“De Analecten van Confucius”, is een geschrift dat ons door zijn leerlingen is nagelaten. Het is een verhandeling over de’ kunst van het leven volgens Confucius’. Het draait bij hem om de ontwikkeling van zes deugden: mededogen, respectvolle omgang met je ouders, rechtvaardigheid, bezonnen handelen en spreken, toewijding, wederzijds respect en goede relaties tussen ouders en kinderen en tussen burgers en staat. Volgens hem zouden deze deugden de wereld een stuk vreedzamer maken. Hij zag vooral in kinderen en jonge mensen hoop voor de toekomst. Zij zijn nog niet door machtswellust en grootheidswaan aangetast. Deze jonge mensen zijn hard nodig om idealen te kunnen verwezenlijken. Het ontmoeten van de ander en in de dialoog de verbinding met die ander kunnen voelen en ervaren, staat centraal in zijn leer. Een van zijn uitspraken is “Ik heb nog nooit een mens ontmoet van wie ik niets geleerd heb”. Hij was zelf een goed voorbeeld van zijn filosofie dat een mens zich bij het zoeken naar de zin van het leven in de eerste plaats door zijn eigen ervaring moet laten leiden. Hij bood zijn diensten ook aan vorsten en heersers aan. Vanwege de faam die hij na zijn studie in zijn land verwierf als leraar, filosoof en kenner van de klassieke werken werd hij uiteindelijk benoemd tot minister van justitie. Het voorkomen van moreel verval en criminaliteit door middel van opvoeding en integer leiderschap kon hij nu aan de praktijk toetsen. Wat voor hem altijd een leidraad is geweest, is dat als je de wereld wilt verbeteren, je bij jezelf moet beginnen. Als leider moet je het voorbeeld geven, het voortouw nemen in plaats van alleen maar mooie praatjes af te steken: “Vertel het ze en ze zullen het vergeten. Laat het ze zien en ze zullen het onthouden. Laat ze meedoen en ze begrijpen het”1.
1
Hulskramer, George, Leerschool van het leven, Happinez, Naarden: Ruud Hollander, Lim Olsthoorn, jaargang 8, nummer 72010, p. 93-97