56
Ruggenmerg en ruggenmergzenuwen: ruggenmerg
Ascenderende banen (A-D)
Ruggenmerg
Anterolaterale banen (A)
Tractus spinothalamicus lateralis (A1). De toevoerende, mergarme vezels van de ach terwortel (A2) (1e neuron van de sensibele baan) vertakken zich in de tractus dorsolateralis (tractus van Lissauer) en eindigen bij de cellen van de substantia gelatinosa en de achterhoorn. Hiervandaan splitsen de vezels van de tractus zich af, kruisen in de commissura alba naar de andere kant, en lopen in de zijstrengbaan omhoog naar de thalamus (2e neuron). De baan geleidt pijn- en temperatuurgevoel, extero- en proprioceptieve impulsen. Hij is somatotopisch geordend: sacrale (S) en lumbale (L) vezels liggen dorsolateraal, thoracale (Th) en cer vicale (C) vezels ventromediaal. De vezels voor pijngevoel liggen waarschijnlijk oppervlakkig, die voor temperatuurgevoel dieper. Tractus spinothalamicus ventralis (A3). De ernaartoe leidende vezels (A4) (1e neuron) splitsen zich in ascenderende en descende rende takken en eindigen bij de cellen van de achterhoorn. De vezels hiervan kruisen naar de andere zijde en stijgen in de voor streng op naar de thalamus (2e neuron). Ze geleiden grovere druk- en tastgevoelprikkels en worden met de laterale tractus samengevat als baan van de protopathische sensibiliteit (zie pag. 328). De tractus spinotectalis (A5) brengt pijn prikkelgeleidende vezels naar het dak van de middenhersenen (pupilvernauwing bij pijn). Achterstrengbanen (C, D)
Fasciculus gracilis (Goll) (C6) en fasciculus cuneatus (Burdach) (C7). De dikke, mergrijke vezels ascenderen zonder over te schakelen in de achterstrengen en blij ven daarbij aan dezelfde kant. Ze behoren bij het 1e neuron van de sensibele baan en eindigen aan de zenuwcellen (2e neuron) van de achterstrengkernen (pag. 140 B5 en B6). Ze geleiden extero- en proprioceptie ve impulsen van de epikritische sensibiliteit (exteroceptief: informaties over lokalisatie en aard van het tastgevoel, proprioceptief:
Anatomie 2012 1-168 def.indd 56
informaties over de stand van de extremi teiten en de lichaamshouding). De ach terstrengen hebben een somatotopische opbouw: de sacrale vezels liggen mediaal, de lumbale en de thoracale vezels lateraal (fasciculus gracilis). De vezels van Th3 tot C2 liggen verder lateraal en vormen de fasciculus cuneatus. De ascenderende vezels geven korte des cenderende collateralen af (C8). Ze ein digen bij de cellen van de achterhoorn en vormen gesloten bundels, in het cervicale ruggenmerg de komma van Schultze (D9), in het thoracale ruggenmerg het ovale veld van Flechsig (D10) en in het sacrale ruggen merg de triangel van Phillippe-Gombault (D11). Zijstrengbanen naar kleine hersenen (B)
Tractus spinocerebellaris dorsalis (Flech sig) (B12). De toevoerende vezels van de achterwortel (1e neuron) eindigen bij de cellen van de nucleus dorsalis (Clarke) (B13) waar de tractus (2e neuron) begint. Hij loopt langs de rand van de zijstreng van dezelfde kant naar de kleine hersenen en geleidt vooral proprioceptieve impulsen (van gewrichten, pezen, spierspoelen). Tractus spinocerebellaris ventralis (Gowers) (B14). De oorsprongscellen lig gen in de achterhoorn. Hun vezels (2e neu ron) lopen aan dezelfde zijde en gekruist aan de ventrolaterale rand van het ruggen merg naar de kleine hersenen, waarheen extero- en proprioceptieve impulsen geleid worden. De beide banen naar de kleine her senen zijn somatotopisch geleed: de sacrale vezels liggen dorsaal, de lumbale en thora cale ventraal hiervan. De tractus spino-olivaris (B15) en de tractus spino-vestibularis (B16) ontspringen in de cellen van de achterhoorn van het cervicale ruggenmerg. Ze geleiden vooral proprioceptieve impulsen naar het onderste deel van de olijf van de andere zijde en naar de vestibulaire kernen. (A-C17) Zenuwcellen in het spinale gan glion (1e neuron) (pag. 70, A7).
25-01-12 10:06