is gemaakt in opdracht van de hertog van Berry, zoon van de Franse koning Jean II en broer van de Bourgondische hertog Filips de Stoute.

b Waarom kun je niet elk jaar dezelfde landbouwgewassen telen op een stuk grond?

ex

jk

c Hoe weten de boeren in de middeleeuwen en vroegmoderne tijd dat ze gewassen het best afwisselen?

In

ki

d Vergelijk bron 4 met bron 2. Wat valt er je op? e Hoe kun je dat verklaren? C Op stap door verschillende tijden

73


OPDRACHT 7

Bron 5 Graanopbrengsten GRAANOPBRENGSTEN IN EUROPA

Frankrijk, Spanje, Italië

-

3,2

1150-1199

4,1

-

1200-1249

3,7

-

1250-1299

3,8

4,8

1300-1349

5,1

-

1350-1399

4,6

4,9

1400-1449

5,1

-

1450-1499

7,4

6,7

1500-1549

7,3

-

1550-1599

6,7

-

9,3

6,2

-

6,3

10,1

7,0

N

Engeland, Nederlanden

VA

Zone 2

IN

Periode

Zone 1

1600-1649

1650-1699

1700-1749

@

1750-1799

Uit: Bernard Slicher van Bath, De agrarische geschiedenis van West-Europa (500-1850), 1987

aa r

De zaaizaadfactor vertelt hoeveel zaadjes er uit één gezaaid zaadje voortkomen. a Vanaf welke periode begint de opbrengst te stijgen?

pl

b Welke evolutie stel je vast bij de graanopbrengsten in Europa?

OPDRACHT 8

em

Bron 6 Graanopbrengsten vandaag

jk

ex

‘Graanopbrengsten van 20 ton per hectare zijn in de toekomst haalbaar.’ Kees Steendijk uit Kamperland zegt het zonder blikken of blozen. Op zijn biologische akkerbouwbedrijf teelt hij op 15 hectare wintertarwe en hij haalt een gemiddelde productie van 9 à 10 ton per hectare. De belangrijkste sleutels tot het succes zijn een precisiezaaimachine en het gebruik van lage hoeveelheden grof zaaizaad per hectare.

In

ki

Bron: www.biojournaal.nl

In 2001 wordt de tarwe van Kees en Connie Steendijk met een precisiezaaimachine ingezaaid. Kees en Connie Steendijk zaaien 150 kg per hectare. De zaaizaadfactor is dus 63,3.

a Welke productie hopen ze te halen dankzij de precisiezaaimachine? b Wat kun je daaruit besluiten als je terugdenkt aan het tweede deel van deze les?

74

LES 8 Landbouw en voedsel


ONWAARSCHIJNLIJK! ‘Op Vastenavond brandden in vroegere tijden in de streek van Aalst lentevuren. De jeugd danste dan rond het vuur en zong het rijmpje: “Walmen, walmenbrand, Zeven zakken op ‘t dagwand”

em

pl

aa r

@

Bron: Paul Lindemans, Geschiedenis van de landbouw, 1952

VA

N

IN

Heel wat oude mensen kennen dat rijmpje misschien nog, maar weinigen weten wat de tekst precies betekent. ‘Walmen’ verwijst zowel naar de rook van het vuur als naar het stro dat erin wordt opgebrand. Dat stro werd door de plaatselijke boeren geschonken. De ‘zeven zakken’ verwijst naar de opbrengst van een graanveld op één dagwand. Een dagwand is een plaatselijke benaming voor een bepaalde oppervlakte. Omgerekend naar onze huidige maten komt dat overeen met 2 450 liter graan (rogge) per hectare. Lentevuren zijn een zeer oud gebruik waarbij de bevolking de ‘hogere krachten’ smeekt om hen een goede oogst te bezorgen. De streek van Aalst beschikte over goede leemgrond voor de landbouwers. De genoemde hoeveelheid was in het verleden zeer hoog!’

ex

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

KENNEN

In

ki

jk

1 de begrippen ‘landbouw’, ‘periode’, ‘ruraal’, ‘agrarisch’, ‘stedelijk’ en ‘industrieel’ uitleggen 2 de begrippen ‘karploeg’, ‘eg’, ‘dorsvlegel’, ‘haam’ en ‘braakland’ uitleggen 3 uitleggen dat voedselvoorziening een dagelijkse zorg is voor het grootste deel van de bevolking 4 vijf vernieuwingen in de landbouw opsommen en uitleggen 5 uitleggen waarom de landbouwproductie vrij laag blijft

6 het drieslagstelsel uitleggen

KUNNEN 1 gegevens over graanopbrengsten uit tabellen afleiden 2 bronnen met elkaar vergelijken 3 het heden en het verleden vergelijken

Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.

C Op stap door verschillende tijden

75


LES 8

SCHEMA

Landbouw en voedsel 1 Landbouw is levensnoodzakelijk

@

hongersnood

aa r

Lage productie Gevolg: • net voldoende voedsel • bij mislukte oogst

VA

Vruchtbare grond = eigendom van grootgrondbezitters • Boeren krijgen stuk grond in bruikleen. • Deel van oogst staan ze af aan grootgrondbezitters.

N

IN

Voedsel = dagelijkse zorg Boeren zorgen voor: • de kweek, • de verwerking, • de bereiding.

Daarom: • zoveel mogelijk grond voor voedingsgewassen • dieren inzetten als trekdier of voor melk, weinig voor vlees

em

pl

Gevolg: • voedsel = hoofdzakelijk graanproducten • Europa is tot in de vroegmoderne tijd ruraal en agrarisch.

2 De landbouwtechnieken evolueren

jk

ex

• eenvoudige houten werktuigen • heel veel handwerk • vernieuwingen: ploeg, eg, dorsvlegel, pik, pikhaak, haam, hoefijzer, windmolen

ki

3 Meer grond en meer mest zorgen voor meer voedsel

In

Landbouwproductie: erg laag maar stijgt stilaan.

76

Oorzaak: bodemuitputting Gevolg: helft van alle grond is braakland. Vooruitgang: • drieslagstelsel = grond verdelen in drie stukken, slechts één derde blijft braak. Gevolg: hogere opbrengst • vanaf 15e eeuw: braakland verdwijnt dankzij: stalmest en groenbemesting

LES 8 Landbouw en voedsel


9

De standensamenleving

IN

Alle Belgen moeten zich aan dezelfde wetten en regels houden. Iedereen die de wet overtreedt, wordt op dezelfde manier bestraft. In onze grondwet staat letterlijk: ‘Alle Belgen zijn gelijk voor de wet. Er is in de Staat geen onderscheid van standen.’ Heel normaal, denk je waarschijnlijk … Toch was het vroeger anders! In de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd behoren de mensen tot een stand. Voor elke stand gelden andere wetten en regels.

@

VA

N

Wat wordt er bedoeld met een ‘stand’? Hoe is de standensamenleving ontstaan? Hoe is ze doorheen de eeuwen geëvolueerd? Wanneer en waarom is er een einde gekomen aan dat systeem?

MIDDELEEUWEN

pl

89

17

50 17 ±

50 14

VROEGMODERNE TIJD

em

STANDENSAMENLEVING

±

±

9

0

50

0

0

aa r

Kaartnr(s).

Omcirkel telkens het juiste antwoord. a Wanneer is in West-Europa de standensamenleving ontstaan?

ex

Tussen de 6e en de 8e eeuw – tussen de 9e en 10e eeuw – tussen de 10e en 11e eeuw

b Hoelang blijft de standensamenleving in West-Europa ongeveer bestaan?

De standen hebben eigen rechten en plichten

In

ki

1

jk

600 jaar – 900 jaar – 1 200 jaar

Zoals je al weet, is iedereen in België gelijk voor de wet. Alle Belgen hebben dus dezelfde rechten en plichten (al is het in werkelijkheid wel iets ingewikkelder). Vanuit een geschiedkundig standpunt is dat echter nog niet zo heel lang het geval. Tot aan het einde van de 18e eeuw is de West-Europese samenleving een standensamenleving met drie standen (groepen): de geestelijkheid (geestelijken), de adel (edelen) en de derde stand (alle andere mensen). In zo’n samenleving zijn mensen juridisch (wettelijk) niet gelijk. Met andere woorden, al naargelang de stand waartoe je behoort, heb je meer of minder rechten (en plichten). Meestal ben je lid van zo’n groep door geboorte. C Op stap door verschillende tijden

77


Doordat er verschillende groepen zijn met verschillende rechten, is er ook een sociale hiërarchie of maatschappelijke rangorde. In zo’n gelaagde samenleving staat de ene groep dus hoger en heeft die meer aanzien dan een andere groep. OPDRACHT 1

Wat is er van toepassing? Zet een kruisje in de tabel. Gelijke rechten

Verschillende rechten

Afkomst is bepalend

IN

Standen­ samenleving

N

Huidige Belgische samenleving Bron 1 Lied voor koning Robert de Vrome

VA

OPDRACHT 2

Geen maatschappelijke rangorde

(…) de gemeenschap van gelovigen vormt slechts één lichaam; maar (…) de staat omvat er drie, omdat de andere wet, de menselijke wet, twee andere groepen onderscheidt: edelen en onvrijen (…) Zij [de edelen] vormen de orde [stand] van de krijgers en ze beschermen de Kerk: ze zijn de verdedigers van de massa van het volk, (…), en tegelijkertijd zorgen ze voor het heil van allen en van henzelf.

@

HEDENDAAGSE VERTALING

aa r

De andere groep is die van de onvrijen: dat is een ongelukkig mensenras, dat niets bezit en zich overal voor moet afbeulen. Rijkdom, kleding, voedsel, alles wordt verzorgd door de onvrijen, zodat geen enkele vrije man zonder hun hulp kan leven. (…)

em

pl

Dus het huis van God, dat zichzelf presenteert als één lichaam, is in werkelijkheid verdeeld in drie orden [standen]: de ene bidt [de geestelijkheid], de andere strijdt, de laatste werkt. Die drie naast elkaar bestaande orden kunnen niet worden gescheiden; het is op de diensten verleend door de ene dat de effectiviteit van het werk van de andere twee is gebaseerd: (…) Door die toestand konden de wetten zegevieren en kon de wereld van vrede genieten. Vandaag de dag worden de wetten afgebroken, de heerschappij van de vrede is voorbij; (…)

ex

Uit: Adalbero Van Laon, Lied voor koning Robert de Vrome, ca. 1027

ki

jk

Adalbero van Laon (ca. 947-1030) is een edelman en bisschop. Hij formuleert zijn visie op de samenleving in een lofdicht voor de Franse koning Robert II (972-1031) wiens vader hij eind 10e eeuw mee op de troon heeft geholpen. Het (lange) gedicht, opgesteld in het Latijn, is ook een aanval op het feit dat ook mensen van eenvoudige komaf tot bisschop kunnen worden gewijd.

In

a Welke taakverdeling ziet Adalbero in de samenleving? • Geestelijken: • Edelen (adel): • Onvrijen (de derde stand):

78

LES 9 De standensamenleving


b Het onderstreepte fragment in de bron toont aan dat de drie standen een onlosmakelijk geheel vormen. Herschrijf de onderstreepte zin zodat de betekenis duidelijk is.

van (stand) zorgt ervoor dat

(standen)

.

c Welke twee bedoelingen heeft Adalbero met die tekst?

IN

d Adalbero laat zich pessimistisch uit aan het einde van het fragment. Waarom? Kruis aan.

OPDRACHT 3

VA

N

De koning handelt tegen de wil van God. De edelen misdragen zich. Mensen van eenvoudige (onvrije) komaf kunnen bisschop worden.

De personages in deze bron symboliseren de drie standen. Hoe kun je elke stand herkennen?

@

Bron 2 Franse miniatuur, eind 13e eeuw

De drie standen, ingewerkt in de letter C (van ‘Clergie’, clerus) door een anonieme miniaturist, in: Gautier de Metz, L’image du

ex

em

pl

aa r

monde, 1265, manuscript op perkament, British Library, Londen

tonsuur (kaalgeschoren bovenkant van het hoofd)

SPEL Standenbord

jk

OPDRACHT 4

In

ki

- Verdeel de klas in groepen van drie of vier leerlingen.

OPDRACHT 5

- Jullie krijgen een spelbord, spelkaarten en een dobbelsteen. - Tijdens het spel kom je heel wat te weten over de standensamenleving. Vul punt 1 van het schema op blz. 84 aan.

C Op stap door verschillende tijden

79


2

Het ontstaan van de standensamenleving Over hoe die standensamenleving juist ontstaan is, bestaat nog heel wat discussie, maar rond het jaar 1000 is het systeem in grote delen van Europa ingeburgerd. Grondbezit (zeer belangrijk in een landbouwsamenleving) heeft zeker een rol gespeeld bij het ontstaan van het systeem. Geleidelijk wordt afkomst steeds belangrijker. Wie je ouders zijn, bepaalt (deels) tot welke groep je behoort. Lees de lestekst.

IN

OPDRACHT 6

a Wat heeft zeker een rol gespeeld bij het ontstaan van de standensamenleving?

N

b Wat wordt geleidelijk steeds meer bepalend voor het behoren bij een groep?

VA

3

Maatschappelijke veranderingen zetten de standensamenleving onder druk

aa r

@

Tot en met de 11e eeuw is de Europese samenleving bijna uitsluitend een agrarische samenleving of landbouwsamenleving (zie les 8). De meeste mensen zijn dus boeren en wonen op het platteland. In de tweede helft van de middeleeuwen herleeft de handel en ontwikkelt zich een agrarisch-stedelijke samenleving (zie les 12). Een deel van de vroegere boeren woont nu in steden en leeft niet meer van landbouw, maar van handel en nijverheid. Een kleine groep burgers verwerft daardoor steeds meer rijkdom en is alsmaar meer geschoold.

OPDRACHT 7

em

pl

De oude krijgsadel ziet die burgers als een bedreiging en probeert zijn bevoorrechte positie veilig te stellen door het standenverschil meer te gaan beklemtonen. Adellijke voorrechten worden opgeschreven en uitgebreid. Een hele levensstijl wordt exclusief adellijk. Ook de geestelijke stand, die deels uit de adel komt, veroordeelt geregeld de burgers en hun rijkdom. Bron 3 Engelse preek

ex

God heeft de geestelijken gemaakt, en de ridders en de boeren, maar het is de duivel die de burgers [rijke stedelingen] en de woekeraars heeft gemaakt.

Uit: Engelse preek, (vermoedelijk) 14e eeuw

In

ki

jk

Een preek is een toespraak van een geestelijke waarin een godsdienstige waarheid wordt verkondigd of toegelicht, vaak tijdens een misviering.

a Waaruit blijkt dat sommige geestelijken het moeilijk hebben met de maatschappelijke veranderingen die zich tijdens de tweede helft van de middeleeuwen voltrekken? b In welke zin vormt die preek ook een bewijs voor die veranderingen?

80

LES 9 De standensamenleving


OPDRACHT 8

Bron 4 Commentaren over het koninkrijk Frankrijk

VA

Uit: Michele Suriano, Commentaren over het koninkrijk Frankrijk, 1561

N

IN

De derde stand omvat de geletterden, die men de ambtsadel noemt, de kooplieden, de ambachtslieden, het volk en de boeren. Zij die tot de ambtsadel behoren [en bepaalde overheidsfuncties vervullen], worden daardoor geadeld, en men behandelt hen als edelen tijdens hun leven. De huidige kooplieden, die de meesters zijn van het zilver, worden in de watten gelegd en vertroeteld; maar ze hebben geen enkele voorrang noch waardigheid, omdat elke vorm van handeldrijven als minderwaardig voor de adel wordt beschouwd. Zodoende worden zij tot de derde stand gerekend; ze betalen belastingen als de niet-edelen en de boeren, de klasse die het slechtst behandeld wordt door zowel de koning als de bevoorrechte groepen. (…) [Omdat alle hoge functies aan] geletterde mensen en de ambtsadel worden gegeven, wil iedereen iemand uit zijn familie laten studeren (…)

aa r

@

Michele Suriano (1519-1574) is ambassadeur van de Venetiaanse Republiek aan het Franse hof. Hij observeert van nabij de toenmalige toestand in Frankrijk. De zogenaamde ambtsadel ontleent zijn naam aan het lange gewaad dat de mannen dragen als teken dat ze gestudeerd hebben. Tegenover die nieuwe ambtsadel staat de oude ‘zwaardadel’ die zijn adeldom ontleent aan de afstamming van de middeleeuwse krijgsstand. Heel wat leden van de ‘zwaardadel’ zijn tegen de vroegmoderne tijd aanzienlijk verarmd. Sommigen trouwen daarom met mensen uit de rijke klassen van de derde stand. Zo kunnen ze toch aan middelen geraken om hun adellijke levensstijl aan te houden en kunnen de rijke burgers opklimmen tot de adelstand.

a Waaruit blijkt dat de derde stand tegen de 16e eeuw veel diverser is dan rond de 11e eeuw?

pl

em

b Wat bedoelt de auteur met de kooplieden als ‘meesters van het zilver’, denk je?

ex

c Betekent dat dat de kooplieden daarmee automatisch aan de top van de samenleving staan? Motiveer je antwoord.

jk

In

ki

d Hoe kunnen kooplieden toch opklimmen in de toenmalige samenleving?

e Wie wordt er bedoeld met de ‘ambtsadel’? f

Wie staat volgens de tekst onderaan het systeem? Markeer in de bron de zin die dat duidelijk verwoordt. C Op stap door verschillende tijden

81


g Denk je dat de tekst je een betrouwbaar beeld van de situatie schetst? Argumenteer. OPDRACHT 9

Beluister het verhaal van Dirk Bracke over de lijkenrover. a Tegen wie vecht de stad Gent?

IN

b Waarvoor wordt er gevochten?

N

VERHAAL

4

@

Het einde van de standensamenleving

VA

c Wie heeft de standensamenleving gewild, volgens de vader van Johan?

Onder invloed van ideeën zoals die van John Locke, en door het toenemende economische belang van de rijke burgerij, neemt in de loop van de 18e eeuw de kritiek op het voortbestaan van de standensamenleving toe.

Bron 5 John Locke

em

pl

OPDRACHT 10

aa r

In 1789 breekt er in Frankrijk een opstand uit die zal leiden tot de afschaffing van de standensamenleving. Over die Franse Revolutie leer je volgend jaar meer.

jk

ex

Van nature zijn alle mensen volkomen vrij en onderling gelijk. Niemand kan uit die toestand van vrijheid, gelijkheid en onafhankelijkheid verwijderd worden zonder dat hij daarmee instemt.

Bewerking van John Locke, Second Essay Concerning Civil Government, 1689

John Locke (1632-1704), arts, politicus en filosoof, heeft met zijn geschriften het Europese vrijheidsdenken enorm beïnvloed.

In

ki

a Uit welk jaar stamt de tekst? Welk tijdvak is dat?

b Op welke wijze botsen de ideeën van Locke met de standensamenleving?

82

LES 9 De standensamenleving


Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

KENNEN

KUNNEN

VA

N

IN

1 een standensamenleving herkennen 2 de standensamenleving in de tijd situeren 3 het heden en het verleden vergelijken 4 de betrouwbaarheid van een bron in functie van een historische vraag beoordelen 5 informatie uit historische bronnen afleiden 6 informatie uit een spel afleiden 7 informatie uit een historisch verhaal afleiden

@

1 de begrippen ‘gelaagde samenleving’, ‘(on)gelijkheid’, ‘agrarische samenleving’ en ‘stedelijke samenleving’ uitleggen 2 de begrippen ‘standen­ samenleving’, ‘adel’, ‘geestelijken’ en ‘derde stand’ uitleggen 3 de drie standen opnoemen 4 een verschil tussen de standen­ samenleving en de hedendaagse samenleving geven 5 de taak van elke stand geven 6 een recht van de adel opnoemen 7 twee rechten van de geestelijken opnoemen 8 twee plichten van de derde stand opnoemen

Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.

In

ki

jk

ex

em

pl

aa r

9 uitleggen waarom de standen­ samenleving naar het einde van de middeleeuwen toe onder druk komt te staan 10 twee redenen geven waarom vanaf de 18e eeuw de kritiek op de standensamenleving toeneemt 11 de oorzaak geven van het officiële einde van de standensamenleving

C Op stap door verschillende tijden

83


LES 9

SCHEMA

De standensamenleving 1 De standen hebben eigen rechten en plichten ADEL

DERDE STAND

Plichten:

Plichten:

Plichten:

-

-

-

-

-

-

-

N

-

-

-

VA

Rechten:

aa r

@

Rechten:

-

IN

GEESTELIJKEN

2 Het ontstaan van de standensamenleving

pl

Grondbezit heeft daarbij een belangrijke rol gespeeld. Later is vooral de afkomst bepalend.

em

3 Maatschappelijke veranderingen zetten de standensamenleving onder druk

ex

De steden worden rijk en machtig.

jk

De stedelingen krijgen rechten: • zelfbestuur • eigen rechtspraak

ki

De adel en de geestelijken verliezen vanaf de 15e-16e eeuw aan macht en aanzien.

In

4 Het einde van de standensamenleving In de 18e eeuw vindt men meer en meer dat alle mensen van nature gelijk zijn. Eind 18e eeuw komt er een einde aan de standensamenleving.

84

LES 9 De standensamenleving


Onderzoek 2: jong zijn in de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd

@

VA

N

IN

Als je nog geen 18 jaar bent, ben je in België volgens de wet minderjarig. Enerzijds wil dat zeggen dat je bepaalde rechten zoals stemrecht niet hebt, anderzijds dat volwassenen (ouders, voogden ...) bepaalde verplichtingen tegenover jou hebben zoals voedsel, kleding, onderdak of studies bekostigen. Bovendien zijn er speciale wetten die minderjarigen extra beschermen. Die huidige situatie verschilt sterk van de levensomstandigheden van leeftijdsgenoten in vroegere tijden. Je weet al dat voor de meeste mensen, en zeker voor die mensen die tot het gewone volk behoren, het leven in die tijd niet gemakkelijk is, en dat geldt in het bijzonder voor kinderen.

5 19 ±

4

50 17 ±

50

VROEGMODERNE TIJD

MODERNE TIJD

HEDENDAAGSE TIJD

Bron 1 Een greep uit de geschiedenis

jk

BRONNEN

14

ex

MIDDELEEUWEN

Kaartnr(s).

±

±

50

0

em

pl

aa r

Worden kinderen als een aparte groep beschouwd? Is er een evolutie in die houding? Welke verschillen bestaan er met de huidige leefomstandigheden van kinderen?

In

ki

955

Octavianus van Spoleto (938-964) bestijgt als Johannes XII de pauselijke troon.

1239

Thomas van Aquino (ca. 1224-1274) begint zijn opleiding aan de universiteit van Napels.

1356

Filips de Stoute (1342-1404) staat zijn vader, de Franse koning, heldhaftig ter zijde in de slag bij Poitiers.

1515

Karel V (1500 -1558) neemt het bestuur van de Nederlanden in handen.

C Op stap door verschillende tijden

85


Bron 2 Terechtstelling van Lady Jane Grey Paul Delaroche, Terechtstelling van Lady Jane Grey, 1833, olie op canvas, 246 x 297 cm, National Gallery, Londen

VA

N

IN

Na de dood van de 15-jarige Engelse koning Edward VI (6 juli 1553) schuiven enkele edellieden Lady Jane Grey (geboren in 1537) naar voren als nieuwe koningin. Na negen dagen moet ze plaatsmaken voor de halfzus van de overleden koning. Lady Jane belandt op het schavot (februari 1554).

Antoon van Dijck, Willem II van Oranje en zijn bruid Maria Stuart, 1641, olie op canvas, 182,5 x 142 cm, Rijksmuseum, Amsterdam

@

Bron 3 Willem II van Oranje en zijn bruid Maria Stuart

jk

ex

em

pl

aa r

Willem II (1626-1650) is van 1647 tot zijn dood heerser over een deel van wat nu Nederland is. In 1641 trouwt hij met Maria Stuart (16311661), een dochter van de Engelse koning. Zoals zoveel huwelijken in die kringen zijn politieke motieven doorslaggevend. Dat wil dus zeggen dat de adel in die tijd vaak niet uit liefde trouwt, maar om politieke redenen: bijvoorbeeld om zijn grondgebied of macht uit te breiden. Beide partijen hopen dus voordeel te halen uit dat huwelijk. In 1647 heeft Maria een miskraam en in 1650, enkele dagen na de dood van Willem, wordt hun enige kind geboren.

In

ki

Bron 4 Kindersterfte Nog in de 17e eeuw sterven er in West-Europa van elke duizend levend geboren kinderen 150 tot 350 vóór hun eerste verjaardag. Van die kinderen die hun eerste jaar hebben overleefd, sterven nog eens gemiddeld 100 kinderen voor hun tiende jaar. Dat wil zeggen dat een vierde tot bijna de helft van alle levend geboren kinderen nooit de volwassen leeftijd bereikt! Dat lot treft niet alleen gezinnen uit de arme milieus, maar ook uit de hoogste standen. De Engelse koningin Anne (1665-1714) bijvoorbeeld is zeker 17 keer zwanger geweest. Ze heeft zeven miskramen, vijf kinderen worden dood geboren en haar vijf levend geboren kinderen sterven allemaal vrij jong. De oudste is 11 jaar geworden.

Naar: Herman Beliën e.a., Een geschiedenis van Europa 1500-1815, 1983

86

ONDERZOEK jong zijn in de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd


VA

N

IN

Bron 5 De dorpsschool

Jan Steen, De dorpsschool, ca. 1668-1672, olie op canvas, 110 x 80 cm, Scottish National Gallery, Edinburgh

em

pl

Bron 6 Kinderspelen

aa r

@

Van leerplichtonderwijs zoals wij dat nu kennen, is er voor de 19e eeuw geen sprake. De meeste kinderen hebben geen tijd om geregeld naar school te gaan. Ze moeten hun ouders helpen bij het werk. Enkel de rijken en hooggeplaatsten kunnen hun kinderen een deftige intellectuele vorming aanbieden. Op het platteland zijn er wel dorpsscholen waar een aantal basisvaardigheden worden aangeleerd, maar waar vooral toch kennis van de godsdienst centraal staat. Zeker in de katholieke landen staat het onderwijs volledig onder controle van de Kerk.

1

3 7

jk

ex

5

In

ki

6

4

8 2 Pieter Bruegel de Oude, Kinderspelen, 1560, olieverf op paneel, 118 x 161 cm, Kunsthistorisches Museum, Wenen

C Op stap door verschillende tijden

87


Bron 7 Gedicht voort ging Jantje naar zijn vader die hem stil beluisterd had kwam hem in ‘t loopen tegen vooraan op het middenpad kom mijn Jantje, zei de vader kom mijn kleine hartendief nu zal ik pruimen plukken nu heeft vader Jantje lief daarop ging vader aan het schudden Jantje raapte schielijks op Jantje kreeg zijn hoed vol pruimen en liep heen op een galop

VA

N

IN

Jantje zag eens pruimen hangen o, als eieren zoo groot ‘t scheen dat Jantje wou gaan plukken schoon zijn vader ‘t hem verbood hier is, zei hij, noch mijn vader noch de tuinman die het ziet aan een boom, zoo vol geladen mist men vijf, zes pruimen niet maar ik wil gehoorzaam wezen en niet plukken, ik loop heen zou ik om een handvol pruimen ongehoorzaam wezen? Neen! Uit: Hieronymus Van Alphen, De pruimeboom, 1779

@

Hieronymus van Alphen (1746-1803) is een Nederlandse dichter, vooral bekend om zijn gedichten voor kinderen. Hij gelooft dat kinderen een onbeschreven blad zijn aan wie alles moet worden aangeleerd door de ‘wijze’ volwassenen.

Bron 8 Jean-Jacques Rousseau over opvoeding

em

pl

aa r

Een kind mag niets doen, louter uit gehoorzaamheid, maar alleen als het de noodzaak ervan inziet. Dat leert hem de natuur. Hoe vaker het valt, hoe beter. Er is geen beter leerboek dan de wereld, geen beter onderwijs dan dat wat door feiten zelf wordt gegeven. Als een kind geleerd wordt inzichten aan te nemen op gezag, zal het zijn rede [verstand] niet meer gebruiken, maar de speelbal worden van de meningen van anderen. (…) Het doel is niet het kind kennis bij te brengen, maar hem te leren hoe hij die zelf moet verwerven en te leren vragen naar het waarom. Uit: Jean-Jacques Rousseau, Emile, of de opvoeding, 1762

ki

jk

ex

Jean-Jacques Rousseau (1712-1778) is een belangrijke Franse filosoof. Hij hecht veel belang aan een goede opvoeding. Hij maakt wel een onderscheid tussen jongens en meisjes. Meisjes mogen wel gestraft worden en moeten leren gehoorzamen aan de man.

In

Wat je na dit onderzoek moet kunnen:

88

KUNNEN 1 informatie uit bronnen halen 2 zelf informatie opzoeken 3 aan de hand van opdrachten de hedendaagse tijd met de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd vergelijken

ONDERZOEK jong zijn in de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd

4 bronnen met elkaar vergelijken

Een aantal onderdeeltjes van ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kunt, zet je daar een kruisje voor.


Naam:                                  Klas:

Nr.:          Score:

Zijn de uitspraken juist of fout? Kruis aan. Juist

Fout

b Zelfs nog in het begin van de 19e eeuw heeft een vader het recht om zijn kind te laten opsluiten als het zich tegen zijn vaders wil verzet.

N

GROEPSWERK

IN

a In de 17e eeuw wordt de bekende Vlaamse beeldhouwer Hieronymus Duquesnoy de Jonge (1602-1654) betrapt op de aanranding van twee jonge knaapjes (8 en 11 jaar oud). Hij wordt voor die misdaad terechtgesteld en de jongetjes worden … verbannen.

VA

In deze les vind je een reeks bronnen waarin je antwoorden kunt vinden op de vragen uit de inleiding. Weet wel dat het onmogelijk is om een volledig beeld te geven van de situatie. Tenslotte gaat het over een periode van meer dan 1 000 jaar, over verschillende standen, groepen en landen.

@

1 Ga samenzitten in groepen van twee of drie leerlingen en voer de opdrachten uit. 2 Voor enkele opdrachten moet je opzoekwerk doen op het internet. 3 Schrijf een korte tekst met daarin minstens drie belangrijke verschillen in de leefsituatie van kinderen tussen de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd enerzijds en de hedendaagse tijd anderzijds.

Mensen hebben tegenwoordig een hele reeks van wettelijke rechten. Kinderen hebben niet alleen die rechten, maar ook nog een aantal specifieke kinderrechten. Die zijn opgenomen in het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK).

pl

OPDRACHT 1

aa r

Veel succes!

em

ex

HET VERDRAG

Ruwweg kan men die rechten onderverdelen in drie groepen: • rechten die kinderen beschermen; • rechten die kinderen voorzieningen geven; • rechten die kinderen inspraak geven. a Zoek op in welk jaar het IVRK is aanvaard.

jk

b Geef van elke groep van rechten één concreet voorbeeld.

In

ki

• Rechten die kinderen beschermen:

• Rechten die het kind voorzieningen geven: • Rechten die kinderen inspraak geven: C Op stap door verschillende tijden

89


OPDRACHT 2

Het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind geldt in theorie voor alle kinderen in de wereld, maar in de praktijk is dat niet altijd het geval. Volgens een recent rapport van de Internationale Arbeidsorganisatie (2017) bijvoorbeeld waren er in 2016 wereldwijd zo’n 152 miljoen kinderen die arbeidsprestaties moesten leveren. a Zoek zelf in de media een actueel voorbeeld van een schending van kinderrechten. Een schending betekent dat de rechten van het kind niet gerespecteerd worden.

OPDRACHT 3

IN

b Voeg het artikel bij je leerwerkboek. Vermeld de bron van je artikel en maak een korte samenvatting. a In welk tijdvak situeer je bron 2 en bron 3?

N

VA

b Welk schilderij is een primaire bron?

c Hoe oud zijn de volgende figuren op het moment van de beschreven of afgebeelde gebeurtenissen?

@

• Octavianus van Spoleto die de pauselijke troon bestijgt: • Lady Jane Grey die wordt terechtgesteld:

aa r

• Maria Stuart die met Willem II van Oranje huwt: d Hoe oud zijn de volgende personen geworden?

• Karel V:

pl

• Thomas van Aquino:

• Willem II van Oranje: • Maria Stuart:

Zoek op het internet op wat vandaag de gemiddelde levensverwachting ongeveer is in België. Onderstreep het juiste antwoord.

ex

f

em

e Wat kun je op basis van de (beperkte!) gegevens leren over de gemiddelde levensverwachting in de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd? Onderstreep het juiste antwoord. eerder laag – eerder hoog

75 jaar – 80 jaar – 85 jaar

Geef twee zaken die tegenwoordig in België echt niet meer kunnen (verboden door de wet), die in de bronnen wel nog vermeld worden.

jk

OPDRACHT 4

In

ki

OPDRACHT 5

Lees bron 4 en vul de tekst aan. Zoals je hebt achterhaald, ligt de gemiddelde levensverwachting in Europa voor de 19e eeuw                . Dat cijfer is vooral het gevolg van de kindersterfte. De groepen die met kindersterfte te maken krijgen zijn

90

ONDERZOEK jong zijn in de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd


OPDRACHT 6

a Z oek op het internet informatie over de zuigelingensterfte in het huidige België. Hoeveel kinderen per 1 000 geboorten sterven er (gemiddeld) in hun eerste levensjaar? b In welk land is de zuigelingensterfte vandaag het hoogst? Hoeveel kinderen per 1 000 sterven er?

WEBSITE

IN

c In welk werelddeel is de zuigelingensterfte het hoogst?

N

In de vroegmoderne tijd nemen mensen geleidelijk een andere houding aan tegenover kinderen. Ze worden steeds meer als een afzonderlijke categorie beschouwd en men begint ook meer aandacht te besteden aan de opvoeding. Bestudeer bron 5.

VA

OPDRACHT 7

• de inrichting van het lokaal:

@

a Geef een verschil tussen de situatie die je ziet op het schilderij en de eigen klassituatie wat betreft:

• de plaats en activiteiten van de leerlingen:

aa r

b Onderstreep het juiste antwoord. Wat is het belangrijkste doel van het onderwijs in vroegere tijden?

a Zoek de volgende kinderspelen op het schilderij in bron 6. Schrijf het juiste nummer erbij.

em

OPDRACHT 8

pl

algemene vorming – goede gelovigen vormen – opleiden tot kritische burgers

Haasje-over    Hoepelen

P aardrijden op een houten hek

Maskerspel

Tonrijden

Zwemmen

Spelen met een tol

ex

Steltlopen

b Welke van die spelletjes heb je zelf nog gespeeld?

jk

Een goede opvoeding maakt goede volwassenen, gelooft men. Alleen is men het er niet altijd over eens wat nu juist een ‘goede opvoeding’ is.

In

ki

OPDRACHT 9

a Vergelijk bron 7 en 8. b Werk samen met je buur. Probeer beide bronnen kort in jullie eigen woorden samen te vatten.

c Lees bron 7. Waarom laat Jantje de pruimen uiteindelijk hangen?

C Op stap door verschillende tijden

91


d Hoe reageert zijn vader? e Wat is de moraal van het verhaal? f

Zou Jean-Jacques Rousseau (bron 8) akkoord zijn gegaan met de boodschap van het gedicht? Geef één argument of bewijs voor je antwoord.

IN

N

g Is Rousseau naar onze normen een modern denker? Motiveer je antwoord.

VA

h Omcirkel de onderwijsstijl die jij verkiest. Geef daarvoor één argument. Hieronymus van Alphen – Rousseau

Voeg de historische redeneerwijze ‘argument of bewijs’ toe aan het schema van historisch denken op de uitvouwbare tijdlijn.

j

Omcirkel de opvoedingsstijl die volgens jou vandaag op jouw school het meest wordt gebruikt. Hieronymus van Alphen – Rousseau

aa r

i

Zijn de volgende stellingen juist of fout?

pl

BESLUIT

@

Juist

Fout

em

a Een echte kindertijd is er in de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd niet. b In de vroegmoderne tijd begint men geleidelijk aan kinderen steeds meer als kinderen te beschouwen.

jk

ex

c De huidige kinderrechten gelden ook in vroegere tijden.

In

ki

ONWAARSCHIJNLIJK!

92

Sinds de 16e eeuw doet er een verhaal over Caterina Sforza (1463-1509) de ronde. Zij is een Italiaanse edelvrouw en onder andere gravin van Forlì, een stadje in Italië. Wanneer de stad belegerd wordt, dreigen haar vijanden haar gevangen kinderen te doden. Caterina zou daarop hebben gereageerd door op de stadswallen te gaan staan en haar vijanden haar geslachtsdelen te tonen met de boodschap dat ze alles had om nieuwe kinderen te maken.

ONDERZOEK jong zijn in de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd


OVERZICHT C

Vroege middeleeuwen (500-900) Invallen + epidemieën

bevolkingsafname tot het jaar 700

VA

Late middeleeuwen en vroegmoderne tijd

N

Landbouw: primitieve handwerktuigen + laag rendement

IN

Op stap door verschillende tijden

Standensamenleving = bevolkingsgroepen met verschillende rechten en plichten

@

3 STANDEN

ADEL

DERDE STAND

pl

aa r

GEESTELIJKEN

em

voorrechten

plichten

Langzame bevolkingsgroei vanaf het jaar 700 1/3 Europese bevolking sterft.

Nieuwe landbouwmethoden

stijging rendement vanaf de 15e eeuw

jk

ex

Pestepidemie (14e eeuw)

In

ki

Bevolkingsgroei na 1450

Einde van de vroegmoderne tijd

Grote toename van de bevolking (bevolkingsexplosie) Technische vernieuwingen (zie volgend jaar) Afschaffing van de standensamenleving

C Op stap DOOr vErscHILLENDE tIjDEN

93


N VA

jk

ex

em

pl

aa r

Bron 1 De Blauwe moskee

IN

De westerse samenleving situeert men in (West­)Europa. Na de Europese kolonisaties in de vroegmoderne en moderne tijd horen ook Noord­ Amerika en Australië bij de westerse wereld. De meeste lessen gaan over de geschiedenis van de westerse wereld. Maar in dit onderdeel dompelen we jullie onder in de wereld van de islam.

@

D

Niet-westerse samenlevingen

Blauwe moskee, Istanboel, gebouwd tussen 1609 en 1616

In

ki

De moskee ligt tegenover de Hagia Sophia.

94

Test je kennis over de islam. Noteer het juiste begrip bij de omschrijving. a

Het heilige boek van de islam:

b

Een volgeling van de islam:

c

De jaarlijkse vastenperiode:

d

De stichter van de islam:

e

De belangrijkste stad voor de islam:

D Niet-westerse sameNleviNgeN


De islam is vandaag een van de drie grote monotheïstische wereld­ godsdiensten. Ook in Europa leven heel wat aanhangers van die godsdienst.

IN

10

De islam

VA

N

Wat is kenmerkend voor de islam? Hoe heeft de islam zich over de wereld verspreid? Welke cultuur heeft de islam voortgebracht?

@

6

22

=

1

1

Kaartnr(s).

1

aa r

ISLAMITISCHE TIJDREKENING

De islam

jk

ex

em

pl

De islam ontstaat in het begin van de 7e eeuw op het Arabische schiereiland (zie kaart blz. 98). Alles begint bij de Arabier Mohammed (ca. 570-632): in Mekka verkondigt hij het geloof in één God (Allah) en wat de mensen moeten doen om als een goed mens te leven. Bij zijn prediking neemt hij elementen over van het jodendom, het christendom en het meergodendom van de Arabieren. Dat verloopt niet zonder problemen: hij moet in 622 zelfs vluchten van Mekka naar Medina. Die gebeurtenis wordt later het beginpunt van de islamitische tijdrekening. Mohammed krijgt in Medina meer en meer aanhangers. In 630 verslaat hij zijn tegenstanders en maakt hij Mekka tot het godsdienstige centrum van de islam. Na de dood van de profeet in 632 begint tussen twee groepen, de soennieten (meerderheid) en de sjiieten (minderheid), een strijd om de opvolging. Die stromingen bestaan vandaag nog steeds.

In

ki

De Koran is het heilige boek van de moslims. Daarin staat dat Mohammed de tekst van de Koran krijgt ingegeven door de engel Gabriël. Na de dood van de profeet wordt de tekst opgeschreven. Daarnaast is er ook een grote verzameling uitspraken en overleveringen die aan Mohammed en zijn volgelingen worden toegeschreven. Die verzameling staat bekend als ‘de overlevering’ (Hadith). Centraal in de islam staat het kennen van God en de totale overgave aan God. Het Arabische woord ‘islam’ betekent ‘overgave’ aan God. De volgelingen van de islam worden moslims genoemd. Het woord moslim betekent ‘iemand die zich overgeeft’ aan God. Mohammed legt vijf verplichtingen op aan zijn volgelingen. Het zijn de zogenaamde vijf pijlers of zuilen van de islam: de geloofsbelijdenis, het dagelijkse rituele gebed, het geven van aalmoezen, de vasten (in de maand ramadan) en de bedevaart naar Mekka. Moslims houden hun erediensten in de moskee. De imam is de voorganger in het gebed. D Niet-westerse samenlevingen

95


OPDRACHT 1

a Lees de lestekst en onderstreep de kernwoorden. b Vul punt 1 van het schema op blz. 102 aan.

OPDRACHT 2

Bron 1 De pijlers van de islam

N

IN

Soera 2: 183, 185 183 U die gelooft, u is voorgeschreven te vasten, zoals is voorgeschreven aan degenen die er voor u waren, opdat u godvrezend zult zijn. 185 De maand Ramadan is het, waarin de Koran is geopenbaard als leidraad voor de mensen en waarin duidelijke blijken van de leidraad en van de gave des onderscheids zijn. Wie van u die maand aanwezig is, moet dan vasten. Maar als iemand ziek is of op reis, dan geldt een aantal andere dagen. God wil het u gemakkelijk maken. Hij wil het u niet moeilijk maken. Hij wil dat u het aantal vol maakt en dat u God verheerlijkt omdat Hij u op de goede weg heeft geleid. Misschien zult u daarvoor dankbaar zijn.

@

VA

Soera 22: 27, 29 27 En roep de mensen op tot de bedevaart. Zij zullen te voet bij u komen of op allerlei scharminkels [magere dieren] van alle bergpassen vandaan. 29 Laat hen dan hun rituelen volbrengen, hun geloften inlossen en een rondgang maken om het aloude huis. Uit: De Koran, Heilig boek van de Islam, vertaald door Eduard Verhoef, Vucht, 3e uitgave, 2019

aa r

De Koran bevat 114 soera’s (hoofdstukken) en is oorspronkelijk als voordrachttekst bedoeld. Daarom is hij zo moeilijk uit het Arabisch te vertalen. Een woord kan verschillende betekenissen hebben naargelang van de klemtonen op de letters en de klinkers die aan het stamletterwoord worden toegevoegd.

em

Bron 2 De Kaäba

In

ki

jk

ex

OPDRACHT 3

pl

Welke drie pijlers van de islam ontbreken hier? Raadpleeg de lestekst en omcirkel. ramadan – bedevaart – rituele gebed – aalmoezen geven – geloofsbelijdenis

96

LES 10 De islam

De Kaäba in Mekka tijdens het hoogtepunt van de bedevaart

De Kaäba is een klein gebouw van ca. 12 x 10 x 15 m in de grote moskee in Mekka. Het is het centrale heiligdom van de islam en staat bekend als ‘Huis van Allah’. Als onderdeel van de bedevaart naar Mekka lopen de pelgrims zeven keer rond het gebouw. Moslims bidden ook altijd in de richting van de Kaäba, dus in de richting van Mekka.


a Wat is kenmerkend aan de kleding van de gelovigen? b Wat doen zij? OPDRACHT 4

Bron 3 De koepel van de Rots

IN

De koepel van de Rots, Jeruzalem

aa r

@

VA

N

Na Mekka en Medina is Jeruzalem de derde heilige stad voor de moslims. De beroemde ‘Koepel van de Rots’ uit het einde van de 7e eeuw is een van de mooiste voorbeelden van de moslimarchitectuur. Op die plaats zou volgens de overlevering Mohammed een nachtelijke reis naar de hemel gemaakt hebben. Het gebouw is géén moskee, maar een heiligdom. Het achthoekige gebouw is overdekt met een centrale (houten) koepel die aan de buitenzijde bekleed is met verguld koper. De middellijn van de koepel bedraagt meer dan 20 m. Opvallend is de veelkleurigheid van de versiering, zowel aan binnen- als buitenkant.

pl

a Bij welke godsdienst hoort dit gebouw? Aan welk symbool kun je dat zien?

em

b Zoek op het internet voor welke godsdiensten Jeruzalem een belangrijke stad is.

ex

c Waarom is de ‘Koepel van de Rots’ voor moslims belangrijk?

De Arabieren stichten een groot wereldrijk

In

ki

2

jk

OPDRACHT 5

Heel snel bouwen de Arabieren een groot rijk uit. Op het Arabische schiereiland is in theorie alleen de islam nog toegestaan. In de andere veroverde gebieden kunnen sommige groepen zoals christenen en joden redelijk vrij hun geloof beleven, weliswaar als tweederangspersonen met minder rechten dan moslims en na het betalen van een speciale belasting. Aanhangers van andere godsdiensten hebben de keuze: zich bekeren of omgebracht worden. Toch krijgen ook die aanhangers van andere godsdiensten vaak dezelfde rechten als christenen en joden. Lees de lestekst en omcirkel het juiste antwoord. • De Arabieren zijn redelijk verdraagzaam / niet verdraagzaam tegenover andere godsdiensten. • Er zijn wel / geen vormen van discriminatie tegenover andere godsdiensten. D Niet-westerse samenlevingen

97


Bron 4 De evolutie van het Arabische Rijk

VA

N

IN

OPDRACHT 6

Bestudeer aandachtig de kaart en noteer welke gebieden islamitisch geworden zijn.

@

• bij de dood van Mohammed: • tussen 632 en 661:

aa r

• tussen 661 en750:

Geef vier Afrikaanse en vier Aziatische landen waar de islam de belangrijkste godsdienst is. TIP Raadpleeg de hedendaagse wereldkaart op de uitvouwbare tijdlijn.

em

OPDRACHT 7

pl

• Afrikaanse landen:

ex

Bron 5 De islamwereld vandaag

jk

• Aziatische landen:

In

ki

0

OPDRACHT 8

98

LES 10 De islam

1000 km

Welke van deze hedendaagse moslimlanden zijn (grotendeels) niet-Arabisch? Omcirkel. TIP Raadpleeg het internet. Indonesië – Marokko – Tunesië – Turkije – Iran


3

De islam brengt een rijke cultuur voort

a Lees de lestekst en onderstreep de kernwoorden. b Vul punt 3 van het schema op blz. 102 aan.

OPDRACHT 10

Bron 6 De Bibliotheek van Basra

VA

N

OPDRACHT 9

IN

Prachtige paleizen en moskeeën getuigen van een grote cultuur. Volgens de overlevering verbood Mohammed het om mens en dier af te beelden. Maar er zijn periodes geweest waarin kunstenaars daar geen rekening mee hielden (vooral in Perzië en Indië). Zo zijn er prachtige miniaturen met mensen en dieren bewaard. Kenmerkend voor de islamkunst is het gebruik van meetkundige versieringen en zogenaamde arabesken. Ook de Arabische letterkunde is van hoog niveau. De verhalen van ‘Duizend-en-een-nacht’ behoren vandaag nog altijd tot de meesterwerken van de wereldliteratuur.

Ontmoeting tussen Abu Zayd en al-Harith in de bibliotheek van Basra, uit: Al-Hariri, Al-Maqamat, Nationale Bibliotheek van Frankrijk. Kopie uit 1237, inkt en

@

kleurpigmenten op papier

em

pl

aa r

De schrijver Al-Hariri is geboren in 446/1054 en overleed in 516/1122. Hij is vooral bekend door zijn boek ‘Maqamat’. Het is een boek in vijftig delen, geschreven in Arabische verzen. Het werk vertelt het verhaal van al-Harith, een koopman die zich tijdens al zijn reizen, mengt met geleerd gezelschap, en Abu Zayd, een smerige schurk die de geleerden overtreft met zijn slimme opmerkingen. De bibliotheek is een plaats waar men discussieert, boeken kopieert en ook becommentarieert.

ex

a In welk hedendaags land ligt de stad Basra?

jk

b Bij het geboorte- en sterfjaar van Al-Hariri staan telkens twee jaartallen. Leg uit.

In

ki

c Wat ligt er op de planken? d Van welk materiaal is de kopie gemaakt? Welk materiaal gebruikte men toen nog in WestEuropa om boeken te schrijven?

D Niet-westerse samenlevingen

99


e Is het een voorbeeld van gelijktijdigheid of ongelijktijdigheid? f

Voeg de historische redeneerwijzen ‘gelijktijdigheid’ en ‘ongelijktijdigheid’ toe aan het schema van historisch denken op de uitvouwbare tijdlijn.

g Als je je alleen op de afbeelding baseert, kun je dan zeggen dat het een rijke bibliotheek is? Motiveer je antwoord.

IN

Wetenschappelijke kennis

N

OPDRACHT 11

Uit: Het boek van Kalila en Dimna, De fabels van Bidpai, waterverf op papier, Perzië, 14e eeuw, Nationale bibliotheek, Caïro

ex

em

pl

aa r

@

VA

Bron 7 Een medische consultatie

a Wat doet de geknielde persoon in het donkerblauw?

jk

ki

b Welk beroep oefent hij dus uit?

In

c Waaraan kun je merken dat dit een Perzische afbeelding is? (Lees ook de lestekst over de moslimcultuur.)

100 LES 10

De islam


4

De moslimcultuur beïnvloedt heel sterk het westen Dankzij hun veroveringen en hun handelsactiviteiten komen de moslims in contact met andere culturen. Zij nemen kennis uit de toenmalige Griekse, Perzische en Indische wereld over en bouwen erop verder. Bij de overname van de kennis van de Griekse wereld speelt het Syrische christendom een belangrijke rol. Die wetenschappelijke kennis wordt in het Arabisch vertaald en opgeslagen in talrijke bibliotheken met duizenden handschriften. Veel van die kennis wordt ook in de praktijk toegepast.

N

IN

Op het vlak van de wiskunde nemen de Arabieren het Indische getallensysteem over. Het teken ‘nul’ noemen de Arabieren ‘al-sifr’. In het Italiaans wordt dat vervormd tot ‘zefero’ en daarvan zijn de woorden ‘cijfer’ en ‘zero’ afkomstig. De moslims zijn ook op andere terreinen van de wetenschap actief zoals: Griekse filosofie, aardrijkskunde, sterrenkunde, natuurkunde en geneeskunde.

a Lees de lestekst en onderstreep de kernwoorden. b Vul punt 4 van het schema op blz. 102 aan.

aa r

OPDRACHT 12

@

VA

In de 11e-13e eeuw worden veel Arabische werken en Arabische vertalingen van Griekse werken in het Latijn vertaald, waardoor ze voor het Westen toegankelijk worden. Dat gebeurt vooral in Spanje en Zuid-Italië. De invloed van de Arabische wetenschap op Europa is zeer groot geweest. En we leren nog vele andere zaken via de Arabieren en Turken kennen, zoals katoen (‘qatun’), leer, rijst (‘ruz’), suiker (‘sukkar’), tulpen, koffie en tafeltapijtjes.

em

KENNEN

pl

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

In

ki

jk

ex

1 de begrippen ‘islam’ en ‘moslim’ verklaren 2 het ontstaan van de islam uitleggen 3 het ontstaan van de Koran uitleggen 4 de vijf pijlers van de islam opnoemen 5 de begindatum van de islamitische tijdrekening geven 6 de vorming van het Arabische Rijk uitleggen 7 de bijdrage van de Arabische cultuur aan het westen aantonen 8 kenmerken toelichten van culturele contacten tussen christenen en moslims in de middeleeuwen

KUNNEN 1 de evolutie van het Arabische Rijk aan de hand van een kaart uitleggen 2 gebeurtenissen situeren in de tijd, de ruimte en het maatschappelijk domein 3 verbanden leggen binnen en tussen verschillende maatschappelijke domeinen 4 informatie afleiden uit historische bronnen

Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.

D Niet-westerse samenlevingen

101


LES 10 SCHEMA

1 De islam •

Wie? Waar? Wanneer? Mohammed –

Mohammed tegenstand

vlucht naar Medina (

= begin islamitische

N

tijdrekening)

632 terugkeer

wordt centrum islam.

Islam betekent: ‘totale overgave aan

Vijf pijlers van de islam: dagelijkse rituele gebed geven van aalmoezen vasten bedevaart naar Mekka

aa r

1 2 3 4 5

VA

= heilige boek van de moslims

@

IN

De islam

2 De Arabieren stichten een groot wereldrijk Eerste helft 7e eeuw: Tweede helft 7e eeuw: 8e eeuw:

em

pl

deel van het Arabische schiereiland hele Arabische schiereiland, NO-Afrika en Midden-Oosten NW-Afrika, Iberische schiereiland, deel van Azië

Apart statuut voor niet-moslims in de moslimgebieden

redelijk verdraagzaam

3 De islam brengt een rijke cultuur voort

ex

Islamitische kunst

bouwkunst: prachtige paleizen en

beeldende kunst:

jk

Mohammed verbood het afbeelden van

-

arabesken

letterkunde: hoog niveau, bv. de verhalen van ‘

In

ki

-

LES 10 De islam

4 De moslimcultuur beïnvloedt heel sterk het westen Moslims •

nemen kennis over uit

,

vertalen die naar het

,

passen die toe in de praktijk (bv. wiskunde, Griekse filosofie, aardrijkskunde).

11e-13e eeuw: De vertaling van de Arabische kennis naar het Latijn heeft een grote invloed in Europa.

102

.


Onderzoek 3: het gouden tijdperk van Mansa Moussa in Mali (14e eeuw)

N VA

@

Wie is deze legendarische koning? Over welke primaire bronnen beschikken we? Waarop is het beeld dat Mansa Moussa de rijkste man ooit is, gebaseerd?

IN

Begin 14e eeuw heerst de Malinese koning Mansa Moussa over een groot koninkrijk in West-Afrika. Op verschillende websites noemt men hem ‘de rijkste man die ooit geleefd heeft’. Mansa Moussa’s rijkdom zou geen grenzen kennen. In deze les onderzoek je wat historische bronnen over hem vertellen.

BRONNEN

33

24

14

kroning Mansa Moussa

bedevaart Mekka

inname Timboektoe

em

stichting Koninkrijk Mali

13

pl

12

13

12

35

aa r

Kaartnr(s).

Bron 1 De rijkste man die ooit leefde

jk

ex

Amazon-oprichter Jeff Bezos is de rijkste man ter wereld, volgens de Forbes-miljardairslijst van 2019 die deze week is vrijgegeven. Met een geschat vermogen van 131 miljard dollar is hij de rijkste man in de moderne geschiedenis. Maar hij is zeker niet de rijkste man aller tijden. Men neemt aan dat die titel toebehoorde aan Mansa Moussa, de 14e-eeuwse West-Afrikaanse heerser die zo rijk was, dat zijn gulle giften de economie van een heel land verwoestten.

In

ki

‘Verslagen van tijdgenoten over Moussa’s rijkdom zijn zo ademloos dat het bijna onmogelijk is om een ​​idee te krijgen van hoe rijk en machtig hij werkelijk was’, vertelde Rudolph Butch Ware, universitair hoofddocent geschiedenis aan de Universiteit van Californië, aan de BBC. Mansa Moussa was ‘rijker dan iemand zou kunnen beschrijven’, schreef Jacob Davidson in 2015 over de Afrikaanse koning voor Money.com. In 2012 schatte de Amerikaanse website Celebrity Net Worth zijn vermogen op 400 miljard dollar, maar economische historici zijn het erover eens dat het onmogelijk is om zijn vermogen vast te pinnen op een getal.

Uit: Naima Muhamud, Is Mansa Musa the richest man who ever lived?, BBC news, 10 maart 2019, eigen vertaling

D Niet-westerse samenlevingen

103


IN

Bron 2 Jeff Bezos

Amazon-oprichter Jeff Bezos,

VA

geschiedenis, 2018

N

de rijkste man in de moderne

Z

Z Z

Au

Z

em

Z

pl

Z

aa r

@

Bron 3 Het Koninkrijk Mali en de bedevaart van Mansa Moussa (14e eeuw)

Au

Au

Au

Au

Au Au Z

jk

ex

Au

In

ki

Bron 4 al-Umari over Mansa Moussa en zijn bezoek aan Caïro (1324)

104

Vanaf het begin van mijn verblijf in Egypte hoorde ik praten over de komst van deze koning Moussa op zijn pelgrimstocht. Ik merkte dat de inwoners van Caïro enthousiast waren om opnieuw te vertellen over de verkwistende uitgaven van de Afrikanen. Ik vroeg de emir Abu (…) en hij vertelde me over de rijkdom, mannelijke deugden, en vroomheid van de koning: ‘Toen ik hem ging ontmoeten namens de machtige sultan al-Malik al-Nasir, bewees hij mij buitengewoon veel eer en behandelde hij mij met de grootste hoffelijkheid. (…) Daarna stuurde hij vele ladingen onbewerkt inheems goud en andere kostbaarheden naar de schatkist van de sultan.

ONDERZOEK het gouden tijdperk van Mansa Moussa in Mali (14e eeuw)


Ik probeerde hem over te halen naar de Citadel te gaan om de sultan te ontmoeten, maar hij weigerde hardnekkig (…) ik realiseerde me dat de audiëntie [het officiële bezoek aan de sultan] afschuwelijk voor hem was omdat hij verplicht zou zijn de grond en de hand van de sultan te kussen. (…)

Uit: al-Umari, Paden van visie in de rijken van de metropolen, 1337-1338

IN

Die man overspoelde Caïro met zijn weldaden. Hij verliet geen emir van het hof, noch de houder van een koninklijk ambt zonder de gift van een lading goud. De inwoners van Caïro maakten onschatbare winsten uit hem. (…) Ze ruilden goud totdat ze de waarde ervan in Egypte verminderden en de prijs ervan deden dalen. (…) Goud had een hoge prijs in Egypte tot zij dat jaar kwamen.’

VA

N

Shibab al-Din al-Umari (1301-1349) is een Arabische historicus, geboren in Damascus. Hij begint zijn carrière als ambtenaar in het Mammelukkensultanaat. Enkele jaren na het bezoek van Mansa Moussa aan Caïro in 1324, trekt ook al-Umari naar de Egyptische stad. Zijn geschriften zijn een belangrijke bron over de bedevaart van Moussa naar Mekka. Hij baseert zich op wat de mensen in Caïro hem vertellen.

ex

em

pl

aa r

@

Bron 5 Mansa Moussa uitgebeeld in een fragment van de Catalaanse Atlas (1375)

jk

Uit: Cresques Abraham en Jehoeda, Catalaanse Atlas, 1375

In

ki

De Catalaanse Atlas is een in 1375 door de Spaans-Joodse cartograaf Abraham Cresques (13251387) en zijn zoon Jehoeda Cresques (1350-1427) ontworpen wereldkaart. Die grote en rijk geïllustreerde kaart vormt een hoogtepunt in de middeleeuwse cartografie. Bij de kaart staat het volgende bijschrift: ‘Deze zwarte heer draagt de naam Musa Mali, heer van de zwarte volken van Mali. Zijn land is zo rijk aan goud dat hij de rijkste en meest nobele koning van allen is.’ De kaart wordt in opdracht van het hof van Aragon gemaakt. Het is een geschenk van de troonopvolger en latere koning Johan I (1350-1396) aan de Franse kroonprins Karel (1368-1422).

D Niet-westerse samenlevingen

105


Bron 6 Ibn Khaldun over Mansa Moussa Mansa Moussa was een goede man en een groot koning, en er worden nog steeds verhalen over zijn gerechtigheid verteld. Hij maakte de bedevaart in 1324 (…)

VA

Uit: Ibn Khaldun, Inleiding tot de geschiedenis, 1377

N

IN

Volgens al-hadj Yunus, de tolk voor deze natie in Caïro, kwam die Mansa Moussa uit zijn land met 80 ladingen goudstof waarbij elke lading drie qintars [1 qintar = 50 kg] woog. In hun eigen land gebruiken ze alleen mannelijke of vrouwelijke slaven voor transport, maar voor verre reizen zoals de pelgrimstocht hebben ze rijdieren (…). De regering van die Mansa Moussa duurde 25 jaar. De hoofdstad van de mensen van Mali is de stad BNY, een uitgestrekte plaats met gecultiveerd land gevoed door stromend water, zeer dichtbevolkt met drukke markten. Momenteel is het een station voor de handel in karavanen uit de Maghreb, Ifriqiya en Egypte [Noord-Afrika], en goederen worden uit alle delen geïmporteerd (…).

@

Ibn Khaldun (1332-1406) is een belangrijke Arabische geleerde die het grootste deel van zijn leven verschillende heersers van Noord-Afrikaanse moslimstaten dient. Tijdens zijn verblijf in Algerije schrijft hij de ‘Al-Muqaddimah’ (‘Inleiding tot de geschiedenis’). Die inleiding beschrijft de geschiedenis van de islam in Noord-Afrika. Khaldun is een zeer zorgvuldige historicus die mondelinge geschiedenissen van Malinese geleerden optekent en ook informatie verzamelt van Arabieren die naar Mali zijn geweest.

aa r

Bron 7 Handel brengt welvaart in het Koninkrijk Mali

em

pl

Aan het begin van de 14e eeuw heeft de uitbreiding van Mali naar de Inlandse Delta, Gao en de oostelijke Songhay-provincies, enorm bijgedragen aan de landbouw, de begrazing, en de jacht- en visbronnen van het rijk. De nieuwe gebieden boden ook extra slaven om te verhandelen, militaire diensten en meer landbouwproductie. Betalingen van nieuwe, ondergeschikte koningen en leiders, en tal van nieuwe, gecontroleerde handelsroutes, verrijkten de schatkist van de overheid.

jk

ex

Tegen het midden van de 14e eeuw, toen Mali het toppunt van zijn imperiale dominantie bereikte, was de trans-Sahara handel enorm in omvang toegenomen. Door de extravagante bedevaart van Mansa Moussa en de daaruit voortvloeiende publiciteit in Caïro, werd Mali bekender in Noord-Afrika, het Midden-Oosten, en zelfs Europa. Verhalen over de rijkdom van Mali lokten steeds meer Noord-Afrikanen naar handelsondernemingen in de Sahara.

In

ki

Uit: David Conrad, Rijken uit middeleeuws West-Afrika, 2005, eigen vertaling

106 ONDERZOEK

David Conrad is gespecialiseerd in Afrikaanse geschiedenis. Hij maakt meer dan 35 reizen naar Afrika. Zijn boek ‘Empires of Medieval West Africa’ (‘Rijken uit middeleeuws West-Afrika’) handelt over de geschiedenis van de opeenvolgende rijken van Ghana, Mali en Songhay. Die rijken groeien onder een reeks machtige leiders, waaronder Mansa Moussa.

het gouden tijdperk van Mansa Moussa in Mali (14e eeuw)


Bron 8 Griots

IN

Veel van wat we weten over het middeleeuwse Mali is te danken aan een fascinatie [bewondering] die van ver buiten zijn grenzen komt. Over de opkomst van Mali zwijgen de binnenlandse bronnen, aangezien de sprekers van de regio, de ‘griots’, weinig te zeggen hebben over het middeleeuwse Mali of Mansa Moussa, omdat ze gefocust zijn op Sunjata [mythische stichter Koninkrijk Mali]. Dat de griots niets te vertellen hebben, roept veel vragen op aangezien Moussa misschien wel de meest legendarische figuur van Mali is. Uit: Michael Gomez, Afrikaanse heerschappij: Een nieuwe geschiedenis van rijken in vroeg en middeleeuws West-Afrika, 2018, eigen vertaling

De hedendaagse Malinese griot Cheick Hamala Diabaté, die 800 jaar mondeling overgeleverde geschiedenis doorgeeft (mondelinge traditie).

jk

ex

em

pl

aa r

Bron 9 Een hedendaagse griot

@

VA

N

Michael A. Gomez is professor geschiedenis aan de universiteit van New York. In zijn boek over middeleeuws West-Afrika ‘African Dominion’ vertelt hij over het belang van de griot: een West-Afrikaanse historicus, verhalenverteller, dichter of muzikant. Eeuwenlang is de geschiedenis van West-Afrikaanse gemeenschappen levend gehouden door de traditie van verhalen en muziek. De griot wordt vaak gezien als een belangrijke persoon vanwege zijn of haar positie als adviseur van de koning. Griots kennen hun oorsprong in het 13e-eeuwse Mali. Tegenwoordig leven ze nog steeds in veel delen van West-Afrika.

In

ki

Wat je na dit onderzoek moet kunnen:

KUNNEN 1 een historische kaart interpreteren 2 de bruikbaarheid van een bron beoordelen in functie van een historische vraag 3 de betrouwbaarheid van een bron beoordelen in functie van een historische vraag 4 informatie uit bronnen afleiden

5 historische bronnen vergelijken 6 enkele kenmerken van een nietwesters koninkrijk geven

Een aantal onderdeeltjes van ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kunt, zet je daar een kruisje voor.

D Niet-westerse samenlevingen

107


Naam:                                  Klas:

OPDRACHT 1

Nr.:          Score:

Situeer de historische vragen van deze les in de tijd, de ruimte en het maatschappelijk domein. • Tijd: • Ruimte: • Domein: Lees ter inleiding het artikel over Mansa Moussa dat een journaliste op de website van BBC News schreef. Beantwoord daarna de vragen. a Hoe wordt Mansa Moussa in de titel van bron 1 genoemd?

N

IN

OPDRACHT 2

b Welke argumenten haalt de auteur aan om Mansa Moussa zo te noemen?

VA

@

c Welke kanttekening kun je plaatsen bij de uitspraak dat Mansa Moussa de rijkste man ooit is?

OPDRACHT 3

aa r

a Bestudeer bron 3 t.e.m. 9 en lees de contextinformatie. Onderstreep de woorden die je niet kent en zoek hun betekenis op.

OPDRACHT 4

em

pl

b Wat zijn je eerste indrukken nadat je de bronnen gelezen hebt? Wat valt je op? Denk daar enkele minuten over na en noteer drie zaken die je bijgebleven zijn. Bespreek daarna in groepjes of klassikaal. a Wie is Mansa Moussa? Hoe wordt zijn karakter omschreven?

ex

jk

b Welke bronnen zijn bruikbaar om de vragen te beantwoorden?

In

ki

108 ONDERZOEK

c Zijn dat primaire of secundaire bronnen? Onderstreep het juiste antwoord. primaire bronnen – secundaire bronnen d Vind je de bronnen betrouwbaar om een antwoord te geven op de vragen? Markeer in de contextinformatie de argumenten voor betrouwbaarheid groen. Onderstreep je besluit. eerder betrouwbaar – eerder onbetrouwbaar.

het gouden tijdperk van Mansa Moussa in Mali (14e eeuw)


e Wat is er toch eigenaardig aan deze bronnen? TIP Kijk vanuit welk standpunt ze geschreven zijn. OPDRACHT 5

Bestudeer bron 3 en bron 5 en beantwoord de vragen.

IN

a Geef vier hedendaagse landen die in de 14e eeuw deel uitmaken van het Koninkrijk Mali. TIP Raadpleeg de hedendaagse wereldkaart op de uitvouwbare tijdlijn. b Welke grondstoffen vind je in het rijk?

N

VA

c Het Koninkrijk Mali drijft handel met gebieden buiten het rijk. Vanuit welk gebied vertrekken de meeste handelsroutes naar Mali? OPDRACHT 6

a Waaraan dankt Mansa Moussa zijn enorme rijkdom?

@

aa r

b Welke reis zorgt ervoor dat Mansa Moussa’s bekendheid in de 14e eeuw toeneemt?

c Welke gebeurtenis tijdens die reis zorgt ervoor dat verhalen over de rijkdom van Mali zich verspreiden?

pl

em

d Waaruit blijkt dat die verhalen ook Europa bereiken?

ex

e Heeft dat bijgedragen tot het beeld dat Mansa Moussa ‘de rijkste man ooit’ is? Omcirkel. ja – neen

Bestudeer de afbeelding van Mansa Moussa bij bron 5 (Catalaanse Atlas) en lees bron 8.

jk

OPDRACHT 7

a Hoe wordt Mansa Moussa afgebeeld in de Catalaanse Atlas?

In

ki

b Stemt dat overeen met de beschrijvingen in bron 4 en bron 6? c Welke belangrijke rol spelen de griots bij het vastleggen van de West-Afrikaanse geschiedenis?

D Niet-westerse samenlevingen

109


d Wat vertellen de griots over Mansa Moussa? e Waarom is dat verrassend? BESLUIT

Formuleer een kort antwoord op de historische vragen.

IN

a Wie is die legendarische koning?

Nationaliteit en beroep

VA

Auteur

aa r

@

Bron

N

b Over welke primaire bronnen beschikken we? Noteer het nummer van de bron en de auteur, de nationaliteit en het beroep van de auteur.

c Waarop is het beeld dat Mansa Moussa de rijkste man ooit is, gebaseerd?

In

ki

jk

ex

em

pl

110

ONDERZOEK het gouden tijdperk van Mansa Moussa in Mali (14e eeuw)


IN N

In dit onderdeel nemen we de draad weer op bij het uiteengevallen Karolingische Rijk (zie les 5) en overlopen we verder de politieke geschiedenis van West­Europa. Op deze bladzijde stellen we je de hoofdrolspelers van het verhaal voor.

VA

E

De middeleeuwen van 900 tot 1450

Bron 2 Abt en bisschop op een glasraam in de kathedraal van Grenoble

Bron 3 Ridder in volledig harnas

jk

ex

em

pl

aa r

Bron 1 Filips VI, koning van Frankrijk van 1328 tot 1350

@

Noteer de begrippen bij de juiste bron. Kies uit: vorst − adel − kerk − steden.

In

ki

Bron 4 De graslei, het middeleeuwse hart van Gent

E De miDDeleeuweN vaN 900 tot 1450

111


11

Het leenwezen

IN

In de 9e eeuw valt het Karolingische Rijk verder uit elkaar. Er ontstaan verschillende vorstendommen. Om hun rijk te besturen en te controleren maken de vorsten gebruik van het leenwezen. Die praktijk komt voort uit een ouder systeem: de vazalliteit.

VA

N

Wat is de vazalliteit? Hoe werkt het leenwezen? Heeft het systeem ook nadelen?

0 0 15

12

@

MACHTELOZE FRANSE KONING

50

0 0

12

9

ONTSTAAN LEENWEZEN

MACHTELOZE KEIZER VAN HET DUITSE RIJK

aa r

VAZALLITEIT

0

70

0

0

Kaartnr(s).

1

De vazalliteit legt de basis voor het leenwezen

Bron 1 Een vrij man verklaart zich vazal van een heer Omdat het aan allen ten zeerste bekend is hoe weinig ik bezit om mij te voeden en te kleden, heb ik een beroep gedaan op uw goedgunstigheid (...) om mij aan u te mogen (...) onderwerpen aan uw bescherming (...) dat u mij zult bijstaan en onderhouden, zowel in levensmiddelen als in kleding (...). En zolang ik leef, zal ik u moeten dienen en gehoorzamen voor zover het een vrij man betaamt; op geen enkel tijdstip van mijn leven zal ik gemachtigd zijn mij te onttrekken aan uw dienstbaarheid en gezag, maar ik zal al de dagen van mijn leven moeten blijven onder uw macht en bescherming. (...)

ex

OPDRACHT 1

em

pl

Bij de vazalliteit zweert een vrije man (de vazal) trouw aan een rijke, machtige heer. Die overeenkomst houdt zowel voor de heer als voor de vazal plichten en rechten in. De Karolingers (zie les 5) maken de vazalliteit voor elke vrije man verplicht.

In

ki

jk

HEDENDAAGSE VERTALING

Een voorbeeld van een afspraak tussen een vazal en zijn heer, midden 8e eeuw

Mogelijk is de tekst nog ouder. De woorden worden uitgesproken op een plechtige eedaflegging.

a Waarom verklaart iemand zich vazal?

112

LES 11 Het leenwezen


b Noteer de plichten van de heer in je eigen woorden. c Noteer de plichten van een vazal. d Hoe lang duurt de overeenkomst?

2

IN

Het leenwezen dient om het rijk te besturen

@

VA

N

De Karolingers diepen het systeem van vazallen zelfs nog verder uit. In ruil voor een eed van trouw krijgt een kroonvazal (de vazal van de koning) een of verschillende ‘lenen’. De koning hoopt zo dat zij naar hem blijven luisteren. Een leen bestaat oorspronkelijk uit een domein of een kleiner landgoed. Dat is een grondleen. Degene die het leen geeft, is de leenheer. De ontvanger is de leenman. Leenheer en leenman beloven elkaar te helpen en te steunen. Na de dood van de leenman wordt het leen weer bezit van de koning. De ‘kroonvazallen’ beginnen eind 9e eeuw op hun beurt lenen uit te delen aan ‘lagere’ leenmannen (die op hun beurt weer delen van het gebied ‘verlenen’). Er ontstaan ook ambtslenen en geldlenen. In ruil voor een eed van trouw krijgt de leenman dan geld of een ambt. Het recht om een gebied voor de koning te besturen is zo’n ambt. Het leenwezen wordt dus een systeem om een land te besturen. Bron 2 De piramide van leenmannen

aa r

OPDRACHT 2

pl

keizer / koning

ex

em

kroonvazallen leenmannen

In

ki

jk

achtervazallen achterleenmannen

achter-achtervazallen achter-achterleenmannen

Legende trouw en gehoorzaamheid ambt met gebied: bijvoorbeeld graaf, hertog zonder gebied: bijvoorbeeld een functie aan het hof leen geld grond E De middeleeuwen van 900 tot 1450

113


a Wat zijn kroonvazallen? b ‘De achtervazallen gehoorzamen de koning.’ Juist of fout? Motiveer je antwoord. c Geef drie soorten lenen.

IN

d Wat heeft een graaf in leen van de koning?

Het leenwezen

VA

OPDRACHT 3

N

Het geven en krijgen van leen gebeurt tijdens een plechtigheid: de leenhulde. Naargelang het land kan de volgorde van de handelingen verschillen. De onderstaande middeleeuwse tekeningen stellen die handelingen voor. Zet bij elke tekening de juiste letter. Kies uit:

Bron 4 Middeleeuwse tekening, 14e eeuw

Bron 5 Middeleeuwse tekening, 13e eeuw

In

ki

3

jk

ex

em

pl

Bron 3 Middeleeuwse tekening, 13e eeuw

aa r

@

a De leenman knielt voor de leenheer en zweert aan hem een eed van trouw. Aanvankelijk gebeurt dat door zijn handen in die van de heer te leggen. Later kan dat ook door de rechterhand op te steken. b De leenheer geeft hem een voorwerp dat het leen voorstelt. Dat kan van alles zijn: een stok, een document, een ring, een kluit aarde … c De leenheer en leenman bezegelen hun verbond met een kus en/of omhelzing.

114

De strijd om de macht tussen de vorst en de edelen In de 9e en 10e eeuw slagen de vorsten er niet altijd in hun vorstendom te beschermen tegen invallers die roven en moorden, zoals bijvoorbeeld de Vikingen. De bevolking zoekt dan in tijd van nood vooral bescherming bij de graaf of een andere plaatselijke heer. Als beschermer wint hij het vertrouwen van de bevolking. Hij krijgt meer macht en invloed en begint zijn ‘leen’ als eigen bezit te beschouwen. Bovendien zorgt hij ervoor dat een zoon of een ander familielid zijn leen erft. Sommige leenmannen zweren trouw aan verschillende leenheren. Daardoor willen ze niet zomaar naar één leenheer luisteren. Zo verliest de vorst de controle over zijn koninkrijk. De kroonvazallen gedragen zich in hun eigen gebieden als minikoninkjes. Dat gebeurt in Frankrijk tussen 900 en 1200 en in het Duitse Rijk vanaf 1250.

LES 11 Het leenwezen


De meeste vorsten trachten hun macht te herstellen. Ze eisen dat iedereen hun wetten, hun besluiten en hun rechtspraak opnieuw respecteert. Dat heet centraliseren. Ze proberen te profiteren van ruzies tussen de leenmannen. Door nieuwe belastingen te heffen, beschikken de vorsten ook over meer geld en invloed.

a Vergelijk het kroondomein met de lenen van de kroonvazallen. Wat stel je vast?

ine

VALOIS

NORMANDIË

BRETAGNE

Parijs

MAINE

GATINAI AUXERRE

ANJOU

BLOIS

Loi

SANCERRE

VA

re

Trier

CHAMPAGNE

N

TOURRAINE

NEVERS

POITOU

BOURBON

MARCHE

SAINTONGE ANGOULEME

@

ro

GEVAUDAN

nn

e

ROUERGUE

GOTIË

ROUSSILLON

Frans kroondomein kroondomein Frans huidige Franse Franse staatsgrens staatsgrens huidige

leen NORMANDIË leen

BARCELONA

0

Middellandse Zee

100 km

pl

Arles

TOULOUSE

verbrokkelde Frankrijk Kroonvazallen

Lyon

AUVERGNE

GASCOGNE

aa r

LIMOUSIN

BOURGONDIË

PERIGORD

Ga

b Geef vijf lenen uit het noorden van Frankrijk.

Plaats de begrippen in de juiste kolom. Kies uit: kroonvazal – leenheer – leenman.

em

OPDRACHT 5

VERMANDOIS

Se

Keulen

IN

Brugge Antwerpen lde che VLAANDEREN S Luik

Rijn

Bron 6 Het feodale Frankrijk (11e eeuw)

Rhône

OPDRACHT 4

De Franse koning

ex

De Vlaamse graaf

jk

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

In

ki

KENNEN 1 de begrippen ‘vazalliteit’, ‘kroonvazal’, ‘leenheer’, ‘leenman’ en ‘centraliseren’ uitleggen 2 de uitbreiding van de vazalliteit naar het leenstelsel uitleggen 3 drie soorten lenen opnoemen 4 drie oorzaken voor de aantasting van de koninklijke macht opnoemen en uitleggen

KUNNEN 1 met behulp van een kaart de machteloosheid van de Franse koning uitleggen 2 gegevens uit bronnen afleiden

Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.

E De middeleeuwen van 900 tot 1450

115


LES 11 SCHEMA

Het leenwezen

IN

1 De vazalliteit legt de basis voor het leenwezen

rechten en plichten voor beiden

vazal van de koning: kroonvazal

VA

N

Vazalliteit: vrije man zweert trouw aan machtige heer: hij wordt dan diens vazal.

2 Het leenwezen dient om het rijk te besturen Leenwezen:

leenman

aa r

leenheer

@

leen

trouw

pl

Vanaf de 9e en 10e eeuw ontstaat zo de piramide van leenmannen. De leenman is enkel trouw verplicht aan zijn directe leenheer.

ex

em

Verschillende soorten ‘lenen’: • ambt met gebied: bv. graaf, hertog • ambt zonder gebied: bv. een functie aan het hof • grondlenen • geldlenen

jk

3 De strijd om de macht tussen de vorst en de edelen

In

ki

In plaats van de macht van de vorst te versterken, zal het leenwezen de macht van de vorst in gevaar brengen. De kroonvazallen gedragen zich als onafhankelijke koningen. Oorzaken • De vorst biedt geen bescherming tegen invallen, de kroonvazallen wel. • De lenen worden erfelijk, waardoor de band met de vorst verzwakt. • Een leenman kan verschillende leenheren hebben. Vorsten trachten hun macht te herstellen: • Ze eisen respect voor hun besluiten, wetten en rechtspraak = centralisering. • Ze profiteren van ruzies tussen de leenmannen. • Ze krijgen meer geld en invloed dankzij nieuwe belastingen.

116

LES 11 Het leenwezen


12

De opkomst van de steden in onze gewesten

N

IN

In onze gewesten woont tot de 10e eeuw meer dan 90 % van de mensen op het platteland. In de 15e eeuw woont 30 % tot 40 % van de mensen in de stad.

VA

Waarom en waar ontstaan of herleven steden? Hoe beschermen de stedelingen zich? Hoe voorzien ze in hun onderhoud? Wie heeft de macht in de stad?

5

17

19

±

±

4

50

@ 50

14

OPKOMST STEDEN

1

MODERNE TIJD

HEDENDAAGSE TIJD

VROEGMODERNE TIJD

aa r

MIDDELEEUWEN

±

9 ±

0

50 ±

0

0

Kaartnr(s).

pl

Oude steden herleven, nieuwe steden ontstaan vanaf eind 9e eeuw

ex

em

In onze gewesten raken de oude Gallo-Romeinse steden vanaf de 4e eeuw in verval. Door handel en nijverheid herleven of ontstaan de meeste steden vanaf eind 9e eeuw. Veel steden in Vlaanderen en Brabant groeien in de buurt van een burcht. Zo’n burcht bestaat uit een omheining, een kerk en een versterkte woning voor de vorst. De omheining is dikwijls een (burcht)gracht, een hoge aarden omwalling of beide. Later komt er vaak een hoge stenen muur. Rond en in de burcht wonen handelaars en handwerkers. Zij zoeken daar veiligheid en bescherming.

jk

De meeste steden hebben een haven (in het Latijn: ‘portus’) vandaar de naam ‘poorter’ voor de inwoners van een stad. Bestudeer de kaarten op de volgende bladzijde en beantwoord de vragen.

In

ki

OPDRACHT 1

a Waarom zijn waterwegen zo belangrijk voor de handel, zeker in de middeleeuwen? b Waarom zijn Gent, Brussel, Leuven, Zoutleeuw en Maastricht beter geschikt voor de handel? E De middeleeuwen van 900 tot 1450

117


c En Brugge?

d Welke vier Vlaamse steden hebben meer dan 35 000 inwoners?

Bron 2 Vlaanderen omstreeks 1300

@

VA

N

IN

Bron 1 Handelsroutes (1100-1400)

2

aa r

De stad wordt een burcht in het groot

De steden groeien (verandering), maar de zoektocht naar veiligheid blijft (continuïteit). Bestudeer de kaart op de volgende bladzijde. Vergeet de legende niet! Beantwoord de vragen en voer de opdrachten uit.

pl

OPDRACHT 2

a Schrijf bij het oudste gedeelte van de stad de hoofdletter A.

em

b Wat zie je in het oudste deel en wat stelt het voor? TIP Bekijk de legende van de kaart. Wat stelt het voor?

In

ki

jk

ex

Wat zie je?

Op de werf worden schepen geladen en gelost. het steen, een overblijfsel van de burchtmuur

118

LES 12 De opkomst vaN De steDeN iN oNze gewesteN


aa r

@

VA

N

IN

Bron 3 Antwerpen ca. 1200

pl

De kaart is een hedendaagse tekening van een plattegrond van Antwerpen ca. 1200. Een rui is een waterloop. De poorten zijn versterkt met zware deuren, stenen muren en torens. Ze worden bewaakt en zijn ’s nachts gesloten.

em

c Schrijf bij het tweede oudste gedeelte de hoofdletter B. d Hoe noemen sommige Antwerpenaars dat oude gedeelte van de stad (zie legende)?

ex

e De ruienstad is dus omringd door ruien. Zijn de ruien een natuurlijke waterloop?

jk

Schrijf bij het jongste gedeelte de hoofdletter C.

In

ki

f

g Opnieuw is de stad uitgebreid en opnieuw is dat gedeelte beschermd door een gordel van water. Wat hebben de inwoners nog gedaan om zich beter te beschermen? Leg mondeling uit waarom dat een betere bescherming is. h Wat heeft Antwerpen, net als bijna alle steden, later nog gebouwd om zich nog beter te beschermen?

E De middeleeuwen van 900 tot 1450

119


3

De stad wordt een handels- en nijverheidscentrum Wij weten al dat verbeteringen in de landbouw zoals het drieslagstelsel en ijzeren ploegen (zie les 8) zorgen voor voedseloverschotten die op de lokale markten verkocht worden. Vooral de groeiende steden worden zo bevoorraad. Ook de bevolking groeit (zie les 7). Wie op het platteland geen werk vindt, kan werk zoeken in de steden en verhuizen. De migratie naar de steden is begonnen.

VA

N

IN

De langeafstandhandel herleeft in de 12e en 13e eeuw. Daarover leer je volgend jaar meer. Het voornaamste product dat kooplieden uit Vlaanderen en Brabant verkopen, zijn dikke geweven stoffen om kleding te maken, toen meestal Vlaamse lakens genoemd. Die lakens worden gemaakt door ambachtslieden. Ambachtslieden in de lakennijverheid werken dus voor de export. Er zijn ook ambachtslieden zoals bakkers en beenhouwers die voor de plaatselijke markt werken. Kooplieden en ambachtslieden verenigen zich in gilden, de handwerklieden zoals bakkers, beenhouwers of wevers in ambachtsgilden, ook ambachten genoemd. Alleen leden van een gilde mochten het beroep van die gilde uitoefenen. Elke ambachtsgilde stelt in een ‘keure’ regels op om de kwaliteit te garanderen en het werk onder de ambachtslieden te verdelen.

Bron 4 De lakenhalle in Ieper

Bron 5 De lakenhalle in Poperinge

ex

em

pl

OPDRACHT 3

aa r

@

In kleinere steden werken vier ambachten aan het laken: spinners, wevers, volders, ververs. Na het weven komt het laken bij de voller of volder. Die zorgt ervoor dat de duizenden kleine draadjes met elkaar vervilten. Dat doet hij door het laken in water met boter, urine of volaarde in kuipen te weken en er met blote voeten op te trappelen. De laatste bewerking is het verven van de lakens. In de lakenhalle verzamelt, controleert en verhandelt men de lakens. Dan pas zijn ze klaar voor de export.

jk

De gerestaureerde lakenhalle van Ieper

In

ki

De oorspronkelijke lakenhalle wordt gebouwd tussen ca. 1230 en 1304. Het belfort is 70 m hoog en een teken van de macht van de burgerij. De fundamenten van de lakenhalle van Poperinge

De lakenhalle wordt in de tweede helft van de 13e eeuw gebouwd. De halle is 42 m lang en wordt in 2010 blootgelegd tijdens de heraanleg van de markt. © ARCHEO 7

120

LES 12 De opkomst van de steden in onze gewesten


a Waarvoor dienen de lakenhallen? TIP Raadpleeg de lestekst. b Waarvan zijn de lakenhallen symbool? Bron 6 Wevers op een horizontaal weefgetouw

aa r

@

VA

N

IN

OPDRACHT 4

Uit: Het Iepers Keurboek, 1363

pl

Het horizontale weefgetouw laat toe bredere lakens te weven.

a Welk werk doet het jongetje?

em

b Wat is spinnen?

ex

c Welk werktuig gebruikt hij daarvoor? OPDRACHT 5

Bron 7 De keure van de volders van Brugge

ki

jk

Een knaap [jongeman] die van buiten de stad [Brugge] is en die wil leren vollen, die moet drie jaar leren en op het einde van die drie jaar dan mag hij kiezen of hij knaap [gezel] of meester wordt.

In

HEDENDAAGSE VERTALING

En die van de stad is en wil leren vollen, die moet twee jaar leren en op het einde van die twee jaar, dan mag hij kiezen of hij gezel wordt of meester. En als zij [de knapen] gezel willen worden, zullen zij 10 s. [moeten] geven. Van die som zal de graaf een derdedeel krijgen, de stad het ander derdedeel en het ambacht het derde derdedeel. De leerjongen [of gezel] die meester wil worden moet onmiddellijk 30 s. betalen, de helft krijgt de graaf, de stad eenvierde en het ambacht het [andere] vierde … Elke meester mag maar één leercnape [leerjongen] hebben in één jaar behalve als die leerjongen sterft (…) En die toch meer dan één leerjongen heeft, moet de laatste ontslaan

E De middeleeuwen van 900 tot 1450

121


met een boete van 20 s.( …) De meester die zijn leerjongen minder geeft dan het rechtmatige loon, moet 5 s. [boete] betalen. Uit: De keure van de volders van Brugge, ‘Dits van den vulres’, 1284

Vertaald uit het Middelnederlands. ‘s.’ staat voor ‘solidus’, de solidus is een geldstuk, in het Nederlands ‘schelling’. Vollen is van wol vilt maken.

IN

a Hoelang duurt de leertijd voor een Bruggeling? En voor iemand van buiten de stad?

N

b Waarom is dat verschil er?

VA

c Waarom mag de meester niet meer dan één leerjongen hebben?

@

d Waarom zal de graaf blij zijn als er steeds meer lakens verkocht worden?

aa r

e Waarom wordt niet elke leerjongen na de leertijd meester?

De kooplieden regeren de stad

pl

4

jk

ex

em

Op het platteland hebben de edelen het voor het zeggen of de abt op de landgoederen van de abdij. In de beginnende steden is de heer van het domein waarop de stad groeit, de baas. Later, met de hulp van de landsheer – de koning, de graaf of de bisschop – krijgen de steden stadsrechten zoals het recht om een stadsmuur te bouwen, zelf recht te spreken en de stad te besturen. Meestal besturen de schepenen en één, soms twee, burgemeester(s) de stad. De schepenen spreken ook recht in naam van de vorst of de landsheer. De vertegenwoordiger van de heer – schout, meier of baljuw genoemd – zorgt voor het bijeenroepen van de schepenen en het uitvoeren van de straf (zie onderzoek: misdaad en straf ).

In

ki

In de middeleeuwse stedelijke samenleving is er veel ongelijkheid. Tot in de 13e eeuw besturen kooplieden met toestemming van de vorst de steden. In veel steden komen de ambachtsgilden vanaf eind 13e eeuw in opstand en komt er in de 14e eeuw inspraak in het bestuur van sommige steden.

122

LES 12 De opkomst van de steden in onze gewesten


OPDRACHT 6

Bron 8 De keure van Gent (1191) 1 2 3

IN

30

De burgers van Gent moeten hun vorst en vriend (de graaf van Vlaanderen) boven elke andere prins getrouw zijn, zolang hij hen volgens recht en rede behandelt. De stad mag dertien schepenen aanduiden die over alle zaken zullen beslissen. De Gentenaren moeten voor hun vorst aan geen enkele militaire tocht deelnemen tenzij op zee. (…) Wanneer te Gent een persoon aangetroffen werd die schadelijk is voor gans de stad, dan zal hij uit de stad verbannen worden (...), naar het oordeel van de schepenen.

Uit : Albert Eugene Gheldolf, Histoire constitutionelle et administrative de la ville de Gand, 1846

VA

N

Deze bron is een bewerking van de originele versie.

a Onderstreep het fragment dat aantoont dat de Gentenaars de vorst niet meer onvoorwaardelijk moeten gehoorzamen. b Welke twee taken hebben de schepenen?

@

c Wat schiet er nog van de verplichte krijgsdienst over?

aa r

KENNEN

pl

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

1 de historische groei van een stad van een plattegrond aflezen 2 informatie uit bronnen afleiden

In

ki

jk

ex

em

1 de begrippen ‘nijverheid’, ‘handel’, ‘migratie’, ‘stedelijke samenleving’ en ‘ongelijkheid’ uitleggen 2 de begrippen ‘poorter’, ‘Vlaams laken’, ‘gilde’, ‘ambacht’, ‘schepen’ en ‘stadsrecht’ uitleggen 3 uitleggen waar en waarom de steden herleven vanaf het einde van de 9e eeuw 4 uitleggen hoe de stedelingen zich beschermen 5 twee ambachten opnoemen die voor de export werken 6 drie ambachten opnoemen die voor de lokale markt werken 7 twee stadsrechten opnoemen en uitleggen 8 uitleggen hoe een middeleeuwse stad bestuurd wordt en hoe dat evolueert

KUNNEN

Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.

E De middeleeuwen van 900 tot 1450

123


LES 12 SCHEMA

IN

De opkomst van de steden in onze gewesten 1 Oude steden herleven, nieuwe steden ontstaan vanaf eind 9e eeuw

VA

N

Waarom? • door de opkomst van handel en nijverheid

@

Waar? • op het kruispunt van water- en landwegen • bij een burcht voor veiligheid

2 De stad wordt een burcht in het groot Verandering: groei Continuïteit: de zoektocht naar veiligheid

aa r

grachten, omwallingen, stadsmuren

pl

3 De stad wordt een handels- en nijverheidscentrum

em

Verbeteringen in landbouw

voedseloverschotten groei bevolking

ex

Vanaf de 12e-13e eeuw: langeafstandhandel Onze gewesten exporteren Vlaams laken. spinnen weven vollen

steden migratie naar steden

verven

jk

Gilden en ambachtsgilden

In

ki

4 De kooplieden regeren de stad

124

De steden krijgen stadsrechten. • bestuur: schepenen en burgemeester • rechtspraak: schepenen • macht tot de 13e eeuw: kooplieden

LES 12 De opkomst van de steden in onze gewesten

vanaf 14e eeuw inspraak ambachten


Je weet al dat het Karolingische Rijk (zie les 5) uiteenvalt. Uiteindelijk blijven er in de 10e eeuw van het Karolingische Rijk twee rijken over: Frankrijk en het Duitse Rijk. De verzwakking van de vorstelijke macht (zie les 11) zorgt ervoor dat ook in onze gewesten de graven en hertogen zich meer en meer als onafhankelijke vorsten gedragen.

IN

13

De Nederlanden

@

VA

N

Wat gebeurt er met de belangrijkste gewesten in ons land? Hoe proberen de graven en hertogen het bestuur te organiseren? Hoe proberen de Bourgondische hertogen nadien de verschillende gewesten te verenigen en het bestuur te centraliseren?

Woeringen

2 0

STANDENVER­TEGEN­ WOORDIGINGEN

FILIPS DE GOEDE (1419-1467)

Gulden­s porenslag

pl

Rijks-Vlaanderen

13

8

12

EUROPA ONTWIKKELING VAN DE GEWESTEN

aa r

±

9

10

0

0

50

8

Kaartnr(s).

1

em

Vlaanderen en Brabant worden machtig

In

ki

jk

ex

In Frankrijk ontwikkelt het graafschap Vlaanderen zich tot een groot en machtig gewest. De eerste Vlaamse graaf, Boudewijn ‘met de ijzeren arm’ (9e eeuw), trouwt met de dochter van de Franse koning. Zijn zoon, Boudewijn II, verdrijft de Noormannen. Alhoewel de Franse koning leenheer is, bestuurt de Vlaamse graaf het gebied zelf. Hij breidt zijn grondgebied verder uit. Zijn opvolgers zetten die politiek verder. In 1047 krijgt de graaf van Vlaanderen het gebied rond de stad Ename, ten oosten van de Schelde. De Schelde vormt de grens tussen Frankrijk en het Duitse Rijk. De graaf wordt daardoor ook leenman van de Duitse keizer. Voortaan bestaat het graafschap uit twee delen: Kroon-Vlaanderen (Frankrijk) en Rijks-Vlaanderen (Duitse Rijk). De stad Brugge ontwikkelt zich tot een van de belangrijkste Europese havens en financiële centra. De Vlaamse steden groeien en bloeien dankzij de lakennijverheid. Het Vlaamse laken vormt een bron van rijkdom, maar zorgt ook voor problemen. De wol komt immers uit Engeland, de aartsvijand van Frankrijk. Vlaanderen kiest daardoor dikwijls partij voor de Engelsen of weigert de Fransen te steunen. Daardoor breekt de Vlaamse graaf zijn eed van trouw aan zijn leenheer, de Franse koning. Dat zorgt voor conflicten (zie les 14). Het hertogdom Brabant ontstaat in de 11e-12e eeuw uit de samensmelting van een aantal kleinere gebieden: het graafschap Leuven, het graafschap Brussel en het markgraafschap Antwerpen. Een grote gebiedsuitbreiding vindt plaats in 1288. Hertog Jan I wint dan de slag van

E De middeleeuwen van 900 tot 1450

125


Woeringen (bij de Duitse stad Keulen). Daardoor kan hij het hertogdom Limburg aanhechten en verwerft hij controle over de belangrijke handelsroute Brugge-Keulen. Het graafschap Loon wordt in de 14e eeuw een deel van het prinsbisdom Luik. Bron 1 De Nederlanden in de 13e en de 14e eeuw

aa r

@

VA

N

IN

OPDRACHT 1

pl

Bekijk de kaart aandachtig.

em

a Van welke eeuwen zie je hier de politieke indeling van de Nederlanden?

ex

b Vermeld drie landen die nu bestaan waarvan het grondgebied geheel of gedeeltelijk is ingekleurd. TIP Raadpleeg de hedendaagse kaart van Europa op de uitvouwbare tijdlijn.

jk

c Welke drie gewesten liggen grotendeels in het gebied dat nu Vlaanderen is?

In

ki

d Vermeld een Vlaamse stad die je op de kaart ziet, die niet tot het middeleeuwse Vlaanderen behoort. e Wat bedoelen we met ‘de Nederlanden’?

126

LES 13 De Nederlanden


f

Welke van die drie gewesten behoort in de middeleeuwen grotendeels tot het koninkrijk Frankrijk? Hoe zie je dat op de kaart?

g Geef de naam van het graafschap waarvan het grondgebied overeenkomt met onze huidige provincie Limburg.

IN

h In welke huidige Belgische provincie ligt een groot deel van het hertogdom Limburg? (Vergelijk met een hedendaagse kaart.)

Zijn deze uitspraken juist of fout?

VA

OPDRACHT 2

N

Juist

De leenmannen proberen hun eigen gebied uit te breiden.

b

De leenmannen gedragen zich als onafhankelijke vorsten.

c

De leenmannen respecteren altijd hun eed van trouw aan de vorst.

d

De leenmannen slagen er niet in om hun gebied uit te breiden.

e

Het prinsbisdom Luik krijgt in de 14e eeuw controle over Loon.

aa r

@

a

Fout

2

De standenvertegenwoordigingen beperken de macht van graven en hertogen

jk

ex

em

pl

De graven en hertogen proberen zo goed mogelijk het bestuur van hun gebieden te organiseren, maar zij kunnen met de inkomsten uit hun domeinen de oorlogen en bouwprojecten niet meer betalen. Daarom leggen zij vanaf de 13e eeuw buitengewone belastingen op. Die zware belastingen leiden vaak tot weerstand en opstand. De steden zetten, met de steun van adel en geestelijkheid, de graven en hertogen onder druk om ‘staten’ of standenvertegenwoordigingen op te richten, zoals bijvoorbeeld de ‘Staten van Brabant’. In de staten zetelen vertegenwoordigers van de drie standen: geestelijken, edelen en stedelingen (zie les 9). De graaf of hertog moet een verzoek of ‘bede’ aan de staten richten als hij nieuwe belastingen van hen wil ontvangen. Die belastingen worden dan ook ‘beden’ genoemd. In ruil voor extra belastingen eisen de staten bepaalde voorrechten. Zo krijgen ze inspraak in het bestuur. Ze kopen met hun geld macht. Lees de lestekst en beantwoord dan de vragen.

In

ki

OPDRACHT 3

a Wat hebben de graven en hertogen nodig?

b Wat willen geestelijkheid, adel en steden in ruil? c Wat zijn staten? E De middeleeuwen van 900 tot 1450

127


3

De Bourgondische hertogen vormen een statenbond Edelen huwen hun kinderen en familieleden vaak uit om de macht van de familie te vergroten. De Franse koning Charles V laat een huwelijk regelen tussen zijn jongste broer Filips de Stoute, de hertog van Bourgondië, en Margaretha van Male, de dochter en erfgename van de Vlaamse graaf Lodewijk van Male. De Franse koning hoopt op die manier de banden met het machtige en rijke Vlaanderen te versterken. In 1384 erven Filips de Stoute en Margaretha van Male het graafschap Vlaanderen.

Bron 2 Miniatuur

jk

ex

em

pl

aa r

@

OPDRACHT 4

VA

N

IN

Aanvankelijk bemoeien de Bourgondische hertogen zich vooral met de Franse politiek. Dat verandert wanneer hertog Jan zonder Vrees in 1419 vermoord wordt met medeweten van het Franse koningshuis. De Bourgondiërs voeren vanaf dan een politiek die tot doel heeft een eigen rijk uit te bouwen. Daarbij voeren ze regelmatig oorlog tegen de Franse koningen. De zoon van Jan zonder Vrees, Filips de Goede, volgt hem op. Filips verkrijgt vele gewesten in de Nederlanden. Hij wil het bestuur van die gewesten centraliseren. Zo laat hij de standenvertegenwoordigingen van verschillende gewesten samen vergaderen in een Staten-Generaal. Wanneer Filips in 1467 overlijdt, zijn de Nederlanden totaal veranderd.

ki

Uit: Les Grandes Chroniques de France (manuscript Bibliothèque nationale de France), gemaakt

In

tussen 1400 en 1425 in Parijs

128

De Franse koningen laten hun daden opschrijven en dat verhaal kunnen we lezen in de ‘Grote kronieken van Frankrijk’. Die handschriften worden overgeschreven en verspreid. Vaak vind je in die handschriften miniaturen. Dat is een versierde afbeelding. Je ziet het huwelijk tussen Filips de Stoute en Margaretha van Male. Zij huwen in 1369 in Gent. De ‘P’ op de mantel van Filips de Stoute verwijst naar ‘Philippe’ en de bloemen zijn margrietjes die verwijzen naar Margaretha of ‘Marguerite’. Door dat huwelijk zullen de gele en groene gebieden op de kaart later onder controle van het paar komen.

LES 13 De Nederlanden


a Op welke manier proberen de Franse koning en de graaf van Vlaanderen hun macht uit te breiden? b Geef drie gebieden die daardoor onder controle van het paar (zullen) komen.

IN

c Welk onbedoeld gevolg had het huwelijk? TIP Raadpleeg de lestekst.

N

VA

d Voeg de historische redeneerwijzen ‘bedoeld en onbedoeld gevolg’ toe aan het schema van historisch denken op de uitvouwbare tijdlijn. Hoe zouden tijdgenoten in 1467 het beleid van Filips de Goede beoordelen? Laten we ons even voorstellen dat we op de Vrijdagmarkt in Gent staan in juni van dat jaar. Beluister een gesprek tussen de wevers Jan en Pieter over Filips de Goede en beantwoord de vragen.

@

OPDRACHT 5

ex

em

pl

aa r

Bron 3 De Vrijdagmarkt in Gent

Vrijdagmarkt, Gent, 19e eeuw. Uit: Ons Erfgoed. Gent van toen en nu

jk

Zijn deze uitspraken juist of fout?

Juist

Filips de Goede richt rekenkamers op die de uitgaven van de verschillende gewesten controleren.

b

Filips de Goede heeft geen belangstelling voor kunst.

c

Filips de Goede verenigt gewesten zoals Vlaanderen, Holland, Zeeland en Brabant in een statenbond.

d

Filips de Goede richt de Staten-Generaal op. Die moet de belastingen die de hertog vraagt, goedkeuren.

e

Filips de Goede is de broer van Karel (de Stoute).

In

ki

a

Fout

E De middeleeuwen van 900 tot 1450

129


Bron 4 Stamboom van de Bourgondische hertogen

Lodewijk van Male

Jan II de Goede

graaf van Vlaanderen 1346-1384

koning van Frankrijk 1350-1364

Karel V (Charles V)

Margaretha van Male

Filips de Stoute

gravin van Vlaanderen en Artesië, Franche Comté, Nevers en Rethel 1384-1405

hertog van Bourgondië 1363-1404

VA

N

koning van Frankrijk 1364-1380

IN

OPDRACHT 6

Jan Zonder Vrees

@

1404-1419

aa r

Filips de Goede

Karel de Stoute

1467-1477 verwerft hertogdommen Lotharingen en Gelre (1473)

Maximiliaan van Oostenrijk Habsburg

Maria van Bourgondië

ki

jk

ex

em

pl

1419-1467 koopt graafschap Namen (1429) erft hertogdommen Brabant en Limburg erft graafschappen Henegouwen, Holland en Zeeland (1427-1433) koopt / erft hertogdom Luxemburg (1443-1451)

In

a Uit welk land zijn de Bourgondiërs afkomstig?

b Noem een graafschap of hertogdom dat ze erven. c Geef een graafschap of hertogdom dat ze kopen.

130 LES 13

De Nederlanden

1477-1482


Bron 5 De Bourgondische gewesten

em

pl

aa r

@

VA

N

IN

OPDRACHT 7

a Waarom wil Karel de Stoute Lotharingen bezitten? TIP Let op de ligging van het gebied.

ex

b Waarom zijn zowel de Franse koning als de Duitse keizer niet gelukkig met de groeiende macht van de Bourgondiërs?

jk

Filips de Goede probeert het bestuur van de Nederlanden te centraliseren. Om dat te bereiken probeert hij bij zijn onderdanen een samenhorigheidsgevoel op te roepen. Leg in je eigen woorden uit waarom hij de volgende twee maatregelen neemt.

In

ki

OPDRACHT 8

• Hij voert een gemeenschappelijke munt in.

E De middeleeuwen van 900 tot 1450

131


• Hij richt de Staten-Generaal op. OPDRACHT 9

Als de macht van de Bourgondische hertogen groeit, betekent dat dat de macht van de steden en gewesten vermindert. Gent komt in opstand. In 1453 verslaat Filips de Goede het Gentse leger.

ex

em

pl

aa r

@

VA

N

IN

Bron 6 Miniatuur

Miniatuur uit de ‘Privilegiën en statuten van Gent’, kort na 1453, Österreichische Nationalbibliothek,

jk

Wenen

In

ki

Het manuscript is gemaakt in opdracht van Filips de Goede. Je ziet op de afbeelding dat de Gentenaren knielen voor Filips de Goede en hem de vaandels (vlaggen) van hun stedelijke ambachten overhandigen.

Uit de houding en de kleding van de Gentenaren blijkt dat zij zich onderwerpen. Geef daarvoor twee argumenten of bewijzen.

132

LES 13 De Nederlanden


4

Het einde van de Bourgondische tijd

OPDRACHT 10

VA

N

IN

Karel de Stoute volgt in 1467 zijn vader Filips de Goede op. Karel droomt ervan om de Bourgondische gebieden in het zuiden met de Nederlanden in het noorden te verenigen. Hij wil ook graag een koningstitel krijgen. Daarom zoekt hij toenadering tot de Duitse keizer en probeert hij een huwelijk te regelen tussen zijn dochter Maria van Bourgondië en Maximiliaan van Habsburg, de zoon van de Duitse keizer. Een poging om het opstandige Lotharingen te onderwerpen wordt hem uiteindelijk fataal. In 1477 sneuvelt hij. Zijn twintigjarige dochter Maria van Bourgondië volgt hem op. Zij krijgt af te rekenen met een hele reeks problemen: de Franse koning verovert het hertogdom Bourgondië en bedreigt de Nederlanden. Nederlandse steden en gewesten maken gebruik van de zwakke positie van de hertogin om haar macht in te perken. Zij moet een aantal toegevingen doen. Maria trouwt met Maximiliaan van Habsburg, hertog van Oostenrijk en zoon van de Duitse keizer. Maximiliaan komt naar de Nederlanden om ze tegen Frankrijk te beschermen. Maria sterft in 1482 na een val van haar paard. Onze gewesten komen daardoor in handen van de Habsburgers. Bron 7 Maria van Bourgondië

@

a Waarom kun je er niet zeker van zijn dat het portret van Maria klopt met de werkelijkheid?

b Welk onbedoeld gevolg had het huwelijk van Maria van Bourgondië met Maximiliaan van Oostenrijk? TIP Raadpleeg de lestekst.

ex

em

pl

aa r

Maria van Bourgondië, hertogin van 1477 tot 1482, anoniem portret, ca. 1520-1530, Kasteel van

In

ki

jk

Gaasbeek

E De middeleeuwen van 900 tot 1450

133


ONWAARSCHIJNLIJK! Filips de Goede doet er alles aan om een samenhorigheidsgevoel tussen de verschillende gewesten te creëren. Hij regelt zelfs huwelijken tussen vooraanstaande mensen over de grenzen van de vorstendommen heen. Hij wil ook dat de edelen trouw zijn aan hem, in plaats van aan het graafschap Vlaanderen, het hertogdom Brabant of aan een van de andere gewesten.

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

9 drie middelen die Filips de Goede invoert om de Nederlandse gewesten te verenigen, toelichten 10 de machtsovername door de Habsburgers verklaren

aa r

KENNEN

@

VA

N

IN

Zo richt hij in 1430, bij het huwelijk met Isabella van Portugal, een ridderorde op: de Orde van het Gulden Vlies. Alleen de belangrijkste edelen uit de Bourgondische gewesten en uit de gebieden van bondgenoten kunnen lid worden. De naam verwijst naar het verhaal uit de Griekse mythologie. De hoofdfiguur Jason (Filips de Goede) verzamelt rond zich een groep helden (de leden van de ridderorde), om een gouden ramsvel dat door een draak bewaakt wordt, te bemachtigen. Na vele avonturen slagen zij in die onmogelijke opdracht. De leden van de ridderorde dragen een halsketting met daaraan een gouden ramsvel. Er bestaat nog altijd een Spaanse en een Oostenrijks-Habsburgse Orde van het Gulden Vlies. Koning Filip is lid van de Oostenrijks-Habsburgse Orde.

In

ki

jk

ex

em

pl

1 het begrip ‘centralisatie’ uitleggen 2 de begrippen ‘Kroon- en RijksVlaanderen’, ‘staten’, ‘Orde van het Gulden Vlies’ en ‘Staten-Generaal’ uitleggen 3 vier middeleeuwse graafschappen en hertogdommen uit het huidige België en Nederland opnoemen 4 met twee voorbeelden aantonen dat middeleeuwse plaatsnamen iets anders kunnen betekenen dan nu 5 de rol van de standenvertegen­ woordigingen in de bestuurlijke organisatie van de gewesten uitleggen 6 de rol van de Staten-Generaal in de bestuurlijke organisatie van de Nederlanden uitleggen 7 de bedoeling van Charles V met het huwelijk van Filips de Stoute en Margaretha van Male uitleggen 8 een voorbeeld van een onbedoeld gevolg van de huwelijkspolitiek geven

134

LES 13 De Nederlanden

KUNNEN 1 Vlaanderen, Brabant, Loon en Limburg op een historische kaart situeren 2 informatie uit historische kaarten halen 3 de huidige grenzen vergelijken met die van de middeleeuwse graafschappen en hertogdommen 4 informatie uit een luisterfragment halen 5 informatie uit een stamboom afleiden

Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.


LES 13 SCHEMA

De Nederlanden

IN

1 Vlaanderen en Brabant worden machtig Graven en hertogen (leenmannen) gedragen zich vanaf de 10e eeuw meer en meer als onafhankelijke koningen.

VA

Het graafschap Vlaanderen bestaat uit: • Kroon-Vlaanderen (leen van de Franse koning), • Rijks-Vlaanderen (leen van de Duitse keizer).

N

In de 13e eeuw zijn in onze gewesten het graafschap Vlaanderen, het graafschap Loon en het hertogdom Brabant erg belangrijk.

@

2 De standenvertegenwoordigingen beperken de macht van graven en hertogen

pl

aa r

In de 14e eeuw ontwikkelen zich standenvertegenwoordigingen. • Vertegenwoordigers van - geestelijkheid - adel - derde stand / steden • Zij kunnen de buitengewone belastingen (beden) van de graaf of hertog goed- of afkeuren. In ruil voor die belastingen krijgen ze macht.

em

3 De Bourgondische hertogen vormen een statenbond Filips de Stoute wordt hertog van Bourgondië en graaf van Vlaanderen. Filips de Goede verenigt de meeste Nederlandse gewesten.

jk

ex

Bourgondische hertogen proberen de macht te centraliseren door: • een gemeenschappelijke munt, • controle op de uitgaven van de verschillende gewesten door de rekenkamers, • oprichting van de Staten-Generaal met vertegenwoordigers van de verschillende gewesten.

In

ki

Andere middelen om de samenhorigheid van de Nederlanden te versterken door: • de oprichting van een ridderorde, de Orde van het Gulden Vlies, • huwelijkspolitiek.

4 Het einde van de Bourgondische tijd Karel de Stoute sneuvelt in 1477 en Maria van Bourgondië volgt hem op. Franse koning verovert Bourgondië. Nederlandse gewesten willen centrale macht beperken. Maria van Bourgondië huwt met Maximiliaan van Habsburg. De familie van de Habsburgers doet zijn intrede in de Nederlanden. E De middeleeuwen van 900 tot 1450

135


14

De Guldensporenslag

IN

Op 11 juli viert Vlaanderen zijn nationale feestdag. Op die dag, in 1302, vechten het Franse en het Vlaamse leger, samen met hun bondgenoten, tegen elkaar. In de 19e eeuw groeit er opnieuw belang­ stelling voor die historische veldslag.

VA

N

Wat zijn de redenen voor die oorlog? Hoe verloopt die veldslag en wat zijn de gevolgen? Hoe kijken mensen in de moderne en de hedendaagse tijd terug naar de Guldensporenslag? Met andere woorden, welk beeld hebben zij van die veldslag?

PREHISTORIE

OUDE NABIJE OOSTEN

KLASSIEKE OUDHEID

MIDDELEEUWEN

pl

1302 Gulden­s porenslag

1

5

17

19

±

±

4

50

14 ±

50

0 50 ±

@

aa r

±

±

35

80

0

0

0

v.

v.

C

C

.

.

Kaartnr(s).

HEDENDAAGSE TIJD MODERNE TIJD VROEGMODERNE TIJD

em

De Vlaamse graaf strijdt tegen de Franse koning

In

ki

jk

ex

In de 13e eeuw is het graafschap Vlaanderen een bijna onafhankelijk gebied in het Franse koninkrijk. De Franse monarchie wil meer macht over de lenen krijgen. De Vlamingen kiezen bij conflicten dikwijls de kant van de Engelsen tegen de Fransen. Dat doen ze omdat de Engelsen de wol leveren die nodig is voor de Vlaamse lakennijverheid. Dat leidt tot zware spanningen met de Franse koning Filips IV de Schone. Die wil nieuwe inkomsten. Hij zet de Vlaamse graaf onder druk. In 1297 sluit de Vlaamse graaf Gwij (Guy) van Dampierre een verdrag met de Engelse koning tegen de Franse koning. Er breekt een oorlog uit. De graaf verliest en wordt gevangengezet. Vlaanderen wordt militair bezet. Dat doet de anti-Franse gevoelens sterk toenemen. Tegelijkertijd groeien de tegenstellingen tussen het volk en de rijke klasse (de handelaars en een deel van de adel). De rijke klasse zoekt steun bij de Franse koning. Zij worden leliaards genoemd (naar de lelie op het koninklijke wapenschild). Het volk, de stedelijke ambachten voorop, kiest de kant van graaf Gwij. Zijn aanhangers gaan de geschiedenis in als de klauwaards (naar de leeuw in het wapenschild van de graaf ). De stad Brugge wordt het centrum van het verzet. Het volk lijdt er onder de oorlogsbelasting die de Franse koning heeft opgelegd. De leiders van de opstand zijn figuren uit het volk. Onder hen de wever Pieter de Coninck.

136

LES 14 De Guldensporenslag


OPDRACHT 1

Lees de lestekst en vul bij elk standpunt de juiste groep of persoon in. Kies uit: de ambachten – de Franse koning – de Vlamingen – de Vlaamse graaf – de handelaars. De eigen autonomie verdedigen Nieuwe inkomsten verkrijgen uit Vlaanderen Steun zoeken bij de Franse koning tegen de ambachten

OPDRACHT 2

IN

Steun zoeken bij de Vlaamse graaf tegen de handelaars

Bron 1 Vlaanderen met buurlanden, 1302

VA

N

a Bekijk de legende van de kaart. Geef twee Vlaamse steden die je op de kaart ziet.

em

pl

aa r

b Toon met behulp van de kaart aan dat het conflict geen strijd is tussen Franstaligen en Nederlandstaligen. Geef een voorbeeld van een Franstalig gewest dat de Vlaamse graaf steunt en een voorbeeld van een Nederlandstalig gewest dat de kant van Frankrijk kiest.

@

kiest de kant van de Vlaamse graaf.

ex

kiest de kant van Frankrijk.

Vul punt 1 van het schema op blz. 144 aan.

ki

jk

OPDRACHT 3

In

2

De Guldensporenslag wordt uitgevochten op 11 juli 1302 In de nacht van 17 op 18 mei 1302 doden Bruggelingen vele leliaards en Fransen. Die gebeurtenis gaat de geschiedenis in als de Brugse metten. De koning stuurt een leger. De kern van dat leger bestaat uit 2 500 goed geoefende adellijke ruiters. Het ‘Vlaamse’ volksleger telt bijna uitsluitend voetvolk (een derde uit Brugge) en wordt geleid door de adellijke vrienden en familieleden van de graaf. Ook een aantal ‘Waalse’ strijders zijn daarbij. De graaf van Namen is immers een zoon van de Vlaamse graaf. Op 11 juli 1302, kort voor het middaguur, breekt in Kortrijk de hel los. De Franse ruiters voeren

E De middeleeuwen van 900 tot 1450

137


angstaanjagende aanvallen uit, maar toch houden de Vlamingen stand. Zij staan schouder aan schouder achter enkele beken. Met hun pieken of goedendags (steekwapens en slagwapens) werpen de Vlamingen honderden ridders van hun paard. Zij slachten de ridders en edelen af. Ook de Franse aanvoerder, Robert d’Artois, overleeft het niet. Na enkele uren trekken de Fransen zich terug. Ze moeten 500 paar vergulde ruitersporen achterlaten. Daarom spreken we van de Guldensporenslag.

Bron 2 De Guldensporenslag

aa r

@

VA

N

OPDRACHT 4

IN

Bijna twee jaar blijft het graafschap Vlaanderen onafhankelijk. De Fransen slaan echter terug en de Vlaamse graaf aanvaardt in 1305 een vredesverdrag. Het graafschap krijgt een zware belasting opgelegd en wordt opnieuw een Frans leen.

pl

a Lees de lestekst en bestudeer de kaart.

em

b Zijn de volgende stellingen juist of fout?

a De Vlamingen vangen de Franse aanval op achter twee beken.

ex

b Het Vlaamse leger steunt vooral op ruiters. c Achter de Vlamingen heb je de Leie en aan hun rechterflank Kortrijk.

In

ki

jk

d Brabanders vechten mee aan Franse kant.

138

LES 14 De gulDeNsporeNslag

Juist

Fout


OPDRACHT 5

Bron 3 Een Gentenaar over de dagen voor de Guldensporenslag Ik zou een verhaal geven van feiten waarbij ikzelf aanwezig was of die ik gezien heb of met zekerheid heb horen vertellen van personen die erbij aanwezig waren. (…) Mijn bedoeling is de feiten zeer scherpzinnig en nauwgezet in detail uit te schrijven. Ik begon hieraan in het jaar 1308 in het minderbroederklooster van Gent, waar ik toen deel van uitmaakte.

N

IN

Toen de Fransen in het Vlaamssprekende gedeelte van Vlaanderen binnenrukten, wilden ze hun wreedheid tonen en de Vlamingen schrik aanjagen. Ze spaarden geen vrouwen, kinderen of bejaarden. Ze sloegen iedereen dood die ze konden vinden. Tot zelfs de heiligenbeelden in de kerken sloegen ze het hoofd af, alsof het levende mensen waren en ze hakten er ook andere ledematen van af. Dat feit schrikte de Vlamingen niet af. Het bezielde hen. Ze werden erdoor nog kwader, meer verontwaardigd en woedend, waardoor ze vastbesloten waren om vreselijk hard te vechten.

VA

Vertaald uit: Annales Gandenses, 14e eeuw

Een Gentse monnik die aan de kant van de klauwaards staat, schrijft in het Latijn op wat er in 1302 is gebeurd. Hij vermeldt enkele getuigen zoals de Brugse ridder Gerard de Moor.

@

Lees de historische vraag: ‘Hoe gedraagt het Franse leger zich voor de Guldensporenslag?’ a Is de bron bruikbaar om deze historische vraag te beantwoorden? Leg uit waarom (niet).

aa r

b Is de bron betrouwbaar? Omcirkel telkens het juiste antwoord. • Het is een primaire / secundaire bron.

pl

• De schrijver staat wel / niet aan de kant van een van de partijen. • De schrijver is een klauwaard / leliaard.

em

• De maker van de bron wil de lezer informeren / ontspannen. • Wat is je besluit? Is de bron betrouwbaar om die historische vraag te beantwoorden?

ex

jk

In

ki

c Welke reden geeft de schrijver voor de wreedheid van de Vlamingen tijdens de Guldensporenslag? Kruis het juiste antwoord aan. In middeleeuwse oorlogen is het de gewoonte alle tegenstanders te doden en geen gevangenen te nemen. Ze nemen wraak voor de moordpartijen en de plunderingen door de Fransen. De Fransen zijn geen christenen, maar mensen die kerken vernietigen. De Vlamingen hebben schrik voor hun leven.

E De middeleeuwen van 900 tot 1450

139


3

De Guldensporenslag wordt een mythe België ontstaat in 1830. De jonge staat zoekt in de geschiedenis verhalen die de onafhankelijkheid van België moeten ondersteunen. De schrijver Hendrik Conscience gebruikt in zijn boek ‘De Leeuw van Vlaanderen’ de feiten uit 1302 om aan te tonen dat in het verleden onze gewesten met succes de Fransen hebben bestreden. Conscience verdedigt het bestaan van België.

IN

Later wordt zijn boek anders geïnterpreteerd. De Vlamingen gaan het gebruiken als symbool van hun strijd tegen de Franstalige burgerij, die de macht in handen heeft in België. De veldslag wordt een symbool voor de vrijheid van de Vlamingen in een door Franstaligen geleid België. 11 juli is de Vlaamse nationale feestdag.

Lees de tekst van Conscience aandachtig. Misschien zijn er enkele woorden die je niet begrijpt. Gebruik de QR-code voor een hedendaagse vertaling. Bron 4 Hendrik Conscience

pl

aa r

De Fransen gebruikten een goed middel om zich alles te bezorgen en zich tezelfdertijd bij de Vlamingen hatelijk te maken. Elk ogenblik vertrokken er grote benden soldeniers uit de verschansing, om het land af te lopen en alles te roven, te plunderen of te vernielen. Die boze krijgsknechten hadden de bedoeling van hun veldheer Robrecht d’Artois ten volle begrepen; om ze uit te voeren, begingen zij de gruwelijkste misdaden, welke men in de oorlog plegen kan. Ter teken van verwoesting, waarmee zij het land van Vlaanderen bedreigden, hadden zij allemaal kleine bezems aan hun speren gehangen; daarmee wilden ze te kennen geven, dat zij kwamen om Vlaanderen te keren en te zuiveren. Inderdaad, zij verzuimden niets om dit voornemen te volbrengen; na weinige dagen stond er in het ganse zuidelijke gedeelte van het land geen enkel huis, niet één kerk, of slot, of klooster, ja zelfs geen boom meer recht ...

ex

em

HEDENDAAGSE VERTALING

@

OPDRACHT 6

VA

N

In 1302 is er echter geen sprake van een Belgisch of Vlaams nationaliteitsgevoel zoals we dat vandaag kennen. Zowel Conscience als de Vlaamse beweging schrijven hun eigen beeld van het verleden. Ze verwijzen naar het verleden om de onafhankelijkheid van België te rechtvaardigen of om de Vlaamse eisen te ondersteunen. Die beelden van het verleden zijn historisch onjuist. Conscience en de Vlaamse beweging creëren elk hun mythe van de Guldensporenslag.

Uit: Hendrik Conscience, De Leeuw van Vlaanderen, 1838

jk

Meer informatie over de bron vind je in de lestekst.

In

ki

a Is dit een primaire bron om te onderzoeken wat er in 1302 gebeurt? b Is dit een primaire bron om te onderzoeken hoe men in de 19e eeuw over de gebeurtenissen van 1302 denkt? c Uit welke eeuw stamt het werk van Conscience? d Vergelijk met de tekst van de Gentse monnik. Welke gelijkenis zie je?

140 LES 14

De Guldensporenslag


e Hoe verklaar je die gelijkenis? OPDRACHT 7

België is bekend om zijn striptekenaars die de geschiedenis vaak in hun verhalen verweven. De Guldensporenslag is een dankbaar onderwerp. Bron 5 Een stripverhaal uit 1950

IN

Bob De Moor, De Leeuw van Vlaanderen, als reeks verschenen in het stripweekblad Kuifje, 1949-1950

aa r

@

VA

N

Het verhaal – met als hoogtepunt de Guldensporenslag – is gebaseerd op het werk van Conscience.

In

ki

jk

ex

em

pl

Bron 6 Een stripverhaal uit 1995

E De middeleeuwen van 900 tot 1450

141


IN N VA @

R. Matton en C. Verhaeghe, Kroniek der Guldensporenslag, deel 3: De Lente. Kortrijk 1995

aa r

In de jaren 90 (20e eeuw) verschijnt de ‘Kroniek der Guldensporenslag’ van Ronny Matton en Christian Verhaeghe. In vier delen vertellen ze het verhaal van de Franse koning Filips de Schone die in zijn nachtmerries ziet wat er met zijn leger zal gebeuren in 1302.

em

dapper

pl

a Lees de volgende omschrijvingen. Duid aan of ze bij de tekening van De Moor of bij de tekening van Matton en Verhaeghe passen.

Vlaamsgezind

ex

wreed en bloeddorstig

kritisch tegenover het nationale verleden

jk

verheerlijken van het nationale verleden tegen oorlog

ki

De Fransen zijn de vijand.

In

De Vlamingen zijn even erg als de Fransen. avontuurlijk

b Vat de boodschap van De Moor in een zin samen.

142

LES 14 De Guldensporenslag

De Moor

Matton en Verhaeghe


c Vat de boodschap van Matton en Verhaeghe in een zin samen. d Leg uit: De twee stripverhalen geven een verschillend beeld van de Vlamingen.

IN

ONWAARSCHIJNLIJK!

N

Bruggelingen slachten tijdens de Brugse metten vele Fransen af die zich in de stad bevinden. Er bestaan veel versies van dat verhaal, maar volgens de Gentse monnik heeft het zich als volgt afgespeeld.

@

VA

Op 17 mei trekken 1 700 gewapende Franse ruiters de stad binnen. Ze hadden nog veel voetvolk mee. De Bruggelingen vrezen voor hun leven en roepen de hulp in van stadsgenoten die de stad al waren ontvlucht. De volgende morgen zouden die gewapend de stad binnentrekken. Zij kunnen dat doen omdat er bressen in de wallen zijn en de gracht op sommige plaatsen gedempt is. Maar hoe herken je de Fransen en de Vlamingen? Wel, laat ze in het Nederlands ‘scutum et amicus’ herhalen: ‘schild en vriend’. De Fransen kunnen de ‘sch’ niet uitspreken en verraden zichzelf op die manier.

pl

aa r

1 500 Fransen zouden sneuvelen. Dat aantal lijkt echter fel overdreven.

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

em

KENNEN

In

ki

jk

ex

1 het begrip ‘monarchie’ uitleggen 2 de begrippen ‘klauwaard’, ‘leliaard’ en ‘mythe’ uitleggen 3 de datum en plaats van de Guldensporenslag geven 4 de oorzaken van het conflict tussen de Franse koning en de Vlaamse graaf uitleggen 5 de verhoudingen tussen de verschillende partijen uitleggen 6 de overwinning van de Vlamingen verklaren 7 twee betekenissen vermelden die in de moderne en in de hedendaagse tijd aan de Guldensporenslag gegeven worden

KUNNEN 1 informatie uit historische kaarten afleiden 2 de bruikbaarheid van een bron beoordelen in functie van een historische vraag 3 de betrouwbaarheid van een bron beoordelen in functie van een historische vraag 4 bronnen vergelijken in functie van een historische vraag 5 met een voorbeeld aantonen hoe mythes onze voorstelling van het verleden beïnvloeden Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.

E De middeleeuwen van 900 tot 1450

143


LES 14 SCHEMA

De Guldensporenslag

+

VA

N

+

IN

1 De Vlaamse graaf strijdt tegen de Franse koning

leliaards

klauwaards

@

Franse troepen bezetten het graafschap Vlaanderen. Centrum van het verzet: Brugge

aa r

2 De Guldensporenslag wordt uitgevochten op 11 juli 1302 Brugse metten Franse koning stuurt een leger.

pl

Guldensporenslag: 11 juli 1302

em

Vlaamse leger steunt op voetvolk. Franse leger steunt op ruiterij.

ex

Leger van de Vlaamse graaf verslaat het Franse leger. Twee jaar lang is het graafschap Vlaanderen onafhankelijk.

jk

1305

Er is een nieuwe vredesverdrag tussen de Franse koning en de Vlaamse graaf. Vlaanderen moet een zware belasting betalen. Graafschap blijft een Frans leen, maar onder controle van graaf.

ki

3 De Guldensporenslag wordt een mythe

In

Hendrik Conscience schrijft in 19e eeuw ‘De Leeuw van Vlaanderen’. Doel: de onafhankelijkheid van België verdedigen 11 juli is de Vlaamse nationale feestdag. Doel: symbool van de Vlaamse strijd voor meer zelfstandigheid in België In de moderne en de hedendaagse tijd gebruikt men de Guldensporenslag om standpunten te verdedigen die niets met de gebeurtenissen van 1302 te maken hebben.

144

LES 14 De Guldensporenslag


OVERZICHT E

LEENWEZEN

IN

De middeleeuwen van 900 tot 1450 STEDEN

Vorst

N

VA

Steden: opkomst vanaf ca. 1000

Graven en hertogen

de vorsten deze machtsstrijd.

@

Op het einde van de middeleeuwen winnen

DE NEDERLANDEN

pl

In de Nederlanden regeren de Bourgondiërs.

In

ki

jk

ex

em

aa r

De hedendaagse Europese landen krijgen vorm.

DE GULDENSPORENSLAG

11 juli 1302

realiteit en mythe

E De middeleeuwen van 900 tot 1450

145


IN

In dit onderdeel bestudeer je de culturele geschiedenis van de middeleeuwen: de geschiedenis van de katholieke Kerk, de kruistochten en de kunst.

© imageselect

jk

ex

em

pl

aa r

Bron 1 Een manuscript of handschrift

@

VA

N

F

Cultuur in de middeleeuwen

In

ki

Het Breviarium Mayer van den Bergh, ca. 1500, Museum Mayer van den Bergh, Antwerpen

146 F

Het gebedenboek is afkomstig uit de Zuidelijke Nederlanden en bevat een 80-tal miniaturen, 149 decoratieve randversieringen en talloze versierde initialen. Voor de uitvinding van de boekdrukkunst (in Europa in 1439) worden boeken met de hand geschreven. We spreken van handschriften of manuscripten. In de vroege middeleeuwen worden handschriften voornamelijk gekopieerd in kloosters, later ook in professionele ateliers in de steden. De teksten worden verlucht (versierd) met miniaturen, randversieringen en versierde beginletters. Hoe meer versieringen, hoe duurder het manuscript wordt. Vanaf de 13e eeuw wordt het bezitten van een kostbaar manuscript zoals dit een echt statussymbool, zoals nu bijvoorbeeld een dure auto dat is.

Cultuur iN De miDDeleeuweN


15

Kerk en christendom Vorig jaar heb je geleerd hoe het christendom in de 1e eeuw ontstaan is en zich verspreid heeft. In de middeleeuwen gaat het ‘succesverhaal’ voort. Je kunt tussen 1000 en 1500 niet om de Kerk heen.

VA

N

IN

Hoe krijgt de Kerk in die periode macht en invloed? Hoe ontstaat de breuk met de orthodoxe Kerk? Hoe ontwikkelt de katholieke Kerk zich verder? Met welke problemen heeft zij af te rekenen?

OUDE NABIJE OOSTEN

5

17

19

±

±

4

50

14 ±

50

0 50 ±

@

KLASSIEKE OUDHEID

MIDDELEEUWEN

pl

PREHISTORIE

aa r

±

±

35

80

0

0

0

v.

v.

C

C

.

.

Kaartnr(s).

HEDENDAAGSE TIJD MODERNE TIJD VROEGMODERNE TIJD

em

Test je kennis over de Kerk in de middeleeuwen. Noteer het juiste begrip bij de omschrijving. Kies uit: celibaat – concilie – paus – abdij – monnik – schisma – klooster. Let op: Bij een omschrijving passen soms meerdere begrippen. a Hier leven paters of zusters:

ex

b De grote baas van de rooms-katholieke Kerk:

c Het ongehuwd-zijn van priesters en kloosterlingen:

jk

d Een breuk, scheuring in de Kerk: e Een pater in een klooster:

In

ki

f Een belangrijke vergadering van kerkleiders, zoals bisschoppen:

1

De Kerk wint aan macht en aanzien (9e-11e eeuw) Het kloosterleven ontstaat in het Midden-Oosten en verspreidt zich van daaruit in Europa. In de 6e eeuw brengt Benedictus eenheid in het westerse kloosterleven: hij schrijft een regel die geleidelijk aan de andere kloosterregels vervangt. In de 9e-10e eeuw komt het kerkelijke leven in verval. De belangrijkste reden is de inmenging van het wereldlijke gezag in kerkelijke zaken.

F Cultuur in de middeleeuwen

147


Geestelijken worden bijvoorbeeld aangesteld door wereldlijke machthebbers, zoals koningen. De abdij van Cluny wordt in de 10e eeuw het middelpunt van een hervormingsbeweging. De regel van Benedictus wordt opnieuw strikt nagevolgd en de abdij komt onder direct toezicht van de paus. Zo komt ze niet onder invloed van buitenaf, zoals bij de inmenging van de wereldlijke leiders. De abdij kent heel veel succes en sticht overal in Europa kloosters. Maar door het succes worden de kloosters heel rijk en gaat de oorspronkelijke inspiratie weg.

OPDRACHT 2

Bron 1 De Duitse keizer Otto III staat het graafschap van Hoei af aan bisschop Notker (985)

VA

Lees de lestekst en onderstreep de kernwoorden.

Bron 2 Huldiging van keizer Otto III

@

OPDRACHT 1

N

IN

De kloosterhervorming vanuit Cluny groeit ook uit tot een kerkhervorming. Een van de belangrijke ideeën daarbij is dat de Kerk boven de staat verheven is. Paus Gregorius VII (paus 1073-1085) voert een krachtig hervormingsbeleid: dat wordt later bekend als de ‘Gregoriaanse Hervorming’. De paus wil de Kerk losmaken van wereldlijke inmenging en de Kerk uitbouwen onder het gezag van de paus. De Duitse keizers gaan natuurlijk niet akkoord met die maatregel. Zij gebruiken de Kerk al een hele tijd om het keizerrijk te controleren en te besturen.

em

pl

aa r

In de naam van de heilige en ondeelbare Drievuldigheid, Otto, door de goddelijke genade koning. Door deze geschreven akte verlenen wij aan de bisschop Notker en aan al zijn opvolgers het gedeelte van het graafschap Hoei, gelegen in het dorp zelf en daarbuiten. De bisschop mag het naar eigen goeddunken vrij schenken aan een van zijn ridders of vrienden. Alles wat uit dit graafschap aan onze schatkist toekwam, zal voortaan aan de bisschop worden afgestaan …

Uit: Meester van de Reichenauer school,

graafschap Hoei, 7 juli 985. In: Die Urkunden

Evangelieboek van keizer Otto III, ca. 1000,

der deutschen Könige und Kaiser – Monumenta

perkament, Beierse Staatsbibliotheek, München

ex

Fragment uit Otto III, schenkingsakte van het

Germaniae Historica, 1888

In

ki

jk

Otto III wordt in 980 geboren. Hij wordt na de dood van zijn vader, Otto II, in 983 op driejarige leeftijd tot koning van Duitsland verkozen en in 996 gekroond tot roomsDuitse keizer. Tijdens zijn minderjarigheid wordt het rijk eerst door zijn moeder, keizerin Theophanu (ca. 960-991), en daarna door zijn grootmoeder Adelheid van Bourgondië (ca. 931-999) bestuurd.

148

LES 15 Kerk en christendom


a Wat krijgt de bisschop van Otto III? Onderstreep in de tekst. b Aan wie zou de bisschop gehoorzamen? Omcirkel het juiste antwoord: de paus – de keizer c Heeft Otto III zelf die beslissing genomen?

d Identificeer de figuren bij bron 2. Omcirkel het juiste antwoord. • Wie staat aan de rechterhand van de keizer? de geestelijken – de adel – de derde stand

N

Waaraan zie je dat?

Waaraan zie je dat?

De orde van Cluny verspreidt zich tussen 900 en 1200 over een groot deel van West-Europa. Op vele plaatsen worden kloosters of abdijen gesticht. Bekijk de onderstaande bron en de kaart op de volgende bladzijde. Zijn de uitspraken juist of fout? Kruis aan.

aa r

OPDRACHT 3

@

VA

• Wie staat aan de linkerhand van de keizer? de geestelijken – de adel – de derde stand

IN

In

ki

jk

ex

em

pl

Bron 3 De abdij van Cluny

© EBASCOL / Shutterstock.com

De abdij van Cluny

In Bourgondië ligt het oude stadje Cluny. Eeuwenlang staat daar de grootste kerk van het westen. De romaanse kerk is 150 m lang. Tijdens de Franse Revolutie wordt de indrukwekkende abdijkerk gesloopt.

F Cultuur in de middeleeuwen

149


N

IN

Bron 4 De kloosterstichtingen van Cluny

a De abdij van Cluny was heel groot. b De abdij van Cluny was niet bijzonder groot.

VA

Juist

Fout

@

c Cluny heeft minder dan 30 andere abdijen of kloosters gesticht. d Cluny heeft meer dan 40 andere abdijen of kloosters gesticht.

aa r

e Een groot deel van de kerk is bewaard gebleven. Een klein deel van de kerk is bewaard gebleven.

f

Bron 5 Het Dictatus papae (‘Het bevel van de paus’)

ex

em

pl

OPDRACHT 4

Dat alleen hij bisschoppen kan benoemen of afzetten.

8

Dat alleen hij de keizerlijke waardigheidstekens mag dragen.

9

Dat alle vorsten alleen de voeten van de paus mogen kussen [dat betekent dat alle vorsten ondergeschikt zijn aan de paus].

12

Dat het hem toegestaan is de keizer af te zetten.

18

Dat de paus door niemand anders kan veroordeeld worden.

In

ki

jk

3

Uit: Dictatus papae

Het Dictatus papae is een verzameling van 27 uitspraken over de macht van de paus. Die verzameling bevindt zich in de Vaticaanse archieven tussen twee documenten uit 1075 over de regeerperiode van Gregorius VII.

150

LES 15 Kerk en christendom


a Wie komt volgens Gregorius eerst? Omcirkel. de paus – de keizer b Onderstreep in de tekst twee uitspraken die je antwoord bevestigen.

2

IN

c Weten wij uit welk jaar de bron dateert?

De Kerk in oost en west

@

VA

N

Vanaf de klassieke oudheid kent de katholieke Kerk in het westen (onder leiding van de bisschop van Rome) en in het oosten (onder leiding van de bisschop van Constantinopel) een eigen ontwikkeling. Ondanks de eenheid zijn er ook meningsverschillen. De Kerk in het oosten heeft moeite met de voorrangspositie van de bisschop van Rome (paus). Andere discussies gaan onder andere over geloofskwesties, het gebruik van het juiste soort brood in de eucharistieviering en het celibaat. In 1054 ontstaat er een breuk. Geleidelijk aan gaan de westerse en de oosterse Kerk verder hun eigen weg: enerzijds de Latijnse Kerk met Rome als centrum (voortaan roomskatholieke Kerk genoemd), en anderzijds de Griekse Kerk met Constantinopel als centrum (voortaan oosters-orthodoxe Kerk genoemd). In de 15e eeuw is de breuk volledig en definitief. OPDRACHT 5

Lees de lestekst en onderstreep de kernwoorden.

OPDRACHT 6

Bron 6 De Hagia Sophia Foto 1

ex

em

pl

aa r

Foto 2

De Hagia Sophia in Constantinopel

In

ki

jk

De Hagia Sophia in Constantinopel (nu Istanboel) is eeuwenlang een van de grootste kerken in de wereld. In 1453 wordt de stad ingenomen door de Ottomanen (Turken). Daarmee komt een einde aan het Byzantijnse Rijk. Dat komt nu in handen van moslims. De kerk wordt een moskee. In 1934 wordt de Hagia Sophia een museum. Sinds 2020 doet het gebouw opnieuw ook dienst als moskee.

a Zoek het grote verschil. Welke van beide foto’s is veranderd met een fotobewerkingsprogramma? Wat is er veranderd?

b Welke foto geeft het best de situatie uit de middeleeuwen weer? Motiveer.

F Cultuur iN De miDDeleeuweN

151


3

De Kerk heeft grote invloed in Europa (12e-13e eeuw) De macht en het prestige van de Kerk groeien naar een hoogtepunt in de 12e en 13e eeuw. Er ontstaan nieuwe kloosterorden omdat de kloosters de regels van Benedictus niet meer zo streng volgen en de geestelijkheid te veel macht en rijkdom heeft.

IN

De orde der cisterciënzers wordt opgericht in 1098. Die wil de regel van Benedictus opnieuw in alle strengheid naleven. De leuze van die regel is ‘bid en werk’. Bernardus Van Clairvaux (1090-1153) is de woordvoerder van de nieuwe orde en een invloedrijke geestelijke in heel Europa. Bij zijn dood telt de orde al meer dan 300 kloosters, waaronder de Ter Duinenabdij van Koksijde. De kloosters liggen afgelegen en het monnikenleven is er streng. De monniken moeten hun eigen voedsel telen.

Lees de lestekst en onderstreep de kernwoorden.

OPDRACHT 8

Bron 7 Cisterciënzers in de 13e eeuw

em

pl

aa r

@

OPDRACHT 7

VA

N

De meest typische middeleeuwse stichtingen zijn de bedelorden van de franciscanen en dominicanen. Ze willen net zoals Christus arm zijn. In tegenstelling tot de benedictijnen en cisterciënzers vestigen de franciscanen en dominicanen zich vooral in de steden.

Miniatuur op perkament, Noord-Duitsland, 13e eeuw. Uit: Alexander Bremensis, Expositio in

ex

Apocalypsim, universiteitsbibliotheek, Cambridge

In

ki

jk

De cisterciënzers staan bekend om hun inzet voor het handwerk en het voorzien in het eigen onderhoud. De belangrijkste taak van de monniken is deelname aan de gebedsdiensten van de gemeenschap. Daarnaast is er binnen de abdij een aparte gemeenschap van lekenbroeders die in de eerste plaats verantwoordelijk is voor het beheer van het land en de dieren. Elke abdij bestaat zo uit twee afzonderlijke, maar elkaar aanvullende groepen die in gemeenschap leven.

a Identificeer de twee groepen. Wat doen de kloosterlingen? b De afbeelding is een goede illustratie van de leuze uit de regel van Benedictus en van de cisterciënzers. Wat is die leuze?

152

LES 15 Kerk en christendom


OPDRACHT 9

Bron 8 De regel van de minderbroeders Dit is de regel en de levenswijze van deze broeders: leven in gehoorzaamheid, in kuisheid en zonder eigendom, en de leer en de voetstappen van onze Heer Jezus volgen die zegt: Als je onverdeeld goed wilt zijn: ga alles verkopen wat je hebt en geef het aan de armen en je zult een schat in de hemel hebben. Kom dan om Mij te volgen. (Mt 19:21; vgl. Lc 18:22) (...)

VA

N

IN

[De broeders] mogen helemaal geen geld ontvangen, zelf niet en ook niet door een tussenpersoon. Maar als dingen ontbreken die voor het leven noodzakelijk zijn, mogen de broeders die aannemen vanwege hun nood zoals de andere armen. Geld blijft daarvan uitgezonderd. (…)

aa r

Uit: Regel van de minderbroeders, 1209

@

En alle broeders dragen goedkope kleren en met Gods zegen kunnen zij die oplappen met zakkengoed of andere stukken stof, want de Heer zegt in het evangelie: Wie kostbare kleding dragen en in weelde leven en wie in zachte stoffen gekleed gaan, vind je in paleizen. (Lc 7:25; Mt 11:8)

pl

De eerste versie van de regel van de minderbroeders waarmee Franciscus met zijn eerste elf broeders naar Rome trok om bij de paus goedkeuring te vragen en die ook mondeling te ontvangen, stamt uit 1209.

em

a Wat is kenmerkend voor de regel van de franciscanen?

b Verklaar de naam ‘bedelmonniken’.

ex

4

jk

Een Kerk in verval (14e-15e eeuw)

In

ki

Paus Bonifatius VIII (paus 1294-1303) slaagt er niet langer in de Europese vorsten aan zijn gezag te onderwerpen. De Franse koning Filips de Schone komt openlijk in opstand. Het gaat om dezelfde koning als die van ‘1302’. Na de dood van de paus organiseert hij de verkiezing van een Franse paus. Die vestigt zich in Avignon. Van 1309 tot 1377 verblijven de pausen in Avignon en niet langer in Rome. Wanneer daarna een Italiaan tot paus gekozen wordt, reageren de Franse kardinalen met de verkiezing van een tegenpaus. Die kiest opnieuw Avignon als verblijfplaats. Het zogenaamde ‘Westers schisma’ (1378-1417) is een feit. De twee pausen beschouwen zichzelf als de echte geestelijke leider en veroordelen elkaars beslissingen. Men kiest zelfs een derde paus. Na veel getouwtrek en gepalaver kiest het Concilie van Konstanz in 1417 Martinus V tot nieuwe en enige paus. Hij wordt door iedereen erkend en zetelt weer in Rome.

F Cultuur in de middeleeuwen

153


De schade aan het kerkelijke leven is heel groot. Ook op andere vlakken is er een groot kerkelijk verval: vorsten benoemen weer bisschoppen, kerkelijke ambten worden gekocht, priesters leven het celibaat niet na ... Op verschillende plaatsen in Europa komen reacties op die wantoestanden. In Firenze heeft de dominicaan Savonarola veel kritiek op de rijkdom van de Kerk en de steden. Hij eindigt op de brandstapel in 1498.

Lees de lestekst en onderstreep de kernwoorden.

OPDRACHT 11

Bron 9 Het pauselijke paleis van Avignon

© Pecold / Shutterstock.com

aa r

@

VA

N

OPDRACHT 10

IN

De eenheid en het algemene vertrouwen in de Kerk zijn definitief gebroken. In de 16e eeuw ligt de Duitse monnik Maarten Luther mee aan de basis van een nieuwe scheiding in de westerse Kerk. Daarover leer je volgend jaar meer.

pl

Bron 10 Petrarca over de pausen in Avignon

In

ki

jk

ex

em

Nu leef ik in Frankrijk, het Babylon van het westen. Tijdens haar reizen ziet de zon niets afschuwelijker dan deze plaats aan de boorden van de wilde Rhônerivier (…) Hier regeren de opvolgers van de arme vissers uit Galilea; zij zijn vreemd genoeg hun oorsprong vergeten. Ik ben verbaasd, als ik aan hun voorgangers denk, om deze mannen te zien, overladen met goud en gekleed in purperen gewaden (…) om de luxueuze paleizen te zien en de hoogten gekroond met forten, in plaats van een omgedraaide boot om als schuilplaats te dienen. In plaats van heilige eenzaamheid vinden wij een misdadige gastheer (…), in plaats van eenvoud, losbandige banketten, in plaats van vrome bedevaarten, ongeoorloofde luiheid, in plaats van de blote voeten van de apostelen, vliegen de sneeuwwitte renpaarden van de rovers ons voorbij…

154

Uit: Petrarca, brief aan een vriend, tussen 1340-1353, in J.H. Robinson, red., Readings in European History, 1904, Boston

Francesco Petrarca (1304-1374) is een Italiaanse geleerde en dichter. Hij brengt als vroom katholiek en verdediger van het pausschap een groot deel van zijn leven door in dienst van de Kerk. Hij is beroemd om zijn poëzie, maar ook om zijn brieven aan vrienden, kardinalen en bisschoppen. Het verblijf van de pausen in Avignon wordt soms aangeduid als ‘de Babylonische gevangenschap van het pausschap’. Dat is een verwijzing naar de ballingschap in Babylon van de joden uit Jeruzalem in de 6e eeuw v.C.

LES 15 Kerk en christendom


Onderstreep telkens het juiste antwoord. • Wat bedoelt Petrarca met de ‘plaats aan de Rhônerivier’? Babylon – Avignon – Rome – Galilea • Wie zijn de opvolgers van de ‘arme vissers uit Galilea’? De apostelen – de keizers – de pausen • Waarop geeft Petrarca kritiek?

OPDRACHT 12

IN

Op het celibaat – op de rijkdom en overdreven luxe – op renpaarden Bron 11 Het Concilie van Konstanz (1414-1418)

VA

N

5e zitting (6 april 1415) Op wettige wijze bijeengekomen onder leiding van de Heilige Geest – als algemeen concilie bijeengekomen (…) – krijgt het [concilie] onmiddellijk zijn macht van Christus; en iedereen van welke staat of waardigheid dan ook, zelfs pauselijk, is verplicht eraan te gehoorzamen in die zaken die betrekking hebben op het geloof, de uitroeiing van het genoemde schisma en de algemene hervorming van de genoemde Kerk van God in hoofd en leden.

aa r

@

39e zitting (9 oktober 1417) Het veelvuldig houden van een algemeen concilie is het middel bij uitstek om het erfgoed van de Heer te onderhouden. Zij roeit de doornen en wortels uit van ketterijen, dwalingen en scheuringen. Zij verbetert afwijkingen, hervormt wat vervormd is, brengt een overvloedige oogst voort in de wijngaard van de Heer. Uit: Council of Constance 1414-18, in Papal Encyclicals Online, eigen vertaling

em

pl

a Aan wie kent het concilie het hoogste gezag toe? Omcirkel. aan de paus – aan het algemeen concilie b Welke motivering wordt daarvoor gegeven? Onderstreep in de tekst.

ex

c Het laatste concilie wordt gehouden in 1962-1965. Zoek op het internet de naam van dat concilie.

In

ki

jk

F Cultuur in de middeleeuwen

155


OPDRACHT 13

De aanklacht van Savonarola (1498)

aa r

@

VA

N

IN

Bron 12 De executie van Savonarola

Onbekende kunstenaar, tekening van de executie van Savonarola en zijn twee medewerkers in 1498

pl

Bron 13 Een preek van Savonarola

ki

jk

ex

em

Doet boete want het Rijk Gods is nabij (…) Gij geestelijken, gij bisschoppen, laat uw bezittingen, laat uw praal, uw smulpartijen en feestmalen (…) Gij monniken, laat uw overvloed aan gewaden en zilvergerei, laat uw rijke abdijen en bezittingen (…) Leg U toe op de eenvoud en leef zoals de eerste monniken (…) van het werk van uw handen (…) Gij bedelmonniken, maak uw pijen smaller en van ruwe stof. Merkt gij dan niet dat gij met uw overbodige luxe de aalmoezen van de armen wegneemt? Gij kooplieden, stop met uw woeker! Herstel het onrecht en geef het vreemde bezit terug, anders verliest gij alles. Gij allen, die in weelde leeft, schenk ervan aan de armen.

In

Vrije bewerking van een preek van Savonarola

156

Die preken zijn vaak heel lang met verwijzingen naar de Bijbel en naar actuele gebeurtenissen. Vele burgers en geestelijken hebben sympathie voor de ideeën van Savonarola. Hij is een doorn in het oog van de machthebbers. Na een schijnproces wordt hij samen met twee volgelingen veroordeeld, opgehangen en aansluitend verbrand.

LES 15 Kerk en christendom


a Lees bron 13 en onderstreep de woorden die je niet begrijpt. Voeg ze toe aan je persoonlijk woordenboek op blz. 192. b Tegen wie en wat is de preek van Savonarola gericht? Vat zo beknopt mogelijk samen. c Wat is de overeenkomst met de tekst van Petrarca?

IN

d Tot welke orde behoort Savonarola?

aa r

@

VA

N

KENNEN

pl

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

ex

em

1 de begrippen ‘religieuze hervorming’ en ‘religieuze breuk of religieus schisma’ uitleggen 2 de begrippen ‘celibaat’ en ‘concilie’ verklaren 3 het belang van de hervorming van Cluny aantonen

In

ki

jk

4 de scheuring tussen de oosterse en de westerse Kerk uitleggen 5 het ontstaan van nieuwe kloosterorden vanaf de 11e eeuw verklaren 6 met twee voorbeelden het verval van de Kerk vanaf de 14e eeuw aantonen 7 het succes van nieuwe ketterijen aantonen 8 de drie periodes waarin men de kerkelijke geschiedenis vanaf 900 kan indelen, opnoemen

KUNNEN 1 gebeurtenissen in de tijd, de ruimte en het maatschappelijk domein situeren 2 verbanden leggen binnen en tussen verschillende maatschappelijke domeinen 3 informatie afleiden uit historische bronnen 4 aan de hand van bronnen de macht van Cluny aantonen 5 afbeeldingen met elkaar vergelijken 6 feiten uit het heden en het verleden met elkaar vergelijken

Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.

F Cultuur in de middeleeuwen

157


LES 15 SCHEMA

Kerk en christendom

IN

1 De Kerk wint aan macht en aanzien (9e-11e eeuw)

VA

N

Benedictus brengt eenheid in het westerse kloosterleven vanaf de 6e eeuw. verval Kerk door inmenging wereldlijk gezag reactie 10e eeuw = succesvolle kloosterhervorming (o.l.v. Cluny) kloosterhervorming wordt kerkhervorming: Gregoriaanse Hervorming

2 De Kerk in oost en west

@

Kerk losmaken van wereldlijke inmenging Doel Kerk uitbouwen onder pauselijk gezag

pl

aa r

Kerk in oost en west: geleidelijk groeiende meningsverschillen 1054: breuk 15e eeuw: breuk volledig westen: rooms-katholieke Kerk oosten: oosters-orthodoxe (Byzantijnse) Kerk

em

3 De Kerk heeft grote invloed in Europa (12e-13e eeuw)

ex

vervlakking naleving regel Benedictus Nieuwe kloosterorden: reactie op macht en rijkdom geestelijkheid streng kloosterleven nadruk op evangelische armoede

jk

Cisterciënzers Franciscanen en dominicanen

ki

4 Een Kerk in verval (14e-15e eeuw)

In

14e eeuw: pausen in Avignon Westers schisma westerse Kerk verdeeld: 2 pausen Concilie van Konstanz 1417: opnieuw 1 paus

Er komen reacties op verval van de Kerk (o.a. Savonarola). Maar eenheid en vertrouwen in de Kerk is definitief gebroken.

158

LES 15 Kerk en christendom

veel succes


Onderzoek 4: misdaad en straf

N

IN

De middeleeuwen worden dikwijls als een gewelddadige periode voorgesteld. In populaire media zoals films zien we barbaarse misdadigers en wrede rechtbanken die pijnlijke lijfstraffen bedenken of gruwelijk folteren om bekentenissen af te dwingen.

5

17

19

±

±

HEDENDAAGSE TIJD

aa r

Bron 1 Pijnkelder

4

50

14

MODERNE TIJD

VROEGMODERNE TIJD

MIDDELEEUWEN

BRONNEN

±

±

50

50

0

@

VA

Zijn de middeleeuwen echt zo gewelddadig? Welke rol speelt de Kerk in dat onderwerp? Welke opvallende verschillen zijn er in vergelijking met vandaag?

pl

De pijnkelder van de Gevangenpoort in Den Haag

© keeshageman

In

ki

jk

ex

em

De Gevangenpoort is van 1420 tot 1828 een belangrijke gevangenis in Holland. De gevangenen verblijven er in afwachting van hun proces. Als ze de misdaad niet bekennen, worden ze gemarteld in de pijnkelder. Peter Paalvast (Universiteit Leiden) berekende dat dit in de periode 1465-1474 maximaal negen keer per jaar gebeurde. Gevangenisstraffen komen vanaf de 13e eeuw voor, maar blijven zeldzaam. Vandaag is de Gevangenpoort een museum met een grote collectie van martel- en strafwerktuigen afkomstig uit heel Nederland.

F Cultuur in de middeleeuwen

159


Bron 2 De Decamerone

Uit: Giovanni Boccaccio, Decamerone, ca. 1353. Vertaald door Frans Denissen.

IN

Toen Folco, Ughetto en hun vrouwen de dood van Restagnone vernamen, konden ze niet vermoeden dat hij door zijn geliefde vergiftigd was. Samen met Ninetta weenden ze bittere tranen, waarna ze hun vriend, bij wijze van ultieme hulde, met veel eerbetoon naar zijn laatste rustplaats begeleidden. Weinige dagen later echter wilde het lot dat de gifmengster wegens een ander misdrijf in de boeien werd geklonken. Nadat zij met de pijnbank had kennisgemaakt, bekende ze aldra [snel], naast andere boosaardige praktijken, ook haar medeplichtigheid aan de moord op Restagnone, waardoor diens ontijdige [vroege] dood meteen in een heel ander daglicht kwam te staan.

VA

N

De ‘Decamerone’ is een verhalenbundel geschreven in 1348. Het fragment dat je net hebt gelezen, komt uit een verhaal over ontrouw en jaloezie, maar we komen ook heel wat te weten over 14e-eeuwse gewoonten in verband met misdaad en straf.

Bron 3 Gerechtszwaard

Het gerechtszwaard van de beul van Breda, gebruikt tot in 1792

aa r

@

Het gerechtszwaard is een tweesnijdend zwaard zonder punt. Terdoodveroordeelden uit de adel worden onthoofd met het zwaard. Dat wordt gezien als een eervolle straf.

Bron 4 Edelen in de rechtbank

ex

em

pl

In Romagna, Italië, werden edelen in de 15e eeuw niet gestraft voor hun misdaden. (…) In Venetië leveren de rechtbankverslagen slechts één veroordeling van een edelman op wegens diefstal. In het 13e-eeuwse Engeland is er niet één enkele ridder of heer te vinden tussen de 3 500 vervolgde moordenaars. (…) Een van de hoofdredenen dat edelen niet vervolgd werden, was hun sociale macht over de instrumenten van het gerechtelijk systeem. De plaatselijke bevolking was bang om hen aan te klagen of tegen hen te getuigen. Uit: Trevor Dean, Misdaad in de middeleeuwen, 2004

jk

Trevor Dean is hoogleraar middeleeuwse geschiedenis in Londen.

In

ki

Bron 5 Detail van Duits wandtapijt

160 ONDERZOEK

Duits wandtapijt (detail), ca. 1490, Victoria and Albert Museum, Londen

Een geestelijke hoort de biecht van een zuster. Vanaf de vroege middeleeuwen gebruiken geestelijken daarvoor in heel Europa een boeteboek. Dat is een lijst van zonden met de daarbij voorgeschreven boetedoening: meestal een periode van vasten, het opzeggen van psalmen of het geven van aalmoezen. Bij zware zonden horen zware straffen zoals pelgrimstochten, lange periodes van ballingschap of levenslange boetedoening in een klooster.

misdaad en straf


Bron 6 Detail van schilderij ‘Zeven Hoofdzonden’ Onbekende meester, Zeven Hoofdzonden (detail), ca. 1500, 120 x 150 cm, Museo del Prado, Madrid

Bron 7 De schandpaal De schandpaal, re-enactment

@

© imageselect

VA

N

IN

(Tot in 2015 wordt het schilderij toegeschreven aan Hieronymusch Bosch.) In het detail wordt de hel afgebeeld. We zien hoe zondaars er worden gestraft voor de zeven hoofdzonden: woede, afgunst, hebzucht, gulzigheid, luiheid, wellust en ijdelheid. Dat onderwerp komt heel vaak voor in de kunst van de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd.

aa r

op het Dickensian Festival in

Grassington, Verenigd Koninkrijk, 2011.

In

ki

jk

ex

em

pl

Re-enactment betekent dat historische gebeurtenissen worden nagespeeld. De schandpaal wordt gebruikt om kleinere misdrijven te bestraffen. De overtreder wordt op een marktdag een bepaald aantal uren vastgemaakt: iedereen heeft dan het recht om hem of haar te bekogelen met modder, © imageselect eieren ... De aard van de straf en/of speciale merktekens maken voor iedereen duidelijk waarvoor de veroordeelde gestraft is. Alleen de zwaarste misdadigers krijgen merktekens voor het leven, zoals brandmerken, verminkingen van oren, lippen, tong en amputaties. Straffen en executies hebben in de middeleeuwen ook een voorbeeldfunctie: het publiek ziet wat er gebeurt met misdadigers en blijft zo hopelijk op het rechte pad.

F Cultuur in de middeleeuwen

161


Bron 8 Geschiedenis in onze hedendaagse taal

IN

UITDRUKKINGEN

Deze uitdrukkingen verwijzen naar het verleden. - zich geradbraakt voelen - de digitale schandpaal - iemand de genadeslag toebrengen - iemand afbeulen - iemand het vuur aan de schenen leggen - iets of iemand aan de kaak stellen - voor galg en rad opgroeien - een blok aan het been hebben

N

Bron 9 Strafwerktuig

VA

Houten blok met beugel en ketting, strafwerktuig, ca. 1700, 16 x 17,5 x 45,8 cm, tentoongesteld in de Gevangenpoort,

ex

em

pl

aa r

@

Den Haag

jk

Wat je na dit onderzoek moet kunnen:

In

ki

KUNNEN 1 de bruikbaarheid van een bron beoordelen in functie van een historische vraag 2 de betrouwbaarheid van een bron beoordelen in functie van een historische vraag 3 informatie uit bronnen afleiden 4 historische bronnen vergelijken

162

ONDERZOEK misdaad en straf

5 aan de hand van opdrachten historische beeldvorming evalueren 6 misdaad en straf in de middeleeuwen en vandaag vergelijken

Een aantal onderdeeltjes van ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kunt, zet je daar een kruisje voor.


Naam:                                  Klas:

OPDRACHT 1

Nr.:          Score:

a Welke functie heeft de Gevangenpoort in Den Haag tussen 1420 en 1828? b Hoe dikwijls wordt er in de pijnkelder gemarteld tussen 1465 en 1753? c Welke functie heeft de Gevangenpoort vandaag?

IN

d Wat kun je daaruit afleiden over de betrouwbaarheid van de collectie? Leg uit.

N

OPDRACHT 2

VA

Waarom geeft de Gevangenpoort ongewild toch een verkeerd beeld van misdaad en straf in de middeleeuwen aan de museumbezoekers?

@

a Vergelijk bron 3 en bron 4. Wat kun je uit beide bronnen afleiden?

aa r

OPDRACHT 3

b Welk verschil merk je op tussen beide bronnen?

pl

OPDRACHT 4

em

a Wat staat zondaars te wachten volgens het schilderij in bron 6?

ex

b Wat heeft de Kerk te maken met misdaad en straf in de middeleeuwen?

jk

c Denken veel mensen er zo over in die tijd? Leg uit waarom (niet).

ki

In

OPDRACHT 5

d Wat kunnen katholieken doen om vergiffenis te krijgen? Welke twee doodstraffen staan er in de gezegden en spreekwoorden van bron 8?

F Cultuur in de middeleeuwen

163


OPDRACHT 6

Horen deze stellingen bij de middeleeuwen? Onderstreep. Uit welke bron leid je dat af ?

ja / nee

b Misdrijven worden buiten het gerecht om opgelost door private wraaknemingen en overeenkomsten.

ja / nee

c Door te biechten en te boeten vermijden mensen straf in de hel.

ja / nee

d Edelen worden minder zwaar gestraft dan gewone mensen.

ja / nee

e De meest voorkomende straffen zijn geldboetes en gevangenisstraffen.

ja / nee

f

Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens verbiedt foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende straffen of behandelingen.

IN

a Veel straffen hebben een voorbeeldfunctie: openbare bestraffing moet mensen afschrikken.

ja / nee

VA

OPDRACHT 7

Bron

N

Middeleeuws?

Welke bronnen zijn bruikbaar voor onze onderzoeksvragen?

@

• Historische vraag 1: Zijn de middeleeuwen echt zo gewelddadig?

aa r

• Historische vraag 2: Welke rol speelt de Kerk in dit onderwerp?

• Historische vraag 3: Welke opvallende verschillen zijn er in vergelijking met vandaag?

Formuleer op elke vraag een kort antwoord.

em

OPDRACHT 8

pl

• Historische vraag 1: Zijn de middeleeuwen echt zo gewelddadig?

ex

• Historische vraag 2: Welke rol speelt de Kerk in dat onderwerp?

jk

ki

In

• Historische vraag 3: Welke opvallende verschillen zijn er in vergelijking met vandaag? Geef er drie.

164

ONDERZOEK misdaad en straf


16

De kruistochten

IN

Iedereen kent wel het woord ‘kruistochten’. Misschien heb je zelfs al een film gezien of een boek gelezen over de kruistochten. Maar wat zeggen historici over dit onderwerp?

VA

N

Wat ging er vooraf aan de kruistochten? Welke motieven hebben de kruisvaarders? Wat is er gebeurd tijdens de kruistochten? Wat zijn de gevolgen geweest?

OUDE NABIJE OOSTEN

1

KLASSIEKE OUDHEID

5

17

19

±

±

4

50

14 ±

50

0 50 ±

HEDENDAAGSE TIJD

MIDDELEEUWEN

MODERNE TIJD VROEGMODERNE TIJD

pl

Wat voorafging

aa r

PREHISTORIE

@

±

±

35

80

0

0

0

v.

v.

C

C

.

.

Kaartnr(s).

In

ki

jk

ex

em

In het tweede jaar heb je geleerd dat het christendom in de 1e eeuw ontstaan is in Palestina. Van daaruit heeft het zich verspreid over het hele Romeinse Rijk en ook daarbuiten. In de 7e eeuw ontstaat op het Arabische schiereiland een nieuwe godsdienst, de islam. Op korte tijd veroveren de Arabieren een groot rijk. De christelijke wereld en de moslimwereld zijn de volgende drie eeuwen regelmatig met elkaar in conflict. In de 11e eeuw begint in het westelijke deel van de Middellandse Zee de herovering van moslimgebieden in Spanje en Zuid-Italië (Sicilië) door de christenen. In het oostelijke Middellandse Zeegebied bedreigen de Seltsjoeken (Turken) vanaf de tweede helft van de 11e eeuw het Byzantijnse Rijk: dat rijk verliest een groot deel van Klein-Azië. De Byzantijnse keizer roept het westen te hulp. De eerste oproep blijft zonder gevolg … Pas na een tweede keer heeft hij succes: het westen gaat in op de vraag tot hulp en start de eerste kruistocht.

OPDRACHT 1

Lees de lestekst en zet de gebeurtenissen in chronologische volgorde (nummer ze van oudst naar recentst). Begin herovering moslimgebieden door christenen

Ontstaan christendom

Ontstaan islam

Byzantijnse keizer roept westen te hulp.

De eerste kruistocht

Seltsjoeken bedreigen Byzantijnse Rijk. F Cultuur in de middeleeuwen

165


2

Motieven voor de kruistochten In de wereldopvatting van de middeleeuwer is Jeruzalem het centrum van de wereld. De stad is de plaats waar Jezus van Nazareth gekruisigd, gestorven en begraven is. Op het Concilie van Clermont in 1095 houdt paus Urbanus II een belangrijke toespraak. Hij roept de christenen in West-Europa op om hun geloofsbroeders in het oosten te helpen in hun strijd tegen de Seltsjoeken. Tegelijk doet hij een oproep om Jeruzalem te bevrijden van de moslims. De toespraak vormt de aanleiding tot de eerste kruistocht.

IN

Godsdienstige motieven spelen een hoofdrol: door op bedevaart naar Jeruzalem te gaan kunnen de deelnemers een aflaat verkrijgen en zo hun hemel verdienen. Dat de kruisvaarders vooral op rijkdom uit zijn, is een fabeltje.

Bron 1 Wereldkaart

In

ki

jk

ex

em

pl

aa r

@

OPDRACHT 2

VA

N

Duizenden mensen gaan enthousiast op de oproep van de paus in, zonder goed te weten waar ze aan beginnen.

Wereldkaart uit Psalterium, hoogte 9,5 cm, ca. 1260, British Library, Londen

Deze Engelse kaart is een typische 'mappa mundi' (wereldkaart) die niet alleen de geografische en historische kennis laat zien, maar die ook in het kader van de Bijbelse geschiedenis plaatst. Op de kaarten van de christelijke middeleeuwen staat het oosten bovenaan de kaart. Jezus Christus verschijnt dus in het oosten. Hij geeft een zegen met zijn rechterhand. Jeruzalem ligt in het centrum, de Rode Zee is rood gekleurd en de Britse eilanden liggen linksonder.

a Waar ligt Jeruzalem op deze kaart?

b Wie staat er bovenaan de kaart? c Waaraan kun je zien dat het niet de bedoeling was om een aardrijkskundige kaart te maken?

166

LES 16 De kruistochten


OPDRACHT 3

Bron 2 Kaart van Jeruzalem a Golgota is de plaats waar Jezus gekruisigd is. Waar op de kaart ligt die plaats? b Waaraan zie je dat?

IN

c Identificeer de twee grote figuren te paard onderaan op de kaart.

N

VA

Kaart van Jeruzalem, uit Psalmboek, Koninklijke Bibliotheek, Den Haag

@

Noordwest-Frankrijk of Vlaanderen, eind 12e eeuw,

Bron 3 Pelgrims in Jeruzalem

In

ki

jk

ex

em

pl

OPDRACHT 4

aa r

Oude kaarten zijn vaak anders georiënteerd dan onze kaarten. Als je de betekenis van het woord ‘oriënt’ kent, weet je waar het noorden op deze kaart ligt. Ken je de betekenis? Oriënt is ‘oosten’. Het noorden ligt aan de linkerkant.

Pelgrims voor de Heilig Grafkerk te Jeruzalem. Uit: Le Livre des merveilles, les histoires écrites par Marco Polo. Manuscript geïllustreerd door de Meester van Boucicaut en de Meester van Bedford, 1410, Nationale Bibliotheek, Parijs

F Cultuur in de middeleeuwen

167


Na de kruistochten gaan de bedevaarten naar Jeruzalem verder. Wat moeten de bezoekers aan de ingang van de Heilig Grafkerk doen?

3

Het verloop van de kruistochten

IN

Een eerste golf mensen vertrekt al in het voorjaar van 1096. Dat is de zogenaamde volks­ kruistocht. Die tocht loopt op een complete mislukking uit. De eigenlijke kruistocht, de zogenaamde ridderkruistocht, begint in de zomer van dat jaar. De leiding is in handen van een aantal edelen (onder andere Godfried van Bouillon) en de pauselijke afgevaardigde. Na een lange tocht bereiken zij Jeruzalem en veroveren de stad in 1099.

@

VA

N

Een belangrijke reden waarom de kruisvaarders succes hebben en erin slagen om Jeruzalem te veroveren, is de verdeeldheid binnen de moslimwereld. De verovering van de stad leidt ook nauwelijks tot reacties in het grote moslimrijk. Er worden vier kruisvaarderstaatjes opgericht, maar de meeste kruisridders gaan terug naar huis. In de kruisvaardergebieden zijn de christenen vrij verdraagzaam tegenover moslims en joden. Die krijgen een positie die vergelijkbaar is met de positie van christenen en joden in islamgebieden: moslims mogen hun geloof belijden maar hebben dan minder rechten.

pl

aa r

De tegenreactie van de moslimwereld komt slechts langzaam op gang. Geleidelijk aan heroveren de moslims meer en meer gebieden die de kruisvaarders hadden ingenomen. In 1187 verslaat de Koerd Saladin (Salah el-Din) het kruisvaarderleger en herovert Jeruzalem. De vierde kruistocht bereikt nooit Palestina, en eindigt met de plundering van Constantinopel in 1204. In 1291 verliezen de christenen hun laatste stukje grond in de streek. De islam heeft het pleit gewonnen. Maar de droom om Jeruzalem te heroveren, blijft in het westen nog lang verderbestaan. Een oorlog is altijd gruwelijk en op het vlak van geweld moeten christenen en moslims tijdens de

OPDRACHT 5

em

kruistochten voor elkaar niet onderdoen. Toch hebben de christenen en moslims in die periode meer met elkaar in vrede geleefd dan in oorlog. Beluister het verhaal ‘De lans’ van Dirk Bracke.

ex

Hieronder lees je een aantal uitspraken over de tekst. Zijn de uitspraken juist of fout? Kruis aan. Fout

De kruisvaarders hebben veel honger geleden.

jk

a

Juist

ki

b Zij twijfelen soms aan hun onderneming. c

In

VERHAAL

OPDRACHT 6

168

Dat ze de lans vinden, geeft hun moed om verder te doen.

d De kruisvaarders zijn alleen in geld geïnteresseerd.

In juli 1099 wordt Jeruzalem ingenomen door de kruisvaarders. Hieronder volgen drie stukjes uit kronieken die geschreven zijn in de eerste helft van de 12e eeuw. Lees de drie fragmenten en beantwoord volgende vragen.

LES 16 De kruistochten


Bron 4 Anna Komnene

IN

Onderweg maakten ze zich meester van een groot aantal vestingen langs de kust. De vestingen die het sterkst waren en niet anders dan na een langdurige belegering ingenomen konden worden, lieten ze voorlopig links liggen. Ze wilden zo snel mogelijk naar Jeruzalem. Ze legden een kordon om de muren en voerden tijdens de belegering voortdurend aanvallen uit. Eén maand later volgde de inname. Veel inwoners van de stad, Saracenen en Joden, werden gedood. Nadat ze alles aan zich hadden onderworpen en niemand nog langer verzet bood, droegen ze alle macht over aan Godfried en riepen ze hem tot koning uit. Uit: Anna Komnene, Het verhaal van Alexios. Boek XI, geschreven ca. 1140 (vertaling M.A. Wes)

VA

N

Anna Komnene (1083-1153) is de dochter van de Byzantijnse keizer Alexios. Zij schreef een geschiedenis over haar vader en zijn tijd. Saracenen is een oude naam voor moslims. Godfried van Bouillon krijgt niet de titel van koning, maar wel van ‘beschermer van het heilig graf’.

Bron 5 Ibn al-Qalānisī

aa r

@

De Franken vielen de stad aan en namen er bezit van. Een aantal inwoners trok zich terug in de Toren van David en velen werden gedood. De joden verzamelden zich in de synagoge [het gebouw waar de joden hun godsdienstige plechtigheden houden] en ze hebben die boven hun hoofd verbrand. Uit: Ibn al-Qalānisī, ca. 530/1140

pl

Ibn al-Qalānisī (ca. 465-555/1073-1160) is een Syrische kroniekschrijver. Zijn beschrijving van de inname van Jeruzalem dateert van ca. 530/1140. De westerse kruisvaarders worden in Arabische kronieken vaak ‘Franken’ genoemd. De Toren van David is een verdedigingstoren van de stad.

em

Bron 6 Gesta Francorum

ex

De onzen gingen erachteraan, achtervolgden hen en slachtten hen af met hun zwaarden en dat tot aan de tempel van Salomon [de al-Aqsamoskee] (…) Na de heidenen te hebben neergeslagen, maakten de onzen zich in de tempel meester van een groot aantal mannen en vrouwen, die ze naar willekeur doodden of in leven lieten.

jk

Uit: Gesta Francorum, ca. 1100-1101

In

ki

De anonieme auteur schrijft zijn kroniek de ‘Gesta Francorum’ (de daden van de Franken) rond 1100-1101. Hij schrijft de tekst als deelnemer aan de kruistocht en beschrijft vaak van dag tot dag de gebeurtenissen.

a Wanneer worden de kronieken geschreven: • Anna Komnene: • Ibn al-Qalānisī: • Anonieme auteur:

F Cultuur in de middeleeuwen

169


b Vanuit welk perspectief kijken ze? Omcirkel het juist antwoord. • Anna Komnene: westerse wereld – Byzantijnse wereld – Arabische wereld • Ibn al-Qalānisī: westerse wereld – Byzantijnse wereld – Arabische wereld • Anonieme auteur: westerse wereld – Byzantijnse wereld – Arabische wereld

d Waarom staan er bij Ibn al-Qalānisī twee jaartallen. TIP Denk aan de tijdrekening.

N

IN

c Voeg de historische redeneerwijze ‘perspectief’ toe aan het schema van historisch denken op de uitvouwbare tijdlijn.

VA

e Wat zeggen de auteurs over het aantal slachtoffers? Vermelden ze aantallen? f

Geef een mogelijke verklaring.

@

aa r

g Hoe beschrijven de auteurs de gebeurtenissen? Omcirkel. Licht je antwoord mondeling toe. • Anna Komnene: zakelijk – niet zakelijk • Ibn al-Qalānisī: zakelijk – niet zakelijk • Anonieme auteur: zakelijk – niet zakelijk

pl

h Welke auteur vind jij het minst betrouwbaar om te achterhalen hoe de inname van Jeruzalem verlopen is?

i

em

Andere kronieken spreken over 3 000, 10 000, 20 000, 70 000, 100 000, 150 000 doden. Hoe later na de gebeurtenis, hoe hoger de cijfers in de kronieken. Zijn dat nauwkeurige gegevens?

ex

Hoe komt het dat de cijfers alsmaar stijgen?

jk

j

ki

In

k Hoe beoordeel je de volgende uitspraak: ‘Bij de inname van Jeruzalem zijn veel slachtoffers gevallen maar wij weten niet hoeveel’?

170

LES 16 De kruistochten


OPDRACHT 7

Bron 7 Bericht van de Spaanse moslimreiziger Ibn Jobair

IN

Toen we Tyrus verlieten, doorkruisten we een onafgebroken reeks boerderijen en dorpen met efficiënt uitgebate akkers. Hun bewoners waren allemaal moslims, maar zij leefden binnen de welvaart die de Franken gecreëerd hebben (...) Hun woningen zijn hun eigendom en hun goederen worden intact gelaten. (...) De twijfel sluipt in de harten van die mensen als zij hun lot vergelijken met dat van hun broeders die in moslimgebied leven. Die zuchten namelijk onder het onrecht van hun geloofsgenoten, terwijl de Franken het recht doen heersen. Uit: Ibn Jobair, Reisverhalen, ca. 1183-1185

Zijn de uitspraken juist of fout? Kruis aan.

VA

N

Ibn Jobair (1145-1217) is een reiziger en schrijver uit Andalusië. Hij wordt bekend met zijn reisverslag van zijn bedevaart naar Mekka. Hij verblijft negen maanden in die stad en daarna bezoekt hij verschillende steden in het Midden-Oosten. In zijn reisverslagen geeft hij veel informatie over de personen die hij ontmoet en over de politieke en sociale omstandigheden in het gebied.

a

Fout

@

Juist

Ibn Jobair heeft kritiek op zijn geloofsgenoten.

b Ibn Jobair vindt dat de christenen de moslims vrij goed behandelen. De moslims en christenen hebben in de middeleeuwen nooit in vrede met elkaar samengeleefd.

aa r

c

4

pl

De gevolgen van de kruistochten

ex

em

Historici verschillen nogal van mening over de gevolgen van de kruistochten. Het gezag van de paus als leider van de westerse christenheid wordt versterkt. De economie wordt nog internationaler: Italiaanse steden zoals Genua en Venetië beheersen de handel met het oosten. Het westen leert de Arabische levenswijze en cultuur beter kennen. Maar het komt niet tot een echte uitwisseling. Het is giswerk of bijvoorbeeld de spitsboog, heraldische wapenschilden en andere oosterse culturele uitingen via de kruistochten tot ons zijn gekomen.

ki

jk

Het moderne Midden-Oosten komt niet voort uit die middeleeuwse oorlogen. Toch roepen de kruistochten in de Arabische wereld vandaag vaak heel emotionele reacties op. Het gaat al lang niet meer om het verleden zelf: de kruistochten worden gebruikt en misbruikt om hedendaagse conflicten in de streek te rechtvaardigen.

In

OPDRACHT 8

De kruistochten hebben heel wat onbedoelde gevolgen. Welk gevolg kun je als ‘bedoeld’ benoemen?

F Cultuur in de middeleeuwen

171


OPDRACHT 9

De kruistochten: een emotioneel geladen begrip Bron 8 Saladin

N

IN

In 1181 nemen de moslims onder leiding van Saladin Jeruzalem in. Verrassend genoeg wordt de figuur van Saladin eeuwenlang genegeerd in het Midden-Oosten. De eerste biografie van hem wordt pas in 1872 gepubliceerd. Ondanks zijn Koerdische afkomst wordt Saladin gezien als een groot strijder van de islam tegen het aanvallende westen. Wanneer het verhaal van Saladin en de kruistochten vandaag op Arabische scholen wordt verteld, dan wordt dat in gedurfde, heldhaftige beelden gedaan, zonder grijstinten. De blijvende herinnering aan de kruistochten tot op vandaag wordt heel beeldend uitgedrukt in een levensgrote beeldengroep in Damascus uit 1992. Uit: C. Hillenbrand, The Crusades. Islamic Perspectives, 2000, New York, eigen vertaling

jk

ex

em

pl

aa r

Bron 9 Standbeeld van Saladin

@

VA

Carole Hillenbrand is een Britse historica die gespecialiseerd is in de geschiedenis van de islam. Zij is de eerste niet-moslim die in 2005 de Koning Faisal-prijs voor islamstudies ontving. Een teken dat haar werk ook in de Arabische wereld gewaardeerd wordt.

ki

Standbeeld van Saladin in Damascus, Syrië, ingehuldigd in 1993 door president Hafez Assad naar

In

aanleiding van de 800e verjaardag van de dood van Saladin

Het standbeeld toont een triomfantelijke Saladin met twee bondgenoten en twee gevangen kruisvaarders.

a Hoe wordt de geschiedenis van de inname van Jeruzalem door Saladin vandaag op Arabische scholen verteld, volgens de bron?

172

LES 16 De kruistochten


b Wat is er verrassend? c Is bron 7 een betrouwbare bron om de vragen te beantwoorden? Geef twee argumenten.

d Door wie, waar en wanneer is het standbeeld van Saladin ingehuldigd?

IN

N

e Wat kun je besluiten uit bron 7 en bron 8? Kruis de juiste uitspraken aan.

@

VA

De kruistochten zijn vandaag een emotioneel geladen begrip. Ook de tijdgenoten van Saladin zien hem als een grote strijder van de islam tegen het aanvallende westen. Het standbeeld van Saladin in Damascus is een voorbeeld van misbruik van geschiedenis.

aa r

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

KENNEN

In

ki

jk

ex

em

pl

1 de begrippen ‘tijdrekening’, ‘periode’, ‘westers’ en ‘niet-westers’ uitleggen 2 de begrippen ‘islam’, ‘Klein-Azië’ en ‘motief’ uitleggen 3 de aanleiding, bedoelde gevolgen en onbedoelde gevolgen van de kruistochten benoemen 4 de voorgeschiedenis van de kruistochten uitleggen 5 de eerste kruistocht vanaf de toespraak van paus Urbanus schetsen 6 het verdere verloop van de westerse aanwezigheid in het Midden-Oosten uitleggen 7 de gevolgen van de kruistochten opnoemen 8 verschillen in interpretatie van de kruistochten tussen vroeger en nu opnoemen

9 kenmerken van culturele contacten tussen christenen en moslims in de middeleeuwen toelichten

KUNNEN 1 een symbolische kaart analyseren 2 informatie uit historische bronnen afleiden 3 de betrouwbaarheid van een historische bron beoordelen in functie van een historische vraag 4 bronnen met elkaar vergelijken om een historische vraag te beantwoorden 5 de kruistochten bestuderen vanuit verschillende perspectieven

Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.

F Cultuur in de middeleeuwen

173


LES 16 SCHEMA

De kruistochten • 7e eeuw:

IN

1 Wat voorafging De Arabieren veroveren Palestina.

• 11e eeuw: In Spanje en Zuid-Italië beginnen christenen de moslims terug te dringen. van Klein-Azië

gevolg

oproep voor hulp Byzantijnse keizer aan paus

nieuwe oproep

eerste kruistocht

2 Motieven voor de kruistochten Oproep paus Urbanus voor kruistocht

@

1095

geen

VA

Byzantium verliest een deel

N

• 11e eeuw: Seltsjoeken zijn bedreiging voor Byzantium

Byzantijnen helpen tegen Seltsjoeken

aa r

Jeruzalem bevrijden Massale reactie

pl

Kruistocht = middel om hemel te verdienen

3 Het verloop van de kruistochten mislukking

• zomer 1096: ridderkruistocht

Jeruzalem veroverd in 1099

em

• begin 1096: volkskruistocht

Oprichting kruisvaarderstaten

ex

Langzame reactie moslimwereld Christenen verliezen gebieden. Vierde kruistocht eindigt met plundering Constantinopel in 1204. 1291: Het westen is helemaal verdreven.

In

ki

jk

1187: Saladin, inname Jeruzalem

4 De gevolgen van de kruistochten • Het gezag van de paus wordt versterkt. • Economie wordt nog internationaler: Genua en Venetië. • Westen leert Arabische cultuur beter kennen

maar geen echte uitwisseling.

• Kruistochten roepen vandaag nog emotionele reacties op. geschiedenis

174

LES 16 De kruistochten

gebruik en misbruik van


17

Romaanse en gotische kunst

IN

Vanaf de 4e-5e eeuw kent WestEuropa een culturele en technische achteruitgang. Toch bewonderen wij vandaag honderden prachtige middeleeuwse kerken.

VA

N

Hoe is dat mogelijk? Hoe evolueert de bouwkunst? Hoe evolueert de beeldhouwkunst?

50

0 0 14

14

0 13

0

0 0

GOTISCHE KUNST

aa r

ROMAANSE KUNST

12

0 0

@

11

0 0 10

9

0

50

0

0

Kaartnr(s).

1

pl

De Kerk is opdrachtgever van romaanse en gotische kunst

em

In de 7e en 8e eeuw wordt West-Europa door monniken bekeerd tot het christendom (zie les 15). Men bouwt opnieuw kerken. Kleine kerken krijgen een houten onderdak dat steunt op stevige, dikke muren met kleine ramen.

ex

Kloosters bouwen op het platteland vanaf de 10e eeuw steeds grotere, bredere romaanse kerken. Vanaf ca. 1150 bouwen bisschoppen en poorters in de steden gotische kathedralen en parochiekerken. Bron 1 Het grondplan van grote romaanse en gotische kerken

jk

OPDRACHT 1

N W

O

Ca. 1000 beginnen vooral de kloosters grotere kerken te bouwen.

In

ki

Z

a Welk christelijk teken zie je in het grondplan?

SCHIP

KOOR X

b Waarvoor dient een kerk in de eerste plaats?

F Cultuur in de middeleeuwen

175


c Waar staat het (hoofd)altaar? Zet een kruisje op die plaats op het grondplan. d In welke windrichting staat het hoofdaltaar? e Waarom?

2

IN

Romaanse kloosterkerken op het platteland en gotische kathedralen in de stad

De bouwvakkers nemen enkele bouwtechnieken zoals het tongewelf en de rondbogen van de Romeinen over.

Gotische stijl

In de vroegmoderne tijd vindt men de stijl barbaars. De naam verwijst naar de Goten, een van de barbaarse stammen die in de 4e eeuw het Romeinse Rijk zijn binnengevallen (zie les 3).

@

Romaanse stijl

Bron 2 Abdijkerk in Conques (schip)

Bron 3 Kathedraal in Amiens (schip en gewelf)

ex

em

pl

OPDRACHT 3

Waar komt de naam van deze kunststijlen vandaan? Verbind.

aa r

OPDRACHT 2

VA

N

Om de ruimte te overdekken bouwen de monniken, zoals de Romeinen, tongewelven die steunen op dikke muren. Steunberen beletten dat het dak en het tongewelf de muren naar buiten duwen. De ramen hebben meestal rondbogen en zijn klein. Vooral in het noorden zijn de romaanse kerken daarom dikwijls somber en donker. En God is licht, zegt de Bijbel. Er moet dus meer licht in de kerken komen. Door nieuwe technieken kunnen vanaf ca. 1150 de kerken hoger en de ramen groter gemaakt worden. Dat is het begin van de gotische stijl.

3

3

jk

1

2

In

ki

a Welke stijl herken je op de bronnen? Kruis aan.

176

romaans

gotisch

romaans

b Waar komt het meeste licht binnen? Omcirkel. bron 2 – bron 3

LES 17 Romaanse en gotische kunst

gotisch


c Zet de cijfers uit de afbeelding bij de juiste term.

OPDRACHT 4

Altaar

Pijlers

Bron 4 Conques (westgevel)

Bron 5 Amiens (westgevel)

IN

Kruisribgewelf

VA

N

2

@

1

a Welke stijl herken je op de bronnen? Kruis aan. gotisch

romaans

aa r

romaans

gotisch

b Zet de cijfers uit de bronnen bij de juiste term.

pl

Timpaan

em

Roosvenster

c Voor welk gebouw gelden de onderstaande kenmerken? Kantwerk in steen

Spitsbogen

Rondbogen

Kerkenbouwers zorgen voor meer licht zonder dat het dak instort

In

ki

3

jk

ex

Sobere aankleding

De Romeinen gebruiken tongewelven (zie bron 8), kruisgewelven en steunberen om grote kerken te kunnen bouwen. In de vroege middeleeuwen is die kennis verdwenen. De romaanse bouwvakkers herontdekken die technieken al doende. Gotische bouwvakkers slagen erin om met nieuwe technieken nog grotere kerken te bouwen. Zij vangen vanaf 1160 de druk van het dak en de gewelven op door luchtbogen en steunberen. Binnenin vervangen ze het kruisgewelf door het kruisribgewelf en (bundel)pijlers (zie bron 9).

F Cultuur in de middeleeuwen

177


GROEPSWERK

1 Ga samenzitten in groepen van drie of vier leerlingen en voer de opdrachten uit. 2 Los opdrachten 4, 5, 6 en 7 op. 3 Gebruik de kaartjes met extra info van je leraar. Veel succes! Bron 6 Abdij van Vézelay (schip)

IN

OPDRACHT 5

3

VA

N

5

1

@

2

aa r

Bron 7 Saint-Pierre, Bourges (schip)

ex

em

pl

4

1

jk

2

ki

a Onderstreep telkens wat juist is.

In

• Het koor in bron 6 is romaans / gotisch. Het schip in bron 6 is romaans / gotisch. • In bron 7 is het koor romaans / gotisch, het schip is romaans / gotisch.

b Zet de cijfers uit de bronnen bij de juiste term. Koor

178

LES 17 Romaanse en gotische kunst

Tongewelf / kruisgewelf

Bundelpijler

Gordelboog

Kruisribgewelf


4 OPDRACHT 6

Bron 8 Tekening 1

Bron 9 Tekening 2

2

1

2 a

3

a

a a c e d d

b

gotisch

VA

N

3

a Welke stijl herken je op de bronnen? Kruis aan. romaans

IN

5

romaans

gotisch

@

b Zet de letters en cijfers uit de tekeningen bij de juiste term. Tekening 1

Kruisribgewelf

Bron 10 Kathedraal Saint-Etienne, Bourges

ex

OPDRACHT 7

Spuwer

em

Luchtboog

Tongewelf

pl

Tekening 2

Schip

aa r

Steunbeer

Zijbeuk

Buitenmuur

Steunbeer

Pinakel

Bron 11 Kathedraal Notre Dame de Nazareth, Vaison-la-Romaine

jk

4 3

In

ki

5

1

2 1

a Welke stijl herken je op de bronnen? Kruis aan. romaans

gotisch

romaans

gotisch

F Cultuur in de middeleeuwen

179


b Zet de cijfers uit de bronnen bij de juiste term. Spitsboog

4

Pinakel

Luchtboog

Rondboog

Steunbeer

Timpanen en beeldhouwkunst

Bron 13 Timpaan van Amiens

VA

Bron 12 Timpaan van Conques

aa r

@

OPDRACHT 8

N

IN

Middeleeuwse beelden zijn meestal versieringen van muren: de beelden zijn niet vrijstaand, ze hangen vast aan de muur. Een mooi voorbeeld van die beeldhouwkunst vinden we in de timpanen: ronde of spitse bogen boven de ingang van een kerk. De beelden zijn aanvankelijk erg onrealistisch, maar worden in de gotiek al wat natuurlijker. De beelden komen ook meer en meer van de muren los te staan.

romaans

pl

a Welke stijl herken je op de bronnen? Kruis aan. gotisch

romaans

gotisch

ex

em

b Voor welke van beide kerken en timpanen zijn de volgende uitspraken geldig? Bekijk zeker ook de andere bronnen van Conques en Amiens in deze les. Zet een kruisje in de juiste kolom.

Het beeldhouwwerk zit nog vast in het achterliggende vlak.

2

De beelden komen vrij uit het achterliggende vlak.

3

De beelden staan vrij in een nis.

In

ki

jk

1

180 LES 17

4

Dit timpaan heeft het meest realistische / natuurgetrouwe beeldhouwwerk.

5

Het onderwerp op het timpaan is het Laatste Oordeel.

6

Westgevel, torens, ramen e.d. zijn bekleed met kantwerk van steen.

7

Deze kerk is soberder afgewerkt.

Romaanse en gotische kunst

1

2


Vergelijk gotische met romaanse kerkgebouwen. Wat is er veranderd? Wat is gebleven? Rangschik in de juiste kolom: het koor is oostwaarts gericht – de lichtinval – de opdrachtgever – de kruisvorm van het grondplan – de steunberen – het gewelf – de bogen – de beelden. Verandering

N

IN

Continuïteit

VA

BESLUIT

ONWAARSCHIJNLIJK!

@

Kijk eens goed naar het figuurtje links op de foto. Lijkt het niet op een punker? Het lijkt haast of deze duivel weggelopen is uit een of andere strip of tekenfilm. Niet zo dus! Hij werd gebeeldhouwd in de 12e eeuw en staat in het timpaan van de abdijkerk van Conques (zie vorige bladzijde).

em

pl

aa r

Als je het timpaan aandachtig bestudeert, bemerk je resten van kleuren. Vandaag vinden veel toeristen de romaanse en gotische kerken juist mooi vanwege de naakte kleur van de steen, zowel binnen als buiten. Maar romaanse en gotische kerken én veel timpanen en andere beelden waren gekleurd. Water en wind hebben de meeste kleuren van de romaanse en gotische kerken weggehaald. Binnen verdwenen heel wat muurschilderingen onder een kalklaag.

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

ex

KENNEN

In

ki

jk

1 de begrippen ‘continuïteit’ en ‘verandering’ uitleggen 2 van beide stijlen drie kenmerken van de bouwkunst geven 3 van beide stijlen twee kenmerken van de beeldhouwkunst geven 4 de oriëntering / bouw van het koor naar het oosten verklaren 5 het verband tussen stijl en druk verklaren 6 twee voorbeelden geven van continuïteit en twee van verandering

KUNNEN 1 romaanse en gotische kerken en elementen van elkaar onderscheiden 2 op afbeeldingen de elementen ‘tongewelf’, ‘kruisgewelf’, ‘kruisribgewelf’, ‘pijler’, ‘rondboog’, ‘spitsboog’, ‘steunbeer’, ‘luchtboog’, ‘timpaan’ aanduiden

Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.

F Cultuur in de middeleeuwen

181


LES 17 SCHEMA

Romaanse en gotische kunst GOTISCH

11e-12e eeuw

vanaf 1150-15e eeuw

koor oostwaarts

koor oostwaarts

platteland: kloosters

stad: bisschoppen en stadsbestuur

dikke muren en kleine ramen

grote ramen

Opvang druk

Opvang druk

N

VA

@

tongewelven / kruisgewelven

kruisribgewelf

rondboog

spitsboog

muren en pijlers

aa r

pijlers

steunberen en luchtbogen

steunberen

pl

Timpanen en beeldhouwkunst

ex

em

onderwerp dikwijls het Laatste Oordeel stenen bijbel

Beeldhouwwerk

minder natuurgetrouw

meer natuurgetrouw

soberder

kantwerk van steen

beelden vast in het vlak

los van het vlak

ki

jk

Beeldhouwwerk

In 182

LES 17 Romaanse en gotische kunst

IN

ROMAANS


OVERZICHT F

Cultuur in de middeleeuwen

De Kerk is machtig en invloedrijk. Hoogtepunt: 11e, 12e eeuw

KRUISTOCHTEN

N

IN

KERK

@

VA

Pelgrims voor de Heilig Grafkerk te Jeruzalem

em

pl

aa r

Standbeeld van Saladin in Damascus

KUNST

ROMAANS GOTISCH

In

ki

jk

ex

11e-12e eeuw 12e-15e eeuw

F Cultuur in de middeleeuwen

183


G

Synthese

VA

Bron 1 De leenhulde verbindt leenheer en leenman plechtig

OPDRACHT

N

IN

Naar goede ‘Storiagewoonte’ vind je in dit onderdeel enkele opdrachten die het referentiekader en de belangrijkste vaardigheden herhalen. Ook je kennis over de middeleeuwen wordt opgefrist. Veel plezier!

pl

aa r

@

Bron 2 Twee mannen bewerken de grond met hak en spa

Bron 4 Hoofdportaal van de abdijkerk in Conques (12e eeuw)

In

ki

jk

ex

em

Bron 3 De burcht ‘Krak van de Ridders’ (Syrië, 12e-13e eeuw) is het best bewaarde kruisvaarderkasteel

Geef aan de hand van de bronnen enkele belangrijke politieke, sociale, economische en culturele kenmerken van de middeleeuwen. • Politiek: • Economisch: • Sociaal: • Cultureel:

184

G sYNthese


18

Beroemde en beruchte middeleeuwers

VA

N

IN

De lessen in dit boek focussen op de ‘grote lijnen’ van de geschiedenis. Tijdens deze les krijg je de kans om het leven van enkele beroemde middeleeuwers wat van dichterbij te bekijken. We stellen Chlodovech, Karel de Grote, Godfried van Bouillon, Jan Zonder Vrees en Jeanne d’Arc voor. Wie is jouw personage?

OUDE NABIJE OOSTEN

Zoek op internet informatie over je personage. Ga kritisch om met de sites waarop je terechtkomt. Wikipedia is meestal een betrouwbare bron. Zorg dat je al deze puntjes in je tekst of presentatie verwerkt.

5

17

19

±

±

4

50

14 ±

50

0 50 ±

HEDENDAAGSE TIJD

MIDDELEEUWEN

MODERNE TIJD VROEGMODERNE TIJD

pl

WEBQUEST

KLASSIEKE OUDHEID

aa r

PREHISTORIE

@

±

±

35

80

0

0

0

v.

v.

C

C

.

.

Kaartnr(s).

em

Verwerk de onderstaande puntjes in je tekst of in je presentatie. Duid geboorte- en sterfdatum aan op een tijdlijn. Duid op de tijdlijn minstens twee algemene, belangrijke gebeurtenissen aan die tijdens het leven van je personage plaatsvinden.

Ruimte

In welk rijk leeft je personage? Duid dat rijk op een historische kaart aan.

Domein

In welk domein kun je je personage situeren?

Stamboom

Geef belangrijke informatie over voorouders en/of kinderen van je personage.

jk

ex

Tijd

In

ki

Levensloop Samengevat

Geef de naam, nationaliteit en het beroep van je personage. Noem enkele belangrijke feiten uit het leven van je personage. Herhaal kort waarom je personage historisch belangrijk is. Probeer uit elk van de voorgaande antwoorden een element te gebruiken in je samenvatting.

Wat je na deze les moet kunnen:

KUNNEN 1 informatie op het internet zoeken 2 een personage situeren in de tijd, de ruimte en het domein 3 historische gegevens selecteren en ordenen

4 gebeurtenissen op een tijdlijn plaatsen Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.

G sYNthese

185


Woordenlijst

IN

We onderscheiden twee soorten begrippen: structuurbegrippen en historische begrippen. Structuurbegrippen gaan over het vak geschiedenis: ze staan in deze woordenlijst in het oranje. Historische begrippen gaan over het verleden. De belangrijkste historische begrippen of sleutelbegrippen staan in het blauw.

bedoelde gevolgen: historische redeneerwijze: de gevolgen zijn met opzet veroorzaakt

aanleiding: historische redeneerwijze: gebeurtenis die een feit of fenomeen het meest rechtstreeks doet ontstaan; ze verklaart waarom een feit of fenomeen op dat bepaalde moment plaatsvindt.

belegering: een stad of een burcht omsingelen en afsnijden van de buitenwereld met de bedoeling om de inwoners uit te hongeren tot ze zich overgeven

abt: leider van een klooster, als het om een vrouw gaat spreekt men van een abdis

VA

belfort: vooral in Zuid-Nederlandse steden gebouwde wachttoren met klokken, aan of bij een stadhuis of markthal; symbool van de stedelijke macht

@

abdij: geheel van gebouwen waar monniken of nonnen samen leven, bidden en werken

N

aalmoes: geld of andere materiële hulp voor armen

aa r

adel: een van de drie standen; de edelen

bevolkingsregister: overzicht van de inwoners van een bepaalde plaats dat systematisch wordt bijgehouden

aflaat: kwijtschelding van de boetedoening (straf ) voor de zonden

pl

agrarische samenleving: de meerderheid van de bevolking leeft van de landbouw

em

ambacht: vereniging van personen uit een stad die hetzelfde beroep (ambacht) uitoefenen. Het ontstaat in de 13e eeuw.

ex

ambachtslieden: oefenen als beroep een handwerk (ambacht) uit, bijvoorbeeld slager, bakker, smid, timmerman, wever ...

ki

jk

arabesk: sierlijke decoratie, bestaande uit een slingerende basislijn

In

argument: historische redeneerwijze: een reden of uitleg voor iets autonomie: zelfstandigheid ballingschap: gedwongen verblijf elders dan waar men thuis is – zie ook ‘verbanning’ bedevaart: reis naar een plaats die een bijzondere betekenis heeft binnen een godsdienst

186

WOORDENLIJST

biecht: een van de zeven sacramenten in de katholieke Kerk bondgenoot: medestander, iemand die je helpt braakland: akkerland waarop niet wordt gezaaid, zodat de grond zich kan herstellen en vruchtbaar blijft breuk: (symbolisch) moment waarop er belangrijke veranderingen gebeuren celibaat: het ongehuwd-zijn van priesters en kloosterlingen centraliseren: de vorst neemt de macht in handen; de centralisatie van de macht verloopt geleidelijk. Op het einde van de middeleeuwen houden de meeste vorsten de touwtjes stevig in handen. centrum: 1. het middelpunt van een gebied; 2. het middelpunt van van de politieke, economische en/of culturele macht concilie: belangrijke vergadering van kerkleiders


derde stand: ongeveer 95 % van de bevolking behoort tot de derde stand. De meeste mensen werken in de landbouw en zijn arm, maar ook de rijke handelaars en ambachtslieden in de steden behoren tot de derde stand. directe oorzaak: feit / fenomeen dat een ander feit / fenomeen rechtstreeks doet ontstaan discriminatie: het ongelijk behandelen van personen bijvoorbeeld omwille van hun geslacht, ras of godsdienst

gelijktijdigheid: historische redeneerwijze: kenmerken zijn dezelfde op hetzelfde moment gesloten ruimte: kan verwijzen naar een gesloten landschap of naar een gesloten samenleving getuigenis: verklaring die men aflegt

@

gewest: gebied met een (gedeeltelijk) eigen bestuur gilde: vereniging van kooplieden en/of ambachtslieden globaal: verwijst naar de wereld

pl

aa r

Duitse Rijk: dat rijk ontstaat door de samenvoeging van Oost-Francië en enkele vorstendommen uit Midden-Francië. De Duitse koning voert ook dikwijls de (Frankische) keizerstitel. Hij houdt lange tijd de controle over zijn rijk omdat hij belangrijke ambtslenen aan geestelijken geeft. Die hebben geen erfgenamen en zo krijgt de keizer altijd zijn lenen terug.

gelaagde samenleving: samenleving waarin mensen rechten en plichten hebben naargelang de stand waartoe ze behoren; bijvoorbeeld de standensamenleving

IN

continuïteit: historische redeneerwijze: wat wezenlijk hetzelfde blijft, niet verandert

N

continentale ruimte: landinwaarts, niet gericht op zee

geestelijke: iemand die een kerkelijke wijding heeft ontvangen. Reguliere geestelijken leven volgens de kloosterregel, seculiere geestelijken leven ‘in de wereld’.

VA

continentaal: verwijst naar het werelddeel

em

duivel: de verpersoonlijking van het kwade

duur: tijdsduur; lengte in tijd gemeten, hoelang iets duurt

ex

eeuw: periode van 100 jaar

jk

epidemie: besmettelijke ziekte die zich zeer snel uitbreidt en waardoor een groot deel van de bevolking getroffen wordt

In

ki

evolutie: historische redeneerwijze: (geleidelijke) ontwikkeling in de tijd – zie ‘verandering’ fantasy: dat genre wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van onwerkelijke gebeurtenissen, verzonnen wezens en imaginaire werelden

gouwgraaf: bestuurt een gouw (een provincie) van het rijk, in opdracht van de vorst grafgift: voorwerp dat aan de overledene wordt meegegeven in het graf grondwet: de basiswet van een land. Daarin staan de rechten, plichten en vrijheden van de burgers, van de overheid en hoe het bestuur van het land is georganiseerd. Guldensporenslag: na de strijd tussen het Franse en het Vlaamse leger worden op het slagveld 500 paar gulden sporen verzameld van gesneuvelde ’Franse’ ridders. Pas in de 19e eeuw spreekt men daarom over de Guldensporenslag. handel: het kopen en verkopen van producten hel: de plaats waar iemand voor altijd afgescheiden is van God hemel: de plaats waar God verblijft

flagellant: middeleeuwse boetedoener die zich geselt, vaak in het openbaar

WOORDENLIJST

187


hertog: bestuurt een mark (een ‘provincie’ met een buitengrens) in opdracht van de vorst en voert het bevel over een Frankisch leger

kroondomein: het gebied dat onder de rechtstreekse heerschappij van de koning staat

(religieuze) hervorming: hervorming binnen een godsdienst

kroonvazal: rechtstreekse leenman van de vorst

IN

lakenhalle: stedelijk gebouw dat dient als opslagplaats en verkoopruimte voor o.a. lakenstoffen; wordt ook gebruikt als vergaderplaats of als rechtbank landbouw: akkerbouw en veeteelt

leefregel: regels die mee bepalen hoe je met anderen samenleeft en wat mag en niet mag leen: de leenman krijgt een leen in ruil voor trouw aan de leenheer

@

incidentele oorzaak: historische redeneerwijze: eenmalige gebeurtenis, zoals een handeling van mensen (bijvoorbeeld een moordaanslag of een demonstratie) of een natuurverschijnsel (bijvoorbeeld een misoogst, een overstroming of een epidemie); incidentele oorzaken werken op korte termijn

laken: geweven wollen stof

N

hofmeier: opzichter over een hofhouding

VA

hofhouding: iedereen die bij een machtige vorst of geestelijke leeft en dikwijls voor hem of haar werkt

Kroon-Vlaanderen: Vlaanderen ten westen van de Schelde. De Vlaamse graaf heeft dit gebied in leen van de Franse koning.

indirecte oorzaak: feit / fenomeen dat een ander feit / fenomeen onrechtstreeks doet ontstaan

aa r

industriële samenleving: de productie gebeurt met machines, veel mensen werken in de industrie in plaats van in de landbouw

leenwezen: de vorst geeft een grondleen, ambtsleen of geldleen aan zijn kroonvazallen, die in ruil trouw zweren. Het leenwezen moet de vorst helpen om zijn rijk te besturen, maar in werkelijkheid zullen de kroonvazallen al snel hun belofte van trouw vergeten; de kroonvazallen hebben zelf ook leenmannen (cf. de piramide van leenmannen).

pl

islam: godsdienst ontstaan in de 7e eeuw; De gelovigen heten moslims of islamieten.

em

Karolingers: dynastie van Frankische koningen die regeert van de 8e tot de 10e eeuw. Karel de Grote is de belangrijkste van die koningen.

ex

kathedraal: kerk van een bisschop

jk

keure: 1. reglement van een ambachtsgilde; 2. stadsrechten die de landvorst aan de stad verleent

In

ki

Klein-Azië: schiereiland in het uiterste westen van Azië; deel van het huidige Turkije klooster: gebouw of gemeenschap van mensen die hun leven aan God wijden kritisch: onafhankelijk van anderen, op een wetenschappelijke manier denkend en oordelend kroniek: middeleeuws chronologisch verslag van belangrijke gebeurtenissen

188

WOORDENLIJST

lekenbroeder: kloosterling die geen wijding kreeg en minder verplichtingen heeft dan de monniken lokaal: verwijst naar het plaatselijke (wijk, gemeente, stad …) manuscript: letterlijk: handschrift; geschreven (en dus niet gedrukte of getypte) tekst maritieme ruimte: aan of op zee markgraaf: bestuurt een mark (een provincie met een buitengrens) in opdracht van de vorst en voert het bevel over een Frankisch leger Merovingers: dynastie van Frankische koningen die regeert van de 5e tot de 8e eeuw. Chlodovech is de belangrijkste van die koningen.


migratie: het verplaatsen van een groep van de ene plaats naar de andere, met het doel in die nieuwe streek te gaan leven millennium: periode van 1 000 jaar

periferie: 1. aan de rand van een gebied; 2. aan de rand van de politieke, economische en/of culturele macht (die ze moeten ondergaan) periode: bepaalde tijdsduur die duidelijk of minder duidelijk is afgebakend perspectief: historische redeneerwijze: standpunt waaruit iemand naar iets kijkt; beïnvloed door de standplaatsgebondenheid

poorter: iemand die het recht heeft om binnen de muren van een stad te wonen

N

miniatuur: afbeelding bij middeleeuwse handschriften, als versiering van een letter of van de tekst

open ruimte: kan verwijzen naar een open landschap of naar een open samenleving

IN

metten: gebeden ’s nachts of in de vroege ochtend. De ‘Brugse metten’ verwijzen dus naar een gebeurtenis op een zeer vroeg tijdstip.

monarchie: bestuursvorm waarbij één persoon de macht heeft, dikwijls een koninkrijk

primaire bron: bron gemaakt door iemand die rechtstreeks betrokken is, bijvoorbeeld een ooggetuige

@

mondelinge traditie: het mondeling doorgeven van verhalen, van generatie op generatie

preek: toelichting op de Bijbelverhalen die gelezen worden tijdens de mis

VA

mis: ook eucharistie genoemd, een van de zeven sacramenten in de katholieke Kerk

psalm: lied uit het Bijbelboek ‘Psalmen’ reconstructie: re (her) / constructie (bouw): iets dat nagebouwd, nagetekend of nagespeeld is; het verleden dat op basis van bronnen wordt verteld

aa r

monnik: iemand die een teruggetrokken leven leidt binnen een klooster moslim: aanhanger van de islam

motief: reden die tot een handeling aanzet, drijfveer

em

pl

mythe: verhaal dat veel mensen kennen, maar dat niet werkelijk is gebeurd nationaal: verwijst naar de staat of het land

ex

nijverheid: het geheel van de ambachtelijke productie van gebruiks- en luxevoorwerpen nis: uitsparing of holte in een muur

In

ki

jk

onbedoelde gevolgen: historische redeneerwijze: de gevolgen zijn niet met opzet veroorzaakt ongelijkheid: personen en/of groepen zijn niet gelijk. Afhankelijk van de ruimte en de tijd gaat het over ongelijkheid op het vlak van rechten/plichten, bezit, politieke inspraak. ongelijktijdigheid: historische redeneerwijze: kenmerken zijn verschillend op hetzelfde moment oorzaak: historische redeneerwijze: feit / fenomeen dat een ander feit / fenomeen doet ontstaan

regionaal: verwijst naar de regio (streek, provincie, gewest …) relikwieën of relieken: vereerde lichaamsdelen, kleren of gebruiksvoorwerpen van heiligen of beroemde mensen revolutie: historische redeneerwijze: de veranderingen gebeuren snel Rijks-Vlaanderen: Vlaanderen ten oosten van de Schelde, de Vlaamse graaf heeft dat gebied in leen van de Duitse Keizer. Het gebied is een deeltje van het Heilige Roomse Rijk. rurale ruimte: het platteland rurale samenleving: de meerderheid van de bevolking leeft van de landbouw sacrament: bepaalde godsdienstige handeling in de katholieke Kerk Saracenen: oude naam voor moslims

WOORDENLIJST

189


toeval: historische redeneerwijze: iets dat plaatsvindt zonder bedoeling

schepenen: in de middeleeuwen in de eerste plaats zij die rechtspreken; meestal terzelfdertijd ook bestuurders van de stad

verandering: historische redeneerwijze: iets wat op een bepaald moment wijzigt, meestal minder geleidelijk

schip: middenbeuk van een kerk

vazalliteit: systeem waarbij een gewone man (de vazal) trouw zweert aan een rijke heer, de vazal krijgt in ruil voor zijn diensten bescherming en levensonderhoud

schisma: scheuring binnen de Kerk secundaire bron: bron gemaakt door iemand die niet rechtstreeks betrokken is; vaak in een andere tijd

IN

scheepsgraf: de overledene wordt begraven in een schip dat wordt bedekt met aarde

standplaatsgebondenheid: tijd, ruimte, maatschappelijke positie en persoonskenmerken beïnvloeden de blik op (historische) gebeurtenissen

Verenigde Naties: internationale organisatie waarvan bijna alle landen lid zijn. Zij werken samen op het vlak van vrede en veiligheid, de mensenrechten, welvaart en welzijn.

staten: standenvertegenwoordiging, elk graafschap of elk hertogdom had zijn eigen ‘staten’ met vertegenwoordigers van de drie standen, bijvoorbeeld de staten van Vlaanderen

vesting: burcht of versterkte stad

Staten-Generaal: vergadering met vertegenwoordigers van alle Bourgondische staten, opgericht door Filips de Goede

welvaart: het economisch goed hebben, voldoende financiële middelen hebben om in je behoeften te voorzien: voldoende voedsel, kleding, een leefbare woning; ook toegang tot goede gezondheidszorg en onderwijs

@

VA

N

stand: sociale klasse; in de middeleeuwen en vroegmoderne tijd is de bevolking verdeeld in drie standen: de geestelijken, de adel en de derde stand.

verbanning: de veroordeelde krijgt voor een bepaalde periode geen toegang meer tot een bepaald gebied. In de middeleeuwen en vroegmoderne tijd is dat een zware straf omdat de getroffene wordt afgesneden van familie, vrienden en broodwinning.

em

pl

aa r

vicieuze cirkel: probleem waar men niet meer uitgeraakt

stedelijke ruimte: de stad

jk

ex

stedelijke samenleving: de samenleving in de steden, met handel en nijverheid. Tot ca. 1800 blijven de steden een onderdeel van de agrarische samenleving.

In

ki

stereotiep: veralgemeend beeld, dat door veel mensen wordt gebruikt structurele oorzaak: historische redeneerwijze: dieperliggend kenmerk van een samenleving. Structurele oorzaken werken op lange termijn. tijdrekening: manier om de tijd voor te stellen vanaf een bepaald vertrekpunt

190

WOORDENLIJST

voetvolk: soldaten te voet

welzijn: zich mentaal goed voelen, voldoende sociale contacten en ondersteuning hebben om je goed te voelen, gelukkig te zijn westers: West-Europees (vandaag vallen ook Noord-Amerika, Australië en Nieuw-Zeeland onder dat begrip) wintergraan: graan zoals winterrogge en wintertarwe dat in de herfst wordt gezaaid en in de zomer wordt geoogst wraakneming: iemand straffen die jou iets heeft aangedaan


zendgraaf: controleert of de plaatselijke bestuurders de bevelen van de vorst opvolgen zomergraan: graan zoals zomerrogge, zomergerst en haver dat in de lente wordt gezaaid en in de zomer wordt geoogst zondaar: iemand die een zonde begaat

In

ki

jk

ex

em

pl

aa r

@

VA

N

IN

zonde: vrijwillige fout tegenover God en de medemens

WOORDENLIJST

191


Mijn persoonlijk woordenboek Het is best mogelijk dat er nog andere woorden in dit leerwerkboek staan die je niet begrijpt. Dan zoek je die woorden op in een woordenboek of op het internet. Vaak vind je bij een woord verschillende betekenissen. De eerste betekenis is niet noodzakelijk de juiste. Als men jou zou zeggen dat je heel geslepen bent, betekent dat niet dat je gepolijst bent, zoals in de woordverklaring staat. Dan moet je een andere betekenis kiezen. Denk dus altijd goed na en kies die betekenis die het best past in de tekst die je probeert te begrijpen.

IN

WOORDENBOEK

In

ki

jk

ex

em

pl

aa r

@

VA

N

Les

192

WOORDENLIJST


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.