52
Ruggenmerg en ruggenmergzenuwen: ruggenmerg
Ruggenmerg
Grijze stof en propriospinaal systeem (A-E) De achterhoorn wordt gevormd door de nucleus proprius (A1), het grootste deel van deze hoorn. Deze grenst aan de nucleus dorsalis (Clarke) (A2). Dorsaal van de nucleus proprius ligt de substantia gelatinosa (Rolandi) (A3). Als afsluiting ligt daartegen als een kapje de substantia spongiosa (A4). De achterhoorn wordt van het oppervlak van het ruggenmerg gescheiden door de tractus dorsolateralis (Lissauer) (A5). Tussen voor- en achterhoorn ligt de substantia intermedia (A6) en lateraal hiervan de zijhoorn, (cornu laterale) (A7). Tussen achter- en zijhoorn is de grens tus sen witte en grijze stof vervaagd (formatio reticularis) (A8). In de voorhoorn zijn de motorische neuro nen in bepaalde kerngroepen gerangschikt: mediale kerngroep: – nucleus ventromedialis (A9) – nucleus dorsomedialis (A10) laterale kerngroep: – nucleus ventrolateralis (A11) – nucleus dorsolateralis (A12) – nucleus retrodorsolateralis (A13) centrale groep in het halsruggenmerg: – nucleus phrenicus – nucleus accessorius De voorhoorn heeft, b.v. in het cervicale merg (B), een met de lichaamstopogra fie corresponderende somatotopische opbouw, waarbij de cellen van de mediale kerngroepen de nek- en rugmusculatuur, de intercostale en de abdominale musculatuur (B14) verzorgen. De cellen van de nucleus ventrolateralis verzorgen de spieren van schoudergordel en bovenarm (B15), de cellen van de nucleus dorsolateralis de musculatuur van onderarm en hand (B16). De nucleus retrodorsolateralis ten slotte bevat zeer grote motorische elementen die de kleine vingerspieren (B17) verzorgen.
buigmusculatuur (B20). De somatotopi sche opbouw ligt niet in hetzelfde vlak als dat van de voorhoorn, maar is verdeeld over een bepaalde hoogte en wel zo, dat cellen voor de schoudergordel in een hoger vlak liggen, daaronder die voor de boven arm en op een dieper gelegen vlak die voor onderarm en hand. In het schema (C) is dit aangegeven voor de gehele lichaamsmus culatuur. Voor het tot stand komen van een georden de beweging moeten bij contractie van een spiergroep gelijktijdig de erbij behorende antagonisten verslappen. Dit wordt bereikt door de remming van de ermee overeenko mende cellen van de voorhoorn (D). Geeft b.v. een neuron voor de strekmusculatuur (D18) een impuls door, dan wordt deze via een axoncollateraal gelijktijdig overgedra gen op remmende tussenneuronen, de cellen van Renshaw (D19). Deze remmen de neuronen van de buigspieren (D20). Het propriospinaal systeem van het ruggenmerg (E). Andere tussenneuronen zorgen voor de uitbreiding van de prikkel over meer ‘verdiepingen’, aan dezelfde of aan de tegenovergestelde zijde. Hun opstij gende en neerdalende vezels verlopen in de fasciculi proprii (E21), die direct tegen de grijze stof aanliggen (grenslaag tussen witte en grijze stof). In het algemeen dalen of stijgen deze vezels hooguit een of twee wervels. De fasciculi proprii bevatten ech ter ook lange vezels die een verbinding vormen tussen het cervicale en lumbale merg (katten, apen). Deze vezels geven stimulerende en remmende impulsen door aan motorische voorhoorncellen. Dit lijkt van belang te zijn voor de coördinatie van de voorste en achterste ledematen bij het lopen. De tractus dorsolateralis (de tractus van Lissauer) (E5) bevat voor de helft pro priospinale vezels.
In het ventrale veld van de voorhoorn lig gen de cellen voor de strekmusculatuur (B18), dorsaal daarvan de cellen voor de
Anatomie 2012 1-168 def.indd 52
25-01-12 10:06