p.10-11 edu3-08
03-06-2008
16:11
Pagina 10
"Wil je dat je kind net zo plat wordt als het scherm?"
ICT-luwe kindertijd ‘Er was eens…’ Een verhaal begint en de ogen gaan glanzen. Hoe anders is dat met de TV. Beeldbuiskinderen kunnen alleen maar opnemen, ze hoeven niets meer zelf te vormen of te verbeelden. De oogstand wordt ‘bevroren’ en de fantasie wordt stilgezet.
“I Maurits In ’t Veld in gesprek met Adriënne Baars
nformatie- en communicatietechniek (ICT) is overal: tv, pc, mobieltjes, mp3… Het hoort inmiddels bij ons leven. Wel kun je als ouder invloed uitoefenen op de zintuigvoeding waaraan je je kind blootstelt. Maurits In ’t Veld schreef samen met Edmond Schoorel een gids voor ouders. Maurits: “We weten dat beeldschermen een uitwerking hebben op de kijker; niet alleen door de inhoud: die werking blijft vaak bewust en kun je door gesprekken of andere verhalen wel neutraliseren. Nee, zij werken ook fysiologisch, psychologisch en neurologisch, en verstoren daardoor de zintuigontwikkeling. Je kunt grofweg zeggen: hoe jonger het kind, hoe onbewuster en lichamelijker de uitwerking van beeldschermen en hoe moeilijker de schade te herstellen is. Hoe gezonder een kind opgroeit, hoe beter het later zelfstandig met ICT kan omgaan.”
Een ICT-luwe opvoeding
Lezersaanbod 'Bevroren blik' en 'Kind, beeld en scherm' ontvangen met €3 korting!? Maak voor 1 september €16 over op giro 8406474, tnv. Kamerling, Zutphen. o.v.v.: ‘Educare’ en ontvang brochure en boek thuis. Contact: www.kamerling.eu
Kinderen zijn nog ‘in ontwikkeling’ en net zoals we van een kleuter niet verwachten dat hij een auto kan besturen kunnen we ook nog niet verwachten dat hij zelf kan bepalen aan welke invloeden hij bloot wil staan. ‘Kind, beeld en scherm’ raadt TVkijken onder de drie jaar af. Voor de leeftijd vanaf drie tot tien jaar adviseert het zorgvuldig en zeer gematigd mediagebruik, waarbij meekijken niet alleen gewenst maar juist noodzakelijk is, om te weten wat ze zien, en om relativerend commentaar te kunnen geven. Ook is het van belang om hersteltijd te bevorderen, lekker even rennen, helpen in het huishouden of muziek maken, zélf iets doen. Meedoen met een moeder die brood bakt geeft een veel duidelijker signaal dan een filmpje hierover, en leert meer zintuigen dan alleen de ogen (hoe voelt het, hoe smaakt het, hoe ruikt het) een ‘lesje’. Als kinderen groter worden nemen ook de ICT-mogelijkheden toe, wat de noodzaak benadrukt om kinderen daar vooral kritisch over na te laten denken. Maurits In 't Veld: “Vanaf ongeveer tien jaar laten wij onze kinderen met film en internet kennismaken en zorgen intussen ook voor genoeg andere indruk-
[ pagina 10 ] 3/2008
e du c a r e
ken. Kinderen op de middelbare school hebben vooral nodig dat je – liefst in overleg – een weekmaximum afspreekt voor hun beeldschermtijd. Als je negatieve overtuigingen hebt (‘ICT is slecht’) verlies je wellicht het contact en ben je verder van huis. Je kind wil jouw vertrouwen wanneer het op ontdekkingstocht gaat. Om dat te kunnen geven, moet je het terrein kennen en je kind. Dat vergt meegroeien, zelfopvoeding.”
Mediawijsheid op school In 't Veld: “Op een middelbare school horen veel computers te staan. Maar pas op: goed onderwijs staat of valt met goede leraren. ICT is nuttig en hoort erbij, als bijzaak, zoals een schoolbibliotheek. De ontmoeting tussen mensen is de hoofdzaak. Toets de informatie aan andere bronnen. Zoek verschillen tussen een live concert en een gefilmd concert. Merk hoe je geneigd bent om ‘de beelden’ te geloven. Je maakt ze mediacompetent als de les zijn hoogtepunt bereikt wanneer de computer weer uitstaat. Dan evalueer je samen de winst – en dus de behulpzaamheid van het medium. Verder zou elk kind informaticales moeten krijgen, zodat ze weten hoe het ding werkt. Ze moeten dus in meerdere opzichten achter het scherm kunnen kijken.”
Het echte leven In 't Veld: “Uiteindelijk werkt voor pubers vooral het goede voorbeeld. De Amerikaanse dichter Robert Bly schreef tien jaar geleden een prachtig boek hierover: ‘De adolescentenmaatschappij’. Hij stelt dat de huidige generatie volwassenen niet meer heeft geleerd om volwassen te zijn: er is geen ‘inwijding’ meer die aangeeft dat de jeugdperiode voorbij is. De waarden van de samenleving draaien daarom om puberwaarden als vermaakt worden (zappen), indruk maken, meedoen, iemand lijken (hyves) en een mening hebben. Elke volwassene die iets kan voorleven van ‘bezonnen rijpheid’, ‘wellevende diepgang’, ik zoek maar naar woorden, moet voor veel pubers een opluchting zijn.