
2 minute read
überzeugt sagen
3 Mijn voorkeur gaat uit naar een spannende film.
4 Misschien kunnen we een echte actiefilm kiezen.
5 De filmpersonages in deze film worden waanzinnig goed vertolkt door topacteurs.
6 Tot gauw, dag!
B In der Deutschstunde musst du eine Präsentation über einen Film halten. Du bereitest dich schriftlich darauf vor.
Schreibe die niederländischen Sätze auf Deutsch auf.
1 Mijn film gaat over een gezin dat op vakantie gaat.
2 In het begin is er een conflict dat pas aan het einde wordt bijgelegd.
3 De hoofdpersoon is een vreemde man, die verliefd raakt op een mooie filmster.
4 Deze film gaat gegarandeerd indruk op jullie maken.
5 In deze film is de klimaatverandering een belangrijk onderwerp.
6 Kijk deze film, jullie krijgen er zeker geen spijt van.
Kontrolliere jetzt deine Antworten.
Vokabeln Weniger als 14 Sätze richtig? Lerne die Vokabeln noch einmal. Lernecke und/oder WRTS.
Redemittel Weniger als 9 Sätze richtig? Lerne die Redemittel noch einmal. Lernecke und/oder WRTS.
Lernecke
Vokabelliste 1
expres
absichtlich
zich afspelen in spielen in De film speelt zich in 2021 af. Der Film spielt im Jahr 2021. het begin der Anfang / der Beginn in het begin am Anfang / zu Beginn het einde das Ende / der Schluss aan het einde am Ende / am Schluss optreden auftreten (tritt auf –
aufgetreten)
bijvoorbeeld
zum Beispiel, beispielsweise
bekend – bekender dan – het bekendst
bekannt – bekannter als – am bekanntesten
adviseren
beraten (berät – beraten)
beroemd – beroemder dan – het beroemdst
berühmt – berühmter als – am berühmtesten
met mijn vriendengroep mit meiner Clique want denn bijna fast, beinah op tv im Fernsehen de film, de films der Film, die Filme een spannende film zien einen spannenden Film
sehen
met mijn vrienden
mit meinen Freunden
met mijn vriendinnen mit meinen Freundinnen de tegenstelling, de tegenstellingen
der Gegensatz, die Gegensätze
in tegenstelling tot mijn zus im Gegensatz zu meiner
Schwester
benieuwd zijn naar een film auf einen Film gespannt sein op internet im Internet echter jedoch, aber nauwelijks
kaum
in de bioscoop zijn im Kino sein naar de bioscoop gaan ins Kino gehen bij mij thuis bei mir zu Hause voor mij für mich volgende keer nächstes Mal de regisseur, de regisseurs der Regisseur, die
Regisseure
de acteur, de acteurs der Schauspieler, die
Schauspieler
ten slotte schließlich, zum Schluss de ster (persoon), de sterren der Star, die Stars plaatsvinden stattfinden (findet statt –
stattgefunden)
ruziemaken met
sich streiten mit
Hij maakt ruzie met zijn ouders. de scène, de scènes in de laatste scène
Er streitet sich mit seinen
Eltern. die Szene, die Szenen in der letzten Szene
op een dag desondanks verliefd worden op Zij wordt verliefd op een knappe man. in de VS wonen naar de VS reizen lelijk mooi saai opwindend zich opwinden over