Armoede en rijkdom in spel en speelgoed Marijke Sluijter Sinterklaas tast weer diep in de buidel om alle kinderen het mooiste speelgoed te geven dat hij kan vinden. Helaas leidt al dat dure speelgoed niet vanzelfsprekend tot rijk spel. Wat is rijk spel, en welk speelgoed lokt fantasievol spel uit? Kinderen leren spelenderwijs omgaan met de wereld. Spel en speelgoed is daarom essentieel voor een gezonde ontwikkeling. Maar wie speelt? Het kind? De mate waarin het baas in zijn eigen spel kan zijn, bepaalt in hoeverre het kind een actieve, creatieve houding aanneemt. Dat we actieve, creatieve mensen hard nodig hebben is in een wereld waar nog heel veel vraagstukken moeten worden opgelost geen vraag, maar vanzelfsprekend. Er zit een jongetje van een jaar of vijf op de grond. Volgens zijn moeder zit hij te spelen. Ik ben op bezoek om te kijken hoe hij speelt, want er zijn problemen op school. Hij weet niet hoe hij moet spelen. Hij is onhandig, zowel motorisch als sociaal. Thuis lijken alle voorwaarden om te kunnen spelen aanwezig: een huis met een tuin, bergen speelgoed, het kind mag met het speelgoed in de kamer spelen en moeder klaagt niet over de rommel. Wat is er dan mis? Ik kijk naar het jongetje: hij zit midden tussen zijn speelgoed en pakt een apparaatje op. Hij drukt op een knop en beweegt een hendel: een helikopter aan een stang begint met een onaangenaam geluid rondjes te draaien. Met één beweging van zijn wijsvinger zet hij een treintje in beweging. Zonder dat hij er naar kijkt blijft die rondrijden, samen met de helikopter. Nu laat hij mij trots zijn op afstand bestuurbare auto zien. In kort tempo volgen nog een beertje dat je kunt opwinden, een autootje met een vliegwiel en divers rijdbaar spul met batterijen. Intussen moet hij al het moois manhaftig verdedigen tegen zijn kleine broertje die alles wat beweegt wil pakken. Moeder moedigt hem daarin aan: laat je kleine broertje er niet aankomen dan kan hij zich bezeren ... intussen maakt het jongetje zich meer zorgen over zijn speelgoed dan over zijn broertje. Een ander jongetje, een ander land, andere omstandigheden. Het jongetje speelt al dagen achtereen met zijn trein. De hele tafel is in beslag genomen door zijn spel. De moeder laat hem. Het is de enige tafel in het huis. Hij hoeft niet naar zijn kamer, die heeft hij niet. Het is de enige kamer in het huis. Het huis bestaat uit vier wanden van golfplaat en karton. Het regent al dagen. De kleine broertjes en zusjes van dit jongetje mogen meedoen. Ze moeten wel voorzichtig zijn, want de trein is kwetsbaar. Hij is van klei en hout. De wielen heeft het jongetje gemaakt van dopjes. De rails zijn van lucifers en het landschap bestaat uit huisjes, poppetjes, boompjes van allerlei materialen. Ik herken stukjes schuimplastic, lapjes, takjes, zaden van bomen. Buiten voor het huisje staat een kasteel van kroondoppen. Als het niet meer regent, wordt het hele treincomplex opgepakt en om het kasteel heen gebouwd. Als je naar de kwaliteit van het spel kijkt is die van het ‘arme’ kind beduidend veel hoger dan van het ‘rijke’ jongetje. Beide moeders geven de kinderen ruimte. Maar het speelgoed zelf
1